Methylfenidaat: prevalentie van gebruik, ervaren voordelen en bijwerkingen onder studenten met en zonder ADHD of ADD diagnose
Samuel Rasche 10770003
Bachelorthese Brein & Cognitie
Begeleider: Huib van Dis
Afdeling Psychologie
2 Inhoudsopgave Abstract ... 3 Inleiding ... 4 Methylfenidaat ... 4 ADHD ... 4
Gebruik zonder ADHD-diagnose ... 6
Farmacologie ... 6
Cognitive enhancement ...7
Bijwerkingen ... 8
Kritiek op eerder onderzoek ... 9
Vraagstelling ... 12 Onderzoek 1: Focusgroep ... 13 Methode ... 13 Resultaten ... 14 Onderzoek 2: Prevalentie ... 15 Methode ... 15 Resultaten ... 16 Onderzoek 3: Databases ... 17 Methode ... 17 Farmacotherapeutisch Kompas ... 17 Apotheek.nl ... 18 Drugs.com ... 18 Bijwerkingencentrum Lareb ... 18 eHealthMe.com ... 19 Data-analyse ... 19 Resultaten ... 20 Meldingen ... 20 Bijwerkingen Lareb ... 20 Bijwerkingen eHealthMe ... 22
Prevalentie van bijwerkingen ... 22
Onderzoek 4: Positieve effecten en bijwerkingen ... 25
Methode ... 25 Resultaten ... 26 Discussie ... 29 Conclusie ... 29 Positieve effecten ... 29 Bijwerkingen ... 30 Farmacologie ... 31 Beperkingen ... 32 Maatschappelijke relevantie ... 33 Implicaties ... 33 Literatuurlijst ... 34 Bijlage ... 36
3 Abstract
Methylfenidaat is een psychostimulantium dat voornamelijk gebruikt wordt om
ADHD en ADD te behandelen. Het middel wordt ook door mensen zonder diagnose gebruikt. Gebruik van methylfenidaat is vooral populair onder studenten, met als voornaamste reden om studieprestaties te verbeteren. Het gebruik gaat echter gepaard met bijwerkingen. In dit bachelorproject is onderzoek gedaan naar de prevalentie van gebruik van psychostimulantia onder studenten. Daarnaast werden de positieve effecten en bijwerkingen van methylfenidaat in kaart gebracht. Er is gebruik gemaakt van een mixed method design. Ten eerste is een focusgroep georganiseerd om meer te weten te komen over het gebruik van psychostimulantia onder studenten. Vervolgens zijn meerdere databases geanalyseerd om de prevalentie van bijwerkingen te onderzoeken. Tot slot is een vragenlijst bij 491 studenten afgenomen. Uit de vragenlijst bleek dat 19% in de afgelopen maanden gebruik heeft gemaakt van
psychostimulantia en 37% ooit gebruik heeft gemaakt van psychostimulantia. Hierbij was methylfenidaat veruit het meest gebruikte psychostimulantium. De meest frequent ervaren positieve effecten waren een toename in concentratie, een beter geheugen en waakzaamheid. De meest voorkomende bijwerkingen waren een verminderde eetlust, slapeloosheid en hartkloppingen. De bijwerkingen bleken vaker voor te komen dan wat door de publieke databases en de bijsluiter wordt gesuggereerd. Dit geldt met name voor de psychische
bijwerkingen. Dit betekent dat er een relatief zwaar middel ongereguleerd wordt gebruikt voor lichte problematiek, zonder dat de gebruiker op de hoogte is van de risico’s. Door een open discussie te voeren over de bijwerkingen, maar ook de positieve effecten, kan worden voorkomen dat methylfenidaat op risicovolle wijze wordt gebruikt.
4 Inleiding
In dit onderzoek is het gebruik van methylfenidaat onder studenten met en zonder ADHD of ADD onderzocht. De prevalentie van gebruik, positieve effecten en bijwerkingen worden in kaart gebracht aan de hand van een mixed method design. Dit onderzoek maakt deel uit van een bachelor project dat is uitgevoerd aan de Universiteit van Amsterdam door Bas Oppenheim, Puck Schoenmakers, Robbert-Jan Stokmans en Samuel Rasche.
Methylfenidaat
Methylfenidaat (onder andere bekend onder de merknamen Ritalin, Concerta en Medikinet) is een psychostimulantium dat voornamelijk gebruikt wordt als behandeling voor aandachtstekort-hyperactiviteitstoornis (ADHD) (Agay et al., 2014). Hoewel er ook andere psychostimulantia bestaan, ligt in dit onderzoek de focus vooral op methylfenidaat omdat dit het meest gebruikte psychostimulantium in Nederland is dat vergoed wordt (GIPdatabank, 2017). Meer dan 200.000 Nederlanders kregen in 2016 methylfenidaat vergoed (Tabel 1). Daarnaast zijn er ook Nederlanders die methylfenidaat off-label, zonder vergoeding of zonder voorschrift gebruiken. (Hupli et al., 2016).
Tabel 1 | Aantal gebruikers 2012-2016 voor ATC-subgroep N06BA : Centraalwerkende sympathicomimetica.
2012 2013 2014 2015 2016
N06BA02 Dexamfetamine (Amfexa ®) 7.640 10.752 20.631 24.262 25.989 N06BA04 Methylfenidaat (Concerta ®) 169.810 179.410 188.500 190.640 200.300 N06BA07 Modafinil (Aspendos ®) 2.637 2.560 2.589 2.680 2.829 N06BA09 Atomoxetine (Strattera ®) 4.399 4.305 4.457 4.423 4.499 Bron: GIP / Zorginstituut Nederland. Geactualiseerd op: 21-11- 2017.
ADHD
ADHD is een stoornis die gekenmerkt wordt door hyperactiviteit,
5
psychische stoornis bij kinderen. De prevalentie van ADHD in Nederland werd in 2010 onder kinderen op 3% geschat, en bij volwassenen op 2% (Tuithof et al., 2010). De diagnose wordt steeds vaker gesteld (Batstra & Frances, 2012). Ook is er sprake van een toename in gebruik van vergoede ADHD-middelen. Deze werd in 2002 op zo’n 40.000 geschat en in 2016 op zo’n 220.000 (GIPdatabank, 2017, Figuur 1), waarbij methylfenidaat veruit het meest gebruikte middel is dat vergoed wordt (Tabel 1).
Figuur 1 | Het aantal gebruikers van ADHD-middelen, 2002 – 2016. Bron: Zorginstituut Nederland / GIP. Geactualiseerd op: 08-11- 2017.
De toename in diagnoses komt mogelijk doordat professionals beter worden in het detecteren en diagnosticeren van ADHD, maar waarschijnlijk ook deels door overdiagnose (Thomas et al., 2013; Batstra et al., 2014). De uitbreiding van de definitie van ADHD in de DSM-5 zorgt voor een toename in diagnoses (Batstra & Frances, 2012; Thomas et al., 2013). Zo is onder andere de maximale leeftijd van het begin van symptoomvertoning verschoven van 7 naar 12 jaar. Deze wijziging kan er voor zorgen dat normale ontwikkeling, zoals puberteit, met ADHD wordt verward.
Deze situatie zorgt voor twee groepen auteurs met een verschillende kijk op ADHD. Aan de ene kant wordt ADHD door verschillende auteurs en psychiaters als een psychische stoornis gezien waaraan (deels) een biologisch defect ten grondslag ligt (Konrad & Eickhoff, 2010). Zo bleek uit een onderzoek van Shaw et al. (2017) dat mensen met ADHD kleinere fronto-temporale en cerebellaire gebieden hebben. Andere onderzoekers stellen echter dat er
6
geen biomarker is voor ADHD (Thomas et al., 2013). Deze auteurs beweren dat ADHD gezien moet worden als een vorm van (problematisch) gedrag. Ze bekritiseren het gemak waarmee kinderen een ADHD-diagnose krijgen en daarmee psychostimulantia
voorgeschreven krijgen (Gøzsche, 2015).
Gebruik zonder ADHD-diagnose
Methylfenidaat wordt ook door mensen zonder ADHD-diagnose gebruikt. Veelvoorkomende ervaren voordelen van het middel zijn een euforisch gevoel en een
toename in concentratie. Mensen zonder diagnose gebruiken methylfenidaat om verschillende redenen, bijvoorbeeld bij het uitgaan of als studieondersteuning (Hupli et al., 2016). Lakhan en Kirchgessner (2012) concludeerden dat in 2006 in de Verenigde Staten zo’n 5% van de jongvolwassenen (18-25 jaar) zonder ADHD-diagnose gebruik maken van psychostimulantia. Uit een studie van Barendregt (2017) onder ruim 400 Nederlandse studenten zonder ADHD-diagnose bleek dat 24% van de studenten tijdens hun studententijd gebruik heeft gemaakt van methylfenidaat, waarvan 80% dit deed om studieprestaties te verbeteren.
Farmacologie
Bij ADHD zou er sprake zijn van een disbalans van de neurotransmitters dopamine (DA) en noradrenaline (NA) in de prefrontale cortex (PFC) (Stahl, 2013). Methylfenidaat blokkeert de DA en NA transporters, waardoor de heropname van de neurotransmitters wordt verstoord, wat er toe leidt dat er een toename in DA en NA is in de synapsspleet (Stahl, 2013). Theoretisch gezien zou methylfenidaat dus de disbalans van neurotransmitters in de hersenen weer in evenwicht moeten brengen. Daarnaast zorgt methylfenidaat voor meer activiteit in het dorsal attention network, een hersencircuit dat in verband wordt gebracht met aandacht, en voor verminderde activiteit in het default mode network, een hersencircuit dat in
7
verband wordt gebracht met dagdromen, wat een mogelijke verklaring is voor het gevoel van een verbeterd concentratievermogen bij het gebruik van het middel (Tomasi et al., 2011). Methylfenidaat heeft echter ook invloed op andere neurotransmittermechanismen die niet betrokken lijken te zijn bij ADHD. Urban et al. (2013) toonden bij ratten aan dat
methylfenidaat invloed kan hebben op de structuur van NMDA-receptoren. Naast DA en NA beïnvloedt methylfenidaat dus ook andere neurotransmitters, waaronder glutamaat. Glutamaat bindt zich aan NMDA-receptoren, en speelt een belangrijke rol bij aandacht, leren en
geheugen. Of er functionele en gedragsgevolgen zijn door deze veranderingen in de hersenstructuur is nog onduidelijk.
Cognitive enhancement
Methylfenidaat wordt door veel gebruikers gezien als een farmacologische cognitive enhancer: het zou de cognitieve vermogens van de gebruiker doen verbeteren. Middelen die gebruikt worden als cognitive enhancers kunnen worden opgedeeld in drie categorieën: makkelijk verkrijgbare, legale middelen zoals koffie en energiedrankjes, geneesmiddelen zoals methylfenidaat, (dextro-)amfetamine en modafinil, en tot slot illegale drugs zoals
cocaïne (Franke et al., 2014). De effectiviteit van psychostimulantia als cognitive enhancers is echter in veel gevallen onduidelijk. De conclusies uit verschillende onderzoeken zijn
tegenstrijdig (Lakhan & Kirchgessner, 2012). Zo concludeerden ter Huurne et al. (2015) dat methylfenidaat aandacht voor taak-gerelateerde stimuli versterkt. Uit ander onderzoek is echter gebleken dat jongeren zonder ADHD-diagnose niet beter presteren op aandachts-, episodisch geheugen- en werkgeheugentests na de inname van methylfenidaat (Batistela et al., 2016). Methylfenidaat blijkt voornamelijk effectief te zijn bij mensen die slecht scoren op een test of bij mensen met slaapgebrek (Agay et al., 2014). Het lijkt er dus op dat methylfenidaat eerder een herstellend effect heeft dan een verbeterend effect (Banjo et al., 2010).
8
Methylfenidaat wordt dan ook niet als effectiever beschouwd dan non-farmacologische cognitive enhancers, zoals slaap en sport (Caviola & Faber, 2015). De effectiviteit die gebruikers ervaren komt dus niet overeen met de effectiviteit die naar voren komt uit onderzoek (Hupli et al., 2016). Het lijkt er dus op dat de effectiviteit van methylfenidaat als een studie-ondersteunend middel wordt overschat (Caviola & Faber, 2015). Het idee dat het middel voor betere prestatie zorgt komt mogelijkerwijs door het euforische gevoel dat methylfenidaat met zich meebrengt (Batistela et al., 2016). Andere mogelijke verklaringen zijn het placebo-effect of het ontbreken van experimentele situaties die de werkelijkheid goed genoeg nabootsen (Ragan et al., 2013).
Bijwerkingen
Het gebruik van methylfenidaat gaat gepaard met bijwerkingen. De meest
voorkomende bijwerkingen zijn volgens het Farmacotherapeutisch Kompas slapeloosheid, nervositeit, hoofdpijn, verminderde eetlust, misselijkheid en een droge mond
(Farmacotherapeutisch Kompas, 2017). Uit een review van verschillende onderzoeken bleek dat de meest voorkomende gedrags-/psychologische bijwerkingen onder andere
geïrriteerdheid, neiging om te huilen, staren, angst en somberheid waren (Konrad-Bindl et al., 2016). Ook is er casuïstiek beschreven van psychose, hartaanvallen, zelfmoordneigingen en zelfs dood (Lakhan & Kirchgessner, 2012). Uit onderzoek van Smith et al., (2017) is gebleken dat mensen met een ADHD diagnose meer bijwerkingen ervaren dan mensen zonder
diagnose. De volgende bijwerkingen werden frequenter ervaren door gebruikers met
diagnose: verlaagd libido, depressie, droge mond, diarree, duizeligheid, hoofdpijn, borstpijn, geïrriteerdheid, misselijkheid, zweten en nervositeit.
Opvallend is dat er geen overeenstemming is over hoe vaak de bijwerkingen voorkomen. Verschillende databases rapporteren verschillende cijfers. Zo stelt het
9
Farmacotherapeutisch Kompas dat een verminderde eetlust zeer vaak (>10%) voorkomt, terwijl het bijwerkingencentrum Lareb aangeeft dat een verminderde eetlust zelden (bij 1 tot 10 op de 100 mensen) voorkomt. Hierbij moet ook worden benadrukt dat de verschillende databases andere termen voor de frequentie van bijwerkingen gebruiken. Het
Farmacotherapeutisch Kompas stelt dat de bijwerking ‘zeer vaak’ voorkomt als de bijwerking bij 10% of meer van de gebruikers voorkomt, terwijl apotheek.nl het ‘soms’ noemt als de bijwerking bij 10 tot 30% van de gebruikers voorkomt. Dit kan de prevalentie van
bijwerkingen bagatelliseren of juist overdrijven.
Kritiek op eerder onderzoek
Er is dus nog veel onduidelijkheid over methylfenidaat. Zoals hierboven genoemd, is de effectiviteit van methylfenidaat als een cognitive enhancer onduidelijk en wordt de effectiviteit van het middel door studenten overschat (Caviola & Faber, 2015). Daarnaast neemt het gebruik van het middel bijwerkingen met zich mee. Het is dus maar de vraag of het middel meer goed dan kwaad doet. Ook is er nog geen overkoepelend onderzoek die alle bijwerkingen in kaart brengt en hoe vaak deze bijwerkingen voorkomen. Uit onderzoek van Konrad-Bindl et al. (2016) is gebleken dat uit verschillende studies verschillende
bijwerkingen naar voren komen. In Tabel 3 is te zien dat de meeste studies maar enkele psychische bijwerkingen noemen en dat er geen studie is geweest die alle bijwerkingen onderzoekt. De meeste studies rapporteren 0 tot 4 bijwerkingen.
Tabel 3 | Aantal bijwerkingen gerelateerd aan gedrag die verschillende studies naar voren brengen.
Aantal onderzochte bijwerkingen (totaal 27) Aantal studies (totaal 44)
0 tot 4 28
5 tot 7 10
8 tot 10 0
11 tot 13 6
10
Ook maken de onderzoeken gebruik van verschillende terminologieën. Zo worden onder andere de termen depression, depressed mood, en sadness als verschillende
bijwerkingen beschouwd (Konrad-Bindl et al., 2016), terwijl deze ook onder één categorie zouden kunnen worden geschaard. Door verschillende termen te gebruiken voor hetzelfde fenomeen vindt mogelijk onderrapportage plaats. In Tabel 4 is te zien hoeveel onderzoeken een bepaalde bijwerking rapporteren en hoeveel onderzoeken de bijwerking rapporteren als deze geclusterd wordt.
Tabel 4 Aantal keer dat bepaalde bijwerkingen door de 44 studies worden gerapporteerd.
Bijwerkingen die mogelijk onder één
noemer kunnen worden geschaard Aantal onderzoeken die tenminste één bijwerking uit de cluster rapporteren Aantal onderzoeken die één van de cluster bijwerkingen rapporteren Aantal onderzoeken die meerdere bijwerkingen van de cluster rapporteren Cluster irritatie 29 25 4 Agitatie 3 Irritatie 22
Cluster emotionele instabiliteit 21 16 5
Emotionele labiliteit 9
Verandering van gemoedstoestand 1
Neiging om te huilen 6
Cluster depressie 13 11 2
Depressie 2
Depressieve gemoedstoestand 3
Somberheid 6
Cluster overmatige alertheid 15 14 1
Nervositeit 4
Nagel bijten 5
Rusteloosheid 4
Zenuwachtigheid 1
Cluster motorische activatie 15 15 0
Psychomotorische hyperactiviteit 4
Tics 11
Cluster asociaal 6 0 6
Ongeïnteresseerdheid in anderen 0
Afname in praten 0
Tabel 4 laat zien dat verschillende onderzoeken verschillende termen gebruiken. Hierdoor kan onderrapportage van symptomen plaatsvinden. Neem bijvoorbeeld het cluster ‘motorische activatie’: het lijkt alsof psychomotorische hyperactiviteit niet vaak voorkomt (dit symptoom wordt namelijk maar door vier van de 44 onderzoeken gerapporteerd), maar als
11
deze samen met tics onder dezelfde bijwerking wordt geschaard, lijkt het erop dat veel onderzoeken de bijwerking toch wel ondervinden. Nog een voorbeeld: twee onderzoeken rapporteren depressie, terwijl drie andere onderzoeken enkel depressieve gemoedstoestand rapporteren en 6 andere onderzoeken somberheid. Als al deze gerelateerde bijwerkingen onder één worden geschaard ligt de prevalentie van deze bijwerking ineens een stuk hoger. Er zijn dan namelijk in totaal 13 onderzoeken die deze bijwerking noemen. Het clusteren van vergelijkbare symptomen zorgt er dus voor dat onderrapportage van bijwerkingen wordt voorkomen. Het is natuurlijk mogelijk om symptomen op verschillende manieren te clusteren omdat er niet altijd een even duidelijke scheiding is tussen symptomen. Zo zou men kunnen beargumenteren dat het symptoom agitatie ook onder de cluster ‘overmatige alertheid’ zou kunnen vallen. Echter, het punt wat hier gemaakt wordt is dat het gebruik van vele
verschillende terminologieën voor een vertekend beeld van de daadwerkelijke prevalentie van een symptoom kan zorgen.
Tot slot is de prevalentie van gebruik van methylfenidaat onder Nederlandse studenten niet gedegen onderzocht en daardoor nog onduidelijk. Het bovengenoemde onderzoek van Barendregt (2017) is het enige onderzoek die hier informatie over geeft. De gebruikte steekproef in dit onderzoek is echter erg heterogeen, omdat proefpersonen op allerlei manieren zijn geworven, zoals via Facebook, WhatsApp en e-mail. Dit zorgt voor veel diversiteit tussen proefpersonen, waardoor de bevindingen mogelijk niet representatief zijn voor alle studenten. Doordat mensen zelf bepalen of ze deelnemen is er daarnaast mogelijk sprake van onderrapportage, omdat gebruikers zich niet op hun gemak voelen om over hun gebruik te praten, of juist overrapportage, omdat gebruikers zich aangetrokken voelen tot dit onderwerp (Barendregt, 2017). Het is dus van belang om gebruik te maken van een homogene steekproef met deelnemers die steekproefsgewijs zijn benaderd.
12 Vraagstelling
In dit onderzoek werden de bovengenoemde kritiekpunten zoveel mogelijk ondervangen. Dit onderzoek brengt dus het volgende over methylfenidaat in kaart: de prevalentie van gebruik bij studenten met en zonder ADHD of ADD diagnose, de positieve effecten, de bijwerkingen en hoe vaak de positieve effecten en bijwerkingen voorkomen.
Om dit te onderzoeken is gebruik gemaakt van een mixed method design. Een mixed method design integreert verschillende (kwalitatieve en kwantitatieve) onderzoeksmethoden om een probleemstelling te benaderen (Borkan, 2004). In dit onderzoek is ten eerste een focusgroep georganiseerd. Dit kwalitatieve onderzoek werd gehouden ter voorbereiding op volgend onderzoek met het doel om in discussievorm meer te weten te komen over het gebruik van methylfenidaat en andere psychostimulantia onder studenten. Ten tweede is de prevalentie in kaart gebracht aan de hand van een vragenlijst. Vervolgens zijn de
bijwerkingen onderzocht. Verschillende databases zijn geanalyseerd aangezien verschillende databases verschillende prevalentiecijfers van bijwerkingen weergeven. Hierbij zijn de volgende databases betrokken: het Farmacotherapeutisch Kompas, apotheek.nl, het
bijwerkingencentrum Lareb, eHealthMe.com en drugs.com. Door de verschillende databases te analyseren en naast elkaar te zetten kan een genuanceerd beeld van de bijwerkingen en de prevalentie hiervan in kaart worden gebracht. Tot slot zijn de bijwerkingen bij de studenten onderzocht. Ook hierbij is gebruik gemaakt van een vragenlijst. Het onderzoek focust zich enkel op jongvolwassenen omdat deze populatiegroep het meest gebruik maakt van methylfenidaat (GIPdatabank, 2016; Lakhan & Kirchgessner, 2012). Er is voor studenten gekozen omdat het verbeteren van studieprestaties de meest voorkomende reden is voor het gebruik van psychostimulantia (Barendregt, 2017). Daarnaast is er gebruik gemaakt van een homogenere steekproef zodat duidelijk is over welke groep uitspraken worden gedaan. Er zijn twee verschillende samples gebruikt: eerstejaars psychologiestudenten en een selectie van
13
studenten die steekproefsgewijs op de Universiteit van Amsterdam zijn benaderd. Dit onderzoek heeft gebruik gemaakt van een grotere steekproef dan het onderzoek van
Barendregt (2017), namelijk 491 deelnemers, om zo te onderzoeken of de bevindingen van Barendregt (2017) ook in dit geval weer naar voren komen.
Op basis van eerder onderzoek werd verwacht dat één op de vier studenten gebruik maakt van methylfenidaat. Verder werd verwacht dat het meest gerapporteerde positieve effect bij gebruikers een toename in concentratie is. Ook werd verwacht dat de methylfenidaat gebruikers bijwerkingen zullen rapporteren. Er werd verwacht dat de meest gerapporteerde fysiologische bijwerkingen bij gebruikers een verminderde eetlust, hartkloppingen, hoofdpijn, misselijkheid en een droge mond zullen zijn. Wat betreft de gedrags-/psychologische
bijwerkingen werd verwacht dat de meest gerapporteerde bijwerkingen slaapproblemen, nervositeit, geïrriteerdheid en somberheid zullen zijn. Daarnaast werd op basis van eerder onderzoek verwacht dat gebruikers met ADHD of ADD diagnose meer bijwerkingen ervaren dan gebruikers zonder diagnose. Tot slot werd verwacht dat de prevalentie van bijwerkingen hoger zal zijn dan wat bij voorgaand onderzoek of door databases is gerapporteerd, omdat vergelijkbare symptomen geclusterd zijn.
Onderzoek 1: Focusgroep
Methode
Deelnemers. Aan dit kwalitatieve onderzoek deden acht deelnemers mee. Hiervan
waren vijf man en drie vrouw. De leeftijd van de deelnemers was tussen de 21 en 28 jaar. Alle deelnemers waren studenten. Ook hadden alle deelnemers ervaring met het gebruik van psychostimulantia. Er waren drie deelnemers met een ADHD of ADD diagnose, de andere vijf deelnemers hadden geen diagnose en hadden psychostimulantia zonder recept verkregen. De deelnemers waren vrienden van de studenten die aan het bachelor project werken.
14
Materialen. Om de discussie te stimuleren waren een aantal vragen opgesteld. De
vragen waren gebaseerd op eerder onderzoek. De vragen gingen over attitudes, gebruik en professionals. De vragen zijn in de bijlage terug te vinden onder het kopje ‘focusgroep vragen’.
Procedure. De deelnemers kwamen bijeen in een werkgroepruimte van de Universiteit
van Amsterdam. Hier werden ze aan de hand van de vragen aangezet tot discussie. De discussie duurde een uur.
Resultaten
Uit de discussie van de focusgroep kunnen meerdere conclusies worden getrokken. Ten eerste wordt psychostimulantia voornamelijk gebruikt als studie-ondersteunend middel. Recreatief gebruik en de wens om gewicht kwijt te raken waren andere redenen voor gebruik. Ten tweede ervaren de studenten met ADHD en/of ADD baat bij het gebruik van
methylfenidaat of dextro-amfetamine in tegenstelling tot de studenten zonder ADHD of ADD diagnose. Het meest genoemde voordeel was de afname in afleidbaarheid. De studenten zonder ADHD of ADD diagnose gebruikten liever geen psychostimulantia, of gaven voorkeur aan een psychostimulantium genaamd Modafinil, een geneesmiddel dat wordt voorgeschreven aan narcolepsie patiënten (McClellan & Spencer, 1998). Modafinil zorgt voor waakzaamheid, waardoor studenten een lange tijd geconcentreerd kunnen studeren. De studenten zonder ADHD of ADD diagnose gaven voorkeur aan Modafinil ten opzichte van Ritalin als studie-ondersteunend middel omdat Modafinil bij hen minder bijwerkingen met zich meebrengt en langer werkzaam is dan Ritalin. Tot slot ervaren alle gebruikers bijwerkingen. Veel genoemde bijwerkingen waren een verminderde eetlust, hoofdpijn, hartkloppingen, depressie en een verdoofd/zombie-achtig gevoel. Voor de studenten met ADHD of ADD wegen de voordelen echter zwaarder, waardoor ze toch gebruik blijven maken van psychostimulantia.
15
Onderzoek 2: Prevalentie
Methode
Deelnemers. Om de prevalentie te onderzoeken is gebruik gemaakt van twee
verschillende samples. Ten eerste is er een vragenlijst aan 97 eerstejaars psychologie studenten van de Universiteit van Amsterdam voorgelegd. Hiervan waren 26 man en 71 vrouw. De leeftijd van de deelnemers was tussen de 18 en 40 jaar, met een gemiddelde leeftijd van 20,7 jaar (SD = 3,3). Er waren 15 deelnemers met een ADHD of ADD diagnose. De deelnemers waren geworven via de ‘testweek’ van de Universiteit van Amsterdam, een dag waarop eerstejaarsstudenten psychologiestudenten vragenlijsten invullen. Dit is een verplicht onderdeel van de bachelor Psychologie.
Ook is er een vragenlijst voorgelegd aan studenten van de Universiteit van
Amsterdam. De makers van dit bachelor project hebben studenten benaderd en gevraagd om de vragenlijst in te vullen. De korte vragenlijst is door 394 deelnemers ingevuld. Hiervan waren 176 man en 218 vrouw. De leeftijd van de deelnemers was tussen de 17 en 34 jaar, met een gemiddelde leeftijd van 22,2 jaar (SD = 2,5). Er waren 31 deelnemers met een ADHD en/of ADD diagnose.
In totaal hebben dus 491 studenten deelgenomen aan het onderzoek. Hiervan hadden 46 studenten een ADHD of ADD diagnose. Mensen die geen Nederlands spraken of geen student waren hebben niet aan het onderzoek deelgenomen. De deelnemers kregen geen beloning voor de deelname.
Materialen. Er zijn twee vragenlijsten gebruikt, een korte en een lange versie. Voor
het gemak zullen deze ‘korte vragenlijst’ en ‘lange vragenlijst’ worden genoemd. De korte vragenlijst brengt prevalentie van psychostimulantia gebruik in kaart. Deze is gebruikt bij de studenten die op campus zijn benaderd en is met behulp van iPads afgenomen. Er zijn vier iPads gebruikt: elke medewerker van het bachelorproject had zijn eigen iPad. De lange
16
vragenlijst brengt naast de prevalentie van gebruik ook attitudes, positieve effecten en bijwerkingen in kaart. Deze is bij de testweek steekproef gebruikt. De vragenlijsten zijn opgesteld door de vier studenten die aan dit bachelor project werken (zie ‘vragenlijsten’ in de bijlage).
Procedure. De deelnemers zijn steekproefsgewijs benaderd op de
Roeterseilandcampus en in de Universiteitsbibliotheek Singel van de Universiteit van
Amsterdam. De deelnemers werden gevraagd om op de iPad de korte vragenlijst in te vullen. Dit duurde zo’n 2 minuten.
De deelnemers die geworven zijn via de testweek kregen op 30 november 2017 tijdens de sessie de lange vragenlijst gepresenteerd en werden verzocht om deze in te vullen. Het invullen van deze vragenlijst duurde 5 tot 10 minuten.
Data-analyse. De prevalentie is in percentages berekend. Er is berekend hoeveel studenten de afgelopen maanden gebruik heeft gemaakt van psychostimulantia, hoeveel procent van de studenten in het verleden gebruik heeft gemaakt en tot slot hoeveel procent van de studenten ooit gebruik hebben gemaakt van psychostimulantia.
Resultaten
Van de 491 deelnemers rapporteerden 46 (9%) deelnemers een ADHD en/of ADD diagnose. Er zijn deelnemers die in het verleden gebruik hebben gemaakt van
psychostimulantia maar tegenwoordig geen gebruik meer maken, en omgekeerd. Ook zijn er deelnemers die in het verleden gebruik maakten van een ander psychostimulantium dan die ze tegenwoordig gebruiken.
In totaal bleek 19% van de deelnemers in de afgelopen maanden gebruik te hebben gemaakt van psychostimulantia. 37% bleek ooit eerder gebruik te hebben gemaakt van psychostimulantia en/of maakt momenteel gebruik van psychostimulantia. Hiervan had 75%
17
geen diagnose. Methylfenidaat was veruit het meeste gebruikte pyschostimulantium en het verbeteren van studieprestaties was de voornaamste reden voor gebruik. De prevalentiecijfers van het gebruik van psychostimulantia onder studenten staan in tabel 5 weergegeven.
Tabel 5 | Prevalentiecijfers van psychostimulantia onder studenten.
Moment van gebruik Aantal gebruikers testweek
(97 deelnemers) Aantal gebruikers campus (394 deelnemers) Totaal aantal gebruikers (491 deelnemers)
Afgelopen maanden 21 (22%) 70 (18%) 91 (19%)
In het verleden 30 (31%) 127 (32%) 157 (32%)
Ooit 37 (38%) 147 (37%) 184 (37%)
Onderzoek 3: Databases
Methode
Aangezien verschillende databases verschillende cijfers rapporteren, zijn deze separaat geanalyseerd. De volgende databases zijn in de analyse meegenomen: het
Farmacotherapeutisch Kompas, apotheek.nl, drugs.com, het bijwerkingencentrum Lareb en eHealthMe.com.
Farmacotherapeutisch Kompas. Het Farmacotherapeutisch Kompas is een website
van het Zorginstituut Nederland en geeft onafhankelijke informatie over geneesmiddelen. Er wordt informatie verstrekt over alle in Nederland geregistreerde geneesmiddelen en wordt door artsen en apothekers geschreven. Bij het Farmacotherapeutisch Kompas staan drie typen tekst centraal: teksten over een specifiek geneesmiddel, over geneesmiddelgroepen en over indicaties. Voor de indicaties wordt de wetenschappelijke adviescommissie van het
Zorginstituut Nederland geconsulteerd. De geneesmiddelteksten zijn gebaseerd op SmPC-teksten (Summary of Product Characteristics) van de verschillende fabrikanten, en deze zijn goedgekeurd door de volgende officiële beoordelingsinstanties: het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (CBG) of de European Medicines Agency (Europese autoriteit, EMA). Per geneesmiddel wordt onder andere informatie gegeven over de samenstelling, advies, indicaties, dosering, bijwerkingen en interacties. De bijwerkingen worden als volgt
18
gecategoriseerd: zeer vaak (≥ 10%), vaak (1-10%), soms (0,1-1%), zelden (0,01-0,1%) en zeer zelden (< 0,01%). Ook worden er bijwerkingen genoemd die gemeld zijn maar waarvan de prevalentie onduidelijk is
Apotheek.nl. Apotheek.nl geeft informatie over geneesmiddelen. De website is een
initiatief van de KNMP, de beroepsvereniging van apothekers in Nederland. De informatie wordt in verschillende rubrieken opgedeeld, zoals ‘Belangrijk om te weten over
methylfenidaat’, ‘Wat zijn mogelijke bijwerkingen?’ en ‘Hoe gebruik ik dit medicijn?’. De informatie is opgesteld door het Geneesmiddel Informatie Centrum van de KNMP en is gebaseerd op de bijsluiter van het beschreven geneesmiddel en op andere, wetenschappelijke bronnen. De bijwerkingen zijn in drie groepen gecategoriseerd: soms (bij 10 tot 30 op de 100 mensen), zelden (bij 1 tot 10 op de 100 mensen) en zeer zelden (bij minder dan 1 op de 100 mensen).
Drugs.com. Drugs.com is een Amerikaanse website die informatie over
geneesmiddelen verstrekt. De database is gebaseerd op informatie van vier onafhankelijke instellingen: Wolters Kluwer Health, American Society of Health-System Pharmacists, Cerner Multum en Micromedex from Truven Health. De website geeft onder andere informatie over gebruik, bijwerkingen en interacties van geneesmiddelen. De bijwerkingen worden als volgt opgedeeld: very common (10% of meer), common (1% tot 10%), uncommon (0,1% tot 1%), rare (minder dan 0,1%) en very rare (minder dan 0,01%).
Bijwerkingencentrum Lareb. Het bijwerkingencentrum Lareb is het Nederlands
meldpunt en kenniscentrum voor bijwerkingen van geneesmiddelen. De meldingen over bijwerkingen rapporteert het Lareb onder andere aan het College ter Beoordeling van
Geneesmiddelen (CBG). Het bijwerkingscentrum Lareb geeft per geneesmiddel onder andere informatie over bekende bijwerkingen, publicaties van het Lareb, bevindingen van het Lareb, wat er gemeld is bij het Lareb en wat er gemeld is bij de Wereldgezondheidsorganisatie. De
19
bekende bijwerkingen die het Lareb weergeeft zijn afkomstig van apotheek.nl en dus hetzelfde. Opmerkelijk is dat er voor methylfenidaat geen gemelde bijwerkingen zijn bij de Wereldgezondheidsorganisatie.
eHealthMe.com. De Amerikaanse website eHealthMe.com geeft informatie over
ziektes en geneesmiddelen. De website analyseert data van de Amerikaanse Food and Drug Administration (FDA) en werkt samen met verschillende instellingen, zoals IBM, London Health Science Centre, Mayo Clinic en Yahoo!. Op de website kan een eigen account worden aangemaakt en hierdoor is het mogelijk om gepersonaliseerde informatie te krijgen. Daarnaast wordt informatie gegeven over de effectiviteit van het geneesmiddel, over de bijwerkingen en over mogelijke interacties. De bijwerkingen zijn geordend op basis van duur van gebruik en leeftijd.
Data-analyse. Het bijwerkingencentrum Lareb en eHealthMe.com zijn apart
geanalyseerd omdat deze databases meldpunten voor bijwerkingen zijn. Het aantal meldingen is in beschrijvende vorm en aan de hand van figuren weergegeven. Ook werd er gekeken naar welke bijwerkingen eHealthMe rapporteert en welke bijwerkingen bij het Lareb worden gemeld door gebruikers. De prevalentiecijfers van bijwerkingen volgens het
Farmacotherapeutisch Kompas, Apotheek.nl en Drugs.com zijn vergeleken door deze in een tabel weer te geven. Hieruit kunnen de verschillen tussen databases worden afgeleid. Het bijwerkingencentrum Lareb en eHealthMe zijn niet in deze vergelijking worden meegenomen omdat deze databases geen informatie geven over de prevalentie van bijwerkingen (het Lareb gebruikt de cijfers van apotheek.nl). Wel zijn de bijsluiter van methylfenidaat HCl 5 mg en 10 mg tabletten en het literatuuroverzicht van Konrad-Bindl et al. (2016) aan de vergelijking toegevoegd omdat deze bronnen ook informatie geven over de prevalentie van bijwerkingen. De vergunninghouder van de gebruikte bijsluiter van methylfenidaat is Mylan B.V. en is voor het laatst goedgekeurd in februari 2017.
20 Resultaten
Meldingen. Bij eHealthMe zijn in de afgelopen jaren 18713 meldingen gedaan met
betrekking tot Ritalin. Bij het bijwerkingencentrum Lareb zijn 1318 meldingen gedaan, waarvan 305 als ‘ernstig’ worden beschouwd. In Figuur 2 is het aantal meldingen te zien. Bij beide databases is het aantal meldingen in de loop der jaren toegenomen.
Figuur 2 | Aantal meldingen bij eHealthMe en het bijwerkingencentrum Lareb met betrekking tot Ritalin.
Bijwerkingen Lareb. Bij de 1318 meldingen zijn 2924 bijwerkingen gerapporteerd.
Dit geeft aan dat veel van de melders meer dan één bijwerking ervaren. De meeste
bijwerkingen die gemeld zijn bij het Lareb zijn psychische meldingen. In deze categorie zijn 670 meldingen gedaan. De meest gemelde psychische bijwerkingen zijn agressie, angst, depressieve stemming, depressie, onrust, rusteloosheid, slapeloosheid en zelfmoordgedachten. Ook hier zien we weer dat verschillende terminologieën worden gebruikt voor vergelijkbare symptomen, zoals ‘onrust’ en ‘rusteloosheid’ en ‘depressieve stemming’ en ‘depressie’. Verder betreft een groot deel van de meldingen de bijwerkingscategorie ‘toedieningsplaats en lichaam algemeen’. Hier zijn 542 meldingen gedaan. De meest gemelde bijwerkingen in deze categorie zijn onverwacht effect, geneesmiddel onvoldoende werkzaam, vermoeidheid, geneesmiddelinteractie, product kwaliteitsaangelegenheid en verminderde werkzaamheid. Ook betreft een aanzienlijk deel bijwerkingen de categorie ‘zenuwstelsel’. Hier zijn 367
0 1303 2369 4816 10225 0 23 111 331 851 T/m 1995 1996-2000 2001-2005 2006-2010 2011-heden eHealthMe Lareb
21
meldingen gedaan, met hoofdpijn, aandachtsstoornis en duizeligheid als meest voorkomende. Tot slot zijn andere veel voorkomende bijwerkingen uit andere categorieën een verhoogde bloeddruk, haaruitval, hartkloppingen, snel hartritme, overmatig zweten, droge mond, misselijkheid, verlaagd gewicht en verminderde eetlust. Een overzicht van de gegevens van het bijwerkingencentrum Lareb staat hieronder in tabel 6 weergegeven.
Tabel 6 | Meest gemelde bijwerkingen van de 2924 bijwerkingen die bij het Lareb zijn gerapporteerd.
Bijwerking Aantal meldingen Aandeel totaal gemelde bijwerkingen
Psychisch 670 23% Depressieve stemming 55 Slapeloosheid 38 Agressie 38 Onrust 36 Zelfmoordgedachte 33 Rusteloosheid 32 Depressie 29 Angst 26
Toedieningsplaats en lichaam algemeen 542 19%
Onverwacht effect 165
Geneesmiddel onvoldoende werkzaam 53
Vermoeidheid 38 Geneesmiddelinteractie 33 product kwaliteitsaangelegenheid 29 Verminderde werkzaamheid 28 Zenuwstelsel 367 13% Hoofdpijn 84 Aandachtsstoornis 32 Duizeligheid 25 Maag-darmstelsel 213 7% Misselijkheid 52 Droge mond 25 Huid en onderhuid 208 7% Overmatig zweten 61 Haaruitval 40 Hart 130 4% Hartkloppingen 47 Snel hartritme 30
22
Bijwerking Aantal meldingen Aandeel totaal gemelde bijwerkingen
Testuitslagen en onderzoeken 103 4% Gewicht verlaagd 31 Bloedvaten 98 3% Verhoogde bloeddruk 28 Voeding en stofwisseling 77 3% Verminderde eetlust 57
Bijwerkingen eHealthMe. De meest voorkomende bijwerkingen van Ritalin bij jongvolwassenen (20-29 jaar) is volgens deze database overgeven, misselijkheid, suïcidale gedachten, zelfmoordpoging, slaperigheid, gewichtsverlies, toename in gewicht,
hartkloppingen, zich abnormaal voelen en tremor. Hoe frequent deze bijwerkingen voorkomen wordt niet aangegeven.
Prevalentie van bijwerkingen. In tabel 7 is de prevalentie van bijwerkingen volgens de databases, de bijsluiter (Mylan B.V.) en het onderzoek van Konrad-Bindl et al. (2016) te zien.
Tabel 7 | Prevalentie van bijwerkingen volgens de databases, de bijsluiter en Konrad-Bindl et al. (2016).
Bijwerking >10% 1-10% 0,1-1% 0,01-0,1% <0,01% Niet vermeld
Psychisch
Slaapproblemen Kompas*, Apotheek.nl,
Drugs.com, Bijsluiter Konrad-Bindl et al. (2016)
Nervositeit Kompas, apotheek.nl,
bijsluiter, Konrad-Bindl et al. (2016) (3-23%)
Drugs.com
Rusteloosheid Apotheek.nl,
Konrad-Bindl et al. (2016) (4-26%)
Kompas, Drugs.com Bijsluiter
Geïrriteerdheid Drugs.com,
Konrad-Bindl et al. (2016) (0-80%)
Kompas, apotheek.nl, Bijsluiter
Angst Konrad-Bindl et al.
(2016) (2-61%) Kompas, apotheek.nl, Drugs.com Bijsluiter
Emotionele labiliteit Konrad-Bindl et al.
(2016) (1-29%) Kompas, Drugs.com Apotheek.nl, Bijsluiter
Depressie Kompas, Drugs.com,
bijsluiter, Konrad-Bindl et al. (2016)
Apotheek.nl
Wisseling van stemming Kompas, Bijsluiter,
Konrad-Bindl et al. (2016)
Drugs.com Apotheek.nl
Agressie Kompas, Drugs.com,
Bijsluiter, Konrad-Bindl et al. (2016)
Apotheek.nl
Verlaagd libido Kompas, Apotheek.nl,
23
Bijwerking >10% 1-10% 0,1-1% 0,01-0,1% <0,01% Niet vermeld
Gedachten aan zelfmoord Kompas,
Drugs.com, bijsluiter
Apotheek.nl, Konrad-Bindl et al. (2016) Alertheid (bewust van
omgeving) /hypervigilantie Kompas, Drugs.com,
Bijsluiter Apotheek.nl, Konrad-Bindl et al. (2016) Hallucinaties Kompas, Drugs.com, Bijsluiter Apotheek.nl, Konrad-Bindl et al. (2016) Manie Kompas, Drugs.com, Bijsluiter Apotheek.nl, Konrad-Bindl et al. (2016)
Gedesoriënteerd gevoel Kompas,
Drugs.com, Bijsluiter Apotheek.nl, Konrad-Bindl et al. (2016) Apathie Kompas, Drugs.com, Bijsluiter Apotheek.nl, Konrad-Bindl et al. (2016)
Nachtmerries Konrad-Bindl et al.
(2016) (9-25%) Kompas, Apotheek.nl,
Drugs.com, Bijsluiter Geen interesse in anderen Konrad-Bindl et al.
(2016) (17-41%) Kompas, Apotheek.nl,
Drugs.com, Bijsluiter
Versuftheid Konrad-Bindl et al.
(2016) (0-32%) Drugs.com, Bijsluiter Kompas, Apotheek.nl
Afname in praten / verlies
van spontaniteit Konrad-Bindl et al. (2016) (27-42%) Apotheek.nl Kompas, Drugs.com,
Bijsluiter Ervaring van minder
emoties Bijsluiter Kompas, apotheek.nl,
Konrad-Bindl et al. (2016)
Zenuwstelsel
Hoofdpijn Kompas, Apotheek.nl,
Drugs.com, Bijsluiter Konrad-Bindl et al. (2016)
Duizeligheid Konrad-Bindl et al.
(2016) (1-18%) Kompas, Apotheek.nl, Drugs.com, Bijsluiter Psychomotorische
hyperactiviteit Konrad-Bindl et al. (2016) (3-28%) Kompas, Drugs.com Apotheek.nl, Bijsluiter
Tics Konrad-Bindl et al.
(2016) (0-35%) Kompas Drugs.com Apotheek.nl, Bijsluiter
Koorts Kompas, Drugs.com,
bijsluiter Apotheek.nl, Konrad-Bindl et
al. (2016)
Zweten Kompas, Apotheek.nl,
bijsluiter Drugs.com, Konrad-Bindl et
al. (2016) Dyskinesie/onbedwingbare
bewegingen Kompas, Drugs.com, Bijsluiter Apotheek.nl, Konrad-Bindl et
al. (2016)
Tremor Kompas, Apotheek.nl,
Drugs.com Bijsluiter Konrad-Bindl et al. (2016)
Verergering van bestaande tics of syndroom van Gilles de la Tourette
Apotheek.nl Kompas,
Drugs.com Bijsluiter, Konrad-Bindl et
al. (2016)
Epileptische aanval Apotheek.nl
(<1%) Kompas, Drugs.com,
bijsluiter
Konrad-Bindl et al. (2016)
Hart
Hartkloppingen Kompas, Apotheek.nl,
24
Bijwerking >10% 1-10% 0,1-1% 0,01-0,1% <0,01% Niet vermeld
Verandering van bloeddruk Kompas, Apotheek.nl,
Drugs.com, Bijsluiter Konrad-Bindl et al. (2016)
Maag-darmstelsel
Droge mond Kompas, Apotheek.nl,
Drugs.com Bijsluiter Konrad-Bindl et al. (2016)
Misselijkheid Kompas, Apotheek.nl,
Drugs.com Bijsluiter Konrad-Bindl et al. (2016)
Geen honger Kompas, Drugs.com Apotheek.nl, bijsluiter Konrad-Bindl et
al. (2016)
Dorst Apotheek.nl Kompas, Drugs.com Bijsluiter,
Konrad-Bindl et al. (2016)
Diarree Kompas, Apotheek.nl,
Drugs.com, Bijsluiter Konrad-Bindl et al. (2016)
Maagpijn Kompas, Apotheek.nl,
Drugs.com, Bijsluiter Konrad-Bindl et al. (2016)
Constipatie Kompas, Drugs.com, Bijsluiter Apotheek.nl, Konrad-Bindl et al. (2016) Ademhaling
Ademhalingsproblemen Drugs.com Kompas, Apotheek.nl,
Drugs.com, Bijsluiter Bijsluiter Konrad-Bindl et al. (2016)
Keelpijn Kompas, Drugs.com,
Bijsluiter Apotheek.nl, Konrad-Bindl et
al. (2016)
Huid
Huiduitslag Kompas, Apotheek.nl,
Drugs.com Bijsluiter Konrad-Bindl et al. (2016)
Haaruitval Kompas, Drugs.com,
Bijsluiter Apotheek.nl, Konrad-Bindl et
al. (2016) Zwelling van
lichaamsdelen Kompas, Apotheek.nl,
Drugs.com, Bijsluiter
Konrad-Bindl et al. (2016)
Blauwe plekken Kompas,
Drugs.com, Bijsluiter Apotheek.nl, Konrad-Bindl et al. (2016) Overig
Gewrichtspijn Kompas, Drugs.com,
Bijsluiter Apotheek.nl, Konrad-Bindl et
al. (2016)
Onbedoelde verwondingen Drugs.com,
Konrad-Bindl et al. (2016) (4-12%)
Kompas, Apotheek.nl, Bijsluiter
Wazig zien Apotheek.nl Kompas,
Drugs.com, Bijsluiter Konrad-Bindl et al. (2016) Spierpijn Kompas, Drugs.com, Bijsluiter Apotheek.nl, Konrad-Bindl et al. (2016) Borstpijn Kompas, Drugs.com, Bijsluiter Apotheek.nl, Konrad-Bindl et al. (2016)
Nagels bijten Konrad-Bindl et al.
(2016) (22-45%) Kompas, Apotheek.nl,
Drugs.com, Bijsluiter
Staren Konrad-Bindl et al.
(2016) (21-62%) Kompas, Apotheek.nl,
Drugs.com, Bijsluiter
25
Er is veel overeenstemming te zien, maar er zijn ook veel verschillen. Het meest opvallende is dat er vooral veel verschil is tussen de prevalentiecijfers die naar voren komen uit het onderzoek van Konrad-Bindl et al. (2016) en de prevalentiecijfers van de databases en de bijsluiter van methylfenidaat (Mylan B.V.). De prevalentiecijfers van Konrad-Bindl et al. (2016) liggen hoger. Verder zijn er verschillen in hoeveel bijwerkingen door de databases gerapporteerd worden. Het Farmacotherapeutisch Kompas, Drugs.com en de bijsluiter rapporteren veel bijwerkingen, terwijl Apotheek.nl minder bijwerkingen vermeldt. Uit de analyse blijkt dat slaapproblemen, nervositeit, hoofdpijn, droge mond, misselijkheid en een verminderde eetlust de meest voorkomende bijwerkingen zijn. Dit komt volgens de meeste databases bij meer dan 10% van de gebruikers voor.
Onderzoek 4: Positieve effecten en bijwerkingen
Methode
Deelnemers. Van de 97 deelnemers van de testweek hebben 21 deelnemers informatie
gegeven over de positieve effecten en bijwerkingen van methylfenidaat. Hiervan waren 6 man en 15 vrouw. De leeftijd van deze deelnemers was tussen de 18 en 28 jaar, met een
gemiddelde leeftijd van 20,9 jaar (SD = 4,2). Er waren 7 deelnemers met een ADHD of ADD diagnose.
Materialen. Om de positieve effecten en de bijwerkingen te onderzoek is er gebruik
gemaakt van de lange vragenlijst. De bijwerkingen die in de vragenlijst aan bod komen zijn gebaseerd op eerder onderzoek van Konrad-Bindl et al. (2016) en de bijsluiter van
methylfenidaat (Mylan B.V.).
Procedure. De deelnemers kregen op 30 november 2017 tijdens de testweek sessie de
vragenlijst gepresenteerd en werden verzocht om deze in te vullen. Het invullen van deze versie van de vragenlijst duurde 5 tot 10 minuten.
26
Data-analyse. De prevalentie van positieve effecten en bijwerkingen is in percentages
berekend en in een tabel weergegeven. Hierbij werd ook onderscheid gemaakt tussen
gebruikers met diagnose en gebruikers zonder diagnose. Om te toetsen of er verschillen waren tussen gebruikers met ADHD of ADD diagnose en gebruikers zonder diagnose is er gebruik gemaakt van de independent t-test. Voor de analyses is er gebruik gemaakt van een
significantieniveau van p < ,05.
Resultaten
De deelnemers hebben informatie gegeven over verschillende methylfenidaatmerken, namelijk: 13 deelnemers over Ritalin, vijf deelnemers over Concerta en drie deelnemers over een overig merk. De meerderheid van de gebruikers zonder diagnose (64%) gebruikt
methylfenidaat enkel rondom tentamens. De meerderheid van de gebruikers met diagnose (86%) gebruiken methylfenidaat wekelijks of dagelijks, en dus vaker. In Tabel 8 is de prevalentie van positieve effecten weergegeven.
Tabel 8 | Prevalentie van positieve effecten bij het gebruik van methylfenidaat.
Positief effect Prevalentie gebruikers zonder diagnose in % (14 deelnemers) Prevalentie gebruikers met diagnose in % (7 deelnemers) Totale prevalentie in % (21 deelnemers) Verbeterde concentratie 79 100 86 Verbeterd geheugen 71 100 81 Wakker blijven 71 86 76 Toename in alertheid 57 100 71 Zelfverzekerder 36 43 38 Gewichtsverlies 43 29 38 Vrolijker 43 14 33 Socialer 36 14 29 Gezelliger* 36 0 24
* Significant verschil. Er wordt onderscheid gemaakt tussen wel of geen ADHD/ADD diagnose. De meest frequent ervaren positieve effecten zijn respectievelijk een verbeterde concentratie, een verbeterd geheugen, waakzaamheid en een toename in alertheid. Deze effecten worden door meer dan 70% van de gebruikers ervaren. Hoewel gebruikers zonder
27
diagnose de euforische effecten vaker rapporteren dan gebruikers met diagnose, is er enkel een significant verschil gevonden bij het positieve effect ‘voel ik me gezelliger’.
Tabel 9 geeft de prevalentie van bijwerkingen weer. Van de 21 deelnemers ervaren 20 deelnemers (95%) bijwerkingen.
Tabel 9 | Prevalentie van bijwerkingen bij het gebruik van methylfenidaat.
Bijwerking Prevalentie gebruikers zonder diagnose in % Prevalentie gebruikers met diagnose in % Totale prevalentie in % Psychisch Slaapproblemen 64 71 67 Nervositeit 50 57 52 Afname in praten* 36 86 52 Rusteloosheid 43 57 48 Geïrriteerdheid* 29 86 48 Angst 43 57 48 Stemmingswisselingen* 29 86 48 Hyperactiviteit 43 57 48 Depressie* 21 86 43
Ervaring van minder emoties 29 71 43
Emotionele instabiliteit 29 57 38
Geen interesse in anderen 21 57 33
Ongewenste gedachten 21 57 33
Vertoning van dominant gedrag 36 14 29
In de war voelen 21 43 29
Gedesoriënteerd gevoel 14 43 24
Verlaagd libido 29 14 24
Versuftheid 21 29 24
Gedachten aan zelfmoord 7 14 10
Nachtmerries 7 14 10 Hallucinaties 7 0 5 Zenuwstelsel Motorische activatie 29 43 33 Zweten 36 29 33 Hoofdpijn 36 14 29 Duizeligheid 7 57 24
Drang om geluiden te maken 14 29 19
Verlamming 14 14 14
Koorts 0 0 0
Epileptische aanval 0 0 0
Hart
Hartkloppingen 50 71 57
Verhoging van bloeddruk 36 14 29
Maag-darmstelsel
Verminderde eetlust 79 57 71
Droge mond 57 43 52
Diarree 14 14 14
28 Bijwerking Prevalentie gebruikers zonder diagnose in % Prevalentie gebruikers met diagnose in % Totale prevalentie in % Misselijkheid 7 14 10 Constipatie 0 0 0 Ademhaling Keelpijn 21 14 19 Ademhalingsproblemen 7 14 10 Huid Huiduitslag 0 14 5
Zwelling van lichaamsdelen 7 0 5
Blauwe plekken 7 0 5 Haaruitval 0 0 0 Overig Staren 21 57 33 Slecht zien 0 43 14 Borstpijn 14 14 14 Nagels bijten 0 29 10 Onbedoelde verwondingen 7 0 5 Gewrichtspijn 0 0 0 Spierpijn 0 0 0 Flauw vallen 0 0 0
* Significant verschil. Er wordt onderscheid gemaakt tussen wel of geen ADHD/ADD diagnose.
De meest frequent ervaren bijwerkingen zijn respectievelijk een verminderde eetlust, slaapproblemen, hartkloppingen, nervositeit, afname in praten en een droge mond. Deze bijwerkingen werden door meer dan de helft van de gebruikers ervaren. De bijwerkingen afname in praten, geïrriteerdheid, stemmingswisselingen en depressie werden significant vaker ervaren door studenten met een diagnose dan studenten zonder diagnose.
De prevalentiecijfers van psychische bijwerkingen volgens dit onderzoek, het onderzoek van Konrad-Bindl et al. (2016) en de bijsluiter (Mylan B.V.) zijn ter vergelijking in Tabel 10 gezet.
Tabel 10 | Prevalentie psychische bijwerkingen volgens de testweek, Konrad-Bindl et al. (2016) en de bijsluiter.
Bijwerking Testweek data in
percentages (2016) in percentages Konrad-Bindl et al. Bijsluiter in percentages
Nervositeit 52 3-23 >10
Rusteloosheid 48 4-26 0,1-1
Geïrriteerdheid 48 0-80 1-10
Angst 48 2-61 Niet vermeld
Emotionele labiliteit 38 1-29 Niet vermeld
29
Bijwerking Testweek data in
percentages (2016) in percentages Konrad-Bindl et al. Bijsluiter in percentages
Wisseling van stemming 48 1-10 1-10
Nachtmerries 10 9-25 Niet vermeld
Geen interesse in anderen 33 17-41 Niet vermeld
Versuftheid 24 0-32 1-10
Afname in praten 52 27-42 Niet vermeld
Duizeligheid 24 1-18 1-10
Psychomotorische hyperactiviteit 33 3-28 Niet vermeld
Nagels bijten 10 22-45 Niet vermeld
Staren 33 21-62 Niet vermeld
Hoewel sommige percentages hoger uitvallen, zijn de prevalentiecijfers van dit onderzoek vergelijkbaar met die van Konrad-Bindl et al. (2016). De bijsluiter vermeldt veel van de bijwerkingen niet, of de percentages van prevalentie vallen lager uit.
Discussie
In dit onderzoek is de prevalentie van gebruik van psychostimulantia onder studenten onderzocht. Daarnaast zijn de positieve effecten en bijwerkingen van methylfenidaat in kaart gebracht. Uit de resultaten bleek dat 19% van de studenten de afgelopen maanden gebruik heeft gemaakt van psychostimulantia en dat 37% van de studenten ooit gebruik heeft gemaakt van psychostimulantia. Daarnaast bleek dat de meest ervaren positieve effecten een
verbeterde concentratie, een verbeterd geheugen, waakzaamheid en een toename in alertheid waren. Wat betreft de bijwerkingen werd door meer dan de helft van de gebruikers
respectievelijk een verminderde eetlust, slaapproblemen, hartkloppingen, nervositeit, afname in praten en een droge mond het meest ervaren. De bijwerkingen, met name de psychische bijwerkingen, bleken vaker voor te komen dan door verschillende databases gesuggereerd wordt.
Positieve effecten
Wat betreft de prevalentie van positieve effecten worden de effecten die helpen bij het studeren vooral ervaren. Een verbeterde concentratie werd het meest gerapporteerd, maar ook
30
een verbeterd geheugen en waakzaamheid wordt door velen ervaren. Een interessant verschil is dat studenten zonder diagnose zich gezelliger voelen bij inname van methylfenidaat. Dit geldt niet voor gebruikers met een ADHD of ADD diagnose. Een mogelijke verklaring hiervoor is dat gebruikers met diagnose methylfenidaat gebruiken om ADHD/ADD te
behandelen en dus methylfenidaat niet vrijwillig innemen, waardoor ze het middel negatiever beschouwen (Smith et al., 2017), terwijl gebruikers zonder diagnose mogelijk positieve effecten (euforie) verwachten en die hun gemoedstoestand mogelijk beïnvloeden.
Bijwerkingen
De meest ervaren bijwerkingen zijn respectievelijk een verminderde eetlust,
slaapproblemen en hartkloppingen. Dit komt overeen met eerder onderzoek van Smith et al. (2017). Deze bevinding komt echter niet helemaal overeen met de databases en de bijsluiter. Volgens de verschillende databases komen slaapproblemen wel voor bij meer dan 10% van de gebruikers, maar komen hartkloppingen voor bij 1 tot 10% van de gebruikers. Een
verminderde eetlust komt volgens het Farmacotherapeutisch Kompas en drugs.com wel voor bij meer dan 10% van de gebruikers, maar volgens apotheek.nl en de bijsluiter komt dit voor bij 1 tot 10% van de gebruikers.
De bijwerkingen lijken hoger uit te vallen dan gesuggereerd wordt door de verschillende databases. Dit geldt voornamelijk voor de psychische bijwerkingen. De clustering van symptomen kan deels de hogere prevalentiecijfers verklaren, maar het lijkt er ook op dat er sprake is van onderrapportage bij de databases en de bijsluiter. De
prevalentiecijfers van dit onderzoek komen meer overeen met de review van Konrad-Bindl et al. (2016) en de bevindingen van het bijwerkingencentrum Lareb, waar ook de meest gemelde bijwerkingen psychische bijwerkingen zijn. Dit wijst erop dat de prevalentie van psychische bijwerkingen wordt onderschat door de databases en de bijsluiter.
31
Ook blijken er verschillen te zijn in de frequentie van bijwerkingen tussen gebruikers met diagnose en gebruikers zonder diagnose. Gebruikers met diagnose ervaren meer
bijwerkingen dan gebruikers zonder diagnose. Dit komt overeen met eerder onderzoek van Smith et al. (2017). In overeenstemming met het bovengenoemde onderzoek van Smith et al., (2017), bleek uit dit onderzoek dat depressie en geïrriteerdheid significant vaker door
gebruikers met diagnose werd ervaren dan gebruikers zonder diagnose. Bij de rest van de bijwerkingen waar Smith et al. (2017) verschillen hadden gevonden is in dit onderzoek geen significant verschil gevonden. Wel kwam in dit onderzoek naar voren dat gebruikers met diagnose ook significant vaker stemmingswisselingen en een afname in praten ervaren. De bevinding dat studenten met ADHD of ADD diagnose meer bijwerkingen ervaren bij het gebruik van methylfenidaat komt mogelijk doordat deze gebruikers vaker gebruik maken van methylfenidaat dan studenten zonder diagnose, waardoor de kans op bijwerkingen ook groter wordt.
Farmacologie
Vanuit de farmacologie kunnen de naar voren komende positieve effecten en
bijwerkingen verklaard worden. Dopamine is een van de meest belangrijke neurotransmitters die invloed heeft op de gemoedstoestand. Positieve en negatieve gemoedstoestand worden onder andere door dopamine gereguleerd (Farhud, 2014). Het is dan ook niet onvoorstelbaar dat beïnvloeding van het dopaminesysteem door gebruik van methylfenidaat veranderingen in gemoedstoestand kan veroorzaken. Dit verklaart zowel het positieve effect van euforie bij gebruik van methylfenidaat, maar tegelijkertijd de bijwerkingen met betrekking tot de gemoedstoestand, zoals depressie en emotionele labiliteit.
Noradrenaline is een neurotransmitter in het orthosympathisch zenuwstelsel aan. Het orthosympathisch zenuwstelsel maakt het lichaam klaar voor een vecht-of-vluchtreactie door
32
ademhaling en hartslag te verhogen (Kalat, 2013). De toename in noradrenaline kan dus verschillende positieve effecten verklaren, zoals een toename in alertheid en concentratie. Daarnaast verklaart het ook verschillende fysiologische bijwerkingen, zoals hartkloppingen, zweten, ademhalingsproblemen en een verhoging van bloeddruk, en verschillende psychische bijwerkingen zoals slaapproblemen, nervositeit, angst en rusteloosheid.
Beperkingen
In dit onderzoek is de frequentie van gebruik, dosering en soort geneesmiddel niet in de analyse meegenomen. Deze factoren, en ook persoonseigenschappen zoals
lichaamsgewicht, kunnen allemaal invloed hebben op de prevalentie van de bijwerkingen (Smith et al., 2017).
Daarnaast is dit onderzoek gebaseerd op zelf-rapportage. Deelnemers geven mogelijk sociaal wenselijke antwoorden bij gevoelige onderwerpen (Smith et al., 2015). Het
ongereguleerd gebruik van psychostimulantia kan voor sommigen een gevoelig onderwerp zijn, waardoor er onderrapportage kan plaatsvinden.
Tot slot zijn de bijwerkingen bij psychologiestudenten onderzocht. Uit onderzoek is gebleken dat studenten hoger scoren op de persoonlijkheidseigenschappen extraversie, openheid en neuroticisme dan oudere volwassenen (Cooper et al., 2010). Deze
persoonlijkheidseigenschappen zijn gerelateerd aan emotionele condities. Zo is neuroticisme gerelateerd aan emotionele instabiliteit. Dit kan invloed hebben op de rapportage van
psychische bijwerkingen. Bovendien zijn studenten die psychologie studeren zich mogelijk bewuster van hun psyche en psychische bijwerkingen dan andere studenten omdat dit
onderwerp is van hun studie. Dit zou waarschijnlijk eerder kunnen leiden tot meer rapportage van bijwerkingen dan tot minder rapportage.
33 Maatschappelijke relevantie
Ondanks de matige effectiviteit van methylfenidaat als cognitive enhancer (e.g., Hupli et al., 2017; Batistela et al., 2016; Caviola & Faber, 2015) blijkt dat een groot deel van de studenten gebruik maakt van psychostimulantia. De gebruikers rapporteren veel (psychische) bijwerkingen. Daarnaast heeft een groot deel van deze gebruikers geen diagnose. Hierdoor zijn professionals niet betrokken, waardoor voorlichting ontbreekt. Dit betekent dat er een relatief zwaar middel ongereguleerd wordt gebruikt voor lichte problematiek, zonder dat de gebruiker op de hoogte is van de risico’s.
Er is dus gebleken dat studenten behoefte hebben aan middelen die hun academische prestaties kunnen doen verbeteren. Verder onderzoek zou kunnen uitwijzen naar wat de beste studie-ondersteunende middelen of methoden zijn. Voor vervolg onderzoek naar de
bijwerkingen van methylfenidaat is het belangrijk om invloedrijke factoren zoals frequentie van gebruik, dosering en de vele soorten psychostimulantia in de analyse mee te nemen. Vervolgens is het interessant om de ernst van de bijwerkingen in kaart te brengen.
Implicaties
Uit dit onderzoek is gebleken dat een groot deel van de studenten gebruik maakt of heeft gemaakt van psychostimulantia. Hoewel de studenten voordelen ervaren bij het gebruik van methylfenidaat, gaat het gebruik ook gepaard met bijwerkingen. Deze bijwerkingen lijken vaker voor te komen dan door verschillende publieke databases en de bijsluiter van
methylfenidaat wordt gesuggereerd. Dit geldt met name voor de psychische bijwerkingen. De bevindingen wijzen erop dat er meer aandacht en publieke informatie moet komen over de mogelijke bijwerkingen van methylfenidaat. Door een open discussie te voeren over de bijwerkingen, maar ook de positieve effecten, kan worden voorkomen dat methylfenidaat op risicovolle wijze wordt gebruikt.
34 Literatuur
Agay, N., Yechiam, E., Carmel, Z., Levkovitz, Y. (2014). Methylphenidate enhances cognitive performance in adults with poor baseline capacities regardless of attention-deficit/hyperactivity disorder diagnosis. Journal of Clinical Psychopharmacology, 34, 261-265.
Apotheek.nl (2017). Methylfenidaat. Opgehaald van
http://www.apotheek.nl/medicijnen/methylfenidaat.
Banjo, O. C., Nadler, R., & Reiner, P. B. (2010). Physician attitudes towards pharmacological cognitive enhancement: Safety concerns are paramount. Plos One, 5, 1-8.
Barendregt, B. (2017). Predictors for the illicit use of methylphenidate among Dutch college
and university students, aged ≥18 years. Unpublished manuscript. Dutch Institute for Rational
Use of Medicine and the Vrije Universiteit.
Batistela, S., Bueno, O. F. A.,Vaz, L. J., & Galduróz, J. C. F (2016). Methylphenidate as a cognitive enhancer in healthy young people. Dementia & Neuropsychologia, 10, 134-142. Batstra, L. H., & Frances, A. (2012). DSM-5 further inflates attention deficit hyperactivity
disorder. The Journal of Nervous and Mental Disease, 200, 486-488.
Batstra, L. H., Nieweg, E. G., Pijl, S. G., van Tol, D. G., & Hadders-Algra, M. G. (2014).
Childhood ADHD: A stepped diagnosis approach. Journal of Psychiatric Practice, 20, 169-177.
Bijwerkingencentrum Lareb (2017). Methylfenidaat. Opgehaald van
https://www.lareb.nl/nl/databank/Result?formGroup=&atc=N06BA04&drug=METHYLFENI
DAAT.
Borkan, J. M. (2004). Mixed method studies: A foundation for primary care research. The
Annals of Family Medicine, 2, 4-6.
Britton, G. B. (2012). Cognitive and emotional behavioral changes associated with
methylphenidate treatment: a review of preclinical studies. Neuropsychopharmacology, 15, 41-53.
Caviola, L., & Faber, N. S. (2015). Pills or push-ups? Effectiveness and public perception of pharmacological and non-pharmacological cognitive enhancement. Frontiers in Psychology,
6, 1-8.
Cooper, C. A., McCord, D. M., & Socha, A. (2010). Evaluating the college sophomore problem: The case of personality and politics. The Journal of Psychology, 145, 23-37.
Drugs.com (2017). Methylphenidate side effects. Opgehaald van
https://www.drugs.com/sfx/methylphenidate-side-effects.html.
eHealthMe (2017). Methylphenidate hydrochloride. Opgehaald van
https://www.ehealthme.com/drug/methylphenidate-hydrochloride/.
Fabio, R. A., Castriciano, C., & Rondanini, A. (2015). ADHD: Auditory and visual stimuli in automatic and controlled processes. Journal of Attention Disorders, 19, 771–778. Farhud, D. D., Malmir, M., & Khanahmadi, M. (2014). Happiness & health: The biological
factors-systematic review article. Iranian Journal Of Public Health, 43, 1468-1477. Farmacotherapeutisch Kompas (2017). Methylfenidaat. Opgehaald van
https://www.farmacotherapeutischkompas.nl/bladeren/preparaatteksten/m/methylfenidaat
Franke, A. G., Bagusat, C., Rust, S., Engel, A., & Lieb, K. (2014). Substances used and prevalence rates of pharmacological cognitive enhancement among healthy subjects.
European Archives of Psychiatry and Clinical Neuroscience, 264, 83-90.
GIPdatabank (2017). Aantal gebruikers 2012-2016 voor ATC-subgroep N06BA: centraalwerkende sympathicomimetica. Opgehaald van
35
GIPdatabank (2017). Het aantal gebruikers van ADHD-middelen, 2002-2016. Opgehaald
van https://www.gipdatabank.nl/databank.asp.
Gøzsche, P. C. (2015). Deadly Psychiatry and Organised Denial. Copenhagen: People’s Press.
Hupli, A., Didziokaite, G., & Ydema, M. (2016). Towards a smarter use of smart drugs: perceptions and experiences of university students in the Netherlands and Lithuania.
Contemporary Drug Problems, 43, 242-257.
ter Huurne, N., Fallon, S. J., van Schouwenburg, M., van der Schaaf, M., Buitelaar, J., Jensen, O., et al. (2015). Methylphenidate alters selective attention by amplifying salience.
Psychopharmacology, 232, 4317–4323.
Kalat, J. W. (2013). Biological Psychology (11th ed.). Wadsworth: Cengage Learning.
Kessler, R. C., Adler, L., Barkley, R., Biederman, J., Conners, C. K., Demler, O., et al.
(2006). The prevalence and correlates of adult ADHD in the United States: results from the national comorbidity survey replication. American Journal of Psychiatry, 163, 716-723. Konrad, K., & Eickhoff, S. B. (2010). Is the ADHD brain wired differently? A review on
structural and functional connectivity in attention deficit hyperactivity disorder. Human Brain
Mapping, 31, 904-916.
Konrad-Bindl, D. S., Gresser, U., & Richartz, B. M. (2016). Changes in behavior as side
effects in methylphenidate treatment: Review of the literature. Neuropsychiatric Disease and
Treatment, 12, 2635-2647.
Lakhan, S. E., & Kirchgessner, A. (2012). Prescription stimulants in individuals with and
without attention deficit hyperactivity disorder: Misuse, cognitive impact, and adverse effects.
Brain and Behavior, 2, 661-677.
McClellan, K. J., & Spencer, C. M. (1998). Modafinil: A review of its pharmacology and clinical efficacy in the management of narcolepsy. CNS Drugs, 9, 311-324.
Ragan, I. C., Bard, J., & Singh, I. (2013). What should we do about student use of cognitive enhancers? An analysis of current evidence. Neuropharmacology, 64, 588-595.
Shaw, P., Hoogman, M., Bratlen, J., Onnink, M., Shumskaya, E., Mennes, M., et al. (2017). A large scale study of cortical and cerebellar morphology in ADHD across the life span: an ENIGMA-ADHD collaboration. Biological Psychiatry, 81, 41-42.
Smith, E. R., Mackie, D. M., & Claypool, H. M. (2015). Social Psychology. New York: Psychology Press.
Smith, T. E., Martel, M. M., & DeStantis, A. D. (2017). Subjective report of side effects of
prescribed and nonprescribed psychostimulant use in young adults. Substance Use & Misuse,
52, 548-552.
Stahl, S. M. (2013). Stahl’s Essential Psychopharmacology (4th ed.). Cambridge University
Press.
Thomas, R., Mitchell, G. K., & Batstra, L. (2013). Attention-deficit/hyperactivity disorder: are we helping or harming? BMJ: British Medical Journal, 347, 1-7.
Tomasi, D., Volkow, N. D., Wang, G. J., Wang, R., Telang, F., Caparelli E. C., et al. (2011).
Methylphenidate enhances brain activation and deactivation responses to visual attention and working memory tasks in healthy controls. NeuroImage, 54, 3101–3110.
Tuithof, M, ten Have, M, van Dorsselaer S, de Graaf R. (2010). ADHD, gedragsstoornissen
en antisociale persoonlijkheidsstoornis. Vóórkomen en gevolgen in de algemene bevolking: resultaten van NEMESIS-2. Utrecht: Trimbos-instituut.
Urban, K. R., Li, Y. C., & Gao, W. J. (2013). Treatment with a clinically-relevant dose of
methylphenidate alters NMDA receptor composition and synaptic plasticity in the juvenile rat prefrontal cortex. Neurobiology of Learning and Memory, 101, 65–74.
36 Bijlage Focusgroep vragen
Vragen over attitude:
- Wat voor invloed denk je dat stimulantia hebben op de studie- en werkprestaties van mensen?
o Tot in hoeverre is het vergelijkbaar met koffie?
o Is het oneerlijk voor de rest, om middelen te gebruiken waarvan je beter presteert?
- Moet stimulantia verkopen of gebruiken zonder recept makkelijker of juist moeilijker zijn? Waarom?
Vragen over gebruik:
- Welk middel gebruik(te) je? (voorbeelden: ritalin, concerta, adderall, modafinil, …) o Hoe kom je aan dat middel? (voorbeelden: op recept, vriend, dealer, …) o Gebruik je een middel niet meer?
Waarom niet?
- Om welke redenen gebruik je het middel? (voorbeelden: studie, sociaal, mentaal, …) o Hoe goed presteer je [daarop] zonder psychostimulantia?
In welke mate ervaar je een prestatiedruk vanuit de maatschappij? - Tot in hoeverre heb je een goed beeld van de bijwerkingen?
o Hoe kom je aan je informatie (voorbeelden: bijsluiter, andere gebruikers, …) Hoe goed heb je de bijsluiter gelezen?
o Wat zijn de belangrijkste negatieve bijwerkingen voor jou? o Heb je positieve, onbedoelde bijwerkingen gemerkt? Welke? - Zou je het middel aanraden bij (andere) AD(H)D’ers?
Vragen over professionals (voor mensen met diagnose):
- Wie schrijft jouw recepten uit? (psychiater, huisarts, …) - Hoe goed heeft diegene je ingelicht over psychostimulantia?
o Welke bijwerkingen heeft hij/zij genoemd (als je je dat kan herinneren)? o Denk je dat de wetenschap genoeg onderzoek naar psychostimulantia heeft
gedaan?
- Hoe goed heeft je professional ADD/ADHD uitgelegd?Tot in hoeverre zijn de symptomen aangeleerd versus aangeboren?
37 Vragenlijsten
Korte vragenlijst
• Wat is uw leeftijd? • Wat is uw geslacht?
• Aan welke universiteit/hoge school studeert u? • Welke opleiding volgt u?
• In welk studiejaar van uw huidige studie zit u?
• Gebruikte u in de afgelopen maanden één of meerdere van deze psychostimulantia: methylfenidaat (bijvoorbeeld Ritalin, Concerta, Medikinet), Modafinil, (dex)amfetamine (bijvoorbeeld Amfexa).
o Ja o Nee Bij ‘Ja’
• Welk van deze psychostimulantia gebruikte u in de afgelopen maanden het meest? • Hoevaak gebruikte u [gekozen psychostimulantium]?
---
• Heeft u in het verleden gebruik gemaakt van (andere?) psychostimulantia? o Ja
o Nee Bij ‘Ja’
• Welk psychostimulantium heeft u in het verleden het meest gebruikt? • Hoe vaak gebruikte u [gekozen psychostimulantium]?
• Met welk doel gebruikt(e) u psychostimulantia? (Meerdere antwoorden mogelijk) o Om te studeren
o Om mijn dag te structureren o Om te functioneren o Recreatief o Om af te vallen o Om alerter te zijn o Om wakker te blijven o Anders, namelijk: …
• Op wiens advies gebruikt(e) u psychostimulantia? (Meerdere antwoorden mogelijk) o De huisarts o De psychiater o De psycholoog o Vrienden o Ouders o Internet o Anders, namelijk: …
• Hoe heeft u de psychostimulantia verkregen? (Meerdere antwoorden mogelijk) o Op voorschrift van de huisarts
o Op voorschrift van de psychiater o Van vrienden/kennissen
o Van een familielid o Via internet besteld o Anders, namelijk: …
• Heeft u de afgelopen 12 maanden (andere) drugs gebruikt? (Meerdere antwoorden mogelijk) o MDMA o Cocaïne o XTC o Speed o Amfetamine o LSD o Marihuana o Alcohol o Anders namelijk: …
• Welk van de volgende diagnoses zijn bij u geconstateerd? (Meerdere antwoorden mogelijk) o ADHD