• No results found

De Amerikaanse voorverkiezingen van 2016 in beeld : waar politici celebrities kunnen worden

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De Amerikaanse voorverkiezingen van 2016 in beeld : waar politici celebrities kunnen worden"

Copied!
36
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

De Amerikaanse voorverkiezingen

van 2016 in beeld:

Waar politici celebrities kunnen worden

Word count 7929

Datum 6 juni 2016

Auteur Lizel Goedhart (10588132) Scriptiebegeleider Jonas Lefevere

Afstudeerproject Politieke Communicatie

Studie Communicatiewetenschap

Faculteit Faculteit der Maatschappij- en Gedragswetenschappen (FMG) Universiteit Universiteit van Amsterdam

(2)

SAMENVATTING

Dit onderzoek bracht de mate van privatisering op Amerikaanse televisiezenders tijdens de voorverkiezingen van 2016 in kaart. Televisie, een medium dat

tegenwoordig als traditioneel beschouwd wordt, is volgens veel onderzoekers de motor achter privatisering. Dit medium is een platform waar politici humaner kunnen worden en misschien zelfs een celebritystatus kunnen afdwingen. Uit eerder

onderzoek blijkt dat dit een manier is om meer stemmen te halen. De

nieuwsuitzendingen zijn dus belangrijk voor potentiële presidentskandidaten. Van familie op het podium tijdens toespraken tot aan het uitlichten van je geloof: de voorverkiezingsstrijd speelt ook bij de partijdige nieuwszenders. Uit dit onderzoek blijkt onder andere dat Fox News het meest privatiseert en – tegen de verwachting in – vooral bij democratische presidentskandidaten, terwijl ABC en CBS meer

(3)

INLEIDING

“Thanks to the success so many black Americans have realized so far, the

dreams of my daughters can be bolder and brighter than the dreams of their parents, their grandparents or any forebears1,” is wat Barack Obama zei in een speech

voordat de voorverkiezingen in 2008 van start gingen (Baodong, 2010, p. 68). Zijn eigen huidskleur zou een belangrijke rol gaan spelen in de internationale media. Tot 2008 heeft Amerika immers nooit eerder een Afro-Amerikaanse president gekozen. Naast zijn eigen huidskleur, refereerde hij in bovenstaande quote aan de huidskleur van zijn dochters en verdere familie. In één quote zijn dit al twee persoonlijke kenmerken die Obama inzette in de strijd om officieel de Democratische

presidentskandidaat te worden, een noodzakelijke stap om uiteindelijk de president van Amerika te worden. Behalve dat Obama zelf persoonlijke kenmerken

benadrukte, werd dit ook gedaan door veel verschillende media, onder andere over – inderdaad – zijn huidskleur. Maar niet alleen zijn demografische kenmerken werden onder de loep genomen. Ook over zijn jeugd op Hawaï, zijn liefde voor basketbal en het leven van zijn vrouw Michelle Obama werd geschreven. Toen zijn oma overleed, was dit zelfs voorpaginanieuws. Al deze persoonlijke informatie over Obama is een voorbeeld van hoe het proces personalisatie de focus van politiek verandert van onderwerpen naar personen en van partijen naar politici (Adam & Maier, 2010; Kriesi, 2011). Hoewel verkiezingen vroeger vooral zouden gaan over de politieke competenties van politici als Obama, lijkt een politicus door alle persoonlijke informatie en de volgzame paparazzi steeds meer te transformeren naar een

celebrity. Deze toenemende mate van nadruk op het privéleven is een onderdeel van personalisering en wordt privatisering genoemd (Holtz-Bacha, Langer, & Merkle, 2014).

Inmiddels is Obama aan zijn achtste ofwel laatste jaar als president bezig, terwijl Hillary Clinton, die tegen Obama streed in de voorverkiezingen van 2008, bij de voorverkiezingen van 2016 in de running is als officiële democratische

presidentskandidaat. Door haar vorige kandidaatschap, ervaring als First Lady en relatie met voormalig president Bill Clinton, is ze in ieder geval volop in de media terug te vinden. Hoewel haar (mogelijke) opponenten voor de algemene verkiezingen ook niet uit het nieuws blijven. Die mediaberichtgeving is heel belangrijk tijdens de verkiezingen. Immers, hoe zichtbaarder politici zijn, hoe meer stemmen deze politici halen (Hopmann, Vliegenthart, De Vreese, & Albæk, 2010). De kunst is echter om zo

1 Vertaling: “Dankzij het succes dat zoveel Afro-Amerikanen tot nu toe gerealiseerd hebben, kunnen de

dromen van mijn dochters groter en mooier zijn dan de dromen van hun ouders, grootouders en elk andere voorouder.”

(4)

positief mogelijk in het nieuws te komen, al dan niet met persoonlijke informatie (Takens, Kleinnijenhuis, Van Hoof, & Van Atteveldt, 2015). Hoe en hoeveel die persoonlijke informatie over presidentskandidaten in nieuwsuitzendingen tot uiting komt, is een vraag waar nog geen eenduidige antwoorden op te vinden zijn.

Daarom staan in dit onderzoek de voorverkiezingen in de VS van 2016 centraal. Aangezien mediaexperts en communicatiewetenschappers vaak beweren dat de media, en dan vooral de televisie, achter het proces van personalisatie van het stemgedrag zitten (Pfetsch, 1996; Elmelund-Præstekær & Hopmann, 2012), worden Amerikaanse televisiezenders met elkaar vergeleken. In die vergelijking staat privatisering centraal. Zoals eerder al aangegeven is, is privatisering de mate en de aard van de aandacht die besteed wordt aan de persoonlijke karakteristieken en het privéleven van politici (Holtz-Bacha, 2004; Rahat & Sheafer, 2007). Er is gefocust op privatisering, omdat personalisering een te breed begrip is om tot eenduidige

onderzoeksresultaten te komen.

Het resultaat van dit onderzoek kan zorgen voor meer inzicht in privatisering op televisie tijden voorverkiezingen. De onderzoeksvraag luidt als volgt: In hoeverre

is er een verschil in privatisering tussen Amerikaanse televisiezenders op tv gedurende de voorverkiezingen in de VS van 2016?

Personalisering in het nieuws is een belangrijk onderdeel van de literatuur, omdat dit proces stemmers beïnvloedt (Baum & Jamison, 2006; Lenz & Lawson, 2011;

Takens, et al., 2015). Niet alleen de mate van zichtbaarheid in het nieuws, maar ook de toon waarin de presidentskandidaat in het nieuws komt, heeft invloed op het stemgedrag (Hopmann, et al., 2010). Er is dan ook veel onderzoek gedaan naar personalisering, maar deze onderzoeken waren vooral longitudinaal (bijv. Rahat & Sheafer, 2007; Takens, et al., 2015) of comparatief tussen landen (bijv. Kriesi, 2011; Holtz-Bacha, Langer, & Merkle, 2014). Niet eerder is er een comparatief onderzoek gedaan naar de mate van personalisering – specifiek privatisering – tussen

televisiezenders, terwijl eerder onderzoek juist aangeeft dat televisie een steeds belangrijkere rol speelt in de politieke communicatie (Pfetsch, 1996; Lenz & Lawson, 2011; Kriesi, 2011; Elmelund-Præstekær & Hopmann, 2012; Van Aelst, Sheafer, & Stanyer, 2012). Bovendien zijn er meerdere onderzoeken die aangeven dat ook de televisiezenders systematische voorkeuren hebben voor een bepaalde partij (Iyengar & Hahn, 2009; Stroud, 2010; Prior, 2013). Net als de mate van privatisering (Lenz & Lawson, 2011) heeft ook deze partijdigheid van televisiezenders invloed op het stemgedrag van burgers (Dilliplane, 2011).

(5)

Naast dat er geen comparatief onderzoek is gedaan tussen televisiezenders en de mate van privatisering, is de mate van privatisering bij voorverkiezingen in Amerika nauwelijks onderzocht. Terwijl deze verkiezingsstrijd juist interessant is. Er doen meer kandidaten mee dan bij de algemene verkiezingen en wie de

voorverkiezingen niet wint, mag niet meedoen aan de algemene presidentsverkiezingen. Om de bovenhand te kunnen nemen om deze

voorverkiezingen te doorstaan, gooien de kandidaten alles in de strijd. Privatisering zou een van deze aspecten kunnen zijn die van een belangrijke invloed kan zijn. Echter, bijvoorbeeld het onderzoek van Langer (2010) naar de mate van privatisering rondom de Eerste ministers van het Verenigd Koninkrijk, gaat om de daadwerkelijke gekozen Eerste ministers, maar geeft geen resultaten over de kandidaten die de verkiezingsstrijd niet hebben gewonnen. Dit huidige onderzoek biedt de mogelijkheid om die gaten in de literatuur op te vullen.

THEORETISCH KADER

Doordat onderzoekers verschillende definities hebben voor personalisering en privatisering, kan gesuggereerd worden dat dit complexe begrippen zijn. Van Santen en Van Zoonen (2009) zien privatisering bijvoorbeeld als toegenomen

media-aandacht op het privéleven van een politicus, terwijl Kriesi (2011) privatisering ziet als de focus op niet-politieke karaktereigenschappen. Waar onderzoekers het wel over eens zijn, is dat de tegenstrijdige resultaten omtrent personalisering verklaard kunnen worden doordat het begrip te breed is (Van Aelst, et al., 2012). Vandaar dat dit onderzoek zich focust op privatisering, wat een onderdeel van personalisering is. Om privatisering goed te begrijpen, is het echter belangrijk om ook personalisering te begrijpen. Personalisering kan pas goed begrepen worden door eerst haar

belangrijkste oorzaak te bestuderen: de mediatisering van de politiek.

Mediatisering van de politiek

Mediatisering van de politiek houdt het proces in waarbij de media de politiek hebben beïnvloed (Driessens, Raeymaeckers, Verstraeten, & Vandenbussche, 2010). Dit proces gaat hand in hand met de veranderingen in de communicatie vanuit de media en hun ontwikkeling, zoals de komst van televisie. De politiek is tegenwoordig in toenemende mate gemedieerd: de media zijn steeds belangrijker geworden, waardoor ze een centrale schakel tussen publiek en politiek zijn geworden (Schulz, 2004).

Net als Strömbäck (2008), benadrukt Esser (2013) de rol van het continuüm tussen medialogica en politieke logica. De mate van mediatisering kan onder andere

(6)

bepaalt worden door de mate van politieke logica ten opzichte van de medialogica (Strömbäck, 2008; Esser, 2013). Hoe meer de mate van medialogica toeneemt, hoe groter de onafhankelijkheid van de journalist en hoe meer journalisten het publieke debat kunnen beïnvloeden (Mazzoleni, 1987). Journalisten zijn dominanter dan bij politieke logica. Volgens veel onderzoekers heeft er een verschuiving van politieke logica naar medialogica plaatsgevonden, waardoor politici minder controle hebben over hoe ze in het nieuws komen (Driessens et al., 2010). Cruciaal hierbij is dat de aard van berichtgeving van beschrijvend en inhoudelijk bij politieke logica is

veranderd naar interpretatief en personalistisch bij medialogica (Adriaansen & Van Praag, 2010). Mede door het personalistische aspect van medialogica, koppelen Takens, Van Atteveldt, Van Hoof, & Kleinnijenhuis (2013) het proces personalisering aan mediatisering. De manier waarop een politicus in het nieuws komt, is immers een belangrijk aspect bij personalisering.

Van personalisering naar privatisering

Personalisering, in de breedste zin van het woord, is een proces waarbij de focus in de media steeds meer op de individuele politici gericht is (Karvonen, 2010). Echter, over dit proces bestaat weinig consensus onder onderzoekers. Een reden hiervoor is dat er nauwelijks scherpe definities van personalisering zijn te vinden (Rahat & Sheafer, 2007; Van Santen & Van Zoonen, 2009; Kriesi, 2011). Door die afwijkende definities is het niet gek dat uit het ene onderzoek blijkt dat personalisering een trend is (Wattenberg, 1998), terwijl het andere onderzoek deze trend niet kan bevestigen (Sigelman & Bullock, 1991; Kriesi, 2011). Waar Karvonen (2010) de definitie van personalisering breed laat, splitsen verschillende onderzoekers personalisering op in individualisering en privatisering (bijv. Adam, & Maier, 2010; Kriesi, 2011; Van Aelst et al., 2012). Volgens Kriesi (2011) houdt individualisering in dat de nadruk meer ligt op kandidaten en politici dan op de partijen en instituties die ze vertegenwoordigen. Hij omschrijft privatisering als een verandering in de evaluatie van politici, waarbij de focus verschuift van hun politieke competentie en prestatie naar niet-politieke

karaktereigenschappen. Van Aelst et al. (2012) definiëren individualisering en privatisering nagenoeg hetzelfde. Een verschil met Kriesi (2011) is dat Van Aelst et al. (2012), naast de focus op niet-politieke karaktereigenschappen, ook de focus op het privéleven van de politici als privatisering zien.

Een aantal onderzoekers definiëren personalisering nog specifieker. Van Santen en Van Zoonen (2009) hebben net als Driessens et al. (2010) personalisering opgedeeld in zeven verschillende aspecten. Binnen deze aspecten van

(7)

op politieke leiders ten koste van partijen en een focus op de individuele competentie van politici. Daarentegen heeft privatisering dezelfde betekenis die Van Aelst et al. (2012) aan dit proces toekennen, namelijk een toegenomen media-aandacht voor het privéleven van politici.

Rahat en Sheafer (2007) gebruiken andere vormen om personalisering te definiëren. Zij spreken van institutionele personalisering, mediapersonalisering en gedragspersonalisering. Het begrip privatisering valt onder mediapersonalisering (Rahat & Sheafer, 2007). Mediaprivatisering omschrijven zij als een mediafocus op de persoonlijke karakteristieken en het persoonlijke leven van de individuele kandidaten. Deze definitie van privatisering komt onder andere overeen met Van Aelst et al. (2012) en Holtz-Bacha et al. (2014).

Hoewel de ene onderzoeker onder privatisering alleen de niet-politieke karaktereigenschappen verstaat (Kriesi, 2011), terwijl de andere onderzoekers privatisering zien als een toenemende focus op het privéleven van politici (Van Santen & Van Zoonen, 2009; Driesens et al. 2010), wordt in dit onderzoek de combinatie van deze twee definities gemaakt. Privatisering wordt gezien als de toenemende focus op niet-politieke karaktereigenschappen en het privéleven van de politicus (Rahat & Sheafer, 2007; Van Aelst et al., 2012; Holtz-Bacha et al., 2014).

Privatisering op televisie

In veel onderzoeken naar personalisering en privatisering wordt de invloed van televisie aangehaald (bijv. Rahat & Sheafer, 2007). Veel onderzoekers zijn het erover eens dat door de komst van de televisie de mate van personalisering in een stroomversnelling is geraakt (Baum & Jamison, 2006; Hopmann et al., 2010; Lenz & Lawson, 2011; Elmelund-Præstekær & Hopmann, 2012; Holtz-Bacha et al., 2014). Die stroomversnelling komt onder andere doordat de gezichten, stemmen en het gedrag van de kandidaten tegenwoordig regelmatig in de huiskamer van de burgers te zien en horen zijn (Campus, 2010). Televisie focust, nog meer dan printmedia, op individuen en hun persoonlijkheden (Karvonen, 2010). Zoals Hart (1992, p. 34) in zijn boek goed verwoordt: “…television turns faces into arguments” 2. Voor politici is hun individuele verschijning als persoon dus steeds belangrijker geworden. Zeker aangezien (vooral minder politiek geëngageerde) mensen hun stem bepalen op basis van verschijning (Baum & Jamison, 2006; Lenz & Lawson). Het eerste doel van een potentiële politieke leider is om zijn imago zo goed mogelijk neer te zetten op televisie (Newman, 1999, p. 88; Campus, 2010).

(8)

Een manier om je imago te verbeteren, is het gebruik van privatisering (Campus, 2010). Door te focussen op je persoonlijke leven, in plaats van enkel politieke feiten, worden presidentskandidaten menselijker. De privélevens van politieke leiders worden dan ook in toenemende mate gezien als een manier om een persoonlijke identiteit te construeren (Campus, 2010). Politici worden “herkenbare performers, maar ook intieme vreemde” (Stanyer, 2007, p. 72), zoals burgers politici vaak nooit ontmoet hebben, maar een band krijgen doordat ze persoonlijke

informatie van hen weten. Wat dat betreft zou er gesuggereerd kunnen worden dat sommige politici door privatisering een celebritystatus hebben gekregen (Van Zoonen, 2006; Campus, 2010). Een belangrijk aspect van Obama’s populariteit is bijvoorbeeld zijn vrouw. Iedereen in de VS kent Michelle Obama, de vrouw van Obama. Tijdens de voorverkiezingen van 2008 stond zij op het podium naast hem en inmiddels zijn er zelfs boeken over haar verschenen. Dit is een voorbeeld van een familielid van een politieke leider die een nationaal icoon is geworden, wat steeds vaker gebeurt (Stanyer, 2007, p. 74; Campus, 2010). Verder weten veel mensen dat Obama een basketballiefhebber is. Hij gaat naar wedstrijden en wordt daar

veelvuldig gefotografeerd. Dit is een voorbeeld van hoe Obama menselijker wordt door privatisering. Obama is bij wijze van spreken net zo fanatiek als je buurman en dat maakt hem sympathiek.

Een daaropvolgend aspect van privatisering is de invloed op het stemgedrag. Er zijn namelijk meerdere onderzoeken gedaan naar de effecten van privatisering op het stemgedrag van burgers (bijv. Baum & Jamison, 2006; Lenz & Lawson, 2011; Takens et al., 2015). Takens et al. (2015) bevestigen dat de gepersonaliseerde nieuwsberichtgeving ook zorgt voor gepersonaliseerd stemgedrag. Dat laatste wil zeggen dat kiezers meer stemmen op basis van privélevens en hoe bijvoorbeeld een politici gekleed is (Rahat & Sheafer, 2007).

Kortom, privatisering maakt politici humaner en ze zijn daardoor

aantrekkelijker om op te stemmen (Campus, 2010). Naarmate de verkiezingen naderen, wordt de nood om stemmen te halen groter bij politici. Daardoor lijkt het een goede zet te zijn om de mate van privatisering rondom de voorverkiezingen te verhogen. Immers, dat is het moment waarop de stemmen moeten worden binnen gehaald. Anderzijds is er voor de media meer plek om privatisering in de

nieuwuitzendingen toe te staan. De vraag naar politiek nieuws is immers groter, terwijl de politici zelf ook actiever zijn in een verkiezingsperiode (Van Aelst & De Swert, 2009). Tijdens de verkiezingen van 2008 was dit ook het geval: hoe meer aandacht er aan de politiek werd geschonken, hoe meer er geprivatiseerd werd (Pew Research Centre, 2007). Verder bevestigt eerder onderzoek de verwachting dat de

(9)

mate van gepersonaliseerde berichtgeving op televisie afhangt van campagne-evenementen in de politiek (Balmas, Rahat, Sheafer, & Shenhav, 2014; Takens, et al., 2015). De mediaberichtgeving is bijvoorbeeld meer gepersonaliseerd bij de eerste stemdag in Iowa tijdens de Amerikaanse voorverkiezingen dan in de maanden hiervoor. Op basis van daarvan kan de eerste hypothese worden opgesteld:

H1: Hoe korter op de verkiezingen, hoe meer er in de

nieuwsuitzendingen geprivatiseerd wordt.

Partijdige media

Waar men in Nederland het NOS Journaal als een objectieve vorm van nieuws zien doordat het van de publieke omroep is, is dit niet het geval in Amerika. In de VS is er geen publieke omroep, maar enkel commerciële zenders. Wel is er een onderscheid te maken tussen meer liberale (democratische) zenders en meer conservatieve (republikeinse) zenders (Iyengar & Hahn, 2009). Naar de effecten van deze

polarisatie binnen het medialandschap in de VS zijn meerdere onderzoeken gedaan (Baum & Groeling, 2008; Iyengar & Hahn, 2009; Stroud, 2010; Prior, 2013;

Schroeder & Stone, 2015). Echter, in deze onderzoeken speelt de mate van

privatisering geen rol. Wel kan er gesuggereerd worden dat veel media een voorkeur hebben voor een bepaalde partij, waardoor de politieke verslaggeving partijdig is (Farnsworth & Lichter, 2011). Deze media bias zou zomaar de doorslag geweest kunnen zijn voor het feit dat Obama president is geworden. Farnworth & Lichter (2011) geven aan dat Obama de meest positieve politieke verslaggeving heeft gehad sinds twintig jaar.

Als er vervolgens gekeken wordt naar de onderzoeken van Pew Research Center (2014), blijkt hoe deze zenders “gekleurd” zijn. Over ABC en CBS zijn gegevens bekend dat deze op het continuüm van liberalistisch tot conservatief de middenpositie innemen. Desondanks zijn deze zenders nog geliefder bij de liberalisten en worden beide zenders als onbetrouwbaar gezien door extreme conservatieven (Pew Research Center, 2014). In onderzoek naar de media bias in de VS – waaronder ABC, CBS en Fox – stellen onderzoekers dat er een liberale voorkeur aanwezig is bij alle zenders, op Fox na (D'Alessio & Allen, 2000; Groseclose & Milyo, 2005). Uit hetzelfde onderzoek van Pew Research Center (2014) blijkt dat Fox vertrouwd door matige en consistente conservatieven, maar veel minder door liberalisten en het gemixte publiek. Het onderzoek van Stroud (2010) bevestigt dat Fox positiever is naar republikeinse politici. Volgens Farnsworth &

(10)

Lichter (2011) zijn deze wetenschappelijke onderzoeksresultaten een verklaring voor de politieke polarisatie in de media die het Pew Research Center (2014) schetst. Doordat Fox positiever is ten opzichte van republikeinse kandidaten, wordt deze zender door Republikeinen als een betrouwbaardere nieuwszender gezien.

Aangezien de verschijning van politici invloed hebben op het stemgedrag (Lenz & Lawson, 2011), kan gesuggereerd worden dat die partijdigheid van televisiezenders van invloed kunnen zijn op de voorverkiezingen van 2016.

Daarnaast is de televisie een medium waar politici de Amerikaanse burgers effectief kan bereiken. Echter, deze burgers dienen uiteindelijk op jou als presidentskandidaat te stemmen. Dit kan door een emotionele connectie te creëeren met deze burgers (Louw, 2005, p. 179) en die emotionele connectie kan gecreëeerd worden door privatisering (Stanyer, 2007, p. 72; Campus, 2010). Gebaseerd op het

eerdergenoemde positieve effect van privatisering – je wordt humaner voor het grote publiek (Campus, 2010) en daardoor gaan mensen eerder op je stemmen (Lenz & Lawson, 2011) – kan worden gesteld dat de zenders meer privatiseren bij de presidentskandidaten van de partij die hun voorkeur geniet. Dit resulteert in de volgende drie verwachtingen:

H2a: Bij ABC World News zal de mate van privatisering

hoger zijn bij democratische presidentskandidaten ten opzichte van republikeinse presidentskandidaten.

H2b: Bij CBS Evening News zal de mate van privatisering

hoger zijn bij democratische presidentskandidaten ten opzichte van republikeinse presidentskandidaten.

H2c: Bij Fox News Sunday zal de mate van privatisering

hoger zijn bij republikeinse presidentskandidaten dan bij democratische presidentskandidaten.

METHODE

Om de verschillen in privatisering op televisie in beeld te brengen, is er een

kwantitatieve inhoudsanalyse uitgevoerd. Voor deze methode is gekozen, omdat de mate van privatisering van politici in nieuwsuitzendingen onderzocht is en dit de methode is die er het meest geschikt voor is (Riffe, Lacy, & Fico, 2014). Immers, de inhoud van deze nieuwsuitzendingen wordt geanalyseerd. Doordat de

(11)

representatiever zijn. Bovendien is deze methode in veel andere onderzoeken naar personalisering ook gebruikt (o.a. Rahat & Sheafer, 2007; Kriesi, 2011; Holtz-Bacha, Langer, & Merkle, 2014).

Amerikaanse nieuwsuitzendingen

Voor het medium televisie is gekozen, omdat dit nog steeds het medium is waar de meeste Amerikanen hun informatie over de verkiezingen vandaan halen

(Papathanassopoulos et al., 2013; Pew Research Centre, 2014; Pew Research Center, 2016). Bovendien stellen Takens, Van Atteveldt, Van Hoof, & Kleinnijenhuis (2013) dat de berichtgeving op televisie meer gepersonaliseerd is dan de

berichtgeving in kranten. Verder is er gekeken naar nieuwsuitzendingen, omdat hier de meeste informatie over de voorverkiezingen te vinden is.

De nieuwsuitzendingen die in dit onderzoek gecodeerd zijn, zijn de nieuwsuitzendingen van ABC World News, CBS Evening News en Fox News Sunday. Voor ABC World News en CBS Evening News is gekozen, omdat deze programma’s met respectievelijk 7,7 miljoen en 6,5 miljoen tot de best bekeken avondnieuwsprogramma’s van Amerika horen (Pew Research Centre, 2014). Beiden zenders worden vertrouwd door een groot gedeelte van de Amerikaanse populatie, hoewel deze zenders een liberale voorkeur hebben (Groseclose & Milyo, 2005). Hierdoor zijn ze vergelijkbaar met elkaar. Als tegenhanger van deze twee

programma’s is gekozen voor Fox News Sunday. In tegenstelling tot ABC en CBS wordt Fox juist meer vertrouwd door conservatieve Amerikanen (Pew Research Center, 2014). Hoewel uitzendingen van Fox News Sunday pas vanaf 2016 nieuwsuitzendingen beschikbaar zijn, is dit door de partijvoorkeur toch een belangrijke zender om te onderzoeken. Daarentegen duurt Fox News Sunday in vergelijking met ABC World News en CBS Evening News drie keer zo lang,

waardoor er meer items per uitzending beschikbaar zijn. Dit compenseert het feit dat er minder uitzendingen te vinden zijn. Verder waren dit drie programma’s die goed toegankelijk zijn, aangezien het niet voor alle zenders en programma’s mogelijk is om uitzendingen uit het verleden opnieuw te bekijken. Van Fox waren er bijvoorbeeld geen reguliere uitzendingen beschikbaar.

Overigens werd elke nieuwsuitzending opgedeeld in nieuwsitems. Deze nieuwsitems werden bepaald op basis van het nieuwsanker. Indien het nieuwsanker de correspondent bedankte en/of een nieuw item aankondigde, stopte het item en startte een volgend item. Vervolgens werden de items allereerst beoordeeld op basis van politieke relevantie. Het item werd als politiek relevant beoordeeld indien er (1) minimaal één actor in het item voorkwam, (2) deze actor een politieke actor was, of

(12)

als het item gaat over de (voor)verkiezingen in de VS van 2016. Een politieke actor kunnen zowel een groep (politieke partij) of personen (kandidaten) zijn. Vervolgens werden enkel items meegenomen waarin een of meerdere presidentskandidaten van 2016 meer dan twee keer genoemd werden. Presidentskandidaten moesten meer dan twee keer genoemd worden, om te voorkomen dat ze enkel als opsomming gelden. Doordat ze twee keer genoemd moesten worden, was er meer kans op politieke informatie rondom die persoon.

Samplingprocedure

De nieuwsuitzendingen zijn verkregen via de website Hulu.com. Op deze website zijn de doordeweekse uitzendingen van ABC World News en CBS Evening News in de periode november 2015 tot en met maart 2016 terug te vinden. Zo wordt zowel de voorbereiding als het begin van de voorverkiezingen van 2016 meegenomen. Van Fox News Sunday kunnen enkel de zondag uitzendingen vanaf 2016 bekeken worden, inclusief de uitzending in de week van 31 maart en begin april. Bij Fox zijn dus alle 12 uitzendingen bekeken.

Van de nieuwsuitzendingen bij ABC en CBS is een systematische steekproef getrokken door middel van een geconstrueerde week. Er is gekozen voor een geconstrueerde week, omdat de verdeling van campagneactiviteiten hierdoor in tact blijft, wat beter is voor de validiteit. Anderzijds zorgt de randomisering binnen de geconstrueerde week ervoor dat er gegeneraliseerd kan worden (Riffe, Aust, & Lacy, 1993). Voor ABC werden er uitzendingen gecodeerd in een periode van 22 weken (november 2015 tot en met maart 2016). Voor elke week zijn de zeven dagen genummerd van 1 (maandag) tot en met 7 (zondag). Vervolgens zijn er random 3 nummers geselecteerd uit die zeven dagen, waardoor elke dag evenveel kans had om geselecteerd te worden. Dit is voor zowel ABC als CBS apart gedaan. Door de randomisatie zou er bij week 1 voor ABC een donderdag, vrijdag en zaterdag geselecteerd kunnen zijn, terwijl voor CBS juist de maandag, woensdag en zondag geselecteerd zou kunnen zijn. Voor beide zenders zijn er 55 nieuwsuitzendingen bekeken.

De nieuwsuitzendingen zijn vervolgens random verdeeld over vier codeurs. Deze codeurs hebben gezamenlijk het codeboek gemaakt (zie bijlage) en waren daardoor goed op elkaar ingespeeld.

Variabelen

Zoals in het theoretisch kader al beschreven is, wordt de afhankelijke variabele

privatisering in dit onderzoek gezien als de mate waarin het privéleven en de

(13)

latente variabele te meten is gebruik gemaakt van zeven items. De items zijn

gebaseerd op de literatuur van Langer (2007, 2010) en Van Aelst et al. (2012) en zijn gemeten op actorniveau. De eerste vraag meet of de familie (1) van de kandidaat naar voren komt in het artikel. Vervolgens is er gecodeerd of het liefdesverleden (2) en de opvoeding (3) van de kandidaat in beeld is gebracht. Verder is er gekeken of er gesproken werd over het leven van de kandidaat voor zijn politieke carrière (4) en het uiterlijk van de kandidaat (5). Tenslotte is er een onderscheid gemaakt tussen of de karaktereigenschappen (6) en/of de demografische kenmerken (7) van de

kandidaat in beeld zijn gebracht. Voor al deze vragen kon er gecodeerd worden op een dichotome schaal: (0) Nee en (1) Ja. Van deze zeven items is een somschaal gemaakt die privatisering meet. De schaal heeft een bereik van 0 tot 73, waar er bij 0 geen privatisering heeft plaatsgevonden, terwijl er bij 7 alle zeven items zijn

voorgekomen.

Allereerst zijn de items gecodeerd op de naam van de nieuwsuitzending waarvan het item afkomstig is (ABC=2, CBS=3, FOX=4). Om hypothese 1 te toetsen wordt de variabele week gebruikt. Deze variabele neemt de waarde 0 (de eerste gecodeerde week) tot 23 (de laatst gecodeerde week) aan. Hierdoor kan er gekeken worden in hoeverre de periode in de voorverkiezingen van de VS van invloed is op de mate van privatisering in de nieuwsuitzendingen. Daarnaast is er voor hypothese 2 gecodeerd uit welke partij de kandidaat kwam: de democratische partij (0) of de republikeinse partij (1). Hier is een dichotome variabele van gemaakt, waardoor hier ook op intervalniveau mee gerekend kan worden.

Verder is er gekeken naar de lengte van het item in secondes waarin politiek nieuws werd behandeld. Op basis daarvan kan vergeleken worden in hoeverre de lengte van een item van invloed is op relaties rondom de mate van privatisering. Daarnaast is er voor hypothese 2 gekeken naar de toon ten opzichte van de

kandidaat om te controleren wat de richting van privatisering is. Immers, privatisering

kan ook in negatieve zin plaatsvinden, bijvoorbeeld indien er in een item rondom Hillary Clinton wordt verwezen naar de affaire die haar man Bill had. Een ander voorbeeld is toen Donald Trump suggereerde dat Ted Cruz geen echte christen was

3

Volgens de mokken schaal analyse zouden deze items moeten worden opgedeeld in drie schalen: Schaal 1 met familie (H=0,65), liefdesverleden (H=0,36) en opvoeding (H=0,49); schaal 2 met uiterlijk (H=0,44) en eigenschappen (H=0,44); en schaal 3 met opvoeding (H=0,57) en demografische kenmerken (H=0,57). Carrière hoorde bij geen schaal. Alle schalen waren significant (p<0,001). Waarschijnlijk is privatisering opgedeeld in drie schalen, omdat de drie schalen elk een ander aspect van privatisering meten, die niet noodzakelijk samen voorkomen. Als het over de familie van de kandidaten gaat, is er geen direct verband met de eigenschappen en het uiterlijk van de kandidaten. Daarentegen wordt de opvoeding wel weer aan familie gekoppeld. Omdat al deze items wel privatisering meten is er toch voor gekozen om van deze items een somvariabele te maken.

(14)

(Hensch, 2016). Deze variabele is cruciaal om de partijdigheid van de

nieuwsuitzendingen te controleren (D'Alessio & Allen, 2000; Groseclose & Milyo, 2005; Farnsworth & Lichter, 2011). Voor toon is er gekeken of er een overwegend negatieve (0), positieve (1) of neutrale (2) toon ten opzichte van de kandidaat in het nieuwsitem naar voren kwam. Bij een positieve toon werden bijvoorbeeld alle succesvolle resultaten geteld, maar ook de lof en complimenten die de kandidaat kreeg vielen hieronder. Indien er een negatieve toon heerste, was er sprake van tegenvallende resultaten en kritiek op de presidentskandidaat. Indien geen van beide overheersten, werd de toon als neutraal gezien. Later is hier een continuüm van gemaakt, door de waarde van negatief naar -1 te veranderen, terwijl de waarde van neutraal naar 0 en de waarde van positief naar 1 zijn veranderd.

Betrouwbaarheid

De intercodeurbetrouwbaarheid werd getoetst door alle vier codeurs twee dezelfde nieuwsuitzendingen te laten coderen, wat resulteerde in 22 items. Voor alle vragen van de afhankelijke variabele, lag de Krippendorff’s alpha boven de 0,80, behalve voor de vraag of de familie van de kandidaat in het item voorkwam (α = 0,75). Waarschijnlijk is de vraag naar het voorkomen van de familie van de kandidaat lager dan de andere vragen, omdat hier niet alleen een ja werd gecodeerd als de familie van de kandidaat genoemd werd, maar ook als de familie van de kandidaat in beeld kwam. Dit maakte dat voor deze vraag moeilijker een overeenstemming gevonden kon worden dan met de andere vragen. Desalniettemin, zal deze alsnog mee worden genomen in het onderzoek, omdat de Krippendorff’s alpha met 0,75 aangeeft dat de betrouwbaarheid goed is.

Op toon na, waren de vragen van de onafhankelijke variabelen waren alle Krippendorff’s alpha gelijk aan 1, wat betekent dat deze zeer betrouwbaar zijn. De variabele toon ten opzichte van de kandidaat met een Krippendorff’s alpha van 0,64 is minder betrouwbaar. Immers, de toon ten opzichte van de kandidaat blijft

subjectief en daardoor lastig te meten. Om die reden wordt deze alpha toch acceptabel bevonden.

RESULTATEN

In dit onderzoek is gekeken naar de verschillen tussen de Amerikaanse

televisiezenders ABC, CBS en Fox omtrent de mate van privatisering tijdens de voorverkiezingen van 2016. Hierbij is gefocust op de invloed van de periode en tijd

(15)

gedurende de voorverkiezing en in hoeverre de partijvoorkeur van de zender en de partij van de kandidaat een rol speelt.

Voorafgaand aan het uitvoeren van de statistische analyses, is er gekeken naar de beschrijvende statistieken van de items die privatisering meten in de somschaal. De 122 nieuwsuitzendingen die gecodeerd zijn, hebben geresulteerd in 296 items waar in totaal 696 politici in voorkwamen: 40% van de items waren van ABC News, 32% van CBS News en 28% van Fox News. De gemiddelde privatisering bleek 0,63 op een schaal van 0 tot 7 (SD = 0,89). Het minimum van de schaal was 0, terwijl de hoogste score privatisering 5 was. Er kan dus gesteld worden dat

privatisering niet veel in de nieuwsitems voorkwam.

Privatisering

Om meer duidelijkheid te krijgen over de zeven items los van elkaar, is onderstaande grafiek ingevoegd (figuur 1). Uit dit figuur kunnen twee conclusies getrokken worden. Enerzijds blijkt dat de presidentskandidaten in alle nieuwsuitzendingen gemiddeld het meest in verband worden gebracht met hun familie. Bij ABC en Fox was dit zelfs de meest voorkomende vorm van privatisering (respectievelijk 22%; 26%).

Daarentegen bleek voor CBS de demografische kenmerken de belangrijkste vorm van privatisering te zijn (14%). Ook in de uitzendingen van ABC en Fox kwam dit veel voor. Een reden hiervoor is onder andere dat er tijdens de voorverkiezingen veel te doen was over het geloof en het land van geboorte van Ted Cruz (Hensch, 2016). Doordat dit in meerdere uitzendingen terugkwam, ging de privatisering op basis van demografische kenmerken omhoog. Verder blijkt dat de mate van privatisering in de steekproef niet helemaal normaal verdeeld is (Skewness = 1,55 > 1; Kurtosis = 2,45 > 1), maar omdat de steekproef groot genoeg is (N=696) kunnen er toch analyses worden uitgevoerd.

(16)

FIGUUR 1: Percentages gemiddelde privatisering per item op de zenders.

Figuur 2 laat zien dat er verschillen zijn in de gemiddelde mate van privatisering op de verschillende zenders. Uit een eenwegs-variantieanalyse blijkt dat Fox en ABC gemiddeld significant meer privatiseren dan CBS. Hoewel Levene’s F-test significant is, F (2, 693) = 10,38, p < 0,001, en er dus ongelijke varianties zijn, is de ANOVA toch uitgevoerd omdat het aantal cases groot is (Peet, Namesnik, & Hox, 2012). Door dit hoge aantal is de steekproef toch representatief genoeg om hier uitspraken over te doen, hoewel er wel rekening gehouden moet worden met dat de resultaten niet betrouwbaar kunnen zijn. Uit de analyse blijkt dat er een significant klein effect is van de zender op de mate van privatisering, F (2, 695) = 7,81, p < 0,001, η2

= 0,02. Er vond meer privatisering plaats bij de kandidaten die in ABC (M = 0,66; SD = 0,92) en Fox (M = 0,79; SD = 1,01) voorkwamen, dan de kandidaten die in CBS te zien waren (M = 0,45; SD = 0,71). Omdat er sprake is van ongelijke varianties, is er gekozen om een Games Howell post-hoc meervoudige-vergelijkingstoets uit te voeren. Hieruit blijkt dat alleen CBS significant verschilde met Fox (Mverschil = 0,33, p < 0,001) en ABC (Mverschil = 0,21, p < 0,03). Dat wil zeggen dat er in de

nieuwsuitzendingen van CBS een significant lagere mate van privatisering voorkomt in vergelijking met de mate van privatisering in nieuwsuitzendingen van ABC en Fox. Daarentegen is er geen significant verschil in de mate van privatisering tussen ABC en Fox. Het is dus niet zo dat ABC significant minder privatiseert dan Fox.

22% 2% 2% 11% 2% 10% 17% 11% 0% 2% 9% 2% 8% 14% 26% 1% 3% 18% 2% 12% 18% Gemiddelde privatisering per zender

(17)

FIGUUR 2: Gemiddelde privatisering en de standaardafwijking van dit gemiddelde per zender op een schaal van 0 tot 7.

Periode binnen voorverkiezingen

Om hypothese 1 te toetsen is ten eerste een correlatie berekend tussen de mate van privatisering en de invloed van de periode binnen de campagne (het weeknummer). Uit de Pearson correlatiematrix blijkt dat er een significante correlatie is, r = 0,08, p = 0,04, tussen de mate van privatisering en het weeknummer binnen de campagne. Het verband is zwak, maar positief: naarmate de weken toenemen richting de verkiezingen, zal er meer geprivatiseerd worden. Om meer informatie te krijgen over hypothese 1 is een enkelvoudige regressieanalyse uitgevoerd op de privatiserings-schaal, om de invloed van de periode tijdens de voorverkiezingen op de mate van privatisering te analyseren. Het regressiemodel met de mate van privatisering als afhankelijke variabele en het weeknummer in de campagne als onafhankelijke variabele is significant, F (1, 695) = 4,22, p < 0,04. Het regressiemodel is dus bruikbaar om de mate van privatisering te voorspellen op basis van de periode in de campagne, hoewel de voorspelbaarheid slechts 0,6% is (R2 = 0,006). Het

weeknummer, b* = 0,08, t = 2,05, p = 0,04, 95% CI [0,00, 0,02] heeft een significant, zwak verband met privatisering. Hoewel er dus een beperkt effect is – de

voorspelbaarheid is namelijk laag – neemt de mate van privatisering toch met 0,012 toe naarmate dat er een extra week verstrijkt. Naarmate de voorverkiezingen

dichterbij komen, neemt de mate van privatisering in nieuwsuitzendingen toe. Dit is ook af te lezen uit figuur 3. Vanaf dat de voorverkiezingen beginnen, is de

gemiddelde mate van privatisering bijna altijd boven de 0,5.

0,66 0,45 0,79 0,92 0,71 1,01 ABC CBS FOX Somschaal privatisering

(18)

FIGUUR 3: Gemiddelde privatisering per week binnen de voorverkiezingen.

Om de voorspelbaarheid van het regressiemodel te verbeteren, is er een

meervoudige regressieanalyse uitgevoerd met de afhankelijke variabele privatisering en het weeknummer, de zender en lengte van het item als de onafhankelijke

variabelen, F (3, 692) = 17,51, p < 0,001. In onderstaande tabel (tabel 1) is het resultaat van de analyse af te lezen.

Coëfficiënten a Variabelen B SE B B* t (Constant) 0,57 0,13 4,23** Weken 0,00 0,01 0,03 0,66 Lengte Item 0,00 0,00 0,29 6,90** Zender -0,11 0,46 -0,10 -2,41* F 17,51** R2 0,071 Adjusted R2 0,067

Noot. * p < 0,05, ** p < 0,01, a Afhankelijke variabele: gemiddelde privatisering

TABEL 1: Multivariate regressieanalyse naar het effect van de periode binnen de voorverkiezingen, de lengte van het item en de zender op de gemiddelde

privatisering.

Aangezien het regressiemodel significant is, is ook dit model bruikbaar om de mate van privatisering te voorspellen op basis van de week in de voorverkiezingen, de zender en de lengte van het item. Terwijl de voorspelbaarheid van dit model duidelijk

0 0,5 1 1,5 2 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23

(19)

omhoog gaat naar 7,1% (R2 = 0,071), blijkt het verband tussen privatisering en het weeknummer niet meer significant, b* = 0,03, t = 0,66, p = 0,51, 95% CI [-0,01, 0,02]. Op basis daarvan kan hypothese 1 niet worden bevestigd. De gemiddelde

privatisering neemt niet significant toe naarmate de voorverkiezingen aanbreken. De lengte van het item (M = 219,65; SD = 175,02) heeft daarentegen wel een significant, middelgroot effect op de mate van privatisering, b* = 0,29, t = 6,90, p < 0,001, 95% CI [0,001, 0,002]. Ook de zender heeft een significant, middelgroot effect op de mate van privatisering, b* = -0,10, t = -2,41, p = 0,02, 95% CI [-0,20, -0,02]. Een mogelijke verklaring voor het feit dat het weeknummer in een enkelvoudige regressie wel een significant effect op de gemiddelde privatisering had, maar niet in deze multivariate regressie, is de zender Fox. In figuur 2 is af te lezen dat Fox het meest privatiseert. Zoals in de methodesectie beschreven is, zijn er pas uitzendingen gecodeerd vanaf januari 2016 (week 10). Uit figuur 3 valt af te lezen dat sinds Fox wordt meegenomen in de sample, de gemiddelde privatisering vrijwel niet lager dan 0,05 is.

Partijdige media

Voor de laatste drie hypothesen is er een algemene tweewegs-variantieanalyse uitgevoerd. De verwachting was dat zowel ABC (H2a) als CBS (H2b) meer zouden privatiseren bij democratische presidentskandidaten, terwijl Fox (H2c) meer zou privatiseren bij republikeinse presidentskandidaten. Uit deze

tweewegs-variantieanalyse is gebleken dat er een significant, klein effect is tussen de zender, F (2, 695) = 8,55, p < 0,001, η2 = 0,02, en de mate van privatisering, terwijl er geen significant effect te vinden is tussen de partij van de kandidaten en de mate van privatisering, F (1, 695) = 1,73, p = 0,18. Bovendien bleek er geen significant interactie-effect te zijn tussen de zender en de partij van de kandidaat, F (2, 695) = 1,725, p = 0,18.

Uit beschrijvende statistieken blijkt echter, dat het tegenovergestelde van wat de hypothesen stellen waar is. Zoals te zien is in figuur 4 is er bij ABC (H2a) en CBS (H2b) duidelijk meer geprivatiseerd bij de kandidaten van de Republikeinse partij (respectievelijk M = 0,70 en M = 0,52) in vergelijking met de mate van privatisering bij de democratische kandidaten (respectievelijk M = 0,61 en M = 0,47). Bovendien blijkt dat Fox (H2c) juist meer geprivatiseerd heeft bij kandidaten van de

Democratische partij (M = 0,88), terwijl verwacht werd dat er meer geprivatiseerd zou worden bij de republikeinse kandidaten (M = 0,73). Kortom, hypothesen 2a tot en met 2c kunnen niet bevestigd worden. Bovendien geeft de analyse het

(20)

FIGUUR 4: De mate van privatisering op de zenders gesplitst per partij van de kandidaten.

Een argument voor het opstellen van de hypotheses 2a tot en met 2c was dat zenders de kandidaten van de partij die het hun voorkeur genoot in een positief daglicht wilden zetten door te privatiseren. Nu blijkt dat er juist geprivatiseerd wordt bij de partij die minder hun voorkeur geniet, roept dat vragen op. Echter, als we kijken naar de toon van de items waarin de kandidaten voorkomen, blijkt dat de argumentatie van de partijdige media bij hypothese H2a t/m H2c bevestigd wordt (figuur 5). Immers, de toon van Fox is negatiever bij democratische

presidentskandidaten (M = -0,25) dan bij kandidaten van de Republikeinse partij (M = -0,15). Dit is nog duidelijker bij ABC en CBS, waar de toon bij democratische

kandidaten positief is (respectievelijk M = 0,22 en M = 0,26), terwijl dit bij

republikeinse kandidaten juist negatief is (respectievelijk M = -0,22 en M = -0,25). Om die reden is tot slot een meerwegs-variantieanalyse uitgevoerd, waarin het effect van de zender, de partij van de kandidaat en de toon op de gemiddelde privatisering geanalyseerd is. Uit deze analyse is gebleken dat er een significant, klein effect is van de toon ten opzichte van de kandidaat, F (2, 694) = 5,46, p = 0,004, η2 = 0,02, op de mate van privatisering. Ook is er een significant, klein effect te vinden van de zender op de mate van privatisering, F (2, 694) = 9,65, p < 0,001. Echter, ook in dit model is er geen significant effect van de partij van de kandidaat op de gemiddelde privatisering, F = 0,02, p = 0,61. Bovendien zijn er geen significante interactie-effecten: Toon * Partij van kandidaat, F = 0,21, p < 0,81; Toon * Zender, F = 1,55, p = 0,19; Partij van kandidaat * Zender, F = 0,70, p < 0,50, Toon * Zender * Partij van kandidaat, F = 1,04, p = 0,25.

0,61 0,37 0,88 0,7 0,52 0,73 ABC CBS FOX G emid d elde p riv atiser ing

Gemiddelde privatisering per zender per partij

(21)

FIGUUR 5: De gemiddelde toon (-1 is negatief, 0 is neutraal, 1 is positief) per partij per zender.

DISCUSSIE EN CONCLUSIE

Deze studie heeft de basis gelegd voor onderzoek naar de mate van privatisering van politici tussen nieuwsuitzendingen. Eerder is vooral veel onderzoek gedaan naar personalisering, waar privatisering een onderdeel van is. Deze onderzoeken waren voornamelijk comparatief tussen landen of kranten en/of longitudinaal over de jaren heen (o.a. Rahat & Sheafer, 2007; Kriesi, 2011; Holtz-Bacha, Langer, & Merkle, 2014). Daarentegen zijn in dit onderzoek Amerikaanse televisiezenders met elkaar vergeleken naar de mate van privatisering. Juist de televisie blijkt een heel belangrijk medium bij het proces personalisering (Pfetsch, 1996; Elmelund-Præstekær & Hopmann, 2012). Meerdere onderzoekers stellen dat door de komst van de televisie de privatisering en personalisering in een stroomversnelling zijn geraakt (Baum & Jamison, 2006; Hopmann et al., 2010; Lenz & Lawson, 2011; Elmelund-Præstekær & Hopmann, 2012; Holtz-Bacha, Langer, & Merkle, 2014). Daarnaast heeft de verschijning op televisie invloed op het stemgedrag van de burgers (Baum & Jamison, 2006; Lenz & Lawson), wat zeker niet onbelangrijk is als je in een voorverkiezingsstrijd zit. Toch is er niet veel informatie over privatisering op televisiezenders te vinden. Het doel was dan ook om dit gat in de literatuur op te vullen. De vraag die centraal stond in dit onderzoek is in hoeverre er een verschil is in privatisering tussen de Amerikaanse nieuwsuitzendingen tijdens de Amerikaanse voorverkiezingen van 2016.

Om deze vraag te beantwoorden heeft dit onderzoek zich op een aantal specifieke punten gefocust. Zo is er gekozen om privatisering te onderzoeken, omdat personalisering een te onduidelijk begrip bleek te zijn (Sigelman & Bullock, 1991;

-0,22 -0,25 -0,15 0,22 0,26 -0,25 ABC CBS FOX Gemiddelde toon

De toon van de zender t.o.v. de partij van de kandidaat

(22)

Rahat & Sheafer, 2007; Van Santen & Van Zoonen, 2009; Kriesi, 2011). De

verschillen in privatisering zijn onderzocht bij de nieuwsuitzendingen van ABC, CBS en Fox. Om de verschillen in beeld te brengen is gekeken naar de periode binnen de voorverkiezingen. Daarnaast is er aandacht besteed aan de potentiële partijdigheid van de televisiezenders, wat een mogelijke oorzaak is voor privatisering.

Op basis van dit onderzoek kan de belangrijkste conclusie getrokken worden dat er significante verschillen zijn in de mate van privatisering tussen Amerikaanse

televisiezenders. Er is onder andere gebleken dat CBS significant minder privatiseert dan ABC en Fox, terwijl Fox het meest privatiseert. Hypothese 1 ging uit van een toename van privatisering naarmate de verkiezingscampagne vorderde. In tegenstelling tot eerder onderzoek (Campus, 2010) kan deze hypothese niet

bevestigd worden. Waar de voorspelbaarheid in een enkelvoudige regressieanalyse nog significant, maar klein bleek te zijn, viel deze volledig weg toen er werd

gecontroleerd voor de lengte van het item en de zender. Een verklaring voor het wegvallen van het effect van het weeknummer op de gemiddelde privatisering, zou kunnen komen door het gat in de steekproef door Fox News. Hier zijn immers pas uitzendingen van gecodeerd vanaf januari 2016, in tegenstelling tot ABC en CBS waar al gecodeerd is vanaf november 2015. Bovendien kan het komen door de lengte van het item. Uit onderzoek van Van Aelst en De Swert (2009) blijkt dat er in een verkiezingsperiode meer hard nieuws (lees: feiten) in nieuwsuitzendingen

voorkomt, dan soft news (lees: personalisering en tabloidisering). Naarmate de items langer duren, zou er meer tijd beschikbaar kunnen zijn voor privatisering, zoals in 2008 het geval was (Pew Research Centre, 2007).

Een ander verschil in de mate van privatisering is toe te wijzen aan de partijvoorkeur van de zender. Hoewel de hypotheses H2a t/m H2c niet bevestigd werden – privatisering komt niet significant vaker voor bij republikeinse kandidaten op Fox en democratische kandidaten op ABC en CBS – blijkt dat ze wel degelijk partijdig zijn. Immers, als er wordt gekeken naar de toon in de items waarin geprivatiseerd wordt, blijkt dat CBS en ABC veel positiever zijn ten opzichte van democratische presidentskandidaten in vergelijking met republikeinse

presidentskandidaten. Als de mate van privatisering wordt vergeleken met de toon van het item, blijkt dat juist waar meer privatisering is gebruikt, de toon van het item negatiever is. Het lijkt erop dat de zenders privatisering gebruiken om de

presidentskandidaten van de andere partij in een negatief daglicht te zetten. Dit is in overeenstemming met eerder onderzoek naar partijdige media (Baum & Groeling, 2008; Prior, 2013; Schroeder & Stone, 2015). Een voorbeeld uit de

(23)

voorverkiezingsstrijd van 2016 waar dit is gebeurd, is bijvoorbeeld het conflict tussen Ted Cruz en Donald Trump over hun partner. Trump suggereerden in een tweet dat Cruz zijn vrouw minder knap is dan zijn eigen vrouw, door een niet flatterende foto van Heidi Cruz naast een mooie foto van Melania te plaatsen met als onderschrift: “Een foto zegt meer dan duizend woorden” (Logan, 2016). De vrouw van Cruz kwam immers negatief en veelvuldig in het nieuws door privatisering (bijv. Burchette, 2016; Hafner, 2016; Hopper, 2016).

Hoewel dit onderzoek een goede basis legt, zijn er enkele gebreken. Ten eerste focust het onderzoek zich op slechts één voorverkiezing. Hierdoor is het niet zeker of de resultaten van dit onderzoek ook voor andere jaren zullen gelden. Immers, elke voorverkiezing is weer anders (Holtz-Bacha et al., 2014). Waar er in 2008 meer aandacht werd besteed aan de voorverkiezingen van de Democratische partij (Pew Research Centre, 2007), bleek er nu meer aandacht te zijn voor de verkiezingsstrijd van de republikeinen (Tyndall, 2015, p. 46). Het is niet onlogisch om te denken dat er met miljonair Donald Trump, voormalig reality-televisiester, en Hillary Clinton,

voormalig First Lady, in de verkiezingsstrijd andere resultaten ontstaan. Dit kan juist van invloed op het gebied van privatisering in het nieuws, omdat zij al langer bekend zijn bij het grote publiek door hun geschiedenis (Stanyer, 2007, p. 72; Vos, 2014). Dit is een interessante kwestie voor een vervolgonderzoek. Er kan enerzijds in gegaan worden op de “extreme” politici in deze verkiezingsstrijd, terwijl er anderzijds een vergelijking kan worden gemaakt met eerdere voorverkiezingen.

Bovendien zijn er enkele beperkingen rondom Fox News Sunday. Ten eerste zijn november en december 2015 niet opgenomen in de steekproef, omdat deze niet beschikbaar waren. Voor ABC en CBS zijn uitzendingen in deze maanden wel geselecteerd. Vooral het onderzoek naar het effect van de periode binnen de

voorverkiezingen op de gemiddelde privatisering zou hierdoor beïnvloed kunnen zijn. Verder verschilt Fox News Sunday van de uitzendingen van ABC en CBS. Zowel het tijdstip (ochtend versus avond) als de lengte van de uitzending (uur versus twintig minuten) verschillen, wat kan resulteren in vertekende resultaten. Er is bijvoorbeeld een andere opzet van het programma. Bij Fox was er in elke uitzending een panel te zien, waar verschillende panelleden discussieerden over de politiek. ABC en CBS hebben hier geen plaats voor. Als vervolgonderzoek kan er beter eenzelfde nieuwsuitzending worden meegenomen, zoals ABC en CBS. Wellicht kan er dan meteen een extreem liberale zender, zoals CNN, onderzocht worden om tegenover Fox te zetten (Iyengar & Hahn, 2009). ABC en CBS worden namelijk als meer (links van) het midden beoordeeld (Pew Research Center, 2014). Door twee extremen

(24)

tegenover elkaar te zetten, zou de partijdigheid van de media nog beter getoetst kunnen worden.

Ook is er gebleken dat sommige vormen van privatisering nauwelijks voorkwamen in het onderzoek, zoals het liefdesverleden van de politicus, terwijl familie en demografische kenmerken juist veel voorkwamen (figuur 1). In een vervolgstudie zou er dus gefocust kunnen worden op het familie en vriendenaspect. Ook omdat het steeds normaler lijkt te worden dat de familie van

presidentskandidaten een rol speelt tijdens de voorverkiezingen en tijdens het presidentschap zelf (Langer, 2007; Stanyer, 2007, p. 74).

Desalniettemin is dit een uitstekende basis als eerste comparatieve onderzoek naar privatisering tussen Amerikaanse televisiezenders bij de voorverkiezingen in

Amerika. Televisieprogramma’s blijken partijdig te zijn en privatisering kan hun – en de presidentskandidaten – daarbij helpen. Het politieke spel van de voorverkiezingen begint dus al bij de glitter en glamour van de Amerikaanse nieuwsprogramma’s.

REFERENTIES

Adam, S., & Maier, M. (2010). Personalization of politicis: A critical review and agenda for research. Communication Yearbook, 34, 213-257.

Adriaansen, M., & Praag, P. van (2010). Nieuwe scheidslijnen en de turbulente relatie tussen politiek, media en burgers. In H. Dijstelbloem, D. de Hoed, J. Holtslag, & S. Schouten, Het gezicht van de publieke zaak: Openbaar bestuur onder ogen (pp. 241-272). Amsterdam: Amsterdam University Press.

Balmas, M., Rahat, G., Sheafer, T., & Shenhav, S. (2014). Two routes to

personalized politics: Centralized and decentralized personalization. Party Politics,

20(1), 37-51.

Baodong, L. (2010). The Election of Barack Obama. New York: Palgrave Macmillan. Baum, M., & Groeling, T. (2008). New media and the polarization of American political discourse. Political Communication, 25(4), 345-365.

Baum, M., & Jamison, A. (2006). The Oprah effect: How soft news helps inattentive citizens vote consistently. Journal of Politics, 68(4), 946-959.

Burchette, J. (2016, 2 april). Media. Opgehaald op 31 mei 2016, van The Wrap: http://uk.businessinsider.com/donald-trump-shared-an-unflattering-picture-of-ted-cruzs-wife-2016-3?r=US&IR=T

Campus, D. (2010). Mediatization and personalization of politics in Italy and France: The cases of Berlusconi and Sarkozy. International Journal of Press/Politics, 15(2), 219-235.

(25)

D'Alessio, D., & Allen, M. (2000). Media bias in presidential elections: A meta-analysis. Journal of Communication, 50(4), 133-156.

Dilliplane, S. (2011). All the news you want to hear: The impact of partisan news exposure on political participation. Public Opinion Quarterly, 75(2), 287-316. Driessens, O., Raeymaeckers, K., Verstraeten, H., & Vandenbussche, S. (2010). Personalization according to politicians: A practice theoretical analysis of

mediatization. Communcications, 35, 309-326.

Elmelund-Præstekær, C., & Hopmann, D. (2012). Does television personalise voting behaviour? Studying the effects of media exposure on voting for candidates or parties. Scandinavian Political Studies, 35(2), 117-140.

Esser, F. (2013). Mediatization as a challange: Media logic versus political logic. In H. Kriesi, S. Lavanex, F. Esser, J. Matthes, M. Buhlmann, & D. Bochsler, Democracy

in the Age of Globalization and Mediatization (pp. 155-176). Hampshire: Palgrave

Macmillan UK.

Farnsworth, S., & Lichter, S. (2011). The return of the honeymoon: Television news coverage of news presidents, 1981-2009. Presidential Studies Quarterly, 41(3), 590-603.

Groseclose, T., & Milyo, J. (2005). A Measure of Media Bias. The Quarterly Journal

of Economics, CXX(4), 1191-1237.

Hafner, J. (2016, 25 maart). Politics. Opgehaald op 31 mei 2016, van USA Today: http://www.usatoday.com/story/news/politics/onpolitics/2016/03/24/donald-trump-posted-photo-ted-heidi-cruz/82210692/

Hart, R. (1992). Seducing America. How television charms the modern voter. London: Sage Publications.

Hensch, M. (2016, 12 februari). Campaign. Opgehaald op 31 mei 2016, van The Hill: http://thehill.com/blogs/ballot-box/presidential-races/269238-trump-how-is-cruz-christian-when-he-lies-so-much

Holtz-Bacha, C. (2004). Germany: How the private life of politicians got into the media. Parliamentary Affairs, 57(1), 41-52.

Holtz-Bacha, C., Langer, A., & Merkle, S. (2014). The personalization of politics in comparative perspective: Campaign coverage in Germany and the United Kingdom.

European Journal of Communication, 29(2), 153-170.

Hopmann, D., Vliegenthart, R., De Vreese, C., & Albæk, E. (2010). Effects of election news coverage: How visibility and tone influence party choice. Political

Communication, 27(4), 389-405.

Hopper, J. (2016, 24 maart). Politics. Opgehaald op 31 mei 2016, van ABC News:

(26)

Iyengar, S., & Hahn, K. (2009). Red media, blue media: Evidence of ideological selectivity in media use. Journal of Communication, 59, 19-39.

Kriesi, H. (2011). Personalization of national election campaign. Party Politicians,

18(6), 825-844.

Langer, A. (2007). A historical exploration of the personalisation of politics in the print media: The British Prime Ministers (1945–1999). Parliamentary Affairs, 60(3), 371-387.

Langer, A. (2010). The politicization of private persona: Exceptional leaders or the new rule? The case of the United Kingdom and the Blair effect. International Journal

of Press/Politics, 15(1), 60-76.

Lenz, G., & Lawson, C. (2011). Looking the part: Television leads less informed citizens to vote based on candidates' appearance. American Journal of Political

Science, 55(3), 574-589.

Logan, B. (2016, 24 maart). Politics. Opgehaald op 31 mei 2016, van Business Insider: http://uk.businessinsider.com/donald-trump-shared-an-unflattering-picture-of-ted-cruzs-wife-2016-3?r=US&IR=T

Louw, E. (2005). The media and political process. Thousand Oaks, CA: Sage. Mazzoleni, G. (1987). Media logic and party logic in campaign coverage: The Italian general election of 1983. European Journal of Communication, 2(1), 81-103.

Newman, B. (1999). The mass marketing of politics. Thousands Oaks, CA: Sage. Papathanassopoulos, S., Coen, S., Curran, J., Aalberg, T., Rowe, D., Jones, P., et al. (2013). Online threat, but television is still dominant. Journalism Practice, 7(6), 690-704.

Pew Research Center. (2016, 4 februari). Journalism. Opgehaald op 20 februari, 2016, van Pew Research:

http://www.journalism.org/2016/02/04/the-2016-presidential-campaign-a-news-event-thats-hard-to-miss/

Pew Research Center. (2014, 21 november). Political polarization & media habits. Opgehaald op 6 mei 2016, van Pew Research Center:

http://www.journalism.org/2014/10/21/political-polarization-media-habits/

Pew Research Center. (2007, 29 oktober). Journalism. Opgehaald op 1 april 2016, van Pew Research Center:

http://www.journalism.org/files/legacy/The%20Early%20Campaign%20FINAL.pdf Pew Research Center. (2014, 21 oktober). Journalism. Opgehaald op 1 april 2016, van Pew Research Center: http://www.journalism.org/2014/10/21/section-1-media-sources-distinct-favorites-emerge-on-the-left-and-right/

Pew Research Center. (2014, 26 maart). State of the news media 2014. Opgehaald op 1 april 2016, van Pew Research Centre:

(27)

http://www.journalism.org/2014/03/26/state-of-the-news-media-2014-key-indicators-in-media-and-news/

Pfetsch, B. (1996). Convergence through privatization? Changing media environments and televised politics in Germany. European Journal of

Communication, 11(4), 427-451.

Prior, M. (2013). Media and political polarization. The Annual Review of Political

Science, 16, 101-127.

Rahat, G., & Sheafer, T. (2007). The personalization(s) of politics: Israel, 1949-2003.

Political Communication, 24(1), 65-80.

Riffe, D., Aust, C., & Lacy, S. (1993). The effectiveness of random consecutive day and constructed week sampling in newspaper content analysis. Journalism & Mass

Communication, 70(1), 133-139.

Riffe, D., Lacy, S., & Fico, F. (2014). Analyzing media messages. New York, NY: Taylor & Francis.

Schroeder, E., & Stone, D. (2015). Fox News and political knowledge. Journal of

Public Economics, 126, 52-63.

Schulz, W. (2004). Reconstructing mediatization as an analytical concept. European

Journal of Communication, 19(1), 87-101.

Sigelman, L., & Bullock, D. (1991). Candidates, issues, horse races, and hoopla: Presidential campaign coverage, 1888-1988. American Politics Research, 19(1), 5-32.

Stanyer, J. (2007). Modern political communication. Cambridge, UK: Polity.

Strömbäck, J. (2008). Four phases of mediatization: An analysis of the mediatization of politics. Press/Politics, 13(3), 228-246.

Stroud, N. (2010). Polarization and partisan selective exposure. Journal of

Communication, 60, 556-576.

Takens, J., Kleinnijenhuis, J., Van Hoof, A., & Van Atteveldt, W. (2015). Party leaders in the media and voting behavior: Priming rather than learning or projection.

Politicial Communication, 32(2), 249-267.

Takens, J., Van Atteveldt, W., Van Hoof, A., & Kleinnijenhuis, J. (2013). Media logic in election campaign coverage. European Journal of Communication, 0(0), 1-17. Tyndall, A. (2015, 21 december). Campaign 2016 Coverage: Annual totals for 2015. Opgehaald op 1 april 2016, van Tyndall Report:

http://tyndallreport.com/comment/20/5773/

Van Aelst, P., & De Swert, K. (2009). Politics in the news: Do campaigns matter? Comparison of political news during election periods and routine periods in Flanders (Belgium). Communications, 34, 149-168.

(28)

Van Aelst, P., Sheafer, T., & Stanyer, J. (2012). The personalization of mediated political communication: A review of concepts, operationalizations and key findings.

Journalism, 13(2), 203-220.

Van Peet, A., Namesnik, K., & Hox, J. (2012). Toegepaste statistiek: Inductieve

technieken. Groningen/Houten: Noordhoff Uitgevers.

Van Santen, R., & Van Zoonen, L. (2009). Stand van de wetenschap: Popularisering en personalisering in politieke communicatie. Tijdschrift voor

Communicatiewetenschap, 37(2), 155-176.

Van Zoonen, L. (2006). The personal, the political and the popular: A woman's guide to celebrity politics. European Journal of Cultural Studies, 9(3), 287-301.

Vos, D. (2014). Which Politicians Pass the News Gates and Why? Explaining

Inconsistencies in Research on News Coverage of Individual Politicians. International

Journal of Communication, 8, 2438-2461.

Wattenberg, M. (1998). The decline of American political parties, 1952-1996. Cambridge, MA: Harvard University Press.

(29)

BIJLAGE: CODEBOEK

NB: In onderstaand codeboek zijn enkele vragen en uitleg die niet van toepassing waren op dit onderzoek uit het codeboek gehaald. Vandaar dat de nummering geen logische volgorde meer heeft.

CODEBOEK VOORVERKIEZINGEN VS 2016

Dit codeboek is van toepassing op de analyse van Amerikaanse nieuwsuitzendingen. De gecodeerde nieuwsprogramma’s zijn ABC World News, CBS Evening News en Fox News Sunday. Er zal gecodeerd worden met het Microsoft Office programma Excel.

REGELS EN AFSPRAKEN

De algemene richtlijnen nieuwsprogramma’s zijn als volgt:

1. De registratie-eenheid is op actor-niveau. De actoren zijn in dit geval de potentiële presidentskandidaten tijdens de voorverkiezingen van 2016. De potentiële presidentskandidaten zullen in het vervolg van het codeboek enkel kandidaten (of kandidaat) genoemd worden.

2. De naam van eenzelfde kandidaat moet minstens twee keer genoemd worden in een nieuwsitem om mee te kunnen worden genomen in de analyse. De reden hiervoor is om opsommingen en korte nieuwsitems te voorkomen.

3. De registratie van presidentskandidaten per artikel of nieuwsitem stopt bij 10 presidentskandidaten.

4. De items in nieuwsuitzendingen worden bij deze analyse afgebakend door van anker tot anker te tellen. Voorbeeld: Nieuwslezer leidt onderwerp in. Er komt een correspondent in beeld. De nieuwslezer gaat het gesprek aan met de correspondent. De nieuwslezer bedankt de correspondent en begint met nieuw onderwerp. Het item duurt dan vanaf de inleiding van het onderwerp tot en met het bedanken van de correspondent.

A. ALGEMENE INFORMATIE A1. Itemnummer (α=1)

(30)

A2. Codeur 0. Sacha 1. Lizel 2. Marit 3. Charlotte A3. Datum (α=1)

De datum moet worden gecodeerd als DD/MM/JJJJ Voorbeeld: 21/01/2001. <open antwoord>

A4. Naam van het medium (α=1) 2. ABC World News

3. CBS Evening News 4. Fox News Sunday

A6. Lengte item (alleen nieuwsuitzendingen) (α=1)

De lengte van het item wordt berekend op basis van de algemene richtlijnen. De lengte reken je om in secondes. Omdat het om secondewerk zal gaan, is het de bedoeling dat we coderen per 5 secondes. Voorbeeld: Indien een item ongeveer 1 minuut en 13 seconden duurt, moet dit gecodeerd worden als 75. Indien een item 5 minuten en 1 seconde duurt, moet dit gecodeerd worden als 300. Indien het item 2 minuten en 3 seconden duurt, moet er naar boven afgerond worden, naar 125. Als het om krantenartikelen gaat, codeer je een 0.

<open antwoord>

B. RELEVANTIE

Bepaal aan de hand van de inleiding van het anker (de nieuwslezer/nieuwslezeres) of het item relevant is (lees: politiek nieuws, zie B1). Dit houdt in dat de gehele inleiding van het anker wordt bekeken. Bij twijfel wordt het gehele item bekeken. Beantwoord altijd vraag B1. Indien het item niet relevant is, stop je met coderen na beantwoording van B1. Daarentegen codeer je verder als het artikel relevant is.

B1. Betreft het artikel Amerikaans politiek nieuws? (α=1)

Bij nieuwsitems is er sprake van politiek nieuws indien er (1) minimaal één actor in het item voorkomt, (2) deze actor een politieke actor is, of als het item gaat over de (voor)verkiezingen in de VS van 2016. Een politieke actor kunnen zowel een groep

(31)

of personen zijn. Voorbeelden zijn de democratische partij, de republikeinse partij, een politicus, een senator en de president.

0. Nee 1. Ja

INDIEN HET ANTWOORD NEE IS, DAN NIET VERDER CODEREN.

B5. Wordt er gesproken over een kandidaat tijdens de voorverkiezingen? (α=1) Volgens de algemene richtlijnen, moet de kandidaat minstens twee keer met naam in het artikel/item genoemd worden.

0. Nee 1. Ja

INDIEN HET ANTWOORD NEE IS, DAN NIET VERDER CODEREN.

B6. Welke kandidaat komt in het item voor? (α=1)

De kandidaat moet minstens twee keer in het artikel/item genoemd worden (zie algemene richtlijnen). Verwijzingen naar de kandidaat zoals hij/zij worden niet meegeteld.

Voor nieuwsuitzendingen mag de kandidaat alleen worden meegenomen, als deze twee keer genoemd is, ongeacht of dat in de aankondiging is. Namen van

kandidaten visueel zichtbaar in beeld tellen niet mee.

De eerste kandidaat die voorkomt vanaf het artikel/item (titel telt niet mee) wordt als eerste actor geregistreerd, de tweede kandidaat is de tweede registratie-eenheid en zo verder. Zoals in de algemene richtlijnen te lezen is, is er een maximum van 10 registratie-eenheden per artikel of nieuwsitem.

Code Kandidaat Partij Jaar

1 Hillary Clinton DEM 2016

2 Bernie Sanders DEM 2016

3 Lawrence Lessig DEM 2016

4 Martin O’Malley DEM 2016

(32)

6 Joseph R. Biden JR DEM 2016 (not running)

7 Elizabeth Warren DEM 2016 (not running)

8 Ben Carson REP 2016

9 Ted Cruz REP 2016

10 John Kasich REP 2016

11 Marco Rubio REP 2016

12 Donald Trump REP 2016

13 Jeb Bush REP 2016

14 Chris Cristie REP 2016

15 Carly Fiorina REP 2016

16 Jim Gilmore REP 2016

17 Lindsay Graham REP 2016

18 Mike Huckabee REP 2016

VANAF NU CODEER JE PER ACTOR OP EEN APARTE REGEL VERDER.

B7. Uit welke partij komt de kandidaat? (α=1)

Zie bovenstaande informatie achter elke kandidaat. DEM betekent democratisch, terwijl REP een republikeinse kandidaat is.

0. Democraten 1. Republikeinen

B8. Is de kandidaat een man of een vrouw? (α=1) 0. Man

1. Vrouw

C. TOON

In de toon ten aanzien van presidentskandidaten wordt onderscheid gemaakt tussen een negatieve, positieve en neutrale toon. Hieronder volgt een uitleg waarmee beoordeeld kan worden of de toon in een tekst of nieuwsitem negatief, positief of neutraal is.

(33)

Er is sprake van een negatieve toon wanneer er in de tekst of het nieuwsitem gewezen wordt op negatieve/tegenvallende resultaten, politieke tegenslag of achteruitgang, wanneer er mislukkingen, schandalen en ‘foute’ acties van de kandidaat worden aangehaald en wanneer elke vorm van kritiek op de acties, resultaten en het karakter van de kandidaat wordt geuit. De kandidaat wordt in een negatief daglicht geplaatst. Wanneer de kandidaat iets negatiefs over zichzelf zegt telt dit niet als negatieve toon.

Er is onder andere sprake van een positieve toon wanneer er in de tekst of het nieuwsitem gewezen wordt op een opmars, succesvolle resultaten en overwinningen van de kandidaat en wanneer de kandidaat positief wordt geportretteerd, lof ontvangt of wordt gecomplimenteerd over zijn/haar handelen of op de persoon zelf. De

kandidaat wordt in een positief daglicht geplaatst. Wanneer de kandidaat iets positiefs over zichzelf zegt telt dit niet als positieve toon.

Indien er in de tekst of het nieuwsitem geen duidelijke positieve of negatieve toon naar voren komt ten aanzien van de presidentskandidaat wordt er in dit onderzoek uitgegaan van een neutrale toon. De kandidaat wordt niet in een positief of negatief daglicht geplaatst.

C3. Komt er een overwegend positieve of negatieve toon tegenover de kandidaat naar voren in het nieuwsitem/artikel? (α=0,64)

De toon is overwegend positief wanneer er meer positieve dan negatieve uitspraken over de kandidaat worden gedaan. Het tegenovergestelde geldt voor een negatieve toon. Indien het aantal positieve en negatieve uitspraken gelijk zijn of er geen positieve of negatieve uitspraken over de kandidaat worden gedaan moet voor de optie ‘neutraal’ worden gekozen.

0. Negatief 1. Positief 2. Neutraal D. PRIVATISERING

D1. Wordt er gesproken over het politieke leven van de kandidaat? (α=1) Met het politieke leven van de kandidaat wordt alle politiek gerelateerde aspecten van het politieke leven van die kandidaat bedoeld. Voorbeelden zijn welke partij de

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

The thermally coupled RD process is the most appealing, with the lowest energy use (1.667 MJ kg −1 EL), minimal investment cost, major energy savings (up to 54.3% lower than other

The aim of this study was to explore the influence of authentic leadership through workplace trust (conceptualised as trust in the organisation, immediate supervisor and co-workers)

breakthrough of cationic MPs of comparable size was observed  RO carried at a low permeate flux resulted in higher MPs pas- sage, particularly for small neutral hydrophilic MPs.. For

1. Categorie 2, categorie 5, framen van vraagstukken: Samsom wordt vergeleken met iemand die ons allemaal voor de gek houdt door een masker te hebben gedragen.. Persuasieve

Immers, als vragen gebaseerd zijn op informatie uit het beeldfragment, waar zowel de gespreksdeelnemers (interviewer en geïnterviewde politicus) en het studiopubliek enerzijds en

Opmerkelijk is tot slot dat uit het onderzoek is gebleken dat een aantal ondernemingen de aard van het geschil be- spreekt bij de voorwaardelijke verplichtingen terwijl er ook

experiencing a rollercoaster, regardless of whether this was in VR 6DoF or VR 3DoF, did not cause a change in participants’ score for attraction. Thus, both Hypothesis 1a and 1b

This thesis focuses on a variant of RUSS with the axioms of Church’s Thesis, Markov’s Principle and the Lesser Limited Principle of Omniscience (LLPO) with the aim of proving that