Maak je niet dik: verdunnen. RvI 2015 voor www.herbies.nl
(Doe deze opdracht eerst en daarna de powerpoint!! Als laatste de Freudenthal simulatie. ( bevat een auteursdeel om teksten, getallen en kleuren aan te passen.)
Bij verdunnen voeg je water toe aan een oplossing van een bepaalde stof bijvoorbeeld het verdunnen vaneen suikeroplossing.
Soms kun je zien aan de kleur of proeven (ranja) of de ranja zal smaken.
Vaak gaat het om kleurloze oplossing en onze smaak kan niet eens op gram suiker per liter bepalen hoe zoet iets is.
De uiteindelijk verdunning hangt af van het volume waarmee je begint en het totale eind volume De verhouding geeft de verdunningsfactor f.
Stel je wilt 10 mL siroop verdunnen totdat je in totaal 100 mL hebt ( 90 mL water erbij) Dan is de verhouding eind/begin precies 10. We zeggen dat je dan 10x verdund hebt. In sommige landen noemt men dit: 1 met 9 verdunnen (samen 10)
In de loop der jaren werd dit in Nederland gebruikt als 1 op 9 verdunnen. Het is dan niet meer duidelijk of die 9 water of het totaalvolume was!!
Wij gebruiken daarom altijd verdunnen tot een totaalvolume.
Door de verdunning neemt de concentratie af omdat het volume toeneemt bij dezelfde hoeveelheid suiker.. De verdunningsfactor kan als volgt berekend worden.
) ( ) ( na c voor c f of ) ( ) ( voor v na v f of ) ( ) ( pipet v maatkolf v f of
v
1c
1=v
vc
2 Voorbeeld 1Je doet 25 mL suikeroplossing (4%) in een maatkolf van 250 mL Bereken de concentratie: volgens formule 3 : f= 250 mL/25 mL=10 Na 10x verdunnen zal de concentratie 10x zo klein worden. Dus 0,4 %
Nu lijkt het alsof je aan een van deze formules genoeg hebt, maar helaas is dat niet zo. Soms weet je iets over de volumes en soms wil je verdunnen tot een lagere concentratie.Als je niet zeker bent of je nu moet delen of vermenigvuldigen dan helpen de eenheden je hierbij. De verdunningsfactor heeft geen eenheid dat is alleen een getal. Door de juiste volumes of concentraties in te vullen zie je direct of je ‘goed’ uitkomt.
Voorbeeld 2:
Je voegt aan 25 mL 32 mg/L suikeroplossing zoveel water toe dat er 100 mL oplossing ontstaat.. Bereken de suikerconcentratie.
f = 4 dus de concentratie ook 4x zo laag dus 32 mg/L delen door 4 = 8 mg suiker /L . We verdunnen telkens een suikeroplossing met water.
Vul alle ontbrekende hokjes in: zonder een rekenmachine te gebruiken (% is vol%) en kom met jouw buurman tot overeenstemming.
mL
water +mL suiker opl.
Begin
c(suiker) mL na c(suiker)Eind ( ) ) ( na c voor c f 10 50 ppm 250 mg/l 5 30 % 500 % 100 15% 3% 250 1000 5% 100 25 300 mg /L mg/L 50 50 57 mg/L 500 1000 48 mg/L 250 33% 3.3% 33% 500 3,3% 12 mg/L 1000 0,6 mg/l 25 0,9 mg/L 500 mg/L 100 450 mg/L 0,045 g/L 10 750 mmol/L 250 mmol/l 5 500 0,05 mol/L 40 50 mmol/L 1000 225 300 ppb 250 30 ppb 25% 500 5% 15 25 mmol/l 5x 10 –3 mol/L 90 200 mg/L 20 mg/L 20 mg/L 100 200 mg/L 20 mg/L
Antwoorden: Voorbeeld 1
Je doet 25 mL suikeroplossing (40%) in een maatkolf van 250 mL Bereken de concentratie: volgens formule 3 : f= 250 mL/25 mL=10 Na 10x verdunnen zal de concentratie 10x zo klein worden. Dus 4% Met formule 1 10 40( %) ) ( ) ( na c na c voor c f dus 4% 10 % 40 ) (na c
Als je niet zeker bent of je nu moet delen of vermenigvuldigen dan helpen de eenheden je hierbij (PW1). De verdunningsfactor heeft geen eenheid dat is alleen een getal. Door de juiste volumes of concentraties in te vullen zie je direct of je ‘goed’uitkomt.
Voorbeeld 2:
Je voegt aan 25 mL 32 ppm suikeroplossing zoveel water toe dat er 100 mL oplossing ontstaat.. Bereken de suikerconcentratie.
f= 4 dus de concentratie ook 4x zo laag dus 32 ppm/4 = 8 ppm. Vul alle ontbrekende hokjes in: zonder een rekenmachine te gebruiken
mL water + ML voor concentratie Eind volume Eindconcentratie F Goe d 240 10 50 ppm 250 2 25 495 5 30 % 500 0,3 10 0 400 100 15% 500 3% 5 750 250 20% 1000 5% 4 100 25 300 mg /L 125 60 ppm 5 50 50 114 ppm 100 57 mg/L 2 500 1000 72 1500 48 mg/L 1,5 2250 250 33% 2500 3.3% 10 450 50 33% 500 3,3% 10 950 50 12 ppm 1000 0,6 ppm 20 475 25 0,9 mg/L 500 0,045 ppm 20 900 100 450 ppm 1000 0,045 g/L 10 240 10 750 mmol 250 30 mmol/L 25 495 5 5 mol/L 500 0,05 mol/L 10 0 960 40 50 mmol/L 1000 2 mmol/L 25 225 25 300 ppb 250 30 ppb 10 450 50 25% 500 5% 5 60 15 25 mmol 75 5x 10 –3 mol/L 5 100 11,11 200 mg/L 111,11 20 mg/L 10