• No results found

Het beroepsgeheim van de notaris

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Het beroepsgeheim van de notaris"

Copied!
89
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

                 

BEROEPSGEHEIM  VAN  DE  NOTARIS  

DE   MOGELIJKE   GRONDSLAGEN   VAN   HET   BEROEPSGEHEIM  

VAN  NOTARISSEN  EN  GERECHTSDEURWAARDERS  

           

Vicky  Lemaire  

Studentennummer:  01403914    

Promotor:  Prof.  dr.  Jan  Bael   Commissaris:  Dhr.  Stan  Devos    

Masterproef  voorgelegd  voor  het  behalen  van  de  graad  master  in  het  notariaat     Academiejaar:  2019  -­‐  2020                          

(2)

                     

(3)

Ondergetekende, Vicky Lemaire, verklaart dat de inhoud van deze masterproef mag worden geraadpleegd en/of gereproduceerd voor persoonlijk gebruik. Het gebruik van deze masterproef valt onder de bepalingen van het auteursrecht en bronvermelding is steeds noodzakelijk.

(4)
(5)

Dankwoord

Deze masterproef vormt het sluitstuk van mijn opleiding Notariaat aan de Universiteit van Gent. Tevens sluit ik hiermee mijn studententijd af, een mooie periode waarin ik veel bijgeleerd heb. Deze opleiding en masterproef zouden niet mogelijk zijn geweest zonder de hulp van enkele personen, die ik hierbij dan ook graag wil vernoemen.

Als eerste wens ik mijn promotor, Prof. Dr. Jan Bael, te bedanken voor de kans die ik kreeg om deze masterproef te schrijven over het onderwerp dat mijn voorkeur wegdroeg. Daarnaast wil ik mijn commissaris, dhr. Stan Devos, bedanken voor de uitstekende begeleiding en de nuttige feedback bij het schrijven van deze masterproef.

Ook wens ik mijn vrienden te bedanken voor de vele steun en de mooie momenten die we in deze periode samen beleefd hebben. Ik kijk terug op een heel mooie studententijd, die zonder hen niet zo boeiend was geweest.

Tot slot wil ik mijn ouders, zus en broer bedanken voor de onvoorwaardelijke steun doorheen deze opleiding en bij het schrijven van deze masterproef. Dankzij hun steun en aanmoedigingen heb ik dit allemaal bereikt.

Het was mij een waar genoegen deze opleiding te mogen volgen aan de Universiteit Gent.

Vicky Lemaire Gent, 21 mei 2020

(6)
(7)

Inhoudsopgave  

Inleiding   9  

Deel  1  Beroepsgeheim:  algemeen   11  

1.1  Grondslag:  art.  458  Strafwetboek   11  

1.1.1  Materieel  toepassingsgebied   11  

1.1.2  Personeel  toepassingsgebied   13  

1.2  Uitzonderingen   15  

1.2.1  Uitzonderingen  bepaald  door  artikel  458  Strafwetboek   16  

1.2.2  Andere  uitzonderingen   19  

1.2.3  Het  beroepsgeheim  vs.  de  positie  ten  aanzien  van  een  tuchtorgaan   24  

1.3  Sanctionering   25  

1.4  Finaliteit   26  

1.5  Beroepsgeheim  vs.  discretieplicht   27  

Deel  2  Het  beroepsgeheim  van  de  notaris   30  

2.1  Inleidende  beschouwingen   30  

2.2  Mogelijke  grondslagen   31  

2.2.1  Artikel  458  van  het  Strafwetboek:  de  wettelijke  verplichting  van  eerbiediging  van  het  

beroepsgeheim  (beroepsgeheim  sensu  stricto)   31  

2.2.2  Artikel  23  van  de  Notariswet:  beperkte  mededeling  van  notariële  aktes    (beroepsgeheim  

sensu  lato)   44  

2.2.3  Deontologische  Code   55  

2.3  Beroepsgeheim  vs.  discretieplicht   57  

2.4  Sanctionering   59  

2.5  Conclusie   60  

Deel  3  Het  beroepsgeheim  van  de  gerechtsdeurwaarder   61  

3.1  Inleidende  beschouwingen   61  

3.2  Mogelijke  grondslagen   62  

3.2.1  Artikel  458  van  het  Strafwetboek   62  

3.2.2  Deontologische  Code  van  gerechtsdeurwaarders   69  

3.2.3  Global  Code  of  Enforcement   70  

3.3  Sanctionering   70  

3.4  Conclusie   71  

Deel  4  De  vergelijking  tussen  het  beroep  van  de  notaris  met  het  beroep  van  de  

gerechtsdeurwaarder   72   4.1  Inleidende  beschouwingen   72   4.2  Gelijkenissen   72   4.2.1  Algemeen   72   4.2.2  Deontologische  plichten   74   4.3  Verschilpunten   80   4.4  Conclusie   81   Algemeen  besluit   82   Bibliografie   85   1.  Wetgeving   85   2.  Rechtspraak   86   3.  Rechtsleer   87   3.1  Boeken   87  

3.2  Bijdragen  in  tijdschriften   88  

(8)

3.4  Wetenschappelijke  teksten   89  

4  Internetbronnen   89  

 

(9)

Inleiding  

1. Om een ambt of beroep te kunnen uitoefenen, is het van belang dat beroepsbeoefenaars over de nodige informatie beschikken. Cliënten evenwel wensen dat die beroepsbeoefenaars de nodige omzichtigheid hanteren inzake door hen meegedeelde gegevens; het gaat immers om informatie uit hun persoonlijke leven. Ter bescherming van zowel de cliënten als van de beroepsbeoefenaars, werd daarom door de wetgever het beroepsgeheim ingevoerd als essentiële verplichting1.

2. Niet alleen notarissen, maar ook gerechtsdeurwaarders kennen een geheimhoudingsplicht. Beide beroepsgroepen vallen onder artikel 458 van het Strafwetboek en beschikken daarnaast over specifieke bepalingen omtrent het beroepsgeheim in hun eigen (interne) regelgeving. Gelet op het feit dat beide beroepsgroepen dicht bij elkaar aanleunen omwille van hun tweeledig statuut enerzijds en de vele gelijkenissen die zij vertonen anderzijds, is het nuttig deze met elkaar te vergelijken. Deze masterproef is dan ook relevant in verschillende opzichten: vooreerst poogt zij inzicht te geven in de (deontologische) verplichtingen van gerechtsdeurwaarders, en dan meer concreet in het beroepsgeheim. Hoewel het beroep van gerechtsdeurwaarder alom bekend is in de samenleving, werd tot nog toe slechts in beperkte mate onderzoek gevoerd naar de (deontologische) verplichtingen die deze beroepsgroep kent. Informatie daaromtrent wordt voornamelijk binnenskamers gehouden. Met deze masterproef kan hierover wat meer duidelijkheid geboden worden. Daarenboven werd de vergelijking die hier wordt gemaakt nog nooit eerder gedaan, wat mogelijks nieuwe inzichten kan aanreiken.

3. Om een goed begrip te hebben van deze materie, wordt in een algemeen deel artikel 458 van het Strafwetboek2 besproken: de bepaling bij uitstek inzake het beroepsgeheim. In de volgende delen wordt zowel voor de notaris als voor de gerechtsdeurwaarder ingegaan op de verschillende grondslagen op basis waarvan zij gehouden zijn tot een geheimhoudingsplicht. Dit zowel sensu lato als sensu stricto. Verschillende wetgevende bronnen worden daarvoor onderzocht en uitvoerig besproken. Het laatste deel ten slotte vergelijkt beide beroepsgroepen met elkaar. De vergelijking blijft evenwel niet beperkt tot het beroepsgeheim, maar kijkt eveneens naar de belangrijkste (deontologische) verplichtingen die beide beroepsgroepen kennen.

                                                                                                                1 Art. 458 Sw.

(10)

4. Er weze opgemerkt dat de materie van het beroepsgeheim binnen het notariaat, en zeker binnen het beroep van gerechtsdeurwaarders in bepaalde opzichten niet zo uitgebreid is. In veel gevallen wordt daarom verwezen naar het medisch beroepsgeheim en het beroepsgeheim binnen de advocatuur. In deze beroepen is er namelijk een grotere hoeveelheid aan rechtspraak en rechtsleer voorhanden. Deze beroepen worden uiteraard niet volledig besproken, maar hier en daar kort aangehaald.

(11)

Deel  1  Beroepsgeheim:  algemeen  

1.1  Grondslag:  art.  458  Strafwetboek    

5. Een belangrijk artikel in kader van het beroepsgeheim, is artikel 458 van het Belgische Strafwetboek3. Dit artikel bepaalt namelijk het volgende:

“Geneesheren, heelkundigen, officieren van gezondheid, apothekers, vroedvrouwen en alle andere personen die uit hoofde van hun staat of beroep kennis dragen van geheimen die hun zijn toevertrouwd, en deze bekendmaken buiten het geval dat zij geroepen worden om in recht of voor een parlementaire onderzoekscommissie getuigenis af te leggen en buiten het geval dat de wet hen verplicht die geheim bekend te maken, worden gestraft met gevangenisstraf van acht dagen tot zes maanden en met geldboete van honderd euro tot vijfhonderd euro.”

Op grond van dit artikel zijn beroepsbeoefenaars aldus verplicht de geheimen, die hen door hun beroep werden toevertrouwd, geheim te houden. Dit betekent dat zij deze geheimen niet zomaar mogen onthullen, tenzij zij onder een van de door de wet bepaalde uitzonderingen vallen.

1.1.1  Materieel  toepassingsgebied  

6. Als we de tekst van artikel 458 van het Strafwetboek letterlijk zouden interpreteren, zouden enkel gegevens die door de betrokkene zelf aan de beroepsbeoefenaar werden toevertrouwd onder het beroepsgeheim vallen. Deze interpretatie is te restrictief en wordt ruimer opgevat in de praktijk. Men bepaalt namelijk dat het niet alleen gegevens betreft die aan de beroepsbeoefenaar zijn toevertrouwd, maar ook gegevens waarvan hij kennis heeft kunnen nemen ingevolge zijn beroep of statuut.4 Het betreft daarbij dus niet alleen gegevens die door de cliënt zelf werden meegedeeld aan de beroepsbeoefenaar, maar betreffen eveneens alle informatie die men verneemt of ontdekt tijdens de uitoefening van zijn beroep of functie5.

                                                                                                                3 Art. 458 Sw., BS 9 juni 1867.

4 A. DE NAUW, Initiation au droit pénal spécial, Waterloo, Kluwer, 2008, 384; A. DE NAUW, Inleiding tot het

bijzonder strafrecht, Mechelen, Kluwer, 2010, 294.

5 G. VAN OOSTERWYCK, “Notarieel beroepsgeheim en overlijden van de geheimgerechtigde”, noot onder

Antwerpen 17 mei 1991, NFM 1992, 144; B. ALLEMEERSCH, “Het toepassingsgebied van art. 458 Strafwetboek. Over het succes van het beroepsgeheim en het geheim van dat succes”, RW 2003-2004, 13; J. VERSTAPPEN, De fiscale rol van de notaris: agent van de fiscus versus raadsman van zijn cliënten, Brussel, Larcier, 2007, 482; N. COLETTE-BASECQZ, “La violation du secret professionel dans une situation de maltraitance d’enfant. La justification par l’autorisation de l’article 458bis du Code penal our par l’état de nécessité”, noot onder Bergen 19 november 2008, T.Gez. 2009-2010, 23.

(12)

Van belang is dat de beroepsbeoefenaar kennis heeft genomen van die informatie in de loop van de uitoefening van zijn ambt of beroep. Daarbij maakt het niet uit of hij ook effectief die vertrouwensopdracht aanvaardt; vanaf het moment waarop hij van die informatie kennis neemt, is hij gehouden deze informatie te bewaren6.

7. Het dient wel te gaan om gegevens die geheim zijn. Dit kan enerzijds volgen uit het feit dat zij door de cliënt uitrdrukkelijk dan wel impliciet aan de beroepsbeoefenaar zijn toevertrouwd, maar kan anderzijds ook afgeleid worden uit de aard van de gegevens7. In ieder geval gaat het over informatie waarvan het niet de bedoeling is dat deze openbaar gemaakt worden8. De bron van de informatie, is niet van belang9.

8. “Van wie de beroepsuitoefenaar die tot geheimhouding verplicht is deze vertrouwelijke

gegevens ontving, is niet van belang, verduidelijkt het besproken arrest.”, aldus MEGANCK10. Het maakt dus niet uit of bepaalde informatie afkomstig is van de opdrachtgever, dan wel van een derde11. De beroepsbeoefenaar is dus niet alleen verplicht gegevens geheim te houden vanwege zijn cliënt-opdrachtgever in een contractueel kader, maar ook alle andere gegevens die hem in hoofde van zijn beroep worden toevertrouwd en die desgevallend niet onder een contractueel kader vallen. Het beroepsgeheim betreft dus meer algemeen alle informatie die de beroepsbeoefenaar tijdens de uitoefening van zijn beroep ontvangen heeft of waarvan hij kennis heeft, zonder dat gekeken wordt naar de persoon van wie deze informatie afkomtsig is.

                                                                                                               

6 B. ALLEMEERSCH, “Het toepassingsgebied van art. 458 Strafwetboek. Over het succes van het beroepsgeheim

en het geheim van dat succes”, RW 2003-2004, 13.

7 A. DE NAUW, Inleiding tot het bijzonder strafrecht, Mechelen, Kluwer, 2010, 294; S. DEVOS, “Het

beroepsgeheim en de getuigenis in rechte van de notaris”, noot onder Rb. Gent 21 februari 2012, RW 2015, 427

8 B. ALLEMEERSCH, “Het toepassingsgebied van art. 458 Strafwetboek. Over het succes van het beroepsgeheim

en het geheim van dat succes”, RW 2003-2004, 14.

9 Ibid., 13.

10 B.M., noot onder Cass. 22 februari 2011, T. Strafr. 2011 (5), 346-347.

11 M. BUNKENS, M. CLAEYS BOUAAERT et al., Deontologie juridische beroepen: notariaat, Brussel, Larcier,

(13)

1.1.2  Personeel  toepassingsgebied  

9. Het personeel toepassingsgebied van artikel 458 van het Strafwetboek12 is niet zo eenduidig13. Enerzijds zou men ervan kunnen uitgaan dat notarissen en gerechtsdeurwaarders hier sowieso onder vallen, gelet op de vele informatie waarover zij in het kader van de uitoefening van hun ambt beschikken. Anderzijds is de beschrijving in dit artikel niet voldoende nauwkeurig: behalve de opsomming van personen die een (para)medisch beroep uitoefenen, is er geen exhaustieve lijst van personen op wie het beroepsgeheim uit artikel 458 van het Strafwetboek van toepassing is.

10. ALLEMEERSCH14 onderscheidt in artikel 458 van het Strafwetboek twee categorieën: enerzijds de personen die met naam en toenaam in de wet worden vermeld (o.a. geneesheren) en anderzijds een residuaire categorie die bestaat uit personen aan wie, uit hoofde van hun staat of beroep geheimen worden toevertrouwd. Gelet op het onderwerp van deze masterproef, wordt de eerste categorie niet verder besproken.

11. De rechtspraak heeft deze laatste categorie verder ontleed en is op zoek gegaan naar een criterium dat kan bepalen of een persoon al dan niet onder deze bepaling valt. Het criterium wordt als volgt beschreven15: “personen die beroepsmatig of als gevolg van hun staat noodzakelijkwijs belast zijn met een vertrouwensopdracht ten aanzien van derden”. Het uitgangspunt is aldus “noodzakelijke vertrouwenspersonen16”.

                                                                                                                12 Art. 458 Sw.

13 J. MATRAY, Het beroepsgeheim van de anderen en de gerechtsdeurwaarder – het beroepsgeheim van de

gerechtsdeurwaarder en de anderen, Basistekst van de tussenkomst op het colloquium georganiseerd door de

Nationale Kamer van Gerechtsdeurwaarders, Bergen, 1999, 2.

14 B. ALLEMEERSCH, “Het toepassingsgebied van art. 458 Strafwetboek. Over het succes van het beroepsgeheim

en het geheim van dat succes”, RW 2003-2004, 4.

15 Ibid., 5.

16 J. MATRAY, Het beroepsgeheim van de anderen en de gerechtsdeurwaarder – het beroepsgeheim van de

gerechtsdeurwaarder en de anderen, Basistekst van de tussenkomst op het colloquium georganiseerd door de

Nationale Kamer van Gerechtsdeurwaarders, Bergen, 1999, 3; A. DE NAUW, Inleiding tot het bijzonder

strafrecht, Mechelen, Kluwer, 2010, 295; F. BLOCKX, “Het beroepsgeheim van de notaris vanuit strafrechtelijk

(14)

“Vertrouwenspersonen” duidt op het bestaan van een vertrouwelijke relatie tussen de beroepsbeoefenaar en de cliënt. Er dient echter wel een onderscheid17 gemaakt te worden naargelang de opdracht die de vertrouwenspersoon krijgt vanwege zijn cliënt. Gaat het effectief om een vertrouwensopdracht die normaliter gepaard gaat met dat beroep, zal de beroepsbeoefenaar voor wat betreft die informatie gebonden zijn door het beroepsgeheim. Gaat het daarentegen om een andere opdracht die slechts bijkomend is aan dat beroep, is de beroepsbeoefenaar niet gebonden door het beroepsgeheim en geldt er hoogstens een discretieplicht (infra nr. 39 e.v.).

“Noodzakelijke” impliceert dat de geheimhouding van die informatie noodzakelijk is voor de degelijke uitoefening van het beroep18. Het loutere gegeven dat men te maken krijgt met

vertrouwelijke informatie volstaat dus niet om onder dit beroepsgeheim te vallen; het dient effectief te gaan om vertrouwelijke informatie waarvan de geheimhouding essentieel is.

12. Bovendien is niet alleen de persoon die bedoeld wordt in artikel 458 van het Strafwetboek gehouden tot het beroepsgeheim, maar ook de medewerkers die hem bijstaan19. Het gaat meer bepaald om alle personen die hun medewerking verlenen aan dat dossier. Dit kan verantwoord worden door het feit dat deze personen eveneens met de vertrouwelijke informatie te maken krijgen, dewelke ook zij niet zonder meer openbaar mogen maken.

                                                                                                               

17 B. ALLEMEERSCH, “Het toepassingsgebied van art. 458 Strafwetboek. Over het succes van het beroepsgeheim

en het geheim van dat succes”, RW 2003-2004, 5-6.

18 B. ALLEMEERSCH, “Het toepassingsgebied van art. 458 Strafwetboek. Over het succes van het beroepsgeheim

en het geheim van dat succes”, RW 2003-2004, 9.

19 Corr. Hasselt 22 oktober 2004, RW 2005-2006, 34-35; A. DE NAUW, Initiation au droit pénal spécial,

Waterloo, Kluwer, 2008, 383; S. BROUWERS en H. DE DECKER, Vertrouwelijkheid en beroepsgeheim: het

(15)

1.2  Uitzonderingen  

13. De geheimhoudingsverplichting is van openbare orde20, wat impliceert .. .

Zij is niet absoluut, maar relatief21. Het betreft eerder een feitelijk begrip dat geval per geval benaderd moet worden en waarbij de nodige flexibiliteit22 aan de dag gelegd moet worden, rekening houdend met de belangen van de cliënt.

14. Op de verplichting van artikel 458 van het Strafwetboek zijn aldus uitzonderingen mogelijk. Er zijn in bepaalde zaken meer bepaald individuele belangen23 die meer doorwegen dan het respecteren van het beroepsgeheim, en de bescherming van de privacy en de onthulling aldus rechtvaardigen.

Vooraleer overgegaan wordt tot de bespreking van de mogelijke uitzonderingen die kunnen gelden op het beroepsgeheim zoals vervat in artikel 458 van het Strafwetboek, dient te worden opgemerkt dat de vijfde Potpourri-Wet24 dit artikel lichtjes gewijzigd heeft. De wijzigingen worden bij de bespreking van de mogelijke uitzonderingen ook weergegeven.

                                                                                                               

20 T. BALTHAZAR, “Het gedeeld beroepsgeheim is geen uitgesmeerd beroepsgeheim”, noot onder Rb.

Antwerpen 7 april 2000 en Antwerpen 14 juni 2001, T. Gez. 2004-2005, 142; F. BLOCKX, “Het medisch beroepsgeheim en het opsporen van misdrijven”, T.Gez. 2004-2005, 313; J. VERSTAPPEN, De fiscale rol van de notaris: agent van de fiscus versus raadsman van zijn cliënten, Brussel, Larcier, 2007, 483; F. BLOCKX, “Het beroepsgeheim van de notaris vanuit strafrechtelijk oogpunt”, Not.Fisc M. 2015 (2), 62; Vademecum Beroepsgeheim, Nationale Kamer van notarissen, 7 september 2017, 9; S. BROUWERS en H. DE DECKER, Vertrouwelijkheid en beroepsgeheim: het standpunt van de notaris, Antwerpen, Intersentia, 2018, 55.

21 Cass. 19 januari 2001, AJT 2001-2002, 416; Cass. 7 maart 2002, AJT 2001-2002, 921; N.

COLETTE-BASECQZ, “La violation du secret professionel dans une situation de maltraitance d’enfant. La justification par l’autorisation de l’article 458bis du Code penal our par l’état de nécessité”, noot onder Bergen 19 november 2008, T.Gez. 2009-2010, 23; P. LAMBERT, Secret professionel, Brussel, Bruylant, 2005, 37-38

22 B. ALLEMEERSCH, “Het toepassingsgebied van art. 458 Strafwetboek. Over het succes van het beroepsgeheim

en het geheim van dat succes”, RW 2003-2004, 18-19.

23 Denk maar aan het recht van verdediging, het bewijsrecht …

24 Wet van 6 juli 2017 houdende vereenvoudiging, harmonisering, informatisering en modernisering van

bepalingen van burgerlijke recht en van burgerlijk procesrecht alsook van het notariaat, en houdende diverse bepalingen inzake justitie, BS 24 juli 2017.

(16)

1.2.1  Uitzonderingen  bepaald  door  artikel  458  Strafwetboek  

15. Artikel 458 van het Strafwetboek geeft25 zelf aan welke uitzonderingen bestaan op het beroepsgeheim. Enerzijds mag men voluit spreken met de informatie waarover men beschikt indien men moet getuigen in rechte of voor een parlementaire onderzoekscommissie, anderzijds in de gevallen waarin de wet hen verplicht voluit te spreken

1.2.1.1  Getuigenis  in  rechte  of  in  een  parlementaire  onderzoekscommissie  

16. Wanneer de beroepsbeoefenaar opgeroepen wordt als getuige te verschijnen voor de rechter of voor een parlementaire onderzoekscommissie, is men verplicht daar te verschijnen26. In dat geval kan hij de informatie die normaliter onder zijn beroepsgeheim valt, bekend maken zonder daarvoor tot een misdrijf te kunnen worden gehouden27. Evenwel bestaat voor hem geen verplichting om op die mogelijkheid in te gaan en effectief ook de informatie te onthullen28. De beroepsbeoefenaar beschikt aldus nog over de vrijheid zich alsnog te beroepen op zijn beroepsgeheim en het zwijgen te bewaren; hij beschikt over de mogelijkheid om te oordelen dat het “geheim” haar geheim karakter dient te behouden. In eer en geweten, op basis van wat zijn gevoel en geweten zegt, kan hij ervoor kiezen de desbetreffende informatie niet bekend te maken, ook niet aan de rechter of de parlementaire onderzoekscommissie29. Het komt aldus aan

de geheimplichtige zelf toe om het beroepsgeheim in te roepen als rechtvaardiging om niet te getuigen over informatie waarover hij in het kader van de uitoefening van zijn beroep beschikt.

                                                                                                                25 Art. 458 Sw.

26 J-F. TAYMANS en P. LAMBERT, in Rép.not., Brussel, Larcier, 1994, 56-58; A. DE NAUW, Inleiding tot het

bijzonder strafrecht, Mechelen, Kluwer, 2010, 296; F. BLOCKX, “Het beroepsgeheim van de notaris vanuit

strafrechtelijk oogpunt”, Not.Fisc.M. 2015, 57.

27 J. VERSTAPPEN, De fiscale rol van de notaris: agent van de fiscus versus raadsman van zijn cliënten, Brussel,

Larcier, 2007, 484.

28 J. MATRAY, Het beroepsgeheim van de anderen en de gerechtsdeurwaarder – het beroepsgeheim van de

gerechtsdeurwaarder en de anderen, Basistekst van de tussenkomst op het colloquium georganiseerd door de

Nationale Kamer van Gerechtsdeurwaarders, Bergen, 1999, 21; P. TRAEST, “De notaris en het strafrecht” in C. DE WULF, P. TRAEST, S. VAN CROMBRUGGE, M. DAMBRE, L. CARENS en C. ENGELS,

Rechtskroniek voor het notariaat, Brugge, Die Keure, 2005, 24; J. VERSTAPPEN, De fiscale rol van de notaris: agent van de fiscus versus raadsman van zijn cliënten, Brussel, Larcier, 2007, 484; A. DE NAUW, Initiation au droit pénal spécial, Waterloo, Kluwer, 2008, 387-388; A. DE NAUW, Inleiding tot het bijzonder strafrecht,

Mechelen, Kluwer, 2010, 296; S. DEVOS, “Het beroepsgeheim en de getuigenis in rechte van de notaris”, noot onder Rb. Gent 21 februari 2012, RW 2015, 420-422; Vademecum Beroepsgeheim, Nationale Kamer van

notarissen, 7 september 2017, 13; S. BROUWERS en H. DE DECKER, Vertrouwelijkheid en beroepsgeheim: het standpunt van de notaris, Antwerpen, Intersentia, 2018, 59; N. COLETTE-BASECQZ, “La violation du secret

professionel dans une situation de maltraitance d’enfant. La justification par l’autorisation de l’article 458bis du Code penal our par l’état de nécessité”, noot onder Bergen 19 november 2008, T.Gez. 2009-2010, 25.

29 A. DE NAUW, Initiation au droit pénal spécial, Waterloo, Kluwer, 2008, 388; B. KETELS, “Art. 458, 458bis

en 459 Sw.” in M. DE BUSSCHER, J. MEESE, D. VAN DER KELEN en J. VERBIST (eds.), Wet en duiding

strafrecht, Brussel, Larcier, 2012, 443; F. BLOCKX, “Het beroepsgeheim van de notaris vanuit strafrechtelijk

(17)

Een weigering tot getuigenis is evenwel niet geoorloofd indien het een materieel feit betreft zonder geheim karakter of een mededeling die de beroepsbeoefenaar ter kennis werd gebracht als particuliere persoon, niet tijdens de uitoefening van zijn ambt of beroep30.

17. Hierbij dient te worden opgemerkt dat de rechter de beslissing van de beroepsbeoefenaar dient te respecteren, doch kan hij het stilzwijgen van die beroepsbeoefenaar beoordelen en controleren of deze het beroepsgeheim niet van zijn doel afwendt31. Zo dient hij na te gaan of het beroepsgeheim niet onverantwoord ingeroepen wordt en niet wordt aangewend los van de doelstelling waarvoor het werd ingesteld32. Een rechter heeft aldus een marginale appreciatiebevoegdheid33 om na te gaan of de beroepsbeoefenaar zich niet beroept op het beroepsgeheim om te ontsnappen aan dat zwijgrecht. Let wel, het is de rechter aangeraden voorzichtig om te springen met zijn appreciatiebevoegdheid, gelet op het feit dat het nog altijd informatie betreft met een geheim karakter34.

De beoordeling van de rechter betreft dus niet de afweging om een geheimplichtige ter getuigenis op te roepen, maar wel de controle van een eventueel stilzwijgen van hem35. Bijgevolg, wanneer er geen enkele reden is om zich verder te beroepen op het stilzwijgen en de geheimplichtige dit toch doet, kan de rechter hem dwingen toch tot spreken over te gaan en de informatie waarover hij beschikt aan hem bekend te maken36.

                                                                                                               

30 P. LAMBERT, Secret professionel, Brussel, Bruylant, 2005, 63; A. DE NAUW, Initiation au droit pénal spécial,

Waterloo, Kluwer, 2008, 385; A. DE NAUW, Inleiding tot het bijzonder strafrecht, Mechelen, Kluwer, 2010, 295

31 Cass. 23 juni 1958, Arr.Cass. 1958, 854; C. VAN REEPINGHEN, “Remarques sur le secret professionnel de

l’avocat”, J.T. 1959, 38; Cass. 30 oktober 1978, J.T. 1979, 369; Cass. 23 september 1986, Rev.dr.pén. 1987, 77; A. DE NAUW, Initiation au droit pénal spécial, Waterloo, Kluwer, 2008, 387; A. DE NAUW, Inleiding tot het

bijzonder strafrecht, Mechelen, Kluwer, 2010, 296; B. KETELS, “Art. 458, 458bis en 459 Sw.” in M. DE

BUSSCHER, J. MEESE, D. VAN DER KELEN en J. VERBIST (eds.), Wet en duiding strafrecht, Brussel, Larcier, 2012, 443; S. DEVOS, “Het beroepsgeheim en de getuigenis in rechte van de notaris”, noot onder Rb. Gent 21 februari 2012, RW 2015, 423; F. BLOCKX, “Het beroepsgeheim van de notaris vanuit strafrechtelijk oogpunt”,

Not.Fisc.M. 2015, 58 en 60; Vademecum Beroepsgeheim, Nationale Kamer van notarissen, 7 september 2017, 13

32 A. DE NAUW, Inleiding tot het bijzonder strafrecht, Mechelen, Kluwer, 2010, 296 .

33 J. MATRAY, Het beroepsgeheim van de anderen en de gerechtsdeurwaarder – het beroepsgeheim van de

gerechtsdeurwaarder en de anderen, Basistekst van de tussenkomst op het colloquium georganiseerd door de

Nationale Kamer van Gerechtsdeurwaarders, Bergen, 1999, 6.

34 Ibid., 21; C. VAN REEPINGHEN, “Remarques sur le secret professionel de l’avocat”, J.T. 1959, 38. 35 F. BLOCKX, “Het beroepsgeheim van de notaris vanuit strafrechtelijk oogpunt”, Not.Fisc.M. 2015, 61. 36 Ibid., 61.

(18)

18. De rechter kan aldus nagaan of de redenen die de beroepsbeoefenaar opgeeft om niet over te gaan tot een getuigenis wel legitiem zijn en de weigering niet ongegrond is37. Meer concreet houdt dit in dat de beroepsbeoefenaar het beroepsgeheim niet mag inroepen ter bescherming van zijn eigen belang38; hij mag dit enkel aanwenden ter bescherming van de doelstelling waarvoor dit werd ingesteld, met name de bescherming van de belangen van de cliënt. De toestemming van de geheimgerechtigde is in geen geval vereist. Indien dit wel het geval zou zijn, zou uit de weigering van de beroepsbeoefenaar eventueel een schuld kunnen worden afgeleid, wat niet de bedoeling kan zijn39. Doch wordt met diens belangen rekening gehouden. In bepaalde gevallen kan de geheimgerechtigde immers gebaat zijn bij een getuigenis vanwege de geheimplichtige. Dit belang zal bijgevolg een doorslaggevend element vormen voor de beroepsbeoefenaar om te beslissen al dan niet te getuigen. De houding die hij aanneemt moet zich immers naadloos verbinden met het belang dat de geheimgerechtigde daarbij kan hebben40.

We zien dat de houding van de geheimplichtige dus in belangrijke mate afhangt van de gevolgen die dit voor de geheimgerechtigde kan teweegbrengen. Gelet daarop, zal de rechter over de mogelijkheid beschikken om eveneens de geheimgerechtigde te horen en diens standpunt te vernemen over de keuze van de geheimplichtige om al dan niet informatie te onthullen41. Wanneer deze verklaart er belang bij te hebben of, a contrario, geen schade te ondervinden, lijkt de weigering van de geheimplichtige om op het verzoek van de rechter in te gaan, ongegrond. Wanneer de geheimgerechtigde daarentegen verklaart dat zijn belangen door dergelijke getuigenis geschaad kunnen worden, lijkt de weigering echter wel verantwoord.

19. Volgens het Hof van Cassatie wordt een geschreven verklaring of overhandiging van bepaalde documenten aan de rechter of de parlementaire onderzoekscommissie eveneens beschouwd als getuigen42. Er dient bovendien opgemerkt te worden dat ook hier de nodige voorzichtigheid gehanteerd moet worden. Het betreft enkel die informatie die door de instantie gevraagd wordt; iedere vrijwillige en spontane onthulling ten aanzien van dergelijke instantie kan niet gedekt worden door deze uitzondering43.

                                                                                                               

37 A. DE NAUW, Initiation au droit pénal spécial, Waterloo, Kluwer, 2008, 388; S. DEVOS, “Het beroepsgeheim

en de getuigenis in rechte van de notaris”, noot onder Rb. Gent 21 februari 2012, RW 2015, 423.

38 S. DEVOS, “Het beroepsgeheim en de getuigenis in rechte van de notaris”, noot onder Rb. Gent 21 februari

2012, RW 2015, 423

39 A. DE NAUW, Initiation au droit pénal spécial, Waterloo, Kluwer, 2008, 388.

40 F. BLOCKX, “Het beroepsgeheim van de notaris vanuit strafrechtelijk oogpunt”, Not.Fisc.M. 2015, 59. 41 Ibid.,60.

42 Cass. 15 mei 1985, Pas. 1985, I, 1147.

43 N. COLETTE-BASECQZ, “La violation du secret professionel dans une situation de maltraitance d’enfant.

La justification par l’autorisation de l’article 458bis du Code penal our par l’état de nécessité”, noot onder Bergen 19 november 2008, T.Gez. 2009-2010, 25.

(19)

20. Ook artikel 929 van het Gerechtelijk Wetboek44 sluit aan bij deze mogelijke uitzondering. Volgens dit artikel vormt het beroepsgeheim een wettige reden om te weigeren om in rechte te getuigen. In dat geval primeert het beroepsgeheim en moet de getuigenis in rechte wijken.

1.2.1.2  De  gevallen  waarin  de  wet  hen  verplicht  

21. Enkele van deze uitzonderingen komen aan bod bij de bespreking van het beroepsgeheim van de notaris (infra nr. 62 e.v.) en het beroepsgeheim van de gerechtsdeurwaarder (infra nr.

120 e.v.).

1.2.2  Andere  uitzonderingen  

22. Op ieder principe zijn uitzonderingen mogelijk. Dit is niet anders bij het beroepsgeheim uit artikel 458 van het Strafwetboek45. Naast de uitzonderingen die door dit artikel zijn bepaald, kunnen nog andere afwijkingen ten opzichte van het beroepsgeheim voorkomen. Hieronder volgt daarvan een overzicht.

1.2.2.1  Noodtoestand  

23. Beroepsbeoefenaars kunnen de noodtoestand inroepen om een inbreuk op het beroepsgeheim te rechtvaardigen46. Hier is sprake van wanneer er een ernstig en nakend nadeel

voor een derde is47. Wanneer er geen andere mogelijkheid bestaat dan het schenden van het beroepsgeheim ter vrijwaring van een hoger belang of om andere personen te beschermen tegen een ernstig en dreigend gevaar, is er sprake van noodtoestand48. Noodtoestand houdt met andere

woorden in dat men een bepaald misdrijf begaat, en de Strafwet overtreedt, ter vrijwaring van een “rechtsgoed dat hoger is dan de door de ovetreden strafbepaling beschermde waarde”49.

                                                                                                                44 Art. 929 Ger. W.

45 Art. 458 Sw.

46 Cass. 13 mei 1987, Pas. 1987, 1061-1064; J. MATRAY, Het beroepsgeheim van de anderen en de

gerechtsdeurwaarder – het beroepsgeheim van de gerechtsdeurwaarder en de anderen, Basistekst van de

tussenkomst op het colloquium georganiseerd door de Nationale Kamer van Gerechtsdeurwaarders, Bergen, 1999, 7.

47 Ibid., 7.

48 Cass. 13 mei 1987, Pas. 1987, 1061-1064; Rb. 7 april 2000, T.Gez. 2004-2005, 127; A. DE NAUW, Initiation

au droit pénal spécial, Waterloo, Kluwer, 2008, 391; A. DE NAUW, Inleiding tot het bijzonder strafrecht,

Mechelen, Kluwer, 2010, 299-300.

49 C. VAN DEN WYNGAERT en S. VANDROMME, Strafrecht en strafprocesrecht in hoofdlijnen,

(20)

24. Het betreft uitzonderlijke situaties waarin een ernstig en dreigend gevaar heerst en de loutere naleving van de wet schade zou kunnen veroorzaken50. Men beoogt eerder iemand te helpen dan het beroepsgeheim te respecteren. Volgende voorwaarden51 moeten aldus voldaan zijn:

1.   Onmiddellijke noodzaak tot vrijwaring van het te beschermen belang

2.   Geen verplichting om zich aan het dreigend kwaad bloot te stellen of erin te berusten 3.   Te beschermen rechtsgoed of rechtsbelang moet een grotere waarde hebben dan het

rechtstgoed of rechtsbelang dat gekrenkt wordt

4.   Het begaan van het misdrijf is de enige mogelijkheid om het kwaad te vermijden Men begaat in dergelijk geval wel degelijk een misdrijf, maar deze wordt als het ware goedgekeurd omwille van de rechtvaardigingsgrond die voorhanden is.

25. Het betreft een eerder speciale uitzondering gelet op het feit dat het gaat om een verschoningsgrond uit het algemeen strafrecht en dus niet specifiek van toepassing is op het beroepsgeheim. Deze verschoningsgrond neemt aan dat in dergelijk geval de noodzaak en de morele verplichting om te praten zwaarder weegt dan het beroepsgeheim en de verplichting om te zwijgen. Bijgevolg dient een toetsing te gebeuren van twee waarden die tegenover elkaar worden geplaatst: het beroepsgeheim en het daarmee gepaard gaande belang van de cliënt enerzijds, de aangifteverplichting en het daarmee gepaard gaande openbaar belang anderzijds. Elementen van noodzaak die de schending van de zwijgplicht kunnen verschonen, zijn onder meer het recht van verdediging52, het belang van een derde persoon wiens leven in gevaar is53…

                                                                                                               

50 Cass. 13 mei 1987, Pas. 1987, 1061-1064; N. COLETTE-BASECQZ, “La violation du secret professionel dans

une situation de maltraitance d’enfant. La justification par l’autorisation de l’article 458bis du Code penal our par l’état de nécessité”, noot onder Bergen 19 november 2008, T.Gez. 2009-2010, 23; F. BLOCKX, B. DEJEMEPPE, V. DOOMS, T. GOFFIN, P. HOET en J. VAN MALLEGHEM, “De uitholling van het beroepsgeheim”, Brussel, Larcier, 2018, 35-36.

51

52 J. MATRAY, Het beroepsgeheim van de anderen en de gerechtsdeurwaarder – het beroepsgeheim van de

gerechtsdeurwaarder en de anderen, Basistekst van de tussenkomst op het colloquium georganiseerd door de

Nationale Kamer van Gerechtsdeurwaarders, Bergen, 1999, 8

(21)

1.2.2.2  De  aangifte  van  misdrijven  op  minderjarige  of  kwetsbare  personen  (art.  458bis  Sw.)  

26. Deze bepaling vormt een bijkomende uitzondering op het beroepsgeheim in artikel 458 van het Strafwetboek54. Het betreft een bijkomende rechtvaardigingsgrond voor beroepsbeoefenaars teneinde bepaalde gedragingen of handelingen ten opzichte van minderjarigen of kwetsbare personen te kunnen onthullen. Het verbod om te spreken geldt dus niet voor feiten waarvan de patiënt slachtoffer is geweest. De wetgever heeft hiermee de bescherming van de persoon die geconfronteerd wordt met een juridisch dilemma willen beogen, alsook de bescherming van de persoon in kwestie55. Bovendien wilde men vermijden dat het beroepsgeheim de bestraffing van de dader zou verhinderen56.

Let wel, deze uitzondering is restrictiever dan de reeds besproken noodtoestand (supra nr. 24). Zij kan slechts voor een bepaald aantal misdrijven ten aanzien van deze personen57 ingeroepen worden en vereist twee bijkomende voorwaarden58 ten aanzien van de toepassingsvoorwaarden van de noodtoestand59. Wanneer deze voorwaarden niet voldaan zijn, kan niettemin steeds

beroep gedaan worden op de noodtoestand60.

                                                                                                               

54 B. KETELS, “Art. 458, 458bis en 459 Sw.” in M. DE BUSSCHER, J. MEESE, D. VAN DER KELEN en J.

VERBIST (eds.), Wet en duiding strafrecht, Brussel, Larcier, 2012 455.

55 A. DE NAUW, Initiation au droit pénal spécial, Waterloo, Kluwer, 2008, 390.

56 B. KETELS, “Art. 458, 458bis en 459 Sw.” in M. DE BUSSCHER, J. MEESE, D. VAN DER KELEN en

J. VERBIST (eds.), Wet en duiding strafrecht, Brussel, Larcier, 2012 447; F. BLOCKX, “Het medisch beroepsgeheim en het opsporen van misdrijven”, T.Gez. 2004-2005, 313-314.

57 Art. 458bis Sw., N. COLETTE-BASECQZ, “La violation du secret professionel dans une situation de

maltraitance d’enfant. La justification par l’autorisation de l’article 458bis du Code penal our par l’état de nécessité”, noot onder Bergen 19 november 2008, T.Gez. 2009-2010, 24.

58 Vooreerst een voorafgaand onderzoek gedaan hebben of informatie in vertrouwen toegekend hebben gekregen

en daarnaast is de persoon niet in de mogelijkheid zelf, of met hulp van derde persoon, de persoon in kwestie te beschermen.

59 Vademecum Beroepsgeheim, Nationale Kamer van notarissen, 7 september 2017, 14: ernstig en dreigend gevaar

of aanwijzingen voor een gewichtig en reëel gevaar.

60 N. COLETTE-BASECQZ, “La violation du secret professionel dans une situation de maltraitance d’enfant. La

justification par l’autorisation de l’article 458bis du Code penal our par l’état de nécessité”, noot onder Bergen 19 november 2008, T.Gez. 2009-2010, 22; A. DE NAUW, Inleiding tot het bijzonder strafrecht, Mechelen, Kluwer, 2010, 298-299.

(22)

1.2.2.3  Nieuw  ingevoerd  artikel  458ter61  van  het  Strafwetboek  

27. Deze uitzondering laat geheimplichtigen toe geheimen mee te delen in het kader van een overleg dat wordt georganiseerd met oog op de fysieke of psychische integriteit van personen of om misdrijven te voorkomen. Het betreft geen verplichting om informatie te delen, maar bevat wel een spreekrecht. Ook dit vormt een rechtvaardigingsgrond62. Hierop wordt niet verder ingegaan in deze masterproef.

1.2.2.4  Nieuw  ingevoerd  artikel  458quater63  van  het  Strafwetboek  

28. Deze uitzondering bepaalt dat de twee eerdere artikels uit het Strafwetboek niet van toepassing zijn op advocaten indien het informatie betreft die diens cliënt kan blootstellen aan strafvervolging64. Hierop wordt niet verder ingegaan in deze masterproef.

1.2.2.5  Recht  van  verdediging  

29. Wanneer beroepsbeoefenaars zichzelf in rechte moeten verdedigen, mag men de stilte, die men normaliter moet bewaren ingevolge het beroepsgeheim, doorbreken65. Er wordt aangenomen dat het beroepsgeheim het niet onmogelijk mag maken zich te beroepen op zijn recht van verdediging. Zijn eigen recht van verdediging primeert aldus in bepaalde gevallen op de verplichtingen inzake het beroepsgeheim66. Let wel, ook hier dient de

bekendmaking beperkt te blijven tot die gegevens die noodzakelijk zijn voor de verdediging; men mag niet verder gaan67.

                                                                                                               

61 Art. 313 Wet van 6 juli 2017 houdende vereenvoudiging, harmonisering, informatisering en modernisering van

bepalingen van burgerlijke recht en van burgerlijk procesrecht alsook van het notariaat, en houdende diverse bepalingen inzake justitie, BS 24 juli 2017.

62 F. BLOCKX, B. DEJEMEPPE, V. DOOMS, T. GOFFIN, P. HOET en J. VAN MALLEGHEM, “De uitholling

van het beroepsgeheim”, Brussel, Larcier, 2018, 38.

63 Art. 314 Wet van 6 juli 2017 houdende vereenvoudiging, harmonisering, informatisering en modernisering van

bepalingen van burgerlijke recht en van burgerlijk procesrecht alsook van het notariaat, en houdende diverse bepalingen inzake justitie, BS 24 juli 2017.

64 F. BLOCKX, B. DEJEMEPPE, V. DOOMS, T. GOFFIN, P. HOET en J. VAN MALLEGHEM, “De uitholling

van het beroepsgeheim”, Brussel, Larcier, 2018, 40.

65 Cass. 5 februari 1985, Arr.Cass. 1984-1985, 332; Brussel 15 september 1993, RW 1994-1995, 850; A. DE

NAUW, Initiation au droit pénal spécial, Waterloo, Kluwer, 2008, 392; A. DE NAUW, Inleiding tot het bijzonder

strafrecht, Mechelen, Kluwer, 2010, 300; B. KETELS, “Art. 458, 458bis en 459 Sw.” in M. DE BUSSCHER, J.

MEESE, D. VAN DER KELEN en J. VERBIST (eds.), Wet en duiding strafrecht, Brussel, Larcier, 2012, 448.

66 Cass. 23 december 1998, RW 1998-1999, 1309; T. BALTHAZAR, “Het gedeeld beroepsgeheim is geen

uitgesmeerd beroepsgeheim”, noot onder Gent 28 november 2003, T.Gez. 2004-2005, Rb. 7 april 2000, T.Gez. 2004-2005 en Antwerpen 14 juni 2001, T.Gez. 2004-2005, 143.

67 T. BALTHAZAR, “Het gedeeld beroepsgeheim is geen uitgesmeerd beroepsgeheim”, noot onder Gent 28

november 2003, T.Gez. 2005, Rb. 7 april 2000, T.Gez. 2005 en Antwerpen 14 juni 2001, T.Gez. 2004-2005, 143; P. TRAEST, “De notaris en het strafrecht” in C. DE WULF, P. TRAEST, S. VAN CROMBRUGGE, M. DAMBRE, L. CARENS en C. ENGELS, Rechtskroniek voor het notariaat, Brugge, Die Keure, 2005, 25.

(23)

1.2.2.6  Gedeeld  of  toevertrouwd  beroepsgeheim  

30. In bepaalde omstandigheden kan een beroepsbeoefenaar niet anders dan informatie te delen met andere personen die, in het kader van geven van een bepaald advies of het vervullen van een opdracht, nood hebben aan die gegevens. In dat geval is er echter geen enkele vorm van contact tussen die persoon en de cliënt in kwestie, waardoor ook geen sprake kan zijn van een vertrouwensrelatie; het beroepsgeheim kan in principe dan ook niet voor die persoon gelden68. In dit opzicht is het gedeeld of toevertrouwd beroepsgeheim tot stand gekomen, dewelke inhoudt dat het beroepsbeoefenaars toegelaten is onderling informatie met een geheim karakter te delen. Deze figuur kent dan wel geen wettelijke grondslag, toch wordt zij binnen de rechtsleer aanvaard als rechtfiguur sui generis69.

31. De ratio legis achter deze uitzondering is het feit dat beide beroepsbeoefenaren door het beroepsgeheim gebonden zijn en het geheime karakter dus niet volledig miskend wordt70. Dat beide beroepsbeoefenaren in dezelfde mate gebonden dienen te zijn door het beroepsgeheim impliceert dat dezelfde juridische sancties gekoppeld dienen te zijn aan de niet-naleving van de geheimhoudingsplicht71. Het feit dat de informatie wordt meegedeeld aan

een persoon die eveneens gebonden is door het beroepsgeheim volstaat echter niet72. Daarnaast dient immers nog aan drie andere voorwaarden73 te zijn voldaan: beide personen moeten het belang van dezelfde cliënt behartigen, het delen van die informatie is noodzakelijk voor de opdracht waarmee de beroepsbeoefenaar belast is en het delen van informatie blijft beperkt tot datgene wat noodzakelijk is. Er dient aldus een functionele noodzaak te zijn om die informatie met een ander persoon te delen om te kunnen spreken van een gedeeld beroepsgeheim74.

                                                                                                               

68 B. ALLEMEERSCH, “Het toepassingsgebied van art. 458 Strafwetboek. Over het succes van het beroepsgeheim

en het geheim van dat succes”, RW 2003-2004, 8.

69 I. VAN DER STRAETE en J. PUT, “Het gedeeld beroepsgeheim en het gezamenlijk beroepsgeheim – halve

smart of dubbel leed?”, RW 2004-2005, afl. 2, 54.

70 T. BALTHAZAR, “Het gedeeld beroepsgeheim is geen uitgesmeerd beroepsgeheim”, noot onder Rb. 7 april

2000, T.Gez. 2004-2005 en Antwerpen 14 juni 2001 en Gent 28 november 2003, T.Gez. 2004-2005, 144-145.

71 I. VAN DER STRAETE en J. PUT, “Het gedeeld beroepsgeheim en het gezamenlijk beroepsgeheim – halve

smart of dubbel leed?”, RW 2004-2005, afl. 2, 45.

72 I. VAN DER STRAETE en J. PUT, “Het gedeeld beroepsgeheim en het gezamenlijk beroepsgeheim – halve

smart of dubbel leed?”, RW 2004-2005, afl. 2, 45 en 51; Vademecum Beroepsgeheim, Nationale Kamer van

notarissen, 7 september 2017, 11.

73 B. ALLEMEERSCH, “Het toepassingsgebied van art. 458 Strafwetboek. Over het succes van het beroepsgeheim

en het geheim van dat succes”, RW 2003-2004, 9; I. VAN DER STRAETE en J. PUT, “Het gedeeld beroepsgeheim en het gezamenlijk beroepsgeheim – halve smart of dubbel leed?”, RW 2004-2005, afl. 2, 51-54 en 59; A. DE NAUW, Initiation au droit pénal spécial, Waterloo, Kluwer, 2008, 386.

74 S. BROUWERS en H. DE DECKER, Vertrouwelijkheid en beroepsgeheim: het standpunt van de notaris,

(24)

32. Of de toestemming van de cliënt eveneens vereist is, staat ter discussie. Lange tijd werd aangenomen dat de cliënt betrokken moest worden bij het delen van informatie; dit kon niet gebeuren zonder medeweten van de cliënt in kwestie75. Tot op vandaag wordt dit standpunt gehandhaafd, zij het dat meer en meer meningen opgaan daaraan een bijkomende voorwaarde toe te voegen: de cliënt dient niet enkel betrokken te worden, maar dient eveneens zijn akkoord te geven76. Voor wat de notarissen betreft, is volgens de Nationale Kamer van notarissen het akkoord van de cliënt vereist77. Bij gebrek aan dat akkoord, kan het volgens CASMAN78 volstaan dat deze mededeling van noodzakelijk belang is voor de verwerking van het dossier.

33. Het is belangrijk erop te wijzen dat in alle bovenstaande uitzonderingsgevallen de schending enkel gerechtvaardigd is voor wat betreft die informatie die er werkelijk toe doet; enkel die informatie die noodzakelijk is om bepaalde maatregelen te kunnen nemen79.

1.2.3  Het  beroepsgeheim  vs.  de  positie  ten  aanzien  van  een  tuchtorgaan  

34. Als laatste verdient de mededeling van informatie aan tuchtoverheden ook aandacht als mogelijke uitzondering op het beroepsgeheim80. Reeds in 1994 werd door het Hof van Cassatie bepaald81 dat een beroepsbeoefaar, in casu een advocaat, zich niet kon beroepen op het beroepsgeheim om bepaalde informatie niet te hoeven meedelen aan zijn tuchtoverheid. Deze regel kan enerzijds verantwoord worden82 door het feit dat het voor een tuchtoverheid

bijzonder moeilijk zou worden een zaak te behandelen en eventueel disciplinaire sancties op te leggen wanneer zij niet over alle informatie beschikken en anderzijds door het gedeeld beroepsgeheim. Dit houdt in dat het toegelaten is informatie openbaar te maken aan personen of instanties die evenzeer gehouden zijn door het beroepsgeheim83.

                                                                                                               

75 I. VAN DER STRAETE en J. PUT, “Het gedeeld beroepsgeheim en het gezamenlijk beroepsgeheim – halve

smart of dubbel leed?”, RW 2004-2005, afl. 2, 53.

76 Ibid., 53.

77 Vademecum Beroepsgeheim, Nationale Kamer van notarissen, 7 september 2017, 11.

78 H. CASMAN, Précis du notariat, Brussel, Bruylant, 2011, 240; Vademecum Beroepsgeheim, Nationale Kamer

van notarissen, 7 september 2017, 11.

79 N. COLETTE-BASECQZ, “La violation du secret professionel dans une situation de maltraitance d’enfant. La

justification par l’autorisation de l’article 458bis du Code penal our par l’état de nécessité”, noot onder Bergen 19 november 2008, T.Gez. 2009-2010, 25.

80 B. VERVOORT, “De aard van de verbodsbepaling uit artikel 23 van de wet op het notarisambt van 25 ventôse

jaar XI en diens verhouding met het beroepsgeheim van de notaris”, Not.Fisc.M. 2014, 11.

81 Cass. 15 december 1994, Pas., 1994, I, 1108.

82 J. MATRAY, Het beroepsgeheim van de anderen en de gerechtsdeurwaarder – het beroepsgeheim van de

gerechtsdeurwaarder en de anderen, Basistekst van de tussenkomst op het colloquium georganiseerd door de

Nationale Kamer van Gerechtsdeurwaarders, Bergen, 1999, 23-24.

83 T. BALTHAZAR, “Het gedeeld beroepsgeheim is geen uitgesmeerd beroepsgeheim”, noot onder Rb.

(25)

1.3  Sanctionering  

35. Wanneer men zich niet houdt aan deze strafrechtelijke bepaling, kan men een een gevangenisstraf tot zes maanden en/of een geldboete tot vijfhonderd euro oplopen84. Er werd reeds vermeld dat de vijfde Potpourri-Wet85 artikel 458 van het Strafwetboek lichtjes gewijzigd heeft. Dit is ook het geval voor de straffen die staan op de schending van het beroepsgeheim. Meer bepaald86 wordt de gevangenisstraf die voorheen acht dagen tot zes maanden bedroeg, opgetrokken naar één tot drie jaar. Daarnaast wordt de geldboete van honderd tot vijfhonderd euro verhoogd naar honderd tot duizend euro.

36. Opdat er sprake zou zijn van schending van het beroepsgeheim en de sanctie uit artikel 458 van het Strafwetboek zou kunnen worden toegepast, is geen (bewijs van) bijzonder opzet vereist. Algemeen opzet volstaat87. Dit impliceert dat loutere openbaarmaking van geheime informatie, die weliswaar vrijwillig en spontaan gebeurt een schending inhoudt van deze bepaling en aanleiding kan geven tot strafrechtelijke sanctionering. Van zodra geheime gegevens dus vrijwillig en spontaan openbaar worden gemaakt, is er sprake van schending van het beroepsgeheim88. Een verspreking of onachtzaamheid daarentegen is geen schending89. Er blijft bovendien sprake van schending van het beroepsgeheim, ook al lijdt de geheimgerechtigde geen schade90.

                                                                                                               

84 J. MATRAY, Het beroepsgeheim van de anderen en de gerechtsdeurwaarder – het beroepsgeheim van de

gerechtsdeurwaarder en de anderen, Basistekst van de tussenkomst op het colloquium georganiseerd door de

Nationale Kamer van Gerechtsdeurwaarders, Bergen, 1999, 8.

85 Wet van 6 juli 2017 houdende vereenvoudiging, harmonisering, informatisering en modernisering van

bepalingen van burgerlijke recht en van burgerlijk procesrecht alsook van het notariaat, en houdende diverse bepalingen inzake justitie, BS 24 juli 2017.

86 Art. 312 Wet van 6 juli 2017 houdende vereenvoudiging, harmonisering, informatisering en modernisering van

bepalingen van burgerlijke recht en van burgerlijk procesrecht alsook van het notariaat, en houdende diverse bepalingen inzake justitie, BS 24 juli 2017.

87 Corr. Luik, 27 oktober 1938, R.D.P. 1938, 324; Corr. Charleroi, 27 juni 1974, J.T. 1975, 28; Rb. 7 april 2000,

T.Gez. 2004-2005, 127; Antwerpen 14 juni 2001, T.Gez. 2004-2005, 129; B. KETELS, “Art. 458, 458bis en 459

Sw.” in M. DE BUSSCHER, J. MEESE, D. VAN DER KELEN en J. VERBIST (eds.), Wet en duiding strafrecht, Brussel, Larcier, 2012, 442; M. VAN DER STRATEN, “Het moreel element bij het wanbedrijf schending van het beroepsgeheim (art. 458 Sw.)”, noot onder Corr. Hasselt 22 oktober 2004, RW 2005-2006, 34; A. DE NAUW,

Inleiding tot het bijzonder strafrecht, Mechelen, Kluwer, 2010, 295.

88 Cass. 26 september 1966, Arr. Cass. 1967, 95 en Pas. 1967, I, 89; Rb. 7 april 2000, T.Gez. 2004-2005, 127;

Antwerpen 14 juni 2001, T.Gez. 2004-2005, 129; A. DE NAUW, Initiation au droit pénal spécial, Waterloo, Kluwer, 2008, 386; A. DE NAUW, Inleiding tot het bijzonder strafrecht, Mechelen, Kluwer, 2010, 295; P. LAMBERT, Secret professional, Brussel, Bruylant, 2005, 39; B. KETELS, “Art. 458, 458bis en 459 Sw.” in M. DE BUSSCHER, J. MEESE, D. VAN DER KELEN en J. VERBIST (eds.), Wet en duiding strafrecht, Brussel, Larcier, 2012, 442.

89 M. VAN DER STRATEN, “Het moreel element bij het wanbedrijf schending van het beroepsgeheim (art. 458

Sw.)”, noot onder Corr. Hasselt 22 oktober 2004, RW 2005-2006, 36.

90 Corr. Kortrijk, 6 november 2001, A.J.T. 2001-2002, 634; Rb. 7 april 2000, TGez. 2004-2005, 127;

Antwerpen 14 juni 2001, T.Gez. 2004-2005, 129; A. DE NAUW, Initiation au droit pénal spécial, Waterloo, Kluwer, 2008, 386; A. DE NAUW, Inleiding tot het bijzonder strafrecht, Mechelen, Kluwer, 2010, 295.

(26)

37. De rechter bevoegd om te oordelen over een miskenning van de geheimhoudingsplicht is de strafrechter91. De burgerlijke rechter heeft hier, los van de burgerlijke aansprakelijkheid92, geen bevoegdheid. Wanneer de geheimgerechtigde kan bewijzen dat er een fout is, schade en een causaal verband tussen beiden, kan hij op grond van artikel 1382 van het Burgerlijk Wetboek een schadevergoeding krijgen. Bestaat er tussen de beroepsbeoefenaar en de cliënt een contractuele verhouding, kan men evenwel de burgerlijke aansprakelijkheid van de beroepsbeoefenaar inroepen op grond van de artikels 1146-1147 van het Burgerlijk Wetboek. Indien de beroepsbeoefenaar waarvan sprake in artikel 458 van het Strafwetboek gebonden is door het beroepsgeheim opgelegd vanuit zijn beroepsgroep, kan hij tevens tuchtrechtelijk aansprakelijk gesteld worden wegens schending van de waardigheid van het beroep of ambt.

1.4  Finaliteit  

38. Het belang van dit artikel mag niet worden onderschat. Het vormt immers de grootste waarborg van bescherming van het privéleven in relatie tot de beroepsbeoefenaar. De bedoeling93 ervan is een burger zoveel mogelijk vrijuit te laten spreken en hem de mogelijkheid te geven alle informatie te kunnen meedelen aan de beroepsbeoefenaar, zonder te moeten vrezen dat deze informatie openbaar zou worden gemaakt. De verhouding die bestaat tussen burgers en personen op wiens ambt zij beroep doen, vereist vertrouwen. Indien men als cliënt geen garantie van geheimhouding heeft, zou men tegenover de beroepsbeoefenaar nooit voluit durven spreken94. Het beroepsgeheim kan aldus als een noodzakelijke voorwaarde gezien worden van die rechtsverhouding95. De vertrouwensrelatie tussen de beroepsbeoefenaar en zijn cliënt kan zonder deze waarborg niet bestaan; deze verplichting vormt een fundamentele waarborg daarvoor96.

                                                                                                               

91 B. KETELS, “Art. 458, 458bis en 459 Sw.” in M. DE BUSSCHER, J. MEESE, D. VAN DER KELEN en

J. VERBIST (eds.), Wet en duiding strafrecht, Brussel, Larcier, 2012, 452

92 Art. 1382 BW.

93 J. MATRAY, Het beroepsgeheim van de anderen en de gerechtsdeurwaarder – het beroepsgeheim van de

gerechtsdeurwaarder en de anderen, Basistekst van de tussenkomst op het colloquium georganiseerd door de

Nationale Kamer van Gerechtsdeurwaarders, Bergen, 1999, 6-7; S. BROUWERS en H. DE DECKER,

Vertrouwelijkheid en beroepsgeheim: het standpunt van de notaris, Antwerpen, Intersentia, 2018, 54.

94 B. ALLEMEERSCH, “Het toepassingsgebied van art. 458 Strafwetboek. Over het succes van het beroepsgeheim

en het geheim van dat succes”, RW 2003-2004, 9.

95 J. MATRAY, Het beroepsgeheim van de anderen en de gerechtsdeurwaarder – het beroepsgeheim van de

gerechtsdeurwaarder en de anderen, Basistekst van de tussenkomst op het colloquium georganiseerd door de

Nationale Kamer van Gerechtsdeurwaarders, Bergen, 1999, 4.

96 B. KETELS, “Art. 458, 458bis en 459 Sw.” in M. DE BUSSCHER, J. MEESE, D. VAN DER KELEN en

J. VERBIST (eds.), Wet en duiding strafrecht, Brussel, Larcier, 2012, 453; F. BLOCKX, “Het beroepsgeheim van de notaris vanuit strafrechtelijk oogpunt”, Not.Fisc.M. 2015, 53; F. BLOCKX, B. DEJEMEPPE, V. DOOMS, T. GOFFIN, P. HOET en J. VAN MALLEGHEM, “De uitholling van het beroepsgeheim”, Brussel, Larcier, 2018, 26.

(27)

1.5  Beroepsgeheim  vs.  discretieplicht  

39. Het beroepsgeheim dient onderscheiden te worden van de discretieplicht, dewelke niet strafbaar97 is op basis van artikel 458 van het Strafwetboek. Hoewel men zou kunnen vermoeden dat beide plichten min of meer dezelfde draagwijdte hebben, zijn er niettemin belangrijke verschillen tussen beiden. Beide begrippen onderscheiden zich namelijk van elkaar op heel wat vlakken.

40. Het geheel van informatie die onder de discretieplicht valt, is ruimer dan de informatie die onder het beroepsgeheim valt. Zoals reeds besproken (supra nr. 6 e.v.) omvat het beroepsgeheim enkel die informatie die beroepsbeoefenaars werd toevertrouwd tijdens of in kader van de uitoefening van hun beroep; het betreft meer concreet geheime en vertrouwelijke informatie. De discretieplicht gaat daarentegen ietsje verder98 en strekt zich uit tot alle informatie waarvan de beroepsbeoefenaar kennis krijgt, ongeacht het eventuele geheime karakter ervan; het betreft aldus ook informatie die niet confidentieel is en waarvan het verbod op openbaarmaking niet uitdrukkelijk is voorgeschreven of toegelaten99. Hierbij valt te denken aan de prijs waartegen een onroerend goed verkocht werd100. De discretieplicht is dus ruimer dan het beroepsgeheim.

41. In tegenstelling tot het beroepsgeheim dat een strafrechtelijk grondslag heeft in het Strafwetboek, is de discretieplicht niet-strafrechtelijk sanctioneerbaar. Zij kent geen algemene wettelijke grondslag en dient in bepaalde gevallen eerder beschouwd te worden als een algemeen rechtsbeginsel of gebruik dat door overheden of beroepsorganisaties als verplichting opgelegd wordt bij het uitoefenen van een ambt of functie101. Niettemin komt deze verplichting voor bepaalde beroepsgroepen voor in Deontologische Codes102, waardoor een inbreuk op deze plicht bestraft kan worden met onder meer een tuchtrechtelijke sanctie.

                                                                                                               

97 J. MATRAY, Het beroepsgeheim van de anderen en de gerechtsdeurwaarder – het beroepsgeheim van de

gerechtsdeurwaarder en de anderen, Basistekst van de tussenkomst op het colloquium georganiseerd door de

Nationale Kamer van Gerechtsdeurwaarders, Bergen, 1999, 3.

98 B. ALLEMEERSCH, “Het toepassingsgebied van art. 458 Strafwetboek. Over het succes van het beroepsgeheim

en het geheim van dat succes”, RW 2003-2004, 2.

99 P. VAN DER HEYDE, “Beroepsgeheim en notariaat”, T.Not. 1990, 304; S. DEVOS, “Het beroepsgeheim en

de getuigenis in rechte van de notaris”, noot onder Rb. Gent 21 februari 2012, RW 2015, 425.

100 S. DEVOS, “Het beroepsgeheim en de getuigenis in rechte van de notaris”, T. Not. 2015, 425.

101 B. ALLEMEERSCH, “Het toepassingsgebied van art. 458 Strafwetboek. Over het succes van het

beroepsgeheim en het geheim van dat succes”, RW 2003-2004, 2.

102 Voor de notaris: art. 13 Deontologische Code vastgesteld door de Nationale Kamer van notarissen,

(28)

42. Daarnaast zijn beide verplichtingen ingesteld met een andere doelstelling: het beroepsgeheim is bedoeld ter bescherming van de cliënt die op die manier voluit kan spreken ten opzichte van de beroepsbeoefenaar zonder bang te hoeven zijn dat zijn informatie zonder meer met andere personen, die daartoe niet gerechtigd zijn, gedeeld zal worden; het vertrouwen tussen de cliënt en de beroepsbeoefenaar primeert boven de bekendmaking of onthulling van de informatie. Het beroepsgeheim vloeit dus voort uit een vertrouwensrelatie die bestaat tussen de beroepsbeoefenaar en diens cliënt, terwijl de discretieplicht voornamelijk dient ter bescherming van het ambt of beroep waarvoor zij geldt en de waardigheid die daarmee gepaard gaat103.

43. Daar waar personen die gehouden zijn tot het beroepsgeheim het recht hebben de getuigenis voor een rechtbank of voor een parlementaire onderzoekscommissie te weigeren104, hebben

personen die slechts gehouden zijn tot een discretieplicht dit recht niet105. Wanneer hen wordt gevraagd te getuigen of hun medewerking te verlenen aan bewijsverkrijging, zijn zij daartoe steeds verplicht106. We zien aldus dat de wettelijke verplichting om te getuigen in rechte of voor een parlementaire onderzoekscommissie primeert107 op de discretieplicht, die niet wettelijk is vastgelegd doch behoort tot de gedragsregels van beroepsbeoefenaars.

                                                                                                               

Het Koninklijk Besluit van 21 september 2005 keurde de Deontologische Code goed met als gevolg dat deze Code een wet uitmaakt in de zin van artikel 608 van het Gerechtelijk Wetboek: C. DE BUSSCHERE, “De bindende deontologische code van de notarissen”, RW 2008-2009, 2.

103 J. VERSTAPPEN, De deontologische code van het notariaat. Een artikelsgewijze commentaar, Gent, Larcier,

2009, 4; B. ALLEMEERSCH, “Het toepassingsgebied van art. 458 Strafwetboek. Over het succes van het beroepsgeheim en het geheim van dat succes”, RW 2003-2004, 2.

104 De beroepsbeoefenaar heeft namelijk de mogelijkheid zijn beroepsgeheim te doorbreken om te getuigen op

basis van artikel 458 van het Strafwetboek, maar hij is daartoe niet verplicht.

105 P. LAMBERT, Secret professionnel, Brussel, Bruylant, 2005, 63; A. DE NAUW, Initiation au droit pénal

spécial, Waterloo, Kluwer, 2008, 376; B. ALLEMEERSCH, “Het toepassingsgebied van art. 458 Strafwetboek.

Over het succes van het beroepsgeheim en het geheim van dat succes”, RW 2003-2004, 2; S. DEVOS, “Het beroepsgeheim en de getuigenis in rechte van de notaris”, T. Not. 2015, 425 en 429; S. BROUWERS en H. DE DECKER, Vertrouwelijkheid en beroepsgeheim: het standpunt van de notaris, Antwerpen, Intersentia, 2018, 61

106 A. DE NAUW, Initiation au droit pénal spécial, Waterloo, Kluwer, 2008, 376.

107 P. LAMBERT, Secret professionnel, Brussel, Bruylant, 2009, 237; S. DEVOS, “Het beroepsgeheim en de

(29)

44. Verschillende auteurs108 bevestigden reeds de mogelijkheid dat een en dezelfde beroepsbeoefenaar tegelijkertijd onderworpen kan zijn aan de discretieplicht enerzijds en het beroepsgeheim anderzijds. Het bestaan van de ene verplichting belet aldus het bestaan van de andere verplichting niet ten aanzien van een en dezelfde beroepsbeoefenaar.

46. In principe dient het beroepsgeheim te allen tijde gerespecteerd te worden en is er sprake van voortdurende vertrouwelijkheid. Dit principe kan echter aan de kant geschoven worden door het feit dat bepaalde informatie bedoeld is om openbaar gemaakt en algemeen bekend t e worden109. In dat geval zijn beroepsbeoefenaars niet meer gehouden tot het beroepsgeheim, maar dient men de discretieplicht te blijven respecteren. We zien dat de grens tussen beide verplichtingen niet altijd even duidelijk is.

                                                                                                               

108 B. ALLEMEERSCH, “Het toepassingsgebied van art. 458 Strafwetboek. Over het succes van het

beroepsgeheim en het geheim van dat succes”, RW 2003-2004, 3.

109 P. VAN DER HEYDE, “Beroepsgeheim en notariaat”, T.Not. 1990, 304; B. ALLEMEERSCH,

“Het toepassingsgebied van art. 458 Strafwetboek. Over het succes van het beroepsgeheim en het geheim van dat succes”, RW 2003-2004, 15.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

- K&G focus op het gezin, in het bijzonder de ontwikkeling en welbevinden van het kind - Huis van het kind: laagdrempelige ondersteuning aan huis. met aandacht voor : *

Veerle Claus, de weduwe van Hugo Claus, zou gerechtelijke stappen overwegen tegen Marc Van Hoey omdat hij het beroepsgeheim geschonden heeft in een interview met het blad

Na 2012 zijn er geen feiten meer gepleegd door Poppe, waardoor er geen sprake kan zijn van schuldig verzuim. Voorzitter Bart Meganck benadrukte op het assisenproces ook enkele keren

62 Immers, de IGZ heeft op grond van de Wubhv een afgeleid medisch beroeps- geheim en mag, voor zover medische infor- matie verkregen wordt door uitoefening van

Totdat dit overleg heeft plaatsgevon- den en er afspraken zijn gemaakt met betrekking tot het onderzoek, is het geïndiceerd niet mis te verstaan aan te geven

Algemeen wordt aangenomen dat voor het verstrekken van patiëntgegevens aan de meldingscommissie de toestemming van de patiënt mag worden verondersteld, tenzij het om

Als geen toestemming verkregen kan worden, maar de zorgprofessional ernstige schade aan de patiënt of aan een ander kan voorkomen door informatie aan een derde te verstrekken,

In een volgend deel zal worden onderzocht in welke mate overheid en derden toegang kunnen hebben of zich toegang kunnen doen verschaff en tot informatie van medische aard en door