• No results found

De impact van descriptieve vertegenwoordiging op de gender-gap in politieke participaite

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De impact van descriptieve vertegenwoordiging op de gender-gap in politieke participaite"

Copied!
25
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

- De impact van descriptieve vertegenwoordiging op de gender-gap in politieke participatie

- Olaf Kroon

- 10787321

- Politicologie

- Eerste beoordelaar: Daphe van der Pas

- Tweede beoordelaar: Wouter Schakel

- 19-12-2017

(2)

De impact van descriptieve

vertegenwoordiging op de gender-gap in

politieke participatie

Bachelorscriptie: Ongelijke vertegenwoording Docent dr. D.J. (Daphne) van der Pas Student Olaf Kroon 10787321 Datum: 22-06-2017

(3)

Inleiding

Jane Mansbridge stelt in haar artikel “Should Blacks Represent Blacks and Women Represent Women? A Contingent ‘Yes’” dat een toename van descriptieve representatie van groepen die historisch gemarginaliseerd zijn zal leiden tot de bevordering van politieke activiteit van deze groepen (Mansbridge 1999: 628). Een van de vele groepen die in westerse, geïndustrialiseerde democratieën een ondervertegenwoordigde positie in politieke processen hebben zijn vrouwen. Westerse landen kennen een significante gender-gap betreffende politieke participatie en descriptieve representatie. De kloof tussen mannen-en vrouwen betreffende politieke participatie bestaat op verschillende niveaus van politieke activiteit. Vrouwen zijn op het laagste niveau van politieke participatie minder actief door minder politieke activiteiten te ondernemen zoals demonstreren, deelnemen aan partij rally’s en het contacteren van politici (Karp en Banducci 2008: 105, Coffé en Bolzendhal 2010: 323). Op hogere politieke niveaus zijn er aanzienlijk minder vrouwen die een carrière als politicus nastreven (Lawless en Fox 2010: 21). De gender-gap in descriptieve representatie doet niet onder voor de gender-gap in politieke participatie. Wereldwijd bestaan parlementen slechts voor 23.4% uit vrouwen (IPU.ORG). In Europese landen is het verschil van de mate waarin mannen-en vrouwen descriptief vertegenwoordigd worden niet heel veel kleiner. Daar ligt het gemiddelde aantal vrouwen in het parlement op 26.6% (Idem). In deze paper wordt aan de hand van een statistische analyse van survey data onderzocht in hoeverre descriptieve representatie van vrouwen een effect heeft op de gender-gap in politieke participatie. De mogelijkheid dat descriptieve representatie een symbolische functie kan hebben die bijdraagt aan het verkleinen van de gender-gap in politieke participatie maakt dat onderzoek naar dit effect een hoge maatschappelijke relevantie heeft. Indien de claim van Mansbridge empirisch te onderbouwen is kan dit tenslotte een cruciale bijdrage geven aan bijvoorbeeld het debat over diversiteitsquota’s in representatieve instituties.

In deze paper wordt niet voor de eerste keer het effect van descriptieve representatie op politieke participatie van vrouwen onderzocht. De politieke ongelijkheid tussen mannen en vrouwen heeft veel academici ertoe bewogen om onderzoek te doen naar of de claim die Mansbridge maakt, de gender-gap in politieke participatie daadwerkelijk kan overbruggen. Op deze vraag is echter nog geen sluitend antwoord gevonden. De resultaten van het onderzoek naar het effect van descriptieve representatie op politieke participatie van vrouwen spreken elkaar veelal tegen. Veel studies hebben empirisch bewijs gevonden voor het idee dat vrouwelijke representanten de politieke participatie van vrouwen bevorderen. Zo vinden Barnes en Burchard dat in Afrikaanse landen ten zuiden van de Sahara descriptieve vertegenwoordiging van vrouwen een positief effect heeft op de mate waarin vrouwen politiek participeren (Barnes en Burchard 2012: 768) en vindt Alexander dat een toename in descriptieve vertegenwoordiging leidt tot een toename van de overtuiging van vrouwen dat zij geschikt zijn voor politieke functies (Alexander 2012: 454). Een aanzienlijke

(4)

hoeveelheid andere studies heeft voor dit effect echter geen bewijs gevonden. Voorbeelden hiervan zijn het onderzoek van Wolak waarin middels een experimenteel design geen bewijs wordt gevonden voor effect van descriptieve vertegenwoordiging op politieke participatie van vrouwen (Wolak 2015: 872) en het onderzoek van Dolan waarin middels een statistische analyse geen empirisch bewijs gevonden kan worden voor de claim van Mansbridge (Dolan 2006: 687). Opvallend is dat in de literatuur betreffende het effect van descriptieve representatie op politieke participatie, politieke participatie als een eenduidige activiteit wordt gezien. Zaken zoals politieke interesse, vertrouwen in de politiek en verschillende vormen van politieke participatie worden vaak zonder uitgebreide toelichting als afhankelijke variabelen genomen. Hiermee wordt verondersteld dat er geen belangrijke theoretische verschillen zijn tussen verschillende vormen van politieke participatie, terwijl deze er wel degelijk zijn (Coffé en Bolzendhal 2010: 319). In deze paper wordt getracht dit gat in de literatuur te verkleinen door te kijken naar het effect dat descriptieve representatie van vrouwen op verschillende soorten politieke participatie heeft.

Het doel van deze paper is om twee gerelateerde vragen te beantwoorden. De eerste vraag is: In hoeverre heeft descriptieve vertegenwoordiging van vrouwen een effect op de mate waarin vrouwen politiek participeren? De tweede vraag is: Indien descriptieve vertegenwoordiging een effect heeft op de politieke participatie van vrouwen, verschilt dit effect voor collectieve en private politieke participatie? Om deze vragen te beantwoorden zullen eerst in een theoretisch kader de centrale begrippen ‘politieke participatie’ en ‘representatie’ uiteen gezet worden. Na deze uiteenzetting zal worden besproken hoe zowel politieke participatie als representatie gekenmerkt worden door een gender-gap. Vanuit deze inzichten zal een causaal verband tussen descriptieve vertegenwoordiging en politieke participatie van vrouwen geformuleerd worden om zo tot een aantal hypothesen te komen. Deze hypothesen worden getoetst aan de hand van data uit afkomstig uit 10 landen namelijk, België, Denemarken, Frankrijk, Ierland, IJsland Italië, Nederland, Spanje, het Verenigd Koninkrijk en Zweden. Doordat deze landen een christelijke achtergrond en relatief vergelijkbare historische ontwikkelingen rondom democratische instituties en vrouwenrechten hebben doorlopen, wordt ten dele gecontroleerd voor verschillende culturele, historische en institutionele verschillen (Idem). In de methoden zal besproken worden hoe aan de hand van een dataset die gebaseerd is op de longitudinale data van de European Value Survey (EVS) het effect van descriptieve representatie op politieke participatie van vrouwen gemeten wordt. Hierin zullen twee verschillende modellen uiteengezet worden. In het eerste model zal het effect van descriptieve representatie op de politieke participatie van vrouwen gemeten worden op landelijk niveau en in het tweede model zal dit effect gemeten worden op individueel niveau. De methoden zullen opgevolgd worden door een bespreking van de gevonden resultaten en een toetsing van de geformuleerde hypothesen. Deze paper zal afgesloten worden met een conclusie waarin de bevindingen van deze paper kort herhaald zullen worden. Tevens zal er in de conclusie een discussie plaatsvinden waarin de zwaktes, implicaties en suggesties voor toekomstige papers besproken worden.

(5)

Theoretisch kader

Een maatschappelijk middenveld dat politiek participeert wordt veelal gezien als een fundamenteel element van een democratische samenleving. Zonder enige inmenging van burgers verliezen politieke processen hun legitimiteit en drijvende kracht (Dalton 2008: 76). Deze noodzakelijkheid van politieke participatie komt voort uit het democratische ideaal waarop zij gebaseerd is: Zaken die iedereen aangaan ook besloten moet worden door iedereen (Scruton 2007: 509). Deze notie geeft het belang van participatie van gemarginaliseerde groepen zoals vrouwen weer. Een politiek systeem dat heerst over burgers zonder dat deze burgers politiek participeren mist een fundamentele legitimiteit, omdat een deel van de bevolking nu in mindere mate meebeslist dan anderen. Wat politieke participatie precies inhoudt, en hoe verschillen in participatie geduid moeten worden is allerminst triviaal. Politieke participatie kan tenslotte vele dingen zoals stemmen, gehoord worden door politici, deelnemen aan besluitvorming en het recht op representatie, delegatie of het geven van een mandaat betekenen (Idem). Om structuur aan te brengen in deze verschillende vormen van politieke participatie wordt er in onderzoek veelal een dichotoom onderscheid gemaakt tussen conventionele en onconventionele vormen van politieke participatie. Conventionele participatie wordt gezien als participatie die plaatsvindt binnen een bepaalde institutionele en wettelijke context (Jasny 2009: 2). Voorbeelden van deze vorm van participatie zijn stemmen en deelnemen aan de campagnes van politieke partijen. In tegenstelling tot conventionele politieke participatie vindt onconventionele politieke participatie juist plaatst buiten bestaande politieke instituties (Idem). Onder andere het bezetten van gebouwen, demonstraties, het tekenen van petities en deelnemen aan boycots. Verschillen in politieke participatie met betrekking op gender en verschillen tussen conventionele- en onconventionele politiek zijn echter niet parallel aan elkaar (Coffé en Bolzendhal 2010: 318). Om een onderscheid tussen verschillende soorten vormen van politieke participatie te maken dat beter aansluit op de gender-gap in politieke participatie zullen soorten participatie gecategoriseerd worden op basis van of zij collectief of privaat zijn. Dat dit onderscheid beter aansluit op de gender-gap in politieke participatie komt voort uit dat het in grotere mate overeenkomt met de tegenstellingen in gender rollen van mannen-en vrouwen. Collectieve participatie wordt gekenmerkt doordat zij plaatsvinden in het publieke, een grote mate van conflict kennen en worden ondernomen door groepen mensen (Pattie en Seyd 2003: 448). Voorbeelden van een dergelijke vorm van participatie zijn demonstraties en politieke rally’s. Private politieke participatie speelt zich daarentegen af in de private sfeer van het leven en heeft een lage mate van direct conflict. Het boycotten van bepaalde producten en het inzamelen van geld kunnen geschaard worden onder deze vorm van participatie (Idem).

Representatie is net als politieke participatie een kernelement van democratie. In het denken over representatie is Pitkin een autoriteit. Volgens Pitkin zijn er vier vormen van democratie te onderscheiden namelijk formalistische, symbolische, descriptieve en substantieve representatie (Pitkin 1967: 38-112). In

(6)

deze paper zal met name dieper ingegaan worden op descriptieve representatie en in mindere mate op symbolische representatie. Descriptieve representatie is het idee dat de compositie van een vertegenwoordigend orgaan exact moet overeenkomen met dat wat het vertegenwoordigt (Pitkin 1967: 60). De legitimiteit van een representatief orgaan komt hierdoor niet zozeer voort uit het handelen van dit orgaan, maar uit de mate waarin de karakteristieken van de vertegenwoordigers in deze instituties overeenkomen met dat wat zij representeren (Idem: 61). Dit betekent niet dat de notie van descriptieve representatie onverschillig is over het handelen van representatieve instituties. Voorstanders van descriptieve representatie maken de claim dat instituties die descriptief representatief zijn gezien kunnen worden als een condensatie van de gehele samenleving waaruit zij voortkomt. Dit heeft als gevolg dat descriptief representatieve instituties niet alleen de karakteristieken van een samenleving, maar ook alle politieke voorkeuren die in een samenleving bestaan zullen spiegelen (Idem: 62). Een van de kritieken op dit idee is dat het niet vanzelfsprekend is dat het hebben van overeenkomstige karakteristieken gelijkheid van handelen als gevolg heeft (Idem: 89). Onderzoek lijkt echter het tegendeel te bewijzen. Op het moment dat een parlement vrouwen descriptief vertegenwoordigt leidt dit tot andere beleidsuitkomsten en tot andere procedures om tot deze besluitvorming te komen (Dolan 2006: 287). Daarbij is het zo dat de descriptieve vertegenwoordiging van vrouwen leidt tot een toename van de agendering van vrouwenissues, hetgeen een toename van vertegenwoordiging van de issues die vrouwen belangrijk vinden als gevolg heeft (Idem). Naast dat descriptieve representatie leidt tot een betere afspiegeling van welke issues spelen in de samenleving kan descriptieve vertegenwoordiging ook van belang zijn, omdat het een symbolische waarde heeft. Pitkin stelt dat mensen net als objecten op symbolische wijze ergens voor kunnen staan. Zo staan staatshoofden veelal niet alleen voor de formele functie die zij hebben, maar ook voor de eenheid van het volk op eenzelfde wijze zoals vlaggen, uniformen en volksliederen dit doen (Pitkin 1967: 94). Pitkin beweert dat deze vormen van symbolische representatie niet zozeer objecten zoals mensen representeren, maar dat zij staan voor ideeën (idem). Symbolische representatie van vrouwen die voorkomt uit de descriptieve vertegenwoordiging van vrouwen ontstaat dus doordat vrouwelijke politici voor een bepaald idee staan. Volgens Mansbridge is dit idee het geloof dat vrouwen hebben in een vermogen om te heersen en een gevoel van verbinding met de staat (Mansbridge 1996: 628).

Zowel de mate waarin mensen politieke participeren als de mate waarin mensen descriptief vertegenwoordigd zijn worden gekenmerkt door een gender- gap. Wereldwijd bezetten vrouwen slechts 23.45% van de zetels in parlementen (IPU.ORG). Dit percentage verschilt niet heel veel met het Europese gemiddelde dat op 26.6% ligt. Op een structureel niveau hebben verschillen in de hoeveelheid vrouwen in representatieve instituties een aantal politieke en sociaaleconomische verklaringen. De eerste politieke verklaring is dat of burgers in electorale systemen stemmen op lijsten, of stemmen op individuele kandidaten. Electorale systemen waar men stemt op lijsten resulteren doorgaans in meer vrouwelijke representanten dan systemen waarin men op individuele kandidaten stemt (Kenworthy en Malami 1999: 238). De tweede

(7)

politieke verklaring is de mate waarin linkse partijen dominant zijn in de samenstelling van politieke partijen in een land (Idem). Linkse partijen hechten over het algemeen meer waarde aan het verminderen van gender ongelijkheid en zijn daarom sneller geneigd om vrouwelijke kandidaten aan te stellen (Idem). Hierdoor zal naarmate het aantal zetels van linkse partijen van partijen toeneemt, de gender-gap in descriptieve representatie afnemen (Idem). De laatste politieke verklaring van de mate waarin vrouwen descriptief vertegenwoordigd worden ligt in de historie van vrouwenstemrechten van landen. Hierin is de verwachting dat des te langer vrouwen het recht hebben gehad om te stemmen, des te meer zij descriptief vertegenwoordigd zijn (Idem). De eerste sociaaleconomische verklaring voor de mate van descriptieve representatie van vrouwen is date mate waarin vrouwen hoog opgeleid zijn. Hoog opgeleide mensen hebben doorgaans meer ervaring met spreken in het openbaar en hebben meer kennis van politieke en wettelijke systemen. Hierdoor is het voor hoog opgeleide mensen makkelijker om toe te treden in de politiek. Dit betekent dat naarmate er meer vrouwen hoog opgeleid zijn, er meer vrouwelijke politici in het parlement zullen zitten (Idem: 240). Een tweede sociaaleconomische verklaring voor het aantal vrouwen in descriptieve instituties is de mate van economische ontwikkeling. Dit effect ontstaat doordat naarmate een land welvarender wordt er ruimte in het publieke debat komt voor immateriële issues zoals gender gelijkheid, traditionele waarden verzwakken, het geboortecijfer daalt, de mate van urbanisatie toeneemt, de emancipatie van vrouwen in onderwijs en de arbeidsmarkt toeneemt, en dat de attitudes ten opzichte van de ‘gepaste’ rol van vrouwen verschuift ten voordele van de emancipatie van vrouwen (Idem: 241). Verschillende studies wijzen vinden bewijs voor de aanwezigheid van een gender gap in politieke participatie in Europese landen (Coffé en Bolzendhal 2010: 318, Gallego 2007: 11, Morales 2009: 224). Om de gender-gap in politieke participatie volledig te begrijpen is het van belang om te begrijpen hoe gender rollen de ambitie van vrouwen om politiek te participeren vormen. De perceptie van wat ‘mannelijk’ en wat ‘vrouwelijk’ is veroorzaakt tenslotte in grote mate de verschillen in gedrag tussen mannen en vrouwen. Dat vrouwen minder politiek participeren is daarom mogelijk gegrond door sociale processen rondom gender socialisatie (Coffé en Bolzendhal 2010: 319). Vrouwen worden gesocialiseerd richting een gender rol die gekenmerkt wordt door eigenschappen zoals passiviteit, het private, gehoorzaamheid en compassie. Mannen worden daarentegen georiënteerd richting om te excelleren in leiderschap, publieke functies, autonomie en zelfredzaamheid (Idem: 320). Deze verschillen komen vroeg in het leven al tot stand en kristalliseren zich vervolgens uit naarmate de tijd verstrijkt. Het resultaat hiervan is dat vrouwen minder affiniteit voor de moderne politieke arena hebben, omdat deze een sterke voorkeur heeft voor eigenschappen die terug te vinden zijn in de gender rol van mannen (Lawless en Fox 2010: 13). Concreet betekent dit dat de politieke arena associaties oproept van conflict en het behalen van persoonlijke power goals. De afkeer die vrouwen over het algemeen hebben voor deze zaken maken dat vrouwen minder politieke ambitie hebben (Schneider et al. 2015: 524). Op het moment dat de perceptie van politiek echter veranderd wordt van iets wat conflictueus is naar een activiteit die gekenmerkt wordt door samenwerking,

(8)

verkleint de gender- gap in politieke ambitie ook significant (Idem). De aversie die vrouwen hebben tegen conflictueuze vormen van politieke activiteit vertaalt zich ook naar politieke participatie. Vrouwen deelnemen significant minder aan collectieve politieke acties, hetgeen samenvalt met conflict vermijdend gedrag (Coffé en Bolzendhal 2010: 324). Vrouwen nemen echter wel significant vaker deel aan private vormen van politieke participatie dan mannen (Idem). Aangezien de gender- gap rondom politieke participatie zich verschillend manifesteert over het spectrum van politieke participatie is het van belang om te meten wat het effect van descriptieve representatie is op de mate waarin vrouwen aan verschillende soorten politieke participatie deelnemen. Het effect dat descriptieve representatie van vrouwen heeft op politieke participatie loopt theoretisch via twee causale wegen. De eerste causale weg komt voort uit dat descriptieve representatie een sterke relatie heeft met symbolische representatie. Descriptieve representatie zet aan tot een symbolische representatie van descriptief vertegenwoordigde groepen door een signaal af te geven dat de politieke arena hun belangen wil dienen en naar hun luistert (Barnes en Burchard 2012: 770). Zo blijkt uit onderzoek van Burns et al. dat wanneer vrouwen in een omgeving leven waar vrouwelijke representanten aanwezig zijn, zij meer van politiek af weten en meer ompolitiek geven (Burns et al. 2001: 383). In het geval van descriptieve representatie van vrouwen wordt vanuit de politiek aangegeven dat politiek niet langer een ‘man’s game’ is, dat politieke participatie van vrouwen van belang is en dat de participatie van vrouwen in politieke participatie gewaardeerd wordt (Dolan 2006: 688). Dit heeft tot gevolg dat geïnternaliseerde gender rollen die de perceptie van de politieke inferioriteit van vrouwen tot stand brengen ten dele ongedaan worden gemaakt. Doordat men vrouwen in de politiek ziet zal men tenslotte bepaalde discriminerende ideaalbeelden van leiders laten vallen ten voordele van het geloof dat vrouwen kunnen heersen (Alexander 2012: 404). Zo vinden Campbell en Wolbrecht dat de zichtbaarheid van vrouwelijke politici adolescente vrouwen inspireert tot politiek engagement (Campbell en Wolbrecht 2006: 245). Een tweede manier waarop descriptieve representatie leidt tot politieke participatie van vrouwen wordt veroorzaakt doordat wanneer er meer vrouwelijke kandidaten en representanten zijn, meer issues die voor vrouwen belangrijk zijn de politieke agenda bereiken waardoor politiek relevanter wordt voor vrouwen (Karp en Banducci 2008: 107). Daarbij zijn er ook sterke verschillen tussen de wijzen waarop mannelijke en vrouwelijke politici campagne voeren. Ondanks dat mannelijke en vrouwelijke politici over het algemeen vergelijkbare campagnestrategieën hanteren, voeren vrouwelijke politici meer campagne op sociale issues dan mannen (Idem). Doordat vrouwelijke politici campagne voeren op issues die vrouwen belangrijker vinden is het aannemelijk dat deze campagnes leiden tot een mobilisatie van vrouwen.

Ten grondslag aan dit onderzoek ligt de aanname dat er een gender-gap is in politieke participatie. Hieraan wordt de nuance toegevoegd dat vrouwen alleen minder participeren in collectieve vormen van politieke

(9)

participatie, omdat deze minder aansluit op de gender rol van vrouwen. Hieruit komt de eerste hypothese voort: H1. Er is een gender-gap in politieke participatie die sterker aanwezig is in collectieve vormen van politieke participatie Descriptieve vertegenwoordiging leidt tot een symbolische boodschap die stelt dat vrouwen in staat zijn om politiek te participeren en leidt tot een relevantere politieke agendasetting voor vrouwen. Tezamen brengen deze twee zaken een verandering teweeg in de visie op hoe gender rollen zich verhouden tot de politiek. Deze verandering is ten voordele van de emancipatie van vrouwen. Op basis van deze claim baseer ik de tweede hypothese: H2. Naarmate er een grotere vrouwelijke aanwezigheid is in representatieve instituties zullen vrouwen meer politiek participeren Een toets van de voorgaande hypothese beantwoordt nog niet volledig de vraag die dit onderzoek tracht te beantwoorden. Er zal ook gekeken moeten worden naar het effect dat descriptieve representatie heeft op verschillende soorten politieke participatie. Gezien de vrouwelijke gender rol in sterkere mate aansluit op private politieke participatie, terwijl vrouwelijke representanten juist collectieve politiek bedrijven is te verwachten dat een verandering van de perceptie van deze rol door deze representanten een groter effect heeft op de collectieve participatie van vrouwen dan de private participatie van vrouwen. Uit deze onderliggende assumptie komt de laatste hypothese voort: H3. Het effect dat vrouwelijke representanten hebben op politieke participatie van vrouwen is sterker voor collectieve participatie, dan voor private participatie.

Methoden

Een van de grootste methodologische uitdagingen in onderzoek naar het effect van descriptieve vertegenwoordiging van vrouwen op politieke participatie van vrouwen is de wederkerigheid van dit effect. Alexander beschrijft deze wederkerigheid zeer treffend als een virtuous cycle (Alexander 2012: 442). Een toename van descriptieve representatie van vrouwen leidt tot een toename van zowel het geloof van vrouwen dat zij politiek capabel zijn, als de politieke participatie van vrouwen. Doordat het aantal vrouwen dat politiek actief is gestegen is door toedoen van descriptieve vertegenwoordiging zullen er ook meer vrouwen een carrière als politicus ambiëren, hetgeen tot gevolg heeft dat de mate van descriptieve vertegenwoordiging van vrouwen toeneemt (Idem). Idealiter wordt wederkerigheid van variabelen tegen

(10)

gegaan door veranderingen van de waardes van variabelen over tijd te meten. Om een verandering waar te nemen op individueel niveau is het noodzakelijk dat dezelfde respondenten op verschillende momenten in de tijd dezelfde vragen worden gesteld. De longitudinale data van de European Value Survey die in deze paper gebruikt wordt voldoet echter niet aan deze eis, omdat elke wave een verschillende sample van op basis van kans geselecteerde respondenten bevat. Om het probleem van wederkerigheid tegen te gaan zullen er daarom twee analyses gedaan worden. In de eerste analyse zal de individuele data uit 10 verschillende landen en 4 verschillende golven worden geaggregeerd op landsniveau. Door dit te doen kunnen er wel verschillen over tijd gemeten worden waardoor het probleem van wederkerigheid tegen gegaan wordt. Het aggregeren van data naar landsniveau heeft echter wel een aantal nadelen. Een eerste nadeel van het aggregeren van data naar landsniveau is dat het aantal cases in de sample drastisch verkleint. Doordat er verschillen worden gemeten vervalt de eerste wave van de survey waardoor de sample uiteindelijk slechts een n van 30 heeft. Een tweede nadeel van het aggregeren van data naar landsniveau is dat nu geen uitspraken meer gedaan kunnen worden over effecten op individueel niveau. Het is niet vanzelfsprekend dat effecten op landsniveau en individueel niveau overeenkomen. Dit betekent dat er op basis van deze analyse geen individuele uitspraken gedaan worden, omdat dit mogelijk leidt tot een ecologische fout. Om de gebreken van de eerste analyse enigszins te ondervangen zal er ook nog een tweede analyse gedaan worden. Deze analyse zal in tegenstelling tot de vorige analyse wel gedaan worden op individueel niveau. Wederkerigheid van de onafhankelijke-en afhankelijke variabelen is in dit model lastig uit te sluiten. Toch zal er op verschillende manieren gecontroleerd worden voor wederkerigheid. De eerste manier waarop gecontroleerd wordt voor wederkerigheid is dat de descriptieve vertegenwoordiging van vrouwen wordt uitgedrukt in groei ten opzichte van t-1. De tweede manier om te controleren voor wederkerigheid is dat de gemiddelde participatie van vrouwen op t-1 aan het model wordt toegevoegd. Deze gemiddelde participatie zal opgesplitst worden in private en collectieve participatie.

Sample selectie

De analyses worden uitgevoerd aan de hand van de longitudinale survey data van de EVS. De EVS is een internationale organisatie die surveys afneemt in samenwerking met wetenschappelijke organisaties afkomstig uit de deelnemende landen (www.europeanvaluesurvey.eu). Aangezien niet alle gegevens die nodig zijn beschikbaar zijn in deze dataset zal de EVS gecombineerd worden met data van een aantal andere bronnen. Data betreffende de descriptieve vertegenwoordiging van vrouwen is afkomstig uit de Interparliamentery Union en het Inter-university Consortium for Political and Social Research (ICPSR). De interparliamentery Union heeft geen data beschikbaar voor het jaar waarin eerste wave van de EVS is

(11)

afgenomen, hetgeen het gebruik van twee bronnen noodzakelijk maakt. Zowel de data over het bruto nationaal product van verschillende landen als data betreffende het opleidingsniveau van vrouwen is afkomstig van de World Bank. Een laatste toevoeging aan de data van de EVS is het aantal jaren dat vrouwen stemrecht hebben. Deze data zijn afkomstig van Women Suffrage and Beyond. De sample die gebruikt wordt bevat in totaal 62653 respondenten. Deze zijn afkomstig uit 10 verschillende landen namelijk België, Denemarken, Frankrijk, Ierland, IJsland Italië, Nederland, Spanje, het Verenigd Koninkrijk en Zweden. De data zijn afgenomen over vier golven die afgenomen zijn in 1981, 1989, 1999 en 2008. Omdat met verschillen over tijd wordt gerekend vervalt de eerste wave waardoor alleen de laatste drie golven in deze sample gebruikt worden. Oost-Europese landen worden, ondanks dat zij wel in de dataset van het EVS zitten niet meegenomen vanwege hun communistische geschiedenis. Sommige West-Europese landen zijn niet meegenomen, omdat zij bepaalde essentiële variabelen miste of niet hadden deelgenomen aan alle golven.

Analyse 1: Verschillen tussen landen over tijd

Aangezien dat het aannemelijk is dat waarnemingen van verschillende landen binnen golven niet willekeuring zijn maar samenhangen zal de eerste analyse een multilevel regressie zijn waarin een random intercept wordt toegevoegd aan alle golven. Een single-level regressie voldoet in deze situatie niet, omdat deze vorm van regressie gebaseerd is op de assumptie dat de sample volledig willekeurig is. De afhankelijke variabele in dit model zal de procentuele verandering zijn van het aantal vrouwen binnen een land over tijd politiek participeert. Deze verandering zal worden opgedeeld in twee verschillende delen, namelijk collectieve politieke participatie en private politieke participatie. Het aantal vrouwen dat collectief-of privaat politiek participeert zal gemeten worden aan de hand van vragen of de respondent heeft deelgenomen aan verschillende soorten politieke participatie. De vormen die van politieke participatie die in deze paper betrekking hebben tot private politieke participatie zijn het boycotten van producten en het meewerken aan petities. De vormen van politieke participatie die van toepassing zijn op collectieve participatie zijn deelnemen aan vreedzame demonstraties, deelnemen aan stakingen en het bezetten van gebouwen. Al deze vragen kunnen beantwoord worden aan de hand van drie categorieën (have never done, might do, have done). Alleen de categorie ‘have done’ zal gebruikt worden om het aantal vrouwen dat politiek participeert te meten. De twee overige categorieën worden samengevoegd als één categorie “have never done”. De vormen van politieke participatie die gebruikt worden in deze vragen collectieve participatie te meten zijn deelnemen aan demonstraties, deelnemen aan onofficiële stakingen en het bezetten van gebouwen.

De belangrijkste onafhankelijke variabele in deze analyse is de verandering van descriptieve representatie binnen een land over tijd. Het effect dat deze paper beoogt te onderzoeken is tenslotte het effect van descriptieve representatie op politieke participatie van vrouwen. Descriptieve representatie wordt gemeten aan de hand van de procentuele groei van het aantal vrouwen in parlement gedurende de afnamen van

(12)

golven in 1981, 1989, 1999 en 2008. Om schijnverbanden uit te sluiten zullen aan het model ook een aantal controle variabelen worden toegevoegd. De eerste controlevariabele is de groei van het bruto nationaal product per capita in Amerikaanse dollars. Deze groei wordt gemeten aan de hand van data van de World Bank. Economische ontwikkeling in een land hangen doorgaans sterk samen met attitudes die positief zijn ten opzichte van gender egalitarisme en de acceptatie van vrouwen als politieke leiders (Alexander 2012: 442, Kenworthy en Malami 1999: 241 ). Naarmate landen welvarender worden vervagen traditionele en autoritaire maatschappelijke structuren waardoor de uitsluiting van vrouwen uit de publieke sfeer afneemt en er maatschappelijke zorgen ontstaan over de schaarsheid van vrouwen op machtsposities (Idem). Een mogelijk schijnverband kan daardoor zijn dat economische groei leidt tot zowel een toename van descriptieve vertegenwoordiging als een toename van politieke participatie van vrouwen. Indien dit klopt is te verwachten dat onder controle van economische groei het effect van descriptieve vertegenwoordiging op de participatie van vrouwen afneemt.

Naast economische ontwikkeling wordt de mate van religiositeit gezien als een van de voornaamste invloeden op socialisatie betreffende gender rollen (Idem). Religieuze organisaties van alle geloven ondersteunen traditionele- en ondergeschikte rol voor vrouwen (Idem). Landenvergelijkende studies hebben dan ook een sterke link gevonden tussen de mate van descriptieve representatie van vrouwen en religieuze overtuigingen in een samenleving (Idem). Om deze reden is de tweede controle variabele op het effect dat descriptieve representatie van vrouwen op politieke participatie van vrouwen heeft de verandering van de mate van religiositeit in een samenleving. Dit zal gemeten worden aan de hand van EVS-data door te kijken naar het percentage van respondenten dat zichzelf als religieus identificeert. De derde controle variabele in dit model is de procentuele verandering van het aantal vrouwen dat hoog opgeleid is over tijd binnen een land. Aangezien pas in de laatste twee golven van de EVS vragen over opleiding worden gesteld zal het opleidingsniveau van vrouwen worden gemeten aan de hand van data afkomstig uit de World Bank. Een hoog opleidingsniveau hangt sterk samen met een hoge mate van politieke participatie via een aantal mechanismen (Mayer 2011: 633). Zo leidt een hoge opleiding tot de ontwikkeling van cognitieve vaardigheden en de toegang tot relevante informatie over politiek, de ontwikkeling van civiele vaardigheden die politiek engagement faciliteren (idem), de cultivering van politieke interesse (Idem) en toegang tot politiek georiënteerde sociale netwerken die politieke participatie stimuleren (Idem). Het is daarom aannemelijk dat een toename van het aantal hoogopgeleide vrouwen een hogere descriptieve vertegenwoordiging en een hogere politieke participatie van vrouwen als gevolg heeft.

De laatste controle variabele in dit model is het aantal jaren dat vrouwen in een land zich verkiesbaar mogen stellen en over stemrecht beschikken. West Europese landen kennen een grote variatie in de invoering van politieke rechten van vrouwen. Gedurende de hele 20ste eeuw hebben landen vrouwen stemrecht gegeven.

(13)

Het is tenslotte aannemelijk dat naarmate vrouwen langer beschikken over politieke rechten de participatie van vrouwen institutionaliseert. Het is daarom mogelijk dat landen een hogere mate van politieke participatie en descriptieve van representatie ten dele veroorzaakt wordt door dat in het desbetreffende land vrouwen relatief lang over politieke rechten beschikken.

Analyse 2: Verschillen tussen individuen over tijd

Net als de eerste analyse zal de tweede analyse ook een multilevel structuur hebben. Wederom voldoet een single level regressie niet, omdat er niet vanuit kunnen gegaan kan worden dat de sample die gebruikt wordt bestaat uit volledig willekeurige respondenten. Doordat in de tweede analyse data van individuen niet geaggregeerd zijn naar het niveau van landen kunnen we nu verwachten dat waarnemingen niet alleen binnen golven, maar ook binnen landen zullen samenhangen. Om deze reden zal een deze analyse een random intercept worden toegevoegd aan zowel elk land als elke wave om zo te controleren voor samenhang van respondenten binnen landen en binnen golven. Gezien dat alle afhankelijke variabelen in deze analyse nominaal zijn en uit twee categorieën bestaan zal de analyse een multilevel logistische regressie zijn. Gezien het feit dat in deze analyse geen verschillen over tijd gemeten worden moet op andere manieren gecontroleerd worden voor de wederkerigheid tussen descriptieve representatie en politieke participatie van vrouwen. Dit wordt gedaan door, naast dat descriptieve representatie aan de hand van groei ten opzichte van t-1 wordt gemeten, de gemiddelde politieke participatie van vrouwen in de vorige wave toe te voegen aan het model. De gemiddelde collectieve participatie van vrouwen wordt opgedeeld in collectieve-en private participatie en wordt gemeten door in elk land het aantal vrouwen dat politiek participeert te vergelijken met het aantal vrouwen dat totaal in de sample van het desbetreffende land zit. Door deze variabelen aan het model toe te voegen wordt getracht te controleren voor de groei van zowel politieke participatie van vrouwen als de groei van descriptieve representatie die mogelijk veroorzaakt wordt door een hoge participatiegraad van vrouwen in het verleden.

In de tweede analyse wordt politieke participatie aan de hand van meerdere variabelen gemeten. Dit zal net als in de vorige analyse gedaan worden aan de hand van survey vragen betreffende of men ooit heeft deelgenomen aan verschillende soorten politieke participatie. Vragen die betrekking hebben op collectieve politieke participatie zijn of men heeft deelgenomen aan demonstraties, onofficiële stakingen en het bezetten van gebouwen. Vragen die betrekking hebben op private politieke participatie zijn of de respondent recentelijk een petitie heeft getekend of een product heeft geboycot. Al deze vragen kunnen beantwoord worden aan de hand van drie categorieën (have never done, might en have done). Om de data bruikbaar te maken voor een logistische regressie zullen deze variabelen gehercodeerd worden door de eerste twee

(14)

categorieën samen te voegen, hetgeen resulteert in twee categorieën genaamd “have never done” en “have done”. In deze analyse zijn twee onafhankelijke variabelen van groot belang. De eerste belangrijke onafhankelijke variabele is gender. Aan de hand van deze variabele kan gezien worden of er in verschillende wijzen van politieke participatie een gender-gap aanwezig is. Alle vrouwelijke respondenten zijn gecodeerd middels een 1 en alle mannelijke respondenten zijn gecodeerd middels een 0. Op basis van de eerste hypothese is de verwachting dat voor vormen van collectieve politieke participatie de variabele gender een negatieve en significante coëfficiënt heeft. Een dergelijke waarde zou betekenen dat vrouwen minder dan mannen deelnemen aan de desbetreffende vorm van politieke participatie, hetgeen bewijs is voor de aanwezigheid van een gender-gap. In navolging van Barnes en Burchard zal aan relevante andere onafhankelijke variabele gender als interactie term worden toegevoegd om zo te kijken of deze variabelen invloed hebben op de gender-gap in verschillende vormen van politieke participatie (Barnes en Burchard 2012: 779). De tweede belangrijke onafhankelijke variabele is de mate van descriptieve representatie van vrouwen. Om wederkerigheid tegen te gaan zal descriptieve vertegenwoordiging van vrouwen uitgedrukt worden in groei. Deze groei wordt gemeten door te kijken naar verschillen in het aantal vrouwen in parlementen gedurende de jaren dat de EVS surveys zijn afgenomen. Aangezien deze paper niet het effect van descriptieve representatie van vrouwen op politieke participatie op de gehele populatie, maar slechts die van vrouwen tracht te onderzoeken wordt er aan het model ook een interactie-effect toegevoegd tussen gender en de groei van descriptieve vertegenwoordiging van vrouwen. Door dit te doen kan worden blootgelegd of descriptieve representatie van vrouwen de politieke participatie van vrouwen kan bevorderen en daarmee de gender-gap in politieke participatie kan verkleinen. Indien de tweede hypothese, die stelt dat dat de descriptieve vertegenwoordiging van vrouwen tot een toename van de politieke participatie van vrouwen leidt, klopt betekent dit dat deze interactie term een positieve en significante waarde heeft voor verschillende vormen van politieke participatie. Uit een dergelijke uitkomst kan dus geconcludeerd worden dat de gender- gap in politieke participatie verkleind wordt door descriptieve representatie van vrouwen.

Om te controleren van schijnverbanden en wederkerigheid wordt er in deze analyse ook een aantal controle variabelen aan het model toegevoegd. De eerste controle variabele is het inkomen van respondenten. Inkomen zal gemeten worden aan hand van verschillende categorieën namelijk hoog, gemiddeld en laag. Een toename van inkomens kan mogelijk leiden tot het een betere sociaaleconomische positie van vrouwen. Dit heeft als gevolg dat vrouwen zowel in de politieke top als het maatschappelijk middenveld meer participeren. Daarbij heeft een toename van welvaart ook als gevolg dat algemene attitudes ten opzichte van vrouwen in de politiek positiever worden (Alexander 2012: 442). De tweede controlevariabele is opleidingsniveau. Aangezien de longitudinale data slechts in de laatste twee golven opleidingsniveau heeft gemeten zal

(15)

opleidingsniveau gemeten worden aan de hand van data van de World Bank. Indien de data van het EVS gebruikt zouden worden zou dit tenslotte tot een gigantische vermindering van respondenten leiden, omdat in die situatie slechts maar één wave gebruikt kan worden. Voor opleidingsniveau geldt hetzelfde mechanisme als beschreven is in de vorige analyse. Een toename in opleidingsniveau gaat gepaard met een verhoging van cognitieve vaardigheiden, informatieconsumptie en civiele vaardigheden (Mayer 2011: 633). Het is hierom aannemelijk dat een toename van opleiding leidt tot een grotere mate van zowel politieke participatie van vouwen als descriptieve vertegenwoordiging van vrouwen. Een derde controlevariabele is religiositeit van de respondent. Religiositeit wordt gemeten aan de hand of men in het bestaan van een god gelooft. Ook hier geld hetzelfde mechanisme als beschreven is in de eerste analyse. Het conservatisme ten opzichte van vrouwen dat samenhangt met vrijwel alle grote religies maakt dat vrouwen zowel minder politiek participeren als descriptief vertegenwoordigd worden op het moment dat religiositeit toeneemt. Een vierde controlevariabele is leeftijd. Leeftijd is een relevante controlevariabel, omdat dit in grote mate samenhangt met de mate waarin mensen politiek participeren. Naarmate men ouder wordt verkleind namelijk de kans dat men deelneemt aan vormen van politieke participatie anders dan stemmen (Melo en Stockemer 2012: 33). De vijfde controlevariabele is het aantal jaren dat het land waarin de respondent woont vrouwenstemrecht heeft. Ook hier geldt hetzelfde mechanisme als beschreven is in de vorige analyse.

Resultaten

Tabel 1: Mixed effects lineaire regressie Verandering Fractie vrouwen die privaat participeert Verandering Fractie vrouwen die collectief participeert Verandering aantal vrouwen in het parlement 0.0011 (0.0020) -0.0008 (0.0009) Verandering BNP per capita 0.000 (0.000) 0.0000*** (0.0000) Verandering religiositeit vrouwen -0.3343*** (0.0931) -0.0701 (0.0438) Verandering percentage hoog opgeleide vrouwen 0.0000 (0.0000) 0.0000 (0.000) Constant 0.0866** (0.0314) 0.0516*** (0.0148) N 30 30 *P < 0.05, **p < 0.01, ***P < 0.001

(16)

Tabel 2: Mixed effects logistiche regressie Participated in demonstration Participated in strike Participated in occupations Participated in boycots Participated in petition Vrouw -0.2833*** (0.0413) -0.4737*** (0.0707) -0.4700*** (0.0934) -0.1214* (0.0545) -0.0699 (0.0388) verandering descriptieve representatie -0.0016 (0.0119) 0.0199* (0.0091) -0.0023 (0.0180) 0.0070 (0.0140) -0.0099 (0.0143) Gender X% verandering descriptieve representatie -0.0007 (0.0050) -0.0170 (0.0090) -0.1820 (0.1244) -0.00867 (0.0067) 0.0104* (0.0046) Deel hoog opgeleide vrouwen 0.0001 (0.0001) 0.0001 (0.0001) 0.000 0.0002 0.0001 (0.0001) X inkomen 0.2886*** (0.0178) 0.0821** (0.0296) 0.0589 (0.0399) 0.3032*** (0.0233) 0.3782*** (0.0171) Religiositeit -0.4052*** (0.0313) -0.4980*** (0.0497) -0.7862*** (0.0681) -0.4990*** (0.0394) -0.2569*** (0.0316) Gemiddelde collectieve participatie t-1 6.7968*** (1.6190) 1.3079 (2.4562) 5.4415 (3.2348) -3.2533 (2.2756) 3.5350 (1.9811) Gemiddelde private participatie t-1 -1.9056** (0.7091) -2.5675 (1.3330) -0.9668 (1.2565) 2.0440 (1.2752) X Aantal jaren vrouwenstemrec ht -0.0034 (0.0058 0.0065 (0.0113) -0.0290** (0.0101) 0.0086 (0.0090) X Leeftijd -0.0099*** (0.0009) -0.0006 (0.0014) -0.0043* (0.0020) -0.0087*** (0.0011) -0.0119*** (0.0010)

(17)

Constant -0.8963** (0.3438) -2.3474*** (0.5035) -0.9432 (0.5647) -2.7460*** (0.4616) 0.0532 (0.3132) N 28210 27714 27735 27619 28108 *P < 0.05, **p < 0.01, ***P < 0.001 Voordat de geformuleerde hypothesen getoetst worden is het van belang om kort in te gaan op Tabel 2. Het model dat de participatie in petities weergeeft mist drie controle variabelen namelijk het aantal jaren dat een land over vrouwenstemrecht beschikt, de gemiddelde private participatie op t-1 en het deel van de vrouwen dat hoog opgeleid is. De oorzaak hiervan is waarschijnlijk dat de multilevel structuur van het model te complex is voor de data die gebruikt worden. In de appendix staat een model waarin alleen een random intercept toegevoegd is aan golven en een model waarin enkel een random intercept is toegevoegd aan landen. Beide modellen bevatten wel alle variabelen. Aangezien bovenstaande model de meest conservatieve schattingen geeft zal de analyse gedaan worden aan de hand van dit model.

De eerste hypothese van deze paper stelt dat dat er een gender-gap in politieke participatie is die sterker aanwezig is in collectieve vormen van politieke participatie. Om deze hypothese te bevestigen moet de variabele ‘vrouw’ in Tabel 2 significante negatieve waarden voor alle collectieve vormen van participatie hebben en tenminste significant lagere negatieve waarden voor alle vormen van private politieke participatie. Uit de resultaten blijkt dat er een gender-gap is in alle collectieve vormen van politieke participatie. Van de private vormen van politieke participatie kent alleen het boycotten van producten een gender-gap. Deze gender-gap is aanzienlijk minder groot dan de gender-gaps in alle vormen van collectieve politieke participatie. Hiermee is de eerste hypothese van deze paper bevestigd.

De tweede hypothese van deze paper is dat naarmate er een grotere vrouwelijke aanwezigheid is in representatieve instituties zullen vrouwen meer politiek participeren. Om deze hypothese te bevestigen zou in Tabel 1 ‘verandering van het aantal vrouwen in het parlement’ of in Tabel 2 het interactie-effect tussen gender en de verandering van descriptieve vertegenwoordiging significante en positieve waarden moeten hebben. In zowel Tabel 1 als in Tabel 2 is dit op een enkele uitzondering na niet het geval. Verandering van descriptieve vertegenwoordiging heeft alleen een positief effect op de mate waarop vrouwen participeren in petities. Dit terwijl deze vorm van politieke participatie als enige geen gender-gap heeft. Dit maakt dat de tweede hypothese van deze paper verworpen wordt, hetgeen betekent dat er geen empirisch bewijs is gevonden voor het idee dat descriptieve vertegenwoordiging een positief effect heeft op de politieke participatie van vrouwen. De derde hypothese van deze paper is dat het effect dat vrouwelijke representanten hebben op politieke participatie van vrouwen is sterker voor collectieve participatie, dan

(18)

voor private participatie. Aangezien de derde hypothese gebaseerd is op de assumptie dat de tweede hypothese waar is wordt de de derde hypothese ook verworpen. Hieruit concludeer ik dat er geen verschillen zijn in de mate waarop descriptieve vertegenwoordiging een effect heeft op de collectieve- en private politieke participatie van vrouwen.

Conclusie

Het doel van deze paper was om te testen in hoeverre descriptieve vertegenwoordiging van vrouwen een effect heet politieke participatie van vrouwen. Het centrale idee is hierin dat vrouwen in de top van de politiek als symbolische mentoren kunnen dienen die gender-rollen doorbreken die vrouwen ervan weerhouden om op hetzelfde niveau als mannen politiek te participeren. Dit idee heeft een sterke aantrekkingskracht, omdat het potentieel van grote maatschappelijke waarde kan zijn. Om deze reden is er dan ook veel onderzoek gedaan naar dit effect, hetgeen heeft geleid tot een verzameling literatuur die gekenmerkt wordt door uiteenlopende resultaten. Deze paper heeft getracht een bijdrage te doen aan bestaande literatuur door dit effect op te splitsen in een effect op collectieve-en private participatie. De resultaten laten zien dat deze nuancering niet overbodig is, omdat er wel degelijk een verschil is in de grote van de gender-gap tussen collectieve-en private politieke participatie. Vrouwen nemen minder deel aan collectieve vormen van politieke participatie dan aan private vormen van politieke participatie. De resultaten geven echter geen bewijs voor de assumptie dat vrouwen in de politieke top een symbolische rol hebben die zich vertaalt naar een toename van zowel collectieve als private politieke participatie van vrouwen. Dat er in deze paper geen bewijs is gevonden voor een effect van descriptieve representatie op de politieke participatie van vrouwen vormt zeker geen eindpunt voor onderzoek naar dit onderwerp. Het onderzoek in deze paper kan namelijk op een aantal punten verbeterd worden. Het eerste zwaktepunt is dat er in dit onderzoek slechts een klein aantal landen onderzocht is. De oorzaak hiervoor was dat er voor de grote meerderheid van landen ofwel data binnen golven niet aanwezig was ofwel dat landen sommige niet aan alle golven hebben deelgenomen. Daarbij waren er in eerste instantie al relatief weinig cases die potentieel gebruikt konden worden, omdat de caseselectie beperkt was tot West-Europese landen met als reden het verzekeren van een valide vergelijking. Het is tenslotte niet vanzelfsprekend dat descriptieve vertegenwoordiging eenzelfde effect heeft in landen met totaal verschillende culturen en historische democratiseringsprocessen. Uit deze keuze komt een tweede zwaktepunt van deze paper voort. Het is niet zeker dat de keuze om sterk overeenkomende landen te kiezen zonder gevolgen is. Mogelijk is het zo dat effecten niet gevonden zijn door een gebrek aan variatie in de waarnemingen. Europese landen komen tenslotte sterk overeen als het aankomt op politieke, economische en sociale zaken. Een derde zwaktepunt van deze paper is dat, ondanks dat de gebruikte data longitudinaal over meerdere decennia was, slechts een klein deel van de gehele geschiedenis van de emancipatie van vrouwen onderzocht is. Wellicht is het zo dat

(19)

een effect van descriptieve representatie op de politieke participatie van vrouwen zich alleen gedurende bepaalde fases van het emancipatieproces van vrouwen manifesteert. Daarbij is het mogelijk dat een effect van descriptieve representatie op de politieke participatie van vrouwen zich pas manifesteert nadat een nieuwe generatie gesocialiseerd is. Gezien dat de analyses van deze paper over een relatief korte periode zijn gedaan kan het zijn dat er geen effect gevonden is, omdat dit zich pas later in de tijd manifesteert. De genoemde gebreken komen voornamelijk voort uit het gebruiken van data die niet ideaal zijn. Dit geeft het belang weer van de verzameling van goede data betreffende het effect dat descriptieve representatie kan hebben op onder andere politieke participatie. Aangezien de ideale data voor onderzoek rondom dit onderwerp er naar alle waarschijnlijkheid op de middellange termijn nog niet beschikbaar zullen zijn zit de belangrijkste uitdaging voor academici nu in het overbruggen van de zwaktes die voortkomen uit imperfecte data. Vervolgonderzoek kan, naast de punten die in de vorige alinea besproken zijn, een aanvulling vormen op de bestaande literatuur door naast politieke participatie, ook descriptieve vertegenwoordiging te nuanceren. In deze paper is getracht politieke participatie te nuanceren door een onderscheid te maken tussen collectieve-en private vormen van politieke participatie, terwijl descriptieve vertegenwoordiging geoperationaliseerd is door simpelweg het percentage van vrouwen in parlementen te meten. Dat een vrouw in de politieke top aanwezig is maakt echter nog niet dat zij een symbolische rol vervullen voor de vrouwen die zij representeren. Allereerst is het van belang dat vrouwelijke politici überhaupt zichtbaar zijn voor de vrouwen die zij representeren. Op het moment dat vrouwen zich er niet bewust van zijn dat zij descriptief vertegenwoordigd worden kan dit tenslotte ook geen effect hebben op hoe zij hun gender rollen ervaren. Mogelijk zouden data over politieke kennis en data over verslaggeving over politici dit probleem kunnen tegengaan. Een andere mogelijke nuancering op descriptieve vertegenwoordiging van vrouwen is de politieke ideologie van de partijen waar verschillende vrouwelijke politici bij horen. Zo kan het zijn dat vrouwen zich niet symbolisch gerepresenteerd voelen door vrouwelijke politici op het moment dat deze deel uit maken van partijen die hun politieke voorkeuren tegenspreken. Een laatste mogelijke nuancering op descriptieve vertegenwoordiging is de toevoeging van substantieve vertegenwoordiging in de verklaring van het effect van descriptieve vertegenwoordig op de politieke participatie van vrouwen. Wellicht is het zo dat pas als vrouwelijke politici erin slagen om vrouwenissues prominentie in de politieke arena geven zij gaan dienen als symbolische mentoren voor vrouwen. Samenvattend zal er nagedacht moeten worden over in hoeverre en op welke manier feitelijke descriptieve vertegenwoordiging zich vertaalt naar een bewustzijn van vrouwen dat zij descriptief vertegenwoordigd worden.

(20)

Literatuurlijst

Alexander, A. (2012).

Change in Women’s Descriptive Representation and the Belief
in Women’s

Ability Govern: A Virtuous Cycle. Politics & Gender 8. 437-464.

Barnes, T. en Burchard, S. (2012). ““Engendering” Politics: The Impact of Descriptive

Representation on Women’s Political Engagement in Sub- Saharan Africa”, Comparative Political

Studies 46(7) 767-790.

Burns, N., Schlozman, K.L., Verba, S., 2001. The Private Roots of Public Action: Gender, Equality,

and Political Participation. Harvard University Press, Cambridge, MA.

Campbell, D.E. en Wolbrecht, C. (2006). “See Jane run: women politicians as role models for

adolescents”, Journal of Politics 68(1): 233-247.

Coffé, H. en Bolzendhal, C. (2010). “Same Game, Different Rules? Gender Differences in Political

Participation” Sex Roles 62(1):318-333.

Dalton, R. (2008). “Citizenship Norms and the Expansion of Political Participation”. Political Studies

56(1): 76-98.

Dolan, K. (2006). “Symbolic Mobilisation, the impact of candidate sex in American elections”,

American political research 34(5) 687-704.

Gallego, A. (2007. “Unequal Political Participation in Europe”, Internation Journal of Sociology 37

(4): 10-25.

Jasny, L. (2009). Patterns of Participation: Investigating the Relationship Between “Conventional”

and “Unconventional”, Political Engagement

http://environmentalpolicy.ucdavis.edu/files/cepb/lorien.jasny_.writing.sample.protest.pdf.

Karp, J. en Banducci, S. (2008). “When politics is not just a man’s game: representation and

political engagement”, Electoral studies 27: 105-115.

Kenworthy, L., and Malami, M. (1999). “Gender inequality in political representation: A worldwide

comparative analysis.” Social Forces 78(1): 235-268.

Mansbridge, J. (1999) “Should blacks represent blacks and women represent women? A

contingent “yes””, Journal of Politics 61 (3): 628-657.

(21)

Mayer, A. (2011). “Does Education Increase Political Participation?”, The journal of politics 73(3):

633-645.

Melo, D. en Stockemer, D. (2014). “Age and political participation in Germany, France and the UK:

A comparative analysis”, Comparative European Politics 12(1): 33-53.

Pattie, C. Seyd, P. en Whiteley, P. (2003). Citizenship and civic engagement: attitudes and

behaviour in Britain. Political Studies, 51, 443–468.

Morales, L (1999). “Political Participation: Exploring the Gender Gap in Spain”, South European

Society and Politics 4 (2): 223-247.

Pitkin, H. (1967). The concept op representation. Berkeley: University of California press.

Schneider, M. Holman, M. Diekman, A. en McAndrew, T. (2015). “Power, Conflict and Community:

How Gendered Views of Political Power Infulence Women’s Politcal Ambition”, Political

Psychology 37(4): 515-531.

Wolak, J. (2015). “Candidate gender and the political engagement of Women and Men”, American

politics research 43(5): 872-896.

Scruton, R. (2007). Dictionary of political thought. Palgrave Macmillan.

Data Bronnen

European Value Survey (2015). Longitudinal File 1981-2008. Data verkregen op http://www.europeanvaluesstudy.eu/page/longitudinal-file-1981-2008.html. Interparliamentery Union (2015). Women in National Parliaments. Data verkregen op http://www.ipu.org/wmn-e/world.htm. Inter-university Consortium for Political and Social Research (2008). Women in Parliament, 1945-2003: Cross-National Dataset. Data verkregen op http://www.icpsr.umich.edu/icpsrweb/ICPSR/studies/24340

World Bank (2017). World Development Indicators. Data verkregen op

http://databank.worldbank.org/data/reports.aspx?source=2&Topic=4.

Women’s Suffrage and Beyond (2017). Europe Suffrage Timeline. Data verkregen op

http://womensuffrage.org/?page_id=97.

Appendix

Tabel 3 Mixed logistische regressive waarin voor Participated in petition alleen een random

intercept is toegevoegd aan de golven

(22)

Participated in demonstration Participated in strike Participated in occupations Participated in boycots Participated in petition Vrouw -0.2833*** (0.0413) -0.4737*** (0.0707) -0.4700*** (0.0934) -0.1214* (0.0545) -0.0821* (0.0388) verandering descriptieve representatie -0.0016 (0.0119) 0.0199* (0.0091) -0.0023 (0.0180) 0.0070 (0.0140) -0.0199*** (0.0034) Gender X% verandering descriptieve representatie -0.0007 (0.0050) -0.0170 (0.0090) -0.1820 (0.1244) -0.00867 (0.0067) 0.0129** (0.0047) Deel hoog opgeleide vrouwen 0.0001 (0.0001) 0.0001 (0.0001) 0.000 0.0002 0.0001 (0.0001) -0.0000* (0.0047) inkomen 0.2886*** (0.0178) 0.0821** (0.0296) 0.0589 (0.0399) 0.3032*** (0.0233) 0.3785*** (0.0169) Religiositeit -0.4052*** (0.0313) -0.4980*** (0.0497) -0.7862*** (0.0681) -0.4990*** (0.0394) -0.3299*** (0.0303) Gemiddelde collectieve politieke t-1 6.7968*** (1.6190) 1.3079 (2.4562) 5.4415 (3.2348) -3.2533 (2.2756) -5.4104*** (0.4027) Gemiddelde politieke private participatie t-1 -1.9056** (0.7091) -2.5675 (1.3330) -0.9668 (1.2565) 2.0440 (1.2752) 6.3160*** (0.1810) Aantal jaren vrouwenstemrecht -0.0034 (0.0058 0.0065 (0.0113) -0.0290** (0.0101) 0.0086 (0.0090) -0.0120*** (0.0012) Leeftijd -0.0099*** (0.0009) -0.0006 (0.0014) -0.0043* (0.0020) -0.0087*** (0.0011) -0.0111*** (0.0008) Constant -0.8963** (0.3438) -2.3474*** (0.5035) -0.9432 (0.5647) -2.7460*** (0.4616) 0.0532 (0.3132)

(23)

N 28210 27714 27735 27619 28108 *P < 0.05, **p < 0.01, ***P < 0.001

Tabel 4 Mixed logistische regressive waarin voor Participated in petition alleen een random

intercept is toegevoegd aan de landen

Participated in demonstration Participated in strike Participated in occupations Participated in boycots Participated in petition Vrouw -0.2833*** (0.0413) -0.4737*** (0.0707) -0.4700*** (0.0934) -0.1214* (0.0545) -0.0724 (0.0387) verandering descriptieve representatie -0.0016 (0.0119) 0.0199* (0.0091) -0.0023 (0.0180) 0.0070 (0.0140) -0.0028 (0.0038) Gender X% verandering descriptieve representatie -0.0007 (0.0050) -0.0170 (0.0090) -0.1820 (0.1244) -0.00867 (0.0067) 0.0111** (0.0047) Deel hoog opgeleide vrouwen 0.0001 (0.0001) 0.0001 (0.0001) 0.000 0.0002 0.0001 (0.0001) 0.0001* (0.0000) inkomen 0.2886*** (0.0178) 0.0821** (0.0296) 0.0589 (0.0399) 0.3032*** (0.0233) 0.3771*** (0.0170) Religiositeit -0.4052*** (0.0313) -0.4980*** (0.0497) -0.7862*** (0.0681) -0.4990*** (0.0394) -0.2415*** (0.0314) Gemiddelde collectieve politieke t-1 6.7968*** (1.6190) 1.3079 (2.4562) 5.4415 (3.2348) -3.2533 (2.2756) 0.1211 (1.1395) Gemiddelde politieke private participatie t-1 -1.9056** (0.7091) -2.5675 (1.3330) -0.9668 (1.2565) 2.0440 (1.2752) -1.1455 (0.5870)

(24)

Aantal jaren vrouwenstemrecht -0.0034 (0.0058 0.0065 (0.0113) -0.0290** (0.0101) 0.0086 (0.0090) 0.0286*** (0.0050) Leeftijd -0.0099*** (0.0009) -0.0006 (0.0014) -0.0043* (0.0020) -0.0087*** (0.0011) -0.0119*** (0.0008) Constant -0.8963** (0.3438) -2.3474*** (0.5035) -0.9432 (0.5647) -2.7460*** (0.4616) -1.4499*** (0.3185) N 28210 27714 27735 27619 28108 *P < 0.05, **p < 0.01, ***P < 0.001

Stata commands

* Model voor participatie in petities met missende variabelen: share of higher educated women,

* Average participation at t-1 and Amount of years that women's rights are aquired

. xtmelogit E025N X001_B##c.Descriptive_representation_growt X003 X047RN F050

Average_collectieve_part_t_1 || S003: || S002EVS: , difficult

* Model voor participatie in petitie met alleen een random intercept voor land

. xtmelogit E025N X001_B##c.Descriptive_representation_growt Education_of_women

X047RN F050 Average_collectieve_part_t_1 Average_private_part_t_1

Years_women_rights X003 || S003: , difficult

* Model voor participatie in petitie met alleen een random intercept voor golf

. xtmelogit E025N X001_B##c.Descriptive_representation_growt Education_of_women

X047RN F050 Average_collectieve_part_t_1 Average_private_part_t_1

Years_women_rights X003 || S002EVS: , difficult

*Model voor participate in boycotts

. xtmelogit E026N X001_B##c.Descriptive_representation_growt Education_of_women

X047RN F050 Average_collectieve_part_t_1 Average_private_part_t_1

Years_women_rights X003 || S003: || S002EVS: , difficult

* Model voor participatie in demonstraties

. xtmelogit E027N X001_B##c.Descriptive_representation_growt Education_of_women

F034N X047RN F050 Average_collectieve_part_t_1 Average_private_part_t_1

(25)

Years_women_rights X003 || S003: || S002EVS: , difficult

* Model voor participatie in stakingen

. xtmelogit E028N X001_B##c.Descriptive_representation_growt Education_of_women

F034N X047RN F050 Average_collectieve_part_t_1 Average_private_part_t_1

Years_women_rights X003 || S003: || S002EVS: , difficult

* Model voor participatie in bezettingen van gebouwen

. xtmelogit E029N X001_B##c.Descriptive_representation_growt Education_of_women

F034N X047RN F050 Average_collectieve_part_t_1 Average_private_part_t_1

Years_women_rights X003 || S003: || S002EVS: , difficult

* Model voor gemiddelde private politieke participatie van vrouwen

. mixed VeranderingPrivateparticipatie VeranderingDescriptievereprese

ChangeGDPpercapitein Veranderingreligious Groeivrouwenmettertiaronderw || Wave:

* Model voor gemiddelde collectieve politieke participatie van vrouwen

. mixed Veranderingcollectieveparticipatie VeranderingDescriptievereprese

ChangeGDPpercapitein Veranderingreligious Groeivrouwenmettertiaronderw || Wave:

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Deze oorzaak kan dan misschien meteen verklaren waarom de omvang van de onderneming geen significante invloed heeft op de mate waarin vrouwen vertegenwoordigd

Antwoord op deze vraag zal worden gegeven door middel van een literatuuronderzoek. Hierbij zal hoofdzakelijk worden ingegaan op wetenschappelijke artikelen op het gebied van

Van een aantal proeven zijn de resultaten ook direkt van belang voor de praktijk, zoals de effekten van laat planten en de bewaartemperatuur van het plantgoed op

Deze mest viel voor het grootste gedeelte direct door de mestspleet, waardoor de roosters, dichte vloer en de dieren niet bevuild werden.. Door de dierverzorgers is gedurende dit

The researchers of the University of Utrecht and the Cultural Heritage Agency state that the discovered remains of the pine forest are about 13,000 years old and come from a

This article presents the development of a new finite torsion beam element, based on the gen- eralized strain beam formulation, that allows for the buckling and post-buckling

het voorstel een hoofdstuk over werkgelegenheid op te nemen in het Verdrag van Maastricht. Hij vroeg zich af welke strategie op Europees niveau gevoerd kan worden

waarvo~n· de ondernemingen, die geen beroep op de kapitaalmarkt kunnen doen, slechts met grote moeite de middelen kunnen bijeen- garen, want de prijs- en