• No results found

Verschillen in het begrijpen van de nieuwe Nederlandse cautie tussen jongeren met en zonder een licht verstandelijke beperking : pilotstudie

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Verschillen in het begrijpen van de nieuwe Nederlandse cautie tussen jongeren met en zonder een licht verstandelijke beperking : pilotstudie"

Copied!
33
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Verschillen in het begrijpen van de nieuwe Nederlandse cautie tussen jongeren met en zonder een licht verstandelijke beperking

Pilotstudie

Masterscriptie Forensische Orthopedagogiek Graduate School of Development and Education Universiteit van Amsterdam Pien Hulsebosch 6073255 Begeleider: Els Kornelis Tweede beoordelaar: Prof. Dr. X. M. H. Moonen Amsterdam, december 2018

(2)

Inhoudsopgave Abstract English……….3 Samenvatting Nederlands………...4 Inleiding……….5 Methode………11 Participanten……….11 Procedure………..12 Instrument……….14 Analyse……….15 Resultaten……….15 Discussie………...17 Literatuurlijst………24 Bijlage………..29 Bijlage 1: Uitleg onderzoek jongere

Bijlage 2: Pictogrammen

(3)

Abstract

In this pilot study it is investigated whether there is a significant difference between children with and without a mild intellectual disability (MID) in their capacity to comprehend a new construction of the Dutch Miranda rights (DMR). Additionally to the text the possible supportive role of pictograms in the understanding of de DMR was researched. The DMR is the verbal message of a police interrogator that a young adult is not obliged to give an answer to questions during an interrogation. The comprehension of this right is important in order to prevent the suspect from involuntarily incriminating his- or herself during an interrogation. 20 children between ages 12 and 18 participated in this research. Four groups were formed. The participants with a MID were divided randomly into two groups of which in one group pictograms were added to the verbal admission of the DMR. The same procedure was used for the participants without a MID. Results showed that not all children did understand the DMR although children without a MID seemed to understand the DMR better than the children with a MID. Pictograms didn’t play a supportive role in understanding the DMR neither for children with or without a MID. It stayed unclear whether the results were influenced by the assessment methods used. Hence, more research is needed in order to draw solid conclusions on this topic. Current research offers valuable recommendations for additional research.

(4)

Samenvatting

In deze pilotstudie is gekeken of er een verschil bestaat in de mate van het begrijpen van de nieuwe Nederlandse cautie (nNc) tussen jongeren met en zonder een licht verstandelijke beperking (LVB). In dit onderzoek is tevens gekeken of pictogrammen het begrijpen van de nNc kunnen versterken. De nNc is een aangepaste versie van de mondelinge mededeling van een politiefunctionaris dat een verdachte niet verplicht is tot antwoorden op vragen tijdens een verhoor. Het begrijpen van de cautie is van belang om te voorkomen dat een verdachte ongewild medewerking verleent aan zijn/haar eigen veroordeling. Aan het onderzoek deden 20 jongeren mee tussen de 12 en 18 jaar. Ze zijn opgedeeld in vier groepen. De jongeren met een LVB zijn at random verdeeld over een groep die geen en een groep die aanvullend aan de verbale mededeling wel pictogrammen te zien kreeg. Deze procedure is ook toegepast bij jongeren zonder een LVB. De resultaten laten zien dat niet alle jongeren de nNc begrijpen. Wel lijken meer jongeren zonder een LVB de nNc te begrijpen dan jongeren met een LVB. Pictogrammen lijken daarbij geen ondersteunende rol te spelen voor zowel jongeren met als zonder een LVB. Onduidelijk is echter in hoeverre de resultaten afhankelijk zijn van de in dit onderzoek gehanteerde meetmethode. Er is meer onderzoek nodig om conclusies te kunnen trekken. Het huidig onderzoek biedt waardevolle aanwijzingen voor aanvullend onderzoek.

(5)

Verschillen in het begrijpen van de nieuwe Nederlandse cautie tussen jongeren met en zonder een licht verstandelijke beperking

Alvorens een persoon berecht kan worden voor een delict moet er sprake zijn van wettig en overtuigend bewijs van schuld (Derksen, 2008). Dit houdt onder andere in dat de verdachte verhoord moet worden. Voordat de verdachte verhoord mag worden dient hem verteld te zijn dat hij ‘zwijgrecht’ heeft en dus niet verplicht is om te antwoorden op de vragen die gesteld worden in het verhoor (Duits & Bartels, 2011; Molenaar & Sterk, 2013). De uitleg over het zwijgrecht wordt ook wel ‘de cautie’ genoemd. De cautie is de mondelinge mededeling van een verhoorder aan een verdachte dat hij of zij niet verplicht is tot antwoorden op vragen. Het is belangrijk dat men de cautie begrijpt omdat men op deze manier beschermd wordt tegen het onvrijwillig meewerken aan de eigen veroordeling (Corn, 2011; Hoogeveen, 2011; Molenaar & Sterk, 2013; Perez, 2009; Verhoeven & Stevens, 2011). Het vooraf meedelen van de cautie is wettelijk verplicht en deze moet aan alle minder- en meerderjarigen medegedeeld worden (artikel 29 lid 2 van het Wetboek van

Strafvordering, 1974; Verhoeven & Stevens, 2011). Wanneer de cautie niet vooraf is medegedeeld is de verklaring van de verdachte niet geldig en kan deze niet worden meegenomen als bewijs tegen de verdachte in het strafproces (Art. 359a Sv; Bac, De Bruijn-Lückers, Mijnarends, Smilda, & Somsen, 2004). Helaas tonen verschillende onderzoeken aan dat wereldwijd meer dan de helft van de minderjarigen de cautie niet begrijpt (Estwood, Snook, & Chaulk, 2010; Eastwood & Snook, 2010; Fenner,

Gudjonsson, & Clare, 2002; Grisso, 1981, aangehaald in Abel, 1982). Dit geldt ook voor jongeren met een licht verstandelijke beperking (LVB) (Kranendonk, 2017; Ronnenbergh, 2016; Wennekes, 2015). Om deze reden wordt in huidig onderzoek een pilotstudie gedaan naar de begrijpelijkheid van een vereenvoudigde cautie en wordt er

(6)

gekeken of deze begrepen wordt door jongeren zowel met als zonder een licht verstandelijke beperking. Aan de hand van deze eerste resultaten kunnen aanbevelingen worden gedaan voor vervolgonderzoek.

De originele cautie in Nederland voor zowel minder- als meerderjarigen is niet formeel voorgeschreven maar in de regel luidt deze als volgt “Ik ga u nu verhoren, u bent niet verplicht te antwoorden”. Deze cautie is ontwikkeld door deskundigen van de politieacademie (Wennekes, 2015). Vooral jongeren met een laag intelligentie quotiënt (IQ) blijken moeite te hebben met het begrijpen van de cautie (Ronnenbergh, 2016; Wennekes, 2015). Om deze reden hebben deskundigen van de politieacademie tevens een versimpelde cautie ontwikkeld, specifiek met het oog op jongeren met een LVB. Deze versimpelde cautie heet de nieuwe Nederlandse cautie (nNc) en luidt als volgt “Ik ga je vragen stellen. Maar op die vragen hoef je geen antwoord te geven. Het mag wel, maar het hoeft niet. Dat mag jij zelf weten. Dat betekent dat jij het mag zeggen als je een vraag niet wilt beantwoorden. Dus als ik je een vraag stel en je denkt ‘dat wil ik niet vertellen’, dan hoef je geen antwoord te geven op die vraag”. Het is belangrijk dat er binnen het strafrecht rekening wordt gehouden met jongeren die een LVB hebben, omdat er een over-representatie is van mensen met een LVB in het Nederlandse strafrecht (Kranendonk, 2017). In Nederland heeft of

functioneert een persoon op het niveau van een LVB als zijn of haar IQ-score tussen de 50 en 85 ligt (Moonen & Verstegen, 2006). Tevens moet er sprake zijn van significante problemen in het adaptief functioneren waardoor mensen met een LVB meer moeite ervaren met het functioneren in complexe sociale situaties (Bexkens, 2013; Moonen & Verstegen, 2006). Bij problemen in het adaptief functioneren kan er onder meer gedacht worden aan leer- en gedragsproblemen, het hebben van

(7)

problemen in de sociale context te ontstaan door beperkingen in het begrip van de taal, de vertraagde spraak-taal ontwikkeling, de beperkte woordenschat en het onvermogen om eigen gedachten en gevoelens te verwoorden (Ponsioen & Plas, 2008). Aansluitend blijken jongeren met een LVB een beperkte capaciteit te bezitten om aangeboden verbale informatie in het geheugen op te slaan (Van der Molen, Van Luit, & Jongmans, 2007; Zoon, 2013). Door bovenstaand beschreven beperkingen en het feit dat jongeren met een LVB een verhoogde kans hebben tot instemmen van vragen, ongeacht de inhoud van de vraag en zelfs als dit in tegenspraak is met hun eigen perceptie (Moonen, de Wit, & Hoogeveen, 2011; Moonen & Rispens, 2014), legt een groot deel van de jongeren met een LVB een verklaring af die mogelijk niet waar is (Kranendonk, 2017).

Om bovenstaande redenen zijn jongeren met een LVB kwetsbaar voor het verkeerd interpreteren van informatie en is daar extra aandacht voor nodig

(Kranendonk, 2017). Om er voor te zorgen dat verdachten niet ongewild meewerken aan hun eigen veroordeling is het van groot belang dat zij in het strafproces hun rechten kennen en begrijpen. Hierbij is het noodzakelijk dat betrokkenen op een adequate en aangepaste manier communiceren met jongeren die een LVB hebben. Dit houdt onder andere in dat men praat in korte en simpele zinnen waarbij concrete woorden worden gebruikt (De Wit, Moonen, & Douma, 2011), maar ook dat informatie, instructies of opdrachten veelvuldig herhaald worden. Het is van belang dat er wordt nagegaan of de jongere met een LVB de aangeboden informatie heeft begrepen (Zoon, 2013). Aanvullend moet men zich realiseren dat het technisch leesniveau van jongeren met een LVB het plafond heeft van het niveau van acht- tot negenjarigen (Bartels, 2011; Ramakers & Ponsioen, 2007). Tot slot lijkt visuele informatie een ondersteunende rol te spelen in het beter begrijpen van verbaal

(8)

aangeboden informatie (Zoon, 2013).

Bij het ontwikkelen van de vernieuwde en vereenvoudigde cautie is er rekening gehouden met de beperkte sociale capaciteiten van jongeren met een LVB. In de nNc is gebruik gemaakt van korte en simpele zinnen met concrete woorden en wordt de informatie herhaald. Aanvullend zijn er pictogrammen ontwikkeld die een ondersteunende functie dienen te hebben. Deze vereenvoudigingen moeten er voor zorgen dat de nNc beter begrijpelijk is dan de oude cautie voor jongeren met en zonder een LVB.

Uit verschillende onderzoeken is gebleken dat jongeren met een LVB verbale informatie beter begrijpen wanneer deze in de dagelijkse interactie ondersteund wordt door visueel materiaal, zoals pictogrammen (Maes, Penne, & Petry, 2008; Van der Molen, Van Luit, Jongmans, & Van der Molen, 2007; Wennekes, 2015; Zoon, 2013). Evenzo is aangetoond dat visuele ondersteuning bij teksten een bijdrage kan leveren aan het tekstbegrip (Brody, 1982; Moreno & Mayer, 1999; Peeck, 1993). Visueel materiaal wordt verwerkt in zowel het verbale als non-verbale systeem van het

werkgeheugen, hierdoor is er sprake van een dubbele codering van beeldinformatie en draagt visueel materiaal bij aan het beter begrijpen en onthouden van verbaal

aangeboden informatie (Clark & Paivio, 1991; Paivio, 1971, aangehaald in Verhoeven, 2009; Paivio, 1986, aangehaald in Verhoeven, 2009). Door het gelijktijdig aanbieden van pictogrammen bij het voordragen van de nNc worden verbale en visuele afbeeldingen beter met elkaar geïntegreerd en wordt de jongere in staat gesteld om van twee verschillende soorten presentaties een geheel te creëren (Mayer, 2005). Daarentegen heeft ander onderzoek aangetoond dat jongeren met een LVB moeite hebben met het simultaan verwerken van non-verbale en verbale

(9)

focus leggen op ondersteunend beeldmateriaal lijken elkaar tegen te spreken waardoor de daadwerkelijke functie van pictogrammen onduidelijk is. Om deze reden wordt in huidig onderzoek tevens de werking van visuele ondersteuning tijdens het aanbieden van de nNc onderzocht.

Uit de literatuur blijkt dat wanneer gebruik wordt gemaakt van onder andere vereenvoudigde taal en visueel ondersteunend materiaal, de kans wordt vergroot dat jongeren met een LVB verbaal aangeboden informatie beter begrijpen. Dit zou kunnen betekenen dat wanneer de nNc met ondersteunende pictogrammen wordt aangeboden, de kans op het begrijpen van het zwijgrecht onder jongeren wordt vergroot. Indien uit huidig onderzoek naar voren komt dat pictogrammen inderdaad een ondersteunende rol spelen in het begrip van de nNc, zou ervoor gepleit kunnen worden om visuele hulpmiddelen definitief te implementeren tijdens het aanbieden van de nNc.

Eerder onderzoek naar de nNc heeft wisselende uitkomsten getoond. Zo heeft onderzoek van Wennekes (2015) aangetoond dat de nNc zowel met als zonder

pictogrammen niet voldoende werd begrepen door jongeren met een LVB en heeft het onderzoek van Ronnenbergh (2016) aangetoond dat jongeren zonder een LVB de nNc, al dan niet met pictogrammen, eveneens niet voldoende begrijpen. Daarentegen heeft onderzoek van Smeitink (2017) laten zien dat de nNc, in tegenstelling tot de oorspronkelijke cautie, door alle participerende jongeren zonder een LVB werd begrepen. Verschillen in de uitkomsten kunnen mogelijk mede verklaard worden door verschillen in de wijze waarop het begrip wordt gemeten en het onderzoek is opgezet. Zo kregen bijvoorbeeld in het onderzoek van Smeitink (2017) alle participanten de nNc aangeboden in combinatie met pictogrammen. Aanvullend onderzoek is nodig om te bepalen of de nNc tevens begrepen wordt door jongeren met een LVB en wat

(10)

de rol van pictogrammen hierin is (Smeitink, 2017).

Het is belangrijk om de al dan niet aanwezige verschillen in het begrijpen van de cautie tussen jongeren met en zonder een LVB te achterhalen, omdat het moeilijk is gebleken voor de politie om zonder testafname te weten of er sprake is van een LVB bij de jongere (Kranendonk, 2017). Om deze reden is het wenselijk dat er gebruik wordt gemaakt van een cautie die zowel door jongeren met als door jongeren zonder een LVB direct te begrijpen is. In deze studie wordt onderzocht in welke mate de nNc door beide groepen begrepen wordt. De volgende vraagstellingen staan centraal:

1. Is er een verschil in het begrip van de nNc tussen jongeren met en zonder een LVB?

2. Is er een verschil in het begrip tussen jongeren die wel en die geen pictogrammen aangeboden krijgen bij zowel jongeren met als zonder een LVB?

Aan de hand van eerder onderzoek wordt verwacht dat jongeren zonder een LVB de nNc beter begrijpen dan jongeren met een LVB. Dit wordt verwacht omdat jongeren met een LVB onder andere problemen hebben met hun taalbegrip (Ponsioen & Plas, 2008) en een beperkte capaciteit bezitten om verbaal aangeboden informatie op te slaan (Van der Molen, Van Luit & Jongmans, 2007; Zoon, 2013). Tevens wordt verwacht dat de pictogrammen bij alle groepen zorgt voor een verhoging van het begrip van de nNc, omdat visuele ondersteuning een bijdrage kan leveren aan het tekstbegrip (Brody, 1982; Moreno & Mayer, 1999; Peeck, 1993). Tot slot wordt er gecontroleerd voor de leeftijd van de jongeren, omdat leeftijd invloed heeft op de mate van begrip van iemands rechten (Grisso, 1981, aangehaald in Abel, 1982; Peeck, 1987; Peeck, 1993) en omdat jongere kinderen impulsiever zijn in het nemen van beslissingen (Marrus, 2006). Omdat eerder onderzoek van Wennekes (2015) en

(11)

Ronnenbergh (2016) naar de nNc heeft aangetoond dat er geen verschil aanwezig is tussen jongens en meisjes met betrekking tot het begrip van de nNc, wordt er niet gecontroleerd voor geslacht.

Methode Participanten

De participanten zijn onderverdeeld in vier groepen. De jongeren met een LVB zijn onderverdeeld in twee groepen, waarvan één groep de nNc aangeboden kreeg in combinatie met de pictogrammen en de andere groep deze pictogrammen niet kreeg te zien. Ook zijn de jongeren zonder een LVB in twee groepen

onderverdeeld, waarvan eveneens één groep de pictogrammen te zien kreeg tijdens de verbale instructie van de nNc en de andere groep jongeren niet.

Omdat het jeugdstrafrecht in Nederland geldt voor jongeren van 12 tot 18 jaar (Art. 77a, 77c, WvSr), zijn alleen jongeren in deze leeftijdscategorie onderzocht. Het onderzoek werd uitgevoerd op het Palmhuis in Den Haag. Allereerst is het

management van het Palmhuis benaderd voor medewerking middels een

informatiebrief. Nadat het management van het Palmhuis akkoord was gegaan zijn de ouders van de jongeren jonger dan 16 jaar benaderd middels een informatiebrief waarin hun werd gevraagd of zij akkoord gingen met deelname van hun kind aan het huidig onderzoek. Indien de ouders hiermee akkoord gingen werd hun verzocht de brief te ondertekenen en terug op te sturen (= actieve consent). De ouders van

jongeren van 16 jaar of ouder ontvingen een passieve consent brief waarop zij konden aangeven dat zij geen toestemming gaven voor medewerking van hun kind aan het onderzoek. De Medische-ethische toetsingscommissie van de Universiteit van Amsterdam heeft het onderzoek goedgekeurd onder nummer 2018-CDE-8952.

(12)

ingedeeld in de groepen LVB of niet LVB. Deze scores waren verstrekt door het management van het Palmhuis. Tevens was er bij elke jongeren met een LVB sprake van een comorbide aandoening als ADHD, autisme en/of gedragsproblemen. Deze jongeren zijn allemaal geïncludeerd. In totaal zijn er 31 jongeren benaderd voor deelname aan het onderzoek. Van negen jongeren onder de 16 jaar is er geen actieve consent brief terug gestuurd door hun ouders en de ouders van twee jongeren van 16 jaar of ouder hebben de passieve consent brief ondertekend terug opgestuurd waarin ze aangaven geen toestemming te geven voor deelname van hun zoon of dochter aan het huidig onderzoek. Uiteindelijk hebben 20 jongeren geparticipeerd in het

onderzoek. In de tabel hieronder (Tabel 1) staat de verdeling van de jongeren over de vier verschillende condities. Uit tabel 2 valt af te lezen dat de gemiddelde IQ score van de jongeren zonder een LVB hoger was dan de gemiddelde IQ score van de jongeren met een LVB.

Tabel 1.

Verdeling van de participanten over de 4 condities Aantal jongeren

met een LVB zonder een LVB Aantal jongeren Totaal

Pictogrammen 5 4 9

Geen pictogrammen 6 5 11

Totaal 11 9 20

Tabel 2.

Gemiddelde Intelligentie Quotiënt score van de participanten

Gem. IQ LVB Gem. IQ zonder LVB

Pictogrammen 74 103

Geen pictogrammen 77 105

Procedure

(13)

zien bij de verbale uitleg van de nNc. Het aanbieden van de cautie is telkens

individueel met de jongeren uitgevoerd in een rustige en bekende omgeving. Hiermee is getracht de kans op beïnvloeding en afleiding van buitenaf te minimaliseren. De procedure duurde per jongere gemiddeld 20 minuten. Voorafgaand aan het onderzoek heeft de onderzoeker uitleg gegeven en informatie verschaft over het onderzoek. Hierbij is duidelijk gemaakt dat de jongere geheel vrijwillig en anoniem meedeed en ten alle tijde mocht aangeven te willen stoppen. Tevens werd de jongere duidelijk verteld dat hij/zij geen terugkoppeling over de juistheid van de gemaakte keuze zou krijgen. Indien de jongere instemde met de uitleg ondertekende hij/zij een

toestemmingsverklaring (zie bijlage 1).

Nadat de toestemmingsverklaring was ondertekend werd de nNc mondeling voorgelegd aan de jongere. Afhankelijk van in welke groep de jongere was ingedeeld werd tijdens het aanbieden van de nNc gebruik gemaakt van pictogrammen. In totaal kregen de jongeren drie pictogrammen te zien. Op de eerste pictogram was iemand te zien die ondervraagd werd door de politie. Vanuit deze eerste pictogram liepen twee pijlen naar twee verschillende pictogrammen, waarvan één pictogram een persoon liet zien die zweeg en de andere pictogram iemand liet zien die antwoord gaf (zie bijlage 2). Ter ondersteuning wees de onderzoeker gelijktijdig met de uitleg van de nNc naar de bijbehorende pictogram. Vervolgens werd er een controlevraag gesteld waarna aan de hand van vier vervolgvragen over de nNc werd getoetst of de jongere de

voorgelegde cautie daadwerkelijk begrepen had. De jongere kreeg geen

terugkoppeling over de juistheid van zijn of haar gegeven antwoorden. Na afloop werd de jongere bedankt voor de medewerking.

Om de procedurele betrouwbaarheid te waarborgen is bij elke afname hetzelfde vooropgestelde stappenplan afgenomen. In dit stappenplan staat onder

(14)

andere de exacte volgorde van de te nemen stappen en de toegestane hulpzinnen (zie bijlage 3).

Instrument

Voor het onderzoek naar het begrijpen van de nNc is gebruik gemaakt van een controlevraag en vier vervolgvragen. Eerder aangehaald onderzoek van Zoon (2013) heeft aangetoond dat het van belang is om te controleren of de jongere de aangeboden informatie daadwerkelijk begrepen heeft, daarom is er in huidig onderzoek gebruik gemaakt van een controlevraag. Deze controlevraag is tevens gebruikt als eerste toets voor het begrip over de nNc. Onderzoek van De Wit, Moonen en Douma (2011) adviseert om de jongeren in eigen woorden te laten herhalen wat er gezegd is, omdat onderzoek heeft aangetoond dat wanneer letterlijk gevraagd wordt of de jongeren het heeft begrepen, hij of zij bijna altijd met “ja” zal antwoorden (Van der Molen, Van Luit, Jongmans, & Van der Molen, 2007). Het is dus van belang dat de controlevraag niet zodanig wordt geformuleerd dat het antwoord slechts uit “ja” of “nee” bestaat. Om deze reden luidt de controlevraag in huidig onderzoek als volgt “Dus als ik jou een vraag stel, moet je dan een antwoord geven of mag je een antwoord geven?”. De controlevraag werd gesteld zodra de nNc was aangeboden aan de jongere. Nadat de jongere de controlevraag correct had beantwoord, werd hij/zij gevraagd vier

vervolgvragen over de nNc te beantwoorden. Indien de jongere de controlevraag niet correct had beantwoord werd de nNc een tweede keer aangeboden. Echter, dit bleek in geen van de gevallen nodig omdat alle jongeren de controlevraag direct correct beantwoordden.

De vervolgvragen bestonden uit vragen die in een politieverhoor gesteld kunnen worden, zoals “Waar was je een half uur geleden?”. De jongere werd

(15)

dat de tekst correct door hem of haar werd gelezen. De jongere had bij elk van de vier vragen de antwoordmogelijkheden “ik wil wel/geen antwoord geven op de vraag” of “ik weet het niet”.

De antwoorden van jongeren werden omgezet in de scores 0 of 1. Wanneer een jongere alle vier de vragen goed had beantwoord werd er vanuit gegaan dat hij/zij de nNc begrepen had en werd dit omgezet in een score 1. Indien de jongere één of meerdere vragen fout had beantwoord werd er vanuit gegaan dat hij/zij de nNc niet had begrepen en werd de score in 0 omgezet.

Over de validiteit en betrouwbaarheid van het gehanteerde instrument is niets bekend. Om deze reden kan er geen uitspraak worden gedaan over de validiteit en betrouwbaarheid.

Analyse

Aan huidige studie hebben te weinig respondenten meegedaan om de oorspronkelijk geplande analyses te kunnen uitvoeren. Aanvankelijk zou er gebruik worden gemaakt van een Independent Samples T-test om te kunnen bepalen wat de invloed van de pictogrammen was op het begrijpen van de nNc. Vervolgens zouden de effectgroottes van de groep jongeren met en zonder een LVB worden vergeleken. Tot slot zou met een Logistische Regressie Analyse gecontroleerd zijn voor het effect van de leeftijd op het begrijpen van de nNc bij de jongeren. Op grond van het kleine aantal respondenten zijn de oorspronkelijke geplande analyses niet uitgevoerd en zijn slechts procentuele vergelijkingen gemaakt.

Resultaten

Om vast te stellen of er een verschil was in de mate van het begrijpen van de nNc en het eventuele effect van pictogrammen tussen jongeren met en zonder een LVB, is er allereerst gekeken naar het percentage correcte antwoorden op de

(16)

controlevraag. Alle 20 jongeren hebben de controlevraag correct beantwoord. Dit betekent dat 100% van hen de nNc, al dan niet in combinatie met pictogrammen, heeft begrepen.

Vervolgens is in onderstaande tabel 3 te zien dat de gemiddelde leeftijd van de jongeren verdeeld over de vier verschillende groepen nagenoeg gelijk was. Om deze reden kan gesteld worden dat de eventuele verschillen in de resultaten niet te

verklaren zijn op grond van verschillen in leeftijd tussen de vier groepen.

Tabel 3.

Gemiddelde leeftijd van de participanten

Gem. Leeftijd LVB Gem. Leeftijd Niet LVB

Pictogrammen 16,20 16,25

Geen pictogrammen 16,50 16,20

Vervolgens is er gekeken naar de antwoorden op de vier vervolgvragen van de nNc. Allereerst is er gekeken of er een verschil was tussen de groep jongeren met en zonder een LVB met betrekking tot het begrijpen van de nNc. In tabel 4 is te lezen dat 55% van de jongeren met een LVB alle vragen goed beantwoordde tegenover 77,5% van de jongeren zonder een LVB. Deze scores doen vermoeden dat jongeren zonder een LVB de nNc beter hebben begrepen.

Tot slot is er gekeken naar de functie van de pictogrammen. In tabel 4 is te lezen dat er nauwelijks een verschil was in de correcte beantwoording van de vragen tussen de groep die wel de pictogrammen aangeboden kreeg en de groep die de pictogrammen niet aangeboden kreeg. Dit geldt voor zowel de groep jongeren met als de groep jongeren zonder een LVB. Deze resultaten wijzen er op dat in beide

groepen, jongeren met en zonder LVB, het aanbieden van pictogrammen aanvullend aan de verbale uitleg van de nNc er niet voor zorgt dat de nNc beter wordt begrepen

(17)

door de jongeren.

Tabel 4.

Het percentage van de jongeren dat de nNc heeft begrepen

LVB Niet LVB Gemiddeld

Pictogrammen 60% 75% 67,5%

Geen pictogrammen 50% 80% 65%

Gemiddeld 55% 77,5%

Discussie

Doel van deze studie was te achterhalen of de nNc wordt begrepen door jongeren van 12-18 jaar met en zonder een LVB. Hierin stond het onderzoek naar een verschil in het begrijpen van de nNc tussen beide groepen centraal. Aanvullend is onderzocht of het toevoegen van pictogrammen aan het verbaal aanbieden van de nNc een ondersteunende rol kan spelen bij het beter begrijpen van de nNc bij zowel

jongeren met als zonder een LVB.

Het huidig onderzoek is uitgevoerd bij een beperkt aantal respondenten. Er werd verwacht dat jongeren zonder een LVB de nNc beter zouden begrijpen dan jongeren met een LVB. Bovendien werd verwacht dat het aanvullend aanbieden van pictogrammen er bij alle groepen voor zou zorgen dat het begrijpen van de nNc verbeterd zou worden. In de resultaten is te zien dat alle jongeren de controlevraag goed hebben beantwoord. Daarentegen kwam uit de resultaten van de vier

vervolgvragen over de nNc naar voren dat niet alle jongeren de nNc begrepen leken te hebben. Wel leken jongeren zonder een LVB de nNc beter te begrijpen dan jongeren met een LVB, dus conform de vooraf gestelde verwachting. Vervolgens bleek, tegen verwachting in, dat het aanbieden van pictogrammen tijdens de nNc voor zowel jongeren met als zonder een LVB niet leidde tot het beter begrijpen van de nNc. Hierbij vormde de leeftijd geen verklaring voor de gevonden resultaten. Helaas zijn

(18)

de uitkomsten van dit onderzoek niet statistisch getoetst. Dit betekend dat de resultaten met voorzichtigheid moeten worden geïnterpreteerd.

Enkele resultaten waren niet volgens de verwachting. Hoewel de

vervolgvragen over de nNc volgens verwachting vaker door jongeren zonder een LVB goed werden beantwoord dan jongeren met een LVB, valt op dat de

controlevraag door alle jongeren correct is beantwoord terwijl in geen enkele groep van het huidig onderzoek alle jongeren de vervolgvragen over de nNc volledig correct beantwoord hebben. Dit zou kunnen betekenen dat de jongeren in eerste instantie de nNc lijken te begrijpen, maar wanneer er vragen over worden gesteld, zij toch fouten maken. Hierdoor kan getwijfeld worden of de controlevraag wel het begrijpen van de nNc meet of even zozeer getwijfeld worden of de vervolgvragen wel het begrijpen van de cautie meten. Zo is het bijvoorbeeld mogelijk dat de antwoordcategorieën verkeerd begrepen worden. De antwoordmogelijkheid “Ik weet het niet” kan namelijk op twee verschillende manieren geïnterpreteerd worden. In het huidig onderzoek was de antwoordoptie “Ik weet het niet” bedoeld voor wanneer de jongere niet weet welk antwoord hij/zij moet geven op de gestelde vraag. Echter, de mogelijkheid bestaat dat de jongeren op bijvoorbeeld de vraag “Waar was je een half uur geleden?” het

antwoord “Ik weet het niet” hebben gezien als een acceptabel antwoord op deze vraag wanneer zij daadwerkelijk niet meer wisten waar ze een half uur geleden waren. Indien de jongere er van uit gaat dat er van hem/haar een antwoord wordt verwacht, kan de jongere “Ik weet het niet” zien als een correct antwoord en is dit antwoord een uitbreiding van de antwoordmogelijkheden en niet gerelateerd aan het begrijpen van het zwijgrecht. Dit zou betekenen dat de validiteit in huidig onderzoek niet

gewaarborgd is. Het is bovendien opvallend dat niet álle jongeren zonder een LVB de nNc lijken te begrijpen, omdat dit in het onderzoek van Smeitink (2017) wel het geval

(19)

was. Een verklaring hiervoor kan liggen in het feit dat in het onderzoek van Smeitink (2017) elke jongere de nNc aangeboden kreeg in combinatie met pictogrammen. Mogelijk hebben in het onderzoek van Smeitink (2017) deze pictogrammen ervoor gezorgd dat de jongeren zonder een LVB de nNc allemaal begrepen. In huidig onderzoek hebben drie van de vier jongeren in de groep die pictogrammen aangeboden hebben gekregen de vragen over de nNc goed beantwoord.

De resultaten van het huidig onderzoek wijzen er op dat pictogrammen geen ondersteunende rol spelen voor het begrijpen van de nNc. Een mogelijke verklaring hiervoor kan zijn dat de bedoeling van de pictogrammen niet goed werd begrepen door de jongeren. Pictogrammen worden significant beter geïnterpreteerd wanneer zij worden aangeboden in de omgeving waarbij de pictogrammen ook daadwerkelijk horen en de setting waarin ze worden gebruikt (Tijus, Barcenilla, De Lavalette, & Meunier, 2007; Wolff & Wogalter, 1998). De context waarin pictogrammen worden aangeboden speelt dus een belangrijke rol. Dit kan verklaard worden vanuit de theorie van Gibson over perceptueel leren waarin contextuele categorisatie centraal staat (Tijus, Barcenilla, De Lavalette, & Meunier, 2007). Aangezien de context waarin de jongeren in huidig onderzoek gevraagd werden naar het begrijpen van de nNc niet vergelijkbaar is met een daadwerkelijk verhoor op het politiebureau, bestaat de kans dat dit de resultaten heeft beïnvloed.

Concluderend kan gesteld worden dat de resultaten er voorzichtig op wijzen dat jongeren zonder een LVB de nNc beter begrijpen dan jongeren met een LVB en dat ondersteuning met pictogrammen er niet voor zorgt dat de nNc beter begrepen wordt. Het blijft daarbij echter de vraag of het instrument waarmee het begrip wordt gemeten valide is.

(20)

aantal participanten dat heeft meegedaan aan deze studie gering. Pas als er meer data is verzameld kunnen de opgestelde hypothesen daadwerkelijk worden getoetst. Indien er meer data zijn kunnen betrouwbare conclusies worden getrokken.

De tweede beperking van huidig onderzoek betreft het effect van voorkennis over het zwijgrecht. In huidig onderzoek zijn jongeren meegenomen die al eens in aanraking zijn geweest met de justitie of politie en om deze reden al eerder de cautie te horen hebben gekregen. Onderzoek van Hoogeveen (2011) heeft aangetoond dat het begrip van de cautie bij jongeren die al eerder zijn verhoord door de politie, hoger is dan bij jongeren die niet eerder zijn verhoord. Het feit dat een deel van de participanten al eerder in aanraking was geweest met de justitie dan wel politie, kan invloed hebben gehad op de gevonden resultaten. Dit met als mogelijk gevolg dat wanneer de nNc enkel wordt onderzocht bij jongeren die deze voor de eerste keer te horen krijgen, de nNc eigenlijk nog minder goed begrepen wordt dan huidig

onderzoek liet zien.

Tot slot de derde beperking van het huidig onderzoek is de zeer beperkte generaliseerbaarheid van de gevonden resultaten. Allereerst komt de

generaliseerbaarheid in het geding omdat in het huidig onderzoek enkel jongeren tussen de 15 en 17 jaar zijn onderzocht. Echter, het jeugdstrafrecht geldt voor

jongeren van 12 tot 18 jaar. Dit betekent dat de resultaten niet gegeneraliseerd kunnen worden naar alle jeugdigen die te maken krijgen met het strafrecht in Nederland. Tevens is de generaliseerbaarheid beperkt omdat de setting waarin de jongeren ondervraagd zijn over de nNc niet te vergelijken is met de daadwerkelijke setting tijdens een politieverhoor. Tijdens een verhoorsituatie op het politiebureau zullen gevoelens van angst, dreiging, vermoeidheid en isolatie vaak een rol spelen (Gudjonsson, 2003; Inbau, Reid, Buckley, & Jayne, 2001; Kassin & Gudjonsson,

(21)

2004). Deze gevoelens kunnen er voor zorgen dat de emoties, meningen of opvattingen onbewust worden beïnvloed en kunnen dus van invloed zijn op de informatie die verschaft wordt door de jongere in een verhoor (Greenberg, Pyszczynski, & Solomon, 1986; Solomon, Greenberg, & Pyszczynski, 1991a). In huidig onderzoek was er geen sprake van deze stressvolle situatie, om deze reden zijn de situaties dus niet volledig te vergelijken.

In het huidig onderzoek is de nNc bij zowel jongeren met als zonder een LVB onderzocht. In eerder onderzoek is steeds de ene of de andere doelgroep onderzocht, maar nooit zijn jongeren met en zonder een LVB samen in dezelfde studie

onderzocht. Daarnaast is in het huidig onderzoek de functie van de toevoeging van pictogrammen onderzocht bij beide groepen jongeren. Het onderzoeken van beide groepen in eenzelfde studie, waarbij precies dezelfde onderzoeksprocedure is toegepast, verhoogt de interne validiteit. Het blijft opmerkelijk dat de controlevraag door alle jongeren correct is beantwoord. Dit is een belangrijke aanwijzing dat de nNc wel door jongeren, met en zonder een LVB, wordt begrepen. Dit onderzoek levert een bijdrage aan de voorhanden wetenschappelijke kennis en toont het belang aan van vervolgonderzoek.

Het feit dat huidig onderzoek heeft laten zien dat pictogrammen niet bijdragen aan een beter begrip wettigt de vraag of die wel gebruikt moeten worden bij de uitleg over de cautie. De controlevraag werd door alle jongeren correct beantwoord, maar de doorvragen wederom niet. We blijven twijfelen of jongeren met en zonder een LVB de cautie wel begrijpen. Om jongeren een eerlijke kans te geven tijdens een verhoor is het ten eerste relevant om te zorgen dat de justitie en politie op de hoogte zijn van de reële kans dat jongeren de nNc niet begrijpen zodat zij actief kunnen werken aan een

(22)

oplossing. Daarbij is het belangrijk om in vervolgonderzoek rekening te houden met de beperkingen in huidig onderzoek.

Zo is het van belang dat er in vervolgonderzoek gebruik wordt gemaakt van een grotere onderzoeksgroep met jongeren van gevarieerde leeftijden tussen de 12 en 18 jaar. Huidig onderzoek heeft laten zien dat een kleine steekproef niet alleen ten koste gaat van de statistische significantie maar ook van de generaliseerbaarheid van de gevonden resultaten. Tevens is meer variatie in leeftijd gewenst zodat gekeken kan worden naar het effect van leeftijd op het begrijpen van de nNc.

Aanvullend is een aanbeveling voor vervolgonderzoek, om te controleren op voorkennis over het zwijgrecht. In de praktijk blijkt dit lastig omdat in veel

televisieseries en films het zwijgrecht al naar voren komt en zodoende het merendeel van de jongeren wel al ooit eens iets over het zwijgrecht heeft gehoord. Helemaal valt voorkennis over het zwijgrecht dus niet te elimineren, maar zodra vervolgonderzoek jongeren die al eerder zijn verhoord elimineert van het onderzoek, dan wel controleert voor de effecten van hun voorkennis, kan er een redelijke balans worden opgemaakt over de mate van het begrip over de nNc bij jongeren al dan niet met een LVB.

Een derde en tevens laatste aanbeveling voor vervolgonderzoek richt zich op het verbeteren van de validiteit van het instrument om begrip te meten. Aan de hand van kwalitatief onderzoek kan mogelijk meer inzicht worden verkregen hoe de vragen worden geïnterpreteerd door de jongeren. Aan de hand van de uitkomsten van dit kwalitatieve onderzoek kan de meetmethode voor het onderzoek naar het begrip op het zwijgrecht mogelijk worden verbeterd.

Afsluitend kan geconcludeerd worden dat deze pilotstudie heeft laten zien dat verder onderzoek de moeite waard is. Hierbij is het belangrijk dat er rekening wordt gehouden met de aanbevelingen die in huidig onderzoek naar voren zijn gekomen,

(23)

zodat er een cautie wordt ontwikkeld die door alle jongeren in de samenleving wordt begrepen. Jongeren zouden immers niet ongewenst moeten mee werken aan hun eigen veroordeling.

(24)

Literatuurlijst

Abel, R. L. (1982). Law as lag: inertia as a social theory of law. Michigan Law Review, 80, 820-822. Verkregen via

http://heinonline.org/HOL/Page?handle=hein.journals/mlr80&div=45&g_sent =1&collect ion=journals

Bac, J. R., De Bruijn-Lückers, M. L. C. C., Mijnarends, E. M., Smilda, F., & Somsen, M. A. E. (2004). De jeugdige verdachte en het recht. Amsterdam: Reed Business BV.

Bartels, A. A. J. (2011). Licht verstandelijk beperkte jongeren. In N. Duits & J. A. C. Bartels (Red.), Jeugdpsychiatrie en recht. Wetgeving, zorgveld en praktijk (pp.122-125). Assen: Van Gorcum.

Bexkens, A. (2013). Risk-taking in adolescents with mild-to-borderline intellectual disability and/or behavior disorder: An experimental study of cognitive and affective processes. (Proefschrift, Universiteit van Amsterdam). Verkregen via http://dare.uva.nl/document/2/131123

Brody, P. J. (1982). Affecting instructional textbooks through pictures. In D. H. Jonassen (Ed.), The technology of text (pp. 301-316). Englewood Cliffs, NJ: Educational Technology Publishers.

Clark, J. M., & Paivio, A. (1991). Dual coding theory and education. Educational Psychology Review, 3(3), 149-210. doi:10.1007/BF01320076

Corn, G. S. (2011). The missing Miranda warning: Why what you don’t know really can hurt you. Utah Law Review, 3, 761-796. doi:10.2139/SSRN.1762896 De Wit, M., Moonen, X., & Douma, J. (2011). Richtlijn effectieve interventies LVB. Utrecht: Landelijk Kenniscentrum LVG.

(25)

-content/uploads/2016/01/OM.IN_.DE_.FOUT_.INTRO_.pdf

Duits, N., & Bartels, J. A. C. (2011). Jeugdpsychiatrie en recht: Wetgeving, zorgveld en praktijk. Assen: Van Gorcum.

Eastwood, J., & Snook, B. (2010). Comprehending Canadian police cautions: Are the rights to silence and legal counsel understandable? Behavioral Sciences and the Law, 28, 366-377. doi:10.1002/bsl.898

Eastwood, J., Snook, B., & Chaulk, S. J. (2010). Measuring reading complexity and listening comprehension of Canadian police cautions. Criminal Justice and Behavior, 37, 453- 471. doi:10.1177/0093854810362053

Fenner, S., Gudjonsson, G. H., & Clare, I. C. H. (2002). Understanding of the current police caution (England and Wales) among suspects in police detention. Journal of Community & Applied Social Psychology, 12, 83-93. doi:10.1002 /casp.658

Greenberg, J., Pyszczynski, T., & Solomon, S. (1986). The causes and consequences of a need for self-esteem: A terror management theory. In Public self and private self (pp. 189-212), Springer, New York, NY.

Hoogeveen, M. (2011). Het begripsvermogen van mensen met een verstandelijke beperking in een verhoorsituatie (niet gepubliceerde Master’s thesis, Vrije Universiteit).

Kranendonk, P. R. (2017). Verdachten met een LVB in het politieverhoor: De invloed van verhoormethoden op de inhoud van verklaringen. Justitiële

Verkenningen, 43(6), 74-91. doi:10.5553/JV/016758502017043006007

Maes, B., Penne, A., & Petry, K. (2008). Kinderen en jongeren met een verstandelijke beperking. In H. Grietens, J. Vanderfaeillie, W. Hellinckx & W. Ruijssenaars

(26)

Leuven/Voorburg: Acco.

Marrus, E. (2006). Can I talk now? Why Miranda does not offer adolescents adequate protections. Temple Law Review, 79, 515-534.

Mayer, R.E. (2005). Principles for managing essential processing in multimedia learning: Segmenting, pretraining, and modality principles. The Cambridge Handbook of Multimedia Learning, 169-182.

Molenaar, J., & Sterk, A. (2013). Studie-editie deel 1. Inleiding recht/staatsrecht, strafrecht en strafvordering. Amsterdam: Reed Business Media.

Moonen, X., & Verstegen, D. (2006). LVG-jeugd met ernstige gedragsproblematiek in de verbinding van praktijk en wetgeving. Onderzoek & Praktijk, 4, 23-28. Verkregen via

http://www.kenniscentrumlvb.nl/images/oenp/oenpvoor2006.pdf

Moonen, X. M. H., de Wit, M., & Hoogeveen, M. (2011). Mensen met een licht verstandelijke beperking in aanraking met politie en justitie. Proces, 5, 235- 250.

Moonen, X. M. H., & Rispens, I. (2014). De politie en mensen met een LVB. In H. Kaal, N. Overvest, & M. Boertjes (Eds.), Beperkt in de keten (pp. 83-94). Den Haag: Boom Lemma uitgevers.

Moreno, R. & Mayer, R.E. (1999). Cognitive Principles of Multimedia Learning: The Role of Modality and Contiguity. Journal of Educational Psychology, 91(2), 358-368. doi:10.1037/0022-0663.91.2.358

Peeck, J. (1987). The role of illustrations in processing and remembering illustrated text. The Psychology of Illustration, 1, 115-151.

Peeck, J. (1993) Increasing Picture Effects in Learning from Illustrated Text.

(27)

Perez, A. R. (2009). Understanding Miranda: Interpreter rights during interrogation for Spanish-speaking suspects in Iowa. Journal of Gender, Race and Justice, 12, 603-619. doi: 10.2139/ssm.10.1111/j.0042-7092.2007.00700.x

Ponsioen, A., & Plas, J. (2008). Verstandelijke beperking. In P. Prins & C. Braet (Red.), Handboek klinische ontwikkelingspsychologie (pp. 449-475). Houten: Bohn Stafleu van Loghum.

Ramakers, G. J. A., & Ponsioen, A. J. G. B. (2007). Neuropsychologische kenmerken van kinderen en adolescenten met een (lichte) verstandelijke beperking. Kind en Adolescent, 28, 78-87. doi:10.1007/BF03061025

Ronnenbergh, Q. (2016). Het begrijpen van de Nederlandse cautie door jongeren zonder een licht verstandelijke beperking met een IQ hoger dan 85. Een replicatieonderzoek (niet gepubliceerde Master’s thesis, Universiteit van Amsterdam).

Smeitink, K. (2017). Onderzoek naar een Bruikbare Cautie. Onderzocht bij Gemiddeld Begaafde Jongeren (niet gepubliceerde Master’s thesis, Universiteit van Amsterdam).

Solomon, S., Greenberg, J., & Psyzczynski, T. (1991a). Terror management theory of selfesteem. In C. R. Snyder & D. Forsyth (Eds.). Handbook of social and

clinical psychology: The health perspective (pp. 21-40). New York: Pergamon

Press.

Tijus, C., Barcenilla, J., De Lavalette, B. C., & Meunier, J. G. (2007). The design, understanding and usage of pictograms. Studies in writing, 21, 17-28.

Van der Molen, M. J., Van Luit, H. E. H., Jongmans, M. J., & Van der Molen, M. W. (2007). Het werkgeheugen van jongeren met een licht verstandelijke

(28)

Verhoeven, L. (2009). Begrijpend lezen van geïllustreerde teksten: Een onderzoek

naar effecten van een uitgebreide leesinstructie op de leesstrategie en het

tekstbegrip van vwo-leerlingen (Master’s thesis, Utrecht Universiteit).

Verkregen via https://dspace.library.uu.nl/handle/1874/35326

Verhoeven, W-J., & Stevens, L. (2011). Raadsman en politieverhoor: Interactie tussen verhoorders, verdachte en raadsman. Apeldoorn: Maklu. Verkregen via http://hdl.handle.net/1765/32914

Wennekes, P. (2015). Begrijpen jongeren met een licht verstandelijke beperking de Nederlandse cautie? (niet gepubliceerde Master’s thesis, Universiteit van Amsterdam).

Wetboek van Strafrecht, artikel 77a (1974). Wetboek van Strafrecht, artikel 77c (1974).

Wetboek van Strafvordering, artikel 29 lid 2 (1974). Wetboek van Strafvordering, artikel 359a (1974).

Wolff, J. S., & Wogalter, M. S. (1998). Comprehension of pictorial symbols: Effects of context and test method. Human Factors, 40(2), 173-186. doi:10.1518

/001872098779480433

Zoon, M. (2013). Wat werkt bij jeugdigen met een licht verstandelijke beperking? Utrecht: Nederlands Jeugdinstituut. Verkregen via

(29)

Bijlage 1.

Het begrijpen van het zwijgrecht

Beste deelnemer,

Jouw school/instelling werkt mee aan een onderzoek. Ik ben student aan de Universiteit van Amsterdam en zou jou en sommige andere jongeren een aantal vragen willen stellen. UITLEG RECHTEN BIJ EEN VERHOOR

Als een jongere in Nederland door de politie wordt meegenomen omdat de politie denkt dat de jongere een misdrijf heeft gepleegd, wordt de jongere door de politie verhoord. Er worden dan veel vragen gesteld. De politie moet eerst aan de jongere uitleggen wat de jongeren wel en niet mag in het gesprek. Daarna mag de politie pas vragen stellen. Wij willen weten of de uitleg van de politie duidelijk genoeg is.

WAT GAAN WE DOEN

Ik ga jou nu vertellen hoe de politie uitlegt wat een jongere wel en niet mag als zij een jongere verhoren. Daarna stel ik jou vragen om te weten of je de uitleg hebt begrepen. Dit duurt bij elkaar ongeveer 20 minuten. Als je het antwoord op een vraag niet weet is dit geen probleem. Dan zeg je: “Ik weet het niet”. Na afloop vertel ik niet aan jou en ook niet aan anderen welke vragen jij wel of niet goed hebt beantwoord.

VERTROUWELIJKHEID

Jouw antwoorden worden alleen gebruikt voor dit onderzoek. Ik schrijf een verslag over de antwoorden van alle jongeren samen. Ik schrijf dan over de groep en niet over jou alleen. Jouw naam en leeftijd blijven geheim.

VRIJWILLIGHEID

Als je niet mee wilt doen met dit onderzoek mag je dit altijd tegen mij zeggen. Dit mag je nu zeggen maar ook tijdens het onderzoek. Ook als je na het onderzoek toch niet wilt dat jouw antwoorden worden gebruikt mag jij en/of jouw wettelijk vertegenwoordiger mij bellen of mailen. Je hoeft niet te vertellen waarom je wilt stoppen met het onderzoek. Dit is voor jou én voor mij geen probleem. Jouw antwoorden worden dan gewist.

NADERE INLICHTINGEN

Mocht je achteraf nog vragen hebben over dit onderzoek dan kun je contact met mij

opnemen: Pien Hulsebosch tel. 06-…., email P.Hulsebosch@dejutters.com. Met eventuele

klachten over dit onderzoek kun je terecht bij de Commissie Ethiek van de van de Faculteit Maatschappij- en Gedragswetenschappen, Universiteit van Amsterdam: Als je een klacht heeft over het onderzoek kan je dat melden aan de universiteit. De klacht kan je mailen naar mevrouw Asscher: j.j.asscher@uva.nl

(30)

Het begrijpen van het zwijgrecht

TOESTEMMINGSVERKLARING JONGEREN Dit formulier hoort bij de informatie die je hebt ontvangen over het onderzoek waaraan je deelneemt. Met ondertekening van dit formulier verklaar je dat je de informatie voorgelezen hebt gekregen en begrijpt.

Ben je het met onderstaande afspraken eens? Zet dan de datum van vandaag, je naam en je handtekening op de puntjes onder het kopje [DEELNEMER].

1. Je wilt mij helpen bij een onderzoek. 2. Je begrijpt waar het onderzoek over gaat.

3. Je weet dat je niet hoeft mee te doen als je dat niet wilt.

4. Je begrijpt dat de onderzoeker jouw informatie op een veilige plek bewaart en niet aan anderen wordt gegeven.

5. Je begrijpt dat niemand anders dan jij en de onderzoeker de antwoorden ziet. Als je vragen hebt weet je dat je contact met mij kan opnemen: Pien Hulsebosch tel. 06-20045896, email P.Hulsebosch@dejutters.com. Met eventuele klachten over dit onderzoek kun je terecht bij de Commissie Ethiek van de van de Faculteit Maatschappij- en

Gedragswetenschappen, ,Universiteit van Amsterdam: De klacht kunt u mailen naar mevrouw Asscher: j.j.asscher@uva.nl

[DEELNEMER]

“Ik heb de informatie gelezen en begrepen en geef toestemming voor deelname aan het onderzoek. Ik weet dat ik op ieder moment kan stoppen zonder hiervoor een reden te geven.” Datum: ……….

………... …….………

Naam jongere Handtekening jongere

[ONDERZOEKER]

“Ik heb toelichting verstrekt op het onderzoek. Ik verklaar mij bereid nog opkomende vragen over het onderzoek naar vermogen te beantwoorden.”

Datum ……….

……….. ………

(31)

Bijlage 2.

(32)

Bijlage 3.

• Hoi, wat leuk dat je mij wilt helpen bij mijn onderzoek!

• Voordat we gaan beginnen wil ik graag dat je dit leest (brief tonen). • In deze brief staat uitgelegd wat we gaan doen.

Als je alles wat in de brief staat goed vindt, dan wil ik graag dat je je handtekening eronder zet

• Fijn, dankjewel!

• Zoals je hebt kunnen lezen ga ik je vragen stellen over het zwijgrecht. • Stel je voor, de politie denkt dat je iets hebt gedaan wat niet mag. • Ze denken bijvoorbeeld dat je iets hebt gestolen

• Hiervoor ben je opgepakt door de politie

Als je bent opgepakt door de politie willen ze jou vragen stellen Voordat zij jou vragen stellen zeggen ze een bepaalde zin. Mijn onderzoek gaat over deze bepaalde zin.

• Ik wil graag weten of je deze zin begrijpt en zal je daar wat vragen over stellen • Ik zal je nu de zin laten horen

• De zin is:

• “ik ga je vragen stellen. Maar op die vragen hoef je geen antwoord te geven. Het mag wel, maar het hoeft niet. Dat mag jij zelf weten. Dat betekent dat jij het mag zeggen als je een vraag niet wilt beantwoorden. Dus als ik je een vraag stel en je denkt ‘dat wil ik niet vertellen’, dan hoef je geen antwoord te geven op die vraag”. (Afhankelijk van in welke groep het kind is ingedeeld zal hij/zij de pictogrammen erbij aangeboden krijgen)

• ‘Dus als ik jou een vraag stel moet je dan antwoord geven of mag je antwoord geven?’

• We gaan nu kijken of ik het goed heb uitgelegd • Hier staan vier vragen

• Ik wil graag dat je alles hardop voorleest • Je mag aankruisen welk antwoord jij kiest

• Oké, dankjewel! Dit was het onderzoek

(33)

1. Ik vraag jou: ‘waar was je een half uur geleden?’ Je wilt geen antwoord geven op de vraag, dan zeg je: □ Ik wil geen antwoord geven

□ Ik weet het niet

2. Ik vraag jou: ‘waar heb je die schoenen gekocht?’ Je wilt wel antwoord geven op de vraag, dan zeg je: □ Ik wil wel antwoord geven

□ Ik weet het niet

3. Ik vraag jou: ‘wat heb je gisteren gedaan?’ Je wilt wel antwoord geven op de vraag, dan zeg je: □ Ik wil wel antwoord geven

□ Ik weet het niet

4. Ik vraag jou: ‘wat vind je leuk om te doen?’ Je wilt geen antwoord geven op de vraag, dan zeg je: □ Ik wil geen antwoord geven

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

This study investigated the effects of surface neuromuscular electrical stimulation applied early after acute stroke to the wrist and finger extensor muscles on

Dat sommige figuren op sleutelposities zich meer aangetrokken voelden tot de positie van de Guatemalteekse regering dan die van Carter werd behalve door het Koude

Effort-force along the power-conserving interconnection of subsystems A and P is considered as a natural feedback and utilized in the design of an energy-based state observer

&RQFOXVLRQ $OWKRXJK LW KDV EHHQ NQRZQ IRU D ZKLOH WKDW FOLPDWHUHODWHG IDFWRUV DFFRXQW IRU WKH

The study reported in this article investigated the impact of a collaborative course design strategy in promoting instructors' professional development for

Examples of such can be found in the analytical field, (bio)-chemistry, medical and industry. These fields require in-line measurement and control over mass

Omdat eerder onderzoek nog geen uitsluitsel geeft over verschillen tussen jongens en meisjes in hun gevoeligheid voor groepsdruk en over het effect van groepsdruk met negatieve

Vooraleer dit concreet uit te werken, willen we naar jongeren en hun begeleiders luisteren en op die manier bouwen aan een pastoraal ‘met’ jongeren, eerder dan