• No results found

Inleiding Belang en betekenis van de Beneficiaalboeken van Friesland 1543

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Inleiding Belang en betekenis van de Beneficiaalboeken van Friesland 1543"

Copied!
4
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

THEMA: BELANG EN BETEKENIS VAN DE

BENEFICIAALBOEKEN VAN FRIESLAND 1543

Inleiding

J.A. (HANS) MOL EN PETER VAN DER MEER

De Beneficiaalboeken van Friesland van 1543 behoren tot de klassieke bronnen van de Friese geschiedenis. We mogen ze wel in het rijtje plaatsen van de Abtenlevens van Mariëngaarde en Lidlum, de Kronieken van Worp en Peter van Thabor en de Registers van de Aanbreng van 1511. Ze zijn dan ook al lang bekend. In 1850 is er een foliant-uitgave van verschenen, die zelf al uit het eind van de achttiende eeuw stamde. Generaties Friese geleerden hebben ermee gewerkt. Op 18 oktober vorig jaar (2013) is er echter een nieuwe editie uitgebracht.1 Daar was grote behoefte aan, niet zozeer omdat de oude sinds decennia niet meer te verkrijgen is – die kan immers nog in bibliotheken geraadpleegd worden – maar om een betere tekst voorhanden te hebben die ook digitaal te onderzoeken is. De nieuwe editie in boekvorm bevat daartoe ook een cd-rom met een integrale opname van de tekstbe-standen en is voorzien van een uitvoerige inleiding, waarin de opzet en de achtergrond van de bron wordt toegelicht. Aan het slot zijn naast de gebrui-kelijke literatuurlijst een glossarium en een lijst van de in de tekst voorko-mende muntsoorten met hun globale waarde opgenomen.

Het gaat bij de Beneficiaalboeken om registers met gedetailleerde infor-matie over de grootte, waarde, naastliggers en jaarlijkse opbrengst van het geestelijk goed en het vermogen van de Friese parochiekerken, haar bedie-naars en alle andere geestelijke instellingen, priesters en clerici die aan die kerken verbonden waren. Ze zijn voor zo’n driekwart van de Friese steden en dorpen bewaard gebleven. In 1543 werden ze opgemaakt op bevel van de landvoogdes koningin Maria van Hongarije, die toen in Brussel resideerde, om een idee te krijgen of de kerkelijke administratie in Friesland goed op orde was en of er geen geld uit de kerkelijke goederen in verkeerde zakken verdween.

In nationaal en internationaal perspectief bezien vormen ze samen een unieke serie teksten. Uniek, omdat ze voor geen enkele andere provincie in de Nederlanden zijn opgemaakt en overgeleverd, ook in Noordwest-Duitsland niet. Ze bevatten een schat aan namen, landprijzen, gegevens over priesters, altaren, patroonheiligen en andere informatie over de in 1543 nog volledige organisatie van de katholieke kerk. Daarmee bieden ze een

de vrije fries 94 (2014) 129-132

(2)

massa materiaal over zowel de Friese kerk als het Friese landschap en haar gebruikers.

Om het belang van de Beneficiaalboeken te onderstrepen is negen onder-zoekers gevraagd om op een studiedag ter gelegenheid van het gereed-komen van de nieuwe uitgave voor bepaalde thema’s na te gaan wat de nu beter toegankelijk gemaakte informatie uit de Beneficiaalboeken aan nieuwe inzichten te bieden heeft. Deze deskundigen uit diverse disciplines hebben de uitdaging aangenomen. Ze hebben een voordracht gehouden en die vervolgens nader uitgewerkt. In dit aparte gedeelte van De Vrije Fries willen we nu hun opstellen presenteren.

De volgorde is enigszins willekeurig, zij het dat de eerste vier bijdragen cirkelen rondom de kerk met haar bedienaars, terwijl de laatste vier betrekking hebben op het land en het landgebruik. De enige bijdrage over de taal van de bron, van Henk Bloemhoff over Nedersaksische elementen in de Stellingwerver teksten, hebben we bij wijze van draaipunt in het midden geplaatst.

De rij wordt geopend door Paul Noomen met een schets van ‘Enkele lijnen in de ontwikkeling van het parochiewezen in Oostergo’. Hij laat zien hoe de verschillende opgaven voor de kerspels in Oostergo zicht bieden op de fasering van de kerkstichtingen in een reeks van eeuwen. Interessant daarbij is dat met hulp van de Beneficiaalboeken duidelijk te maken is dat hogerop in de beekdalen de boeren in de dertiende en veertiende eeuw hun kerkjes zelf hebben gesticht. Meer stroomafwaarts zijn, volgend op de moederkerkstichting door de bisschop, de meeste parochiekerken in een eerdere periode tot stand gekomen op initiatief van adellijke families. Jan Kuys geeft in zijn artikel getiteld ‘Vrijgesteld maar vaak ook niet: belasting op kerkelijke inkomens in het laatmiddeleeuwse bisdom Utrecht’, inzicht in de ontwikkeling van de fiscale kerkelijke goederenregistratie in het diocees waarvan vrijwel heel Westerlauwers Fryslân in de middeleeuwen deel uitmaakte. Nu waren de Beneficiaalboeken uiteindelijk niet bedoeld om belastingheffing mogelijk te maken. Kuys’ schets maakt echter wel helder dat degenen die zich tegen de registratie verzetten, terecht op hun hoede waren. Karel V probeerde immers overal in zijn rijk de Kerk algemene inkomstenbelastingen op te leggen.

Hans Mol onderzoekt in zijn opstel over ‘Het inkomen van zielzorgers in Friesland, 1511-1543’ welk inkomstenaandeel de pastoors haalden uit de bijdragen die parochianen moesten betalen voor genadehandelingen als dopen, trouwen, begraven, het opdragen van dodenmissen en dergelijke. In de Beneficiaalboeken wordt deze geldstroom vanwege zijn variabele karakter het ‘onwis’ of het ‘onzeker’ genoemd. Voor diverse Friese dorpen blijkt dat hij ongeveer een kwart tot een derde van het totale inkomen van de pastoor heeft omvat. In de loop van de jaren dertig en veertig van de

1 3 0 J.A. (H A N S) M O L E NP E T E R V A N D E R M E E R

(3)

zestiende eeuw kwam door de verspreiding van reformatorische ideeën dit deel van het pastoorsinkomen sterk onder druk te staan.

Otto Roemeling biedt in zijn artikel over ‘De geestelijken van 1543: cijfers over studie en afkomst’ precies wat zijn titel belooft: getallen over scholing en achtergrond van de priesters. De informatie uit de Beneficiaalboeken op dit stuk van zaken is minder rijk dan men zou wensen maar biedt toch genoeg om er tendenties uit te halen. Nauwkeurig rekenwerk maakt duidelijk dat veel minder geestelijken een academische opleiding hadden gevolgd (hooguit 18%) dan door eerdere onderzoekers is gesteld. Wat hun afkomst betreft valt op dat slechts een kleine minderheid (ruim 10%) uit de betere kringen kwam.

Een meer taalkundige benadering is te vinden in de bijdrage van Henk Bloemhoff over ‘Nedersaksische elementen in de Stellingwerver Benefici-aalboekteksten’. Hij toont aan dat de optekeningen voor Stellingwerf inzicht bieden in de fasering van schriftelijke uitingen in de Nedersaksische streek-talen. Spellingen met oi, voor het uitdrukken van de lange o-klank, en verkleinsuffixen als …kien en …tgen komen relatief veel en wijzen erop dat het westen meer en meer het voorbeeld werd in deze periode.

Karel Gildemacher maakt in ‘Het Friese landschap volgens de toponiemen in de Beneficiaalboeken’ een boeiende rondgang langs de voornaamste landschapsaanduidingen en typen veldnamen in de Beneficiaalboeken. Er komt uit naar voren dat men destijds bij het benoemen van het land veel meer onderscheid aanbracht dan vandaag de dag. Dat gold niet allen de vele soorten gras- en akkerland maar ook de grootte en de kwaliteit van lande-rijen. Niet zozeer de grootte of de economische waarde blijkt bepalend te zijn geweest maar de mate waarin men van het land gebruik kon maken. Philippus Breuker neemt in ‘De hemrik: lokalisatie, datering en beteke-nisontwikkeling’ een bijzonder toponiem onder de loep. Hij volgt de hemrik zowel mee, als terug in de tijd en weet aannemelijk te maken dat er oorspronkelijk buurschapsgebieden, in de zin van delen van dorpsterri-toria, mee werden aangeduid. In de loop van de tijd zou de betekenis zijn verschoven naar randgebied met percelen land die om de paar jaar van gebruiker konden wisselen. Breuker vermoedt dat het woord hemrik in de Karolingische tijd is geïntroduceerd om de begrenzing van toen gecreëerde buurschapsgebieden voor bewoning en belastingheffing aan te geven. Het hoofdthema van Merijn Knibbe is economisch-historisch van aard. In ‘De Kerk, de staat en het vredesdividend. De pachtopbrengsten van de kerkelijke goederen in Friesland in de periode 1511-1543’, gaat hij aan de hand van de rijke Beneficiaalboekgegevens over pachtprijzen na, hoe vlot de agrarische economie van Fryslân zich van de Bourgondisch-Gelderse oorlog (1515-1524) heeft hersteld. Er was sprake van meer dan alleen een vredesdi-vidend. Knibbe neemt een indrukwekkende productiviteitsstijging waar, die

I N L E I D I N G 1 3 1

(4)

veel groter is geweest dan die in Holland. Deze stijging kan voor een deel op het conto worden geschreven van de centrale overheid die storend geweld keerde en dijkaanleg en zijlbouw bevorderde. Het economisch klimaat was daarbij zo gunstig dat ook de boeren zelf veel in de verbetering van het land hebben geïnvesteerd.

De laatste bijdrage in de reeks is van de hand van landschapshistoricus Dennis Worst. In ‘Hooi halen stroomafwaarts. Het belang van hooiwinning voor de veenboeren in Zuidoost-Friesland’ reconstrueert hij met gegevens voor de patroons-, pastorie- en vicarieboerderijen een belangrijke hoeksteen van het agrarisch bedrijf in de Stellingwerven en Schoterland. Dankzij hooiwinning op landen benedenstrooms van de Boorne, de Tjonger en de Linde konden boeren op de veenlanden aan de bovenloop van deze riviertjes, meer vee voor hun gemengd bedrijf onderhouden dan ze met eigen grond aan huis hadden kunnen doen. Dat leverde ook een betere bemesting van hun schrale land op, waardoor ze een beter bestaan konden opbouwen. Dit hooiwinningssysteem dateert al uit de dertiende eeuw. Met dat al zijn zeker niet alle onderwerpen rondom de Beneficiaal-boeken behandeld. Dat zou ook een onmogelijke opgave zijn geweest met zoveel gegevens in een ruim duizend pagina omvattende editie. Wel geven de opstellen de rijkdom van de bron aan. We hopen en verwachten dat ze daarmee een aanzet geven tot verder onderzoek.

n

Noot

1 De Beneficiaalboeken van Friesland, 1543, P.L.G. van der Meer en J.A. Mol (ed.) (Leeuwarden 2013).

u

1 3 2 J.A. (H A N S) M O L E NP E T E R V A N D E R M E E R

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

effect hebben is de temperatuur in aaneengesloten groene gebieden binnen de stad (parken, stadsbossen) lager dan in de omringende bebouwde delen van de stad Bowler 2010 ; de.

Bij de uitvoering van de sociale verzekeringen waren het de politiek en het maatschappelijk middenveld die weliswaar zeiden te streven naar een meer eenvoudige en dus

Hierdoor is ter verkrijging van een voldoende lichtsterkte een groot aantal lampen nodig, die bovendien op geringe hoogte boven de planten moeten wprden

* aanliggende zijde (trottoir breedte) * overstaande zijde is (hoogte

Therefore, the following questions were to be answered in the current study: (a) What is the volume and intensity of PA of children and adolescents with moderate- to-

De specialist interieurtextiel wijst de werkzaamheden toe aan de medewerkers en aan externen en geeft duidelijke instructies over de werkzaamheden en de kwaliteitseisen waaraan

De Sobane-strategie en het geheel van de methodes werden ontwikkeld door de Unité Hygiène et Physiologie de Travail van professor J.Malchaire van de Université catholique de

Dit deel moet door de arts die de euthanasie uitvoert VOLLEDIG INGEVULD worden en moet ANONIEM zijn.. (het mag GEEN NAAM OF