• No results found

Hoe beïnvloedt de re-integratie in de maatschappij het psychosociaal welzijn van voormalig kindsoldaten in Sierra Leone?

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Hoe beïnvloedt de re-integratie in de maatschappij het psychosociaal welzijn van voormalig kindsoldaten in Sierra Leone?"

Copied!
28
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Running head: KINDSOLDATEN SIERRA LEONE

Hoe Beïnvloedt de Re-integratie in de Maatschappij het Psychosociaal Welzijn van Voormalig Kindsoldaten in Sierra Leone?

Bachelorscriptie Pedagogische Wetenschappen

Universiteit van Amsterdam

Naam student: Sibel Özen

Studentnummer: 10754571

Docent: Ernst Mulder

Aantal woorden: 5561

(2)

KINDSOLDATEN SIERRA LEONE 2

Abstract

Dit literatuuroverzicht richt zich op de re-integratie van voormalig kindsoldaten in Sierra Leone. Er wordt gekeken welke rol de factoren stigma van gemeenschap en acceptatie door familie spelen bij het psychosociaal welzijn van voormalig kindsoldaten. Het belichten van deze factoren is van belang om vernomen kennis toe te passen op re-integratie programma’s in de toekomst. Om deze onderzoeksvraag te beantwoorden is gebruik gemaakt van

gepubliceerd literatuuronderzoek. Er komt naar voren dat stigmatisering vanuit de gemeenschap een mediërende factor is bij verschillende oorlogservaringen en het

ontwikkelen van psychosociale problemen. Daarnaast heeft acceptatie door familie invloed op het psychosociaal welzijn van voormalig kindsoldaten. Een positieve houding van familie bij terugkeer leidt tot meer psychosociaal welzijn, ontbrekende communicatie leidt tot minder psychosociaal welzijn.

(3)

KINDSOLDATEN SIERRA LEONE 3

Inhoudsopgave

Inleiding 4

Stigma vanuit de gemeenschap 9

Acceptatie door de familie 15

Conclusie en discussie 19

(4)

KINDSOLDATEN SIERRA LEONE 4

Hoe Beïnvloedt de Re-integratie in de Maatschappij het Psychosociaal Welzijn van Voormalig Kindsoldaten in Sierra Leone?

Uit recent onderzoek blijkt dat in meer dan 87 landen van de wereld minimaal 2.500.000 kinderen onder de 18 jaar actief betrokken zijn bij gewapende conflicten (Betancourt,

Borisova, De La Soudière & Williamson, 2011). De betrokkenheid van deze kinderen omvat naast het meevechten, ook werkzaamheden als kok, of boodschapper. Kindsoldaten worden soms seksueel misbruikt en gedwongen om drugs en alcohol te gebruiken (Betancourt, Simmons, Borisova, Brewer, Iweala & De La Soudière, 2008). Een aantal kinderen meldt zich zelfstandig aan bij het leger. Het merendeel wordt daarentegen gedwongen. In dit artikel wordt voor kinderen in zelfstandige of dwangmatige situatie de term ‘kindsoldaat’ gebruikt (Betancourt et al., 2008).

Tijdens de burgeroorlog in Sierra Leone (1991-2002) zijn duizenden kinderen op een van bovenstaande manieren betrokken geraakt bij het conflict tussen de ‘Revolutionary United Front (RUF) en het leger van Sierra Leone. Uit een longitudinale studie van Betancourt en collega’s (2011) komt een gemiddelde leeftijd van 10.6 naar voren. De gemiddelde tijd van betrokkenheid in een leger was 2.69 jaar. De kinderen werden tijdens hun tijd in het leger of het RUF gedwongen om familie te mishandelen, of om hun dorp te vernielen. Dit werd door het RUF of het leger onder andere gedaan om ervoor te zorgen dat het kind de gewapende groep ging zien als zijn thuis. De band tussen het kind en zijn biologische familie werd getracht te verbreken, waardoor de kinderen geen veilige plaats meer hadden om naartoe te vluchten (Betancourt, Borisova, Williams, Brennan, Whitfield, De La Soudière, Williamson, Gilman, 2010). Na het eindigen van de burgeroorlog was het van groot belang dat de voormalig kindsoldaten weer een plaats kregen in de maatschappij.

(5)

KINDSOLDATEN SIERRA LEONE 5

staat voor disarmament, demobilization and reintegration (DDR). De eerste DDR-fase na de burgeroorlog was disarmament, oftewel ontwapening. De voormalig kindsoldaten leverden hun wapens in, die vervolgens vernietigd werden. De daaropvolgende fase, demobilization (demobilisatie) betrof het afschaffen van de gewapende groepen die verantwoordelijk waren voor de oorlog (Asiedu & Berghs, 2012). Daarnaast werd in deze fase de familie van de voormalig kindsoldaten opgespoord. De kinderen werden langzaamaan voorbereid op hun terugkeer in de burgermaatschappij. De laatste fase in DDR werd door Betancourt, Agnew-Blais, Gilman, Williams en Ellis (2010) de langste en meest complexe fase genoemd: reintegration, oftewel re-integratie. De terugkeer van kindsoldaten in de maatschappij. Re-integratie programma’s in Sierra Leone bestonden onder andere uit scholing en kleine leningen (Jordans et al., 2012). Dit literatuuroverzicht richt zich op deze laatste fase, de re-integratie, van voormalig kindsoldaten in Sierra Leone.

In literatuur is veel terug te vinden over het belang van een goed verlopende psychosociale ontwikkeling tijdens de kindertijd (Erikson, 1963; Hornor, 2002; Zhang, 2015). Een van de invloedrijkste theorieën over de psychosociale ontwikkeling is de theorie van Erikson (1963). Erikson (1963) stelt dat een kind tijdens zijn ontwikkeling acht stadia doorloopt. In elk stadium wordt het individu geconfronteerd met uitdagingen en nieuwe behoeftes. Een nieuw stadium bouwt voort op de voorgaande stadia. Wanneer er in een voorgaand stadium niet voldaan is aan de behoeftes, kunnen er terugkerende problemen voorkomen tijdens een van de daaropvolgende stadia. De gemiddelde leeftijd van een kindsoldaat, 10,6 jaar, bevindt zich in het vierde stadium van Erikson (1963), genaamd ‘Industry versus Inferiority’ (vlijt versus minderwaardigheid). Dit stadium, tussen 6-11 jaar, kenmerkt zich door het belang van educatie en het ontwikkelen van kennis en vaardigheden. In het werk van Erikson (1963) wordt veel aandacht besteed aan het belang van volwassenen

(6)

KINDSOLDATEN SIERRA LEONE 6

om het kind heen. Volwassenen, voornamelijk ouders, spelen een grote rol in het waarborgen van de stadia van het kind. Het volbrengen van de stadia is van belang voor een goede

ontwikkeling van het psychosociaal welzijn.

Een kindsoldaat die geen onderwijs geniet, gescheiden is van familie en vervolgens zijn weg terug moet vinden in de maatschappij, loopt volgens de theorie van Erikson (1963) gevaar bij zijn psychosociale ontwikkeling. Deze gemankeerde ontwikkeling werkt door op het psychosociaal welzijn in het latere leven (Zhang, 2015). In voorgaande studies naar de mentale gezondheid van kinderen in oorlogsgebieden wordt voornamelijk het construct Posttraumatische stressstoornis (PTSS) gehanteerd. Deze scriptie wil met het construct ‘psychosociaal welzijn’ een bredere kijk krijgen op de mentale gezondheid van een kind. Hierbij worden sociale relaties en andere aspecten voor de kwaliteit van het leven

meegenomen (Derluyn, Vindevogel, De Haene, 2013). Onder een hoge mate van

psychosociaal welzijn wordt een lage mate van angst, depressie en vijandigheid verstaan. Daarnaast wordt onder psychosociaal welzijn een hoge mate van zelfverzekerdheid en een pro-sociale houding gerekend (Betancourt, Borisova et al., 2010). Betancourt, Borisova en collega’s (2010) stelden in een follow-up studie dat tijdens het re-integreren in de

samenleving problemen in het psychosociaal welzijn van voormalig kindsoldaten in Sierra Leone naar voren kwamen. Dit literatuuroverzicht streeft ernaar negatieve aspecten tijdens de re-integratie aan het licht te brengen.

Uit onderzoek komt naar voren dat de gemeenschap waarin het kind terugkeerde zich op een angstige manier gedroeg tegenover de voormalig kindsoldaten. De gemeenschap heeft de kinderen gestigmatiseerd. Voormalig kindsoldaten werden onder andere uitgescholden en gezien als ‘onzuiver’ (Betancourt, Borisova et al., 2010; Betancourt, McBain, Newnham & Brennan, 2014; Denov, 2012; Borisova, Betancourt & Willett, 2013). Naast het ontvangen

(7)

KINDSOLDATEN SIERRA LEONE 7

van een stigma vanuit de gemeenschap bleek het niet vanzelfsprekend dat de voormalig kindsoldaten geaccepteerd werden door hun naaste familie. Familieleden, net als de gemeenschap, uitten angst en onbegrip bij hun terugkeer (Denov, 2011).

De re-integratieprogramma’s in Sierra Leone waren voornamelijk gericht op het kind zelf. Het kind kreeg bijvoorbeeld kleine leningen en formele of informele scholing.

Voorgaand onderzoek belicht echter het belang van omliggende systemen, zoals familie, bij de verdere ontwikkeling van een kind. Deze systemen kunnen een buffer of juist een

risicofactor vormen (Erikson, 1963). Onderzoek naar voormalig kindsoldaten in oorlogs- en conflict landen ondersteunen deze visie en stellen dat een succesvolle re-integratie, naast het belang van scholing en ondersteuning van het kind zelf, mogelijk ook samenhangt met sensitiviteit vanuit de gemeenschap en familie therapieën (Betancourt, Borisova, Williams, Meyers‐Ohki, Rubin‐Smith, Annan & Kohrt, 2013; Boothby, Crawford & Halperin, 2006; Jordans et al., 2012).

Dit literatuuroverzicht streeft ernaar het belang aan te tonen van het betrekken van omliggende systemen in de re-integratie interventies. Op deze manier kunnen toekomstige re-integratie interventies voor voormalig kindsoldaten nog effectiever toegepast worden. De interventies kunnen voor voormalig kindsoldaten een buffer zijn om minder risico te lopen op problemen in de psychosociale ontwikkeling (Erikson, 1963; Kohrt, Sauharda &

Maharjan, 2015). Het overzicht richt zich op de mogelijke samenhang die zou kunnen bestaan tussen de gemeenschap, de familie en het psychosociaal welzijn van voormalig kindsoldaten in Sierra Leone. Het bestuderen van re-integratie wordt opgedeeld in twee bovengenoemde constructen: het stigma vanuit de gemeenschap en de acceptatie door de familie. In het eerste deel van deze thesis wordt stigma vanuit de gemeenschap behandeld. Het tweede deel van de thesis betreft de acceptatie door familie. De hoofdvraag luidt: “Hoe

(8)

KINDSOLDATEN SIERRA LEONE 8

beïnvloedt de re-integratie in de maatschappij het psychosociaal welzijn van voormalig kindsoldaten in Sierra Leone?” De twee deelvragen die gesteld worden om de hoofdvraag te beantwoorden zijn “Hoe beïnvloedt stigmatisering vanuit de gemeenschap het psychosociaal welzijn van voormalig kindsoldaten in Sierra Leone?” en “Hoe beïnvloedt acceptatie door de familie het psychosociaal welzijn van voormalig kindsoldaten in Sierra Leone?”.

De afgelopen jaren is er in de media regelmatig aandacht besteed aan kindsoldaten. Er verschenen foto’s van 13-jarige jongens met grote geweren in hun handen en

geromantiseerde dramafilms met kindsoldaten in de hoofdrol. Kindsoldaten worden geprojecteerd in vormen van extremen. Het voorheen onschuldige jongetje wordt door de media geschetst als een gevoelloze barbaar, het mishandelde meisje als een hopeloos

slachtoffer (Macmillan, 2009). In werkelijkheid zijn de levens van kindsoldaten echter niet in een zwart-wit kader te plaatsen. Het leven van een kindsoldaat is te vatten in een groot, complex, grijs gebied (Denov, 2012; Maclure & Denov, 2006). Het probleem van genoemde misconceptie is het feit dat er een verknipt beeld ontstaat van post-oorlog kindsoldaten. Zij worden dikwijls gezien als ‘een verloren generatie’, mede vanwege het feit dat deze kinderen zoveel trauma’s hebben ondervonden. Het merendeel van de kindsoldaten draagt daarentegen positief bij aan de re-integratie in de samenleving en is zeker niet verloren (Betancourt, 2008; Denov, 2012).

Belangrijk is het creëren van bewustzijn in de wereld dat kindsoldaten geen verloren generatie zijn, maar een hoopvolle groep die desalniettemin alle hulp kan gebruiken om een nieuw leven op te bouwen (Denov, 2012). Door Sierra Leone onder de loep te nemen en door te onderzoeken hoe de kindsoldaten hier re-integreren, kan deze hulp op een adequate manier toegepast worden. Sierra Leone is een land dat al meer dan 13 jaar aan het herstellen is van een verwoestende oorlog. De voormalig kindsoldaten in dit land zijn al ouder, wat de

(9)

KINDSOLDATEN SIERRA LEONE 9

mogelijkheid tot uitgebreide, longitudinale studies creëert. Op deze manier kunnen de ervaringen van voormalig kindsoldaten, hun verzorgers en hulpverleners een leidraad zijn voor samenlevingen in eenzelfde situatie (Borisova et al., 2013).

Stigma vanuit de gemeenschap

Voormalig kindsoldaten die terugkeren in de gemeenschap worden vaak

gestigmatiseerd. In algemene zin is er sprake van stigmatisering wanneer een individu een negatieve stereotypering krijgt. De stereotypering houdt in dat een individu bestempeld wordt als ‘anders’ en ongelijk ten opzichte van de meerderheid (Goffman, 1963). Het individu krijgt het gevoel niet geaccepteerd te worden door zijn omgeving. In deze thesis wordt de definiëring van Goffman (1963) gebruikt voor de term ‘stigmatisering’: “De situatie waarin een individu uitgesloten wordt van volledige sociale acceptatie”. De ontstaansfactoren van stigmatisering variëren. Het is bijvoorbeeld mogelijk dat er sprake is van verschil in sociale status, of het heeft te maken met een mentale ziekte van een individu (Rao, Kekwaletswe, Hosek, Martinez & Rodriguez, 2007; Rosenthal & Starks, 2015).

Voormalig kindsoldaten krijgen in verschillende mate te maken met stigmatisering (Betancourt et al., 2008). Onderzoek uit diverse post-conflict landen wijst uit hoe belangrijk de acceptatie vanuit een gemeenschap is voor de psychische ontwikkeling van de kinderen (Allen & Schomerus, 2006; Boyden & de Berry, 2004). Annan, Blattman, Carlson, en Mazurana (2007) bestudeerden voormalig kindsoldaten in Noord-Uganda. Ze deden onder meer onderzoek naar 1300 jonge mannen en vrouwen aan het einde van de 20-jarige oorlog in Uganda. Dit onderzoek omvatte een groot etnografisch onderzoek genaamd ‘Survey of War Affected Youth’ (SWAY). De deelnemers, 741 mannen en 619 vrouwen, hadden een leeftijd tussen de 14 en 35 jaar. Het onderzoek bestaat voornamelijk uit kwalitatieve data, verzameld door middel van diepte-interviews. Annan en collega’s (2007) vonden in hun

(10)

KINDSOLDATEN SIERRA LEONE 10

onderzoek dat kinderen die stigmatisering voelden vanuit de gemeenschap, driemaal zoveel kans hadden op psychosociale problemen. Onder psychosociaal welzijn werd de fysieke en mentale gezondheid, het hebben van een baan, participatie in de gemeenschap, sociale steun en risicogedrag gerekend.

Betancourt en collega’s (2008) deden onderzoek in Sierra Leone naar re-integratie en psychosociaal welzijn. Het onderzoek betrof 152 participanten, waarvan 12% vrouwelijk en 88% mannelijk. De gemiddelde leeftijd van de voormalig kindsoldaten was tijdens het onderzoek 15.1 jaar. De leeftijd van abductie was tussen de 2 en 18 jaar. De data werden verzameld aan de hand van vragenlijsten zoals de Child War Trauma Questionnaire (CWTQ; Macksoud & Aber, 1996). De CWQT komt oorspronkelijk uit Libanon en werd voor het onderzoek van Betancourt en collega’s (2008) door specialisten gevormd naar de context van Sierra Leone. Vanwege een lage geletterdheid werden de vragen verbaal en met eenvoudig taalgebruik gecommuniceerd met de participanten. Deze interviews werden face-to-face gehouden door zeven getrainde onderzoekers afkomstig uit Sierra Leone. Naast de

vragenlijsten werden er diepte-interviews gehouden, met open vragen. Gezien de gevoelige groep waarmee de onderzoekers zouden werken, werden zij vier dagen lang getraind op het houden van interviews en om inzicht te krijgen in ethische processen. Er ging een proces vooraf aan het benaderen van de gemeenschappen in Sierra Leone, waarbij op een

respectvolle manier het onderzoek werd geïntroduceerd. Het construct psychosociaal welzijn werd opgedeeld in de constructen symptomen van depressie, angst, vijandigheid, pro-sociale houding en zelfvertrouwen.

In de analyse van Betancourt en collega’s (2008) komt naar voren dat stigmatisering van voormalig kindsoldaten veel voorkwam. Ondanks uitgevoerde campagnes gericht op de re-integratie van voormalig kindsoldaten, was een veelvoorkomend gevoel vanuit de

(11)

KINDSOLDATEN SIERRA LEONE 11

gemeenschap tegenover de kinderen angst. De voormalig kindsoldaten werden bijvoorbeeld uitgescholden, of buitengesloten. Het merendeel van de voormalig kindsoldaten in Sierra Leone ervaarden een stigma tijdens de re-integratie in de maatschappij. De ervaren stigma’s worden jaren later nog gevoeld door de voormalig kindsoldaten. Wat minder duidelijk naar voren komt uit onderzoek is het precieze effect dat stigmatisering heeft op het psychosociale welzijn van voormalig kindsoldaten.

Betancourt, Borisova en collega’s (2010) bestudeerden de verworven data van Betancourt en collega’s (2008) en legden hierbij de nadruk op de invloed oorlogservaringen van voormalig kindsoldaten. Het onderzoek van Betancourt, Borisova en collega’s (2010) brengt naar voren dat het krijgen van een stigma een mediërende factor is voor de relatie tussen het verwonden/vermoorden van anderen tijdens de oorlog en het vertonen van

vijandschap tijdens de re-integratie. Daarnaast blijkt een stigma een mediërende factor tussen het meemaken van verkrachtingen als kind soldaat en het ontstaan van een depressie tijdens de re-integratie. De mate waarin voormalig kindsoldaten stigma’s hebben ervaren heeft een verzwakkend effect op de relatie tussen bovengenoemde oorlogservaringen en het

ontwikkelen van psychosociale problemen tijdens de re-integratie (Betancourt et al., 2008; Betancourt, Borisova et al., 2010).

De voormalig kindsoldaten ervaarden op verschillende manieren stigma’s tijdens de re-integratie. De verschillen in stigma’s worden vooral zichtbaar als men de gender

verschillen van voormalige kindsoldaten onder de loep neemt. Vrouwelijk voormalige kindsoldaten in Sierra Leone ervaarden relatief meer stigma’s dan mannen. Vrouwen werden dikwijls door hun omgeving gezien als prostituees, door de ervaring van seksueel geweld tijdens de oorlog (Betancourt, Borisova et al., 2010; Betancourt et al., 2008). De

(12)

KINDSOLDATEN SIERRA LEONE 12

daarnaast niet altijd uit de oorlog met ‘enkel’ psychosociale en fysieke wonden. Sommige van deze voormalig kindsoldaten hielden er kinderen aan over als resultaat van

verkrachtingen tijdens de oorlog (Stark, 2006). Veel van de voormalig, vrouwelijke, kindsoldaten werden gedwongen de prostitutie in te gaan om hun baby’s te kunnen onderhouden. Vrouwen die in de prostitutie terecht kwamen, wekten op hun beurt meer stigmatisering op. De stigmatisering van vrouwelijke voormalig kindsoldaten uitte zich in verbaal en fysiek geweld. Ook werd het de vrouwen verboden om te trouwen (Stark, 2006). Dat de vrouwen zoveel met geweld te maken hadden en uitgesloten werden van activiteiten als trouwen, een belangrijke levenservaring in Sierra Leone, maakte het nog moeilijker om een plek te vinden in de maatschappij. Genoemde gevolgen bij terugkeer in de gemeenschap zijn aldus gerelateerd aan het ontstaan van psychosociale problemen bij de vrouwen.

(Betancourt, Borisova et al., 2010).

De mannelijke kindsoldaten ervaarden bij terugkeer stigmatisering op een andere manier. In het onderzoek van Betancourt, Borisova en collega’s (2010) komt naar voren dat jongens veelal het gevoel kregen dat mensen uit de omgeving bang voor ze waren. Net als de vrouwelijke voormalig kindsoldaten werden de jongens uitgescholden, echter op een andere manier. Zo beschrijft een mannelijk voormalig kindsoldaat in Kono, Sierra Leone: “Initially when I arrived, people feared me. Some said I was a killer. There were times when I wanted to touch and play with other kids, their parents will shout at me” (Betancourt, Agnew-Blais et al., 2010, p.8). Betancourt, Agnew-Blais en collega’s (2010) bestudeerden de acceptatie vanuit de gemeenschap van 152 voormalig kindsoldaten. De data is verzameld in 2002 en 2004. Er is gebruik gemaakt van dezelfde meetinstrumenten en data als in bovengenoemd onderzoek van Betancourt en collega’s (2008). Vragen werden gesteld door middel van de Child War Trauma Questionnaire (CWTQ; Macksoud & Aber, 1996). Het construct

(13)

KINDSOLDATEN SIERRA LEONE 13

psychosociaal welzijn is opgedeeld in: symptomen van depressie, angst, vijandigheid, pro-sociale houding en zelfvertrouwen. Uit de studie komt naar voren dat de stigmatisering zelfs jaren later nog gevoeld wordt. Zo wordt er genoemd dat wanneer een voormalig mannelijk kindsoldaat een kleine fout maakt in zijn leven, er dikwijls meteen teruggegrepen wordt op zijn oorlogsverleden (Betancourt, Agnew-Blais et al., 2010)

Naast het langdurige bestaan van de stigmatisering, zijn er negatieve gevolgen naar voren gebracht in de studie van Betancourt, Agnew-Blais en collega’s (2010). Voormalig kindsoldaten kregen minder kansen op de arbeidsmarkt en hadden minder toegang tot

beschermende hulpfactoren binnen de gemeenschap. Het onderzoek spreekt van een vicieuze cirkel: gebrek aan hulpfactoren kunnen op hun beurt weer een negatief effect hebben op de psychische gezondheid van het individu. Wanneer de gemeenschap het moeilijker voor de voormalig kindsoldaten had gemaakt om deel te nemen aan sociaal geaccepteerde activiteiten binnen de gemeenschap, werd het nog moeilijker voor het individu om er een plek in te vinden en erbij te horen. Wanneer een voormalig kindsoldaat op deze manier faalde in het bemachtigen van een plaats binnen genoemde gemeenschap, werd hij of zij nog meer bestempeld als een buitenstaander. Deze vicieuze cirkel heeft een negatieve invloed op het psychosociaal welzijn (Betancourt, Agnew-Blais et al., 2010).

De negatieve bestempelingen en het gevoel een buitenstaander te zijn, lijken samen te hangen met probleemgedrag bij voormalig kindsoldaten. Volgens Betancourt, Borisova en collega’s (2010) hangt de stigmatisering van voormalig kindsoldaten samen met een hogere mate van externaliserende gedragsproblemen en is het negatief gerelateerd aan prosociaal gedrag. Als men kijkt naar tegenovergestelde situaties, waarin de voormalig kindsoldaten juist wel geaccepteerd worden, komt ook het belang van de houding van de omgeving naar voren. Uit het onderzoek van Betancourt, Borisova en collega’s (2010) blijkt dat de

(14)

KINDSOLDATEN SIERRA LEONE 14

acceptatie door de gemeenschap samenhangt met een positief psychosociaal welzijn van het kind. Geaccepteerd worden door de gemeenschap is positief gerelateerd aan een pro-sociale houding. Tevens impliceert hetzelfde onderzoek dat acceptatie van de gemeenschap een positieve reactie van voormalig kindsoldaten oproept. Doordat de kinderen een gevoel van acceptatie krijgen vanuit de omgeving, worden zij geprikkeld om iets terug te doen voor de gemeenschap.

Belangrijk om te benoemen is het feit dat een deel van de gemeenschap trachtte om het leven van voormalig kindsoldaten weer op de rails te krijgen en de stigmatisering te verminderen. Er werden bijvoorbeeld religieuze ceremonies uitgevoerd om jonge

vrouwelijke kindsoldaten te ‘verlossen’ van hun spirituele vervuiling. De ceremonies werden gefinancierd en georganiseerd door leden van de gemeenschap. Hierin komt naar voren dat er een zekere mate van zorg aanwezig was vanuit de gemeenschap, ondanks de overheersende stigmatiserende cultuur (Stovel, 2008). De ceremonies hadden een positief effect. Zij zorgden ervoor dat de vrouwen een hogere mate van zelfvertrouwen en acceptatie van de gemeenschap ervaarden (Stark, 2006). Ook voor jongens werden er ceremonies en rituelen gehouden die hulpfactoren waren voor de re-integratie in de samenleving. Zo werden er bijvoorbeeld bepaalde kruiden toegediend die de kinderen hielpen bij hun psychosociaal welzijn (Denov, 2010). De ceremonies nemen echter niet weg dat er tot op de dag van vandaag nog stigmatisering wordt ervaren, door zowel mannelijke als vrouwelijke voormalig kindsoldaten (Betancourt, Agnew-Blais et al., 2010).

Samenvattend kan gezegd worden dat verschillende studies naar voren brengen dat de stigmatisering vanuit de gemeenschap samenhangt met het psychosociaal welzijn van

voormalig kindsoldaten (Betancourt, Borisova et al., 2010; Betancourt et al., 2008). De mate en het type stigma is gender gerelateerd. Het precieze effect van de stigmatisering komt niet

(15)

KINDSOLDATEN SIERRA LEONE 15

duidelijk naar voren. Wel impliceren Betancourt, Borisova en collega’s (2010) dat de stigmatisering mogelijk een mediërende factor is tussen ervaringen in de oorlog en problemen bij de psychosociale ontwikkeling. Daarnaast hangt de stigmatisering volgens Betancourt, Borisova en collega’s (2010) samen met een hogere mate van externaliserende gedragsproblemen en is het negatief gerelateerd aan prosociaal gedrag. Een deel van de gemeenschap trachtte de voormalig kindsoldaten te helpen door middel van ceremonies en rituelen. Deze mate van zorg van de gemeenschap hangt positief samen met het

psychosociaal welzijn van voormalig kindsoldaten (Stark, 2006).

Acceptatie door de familie

Vanuit de conformatietheorie spreken vele wetenschappers zich uit over het belang van acceptatie vanuit de naaste omgeving (Buber, 1965; Dailey, 2006; Laing, 1961; Watzlawick, Beavin, & Jackson, 1967). De conformatietheorie stelt dat een individu de behoefte heeft om geaccepteerd te worden vanuit zijn omgeving. Deze acceptatie is van groot belang voor de persoonlijke ontwikkeling van het individu en kan invloed hebben op onder andere zelfvertrouwen en autonomie. Tijdens de kindertijd speelt het gezin een grote rol bij deze persoonlijke ontwikkeling, aangezien het kind een groot deel van zijn leven deel

uitmaakt van het gezin en kind bevestiging zoekt bij het gezin (Dailey, 2009; Hakvoort, Bos, Van Balen & Hermanns, 2010). Uit onderzoek van Dailey (2006) naar de relatie tussen dit aspect van een familierelatie en de psychosociale ontwikkeling van adolescenten komt een significant verband naar voren. In het onderzoek komt naar voren dat bevestiging en acceptatie door het gezin positief gerelateerd zijn aan de psychosociale aanpassing van adolescenten.

Uit verschillende studies naar kindsoldaten in post-conflict landen blijkt dat acceptatie door de familie samenhangt met de psychosociale gesteldheid van voormalig

(16)

KINDSOLDATEN SIERRA LEONE 16

kindsoldaten (Annan et al., 2007; Betancourt, Agnew-Blais et al., 2010; Kohrt, Jordans, Tol, Perera, Karki, Koirala & Upadhaya, 2010). Acceptatie door de familie blijkt een belangrijke beschermingsfactor tegen internaliserende mentale problemen als depressie en angst

(Betancourt et al., 2013; Betancourt, Gilman, Brennan, Zahn & Van der Weele, 2015). Kinderen die steun van hun familie ervaren lijken het relatief beter te doen in de gemeenschap dan kinderen die geen steun ontvangen (Denov, 2011).

De voormalig kindsoldaten in Sierra Leone ondervonden bij terugkomst in hun gemeenschap vele moeilijkheden van hun familie. De RUF of het leger hadden er tijdens de burgeroorlog alles aan gedaan om het contact tussen de kindsoldaten en familie te verbreken. De kindsoldaten werden gedwongen om familie te mishandelen, of om hun dorp te vernielen. Dit werd onder andere gedaan om ervoor te zorgen dat het kind de RUF of het leger zag als zijn thuis, aangezien er na de vernietiging van een eigen huis geen sprake meer was van een thuis. Daarnaast bestond er voor de RUF en het leger het voordeel dat sterke familiebanden verbroken werden, deze familiebanden konden namelijk grote invloed hebben in de

samenleving van Sierra Leone (Borisova et al., 2013).

De kindsoldaten die na de oorlog terugkeerden naar hun familie ervaarden moeilijkheden. Het niet geaccepteerd worden door familieleden is door Betancourt en collega’s (2008) in kaart gebracht als een post-oorlog probleem. Zo kregen vrouwelijke voormalige kindsoldaten bijvoorbeeld minder snel de kans om naar school te gaan. Families waren minder bereid hierin te investeren, omdat het meisjesbeeld van ‘onzuiverheid’

overheerste en het schoolbezoek volgens de familie geld en tijdverspilling zou zijn

(Betancourt et al., 2011). De vrouwelijke kindsoldaten die niet naar school gaan hebben meer kans op psychosociale problemen. Uit onderzoek komt namelijk het belang van scholing voor zowel vrouwelijke als mannelijke voormalige kindsoldaten naar voren. Het blijkt een

(17)

KINDSOLDATEN SIERRA LEONE 17

beschermende factor voor voormalig kindsoldaten (Annan et al., 2007; Betancourt et al., 2008).

De acceptatie door het gezin van voormalig kindsoldaten kan volgens Borisova en collega’s (2013) te maken hebben met de beperkte communicatie binnen het gezin. Zij bestudeerden data die deel uitmaakten van het longitudinale onderzoek van Betancourt en collega’s (2010). In dit onderzoek werd dan ook hetzelfde meetinstrument gebruikt, de CWTQ (Macksoud & Aber, 1996). Het onderzoek van Borisova en collega’s (2013) bestond uit data 282 voormalig kindsoldaten en 281 van hun verzorgers. De kinderen hadden een leeftijd tussen de 10 en 22 jaar. De interviews werden verbaal afgenomen door specialisten. Er werd gekeken naar de overeenkomsten tussen de antwoorden van voormalig kindsoldaat en verzorger. Voormalig kindsoldaten blijken uit dit onderzoek maar in beperkte mate ervaringen te delen van hun tijd in de oorlog. Ook de ouders lijken de ernst van situaties waarin hun kinderen zich hebben bevonden te ontkennen. Als aansluiting hierop vonden Boothby en Thompson (2013) bewijs dat het openstaan van ouders voor de ervaringen van de voormalig kindsoldaten, een beschermende factor was voor de kinderen. De goede

communicatie en op een open manier praten over het verleden, hebben een positief effect op de psychosociale aanpassing van voormalig kindsoldaten (Borisova et al., 2013).

Denov (2010) ondersteunt de bevindingen van Borisova en collega’s (2013). Naast bovengenoemde invloed van openheid van ouders bracht zij naar voren dat de voormalig kindsoldaten hun gedrag aanpasten bij terugkomst in de gemeenschap. Uit angst voor stigma’s vermeden veel kinderen het onderwerp en praatten er niet over binnen het gezin. Daarnaast werden sociale situaties vermeden die negatieve reacties zouden kunnen oproepen. Soms werden sociale situaties volledig vermeden, waardoor kinderen in een isolement

(18)

KINDSOLDATEN SIERRA LEONE 18

een groot risico zijn voor de psychosociale ontwikkeling van het kind. Denov (2010) onderzocht 36 jongens en 40 meisjes tussen de 14 en 21 jaar. De leeftijd van abductie in de RUF was tussen de 4 en 12 jaar. De data van het onderzoek werden verzameld door een getraind team uit zowel Canada als Sierra Leone. Er werden diepte-interviews gehouden met de 76 voormalig kindsoldaten, soms wel twee of drie keer met dezelfde participant. Het onderzoek van Denov (2010) onderscheidt zich van soortgelijk onderzoek door de ‘focus groepen’, waarin drie of vier voormalig kindsoldaten in groepsverband hun ervaringen deelden. Naast diepte-interviews met de voormalig kindsoldaten zelf werden er ook data verzameld van de gemeente van Sierra Leone, leiders van de gemeenschappen, voormalige volwassen soldaten uit het leger en ouders/verzorgers van de kinderen. Ook bij deze groepen werden diepte-interviews gehouden. De angst om niet geaccepteerd te worden door het gezin is niet zonder reden, zo is terug te lezen uit een interview met een mannelijk voormalig kindsoldaat uit Sierra Leone: “When I arrived, my mom was overjoyed to see me. She cried and cried. She thought that I was dead. When I told my family what happened to me, and that I had been with the rebels, they told me to leave” (Denov, 2010, p. 20).

De resultaten van onderzoek in Sierra Leone suggereren aldus dat acceptatie door familie positief samenhangt met het psychosociaal welbevinden van voormalig kindsoldaten. De re-integratie in de maatschappij betekende voor de voormalig kindsoldaten het opbouwen van verbroken familiebanden en het leren omgaan met communicatiemoeilijkheden.

Voormalig kindsoldaten kregen van familie minder kansen om naar school te gaan. Naar school gaan blijkt een beschermende factor voor voormalig kindsoldaten. Niet naar school gaan is gerelateerd aan psychosociale problemen (Annan et al., 2007; Betancourt et al., 2008). Soms belanden voormalig kindsoldaten in een isolement bij terugkeer. Zij vermeden sociale situaties volledig, uit angst om mogelijk negatieve reacties op te roepen. Een angst

(19)

KINDSOLDATEN SIERRA LEONE 19

om niet geaccepteerd te worden tijdens de terugkeer heerste. Deze angst was niet zonder reden, aangezien familieleden de voormalig kindsoldaten niet altijd volledig accepteerden (Denov, 2010).

Conclusie en discussie

Dit literatuuroverzicht tracht een antwoord te geven op de vraag: “Hoe beïnvloedt de re-integratie in de maatschappij het psychosociaal welzijn van voormalig kindsoldaten in Sierra Leone?” De twee deelvragen die gesteld werden om deze vraag te beantwoorden zijn “Hoe beïnvloedt stigmatisering vanuit de gemeenschap het psychosociaal welzijn van voormalig kindsoldaten in Sierra Leone?” en “Hoe beïnvloedt de acceptatie door familie het

psychosociaal welzijn van voormalig kindsoldaten in Sierra Leone?”.

De eerste vraag, omtrent stigma’s vanuit de gemeenschap, bracht de moeilijkheden van voormalig kindsoldaten bij terugkomst naar voren. De omgeving gedroeg zich angstig en afwijzend. De kinderen ervaarden vaak jaren later nog stigmatisering. Dat voormalig

kindsoldaten stigmatisering ervaarden na de oorlog is duidelijk. Wat minder duidelijk naar voren komt zijn de effecten die deze stigmatisering hebben op het psychosociaal welzijn. Uit onderzoek van Betancourt, Borisova en collega’s (2010) blijkt stigmatisering een mediërende factor voor de relatie tussen bepaalde oorlogservaringen en problemen tijdens de

psychosociale ontwikkeling. De relatie tussen het verwonden/vermoorden van anderen tijdens de oorlog en het vertonen van vijandschap op latere leeftijd, werd verzwakt door het construct stigmatisering. Hetzelfde geldt voor het meemaken van verkrachting en het

ontstaan van een depressie tijdens de re-integratie. Er wordt een genderverschil gevonden bij de manier waarop stigma’s werden ontvangen. Naast negatieve invloed van de gemeenschap, zijn er ook positieve factoren te noemen. De gemeenschap van voormalig kindsoldaten

(20)

KINDSOLDATEN SIERRA LEONE 20

trachtte met ceremonies de re-integratie van voormalig kindsoldaten te stimuleren. De tweede deelvraag betrof acceptatie door familie. Hier kwam naar voren dat er samenhang is tussen de manier waarop familie omgaat met de terugkomst van een

kindsoldaat en het psychosociaal welzijn van het kind. Tijdens de oorlog trachtten het leger en de RUF de contacten tussen kindsoldaten en familie te verbreken. De verbroken banden bemoeilijkten het re-integreren van voormalig kindsoldaten. Onder andere hierdoor werden voormalig kindsoldaten gezien als een verloren zaak, daarnaast kregen zij ook minder kansen op scholing. Een leven zonder scholing had weer een negatieve impact op het psychosociaal welzijn. Ook bij de familie heerste een bepaalde mate van angst tegenover het teruggekeerde kind. Onder andere deze angst maakte dat de communicatie over het verleden binnen de familie niet optimaal verliep. Dit zorgt volgens Borisova en collega’s (2013) voor een laag psychosociaal welzijn.

Het belichten van omgevingsfactoren als acceptatie door familie en stigma vanuit gemeenschap is belangrijk omdat huidige re-integratie programma’s voornamelijk gericht zijn op kindfactoren. De uitkomsten van dit literatuuronderzoek brengen het belang van de twee constructen naar voren. Er wordt aangetoond dat re-integratie in de maatschappij invloed heeft op voormalig kindsoldaten en hun psychosociaal welzijn. Re-integratie programma’s zouden in het vervolg meer aandacht kunnen besteden aan het betrekken van familie en de gemeenschap bij de behandeling van voormalig kindsoldaten. Kindsoldaten worden dikwijls als individu onder de loep genomen in onderzoek. Het is belangrijk om stil te staan bij omgevingsfactoren. Ervaringen van een individu hangen immers nauw samen met een gemeenschap en bijbehorende families (Derluyn et al., 2013).

Er zijn een aantal kanttekeningen te plaatsen bij dit literatuuronderzoek. Ten eerste is het belangrijk aan te kaarten dat ‘acceptatie door de familie’ en ‘stigma’s vanuit de

(21)

KINDSOLDATEN SIERRA LEONE 21

gemeenschap’ niet de enige twee constructen zijn die samenhangen met het psychosociaal welzijn van voormalig kindsoldaten. Er spelen verschillende andere factoren mee, zoals bijvoorbeeld de leeftijd van de abductie van een kindsoldaat (Hermenau, Hecker, Maedl, Schauer & Elbert, 2013). In de onderzoeken die genoemd zijn in dit literatuuroverzicht varieert de leeftijd van abductie. In het onderzoek van Betancourt, Borisova en collega’s is deze tussen de 2 en 18 jaar oud, waar in het onderzoek van Denov (2010) de leeftijd van abductie tussen de 4 en 12 jaar ligt. Bovengenoemde is belangrijk rekening mee te houden bij het interpreteren van de uitkomsten.

Daarnaast worden er verschillende meetinstrumenten gebruikt in onderzoeken naar kindsoldaten. Verschillende meetinstrumenten kunnen ook invloed hebben op de uitkomsten. Zoals Kohrt en collega’s (2015) benadrukken, wordt bijvoorbeeld het concept ‘psychosociaal welzijn’ verschillend geïnterpreteerd en gemeten. Zo meten Betancourt, Borisova en

collega’s ‘psychosociaal welzijn’ door te kijken naar symptomen van depressie, angst, vijandigheid, pro-sociale houding en zelfvertrouwen. Annan en collega’s (2007) betrekken daarentegen ook de economische status van een voormalig kindsoldaat. Ook onder de participanten van onderzoek kan een concept anders geïnterpreteerd worden. Hier komt ook het cultuurverschil naar voren als factor. De onderzoekers komen voornamelijk uit Westerse landen. Zo valt bijvoorbeeld onder het concept ‘familie’ in een land als Sierra Leone niet enkel het ‘Westerse’ kerngezin. Meestal wordt in Sierra Leone onder ‘familie’ ook de ooms, tantes en grootouders verstaan. De verschillende opvattingen over familie hebben mogelijk invloed op onderzoek naar het familiesysteem bij voormalig kindsoldaten, omdat vragen en antwoorden anders geïnterpreteerd kunnen worden (Akinsulure-Smith & Smith, 2012). Deze beperking wordt geprobeerd te verminderen door bijvoorbeeld specialisten uit het

(22)

KINDSOLDATEN SIERRA LEONE 22

Cultuurverschillen brengen tevens met zich mee dat het moeilijk is een holistisch universeel beeld te schetsen van voormalig kindsoldaten. Elk post-conflict land heeft zijn eigen cultuur, zijn eigen normen, waarden en opvattingen. Daarnaast zijn er verschillen per land wat betreft infrastructuur, wetten en instanties. Deze factor moet worden meegenomen bij het

vergelijken van onderzoek uit verschillende landen.

Een laatste kanttekening betreft het concept de ‘re-integratie in de maatschappij’. De ‘re-integratie’ kan impliceren dat de maatschappij een stabiel concept is gebleven gedurende de oorlog. De maatschappij wordt in onderzoeksmethodiek gehanteerd als een construct die statisch is gebleven gedurende de onderzochte periode. Er wordt weinig aandacht besteed aan het feit dat een kindsoldaat terugkeert naar een plaats waar het geweld- of oorlogsconflict ook een enorme impact heeft achtergelaten. Ook binnen een gemeenschap zijn sociale verbanden veranderd. Het gedane onderzoek blijft echter dikwijls bottom-up, waarbij leden van de gemeenschap niet betrokken worden. De impact die het conflict heeft gehad op omliggende systemen van voormalig kindsoldaten achterwege laten, heeft mogelijk invloed op de onderzoeksuitkomsten (Derluyn et al., 2013). Dit literatuuroverzicht heeft getracht om de invloed van bottom-up onderzoek zo veel mogelijk te vermijden door het meenemen van onderzoeken als die van Denov (2010) en Borisova en collega’s (2013). Deze onderzoeken verzamelden ook data vanuit de gemeenschap en ouders/verzorgers en namen de data mee in hun uitkomsten.

Vervolgonderzoek zou zich aldus kunnen richten op het betrekken van leden van de gemeenschap en een groter geheel van de familie (ouders, ooms, tantes) om een holistisch beeld te krijgen van de re-integratie van voormalig kindsoldaten. Daarnaast is het belangrijk dat er meer longitudinaal onderzoek komt. Op deze manier kan er ook onderzocht worden wat de invloed van de re-integratie op kindsoldaten is op de lange termijn. Door het

(23)

KINDSOLDATEN SIERRA LEONE 23

verkrijgen van een meer holistisch beeld ontstaat de mogelijkheid om voormalig

kindsoldaten een meer effectieve manier van behandelen te bieden in post-conflict landen. Het feit dat er over de hele wereld nog kinderen als kindsoldaat betrokken zijn bij gewapende conflicten is helaas een gegeven. Nader onderzoek is van groot belang voor deze kinderen, zodat zij op een adequate manier geholpen kunnen worden om opnieuw een plaats te vinden in de maatschappij.

(24)

KINDSOLDATEN SIERRA LEONE 24

Literatuur

Asiedu, V., & Berghs, M. (2012). Limitations of individualistic peacebuilding in postwar Sierra Leone. African Conflict and Peace Building Review, 2, 136-151.

doi:10.2979/africonfpeacrevi.2.1.136

Akinsulure-Smith, A., & Smith, M. (2012). Evolution of family policies in post-conflict Sierra Leone. Journal of Child and Family Studies, 21, 4-13. doi:10.1007/s10826-011-9495-7

Annan, J., Blattman, C., Carlson, K., & Mazurana, D. (2007). The survey of war affected youth: Making reintegration work for youth in northern Uganda. Geraadpleegd op http://chrisblattman.com/documents/policy/sway/SWAY.ResearchBrief.

Reintegration.pdf

Betancourt, T. S., Agnew-Blais, J., Gilman, S. E., Williams, B., & Ellis, H. (2010). Past horrors, present struggles: The role of stigma in the association between war experiences and psychosocial adjustment among former child soldiers in Sierra Leone. Social Science & Medicine, 70, 17-26. doi:10.1016/j.socscimed.2009.09.038 Betancourt, T. S., Borisova, I. I., De La Soudière, M., & Williamson, J. (2011). Sierra

Leone's child soldiers: War exposures and mental health problems by gender. Journal of Adolescent Health, 49, 21-28. doi:10.1016/j.jadohealth.2010.09.021

Betancourt, T. S., Borisova, I. I., Williams, T. P., Brennan, R. T., Whitfield, T.H., De La Soudière, M., Williamson, J., Gilman, S. E. (2010). Sierra Leone's former child soldiers: A follow-up study of psychosocial adjustment and community reintegration. Child Development, 81, 1077-1095. doi:10.1111/j.1467-8624.2010.01455.x

Betancourt, T. S., Borisova, I. I., Williams, T., Meyers‐Ohki, S., Rubin‐Smith, J., Annan, J., & Kohrt, B. (2013). Research review: Psychosocial adjustment and mental health in

(25)

KINDSOLDATEN SIERRA LEONE 25

former child soldiers – A systematic review of the literature and recommendations for future research. Journal of Child Psychology and Psychiatry, 54, 17-36.

doi:10.1111/j.1469-7610.2012.02620.x

Betancourt, T., Gilman, S., Brennan, R., Zahn, I., & Van der Weele, T. (2015). Identifying priorities for mental health interventions in war-affected youth: A longitudinal study. Pediatrics, 136, 344-50. doi:10.1542/peds.2014-1521

Betancourt, T., McBain, R., Newnham, E., & Brennan, R. (2014). Context matters: Community characteristics and mental health among war‐affected youth in Sierra Leone. Journal of Child Psychology and Psychiatry, 55, 217-226.

doi:10.1111/jcpp.12131

Betancourt, T. S., Simmons, S., Borisova, I. I., Brewer, S. E., Iweala, U., & De La Soudière, M. (2008). High hopes, grim reality: Reintegration and the education of former child soldiers in Sierra Leone. Comparative Education Review, 52, 565–587.

doi:10.1086/591298

Boothby, N., Crawford, J., & Halperin, J. (2006). Mozambique child soldier life outcome study: Lessons learned in rehabilitation and reintegration efforts. Global Public Health, 1, 87–107. doi:10.1080/17441690500324347

Boothby, N., & Thompson, B. (2013). Child soldiers as adults: The Mozambique case study. Journal of Aggression, Maltreatment & Trauma, 22, 735–756.

doi:10.1080/10926771.2013.814742

Borisova, I., Betancourt, T., & Willett, J. (2013). Reintegration of former child soldiers in Sierra Leone: The role of caregivers and their awareness of the violence adolescents experienced during the war. Journal of Aggression, Maltreatment & Trauma, 22, 803-828. doi:10.1080/10926771.2013.824059

(26)

KINDSOLDATEN SIERRA LEONE 26

Boyden, J., & De Berry, J. (2004). Children and youth on the front line: Ethnography, armed conflict and displacement. New York: Berghahn Books.

Buber, M. (1965). The knowledge of man. New York: Harper & Row

Dailey, R. (2009). Confirmation from family members: Parent and sibling contributions to adolescent psychosocial adjustment. Western Journal of Communication, 73, 273-299. doi:10.1080/10570310903082032

Denov, M. S. (2010). Child soldiers: Sierra Leone's Revolutionary United Front. Leiden: Cambridge University Press.

Denov, M. S. (2012). Child soldiers and iconography: Portrayals and (mis)representations. Children & Society, 26, 280-292. doi:10.1111/j.1099-0860.2010.00347.x

Derluyn, I., Vindevogel, S., & De Haene, L. (2013). Toward a relational understanding of the reintegration and rehabilitation processes of former child soldiers. Journal of

Aggression, Maltreatment & Trauma, 22, 869-886. doi:10.1080/10926771.2013.824058

Erikson, E. H. (1963). Childhood and society. (2ᵉ ed.). New York: Norton

Goffman, E. (1963). Stigma: Notes on the management of spoiled identity. New York USA: J. Aronson.

Hermenau, K., Hecker, T., Maedl, A., Schauer, M., & Elbert, T. (2013). Growing up in armed groups: Trauma and aggression among child soldiers in DR Congo. European Journal of Psychotraumatology, 4. doi:10.3402/ejpt.v4i0.21408

Hakvoort, E., Bos, H., Balen, F. van., & Hermanns, J. (2010). Family relationships and the psychosocial adjustment of school-aged children in intact families. The Journal of Genetic Psychology, 171, 182-201. doi:10.1080/00221321003657445

(27)

KINDSOLDATEN SIERRA LEONE 27

Hornor, G. (2002). Child sexual abuse: Psychosocial risk factors. Journal of Pediatric Health Care, 16, 187-192. doi:10.1067/mph.2002.122223

Jordans, M., Komproe, I., Tol, W., Ndayisaba, A., Nisabwe, T., & Kohrt, B. (2012). Reintegration of child soldiers in Burundi: A tracer study. BMC Public Health, 12, 905. doi:10.1186/1471-2458-12-905

Kohrt, B., Jordans, M., Tol, W., Perera, E., Karki, R., Koirala, S., & Upadhaya, N. (2010). Social ecology of child soldiers: Child, family, and community determinants of mental health, psychosocial well-being, and reintegration in Nepal. Transcultural Psychiatry, 47, 727-753. doi:10.1177/1363461510381290

Kohrt, B. A., Sauharda, R., & Maharjan, S. M. (2015). Child soldiers. International

Encyclopedia of the Social & Behavioral Sciences, 2, 430-438. doi:10.1016/B978-0-08-097086-8.64113-2

Laing, R. D. (1961). The self and others. London: Tavistock Publications

Macksoud, M. S., & Aber, J. L. (1996). The war experiences and psychosocial development of children in Lebanon. Child Development, 67, 70–88.

doi:10.1111/j.1467-8624.1996.tb01720.x

Maclure, R., & Denov, M. (2006). “I didn't want to die so I joined them”: Structuration and the process of becoming boy soldiers in Sierra Leone. Terrorism and Political Violence, 18, 119-135. doi:10.1080/09546550500384801

Macmillan, L. (2009). The child soldier in north‐south relations 1. International Political Sociology, 3, 36-52. doi:10.1111/j.1749-5687.2008.00062.x

Rao, D., Kekwaletswe, T., Hosek, S., Martinez, J., & Rodriguez, F. (2007). Stigma and social barriers to medication adherence with urban youth living with HIV. AIDS Care, 19, 28-33. doi:10.1080/09540120600652303

(28)

KINDSOLDATEN SIERRA LEONE 28

Rosenthal, L., & Starks, T. (2015). Relationship stigma and relationship outcomes in

interracial and same-sex relationships: Examination of sources and buffers. Journal of Family Psychology, 29, 818-830. doi:10.1037/fam0000116

Schomerus, M., & Allen, T. (2006). A hard homecoming: Lessons learned from the reception center process in northern Uganda: An independent study. Washington: United States Agency for International Development/United Nations Children’s Fund.

Stark, L. (2006). Cleansing the wounds of war: An examination of traditional healing, psychosocial health and reintegration in Sierra Leone. Intervention, 4, 206-218. doi:10.1097/WTF.0b013e328011a7d2

Stovel, L. (2008). ‘There's no bad bush to throw away a bad child’: ‘Tradition’-inspired reintegration in post-war Sierra Leone. The Journal of Modern African Studies, 46, 305-324. doi:10.1017/S0022278X08003248

Song, S. J.,& De Jong, J. (2015). Child soldiers: Children associated with fighting forces. Child and Adolescent Psychiatric Clinics of North America, 24, 765-775.

doi:10.1016/j.chc.2015.06.006

Watzlawick, P., Beavin, J. H., & Jackson, D. D. (1967). Pragmatics of human communication. New York: Norton

Zhang, L. (2015). Erikson's theory of psychosocial development. In International Encyclopedia of the Social & Behavioral Sciences (pp. 938-946). Hong Kong: Elsevier

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

•  PAPA mag formele psychosociale interventie weigeren wanneer dit verzoek kennelijk geen betrekking heeft op psychosociale risico’s op het werk. •  “verzoek tot

Als redenen hiervoor werd onder andere aangegeven dat ze hier geen nood aan hadden, maar ook de reactie van de omgeving op het sibling-geweld was hierbij belangrijk: verschillende

Tijdens deze bijeenkomst hebben we met ongeveer 25 lokale ondernemers gesproken over de ontwikkeling van de eigen sector voor de komende 5 tot 10 jaar, hoe de ondernemers

Uz Gent ressorteert onder de Vlaamse Overheid en voert alsdusdanig een beleid dat gericht is op diversiteit en gelijke kansen voor àlle medewerkers. Opdrachten van de

Minister heeft inzicht in financieel belang re-integratie-instrumenten voor ouderen, maar niet volledig Aangezien voor de minister van szw de oudere werklozen in het kader

De gezamenlijke maatschappelijke opgave van de Dienst Justitiële Inrichtingen (hierna: de DJI), de gemeenten en de reclassering is om samen te werken aan een succesvolle re-

simulation results by Stevens et al. [22] given the current measurement height. ii) For all rotation rates, the vor- tex density is highest at a position relatively close to

In dit vroege stadium speelt het zoeken naar de oorzaak en een oplossing voor het verzuim zich meestal af tussen de betrokken werknemer, diens leidinggevende en