• No results found

HET BEROEPSGEHEIM VAN DE ACCOUNTANT IN OVERHEIDS­ DIENST

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "HET BEROEPSGEHEIM VAN DE ACCOUNTANT IN OVERHEIDS­ DIENST"

Copied!
7
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

HET BEROEPSGEHEIM VAN DE ACCOUNTANT IN OVERHEIDS­

DIENST

door L. van E ssen L zn. D e redactie heeft mij verzocht enkele beschouw ingen te geven naar aanleiding van de prae-adviezen van de heren W . N . de Blaey, J. A. M . F. Lindner, ec. drs., H . B. J. S anders en J. T outenhoofd. D eze prae- adviezen w erden uitgebracht in een bijeenkom st op 17 M ei 1947 van de besturen van het N ed erlan d s In stitu u t van A ccountants en de V ereniging van A cadem isch G evorm de A ccountants met de leden dezer organisaties die in overheidsdienst w erkzaam zijn en ze w erd en gepubliceerd in de num m ers van het M .A .B . van Juni en Juli van dit jaar.

G a arn e voldoe ik aan dit verzoek, in de hoop d a t een vruchtbare gedachtenw isseling moge volgen.

H e t algem ene v ra ag stu k van het beroepsgeheim van de accountant is, de redactie van het M .A .B . heeft het in h aar inleiding in het num m er van Juni 1948 terech t opgem erkt, niet nieuw. Ik heb dit onderw erp in een studievergadering van het N .I.v.A . in A pril 1936 m ogen inleiden en d a a rn a heb ik op de 31ste accountantsdag van 30 N ovem ber 1946 m ogen spreken over: ,,H et beroepsgeheim , in het bijzonder d at van de accoun­ ta n t." O ok is in de vakpers het beroepsgeheim van de accountant v er­ schillende m alen ter sprake gekom en. D e vier genoem de prae-adviezen behandelen evenwel een bijzondere zijde van het vraagstuk: het beroeps­ geheim van de accountant die in overheidsdienst is, van de functionaris dus die ik in mijn inleiding van de 31ste accountantsdag heb genoem d de am btenaar-accountant.

R eeds uit de door mij gebruikte naam : am btenaar-accountant, volgt d at ik in de bedoelde functionaris in de eerste p laats zie de am btenaar, als zodanig onderw orpen aan publiekrechtelijke voorschriften, dus aan:

art. 59. A lg em e en R ijksam btenarenreglem ent (K.B. 12 Juni 1931) luidend:

„1. D e am btenaar is verplicht tot geheim houding van hetgeen hem in „zijn am bt ter kennis is gekom en, voor zover die verplichting uit de a a rd „d er zaak volgt of hem uitdrukkelijk is opgelegd.

„2. D e in het vorige lid bedoelde verplichting b estaa t niet tegenover „hen, aan wie de am btenaar onmiddellijk of middellijk ondergeschikt is, „noch in zover hij door een boven hem gestelde van de verplichting to t „geheim houding is ontheven.”

en aan:

art. 162 W e tb o e k van Strafvordering, luidend:

„O p en b are colleges of am btenaren, die in de uitoefening hunner bedie­ n i n g kennis bekom en van een strafb aar feit met w elks opsporing zij niet „zijn belast, zijn verplicht d aarv an onverw ijld aang ifte te doen, met „afg ifte van de tot de zaak betrekkelijke stukken, aan de officier van „justitie of aan een zijner hulpofficieren, of wel, indien het b etre ft een „ stra fb a a r feit w a arv an het kantongerecht kennis neem t, aan de am bte- „ n a a r van het openbaar m inisterie bij het k an to n g erech t.”

D it stan d p u n t w o rd t gedeeld door de prae-adviseurs de B laey en S anders: ook zij zien in de am b tenaar-accountant in de eerste plaats de am btenaar.

(2)

W e lk e zijn d aarvan de consequenties met betrekking tot het beroeps­ geheim.

D e B laey behandelt in zijn prae-advies de beide kan ten van het „v raag ­ stuk der geheim houding” , t.w . de zw ijgplicht en het zw ijgrecht (h e t recht van verschoning) afzonderlijk.

T .a.v. de eerste, de zw ijgplicht, m erkt hij op accoord te gaan met mijn m ening uitgesproken op de 31ste accountantsdag, d a t art. 162 W e tb o e k van S trafvordering de am btenaren-accountants verplicht, als zij een mis­ drijf of een overtreding ontdekken, die niet ligt op het terrein van hun dagelijks w erk, d aarv an m ededeling te doen aan de bevoegde autoriteiten. In d a t opzicht b estaa t er voor hen geen plicht tot geheim houding. *) Intussen zijn er, n a a r de Blaey m ededeelt, m aatregelen getroffen om ongew enste consequenties te voorkom en; b.v. kan het gew enst zijn voor te schrijven d a t dergelijke aan g iften eerst m ogen geschieden n a v er­ kregen sanctie. „ Z o b e sta a t bij de R ijksaccountantsdienst het voorschrift d at in dergelijke gevallen het feit aan het M inisterie van Financiën ter kennis gebracht moet w orden, w a a rn a deze (d.i. dus de M inister van Financiën, v. E .) dan al of n iet voor doorzending aan am btgenoten zorg d ra a g t” . 2) Bij de R ijksaccountantsdienst w o rd t dus onbeperkte toepas­ sing van art. 162 W e tb o e k van S trafvordering n iet to elaatb aar geacht: norm aal zullen de rijksaccountants zich niet inlaten m et strafb are feiten op economisch gebied. M a a r het kan wel eens gew enst zijn, zegt de Blaey, dat, om aan bepaalde m isstanden een einde te m aken, zeer hard w ordt toegeslagen, b.v. door sam enw erking tussen alle overheidsinstanties. In zo’n geval zal echter altijd h et M in. van F inanciën m oeten w orden gekend. 3) M .a.w ., de rijksaccountants geven de door hen geconstateerde strafb are feiten ten aanzien van de naleving der w etten, w aarin zij niet nadrukkelijk als opsporingsam btenaar zijn genoemd, door aan het M in. van Financiën; de M inister van F inanciën beslist w a t v erder zal gebeuren.

Kom t nu d e am btenaar-accountant, die aan zijn hoogste chef, dus b.v. de M inister van Financiën, de M inister van Econom ische Z a k e n , de M inister van Landbouw , V isserij en V oedselvoorziening, m ededeelt d at hij bij zijn onderzoek n aa r de naleving van belastingw etten, van prijs- voorschriften, van distributievoorschriften, een s tra fb a a r feit heeft ge­ constateerd liggende op een ander gebied dan w aaro p hij w erkzaam is, in botsing m et de hem in art. 2 van het R eglem ent van A rbeid van het N ed erlan d s In stitu u t van A ccountants opgelegde geheim houdings­ plicht? 4)

D e B laey zegt dienaangaande, d at in ’t bijzonder „de externe accoun­ t a n t s , duidelijker gezegd de opsporingsam btenaren bezw aar zullen „m oeten m aken tegen elke eis van geheim houding, uitsluitend gegrond op „beroepsoverw egingen. D eze is voor hen o n aa n v aard b aar ter wille van de goede uitoefening hunner functie als am b ten aar.” 5 ) Ik zou hier w illen opm erken, dat, om dat de am btenaar-accountant opsporingsam btenaar is, onder zijn algem ene opdracht ook v alt het ra p p o rteren van strafb are fei­

!) De Accountant, orgaan van het N.I.v.A., December 1946, blz. 48. 2) M.A.B. Juni 1948, blz. 170.

3) M.A.B. Juni 1948, blz. 170.

*) Lid 1 van art. 2 R.v.A. luidt: De leden zijn gehouden hun arbeid te verrichten met eerlijkheid, nauwgezetheid en onzijdigheid. Het is hun verboden betreffende hetgeen hun in de uitoefening van het accountantsberoep ter kennis is gekomen, voor zover dit een vertrouwelijk karakter draagt, andere mededelingen te doen dan de uitvoering van de opdracht vereist.

(3)

ten, met w elker opsporing hij niet is belast, doch w aarvan hij in de uit­ oefening zijner bediening heeft kennis bekom en (a rt. 162 S trafv o rd erin g ): de uitvoering van die algem ene o p d rach t kan vereisen het doen van a a n ­ gifte. D e am b tenaar-accountant zou zijn plicht tot geheim houding eerst schenden, w anneer hij aan an deren dan de bevoegde autoriteiten van die strafb are feiten m ededeling zou doen. D e Blaey kom t tot dezelfde con­ clusie; hij zegt niet te geloven d at overheids-accountants door art. 2 van h e t R .v.A . van het N .I.v.A . in m oeilijkheden zullen geraken. 6 )

M et betrekking tot het zw ijgrecht (verschoningsrecht) v ra a g t de Blaey zich af, of de overheids-accountant zich heeft te richten n aa r de hem als am btenaar gegeven voorschriften, of hij zich heeft te beroepen op het „algemene verschoningsrecht" óf op het bijzondere verschoningsrecht, voortvloeiende uit art. 1946 3e B .W . Hij antw oordt: n a a r de voorschriften hem als am btenaar (eventueel) gegeven. Hij voegt d aa raa n toe d at voor de am b tenaar-accountant bij de R ijksaccountantsdienst geen voorschriften door het M inisterie van Financiën zijn gegeven: die m oeten dus zelf beslissen of ze zich al dan niet op een verschoningsrecht zullen beroepen.

Ik herinner in dit verband aan een beslissing van 23 Januari 1936 van de rechter-com m issaris M r. M . D. K. S. van Lier, opgenom en in het M .A .B . van Juli 1937 en van een com m entaar voorzien door M r. T h . Limperg. H e t ging over het volgende geval: een accountant van de directe belastingen (th a n s geheten accountant bij de R ijksaccountantsdienst) w as opgeroepen om getuigenis a f te leggen met betrekking to t de vraag of de boekhouder van een bedrijf, w aarbij de accountant een onderzoek had ingesteld, zich niet goed van zijn taak h ad gekw eten. D e accountant w enste zich van het afleggen van getuigenis te verschonen uit hoofde van zijn beroep van accountant bij de directe belastingen. D e rechtercom m is­ saris heeft toen een beslissing gegeven, w a araa n het volgende is o n t­ leend:

„O verw egende, d a t artikel 1946, 3e B .W ., dit verschoningsrecht toe- „kent aan alle degenen, die uit hoofde van hun stand, beroep of w ettige „betrekking tot geheim houding verplicht zijn, doch alleen en bij uitslui­ t i n g nopens hetgeen w a arv an de w etenschap aan hen als zodanig is toe- „vertrouw d;

„O verw egende, d at deze verplichting van deze getuige w o rd t om schre- „ven in de W e t, en wel in de W e t op de Inkom stenbelasting in artikel „102 en in de W e t op de V erm ogensbelasting in artikel 52, en m itsdien „deze verplichting niet verder reikt dan h aa r om schrijving d aa r gegeven;

„O verw egende, d a t genoem d artikel 102 de b elasting-am btenaar ge­ h e im h o u d in g sp lic h t oplegt nopens inkomen, opbrengst, uitdelingen, en

„in het algem een nopens de zaken of w erkzaam heden van een ander; en „genoem d artikel 52 nopens iem ands verm ogen;

„O verw egende, d a t m itsdien getuige’s verschoningsrecht niet verder „reik t dan nopens inkomen, opbrengst, uitdelingen, de zaken of w erk ­ z a a m h e d e n of verm ogen van een ander;

„O verw egende, dat d aarv an hier niet de rede is, immers de te stellen „vragen blijkens genoem d vonnis slechts b etreffen de vraag of eiser al of „niet goed gehouden heeft de boeken van gedaagde, en deze v rag en kun- „nen w orden beantw oord zonder iets te openbaren om trent inkom en, u it­ d e lin g e n , zaken, w erkzaam heden en verm ogen van een ander, en de „getuige onder voorbehoud van beantw oording van slechts dusdanige „vragen getuigenis kan afleggen;

(4)

,,R echtdoende:

„B eslissen, d at de getuige zich in deze niet verm ag te verschonen en „verplicht is onder dit voorbehoud getuigenis af te leg g en ” .

U it deze beslissing m ag w o rd e n geconcludeerd d a t h et beroep v a n de b etrokken ac co u n tan t op een v ersch o n in g srech t w èl zou zijn geaccep­ teerd als hem getuigenis w as g ev raag d m et b etrekking to t zaken w a a r­ om tren t hem als am b ten a ar in de genoem de w e tten geheim houding is opgelegd.

A an h et slot v an zijn p ra e-a d v ie s m erkt de B laey op, d at de o v erh eid s­ accountant, in het bijzonder als o p sp o ringsam btenaar, soms inbreuk zal m oeten m aken op h et beroepsgeheim v an de o p en b are acco u n tan t. In d e r­ d a a d kom t h ierdoor de open b are ac co u n tan t in een n iet bijzonder a a n ­ genam e to estan d te v erkeren: hij zal hebben te o v erw eg en w a t hem te doen staat. Ik ga op deze kw estie hier n iet v e rd e r in: zij ligt m.i. buiten het o n d erw erp d a t th an s aa n de o rde is. M a a r ik wil mij toch aansluiten bij de Blaey, die zegt d a t h et uit b eroepsoverw egingen gew enst is d a t to t een dergelijke stap slechts in u iterste om standigheden w o rd t o v e r­ gegaan, als alle m ogelijkheden u itgeput zijn.

D e prae-adviseur Sanders, die ook in de am b tenaar-accountant aller­ eerst de am b ten a ar ziet, komt, an d e rs d an de Blaey, in zijn d erd e stelling to t de conclusie, d a t de publiekrechtelijke plicht v a n de am bten aar, v o l­ gens art. 162 S trafvordering, in strijd kom t met de geheim houdingsplicht, w elke de ac co u n tan t als N .I.v.A .-lid heeft a a n v a a rd . 7) Ik kan het hier n iet mee eens zijn; ik zie die strijd niet. Z o als ik hierboven, bij de b esp re­ king v an het p ra e-a d v ie s de Blaey, reeds uiteenzette, b re n g t de algem ene o p d ra ch t v an de am b ten a ar-a cco u n ta n t mee, d a t hij aang ifte doet v an de in de uitoefening zijner bediening ter kennis gekom en strafb are feiten. Hij doet dan geen „an d ere m ededelingen” dan de uitvoering van zijn opdracht van hem, am btenaar en accountant, eist.

H e t prae-advies van collega Lindner b eperkt zich to t een bespreking v an de zw ijgplicht en zegt o.a.: „ H e t kom t hier a a n op de v ra a g , w elke m ededelingen m ogen w o rd en ged aan en of hier een conflict kan o n tstaan v o o r de ac co u n tan t die tevens am b ten a ar is” . 8)

E v en la te r citeert hij artikel 29b v a n de L andbouw crisisw et 1939 en v oegt d a a ra a n toe: „O p grond v an mijn erv arin g aa n de Econom ische „D ep artem en ten kan ik zeggen, d a t verschillende M inisters, die deze „D ep artem en ten hebben geleid, deze bepaling zó hebben geinterp reteerd , „ d a t het de b etro k k en am b ten aren v erb o d en is v a n op g rond v an door „hen ingestelde onderzoekingen te h u n n er kennis gekom en feiten m ede- „delingen te doen, ook aan andere O verh eid sin sta n ties". 9 ) M a a r w eer w a t later zegt hij: „D e algem ene verplichting v a n art. 162 W e tb o e k v an „S trafv o rd erin g , to t het doen v a n aa n g ifte v an stra fb a re feiten a a n de „O fficier v an Justitie of O p e n b a a r M inisterie, w a a ro p ook reeds collega „de B laey gew ezen heeft, ac h t ik evenm in als collega v an E ssen in „strijd te kom en m et de geheim houdingsplicht van de accountant. Ieder ,,dien t te w eten da t op de accountant^am btenaar d eze verplichting rust „(cursivering van mij, v. E .). A ls am btenaar heeft hij een algem ene ,,opdracht, w aard o o r hij, ook indien hij and ere feiten rap p o rteert, dan

(5)

„uit zijn speciale o p d ra ch t voortvloeien, indien dit alth an s o v ertred in g en „zijn, w elke hij op g rond v an zijn algem ene o p d ra ch t m oet rap p o rteren , „niet in botsing kom t m et art. 2 v a n het R eglem ent v an A rbeid v an het „Instituut. O o k indien hij een stra fb a a r feit ra p p o rte e rt, to t het opsporen „w aarvan hij geen o pdracht verkreeg, doet hij geen and ere m edede- „lingen d an vo o r de uitvoering v an zijn algem ene o p d ra ch t w orden „vereist". 10)

Dus: de ac co u n tan ts v an het M inisterie v an E conom ische Z a k e n m ogen geen m ededelingen doen aa n an d e re O v erh eid sin stan ties; hun hoogste chef, de M inister v an Econom ische Z a k e n , heeft hun dit v e r­ boden. M aar: als zij aa n g ifte doen v an een door hen g eco n stateerd s tra f­ b a a r feit, ook als dit ligt op an d e r gebied d an d a t v an hun eigenlijke w erk, d an voldoen zij aa n de hun in art. 162 S tra fv o rd e rin g opgelegde verplichting. „Ied er dient te w eten d a t op de ac co u n tan t-a m b ten a ar deze verplichting ru s t” .

A an het slot v an zijn p ra e-ad v ies sp reek t L indner o ver het gebruik d at kan w o rd en gem aak t v an de ra p p o rten , die de ac co u n tan ts in O v e rh eid s­ dienst hebben uitgebracht. Hij zegt dat, hoew el deze collega’s op dit gebruik geen directe invloed hebben, zij toch zullen gevoelen d a t het niet juist is d a t deze ra p p o rten in voorkom ende gevallen w o rd en gebruikt vo o r an d e re doeleinden d an w a a rv o o r ze zijn uitgeb rach t. D e p rae- adv iseu r b eh an d elt h et geval d a t een O v e rh eid s-ac co u n tan t een o n d e r­ zoek heeft ingesteld n a a r een kostprijs bij een industriële ondernem ing. D e ondernem ing heeft stevig verd ien d en er rijst twijfel of de hoge w in sten w el fiscaal zijn v eran tw o o rd . H e t zou nu onaan g en aam zijn als h e t ra p p o rt v an de ac co u n tan t v a n Econom ische Z a k e n door het M inis­ terie ter v erificatie aa n de b elastin g au to riteiten zou w o rd en toegezonden; o n aan g en aam n iet alleen vo o r de ondernem er, m aar ook vo o r de b etro k ­ ken accou n tan t. Im m ers zou het v ertro u w en , d a t het publiek in de am b- te n a a r-a c c o u n ta n t stelt, w o rd e n geschaad. M aa r, v ra a g ik, als nu eens geen twijfel zou rijzen of de hoge w inst w el fiscaal is v eran tw o o rd , m aar als de ac co u n tan t v an Econom ische Z a k e n bij zijn onderzoek de zek er­ heid zou hebben gekregen d a t de w inst fiscaal niet is v eran tw o o rd , zou d an die ac co u n tan t niet, ingevolge art. 162 S trafv o rd erin g , de plicht hebben dit stra fb a re feit te rapp o rteren ? M .i. wel! N og eens: ieder dient te w eten d a t op de a c c o u n tan t-a m b ten a ar deze verplichting rust.

L indner eindigt zijn p rae-ad v ies met de opm erking, d a t de am b ten a ar- ac co u n tan t het in belangrijke m ate zelf in de h an d heeft de geheim hou­ ding v an zijn ra p p o rten te b evorderen, ook al zou men juridisch kunnen stellen, d a t alle o rg a n en v an de S ta a t rech t hebben op kennisnem ing van h et re su lta a t v an zijn onderzoek. R ekening houdende m et de than s gel­ dende w ettelijke bepalingen kan ik mij bij dit laatste geheel aansluiten.

D e prae-adviseur T o u te n h o o fd ziet in de accountant in overheids­ dienst eerst de accou n tan t, dan de am b ten aar. D e am b ten a ar is ingevolge art. 59 R ijksam btenarenreglem ent tot geheim houding verplicht; de plicht tot geheim houding van de accountant zou groter zijn. „A ls zodanig zijn wij n.1. v erplicht ons te onthouden v an alle m ededelingen die niet nood- „zakelijk zijn voor de uitvoering van de o p d ra ch t” . 11) Z o u de am bte­ n a a r d an w el m ededelingen m ogen doen die niet noodzakelijk zijn voor de uitvoering v an zijn opdracht?

(6)

C ollega T o u ten h o o fd v ra a g t zich v ervolgens af, of de ac co u n tan t in overheidsdienst aa n sp ra a k zal kunnen m aken op een verschoningsrecht. Z ich b eroepende op de inleiding do o r mij gehouden op de 31ste A ccoun- tan tsd ag , w a a rin ik zou hebben gesteld d a t de ac co u n tan t in het alge­ m een het v ersch o n in g srech t toekom t, neem t T o u ten h o o fd aan d a t ook de overh eid sacco u n tan ts zich op deze exceptie zullen kunnen beroepen. Ik m ag hier opm erken d a t ik in de genoem de inleiding niet heb gesteld d a t de ac co u n tan t in het algem een het v ersch o n in g srech t dien t toe te kom en; ik heb integendeel de m ening uitgesproken d a t dit re ch t zou m oeten w o rd en gereserv eerd voor de open b are accountant. D e o penbare ac co u n tan t im mers is de v ertro u w en sm an to t w ie het publiek zich zon­ d er terughouding m oet kunnen w enden teneinde hulp en voorlichting te verkrijgen en dit zal te onbeschroom der kunnen geschieden n a a r m ate m eer zekerheid b e sta a t d a t hetgeen de o penbare ac co u n tan t w o rd t toe­ v e rtro u w d bij hem veilig is, zelfs vo o r de rech ter. D ie m ogelijkheid to t onbeschroom de raadpleging is een zodanig gro o t algem een belang, d a t d a a rv o o r d a t an d e re algem ene belang, de zo volledig mogelijke v o o r­ lichting v an de rechter, heeft te w ijken.

Bij de ac co u n tan t in overheidsdienst ligt de zaak an d ers; het publiek kom t niet to t hem om hulp en voorlichting; hij is niet de vertro u w en sm an v a n het m aatschappelijk verkeer, die onbeschroom d g eraad p leeg d m oet kunnen w orden. Ik ben dus v an m ening d a t hij uit dien hoofde zich niet op een v ersch o n in g srech t zal kunnen beroepen. D eze m ening is n iet in strijd m et de o v erw egingen in de beslissing v an M r. v an Lier, die ik hiervoor citeerde. M r. v an Lier k en t de betro k k en ac co u n tan t m et b e­ trekking tot bep aald e zaken een v ersch o n in g srech t toe, niet om dat hij accountant is m aar belasting-am btenaar, aan wie in de door M r. van Lier genoem de w e tten een geheim houdingsplicht is opgelegd.

C ollega T o u ten h o o fd b re n g t de a rtse n -am b ten a ren ter sprake. Ik moet erken n en niet volledig op de hoogte te zijn hoe deze v ra g en in de a rts e n ­ w ereld liggen; ik ben er evenw el niet zeker v an d a t h et v ersch o n in g s­ rech t v an een keuren d of contro leren d a rts zou w o rd en erkend. 12)

D e prae-adviseur spreekt ook over de zorgvuldigheid die de overheids­ accountants m oeten in acht nem en bij het redigeren van hun rapporten; de redactie d aarvan moet zodanig zijn d a t niet onnodig geheim en w orden bekend gem aakt. Ik kan mij daarbij natuurlijk volkom en aansluiten. Ik kan mij evenwel niet verenigen met hetgeen T outen h o o fd daarop laat volgen: „Indien een am btenaar — niet accountant ■— van zijn chef de „opdracht krijgt, dergelijke niet terzake dienende m ededelingen te ra p ­ p o r te r e n , dan is hij verplicht d a a ra a n gevolg te geven. Hij kan zich „nergens op beroepen, w anneer hij w eigert. W ij als accountants kunnen „d a t wel, wij verw ijzen n aa r ons beroepsgeheim voor de collega’s-insti- „tuutsleden neergelegd in het R eglem ent van A rb e id ” . 13) Ik acht een zodanige o pdracht onrechtm atig en de am btenaar -— niet accountant ■— die van zijn chef een dergelijke o pdracht krijgt zal zich tot een hogere chef dienen te w enden teneinde die o pdracht te doen intrekken. E n dit zal ook de am btenaar-accountant hebben te doen.

12) Zie Mr. Dr. R. Bromberg: Het recht en de geneesheer, Haarlem 1926, blz. 32: Slechts dan mag en moet de arts zijn plicht tot getuigen nakomen, indien er noch sprake is van art. 272 W etboek van Strafrecht, noch van verschoningsrecht, b.v. indien het feiten geldt die de arts in een andere hoedanigheid dan van behandelend geneesheer zijn bekend geworden, b.v. als controlerend, keurend of gerechtelijk deskundige.

(7)

E nkele conclusies m een ik ten besluite te mogen trekken:

1. In beginsel is de am b tenaar-accountant verplicht strafb are feiten, ook al liggen deze niet op zijn eigen terrein, te rappo rteren .

2. U it opportuniteits-overw egingen is hem voorgeschreven geen a a n ­ gifte te doen van strafb are feiten, alvorens m et het D epartem ent w a aro n d er hij re sso rteert overleg te hebben gepleegd.

3. D e am btenaar-accountant, die gevolg geeft aa n het gestelde onder 1 en 2 kom t niet in strijd m et de geheim houdingsplicht van art. 2 R.v.A.

EEN ENGELSE VISIE OP HET VRAAGSTUK VAN DE AFSCHRIJ­

VINGEN OP DUURZAME SLIJTENDE PRODUCTIEMIDDELEN

door D rs L. J. M . R oozen O o k in E ng ela n d houdt het vraagstuk van de afschrijvingen op de duurzam e, slijtende productiem iddelen bij het huidige prijspeil de ge­ m oederen bezig.

F. R. M . de P au la heeft hierover een lezing gehouden op een verenigde vergadering van de E ngelse accountantsverenigingen op il8 M ei j.1., w aarvan een verslag verschenen is in „ T h e accou n tan t’ van 5 Juni il948. Ik wil de aa n d ach t vestigen op enige m erkw aardige punten in het betoog van de Paula, welke m.i. evenzovele m isvastingen inhouden.

D e P aula begint m et te stellen, d at de prijsstijging van de laatste jaren een verschijnsel is van inflatie.

Hij neemt niet aan, d at het prijspeil nog wel w eer eens kan dalen: “T h e re seems little indication th a t this is a tem porary ph ase” .

V olgens de P aula moet aan de blijvende grotere verm ogensbehoefte van het bedrijf w orden voldaan van buitenaf, d.w.z, uit nieuw e besp a­ ringen. D aarbij is het niet noodzakelijk d a t deze besparingen geschieden uit de, op basis van de uitgaafprijs der productiem iddelen vastgestelde „w inst’ ’van hetzelfde bedrijf.

H ieruit volgt zijn conclusie, dat de accountant een afschrijving op basis van de vervangingsw aarde, en een „in h alen ” van de te lage a f­ schrijvingen in het verleden uit de „w in st” , niet behoeft te eisen.

D e extra-afschrijving door stijging van de vervangingsw aarde is vol­ gens de P au la niet een “charge against earnings” m aar een “appropia- tion" (b e ste d in g ). D aarom is dit vraag stu k “obviously a m atter of fi­ nancial policy w ith w hich the auditor as such is not concerned” , w ant "financial policy is clearly of concern only to the bo ard and m embers of a com pany”.

V olgens de P aula is de eis van de afschrijving op vervangingsw aarde afkom stig van de “ econom ists” (lees: sociaal-econom en), die uit de j a a r ­ rekeningen gegevens willen p u tten voor hun berekeningen van het natio ­ nale inkom en en de nationale investering.

Behalve zijn axioma, d at de prijsstijging een blijvende is <—• hij v raag t zich niet af, in hoeverre zijn betoog anders w ordt, w anneer zij als een tijdelijk verschijnsel moet w orden beschouwd! -—- voert de P aula de vol­ gende argum enten voor zijn stan d p u n t aan:

1. D e vervanging ligt nog in de toekom st en wij kunnen het prijspeil in de toekom st niet schatten.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Het bestemmingsplan wordt aangepast in die zin dat de strook gelegen tussen de voorgevels van de geprojecteerde woningen en de bestemming Groen wordt bestemd als Tuin.. In

Twee doelen van burgerparticipatie 1.Draagvlak creeëren voor beleid 2.Vergroten kwaliteit van het beleid.. Burgerparticipatie en

62 Immers, de IGZ heeft op grond van de Wubhv een afgeleid medisch beroeps- geheim en mag, voor zover medische infor- matie verkregen wordt door uitoefening van

Algemeen wordt aangenomen dat voor het verstrekken van patiëntgegevens aan de meldingscommissie de toestemming van de patiënt mag worden verondersteld, tenzij het om

Waar raadsleden nu nog te- veel hun tenten in het gemeentehuis op- slaan, moeten inwoners gaan inzien dat de overheid niet alles meer voor ze regelt.. Dat zal beter lukken

V oor mensen die bij w ille n b lijven op het gebied van de internationale p o litiek is Jason een absolute noodzaak Voor slechts f 25,- per jaar ontvangt u het

Het onderzoek naar de 'opbrengsten' van grote scholen moet bovendien nog plaats vinden: het zou best eens kunnen zijn dat deze in- efficiënter blijken te zijn

Deze opvatting is door de Hoge Raad aanvaard bij een arrest naar aanleiding van art. 40 van het bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksamb­ tenaren. In genoemd