WERK IN UITVOERING
Hoe brengt
een
ontwerp-proces
‘ruimtelijke
kwaliteit’ in
Reconstructie-gebied
Limburg?
Inhoudsopgave:
Inleiding
3
1. Landschappelijk raamwerk
6
2. Water als rode draad
12
3. Agribusiness is soorten en maten
18
4. Durf te kiezen, kies voor robuust
24
5. Bruikbaar landschap
28
6. Het oog wil ook wat
36
Slot
45
Bijlage
46
Bronnenlijst
48
Hoe brengt
een ontwerp-proces
‘ruimtelijke
kwaliteit’ in
Reconstructiegebied
Limburg?
WERK IN UITVOERINGWERK
IN
UITVOERING
Colofon
Deze uitgave is deel twee van een serie boekjes van het project Ontwerpen in Reconstructiegebied Limburg -Een zoektocht naar ruimtelijke kwaliteit-.
OPDRACHTGEVER:
Ton Meijvogel, Paul Willemse (Provincie Limburg) Maarten Clercx (DLG-Roermond)
Paul Kersten (Alterra: onderzoeksprogramma 363-Kwaliteit Leefomgeving)
AUTEUR
Annoesjka Wintjes (Alterra, Projectleider)
BEELDMATERIAAL EN ONTWERPEN
Marco van Steekelenburg (Alterra) Rienke Groot (Alterra)
Jhon van Veelen (Taken Landschapsplanning)
BRONNEN BEELDMATERIAAL
- Voorkant: Stichting Rozendorp Lottum (folder)
- Fig. 1.2: Ministerie van VROM, 2001. 5e nota RO. Den Haag
- Fig. 1.4, 4.11, 5.11: Gies, T.J.A., P. Coenen, A. Bleeker, O.F. Schoumans, I.G.A.M. Noij. (2002). Milieuanalyse Reconstructiegebied Gelderland en Utrecht en Utrecht-Oost. Deel 2: Veluwe. Alterra, TNO-MEP rapportnr.: 535.2
- Fig 1.7,1.8: Dienst Landelijk Gebied, 2002. Watermachine en zandlandschap. Ontwerpatelier Reconstructie Zandgebieden, Bulletin nr 2. Utrecht
- Fig. 1.10. 1.11, 1.12, 3.13, 6.5, 6.8 : Dienst Landelijk Gebied, 2002. Ontwerpen aan het agrarische landschap van de toekomst. Ontwerpatelier Reconstructie Zandgebieden. Bulletin nr 3. Utrecht
- Fig. 1.16, 1.17: Dienst Landelijk Gebied, 2002. Gezocht nieuwe verweving. Ontwerpatelier Reconstructie Zandgebieden. Bulletin nr 4. Utrecht
- Fig. 2.11, 2.12, 6.1, 6.9, 6.10. 6.11: Internet
- Fig. 3.1, 3.2: Frijters, E., 2002. Farmtycoon. Afstudeerwerk, TU-Eindho - Fig. 3.4: Innovatienetwerk, Jan de Wildt
- Fig. 3.3: Gebroeders Das
- Fig. 3.5: Smeets , P.J.A.M., 2002. Powerpointpresentatie agroproductieparken, Wageningen Alterra
- Fig. 3.6, 3.9, 3.10, 3.15, 3.16, 3.17, 3.18, 3.19: Eck, W. van, R. Groot, K. Hulsteijn, P.J.A.M. Smeets, M.G.N. van Steekelenburg, 2002. Voorbeelden van Agribusinessparken. Wageningen, Alterra
- Fig. 4.1: van Rooi en Kalkhoven, 2002. Ruimtelijke samenhang van habitat in het rivierengebied, basisinformatie voor vuistregels voor planvorming. Wageningen, Alterra
- Fig. 4.2 Regiodialoog Limburg, flijers, Wageningen Alterra
- Fig. 5.22, 5.24: Groot, R. et al, 2002. Haalbaarheidsstudie ‘over de bewoonde brug’. Wageningen Alterra - Fig. 6.6: Herzog & de Meuron, Architecture and Urbanism, February 2002. Special Issue (gemanipuleerd) - Overig: Alterra en Taken Landschapsplanning Roermond
CONTACTPERSOON Annoesjka Wintjes, tel 0317-474228 Alterra, Postbus 47, 6700 AA Wageningen Reacties kunt u mailen naar
a.l.w.wintjes@alterra.wag-ur.nl
REFERENTIE:
Groot, R., M.G.N. van Steekelenburg, J. van Veelen & A. Wintjes, 2002. WERK IN UITVOERING.
Werk in uitvoering, de titel zegt het al. Voor u ligt een boek wat in een hoog tempo in elkaar is gezet, om u deelgenoot te maken van ons werk. Het boek is een tussenproduct. Dit betekent dat teksten en ideeën nog veranderen, mis-schien wel door een suggestie van u! Een definitief product verwachten we in februari 2003.
Ontwerpverhalen in de etalage van
reconstructieplan Limburg
De Provincie Limburg heeft een hoge ambitie voor het Reconstructieplan. Door inzet van ontwerpend onderzoek wil zij een etalage maken voor het plan gevuld met zes inspirerende ontwerpverhalen. Ontwerpverhalen die gaan over een uitdagend landschap. Ze moeten de parels van het Reconstructieplan gaan vormen en de aanjager zijn voor nieuwe projecten in het reconstructie-gebied.
INLEIDING
WERK IN UITVOERING
FIGUUR 0.1
Werken aan ruimtelijke kwaliteit is werken aan ontwerpverhalen.
Kaders
De Architectuurnota en het Rijkstoetsingskader reconstructie zijn harde kaders voor het ontwerpen in Reconstructiegebied Limburg, zie bijlage 1. Daarom is voor het tot stand brengen van die ontwerpverhalen gekozen voor een ontwerpende benadering die procesmatig van karakter is. Omgaan met actoren en het werkelijk tot stand brengen van architectonische kwaliteit staat centraal. Daarnaast natuurlijk ook innovatieve inrichtingsvoorstellen.
Ontwerpverhalen zijn
doorzichten naar de toekomst
De ontwerpverhalen in dit boek laten zien op welke wijze aan de kwaliteit van het landschap te werken is. (fig. 0.1) De verhalen staan in onderling ver-band. Het eerste verhaal, het ‘landschappelijk raamwerk’, is het overkoep-elende verhaal. Het vormt de basis voor de andere verhalen.
Door beelden en verhalen geven we doorzichten naar de toekomst. Iedereen kan daarbij zijn eigen toekomst invullen. De ontwerpen inspireren en stellen geen kaders. Het is dus geen gebiedsdekkend plan. We zien dat de Reconstructiewet kansen biedt en die willen we graag benutten. Ook al mocht er voor de verbete-ring van de ruimtelijke kwaliteit met behulp van de ontwerpverhalen niet vol-doende financiering zijn binnen deze wet, denk dan eens aan andere kanalen. De goede ideeën tellen toch? De ontwerpverhalen illustreren we met meerdere mogelijke projecten die tot de verbeelding spreken.
Gevolgde ontwerpwerkwijze tot nu toe
Het Reconstructieproces was al in volle gang, toen de ontwerpende inbreng een rol kreeg. In zes districten werkte men al twee jaar lang aan het Reconstructieplan. (fig. 0.2) De ontwerpers zijn dus in een latere fase van het planproces ingestapt. De opzet van het ontwerpproces is wisselend van zelfontwerp tot gemeenschappelijk werken met stakeholders in ateliers.
De ontwerpers zijn gestart met een verkenning van het begrip ruimtelijke kwaliteit en de beleidskaders. Vervolgens startten ze een gebiedsverken-ning, het bestudeerden ze materiaal reeds door districten geproduceerd: de bouwstenen, en hielden ze interviews met projectleiders in de districten. Dit leverde 90 ontwerpvragen op. (fig. 0.3)
FIGUUR 0.2
Organisatorische districten Reconstructiegebied Limburg
FIGUUR 0.3
Van ontwerpvragen uit de streek naar ontwerpverhalen
Op basis daarvan zijn 21 projectideeën verzameld variërend in schaalnivo van micro tot regionaal en variërend in thema. Uitgangspunt was telkens projecten te benoemen die bijdragen aan de kwaliteit van de leefomge-ving. Dit materiaal is tentoongesteld op Atelier 1 op 4 juli 2002 te Vlodrop, een bijeenkomst in het Reconstructieproces met deelnemers uit de dis-tricten van het reconstructiegebied. Daar werd door de deelnemers benadrukt dat vooral de uitvoering van ideeën belangrijk is, en daar zijn suggesties voor gegeven, zoals: heb lef om keuzes te maken, duidelijk com-municeren over begrippen in de reconstructie en geen generiek instrumen-tarium maar lokaal maatwerk en experimenteren.
Vervolgens is door de ontwerpers geschetst aan een overallschets, op basis waarvan een aantal nieuwe projecten is bedacht. Tenslotte is het mate-riaal gerubriceerd door de opdrachtgever en ontwerpers tot zes ontwerp-verhalen met een inhoudelijke, beeldende en organisatie component. In de volgende hoofdstukken kunt u kennis nemen van deze ontwerpverhalen.
WERK IN UITVOERING
1.
OVERALLSCHETS: LANDSCHAPPELIJK RAAMWERK
2.
WATER ALS RODE DRAAD
3.
AGRIBUSINESS IS SOORTEN EN MATEN
4.
DURF TE KIEZEN, KIES VOOR ROBUUST
5.
BRUIKBAAR LANDSCHAP
6.
1.
OVERALLSCHETS:
LANDSCHAPPELIJK
RAAMWERK
De opgave
Op Limburg komen nieuwe ontwikkelingen af. Zowel van
binnenuit, bijv. de dynamiek binnen de landbouwsector
ter plaatse, als van buitenaf. Vooral voor dat laatste is
het van belang te onderkennen dat Limburg in een
groter verband staat. (fig. 1.1) Zo blijkt bijvoorbeeld dat
het gebied sterk verstedelijkt is in vergelijking
tot Noord-Nederland. (fig. 1.2)
De vraag: ’Hoe hou je open gebieden open?’
is even relevant als ‘Waar kan nieuwe verstedelijking
plaatsvinden?’. (fig. 1.3, 1.4)
De ontwerpopgave is:
hoe zijn nieuwe ontwikkelingen op te vangen, zodat de
samenhang in het landschap verbeterd enof stand blijft
houden? De reconstructiewet kan hieraan bijdragen.
Bijdragen aan
landschappelijke kwaliteit
Esthetisch:
Het nieuwe parklandschap biedt een mooiere
en herkenbare omgeving.
Economisch:
Limburg krijgt aantrekkingskracht op nieuwe bedrijven
en inwoners. De agrosector krijgt een positieve uitstraing
door verantwoord ondernemerschap.
FIGUUR 1.1
WERK IN UITVOERING
OVERALLSCHETS: LANDSCHAPPELIJK RAAMWERK
FIGUUR
1.3a
Meterik rond 1850
FIGUUR 1.3B
Meterik anno nu
FIGUUR 1.4a
Locatie agrarische
bedrijven
FIGUUR 1.4b
Stankcirkels rondom
bedrijven (paars)
FIGUUR 1.4d
250 m zones rondom
natuurgebieden
FIGUUR
1.4e
a t/m c opgeteld:
bedrijven op slot?
FIGUUR 1.2
Limburg is dicht bevolkt
Oplossing 1:
Limburg bouwt aan parklandschap
Het landschapspark is een landschappelijke raamwerk dat
sterk genoeg is om nieuwe ontwikkelingen op te vangen.
Vanuit de lagen benadering (fig. 1.5) bestaat het
land-schappelijk raamwerk uit het samenspel van:
a.
De landschappelijke onderlegger (Regionaal nivo)
hiermee bedoelen we het abiotische en biotische patroon van de aardbodem, zoals de bodem, het water en de ecosystemen. (fig.1.6) Deze kennis moet richtinggevend zijn voor de zoneringskaart van de Reconstructiewet, het aanwijzen van intensieve en extensieve zones. Het gaat dan in het geval van water om de juiste prioriteiten te leggen per stoomgebied (fig. 1.7) en binnen een stroomgebied (fig. 1.8). Zie verhaal 2
FIGUUR 1.5
Drie lagen in het landschap
FIGUUR 1.6
Landschapstypen in Limburg:
OVERALLSCHETS: LANDSCHAPPELIJK RAAMWERK
OPLOSSING 1a.
De Peelhorst:
1. hoogplateau, landduinen, 2. brede sloten, vennen, hei
3. weidebouw en intenzieve veeteelt 4. langgevelboerderij
Oostbrabants zandgebied:
1. terrasafzettingsvlakte,
2. riviertjes, brede sloten, schraal land, heide met vennen
Bergen/De Hamert:
1. terrasafzettingsvlakte met glooingen,
2. brede sloten, ontgrondingen
Maasdal:
1. dalvlakte terras met landduinen, terrasglooiing,
2. heggen,
3. tuinbouw, akkerbouw, intensieve veehouderij
Peelvenen:
1. dekzandvlakte, 1. = landschapstype 2. = landschapselementenOrganisatie
Oplossing 1
Drie nieuwe organisaties zijn denkbaar die een nieuw
parklandschap voor Limburg als speerpunt hebben:
1. Een nieuw op te richten onafhankelijk
Programmabureau dat processen ondersteunt die
leiden tot projecten die het landschappelijk
raamwerk vormgeven
2. Een nieuw op te richten welstandsorganisatie die
grootschalige nieuwe projecten toetst aan
spel-regels en randvoorwaarden en die tevens
stimuleert en inspireert
3. Instellen van een groenfonds, elk nieuw project
stort daar geld in.
WERK IN UITVOERING
OVERALLSCHETS: LANDSCHAPPELIJK RAAMWERK
OPLOSSING 1a.
FIGUUR
1.7
Voorbeeld stroomgebieden in Brabant
FIGUUR
1.8
Oplossing 1:
b.
Herkenbare functionele zones (netwerken) (Regionaal nivo) momenteel zijn al herkenbare functionele zones te onderscheiden in het Limburgse landschap. (fig 1.9) De Groene Maaszone, een
Verstedelijkte zone ter hoogte van de A67, twee intensieve Agrarische zones ten noorden en zuiden van de A67, een cultuurhistorisch gebied in het zuiden van de zandgronden (Ons WCL) en een groene zone aan de westkant van het reconstructiegebied ter hoogte van de Peel. Voor de intensieve veehouderij betekent dit dat zeer geconcen-treerde complexen beter in de zone van de A 67 passen dan in het WCL gebied. In de agrarische zones buiten de A 67 past bv een nieuwe hofboerderij. (fig. 1.10, 1.11, 1.12) Zie verhaal 3
OVERALLSCHETS: LANDSCHAPPELIJK RAAMWERK
OPLOSSING 1b.
FIGUUR 1.10
Hofboerderij
FIGUUR 1.11
Lang leve de stal
FIGUUR 1.12
Zie de varkens wroeten
Verstedelijkte
zone
De Groene Maaszone
Intensieve agrarische zone
Groene zone west
FIGUUR 1.9
WERK IN UITVOERING
OVERALLSCHETS: LANDSCHAPPELIJK RAAMWERK
OPLOSSING 1c.
Oplossing 1:
c.
Een nieuw parkstelsel (Regionaal nivo)
het parkstelsel richt zich op de open ruimten die nog over zijn. Het gaat over randvoorwaarden, spelregels en stimulansen voor nieuwe projecten en bestaande agrarische bedrijven die ervoor zorgen dat op den duur een herkenbaar Limburgs parklandschap ontstaat. (fig. 1.13, 1.14, 1.15) Hierbij wordt rekening gehouden met de bovenstaande twee punten. Het parksysteem heeft dus op verschillende plekken in het gebied een andere verschijningsvorm of vereist een andere aanpak. Een voorbeeld is om de ruimte voor ruimte regeling te benutten om nieuwe goederen en buitenplaatsen op slimme plekken te situeren die het land-schap verrijken: een regionale impuls (fig. 1.16). Ook erfbeplantingen op kavelnivo zorgen voor een groene impuls in het gebied.(fig. 1.17) Zie verhaal 4, 5 en 6.
FIGUUR 1.13
Open gebieden beschermen (geel)
FIGUUR 1.14
Groene kamers maken
FIGUUR 1.15
Stallen in het bos of onder de grond
FIGUUR 1.16
Woonmilieus verrijken landschap
FIGUUR 1.17
2.
WATER ALS RODE DRAAD
De opgave
Het water in Limburg moet schoner en beheersbaar worden.
Momenteel is er onvoldoende schoon water en heeft
Limburg regelmatig te maken met overstromingen, zowel in
de beekdalen als langs de Maas. (fig. 2.1, 2.2)
Daarnaast zijn beken vaak onherkenbaar
aanwezig in het landschap. (fig. 2.3)
Meer denken vanuit een watersysteembenadering
biedt betere kansen voor bestaande en nieuwe functies,
maar hoe doe je dat?
Bijdragen aan
landschappelijke kwaliteit
Esthetisch:
Beide ingrepen versterken het beeld van het water
en zijn natuurlijke krachten voor de gehele regio.
Water is zichtbaar en structuurdrager.
Economisch:
Potenties voor nieuwe watergebonden economische
dragers zoals, waterwoningen, waterboeren.
De recreatieve mogelijkheden nemen sterk toe.
Waterschade als gevolg van hoogwater neemt af.
Ecologisch:
Langs de Maas kan 100 km2 op een ecologische
verant-woorde wijze worden aangelegd en het water en de beken
krijgen hun natuurlijke dynamiek terug.
Dit kan de realisatie van de EHS fantastisch ondersteunen.
FIGUUR 2.1
Overstroming
FIGUUR 2.3
Onherkenbare beek achter kassen
FIGUUR 2.2
WERK IN UITVOERING
WATER ALS RODE DRAAD
OPLOSSING 1a.
Oplossing 1:
Limburg kiest voor Beken Natuurlijk
!
FIGUUR
2.4
Tungelroyse
beek in
schema
FIGUUR
2.5
Beken: Landschapelijk raamwerk
FIGUUR
2.6
Tungelroyse beek
Organisatie
Oplossing 1
Het waterschap nieuwe stijl: ‘Limburg
Waterland’ is een samenwerkingsverband
tussen waterbeheerders, boeren,
natuur-organisaties en gemeenten. Zij spoort
kansen op en brengt actoren tot elkaar om
innovatieve waterplannen te realiseren.
Ook heeft zij overzicht van alle initiatieven
en stemt initiatieven op elkaar af.
Op lopende beekherstelprojecten en
stroomgebiedvisies is aan te haken.
a.
Watersysteembenadering (Districtsnivo)
Bij een watersysteembenadering denk je vanuit stroomgebieden. Voor de kwaliteit van water speel je met nieuwe en bestaande functies in op infiltratie en kwelzones. Voor het bergen van water speel je in op mogelijkheden voor het vasthouden (boven-strooms), vertragen (midden(boven-strooms), bergen en afvoeren (benedenstrooms) van water in bv een beek. (fig. 2.4) In het Limburgse lenen de beken zich hiervoor. Beken vervullen een raamwerk in het land-schap. (fig. 2.5)
Aan waterberging langs de Tungelroyse beek zijn nieuwe functies te koppelen. (fig. 2.6)
Twee modellen zijn denkbaar:
Bovenstrooms
Middenstrooms
Beneden
strooms
WATER ALS RODE DRAAD
OPLOSSING 1b.
Oplossing 1:
b.
Optimaal gebruik Tingelroyse beek (Districtsnivo)
Een combinaties van schoon water, natuur, wonen, en natuur-gerichte landbouw. De beek zelf en zijn directe omgeving biedt veel diversiteit aan nieuwe ontwikkelingen. Bovenstrooms zijn schone functies een vereiste, op kruisingen met infrastructuur zijn mogelijkheden van verstedelijking. Zelfs vieze functies zijn denkbaar, mits geïsoleerd (fig. 2.7, 2.8, 2.9).
Een voorbeeld van een beeklandgoed is verbeeld. (fig. 2.10, 2.11, 2.12)
FIGUUR 2.8
Wonen aan het water
FIGUUR
Functiecombinaties langs Tingelroyse beek
2.9
FIGUUR 2.7
WERK IN UITVOERING
WATER ALS RODE DRAAD
OPLOSSING 1b.
FIGUUR 2.11
Vogelvlucht
FIGUUR
2.12
Aanzicht nieuwbouw
FIGUUR 2.10
Beeklandgoed: Locatie
WATER ALS RODE DRAAD
OPLOSSING 1c.
FIGUUR 2.15
Struinnatuur
langs de Tingelroyse
beek
FIGUUR 2.14
Waterberging langs de beek
Oplossing 1:
c.
Struinnatuur Tingelroyse beek
(Districtsnivo)
Gooi de beek dicht, hij is tenslotte ooit eens gegraven. Alles vernat-ten en de boel de boel lavernat-ten. Deze ruige, natte zones worden plaat-sen waar mens en natuur ongestoord en zonder regels van mogen genieten. (fig. 2.13, 2.14, 2.15)
FIGUUR 2.13
WERK IN UITVOERING
WATER ALS RODE DRAAD
OPLOSSING 2a.
Oplossing 2:
Limburg geeft de Maas de ruimte
a.
De Maas (Regionaal nivo)
De rivier krijgt de ruimte om zijn natuurlijke kracht en schoonheid te tonen. Langs de Maas heeft waterberging prioriteit, andere functies schikken zich daarnaar. (fig. 2.16) Door het lopende project
(Maaswerken) en de beleidslijn Ruimte voor Rivieren te combineren met vakensvrije zones uit de Reconstructiewet, ontstaat een mogelijkheid om het gehele gebied langs de Maas integraal en voortvarend aan te pakken. Fysiek worden de nodige ingrepen gedaan zoals het opkopen of verplaatsen van bedrijven en woningen wat het nodige kost. Zand en grindwinplaatsen geven de nodige opbrengst. Het een kan het ander
ondersteunen.
FIGUUR 2.16
Gezicht over het Maasdal
Organisatie{
Oplossing 2
Langs de Maas is de organisatie vervat in het
Zandmaasproject geregisseerd door de Provincie
Limburg. Diverse actoren zijn daarbij betrokken, zoals
ontgronders en natuurorganisaties.
3.
Agribusiness in
soorten en maten
De opgave
Tot nu is de agrarische sector inefficiënt met de ruimte
omgesprongen in het landelijke gebied. De ruimte wordt
echter steeds schaarser omdat vele ander functies, zoals
wonen, natuur, water en infrastructuur daar ook
aanspraak op maken. Om het anders te gaan doen is een
omslag in denken nodig. De reconstructiewet speelt
hierop in door concentratie zones aan te wijzen voor de
intensieve veehouderij. Hoe ziet zo’n zone er
landschappelijk verantwoord uit?
Bijdragen aan
landschappelijke kwaliteit
Esthetisch:
Agroparken en concentratieplekken voor de intensieve
veehouderij zijn nieuwe fenomenen in het landschap.
Meer contrast ontstaat door meer verdichting op de ene
plek en meer ruimte op de andere plek.
Economisch:
Agroparken en concentratieplekken vergen een grote
investeringsimpuls. Ze trekken ondersteunende
bedrijvigheid aan (high-tech),
wat een goede inpuls is voor de regio.
Ecologisch:
Door het beschikbaar komen van meer groene ruimte
Oplossing 1:
Limburg stelt Ruimtepomp in werking
a.
Voedselproductie geconcentreerd (Microniv0)
Alle voedselproductie van Noord- en Midden Limburg geconcen-treerd ten noord westen van Venlo.(fig. 3.1) Dit idee berust op de stelling dat concentratie de enige overlevingstrategie is voor de varkenssector. Dit betekent een gigantische verandering t.o.v. de huidige productiestromen. Gecombineerd met andere grond onge-bonden landbouw sectoren, zoals tuinbouw en visteelt op een kleinere oppervlakte en slimme logistieke systemen geeft dit mogelijkheden voor een duurzaam keten beheer. (fig. 3.2, 3.3) Het grote voordeel hiervan is dat veel ruimte ontstaat in de rest van Limburg voor andere functies als wonen, natuur en recreatie. We kunnen denken aan een voedselproductiepark voor 2,5 miljoen con-sumenten, het uitbouwen van de huidige Veiling ZON en tevens een stevige relatie met onderwijs en onderzoek. (fig. 3.4) De inrichting van zo’n park bestaat uit groenstructuren, recreatieroutes en recreatieve voorzieningen (restaurant, schop’s e.d.). (fig. 3.5) De uitstraling is openheid en transparantie. Dit park is onderdeel van een nationaal parkstelsel: deltafood. (fig. 3.6)
FIGUUR
3.1
WERK IN UITVOERING
AGRIBUSINESS IS SOORTEN EN MATEN
OPLOSSING 1a.
FIGUUR
3.5
Containers op rails onder de grond
FIGUUR
3.3
Combinatie van gebouwen
FIGUUR
3.2
Combinatie van functies
FIGUUR
3.6
Verbeelding Agropark
FIGUUR
3.4
AGRIBUSINESS IS SOORTEN EN MATEN
OPLOSSING 1b.
FIGUUR 3.7
Kassen, varkens, water en groen
Oplossing 1:
b.
Sectorale clusters (Micronivo)
Ook hier speelt concentratie een rol, alleen betreft het één of twee landbouw sectoren. De inrichting van een concentratiecluster biedt ruimte aan een goede ontsluiting over weg en water, een groen-blauwe dooradering, warmte-kracht koppeling, aardwarmte, duurzame energie en gebiedseigen water. Verder is er aandacht voor architectuur van de gebouwen en de landschappelijke inpas-sing in de omgeving. Verschillende typen zijn mogelijk:
1. Kassen en varkens in een landschappelijke setting (fig. 3.7, 3.8)
2. Varkensbedrijven in een landgoed-woon-setting, een nieuwe formule! (fig. 3.9, 3.10)
3. Geclusterde bedrijvigheid in het open land, als enclaves: Varkens doolhof, meer van het zelfde
(fig. 3.11, 3.12, 3.13)
4. Forse bijzondere bebouwing (fig. 3.14)
FIGUUR 3.8
Aanzicht bebouwing
Organisatie
OPLOSSING 1
Een werkgroep is nodig om dit soort initiatieven van de
grond te tillen. Een projectontwikkelaar kan het initiatief
nemen, daarbij is een regisseur nodig die het integrale
gedachtegoed van de ruimtepomp bewaakt. De
werk-groep bestaat uit makelaars,
ontwikkelingsmaatschap-pij, kennis en onderwijsinstellingen (Alterra, Wur, Tu
Eindhoven ed.) ZLTO, LLTB, vooruitstrevende agrariërs
gemeente, provincie, Rijk, Rabobank, VVV,
Waterschappen. Verder is de experimenteerstatus van
groot belang. Bestaande wet en regelgeving voldoet
niet, werkt belemmerend. Andere kaders zijn nodig!
FIGUUR 3.10
Landgoed: onderdeel van
groenstructuur
FIGUUR 3.9
Varkens in
landgoed-woon setting
WERK IN UITVOERING
AGRIBUSINESS IS SOORTEN EN MATEN
OPLOSSING 1b.
FIGUUR 3.11
Enclaves in het landschap
FIGUUR 3.12
Doolhof
FIGUUR 3.14
Forse bebouwing
FIGUUR
3.13
AGRIBUSINESS IS SOORTEN EN MATEN
OPLOSSING 2a.
FIGUUR 3.15a
Inbreiding bedrijventerrein
FIGUUR
3.15b
FIGUUR
3.15c
Oplossing 2
Limburg gaat voor logistieke efficiëntie
a.
Opnemen in bestaande bedrijfsterreinen (Micronivo)
Agrosectoren zijn te integreren met andere productiesectoren in bestaande bedrijfsterreinen door verticale stapeling (gebouwen op elkaar) en horizontale stapeling (ketenbeheersing). Mogelijke kop-pelingen en combinaties voor bijvoorbeeld de freshfoodsector zijn: producenten, snijderijen, assemblage, veiling, distributiecentrum, koelvrieshuis, biochemie, verpakking, kenniscentrum, afvalver-werking. (fig. 3.15)
FIGUUR 3.17
Modellen van virtuele organisaties
WERK IN UITVOERING
FIGUUR 3.18
Virtuele netwerken
Oplossing 2
b.
Virtueel netwerk (Districtsnivo)
Individuele bedrijven proberen hun kansen te vergroten door zich binnen een virtueel netwerk te organiseren met andere gelijksoortige bedrijven. Door koppeling van activiteiten, zoals van meerdere kleine bedrijven kunnen schaalvoordelen bereikt worden. In feite ontstaat zo een virtueel collectief voor bv. vervoer via vrachtwagens of verkoop van regioproducten onder merknamen als Peelproducten. (fig. 3.16, 3.17, 3.18, 3.19) Regionale collec-tieven kunnen aanhaken bij grotere nationale netwerken, bv door verzamelpunten te bedienen waar producten verwerkt, verpakt en gedistribueerd worden.
Organisatie
Oplossing 2
Het realiseren van een multisectoraal bedrijventerrein en
een virtueel netwerk laat zich niet zomaar van bovenaf
opleggen. Alles is afhankelijk van ondernemers die samen
iets willen dat kwaliteit heeft, vestigen en/of geïntegreerde
ketens ontwikkelen. Daarnaast is er een relatie met
bestaande locaties en geen ‘lege’ locaties. Het proces staat
centraal. Dit vereist een regisseur (bv een geldschieter of
invloedrijke fanatieke ondernemer) die dergelijke projecten
adopteert en faciliteert door oa. duidelijke spelregels aan
te geven.
FIGUUR 3.16
Regionale collectieven
FIGUUR
3.19
Regionale
collectieven in
de wereld
4.
DURF TE KIEZEN,
KIES VOOR ROBUUST
De opgave
De vraag naar natuur- en recreatiegebied neemt steeds
meer toe door bewoners van het stedelijke gebied. Ook
bestaat de behoefte om kwetsbare gebieden te
bescher-men. De reconstructiewet geeft hier een antwoord op door
extensieve zones aan te wijzen rondom kwetsbare
gebie-den. Een extensieve zone houdt in dat boerenbedrijven
geen uitbreidingsmogelijkheden krijgen, de bedrijven
gaan op slot. Wat hebben extensieve zones
landschap-pelijk te bieden en wat betekent dit voor de
boeren-bedrijven in dergelijke gebieden?
Bijdragen aan
landschappelijke kwaliteit
Esthetisch:
Het landschap wordt mooier.
Economisch:
Er is ruimte voor nieuwe economische dragers.
Toerisme kan nu werkelijk op de kaart komen.
Recreatie en toerisme hebben natuur en agrariërs
namelijk nodig. Extensieve zonering betekent voor
velen verantwoord ondernemerschap.
Ecologisch:
Extensieve zones kunnen impuls zijn voor
ecologische ontwikkeling.
Oplossing 1:
Limburg kiest voor rust en natuur
in de Maaszone
a.
Verbinding met Duitsland:
groter leefgebied voor dieren (Regionaal nivo)
Diersoorten kunnen op verschillende manieren levensvatbare popu-laties vormen in het landschap. In Nederland zijn leefgebieden voor levensvatbare populaties vaak te klein. Leven in habitatnetwerken is een alternatief. Wanneer een sleutelgebied in een landschap aan-wezig is, is het totale benodigde oppervlak aan leefgebied voor levensvatbare populaties veel kleiner dan wanneer er alleen kleine leefgebieden zijn. (fig. 4.1) Door een verbinding met Duitsland aan te gaan wordt het leefgebied voor dieren fiks groter. (fig. 4.2, 4.3)
FIGUUR
4.2
Grensoverschrijdende
plannen
FIGUUR 4.3
Meerdere oost-west
verbindingen
FIGUUR
4.1
Formaat leefgebied voor
dieren
WERK IN UITVOERING
DURF TE KIEZEN, KIES VOOR ROBUUST
OPLOSSING 1b.
Oplossing 1:
b.
Maaszone wordt varkensvrij:
nieuwe ruimte voor recreatie (Regionaal nivo)
20 recreatiebedrijven in Maasduinen zijn te krap behuisd. Ze liggen in gebieden met een hoge natuurwaarden, waardoor uitbreiding ter plaatse niet mogelijk is. Doordat in aangrenzende gebieden land-bouwbedrijven stoppen, verplaatst worden naar concentratiegebieden of inspelen op recreatie ontstaat nieuwe ruimte voor recreatiebedrijven. (fig. 4.4, 4.5) Ter plaatse van het Wellsche Meer is bijvoorbeeld ca 80 ha verblijfsrecreatie aan te leggen. Door dit tegen de bosrand aan te situeren met aan beide zijden groen buffers wordt de openheid in dit gebied niet aangetast. (fig. 4.6) De natuurwaarde op deze en de vrijkomende plek wordt vergroot. Ook ten westen van Horst, tussen Loohorst en Toverland bevind zich een uitgestrekt gebied om recreatie in een natuurlijke setting te ontwikkelen. (fig. 4.7, 4.8) Nieuwe recre-atiebestemmingen in het landelijke gebied vragen wel regulering. (fig. 4.9, 4.10)
FIGUUR 4.4
Stallen weg
FIGUUR 4.5
Ruimte voor
recreatie
FIGUUR
4.9
Lawaai
gewenst?
FIGUUR 4.10
of inzetten op
fietsverhuur?
Organisatie
Oplossing 1
In de Maaszone wordt door diverse organisaties al aan
plannen gewerkt, zoals Infrastructuurplannen, Robuuste
verbindingen, Belvedère gebieden, Bewoonde brug,
samenwerkingsverbanden met Duitsland (Interreg),
Nationaal park Maasduinen, Zandmaasproject. De kunst is
plannen met plannen te maken. Wie gaat er voor de gehele
Maaszone? Een nieuwe werkgroep bijvoorbeeld: Recron,
campinghouders, agrariërs VVV, natuurorganisaties, Duitse
partners. Provincie of DLG kan aanjager zijn.
FIGUUR{4.7
Recreatie in een natuurlijke setting
FIGUUR 4.8
Toverland
FIGUUR 4.6
“Uitplaatsing recreatie
bedrijven”
AGRIBUSINESS IS SOORTEN EN MATEN
OPLOSSING 2a.
Oplossing 2:
Limburg durft extensieve zones en routes in
te zetten
a.
Bedrijven verplaatsen of natuurgericht boeren
(Micronivo)
Rondom de provinciaal begrensde EHS en andere voor verzuring gevoelige objecten zijn bufferzones van 250 en 500m getrokken. Binnen deze zones gaan bedrijven op slot. Alleen in de resterende ‘witte’ gebieden kan als gevolg van het verzuringsbeleid nog nieuwvestiging of uitbreiding van veehouderij plaatsvinden. Veel bedrijven komen in de problemen. (fig. 4.11) Oplossing? Durf te kiezen, welke gebiedjes hebben echt nut, en welk niet. Eenmaal gekozen, dan ook met de gevolgen omgaan: bijvoorbeeld bedrijven stimuleren zich te verplaatsen door te wijzen op een alternatief of bedrijven begeleiden naar een omschakeling bv natuurgerichte landbouw. (fig. 4.12, 4.13)
Uiteindelijk is de financiële armslag van de streek zeer bepalend
FIGUUR 4.11
Uitbreiding mogelijk in witte
gebieden
FIGUUR 4.13
Zoneringsmodel: natuur naast boeren
FIGUUR 4.12
Verwevings model: boeren met natuur
hoeveel oppervlakte als exten-sieve zone is aan te wijzen. Toch zou je het aanwijzen van een extensieve zone ook als een lange termijn doel kunnen zien. Geduldig zijn en op het juiste moment actie ondernemen (bv over 15jr) is ook een strategie. Boeren stoppen ook uit zichzelf als ze bv geen opvolger hebben.
WERK IN UITVOERING
AGRIBUSINESS IS SOORTEN EN MATEN
OPLOSSING 2b
Oplossing 2:
b.
Benut extensieve zones als recreatienetwerk (Districtsnivo)
In de omgeving van Ysselsteijn liggen bijvoorbeeld een aantal kleine natuurgebieden. Het zijn Peelrestanten met hoge ecologische waarden, o.a. Paardekop, de Heidesche Peelen en Rouwkuilen (een natuur-beschermingswet gebied). Door een recreatieroute hieraan te koppelen komen ze duidelijker op de kaart en worden ze voor meer mensen beleefbaar. (fig. 4.14, 4.15) De extensieve zones rondom de peel-restanten zijn in te richten als helofytenfilters. (fig. 4.16)
Organisatie
oplossing{2
Bovenstaande oplossingen
zijn mogelijk als de juiste
organisatie per district
erachter staat bv. een
‘Denktank extensieve zone’
met vooruitstrevende
personen uit Gemeenten,
agrariërs ZLTO, Provincie,
Rijk en Natuur en
Milieuorganisaties
FIGUUR 4.16
Helofytenfilter rondom peelrestant
FIGUUR 4.14
Route langs natuurgebiedjes
FIGUUR 4.15
5.
BRUIKBAAR LANDSCHAP
De opgave
Delen van het landelijk gebied zijn zo sterk in gebruik door
de agrarische sector, zoals stallen, stank en
verkeers-overlast dat het soms niet leefbaar meer is voor anderen.
Daarbij zijn gebieden onvoldoende toegankelijk voor
burgers en recreanten. Rondom Venlo bijvoorbeeld kunnen
inwoners steeds moeilijker het landelijk gebied bereiken
vanwege een aaneenschakeling van bedrijfsterreinen en
infrastructuur rondom de stad. (fig. 5.1)
Steeds meer mensen willen juist genieten van het landelijke
gebied. Bij het oplossen van problemen binnen de
agrarische sector spelen bewonersbelangen een grote rol.
De leefbaarheid is een belangrijk punt van zorg voor alle
bewoners. Reconstructie biedt mogelijkheden om de
vitaliteit van het landelijk gebied te verbeteren.
Bijdragen aan
landschappelijke kwaliteit
Esthetisch:
Het landschap wordt mooier en meer mensen kunnen
ervan genieten. Meer wonen betekent landschappelijke
verdichting met groen en bebouwing.
Nieuwe architectuur over snelwegen heen biedt opties
voor nieuwe bakens in het landschap.
Economisch:
Meer mogelijkheden voor nieuwe economische dragers
ontstaan in het landschap. Toegankelijkheid van het
agrarisch gebied verbeteren is goed voor het imago van
Limburg en geeft meer recreatiemogelijkheden. De
leef-FIGUUR 5.1
Bebouwing rondom Venlo
economische basis. Nieuwe bakens in het landschap vergen de
nodige investeringen, maar door slimme combinaties van
geld-stromen en het verbeteren van het imago van de streek verdient
het zich dubbel en dwars terug.
Ecologisch:
Agrarisch natuurbeheer draagt bij aan de natuurwaarde in het
landschap. Nieuwe buitenplaatsen en landgoederen kunnen
bijdragen aan natuurontwikkeling en recreatie. Nieuwe
infra-structuur betekent automatisch ook nieuwe infrainfra-structuur
voor flora en fauna, ecoducten, plateaus, tunnels e.d.
WERK IN UITVOERING
BRUIKBAAR LANDSCHAP
OPLOSSING 1a.
Oplossing 1:
Leefbaar wonen in het Limburgse buitengebied
a.
Dorpsontwikkelingsplan Evertsoord (Regionaal nivo)
Wanneer we het over het verbeteren van de leefbaarheid spreken is een brede benadering nodig. Alleen het saneren van de intensieve vee-houderij en het halen van milieudoelen is niet voldoende. Eerst is een totaal plan nodig voor een dorp zoals het leefbaarheidonderzoek van BRO en DLV voor Evertsoord. (fig. 5.2) Dan kan de Reconstructie aan-haken op onderdelen. De volgende onderwerpen spelen een rol in Evertsoord, waar de Reconstructie op kan aanhaken:
Beperkingen in de agrarische bedrijfsvoering:
Steeds meer agrarische ondernemers zullen door schaalvergroting moeten stoppen met hun onderneming. Het kunnen uitvoeren van bedrijfsmatige activiteiten passend bij de kwaliteit en karakteristiek van het gebied moet mogelijk (agrarisch natuurbeheer, extensivering landbouw) zijn als compensatie voor de wegvallende agrarische be-drijvigheid. Ontwikkelingen rondom het dorps als natuurontwikkeling, bosbouw en recreatie zijn eventuele nieuwe inkomstenbronnen voor inwoners. (fig. 5.3, 5.4)
Wonen en sociale structuur:
Woningbouw is in ca de helft van de kleine kernen niet mogelijk van-wege de huidige stankregelgeving. Een grote groep dorpsbewoners woont binnen de aanwezige stankcirkels. De wensen om toch de bouwen is aanwezig. Kunnen we normen op maat maken? De kleine omvang van de bevolking in Evertsoord en de onevenwichtige opbouw betekent dat metname jongeren weinig kans hebben zich daar te vesti-gen. Juist deze jongeren zijn nodig voor het verenigingsleven en het vrijwilligersaanbod. (fig. 5.5, 5.6)
FIGUUR 5.2
Integraal
leefbaarheidplan
Evertsoord
FIGUUR 5.3
Mindmap agrarische bedrijfvoering
FIGUUR 5.4
Mindmap nieuwe inkomstenbronnen
FIGUUR 5.6
Mindmap sociale structuur
FIGUUR 5.5
FIGUUR 5.10
Moderne kastelen
FIGUUR
5.7
Individuele woningen
Oplossing 1:
b.
Nieuwe woonmilieus (Regionaal nivo)
Vier voorbeelden om wonen en groen in het landelijke gebied te ontwikkelen:
1. Individuele woningen: verdichten met kavels van ca. 1000 m2 (fig 5.7)
2. Clusters woningen: herverkavelen tot eenheden van enkele hectaren (fig. 5.8)
3. Met nieuwe buitenplaatsen bouwen aan het landschap (fig. 5.9) 4. Moderne kastelen: ontwikkel landgoed met centrale
woon-gebouwen (fig. 5.10)
BRUIKBAAR LANDSCHAP
OPLOSSING 1b.
FIGUUR
5.8
Clusters woningen
WERK IN UITVOERING
BRUIKBAAR LANDSCHAP
OPLOSSING 1c.
Oplossing 1:
c.
Stallen erbij, burgerwoningen weg of vice versa
(Regionaal nivo)
Te veel nieuwbouw verandert het karakter van het gebied en burger-woningen belemmeren de uitbreiding van IV-bedrijven ivm de stankrichtlijn. In figuur 5.11 zijn rond geurgevoelige objecten
(bebouwing, campings etc) cirkels getrokken. De witte vlekken geven aan waar nieuwvestiging van bedrijven met 2500 mve mogelijk is. Weinig opties dus. Drie opties zijn denkbaar naast elkaar:
1. Door afbraak van woningen ontstaat meer ruimte voor de intensieve veehouderij. (fig. 5.12, 5.13)
2. Door verplaatsen en concentreren van de Intensieve veehouderij ontstaan mogelijkheden voor nieuwe woningen (fig. 5.14)
3. Door aanpassen van de wet, het gedogen van stank zodat wonen en woningbouw nabij stallen mogelijk is, anticiperend op mogelijke emissiearme stallen.
Organisatie[
Oplossing[1
Gemeenten moeten samen met dorpsraden, agrariërs
bur-gers, Stichting Synthese een leefbaarheidplan gaan
opstellen. Mogelijkheden voor wonen moeten daarin
opgenomen worden gekoppeld aan de ruimte voor ruimte
regeling. Het aanpassen van de wet vergt een lobby van
locale overheden en LTO richting DenHaag (LNV-VROM en
politieke partijen).
FIGUUR 5.11
Uitbreiding mogelijk in witte gebieden
FIGUUR 5.13
Woning weg, stal erbij
FIGUUR 5.14
Stallen weg, woningen erbij
FIGUUR 5.12
BRUIKBAAR LANDSCHAP
OPLOSSING 2a.
FIGUUR 5.15
Gebied Maasduinen
Oplossing 2:
Limburg maakt landelijk gebied toegankelijk
a
Nationaalpark Maasduinen bereikbaar (Districtsnivo)
Maasduinen is een nationaal park van bijna 4.000 ha groot. (fig. 5.15) Dit is een internationaal erkend begrip. Overal ter wereld wor-den waardevolle natuurgebiewor-den en ecosystemen behouwor-den, beschermd en ontwikkeld door ze als nationaal park aan te wijzen. Hoewel de bossen en heidevelden met daartussenin vennen al veel waarden hebben en er wandelroutes door heenlopen, is er behoefte om de toegankelijkheid van het gebied te verbeteren. (fig. 5.16, 5.17) De volgende mogelijkheden zijn denkbaar:
1. Door het verdwijnen van de intensieve landbouwbedrijven uit het landelijke gebied, ontstaat overcapaciteit op de bestaande weg-structuur in de extensiveringsgebieden. Deze wegen kunnen we afsluiten of inzetten voor een recreatief netwerk, bv weren van gemotoriseerd verkeer. (fig. 5.18). Deze optie kost weinig geld. 2. Routenetwerken van verschillende recreanten zijn los te koppelen
zoals fietsers, wandelaars, skeelers en survivelers zodat ze elkaar niet voor de voeten lopen. (fig. 5.19) Rekening houdend met de actieradius per doelgroep. Ongelijkvloerse kruisingen voor lang-zaam verkeer zijn nodig metname aan de oostkant door het aan-brengen van veilige fietspaden tussen Velden en Heijen.
(fig. 5.20)
3. Paden over en langs landbouwpercelen. Deze optie kost weinig geld.
4. De bereikbaarheid van het park is te verbeteren door een extra aansluiting op de A271.
WERK IN UITVOERING
BRUIKBAAR LANDSCHAP
OPLOSSING 2a
FIGUUR 5.20
Veilige fietspaden
FIGUUR 5.18
Weren gemotoriseerd verkeer
BRUIKBAAR LANDSCHAP
OPLOSSING 2b
Oplossing 2:
b.
Venlo en verstedelijking Maasoevers (Districtsnivo)
Het realiseren van de A73 is voor de regio een project met een grote impact. De inpassing van zo’n weg gaat verder dan landschappelijke inpassing van de weg zelf en mitigatie en compensatie van natuur-waarden. Een integraal ontwikkelingsplan is nodig voor een groter gebied. Noodzakelijk is te kiezen voor verstedelijking loodrecht op de A73 in plaats van erlangs, zodat een afwisseling van bebouwde en groene gebieden ontstaat. (fig. 5.21) De inrichting van de groene zones kan bestaan uit ecoductplateaus, landgoederen, buitenplaat-sen, bosbuitenplaat-sen, recreatieroutes en agrarische bedrijven met natuur-beheer. (fig. 5.22) Verstedelijkingsplateaus zijn ook denkbaar in bebouwde zones. (fig. 5.23, 5. 24) Een bestaand voorbeeldproject is ‘Over de bewoonde brug’, waar groene verbindingen meerdere doelen dienen. Een ecoduct heeft tevens als functie informatie-centrum, uitvalsbasis en recreatietransferium.
FIGUUR 5.21
Verstedelijkingsmodel loodrecht op A73
FIGUUR 5.22
‘Over de bewoonde brug”
Organisatie
[Oplossing[2
Bovenstaande oplossingen vergen een grote
krachtsin-spanning en zijn alleen mogelijke als er een organisatie
actief is, zoals de Stichting Toegang, die de vele nodige
partijen bij elkaar brengt. Betrokken partijen zijn:
Maasduinen, VVV, Recron, LTO, Agrariërs Gemeenten
(bestuurders en ambtenaren, Provincie (bestuurders en
ambtenaren), LNV, RWS, VROM, EZ,
(bestuurders en ambtenaren) adviesbureaus en
project-ontwikkelaars.
WERK IN UITVOERING
BRUIKBAAR LANDSCHAP
OPLOSSING 2b
FIGUUR 5.23
Niet zo, maar
FIGUUR 5.24
6.
HET OOG WIL OOK WAT
De opgave
Landschapsbeleving is een abstract begrip. Hoe kan je daar aan
werken? Noord- en midden Limburg kampt met een
imago-probleem en open ruimten slibben langzaam dicht met
laag-waardige logistieke bedrijven, kassen en infrastructuur. DSM en
de koeltoren van Maasbracht staan bij veel randstedelingen op
het netvlies. Dit imago heeft als gevolg dat het toerisme zich
niet zo ontwikkelt, de aantrekkingskracht van diverse
hoog-waardige bedrijvigheid laag is en het moeilijk is om aan hoog
geschoold personeel te komen. Daarbij trekken jongeren uit de
omgeving weg. De Reconstructiewet kan bijdragen aan
oplossingen voor het imagoprobleem en aan het behouden van
markante zichtlijnen. (fig 6.1)
Bijdragen aan
landschappelijke kwaliteit
Esthetisch:
Het landschap wordt fraaier en komt beter tot zijn recht.
Bakens helpen bij de oriëntatie in het landschap.
Nieuwe iconen worden toegevoegd.
Economisch:
Een beter imago van de streek betekent betere economische
potenties. Goede mogelijkheden voor
verantwoord ondernemen ontstaan voor diverse bedrijven,
wanneer men zich beter bewust is van zijn omgeving.
Ecologisch:
Nieuwe erfbeplantingen en nieuwe gebouwen kunnen
FIGUUR
6.1
WERK IN UITVOERING
HET OOG WIL OOK WAT
OPLOSSING 1a,1b.
Oplossing 1:
Nieuw imago zet Limburg op de kaart
a.
Gekleurd plastic (Regionaal nivo)
Wat heeft meer effect: locatie en tijd reguleren? of het sys-teem van de teeltondersteunende voorzieningen verbeteren, door bijvoorbeeld de kleur of verschijningsvorm van het plastic aan te passen? Plastic over het land: (fig. 6.2) Gedicht van Louis Davids:
Naar de bollen,
Naar die prachtige bollen.
Waar je eens per jaar geniet,
Van de kleuren die je ziet.
Naar de bollen.
Naar die prachtige bollen.
Want die zie je, maar een keer per jaar.
Oplossing 1:
b.
Streekeigen Architectuur (Regionaal nivo)
Opdracht is in kaart brengen wat de onderscheidende patro-nen in het landschap zijn. (fig. 6.3) Deze ondergrond en de geschiedenis weer bepalend maken voor de culturele laag, zonder dat cultuurhistorie oubollig hoeft te zijn. (fig. 6.4) Concreet: richtlijnen verzinnen waarmee een architect aan de slag kan. (fig. 6.5) Door middel van nieuwe architectuur voor de stallen kan bijvoorbeeld elk landbouwontwikkelingsgebied een eigen karakter krijgen. Sommige meer hightech, andere multifunctioneel en weer andere traditioneler. (fig. 6.6, 6.7, 6.8) Hierbij kan worden geput uit het landschappelijke raamwerk en de verschillen in districten. In de groene of cul-tuurhistorische zone waar toch intensieve landbouw voorkomt worden er landbouwenclaves ontworpen. In de intensieve zone rond de A67, moeten we wellicht juist de restruimten, het parksysteem ontwerpen. Dit zijn dan de ‘Groene Kamers’
FIGUUR“6.2
Gekleurd plastic over het land
FIGUUR“6.3
Lagen in het landschap
het landelijke gebied. Hierin worden randvoorwaarden
voor nieuwe ontwikkelingen geformuleerd en projecten
benoemd. De Welstandscommissie Nieuwe Stijl toetst alle
nieuwe plannen en stimuleert.
Organisatie[
Oplossing[1
Gemeenten stellen samen met Agrariërs en
Landschapsorganisaties beeldkwaliteitplannen of
landschapsontwikkelingsplannen (nieuwe
subsi-dieregeling van LNV) op voor de dorpsranden en
HET OOG WIL OOK WAT
OPLOSSING 1b.
FIGUUR“{6.4a
Bodem
FIGUUR 6.4b
Geomorfologie
FIGUUR 6.4c
Infrastructuur
FIGUUR 6.4d
Landschapstypen in Limburg:
Voorbeeld stroomgebieden in Brabant
De Peelhorst:
1. hoogplateau, landduinen, 2. brede sloten, vennen, hei
3. weidebouw en intenzieve veeteelt 4. langgevelboerderij
Oostbrabants zandgebied:
1. terrasafzettingsvlakte,
2. riviertjes, brede sloten, schraal land, heide met vennen
Bergen/De Hamert:
1. terrasafzettingsvlakte met glooingen, 2. brede sloten, ontgrondingen
Maasdal:
1. dalvlakte terras met landduinen, terrasglooiing, 2. heggen,
3. tuinbouw, akkerbouw, intensieve veehouderij 4. geconcentreerde nederzettingen
Peelvenen:
1. dekzandvlakte,
2. vennen, sloten, ganzen, weidevogels 3. bemestingsdruk
Midden Limburgszandgebied:
1. dalvlakteterras 2. stuifzand 3. intensieve veehouderij 4. langgevelboerderijen 1. = landschapstype 2. = landschapselementenWERK IN UITVOERING
HET OOG WIL OOK WAT
OPLOSSING 1b.
FIGUUR 6.5
Richtlijnen voor architect
FIGUUR
6.6
Stal-architectuur (high tech)
FIGUUR
6.8b
FIGUUR 6.8a
Plattegrond stal
Stal-traditioneel en toch modern
FIGUUR 6.7
Bos en Beek
Landgoed
FIGUUR 6.9
FIGUUR 6.10
Rozenfietsroute
HET OOG WIL OOK WAT
OPLOSSING 1c.
Oplossing 1:
c.
Streekstyling (Districtsnivo)
Verhaal 1: Wat voor sommigen een doorn in het oog is, de dominante sierteelt in de Maasvallei, wordt door anderen aangegrepen om de streek op de kaart te zetten. De rozen worden het imago van Lottum. (fig 6.9) Rozendorp Lottum staat bekend om een rozen-fietsroute. (fig. 6.10) Deze route, ruim 39 kilometer wordt vanaf mei 2002 dmv groene bordjes aangeduid. Deze route voert niet alleen langs rozenvelden, maar ook door het dopje zelf dat is voorzien van fraaie rozenbogen en rozenelementen. (fig. 6.11) Van juli tot september bieden de Lottumse rozenvelden een unieke bloemenpracht en overweldigende geuren.
Verhaal 2: Voor recreanten is de ontginningsgeschiedenis van de Groote Peel erg interessant. (fig. 6.12) Er hangt een sfeer van geheimzinnigheid, grote woeste uitgestrekte natuur en
romantiek. Het oude landschap van voor de ontginningen is nog goed te zien. Door middel van ‘Bed en Breakfast’ in oude peel-huisjes laat je voor mensen het verleden weer leven. (fig.6.13) Verhaal 3: Limburg krijgt bakens in het landschap zoals toeristen-zuilen en kunstwerken. (fig. 6.14, 6.15, 6.16)
WERK IN UITVOERING
HET OOG WIL OOK WAT
OPLOSSING 1c.
FIGUUR 6.14
Toeristenzuil
FIGUUR
6.15
Kunstwerk: paard in weide
FIGUUR
5.16
Kunstwerk: koe in bos
HET OOG WIL OOK WAT
OPLOSSING 2a.
FIGUUR 6.17
Kerktoren 1
FIGUUR 6.18
Kerktoren 2
FIGUUR 5.19
Kerktoren 3
Oplossing 2:
Limburg zet in op zichtlijnen
a
Behoud het kerksilhouet (Micronivo)
Kenmerkend aan de zandgronden zijn de kerktorens die je al van verre kunt zien. Elk (kerk)dorp heeft, de naam zegt het al zijn eigen kerktoren. (fig. 6.17, 6.18, 6.19) De bebouwing schaart zich om de kerk, maar evenaart bij lange na niet de hoogte van de toren, zo bleef de toren eeuwenlang een baken in het landschap, zoals bij Meterik in district Horst. Tot de hoogbouw zijn introductie deed en de grote aaneengesloten kassencomplexen. (fig. 6.20, 6.21) Hoe hou je de dorpsrand helder? Een dorpsgezicht-beschermingszone rond de kernen, waar niks mag is geen oplossing. Hiermee beperk je dorps-bewoners. Het doprsaanzicht mag best veranderen, als de nieuwe lagen maar transparant zijn. (fig. 6.22, 6.23) Hiervoor kun je richt-lijnen en spelregels opstellen.
WERK IN
BRUIKBAAR LANDSCHAP
OPLOSSING 2a.
FIGUUR 6.20
Loop 10 meter naar links en
FIGUUR 6.21
de kerktoren verdwijnt uit het zicht
FIGUUR 6.22
Spelregels voor de dorpsrand
FIGUUR 6.23
HET OOG WIL OOK WAT
OPLOSSING 2b.
FIGUUR 5.25
Model: haaks op hoofdroute
FIGUUR 6.24
Teeltondersteundende voorzieningen (rood) Model: huiskavel
Oplossing 2:
b.
Zonering teeltondersteunende voorzieningen
(Districtnivo)
Diverse teeltondersteunende voorzieningen, zoals boogkassen, plant-containers e.d. hebben een min of meer tijdelijk karakter en/of zijn gedeeltelijk locatie gebonden. Zonering van deze locaties kan het aanzicht van het agrarische landschap aanzienlijk verbeteren. Een voorbeeld is de locatie aan te laten sluiten op de huiskavel. (fig. 6.24) Een andere mogelijkheid is stroken haaks op de hoofd-route te situeren. (fig. 6.25)
Organisatie{
Oplossing{2
Een nieuw imagoplatform wordt in het leven geroepen.
Het platform bestaat uit een vaste kern met daaromheen
een schil van mensen die afgestemd is op lopende
pro-jecten en dus in de tijd wisselt. Vaste schil bestaat uit
VVV, overheden, ontwerper, ZLTO, kamer van
Koophandel, intergemeentelijk samenwerkingsverband
recreatie. Het platform stimuleert en initieert projecten
die aan het verbeteren van het Limburgs imago werken.
De eerste projecten die zij adopteren zijn:
1. oprichten van een Werkgroep ZLTO, WUR en VVV die
onderzoekt of gekleurd plastic technisch mogelijk is.
2. het uitschrijven van een prijsvraag, ontwerp een
streekeigen stal met bijpassende beplanting! Het
win-nende ontwerp wordt uitgevoerd.
3. Werkgroep van VVV, kunstenaars en agrariërs die
onderzoekt welke toeristenzuilen het best passen in
SLOT
WERK IN UITVOERING
Wat is nu de meerwaarde van ontwerpen?
Integratie van zaken in het Reconstructieproces is zeer complex. Vele sec-torale doelen zijn geformuleerd.. We ervaren steeds vaker dat een goed werkproces nodig is om integratie tot stand te brengen. Het gaat dan om samenwerking tussen mensen. Zo ook in Limburg. Om een vertaalslag van de Reconstructiewet naar uitvoering te maken helpt het als we focussen op een thema. Vervolgens kunnen we vanuit een integraal conceptueel kader werken aan dat thema. Op deze wijze denken we daadwerkelijk projecten van de grond te tillen en tot uitvoering te laten komen. Ontwerpen helpen hierbij. De meerwaarde van ontwerpen in dit reconstructieproces is het door beelden en verhalen laten zien van doorzichten naar de toekomst van het Limburgse landschap. Iedereen kan daarbij zijn eigen toekomst invullen. Ontwerpen inspireren en stellen geen kaders.
Oplossingen en organisaties op maat
Een veelheid van mogelijke oplossingen zijn beschreven in de vorm van een verhaal, inrichtingsbeeld en een bijbehorende organisatie, zonder tot een keuze te komen. Opvallend is dat elke oplossing zijn eigen organisatie en betrokken actoren kent. We stellen dan ook dat een organisatie op maat nodig is om verschillende projecten te kunnen uitvoeren.
Omgaan met Top-down en Bottom-up
De Reconstructiewet is van bovenaf opgelegd, terwijl de insteek van de provincie Limburg bottom up is. Moeilijk, maar daardoor ook uitdagend, is hoe
om te gaan wanneer beide insteken elkaar ontmoeten. Via het organiseren van ontmoetingen, ateliers, ontwerpen en ook een MER-traject wordt op het nivo van dat raakvlak geopereerd. (fig. 0.4) Door duidelijk een vernieuwingslijn, draagvlaklijn en beslissingslijn te onderscheiden en daar met ontmoetingen op in te spelen, is gestructureerd te werken aan de scha-keling tussen top-down en bottom-up. De ontwerpverhalen bevonden zich in eerste instantie in de vernieuwingslijn gevoed door vragen uit de streek. Momenteel ligt het accent van de ontwerpverhalen op vernieuwing en ondersteuning van het beslissingstraject. (fig. 0.5) Het blijft echter een zoektocht naar een proces op maat. Pas in 2003 kunnen we de balans opmaken en bekijken of de ontwerpen werkelijk een rol spelen.
Positie ontwerpverhalen in het
Reconstructieproces
De ontwerpverhalen is dit boekje zijn nog in beweging. Ze zijn input voor een volgend Atelier (2) in de winter van 2002 waaraan vernieuwers uit de streek en ontwerpers deel nemen. (fig. 0.5) Verbeteringen, lokaliseren en uitvoeringmogelijkheden benoemen staan dan centraal. We hopen dat op atelier 2 de deelnemers enthousiast worden en dat daarmee al een opmaat tot draagvlak in Limburg wordt gestart. Na atelier 2 worden de ontwerp-verhalen integraal opgenomen in het Reconstructieplan. Gedeputeerde Staten stelt naar verwachting in 2003 het Ontwerp-Reconstructieplan vast. Uiteindelijk leggen zij het initiatief tot projecten neer in de streek.
Projecten kunnen ingediend worden, de provincie toetst vervolgens aan het definitieve Reconstructieplan.
FIGUUR 0.5
Drie-sporen traject in het reconstructieproces van Limburg
FIGUUR 0.4
Sandwichmodel: raakvlak Top
down en Bottum up organiseren
Doelen Architectuurnota
De architectuurnota ‘Ontwerpen aan Nederland’ is een actieprogramma. Negen Grote Projecten zijn benoemd, waarvan 1 de reconstructie van de zandgebieden. In feite bouwt de nota voort op twee eerdere nota’s. In ‘Ruimte voor Architectuur’ werd het concept voor architectonische kwaliteit geschapen: culturele waarde, gebruikswaarde en toekomst-waarde. De 2e nota ‘De architectuur van de ruimte’ stond voor het betrekken van hogere schaalniveaus in beleid. Tevens werd de link met marktpartijen gelegd. De doelen uit deze nota hebben we geinterpreteerd als vier categorieen:
1 Ontwerpen zien als een proces ipv een eindproduct
- Idealen van een maakbare samenleving zijn verdwenen, evenals bijbe-horende eind of streefbeelden. Daarom beter van begin af aan een ontwerp wat nog uitgewerkt kan worden.
- Meer aandacht voor de organisatie van kwaliteit, bevordering van tot-standkomingsprocessen
2. Welke rolverdeling past bij ontwerpen
- Wat is de rol van de overheid in deze en wat is de rol voor private partijen?
- Hoe ga je om met de mondige burger, het individualisme en de netwerkmaatschappij?
3. Ontwerpen voor een betere inrichting
- Hoe ga je met waterbeheersing om- Hoe speel je in op verstedelijking, druk op schaarse grond, toename mobiliteit en de opheffing van het verschil tussen stad en platteland. Verrommeling en dichtslibben open ruimten in verstedelijkte gebieden tegen gaan, door eigen karakter landschap te versterken. Differentiatie van woningen en woonmilieus.
- Inzet op grotere cultuurhistorische bijdrage
4. Ontwerpend onderzoek inzetten als instrument:
- Inbreng van ontwerp op hogere schaalniveau en integrerende karakter van ontwerpgericht onderzoek vanaf het begin van de opdracht de rode draad laten zijn. Een plaats geven bij ontwerpen van programma’s ipv pas bij objecten en ruimtelijke plannen.
- Durf en visie voor een totaalontwerp
Het accent in het project ‘Ontwerpen in Reconstructiegebied Limburg’ ligt met name op doel 1, 2 en 3. Reminder: Daarbij hebben we ‘Alterra’-opvattin-gen over wat ontwerpend onderzoek is nl.: Interactief, kennis delen en leren (gezamenlijke zoektocht naar mogelijkheden), van deelontwerpen naar inte-gratie (ontwerpen op meerdere schaalnivo’s) en een stelsel van magische momenten inbouwen (ontmoetingen organiseren). (fig 0.6)
Korte samenvatting van belang voor ons project:
Rijkstoetsingskader Reconstructieplannen
In het Reconstructieplan moet o.a. de Architectuurnota betrokken worden: - Verantwoord moet worden op welke wijze gebruik gemaakt is van de
integrerende en creatieve kracht van ontwerpers.
- Laten zien op welke wijze cultuurhistorische, en architectonische kwaliteiten in een integrale samenhang richtinggevend zijn. Landschap:
- Versterking kernkwaliteiten landschap (toegankelijkheid) - Behoud en ontwikkeling identiteit, verscheidenheid en beleving - Combineren van functies
- Waar de ruimte voor ruimte regeling toepassen. Water:
- Watersysteem - Waterberging
Landbouw:
- waar vestigingslocaties intensieve veehouderij
WERK IN UITVOERING
bronnen
BRO-DLV, 2002. Leefbaarheidsplan Evertsoord. Brinkhuijsen, M., J.M. de Jonge, 2000. Landstad Deventer, op zoek naar ankers voor verandering. Stedebouw en Ruimtelijke Ordening.Eck, W. van, R. Groot, K. Hulsteijn, P.J.A.M. Smeets, M.G.N. van Steekelenburg, 2002. Voorbeelden van Agrobusinessparken. Wageningen, Alterra rapportnr.: 594
Dienst Landelijk Gebied, 2002. Watermachine en zand-landschap. Ontwerpatelier Reconstructie
Zandgebieden, Bulletin nr 2. Utrecht
Dienst Landelijk Gebied, 2002. Ontwerpen aan het agrarische landschap van de toekomst. Ontwerpatelier Reconstructie Zandgebieden. Bulletin nr 3. Utrecht Dienst Landelijk Gebied, 2002. Gezocht nieuwe verwev-ing. Ontwerpatelier Reconstructie Zandgebieden. Bulletin nr 4. Utrecht
Frijters, E., 2002. Farmtycoon. Afstudeerwerk, TU-Eindhoven
Gies, T.J.A., P. Coenen, A. Bleeker, O.F. Schoumans, I.G.A.M. Noij. (2002). Milieuanalyse
Reconstructiegebied Gelderland en Utrecht en Utrecht-Oost. Deel 2: Veluwe. Alterra, TNO-MEP rapportnr.:
535.2
Grontmij, 2001. LandschapsKwaliteitsToets Reconstructiegebieden Noord- en MiddenLimburg, Roermond
Goossen, M en R. Leopold, 2000 Gebieds- en plan-analyse Noord-Limburg, Wageningen Alterra rapport-nr. 2
Groot, R. et al, 2002. Haalbaarheidsstudie ‘over de bewoonde brug’. Wageningen Alterra
Jong, T.M de, 1998. Een vocabulaire voor de besluitvorming over de kaart van Nederland. Delft, TUDelft
Kersten, P.H., M.J.J Eekhout, R. Kranendonk et al., 2001. Op zoek naar Magische Momenten in de Ruimtelijke Planvorming. Wageningen, Alterra
Ministerie van LNV en VROM, 2002. Concept Rijkstoetsingskader Reconstructieplannen. Den Haag Ministerie van OCenW, VROM, V&W en LNV, 2000. Ontwerpen aan Nederland, Architectuurbeleid 2001-2004. Den Haag
Ministerie van VROM, 2001. 5e nota RO. Den Haag Nonaka, I. H. Takeuchi, 1995. De kenniscreërende onderneming, Hoe Japanse bedrijven inno-vatieprocessen in gang zetten. Schiedam, Scriptum Provincie Limburg, 2000. ‘Liefde voor Limburg’ Provinciaal Omgevingsplan Limburg
Provincie Limburg, 2002 Conceptvisie Reconstructieplan Limburg. Maastricht
Provincie Limburg, 2002. Bouwstenen Districten. Maastricht
van Rooi en Kalkhoven, 2002. Ruimtelijke samenhang van habitat in het rivierengebied, basisinformatie voor vuistregels voor planvorming. Wageningen, Alterra Smeets, P.J.A.M & M.J.M. van Mansfeld, 2002. The Landscape dialoge: interactive planning as a way to sustainable landuse in metropolitan areas: an actual case form the Netherlands. In: Isomul conference, 4th International Workshop on Sustainabel Land Use Planning. Wageningen, Alterra