Klassieke muziek: een bron van geschiedenis
Een casestudy van de opera Johnny & Jones over de rol van klassieke muziek en muziek
als medium binnen de Nederlandse herinneringscultuur
MA Scriptie Publieksgeschiedenis Daniela Solano
Studentnummer: 6170641
d.solano@student.uva.nl 11 december 2015 Begeleider: Dr.P.Knevel
Tweede lezer: Prof.dr.P.Romijn
Inhoudsopgave
Inleiding 1
1.Herinneringen aan de oorlog in Nederland van 1945 tot nu in de muziek 7
1.1 De historische Johnny en Jones 7
1.2 De Nederlandse herinneringscultuur van de Tweede Wereldoorlog 10 1.2.1 Reactie op de oorlog in de literatuur 17 1.2.2 Reactie op de oorlog in de beeldende kunst 20
1.2.3 Conclusie 22
1.3 Muziek na de Tweede Wereldoorlog 23 1.3.1Klassieke muziek na de oorlog in Europa 25
1.3.2 Muziek als medium 29
1.3.3 Het Nederlandse muziekleven na 1945 34 1.3.4 Theo Loevendie’s positie in het muziekleven 36
Conclusie 41
2. Casestudy: de opera Johnny & Jones van Theo Loevendie 42
2.1 Theo Loevendie en Johnny & Jones 42
2.2 De structuur en inhoud van de opera Johnny & Jones 43
2.2.1 Opera: een bijzondere muziekvorm 45
2.2.2 Het gebruik van muziek en tekst in de opera 48 2.3 Connectie tussen heden en verleden: de rol van Caroline 50 2.4 Klassieke muziek: tussen kunst en kitsch 53
Conclusie 56
3.Analyse van de reacties op Johnny & Jones 58
3.1 De muziek van Theo Loevendie 58 3.2 De rol van Caroline en de schuldvraag 61 3.3 De rol van Caroline als dramatisch middel 64
Conclusie 66
4.Conclusie 68
Bibliografie en bronnen 72 Bijlagen 1. Entartete muziek na 1940, uit: E. Overbeeke en L.Samama (red.), Entartete Musik.
Inleiding
Op 8 juni 2001 gaat in de Schouwburg in Amsterdam de opera Johnny & Jones in premiere als aftrap van het jaarlijkse Holland Festival. In deze hedendaagse opera van de eigenzinnige Nederlandse componist Theo Loevendie staat het Nederlandse jazz-‐ en popduo Johnny en Jones uit de jaren dertig centraal. De zangers traden op onder dit pseudoniem, maar heetten in
werkelijkheid Nol van Wesel (Johnny) en Max Kannewasser (Jones): twee Joodse jongens van in de twintig. Het duo werd beroemd in 1938 met hun originele satirische lied Mijn Heer Dinges. Hun Joodse afkomst zorgde er tijdens de oorlog voor dat ze eindigden als gevangenen in kamp Westerbork. In 1944 konden ze op mysterieuze wijze nog één plaat maken in Amsterdam. In plaats van daarna onder te duiken, keerden ze terug naar het kamp. Ze overleden beiden in Bergen-‐Belsen in april 1945.
Over het duo en de bijzondere opname schreef Loevendie een opera. Het stuk speelt zich zowel af in de jaren veertig als in het jaar 2001. In het heden draagt een ander duo -‐Alexander en André -‐ de zorg voor de oude excentrieke zangeres Caroline van Zoelen, en Alexander is bezig met het schrijven van een biografie over Johnny & Jones. Het blijkt dat Caroline het duo heeft gekend door haar tijd in de muziekwereld. En ze heeft hen zelfs naar Amsterdam gehaald voor hun laatste platenopname in 1944. Ze beweert dat ze hen heeft geholpen en vooral haar geliefde Jones gesmeekt heeft onder te duiken. Het verhaal springt vervolgens naar het verleden en laat de desbetreffende scène zien waarin het duo vol optimisme denkt dat ze door hun roem de oorlog wel doorkomen. Terug in het heden komen Alexander en André echter achter de waarheid wanneer ze Caroline interviewen. Ze blijkt helemaal niet zo heldhaftig als ze zelf beweerde en Alexander is woest over haar herinneringsvervalsing. Opnieuw is er een flashback en het publiek ziet nogmaals de scène met de opname in de studio: maar deze keer schiet Caroline niet te hulp. Of ze gecollaboreerd heeft, wordt niet duidelijk, maar heroïsch was haar optreden in ieder geval allerminst. Alle orkestleden zijn inmiddels één voor één weggevoerd en op het einde is alleen de pianist nog over. Johnny en Jones verlaten uiteindelijk vingerknippend en voorzichtig zingend over hun tourneeplannen na de oorlog het podium, terwijl een plas bloed lanzaam opwelt uit de grond.
Het tragische verhaal van Johnny & Jones is één van de vele verhalen die onderdeel uitmaken van de geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog in Nederland. Daarnaast maakt het duo op muzikaal gebied ook een belangrijk onderdeel uit van de Nederlandse
muziekgeschiedenis. Theo Loevendie heeft vervolgens een deel van de Nederlandse
geschiedenis over de Jodenvervolging op zijn eigen manier gebruikt in de klassieke muziek en zijn opera is daarmee onderdeel geworden van de herinneringscultuur van de Tweede
Tweede Wereldoorlog in ons land en naar de manier waarop die oorlog herinnerd wordt. Het draait erom wie herdenkt, waar, waarom en op welke manier. Frank van Vree noemt deze processen van het herdenken de dynamiek van de herinnering. En het zijn deze processen die leiden tot wat we aanduiden als een heersende herinneringscultuur. 1 Die herinneringscultuur wordt door Rob van Ginkel in zijn boek Rondom de Stilte beschreven als het geheel aan
opvattingen, handelswijzen en materiële uitingen rond de herinnering aan en de herdenking van de oorlog.2 De beelden en opvattingen sinds 1945 komen duidelijk terug in films, literatuur, schoolboeken, monumenten en beeldende kunst.3 Maar hoe zit het met de muziek en specifiek klassieke muziek? Wordt klassieke muziek wel tot onderdeel gerekend van onze
herinneringscultuur? Klassieke muziek speelt bij herdenkingen zoals op 4 en 5 mei een grote rol. Denk daarbij aan alle herdenkingsconcerten, waar traditionele stukken als het Requiem van Mozart of Fauré worden uitgevoerd naast werken van Mahler, Sjostakovitsj en zelfs Bach of Vivaldi.4 In het boek Een Open Zenuw. Hoe wij ons de Tweede Wereldoorlog herinneren van onder andere Madelon de Keizer en Marije Plomp van het NIOD, wordt echter met geen woord gerept over muziek als onderdeel van onze herinneringscultuur. Ook muziekwerken die de oorlog als thema hebben worden daarin niet besproken.5 Een belangrijke vraag is echter: wat kan
klassieke muziek met het thema ‘de Jodenvervolging’ in Nederland? Welke rol speelt muziek in de herinneringscultuur? En wat kan muziek als medium betekenen voor de manier waarop die geschiedenis verwerkt en doorverteld wordt?
Met dit onderzoek wil ik mij buigen over de combinatie muziek en geschiedenis, met name vanuit een historisch en niet vanuit een musicologisch oogpunt. Het feit dat er nog weinig is geschreven over dit onderwerp, wekt de suggestie dat muziek een kunstvorm is die geheel op zichzelf staat en weinig met geschiedenis te maken heeft. Ik ben van mening dat klassieke muziek wel degelijk in onze Nederlandse cultuur, en specifiek onze herinneringscultuur over de oorlog, geworteld is. De opera Johnny & Jones vormt de casestudy voor dit onderzoek. Aan de hand van dit voorbeeld laat ik zien hoe een muziekstuk met de oorlog als thema tot stand kan komen, en hoe het Nederlandse publiek het soort muziek in dit stuk ontvangen heeft. Mijn eigen passie voor klassieke muziek heeft me op het spoor gezet om die combinatie nader te bekijken. Voor velen zijn geschiedenis en klassieke muziek disciplines waar men al snel een oordeel over
1 F.Van Vree e.a., De dynamiek van de herinnering. Nederland en de Tweede Wereldoorlog in een internationale context
(Amsterdam 2009) 12.
2 R.van Ginkel, Rondom de stilte. Herinneringscultuur in Nederland (Amsterdam 2011) 21. 3 Van Vree e.a., De dynamiek van de herinnering(2009) 12.
4 http://www.4en5meiamsterdam.nl/57859/nl/concerten geraadpleegd op 14/08/2015. De herdenkinsconcerten
hebben verschillende werken op het programma staan, van bestaande klassieke muziek tot werken die speciaal geschreven zijn voor de gelegenheid.
5 Madelon de Keizer & Marije Plomp e.a, Een open zenuw. Hoe wij ons de Tweede Wereldoorlog herinneren (2010
Amsterdam). In geen enkel hoofdstuk in dit boek wordt een muziekstuk behandeld waarin het thema Tweede Wereldoorlog is verwerkt en ook de rol van muziek bij herdenkingen en herdenkingsprocessen wordt niet besproken.
heeft: saai en maar moeilijk te begrijpen. Ook vanuit de politiek en de overheid zijn de meningen verdeeld over de waarde van cultuur en geschiedenis voor de maatschappij. Van klassieke muziek wordt gedacht dat het slechts een vorm van muziek voor de elite is. 6 Maar een opera als
Johnny & Jones laat zien dat klassieke muziek en geschiedenis hand in hand kunnen gaan. Een
thema als de Jodenvervolging is nog steeds actueel, en muziek kan zich op die manier bezighouden met thema’s die voor de samenleving belangrijk zijn.
Om antwoord te kunnen geven op de vraag wat muziek kan doen met het thema Jodenvervolging en de Tweede Wereldoorlog, ga ik in het eerste hoofdstuk in op twee vragen:
op welke manier past het verhaal van Johnny en Jones in de herinneringscultuur van de Tweede Wereldoorlog? En wat was het effect van de oorlog op de omgang met muziek in Europa? Het verhaal van Johnny en Jones deed pas weer zijn intreden in de Nederlandse
cultuur in de jaren tachtig. Dit verhaal over twee individuen, twee Joodse slachtoffers werd tot die tijd niet verteld en maakte geen onderdeel uit van de heersende herinneringscultuur over de oorlog. De reden hiervoor is dat er een aantal omslagpunten aan te wijzen zijn in de manier waarop de samenleving met de geschiedenis van de oorlog is omgegaan. Tot de jaren zestig was het voornamelijk één nationaal verhaal waarin iedereen evenveel had geleden. Daarna brak een periode aan waarin de slachtoffers van de oorlog een belangrijkere rol kregen en dan met name de Joodse slachtoffers.7 Vanaf de jaren zeventig zien we een stijgende aandacht voor de Shoah, dat het focuspunt wordt van de Tweede Wereldoorlog. De jaren negentig en de val van de Berlijnse Muur luidde een nieuwe tijd in. Individuele verhalen werden steeds belangrijker en ook het goed-‐of-‐fout denken werd doorbroken. Op welke manier past de opera van Loevendie in deze laatste fase? En hoe valt Loevendie’s opera muzikaal te plaatsen in de late jaren negentig? Vlak na de oorlog ontstond voor de kunsten het dilemma: kan er nog poëzie, kunst of muziek gemaakt worden na Auschwitz? Hoe pakte kunstenaars dat dilemma aan? Vervolgens toon ik in een cultuurschets van het Nederlandse muziekleven aan welke veranderingen na de oorlog hier in de klassieke muziek zijn opgetreden. Tot slot richt ik mij in het eerste hoofdstuk op de vraag wat muziek als medium voorstelt. Wat kan muziek wel en wat kan muziek niet overbrengen? Welk effect heeft muziek op de luisteraar en kan muziek eigenlijk wel iets vertellen aan haar publiek? Deze vragen zijn belangrijk om te kunnen laten zien dat net als alle andere kunsten, muziek een eigen kracht en zwakheden heeft bij het overbrengen van een boodschap aan het publiek.
Nadat de opera in de context is geplaatst van de herinneringscultuur van de oorlog, staat in hoofdstuk twee de componist en zijn visie centraal. Aan de hand van een eigen interview met
6 Zie bijvoorbeeld het artikel van Heiko Brinkman, het Parool 5/03/2015 http://www.hpdetijd.nl/2015-‐03-‐05/hero-‐ brinkman-‐klassieke-‐muziek-‐voor-‐een-‐kleine-‐elite-‐radio-‐4-‐daar-‐luistert-‐toch-‐geen-‐hond-‐naar/ geraadpleegd op : 18/03/2015.
zowel Loevendie als librettist Carel Alphenaar, en verscheidene andere bronnen uit 2001, probeer ik een antwoord te vinden op de vraag: Wat voor keuzes heeft de componist
gemaakt bij het tot stand komen van deze opera? Wat waren zijn drijfveren om dit stuk te componeren en waarom? Een muziekstuk komt tot stand door de maker, maar het is
interessant om te zien wat de componist voor ogen had toen hij het verhaal van Johnny en Jones besloot te gebruiken en te combineren met muziek. We zien dat zijn persoonlijke beleving, net als voor de meeste mensen, de manier is om geschiedenis te verwoorden. Op muzikaal vlak is deze opera verder interessant omdat Loevendie’s eigen stijl ook een belangrijk onderdeel vormt van de uitwerking van de opera. In Johnny & Jones resulteert dat bijvoorbeeld in het gebruik van jazzelementen in de klassieke muziek. Dit heeft meteen ook een historische inslag: in de Tweede Wereldoorlog werd alle Entartete Kunst en Entartete Musik door de Duitse bezetters verboden, waaronder alle vormen van jazzmuziek. Loevendie speelt hier mee in de opera en laat zo in zijn muziek letterlijk muziek en geschiedenis samenkomen. Ook Loevendie’s eigen dilemma over de balans tussen het maken van goede muziek en het gevaar voor het creëren van een tearjerker door het specifieke thema, komt aan bod.
In het derde hoofdstuk analyseer ik de recensies over de opera. De recensies zijn hierbij het bronnenmateriaal om de publieke reactie te kunnen meten. Omdat het een opera uit 2001 betreft, is het nauwelijks mogelijk om het publiek van toen nog om zijn mening te vragen. Maar de recensenten geven wel een beeld van de ontvangst bij het Nederlandse publiek destijds. Verder komt in dit hoofdstuk de vraag aan bod wat de effecten zijn op het publiek van deze
muziek met het thema Jodenvervolging. Op welke punten hebben de recensenten
Loevendie’s bedoelingen begrepen en op welke punten trokken zij een andere conclusie? Wat heeft het daarmee voor effect op het publiek wanneer naar muziek met dit thema wordt
geluisterd? We zien muziek als een ander soort taal, maar dan moet men die taal wel in de juiste context plaatsen. Aan de andere kant ervaart iedereen muziek op een andere manier en dat zorgt er voor dat ook de persoonlijke context van belang is. De omgang met een moeilijk
onderwerp kan soms dragelijker worden door een medium als muziek te gebruiken. Anderzijds kan muziek ook gewoon als mooi ervaren worden zonder dat er een diepere betekenis achter wordt gezocht. Over de betekenis en de zin van muziek is door verschillende musicologen al enig onderzoek naar gedaan waar ik bij dit onderzoek op zal terugvallen.8 Het gaat bij die studies echter in de meeste gevallen om de instrumentale muziek, waar ook de meeste prangende filosofische vragen over worden gesteld. In dit onderzoek zorgt het genre opera er
8 Werken over de muziekfilosofie zijn o.a.: L.Samama, De zin van muziek (Amsterdam 2014), Rob van Gerwen en Marlies De Munch e.a., Muziek ervaren. Essays over muziek en filosofie (Budel 2014) en
A.van de Schoot en E.Heijerman, Welke taal spreekt muziek? Muziekfilosoische beschouwingen (Budel 2015).
voor dat de verbinding met taal en toneel de muziek op een andere manier te interpreteren is. De reacties op Loevendie’s opera kunnen ons inzicht bieden in wat dit specifieke muziekstuk met dit bijzondere thema voor het publiek betekende. En daarmee kan het iets toevoegen aan de grotere vraag wat muziek wel of niet kan overbrengen. Aan het eind van deze scriptie zal ik afsluiten met enkele conclusies en suggesties voor een vervolgonderzoek.
Voor publiekshistorici is het van belang om te kijken hoe geschiedenis buiten de academische wereld om wordt verbeeld en overgedragen naar het publiek. Daarbij is het belangrijk om te kijken naar wie dat publiek is, wat het publiek verwacht en waarom, maar het is net zo belangrijk om te kijken op welke manier de geschiedenis verteld wordt. In het geval van Johnny & Jones is een stukje geschiedenis overgebracht door middel van muziek. Maar hoe
kunnen we historisch iets zeggen over die muziek? Je kunt het niet aan dezelfde
bronnenkritiek onderwerpen als schriftelijke bronnen, omdat kunst en muziek op zichzelf staande disciplines zijn die specifieke achtergrondkennis vergen. Er zijn echter een aantal studies te noemen waarbij muziek als belangrijke historische bron is gebruik zoals onderzoeken over de rol van muziek in de Franse Revolutie, de rol van de geuzenliederen in de Tachtigjarige oorlog, muziek die werd geschreven naar de ideologieën van het Derde Rijk maar ook
onderzoek naar protestliederen tegen de Vietnam oorlog.9 Ik sluit me aan bij de manier waarop de historici muziek als bron behandelen. Er wordt gekeken naar de historische context van de muziek zodat het eventuele doel van de muziek achterhaald kan worden. Daarnaast geeft die muziek aan wat men destijds als cultuur beschouwde, of juist niet, en weten we op die manier waar mensen naar luisterden. De muziek biedt ons als het ware een historisch tijdsbeeld omdat het nu nog te reproduceren is. Het speelt op die manier een rol bij tot standhouden van een herinnering van een bepaalde tijd. Bronnenkritiek zoals historici dat gewend zijn is met muziek verder lastig omdat men ook moet kijken naar de muziek zelf, en dat is niet voor elke historicus weggelegd.
Deze stappen zijn bij de opera van Loevendie ook van toepassing en mijn onderzoek sluit daarmee aan op bestaande literatuur. Het grote verschil met deze opera is dat de muziek niet alleen moeten plaatsen in zijn eigen tijd, maar dat de muziek ook nog reageert op het verleden en dat verleden bewust aan het heden koppelt. Muziek is hiermee naast een vorm van kunst, ook bewust een medium geworden om een bepaald verhaal uit het verleden mee te vertellen. Ondanks de uitdaging om muziek als historische bron of als medium te gebruiken, betekent het
9 Studies waar muziek als historische bron wordt gebruikt: M.Boyd ed.Music and the French Revolution( Cambridge 1992), C.E. Janzen ‘Besmet met geuserije : Nederlandse geuzenliederen uit de periode 1555-‐1609’ Zeventiende eeuw, J.von Braun, H.T.Hofmann en V.Karbusický,Verfemte Musik : Komponisten in
den Diktaturen unseres Jahrhunderts (1997), B.Kutschke en B. Norton e.d., Music and protest in 1968 (Cambridge en New York 2013).
niet dat we het moeten omzeilen. Dit onderzoek kan de publiekshistoricus daarom op een nieuwe manier laten kijken naar de overdracht van geschiedenis op het publiek.
1. Herinneringen aan de oorlog in Nederland van 1945 tot nu in de muziek
De herinnering aan de Tweede Wereldoorlog speelt vandaag de dag nog steeds een grote rol in onze maatschappij. Het blijft met name voor het Westen de parameter voor de verschrikkingen die zich afspelen in onze wereld. Maar op welke manier men zich de oorlog herinnert, is sterk veranderd sinds de bevrijding. In dit hoofdstuk zal ik aan de hand van de herontdekking van het verhaal van Johnny en Jones aantonen wat de herinneringscultuur inhoudt in Nederland en hoe deze zich heeft ontwikkeld sinds 1945. Vervolgens richt ik mij specifiek op de manier waarop kunst en muziek door de oorlog beïnvloed zijn. Daarop volgt een analyse van het verloop van het Nederlandse muziek leven en de rol van Theo Loevendie. Op deze manier wil ik aantonen hoe Johnny & Jones in de herinneringscultuur van eind jaren negentig past en wat klassieke muziek in de loop van de decennia met het thema oorlog heeft bereikt.
1.1 De historische Johnny en Jones
Het verhaal van Johnny en Jones is een kleine bouwsteen in het grote verhaal van de Jodenvervolging tijdens de Tweede Wereldoorlog. Het is een persoonlijk verhaal over twee muzikale, vrolijke, joodse jongens die door de oorlog nooit de kans kregen om de rest van hun leven mee te maken. Tegenwoordig is dit verhaal te vinden in bijvoorbeeld het Amsterdam Museum of in de online muziekencyclopedie van Nederland.10 Theo Loevendie kreeg het idee om hun verhaal te gebruiken toen hij een artikel las in de krant over het duo. Hij kende tevens hun muziek van vroeger en merkte dat hij zich identificeerde met de jongens. Zo ontstond zijn plan voor en opera.11 Het verhaal rondom Johnny en Jones kon rekenen op hernieuwde
aandacht sinds de jaren tachtig, daarvoor werd er niet over gesproken. Vandaar de vragen: hoe en wanneer vonden dit soort persoonlijke geschiedenissen hun weg in de herinneringscultuur van de Tweede Wereldoorlog in Nederland?
Over de historische Johnny en Jones is niet al te veel bekend. De
twee Amsterdamse swingnozems werden met het nummer Mijnheer Dinges weet niet wat swing
is, met een dik Amerikaans accent en met alleen een gitaar als begeleiding in één klap
populair in 1938. De twee jongens Max Kannewasser (Johnny) en Nol van Wezel (Jones), waren
10 Artikelen in Het Noord-‐Hollandsdagblad en De Parool, 15/02/2005, map Johnny & Jones na 2001, Collectie Nederlands Jazz Archief. Ook het Stadsarchief heeft informatie online staan over Johnny en Jones
http://stadsarchief.amsterdam.nl/english/amsterdam_treasures/second_world_war/johnny_en_jones/index.html en http://www.muziekencyclopedie.nl/action/entry/Johnny+and+Jones .
11
toen 22 jaar oud en waren beiden van Joodse afkomst. Ze kenden elkaar van hun werk bij de Bijenkorf en traden op tijdens bedrijfsfeestjes. De VPRO Radio pikte hun liedje op en vanaf dat moment ging het balletje rollen. Het Rotterdamsch Nieuwsblad uit 1938 over Johnny en Jones: ‘ze exploiteren een Angelsaksisch accent in hun Nederlansche teksten en hun humor ligt ook tussen die twee landen in’.12 Men noemde hen volkomen origineel in de Jazz Wereld 13 , ze traden op voor groot publiek in Breda of Antwerpen14 en kwamen ook op de radio in België en in Oslo.15 Met hulp van Decca’s toenmalige directeur Henk van Zoelen maakten ze een aantal grammofoonplaten.16 Met de inval en bezetting van de Duitsers, en de steeds strenger wordende anti-‐Joodse maatregelen die daarop volgde, werd het de joodse artiesten echter vanaf 1940 haast onmogelijk gemaakt om op te treden.
In eerste instantie namen de jongens de oorlogssituatie nog niet zo serieus en maakten ze nog nummers als Maak het donker in het donker over de avondklok die was ingesteld, of liedjes over de hoe men aan het hamsteren geslagen was uit angst voor een inval. Tijdens een razzia in De Joodse invalide aan de Weesperstraat wisten ze nog te ontkomen, maar in 1943 werden ze naar Westerbork gedeporteerd.17 In het kamp bleef het duo muziek maken. Overlevenden uit Westerbork vertellen in de documentaire Twee jongens en een opera die Hans Hylkema maakte naar aanleiding van Loevendie’s werk, dat het zeer bijzonder was voor de kampbewoners om het beroemde duo in het kamp te hebben.18 Eén keer traden ze op in het cabaret van Westerbork, maar hun Amerikaans accent moesten ze achterwege laten en ze werden zelfs aangekondigd als ‘Johnny und Jones’, op zijn Duits.19 Beide mannen werkten in Westerbork in de vliegtuigsloperij en in maart 1944 kregen ze de kans om in de studio van het NEKO (Nederlandsche Klank Opname Studio) aan de PC Hooftstraat in Amsterdam een plaat op te nemen, met daarop onder andere de Westerbork Serenade met de tekst:
“ Ik zing mijn Westerbork serenade, langs het spoorwegbaantje schijnt het zilveren
maantje op de heide. Ik zing mijn Westerbork serenade tussen de barakken kreeg ik het te pakken op de hei Dieser Westerbork liebelei”.
12 Artikel Rotterdamsch Nieuwsblad, 1938 in Collectie Nederlands Jazz Archief. 13 Artikel Jazz Wereld, 10 (1938) in Collectie Nederlands Jazz Archief.
14 Affiche optreden Breda op het Nederlands Verbond van Vakverenigingen in Collectie Verzetsmuseum, nr.15036
VMA. &
15 Artikel in De Radiogids, 4/02/1939 in Collectie Nederlands Jazz Archief. 16 H.Oppeneer, Informatieboekje CD Johnny & Jones. Two kids and a guitar 19.
Decca was een Brits platenlable dat sinds 1930 ook een Nederlandse tak kende.
17 Artikel in Het Parool, PS van de Week 2/06/2001, interview Herman Openneer en Harry Coster.
18 Dit vertellen overlevenden die het duo hebben gekend in de documentaire van Hans Hylkema: Johnny & Jones. Twee jongens en een opera (2001) naar aanleiding van de opera door Loevendie.
Hun humor en zelfspot klonk zelfs in dit nummer nog door. Dat ze nog in staat waren een opname te maken, kwam waarschijnlijk door orders van hogerop, stelt jazzhistoricus Herman Openneer. Het is duidelijk dat de opname een gunst van de kampcommandant moet zijn
geweest of misschien wel een soort propaganda-‐actie; een clandestiene plaat opnemen in hartje Amsterdam in 1944 lijkt echter zeer onwaarschijnlijk.20 In plaats van onder te duiken zoals velen van hun vrienden hadden voorgesteld, keerden ze terug naar Westerbork om niet veel later op transport gezet te worden naar Theresienstadt en verder door naar Bergen-‐
Belsen. Beide mannen stierven daar vlak voor de bevrijding in april 1945.21
Ondanks dat de generatie van voor de oorlog de liedjes van het duo niet vergeten waren, was bovenstaande geschiedenis niet bekend in Nederland of er werd niet over gesproken.22 Tot Openneer in 1980 blij verrast een oude glasplaat met liedjes vond van Johnny en Jones op een antiekmarkt. Naar aanleiding van die vondst besloot hij hij de liedjes opnieuw uit te brengen met soundtechnicus Harry Coster en hun label Granny’s Records Panachord. Tien jaar later wordt de CD door het succes nogmaals uitgebracht. Er stonden na een artikel in de krant over de heruitgave van de liedjes meer dan driehonderd mensen in de rij om de CD aan te schaffen. Openneer verklaart de grote aandacht voor hun muziek als volgt: ‘Twintig jaar eerder zouden ze [ het publiek] die plaat nooit gewild hebben. Toen lag het onderwerp oorlog nog te gevoelig. Er kon toen nog niet gesproken worden over al die mensen die nooit meer zijn teruggekeerd.”23
Voor de hernieuwde aandacht voor het duo zijn twee belangrijke punten aan te wijzen: de oprichting van het Nederlands Jazz Archief waardoor de heruitgaven van de liedjes van het duo mogelijk werd gemaakt en de groeiende belangstelling voor de gebeurtenissen van omtrent de Joode slachtoffers uit de oorlog begin jaren tachtig. Met de oprichting van het Nederlands Jazz Archief in 1980 kwam er serieuze aandacht voor de jazz in Nederland, ook voor de muziek van tijdens de oorlog. Er werd over geschreven in onder andere tijdschriften als Jazz Nu en Jazz
Freak die landelijk werden verspreid met jazzliefhebber Wim van Eyle als belangrijkste
aanstichter.24 Jazz kon vanaf die jaren rekenen op nieuwe waardering. Het werd sinds 1971 op conservatoria gegeven en mannen als Micha Mengelberg, Guus Jansen en ook Theo Loevendie waren zeer actief op het gebied van jazz.25 Het tweede punt sluit aan bij Openneer’s uitspraak dat klaarblijkelijk in jaren tachtig de tijd was aangebroken om wel over de slachtoffers van de
20 H.Oppeneer , Informatieboekje CD Johnny & Jones. Two kids and a guitar. 21 H.Oppeneer , Informatieboekje CD Johnny & Jones. Two kids and a guitar.
22 Dit vertellen overlevenden die in Westerbork hebben gezeten in de documentaire van Hans Hylkema: Johnny & Jones. Twee jongens en een opera (2001) en bekenden van het duo in de radio documentaire ‘Johnny & Jones. Een legende’ (1983) http://www.woord.nl/luister.POMS_VARA_849998.html.
23 Artikel in De Volkskrant 27/04/1990, map Johnny & Jones 1945-‐2001, Collectie Nederlands Jazz Archief. 24 http://www.jazzarchief.nl/nederlandse-‐jazzgeschiedenis/1974-‐1990-‐nieuwe-‐structuren/ geraadpleegd op
13/06/2015.
25 Zie paragraaf 1.3.2 uit hoofdstuk 1 en http://www.jazzarchief.nl/nederlandse-‐jazzgeschiedenis/de-‐laatste-‐jaren/
oorlog te praten, en dan met name over de Joodse slachtoffers.26 Wat hier uit blijkt is dat de Joodse slachtoffers -‐ in tegenstelling tot latere herinneringspraktijk-‐ vóór de jaren tachtig in de herinneringscultuur geen prominente plaats innamen.
Ook serieuze aandacht voor de populaire cultuur en het ‘normale’ leven tijdens de oorlog droegen bij aan de hernieuwde belangstelling voor het duo. Historicus Hans Blom pleitte in zijn beroemde oratie uit 1983 al voor een poging tot een analyse van het gewone leven tijdens de oorlog en het effect van de bezetting daarop.27 Johnny en Jones waren onderdeel van deze populaire cultuur en in de jaren negentig is ook die rol een belangrijke factor in de toenemende aandacht voor hun verhaal. De expositie Lachen in het Donker uit 1996 in het
herinneringscentrum Kamp Westerbork, is een voorbeeld van hoe ook in de kampen werd gekeken naar de manier waar op het ‘gewone’ leven door ging. De muziek van Johnny & diende als voorbeeld van het vermaak en de wens van velen om hun situatie even te vergeten in het kamp.
De aandacht voor het individuele verhaal van het duo blijft groeien. Een jaar na de tentoonstelling worden er bijzondere opnames van het duo gevonden van een bruiloft uit 1942 wat voor ophef zorgt 28 en in 1999 komt het boek Ongewenschte muziek van Kees Wouters uit waarin de ambivalente rol van de jazz en amusementen muziek tijdens de bezetting uiteen wordt gezet. Net als in de klassieke muziek werden de Joodse musici verwijderd uit het muziekleven. In de klassieke muziek werd muziek uit sommige landen verboden, inclusief werken van Joodse componisten, maar er werd vaak op basis van smaak toch van alles toegelaten dat alsnog gespeeld mocht worden.29 Voor de jazz waren die regels nog vele malen vager. Want wat gold als “Amerikaanse hot-‐instrumentatie” of “ echte of imitatie-‐negermuziek”? En wie kon dat precies bepalen? 30 Ook Johnny en Jones worden genoemd als bekende musici die werden opgepakt. De positie van het duo in de geschiedenis van de bezettingstijd werd hiermee bevestigd.
1.2 De Nederlandse herinneringscultuur van de Tweede Wereldoorlog
De veranderingen in de herinneringscultuur van de jaren tachtig hebben er voor gezorgd dat het verhaal en het lot van Johnny en Jones bekend werd. De CD met hun liedjes werd op nieuw uitgegeven en dat zorgde voor hernieuwde aandacht. Deze aandacht leidde er zelfs toe dat
26
C. van der Heijden, Dat nooit meer (Amsterdam/Antwerpen 2011) 510-‐12. 27 Blom, In de ban van goed en fout?, 17-‐18.
28 Artikel in Roaring Jazz Chronicals 09/1997, map Johnny & Jones 1945-‐2001, Collectie Nederlands Jazz Archief. 29 P.Micheels, Muziek in de schaduw van het Derde Rijk. De Nederlandse symfonie-‐orkesten, 1933-‐1945
(Amsterdam1993)203.
30 C.A.T.M.Wouters, Ongewenschte muziek. De bestrijding van jazz en moderne amusementsmuziek in Duitsland en Nederland 1920-‐1945 ( Amsterdam 1999) 282, 308.
Loevendie hun verhaal weer tegen kwam en er zijn opera op baseerde. Johnny en Jones maken sinds de jaren tachtig weer onderdeel uit van de herinneringscultuur. Maar wat verstaan we precies onder een herinneringscultuur en hoe is deze sinds de bevrijding wezenlijk veranderd ten op zichtery van onze tijd? Zoals in de inleiding al werd aangekaart, is de herinneringscultuur te zien als alle uitingen van de herinnering aan de Tweede Wereldoorlog. Deze uitingen zijn terug te zien in literatuur, film, kunst, de media en nationale en lokale herdenkingen. Het draait om wie wanneer herdenkt, wat er herdacht wordt en op welke manier dat wordt gedaan. Er is echter in een samenleving altijd sprake van concurrerende herinneringen. Sommige
groeperingen proberen de herinnering te domineren en zich die toe te eigenen waarbij andere groepen worden uitgesloten of zelfs het zwijgen wordt opgelegd. Dat leidt er doorgaans toe dat degenen wier stem niet of nauwelijks gehoord wordt, van verloop van tijd hun recht in de herinneringscultuur opeisen31 Die wisselwerking heeft er voor gezorgd dat binnen de herinneringscultuur veranderingen zijn opgetreden waarin een aantal belangrijke
omslagpunten aan te wijzen zijn. Alle uitingen van herinneringen die geleid hebben tot deze omslagpunten kunnen we op hun beurt scharen onder de noemer ‘herinneringscultuur’.
Over de ontwikkeling en de omslagpunten van de herinneringscultuur sinds de
bevrijding, zijn de meeste historici het tegenwoordig in grote lijnen eens.32 Net na de bevrijding was het algemene oorlogsverhaal een verhaal dat gold voor iedereen in Nederland: iedereen had geleden onder de oorlog en iedereen moest helpen met de wederopbouw. Iedereen was daarmee omgedoopt tot slachtoffer en niemand werd gezien als een uitzonderlijke groep. De oorlogsherinnering werd bijna zonder weerstand ingepast in de traditionele politieke en religieuze cultuur, waarmee continuïteit werd benadrukt. 33 Frank Van Vree geeft in zijn bundel het voorbeeld van het bevrijdingsglas van Charles Eyck in Gouda, waarbij we kunnen zien hoezeer het nationale karakter werd benadrukt na de bevrijding. In het hart van de voorstelling van glas staat de Bevrijding, gesymboliseerd door een vlaggenstoet van mannen en vrouwen, en rond dat centrale beeld zie je de verschrikkingen van de oorlog. Dominant in de voorstelling -‐ die doortrokken is van christelijke en nationale thema’s -‐ is de gedachte van opoffering, van een verlossing die door alle beproevingen heen breekt.34 Een tegengeluid van die eensgezinde nationale herinnering is het nieuwe boek Dat nooit meer van Chris Van der Heijden. Volgens zijn bevindingen heersten er teleurgestelde gevoelens na de oorlog, met name teleurstelling in de
31 Van Ginkel, Rondom de stilte, 23.
32 Historici als Chris van der Heijden, Frank van Vree, de auteurs van Een open zenuw hanteren allemaal de
omslagpunten van de jaren zestig, de jaren tachtig en de jaren negentig/tweeduizend waarin grote veranderingen plaats vonden in het denken over de oorlog. Dit betekend echter niet dat er geen discussie bestaat over waar dat aan ligt, hoe de omslag valt waar te nemen of hoe men het bronnen materiaal moet interpreteren. En zelfs de gevestigde ideeën over deze omslagpunten komen weer ter discussie te staan. Zie als voorbeeld de grote discussie rondom het boek Dat nooit meer van Van der Heijden in BMGN Low Countries Historical Review, vol 128, 2 (2013)
33 Van Vree e.a., De dynamiek van de herinnering, 23. 34 Idem 24-‐25.
Westerse cultuur. Er dreigde zelfs weer een oorlog tussen Oost en West en het herstelproces verliep moeizamer dan gedacht. Deze onvrede en teleurstelling zorgde voor een schemergebied en er ontstond een verhaal dat inging tegen het ‘nationale verhaal’: in plaats van één groot verhaal kwam er een complex samenstel van kleine verhalen uit het grijze gebied van de onvrede.35
Aan het eind van de jaren vijftig zijn de verschillende geluiden over de oorlog echter voorgoed verdwenen. De ene wereldoorlog had ondertussen plaats gemaakt voor de een ander, de Koude Oorlog. Het verhaal over het verleden moest vanaf nu globaal en voor iedereen zijn. Communistische uitingen zoals de verering van verzetsheldin Hannie Schaft door linkse aanhangers, waren bijvoorbeeld uit den boze.36 Volgens Van der Heijden trokken zowel de communisten als de liberalen en de sociaal democraten paralellen met de geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog. Het was deze keer geen Hitler, maar Stalin en het ging niet om NSB’ers, maar om CPN’ers.37 De manier waarop de publieke herinnering aan de oorlog in Nederland werd ingepast in traditionele en nationalistische opvattingen, is exemplarisch voor andere West-‐Europese landen als Engeland, maar ook in daderlanden als Duitsland of Oostenrijk.38 In veel Oost-‐Europese landen daarentegen was sprake van de oorlog als heldenepos, waarmee het nationalistische en communistische aspect naar voren kwam en Stalins macht werd
gelegitimeerd.39 In Nederland was ondertussen in 1950 door onder andere Abel Herzberg het eerste boek geschreven over de oorlog (Onderdrukking en verzet. Nederland in Oorlogstijd) waarin door Herzberg de Jodenvervolging in Nederland werd aangehaald. In de rest van het boek van vierentwintig delen werd de oorlog voornamelijk in nationale context geplaatst.40 Niet lang daarna volgde de opdracht voor Lou de Jong om een geschiedenis te schrijven van
Nederland in de oorlog. De Jong startte in 1954 en het zou dertig jaar duren voor alle delen van zijn werk af waren. Jacques Presser kreeg in 1950 een vergelijkbare opdracht van het nieuw opgerichte RIOD (wat later zou veranderen in het NIOD) om over de Jodenvervolging in Nederland te schrijven, maar zijn eerste boek zou pas in 1965 uitgebracht worden.
Het grote omslagpunt in het denken over de oorlog komt in de jaren zestig. Verzuild Nederland werd op alle mogelijk punten betwist, van seksuele moraal tot religie, en ook de herinneringen aan de oorlog werden aan de tand gevoeld.41 De jongere generatie kwam in opstand en begon vragen te stellen over het oorlogsverleden.42 Aanleiding daarvoor waren verschillende gebeurtenissen op zowel wereld-‐ als op binnenlands niveau, zoals het Eichmann-‐
35 Van der Heijden, Dat nooit meer, 25-‐26. 36 Idem, 206.
37 Idem, 212-‐213.
38 Van Vree e.a., De dynamiek van de herinnering, 9, 25. 39 Idem 26-‐28.
40 Van der Heijden, Dat nooit meer, 244.
41 Madelon de Keizer e.a. (red.) Een open zenuw, 15. 42 Van der Heijden, Dat nooit meer, 412.
proces in 1961, de Vietnamoorlog, de televisieserie van De Jong’s werk De Bezetting of het huwelijk van prinses Beatrix. De belangrijkste ontwikkeling die daarmee gepaard ging, was de erkenning voor de Joodse slachtoffers en groeiende aandacht voor de Shoah (of holocaust). De slachtoffers kregen ook materiële verliezen langzamerhand gecompenseerd, bijvoorbeeld in de vorm van speciale pensioenen.43 Er werd kritischer gekeken naar de bezettingsjaren en ook de schaduwzijden werden getoond, van de Joodse vervolging tot de wijdverbreide collaboratie.44 Maar de positie van daders en slachtoffers zorgde voor een divisie die zou aanhouden tot de jaren negentig: het zwart/wit denken, je was goed of fout, met niets ertussenin.45 De serie De
Bezetting die geschreven en gepresenteerd werd door De Jong is een voorbeeld waarin het
slechts gaat om het verzet en de helden van de oorlog. Een belangrijke reden voor het succes van de serie volgens Van Der Heijden is dat in het werk van De Jong verreweg de meeste Nederlanders zich goed konden identificeren met de good guys van het verzet. In plaats van in beeld te brengen hoe de Nederlanders zich eigenlijk hadden aangepast aan de nieuwe situatie tijdens de oorlog, beklemtoonde De Jong de weerzin en het verzet.46 Deze mentaliteit zou de toon zetten voor de komende jaren.
In de jaren zeventig en tachtig groeide het besef in Nederland dat de Joodse slachtoffers het zwaarst waren getroffen door de oorlog, en ook bevolkingsgroepen als de Indische
Nederlanders en de Sinti en Roma werden gehoord. Er lopen daarnaast verschillende zaken tegen collaborateurs als Mente en Aantjes, die jarenlang ongestraft onder de bevolking hadden geleefd.47 De belangstelling voor de oorlog blijft in de jaren tachtig groeien en het zwaartepunt van het denken over de oorlog verplaatst zich naar de Jodenvervolging. Ook het moralistische denken over de oorlog veranderd langzaam. In de beroemde rede van Hans Blom uit 1983 over het moralistische ‘goed en fout’-‐denken over de oorlog, pleit hij voor een nieuwe
geschiedschrijving waarin deze politiek-‐morele schaal er niet meer toe doet.48 Ondanks dat er nu uitvoerig geschreven wordt over de Jodenvervolging, zou deze op internationaal niveau vergeleken moeten worden, vindt hij. Er zou verder een systematische bestudering en analyse nodig zijn om de plaats en betekenis van de oorlog in de gehele Nederlandse geschiedenis te zien.49 Blom heeft correct benadrukt hoe de getuigenissen van overlevenden als Primo Levi en Etty Hillisum, de belangrijke film Shoah van Lanzmann, maar ook het langverwachte boek van
43 W. ten Have, ‘De Holocaust’ In: Madelon de Keizer e.a. (red.) Een open zenuw. Hoe wij ons de Tweede Wereldoorlog herinneren (2010 Amsterdam) 239.
44 Frank van Vree,‘De Overval’ In: Madelon de Keizer e.a. (red.) Een open zenuw. Hoe wij ons de Tweede Wereldoorlog herinneren (2010 Amsterdam) 452-‐3.
45 Van der Heijden, Dat nooit meer, 378. 46 Idem, 383.
47 Van der Heijden, Dat nooit meer, 510-‐12.
48 J.C.H. Blom, In de ban van goed en fout? Wetenschappelijke geschiedschrijving over de bezettingstijd in Nederland,
Rede uitgesproken bij de aanvaarding van het ambt van gewoon hoogleraar in de Nederlandse Geschiedenis aan de Universiteit van Amsterdam op 12 december 1983, 8.