• No results found

Met GEWIS optimale spuitmoment bepalen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Met GEWIS optimale spuitmoment bepalen"

Copied!
3
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

ing. E. Bouma, DLV-Meteo

De weersomstandigheden rondom de toepassing gewasbeschermings-middelen zijn van groot belang voor de effectiviteit. Welke

meteo-omstandigheden van belang zijn, hangt sterk af van het soort

(herbicidef fungicide, etc.) en het type (de wijze van formuleren). Enige kennis omtrent deze zaken kan er voor zorgen dat geheel of

gedeeltelijk mislukte bespuitingen voorkomen kunnen worden.

Meteorologische grootheden zoals straling, temperatuur, neerslag, wind en relatieve luchtvochtigheid zorgen voor een sterke beïnvloeding van de effectiviteit van een gewasbescher-mingshandeling. Enerzijds doordat de planten, schimmels en insecten door deze omstandigheden beïnvloed wor-den, anderzijds doordat de middelen direct of indirect in hun werking beïn-vloed worden door deze meteo-om-standigheden.

Voor een goede interpretatie moet er wel naar de meteorologische omstan-digheden in het gewas gekeken wor-den. Daar moet het immers gebeuren. De meteo-omstandigheden in het was kunnen sterk afwijken van die ge-meten op standaard-hoogte (150 cm). Gemiddeld genomen is de relatieve luchtvochtigheid (RV) in een (vol)-gewas hoger vergeleken met de RV op standaard-hoogte. Vroeg in het voorjaar of in perioden dat het gewas slechts gedeeltelijk de grond bedekt is de RV overdag echter veel lager tijdens zonnige perioden dan de RV op standaard-hoogte. Het is belangrijk

om hier rekening mee te houden, want dit heeft een grote invloed op de opnamemogelijkheden van veel ge-wasbeschermingsmiddelen.

Ook de luchttemperatuur kan sterk af-wijken. De luchttemperatuur kan op heldere, stralingsrijke dagen overdag gemakkelijk 5eC tot 7QC hoger zijn

dan de luchttemperatuur op stdaard-hoogte, 's Nachts kan dit an-dersom het geval zijn. Deze afwijkin-gen van de meteo-omstandigheden in het gewas zijn wel zeer belangrijk om enigszins te kunnen beoordelen of een plant goed in groei is en of de midde-len makkelijk kunnen worden opge-nomen en getransporteerd.

De weersomstandigheden tussen de planten hebben veel invloed op de

planten zelf. Schrale omstandigheden, dus omstandigheden met een lage

RV, veel straling en een vochttekort bij de wortels zorgen voor een sterke afharding van de plant. De plant be-schermt zich tegen een te grote ver-damping en zet een relatief dikke waslaag af. Deze waslaag is tegelij-kertijd ook weer een pantser tegen de opname van een groot aantal (vooral polair geformuleerde)

gewasbescher-mingsmiddelen. Een goed voorbeeld waarbij het cultuurgewas moet wor-den beschermd door middel van de waslaag tegen gewasbeschermings-middelen is de Basagran-bespuiting in erwten. Globaal is het zo dat vocht-tekort bij de wortels, een hoge stra-ling en een lage RV zorgen voor veel wasafzetting van de planten en een moeilijke opname van de meeste mid-delen door de plant. Groeizaam, don-ker weer met regelmatig neerslag

zorgt voor goede opnamemogelijkhe-den door de plant.

Vrijwel alle gewasbeschermingsmid-delen worden in hun werking beïn-vloed door meteo-omstandigheden.

Herbiciden

Bodemherbiciden als metribuzin (on-der an(on-dere Sencor) en pendimethalin (Stomp) worden bij voorkeur op een vochtige grond gespoten. Daarna is een korte droge periode van belang en vervolgens neerslag om het middel dieper in de grond te laten dringen. Voor een goede opname van contact-herbiciden en groeistoffen (onder an-dere MCPA) is een bewolkte, groei-zame periode en een vochtige grond gedurende 2 à 3 dagen vóór toepassen van belang.

De resultaten van een proef waarin dit nog eens verduidelijkt wordt, zijn vermeld in tabel 1.

In deze proef is naast het resultaat van verlaging van de dosering ook geke-ken naar de invloed van weersom-standigheden rondom de bespuiting. De behandelingen in de proef zijn

middel V + S

v + s

V + S

v + s

v + s

v + s

v + s

v + s

v + s

LSD(95%) dosering % 100 50 25 12,5 25 100 50 25 12,5 strategie A A A A B C C C C ereprijs 100 100 99 94 100 90 72 28 32 42 kleefkruid 100 95 96 82 93 99 99 99 95 10

Tabel 1. Percentage bestrijding van onkruiden na gebruik van verschillende doseringen Verigal D en Starane.

(2)

gespoten na een aantal dagen groei-zaam weer (strategie A), één dag na weersomslag van schraal weer naar groeizaam weer (strategie B) en na een aantal dagen droog, zonnig en schraal weer (strategie C).

Uit de resultaten is te herleiden dat de waterachtig geformuleerde Verigal D die de ereprijs moet bestrijden duide-lijk relatie vertoont met de weersom-standigheden voor het toepassen. Het middel gespoten tijdens strategie A geeft op ereprijs goede resultaten, bij alle doseringen. Gespoten tijdens stra-tegie C zijn die resultaten veel minder en alleen de twee hoogste doseringen geven een voldoende resultaat.

Bij de olieachtig geformuleerde Starane zijn eigenlijk geen relaties te ontdekken met de weersstrategieën. In het alge-meen scoorde deze behandeling bij alle strategieën en doseringen voldoende. Uit deze proef kan dus geconcludeerd worden dat bij de polair (waterachtig) geformuleerde producten er een dui-delijke relatie is tussen het weer en

het behandelingsresultaat. Groeizame omstandigheden vóór de toepassing zorgen voor goede resultaten, zelfs met (zeer) lage doseringen.

Omstandigheden waaronder de plan-ten afharden, zorgen voor een veel minder resultaat.

Fungiciden

Ook voor de opname van systemisch werkende fungiciden (zoals de meeste graanfungiciden) zijn de meteo-omstan-digheden van de 2 à 3 dagen voor toe-passing van belang. Voor deze beide groepen (contactherbiciden en systemi-sche fungiciden) is het verder van be-lang dat er een neerslagvrije periode is tijdens en na bespuiten. Dit laatste is wel afhankelijk van de formulering. Bij de contactfungiciden is het weer voorafgaand aan de behandeling van minder belang. Hier is echter het weer tijdens en (kort) na de toepassing erg belangrijk. Droog, zonnig weer zorgt voor een zeer snelle aandroging.

Insecticiden

Voor de insecticiden is het van belang dat deze toegepast worden in een pe-riode dat er weinig neerslag valt en er na de behandeling zo min mogelijk (zonne)straling is en de temperatuur

niet extreem hoog is.

Kortom, het is een ingewikkelde mate-rie waarbinnen ook de aard van de for-mulering nog een belangrijke rol speelt.

Kennis toegartke!l|i

Om deze ingewikkelde kennis toe-gankelijker te maken, is er in het GE-WIS-project een papieren waaier en een computerversie met dezelfde naam ontwikkeld. GEWIS staat voor Gewasbeschermings- En

Weer-InformatieSysteem. Het is een samen-werkingsproject tussen het PAV,

DLV, Opticrop, LTO en ATC.

Binnen het computerprogramma van GEWIS worden de informatie van de gemeten meteo-omstandigheden in het gewas en de voorspelde weersgege-vens uit de weersverwachting gecom-bineerd met alle informatie van het middel dat gespoten zal worden. Dus als dit middel bijvoorbeeld door de plant moet worden opgenomen, wordt er berekend hoe de opnamemogelijk-heden van het betreffende gewas zich de laatste dagen voor toepassen heb-ben ontwikkeld (dus de afharding van de plant). Verder wordt berekend hoe dit middel reageert op de opnametoe-stand en omopnametoe-standigheden van het des-betreffende middel. Een voorbeeld wordt hierbij gegeven voor het middel Decis (delthamethrin 25 EC) in augus-tus van het afgelopen jaar.

In de figuur is een tweetal grafieken te zien: de bovenste is van de effecti-viteit van het middel, de onderste is van de spuitomstandigheden. In de

grafiek van de effectiviteit is per uur aangegeven hoe groot de effectiviteit is. Geen of oranje staafjes geven aan dat de effectiviteit op dat gedeelte van de dag onvoldoende is. Witte staafjes geven aan dat de effectiviteit op dat moment gemiddeld is en de zwarte staafjes geven aan dat de effectiviteit op die uren van de dag optimaal is. In zo'n geval zou er ook met een lagere dosering gespoten kunnen worden met goed resultaat. In de onderste grafiek is een lijn te zien van de

windsnelheid op spuitboomhoogte en staafjes van de neerslagverwachting. In 1997 zijn er met verschillende stu-diegroepen ervaringen opgedaan met beide systemen. Deze ervaringen zijn weer gebruikt om het computersys-teem in het winterseizoen 1997/1998 op een aantal punten te verbeteren.

Was er afgelopen seizoen niet de mo-gelijkheid om verschillende werk-zame stoffen grafisch onder elkaar in één scherm te bekijken, dit seizoen is dat wel mogelijk. Ook wordt er in een aantal gevallen aan de hand van de

omstandigheden geadviseerd om met een lage dosering te spuiten. Dit kan onder andere het geval zijn bij de

bladherbiciden, de groeistoffen, de in-secticiden en de groeiregulatoren.

In 1998 wordt het systeem verder ge-test in akkerbouwstudiegroepen. Aan het eind van 1998 wordt het project afgesloten.

Effect per werkzame, stof ¥an DELTÄMETHRiN;E:e..25

Patum: donderdag 21 «08-3? 07:00 Effect DELTAMETHRIN 2.0 1.0 0.0

l H ld

I f i LUI ifPPlf I I W f++ H1 W P E H + W I ' I W I ' I ' I ' Ü H U I I W H H H H B est o < <b co o o o CN O 3 tb < "*" CR Cl o o o CN C3 O o co CS o 3 O < CO à ° o o o o <N CD CS < I CN o o o o CO CN o o eb" cn o 3 CN CN o o o CO CN O T -o tb Windsnelheid (m/s) Regen (mm) T 2 . 0 - Legenda Q Relabef effekt H ü§ Regen [mm] Wind {ïïih}

Werkzame stof selector -DELTAMETHRIN

M

Processen

y » lerug

Figuur 1. Effect van delthamethrin berekend met GEWIS.

(3)

f\ r^

Spruitkool wordt momenteel voornamelijk als kluitplant

opgekweekt Als in verband met het weer niet kan worden geplant,

kunnen kluitplanten immers beter worden bewaard dan losse planten, Tien jaar geleden voerde de losse plant echter nog de boventoon. Met

de opmars van de kluitplanten komt de vraag naar voren of er tussen de diverse planttypen verschillen zitten. Bij het afleveren van kluitplanten spelen vooral de gezondheid, de kleur, de uniformiteit en de grootte van de plant een rol. Tijdens het uitplanten zijn met name de

stevigheid, het percentage missers en/of inteelt en het gemak waarmee de kluitjes uit de tray kunnen

worden getrokken van belang.

Eenmaal op het productieveld komt het aan op de snelheid van weggroei, de gevoeligheid voor droogte en de stevigheid ofwel de mate van

legering. Een groot nadeel van het legeren van planten is dat dit het

plukken bemoeilijkt. Dit houdt in dat ook de arbeidsprestatie lager uitvalt. Niet alle planten zijn gevoelig voor legeren. Het is dan ook de vraag welke factoren van invloed zijn op de stevigheid van een spruitkool-gewas. Hierbij valt te denken aan het type kluitplant, maar ook aan de grondsoort, de gebruikte plant-machine, de plantdiepte, het ras, de bemesting en het water.

Op PA V-Zuidwest werd in 1995 on-derzoek gestart naar het effect van het type kluitplant op de legering van spruitkool. Hierbij werden vier plant-typen bekeken: quicktray-plant, ster-tray-plant, W-tray-plant en de losse plant. Per planttype kwamen alle

planten van één plantenkweker. Voor de proef werd de Tex-plantmachine gebruikt. Alleen de losse planten zijn met de Accord geplant. In 1996 werd de proef herhaald met quicktray-plan-ten en stertray-planquicktray-plan-ten van diverse plantenkwekers. Ieder planttype werd op een diepte van 6 en 8 cm

uitge-plant. In 1997 is er ook nog een ob-ject ter plaatse zaaien toegevoegd om

vooral het wortelgestel van de ter plaatse gezaaide planten te vergelij-ken met de kluitplanten. De proeven werden uitgevoerd met het ras Ajax. Tijdens de teelt zijn er waarnemingen aan het gewas gedaan. Er is gekeken naar gerealiseerde plantdiepte, aantal bladeren, lengte, stevigheid en aantal

gelegerde planten. Bij de oogst werd per veldje en per sortering de

op-brengst bepaald. Op het oogsttijdstip werd ook de spruitkwaliteit beoor-deeld. Na de oogst zijn de wortels

uitgegraven en allerlei waarnemingen aan het wortelgestel gedaan.

1 0 n m C3 8pti%AJ i (F ¥* m

In 1996 waren de geperste stertray-planten iets lichter en kleiner. Deze planten groeien blijkbaar iets minder snel weg, want ongeveer twee weken na het planten waren ze nog steeds iets kleiner en lichter dan de andere planttypen. Bij het planten is de losse plant zwaarder en langer dan de an-dere planttypen.

Wat gewicht en lengte betreft bleven in 1997 de ter plaatse gezaaide plan-ten iets achter bij de andere plantty-pen. Deze planten groeien dus iets minder snel weg. De quicktray-plan-ten en de losse planquicktray-plan-ten groeien daar-entegen erg snel weg.

In 1995 ontstond bij de geperste ster-tray-planten vlak na het planten al een kromming net boven de grond. Het hypocotyl van de plant was toen te lang. Dit had echter gçen gevolgen voor de stevigheid later in het seizoen.

In 1995 waren op 15 augustus voor het eerst verschillen in stevigheid te

quicktray

geperste stertray losgevulde stertray W-tray

losse plant

ter plaatse zaaien 1 = zeer slap gewas;

Tabel 1. Beoordeling quicktray geperste stertray losgevulde stertray W-tray losse plant

ter plaatse zaaien

1995 5,0 5,9 6,9 6,5

9 = zeer stevig gewas.

stevigheid per planttype.

1995 16 7 4 7 1996 5,9 7,1 6,8 6,0 6,7 1996 43 20 25 40 26 1997 5,8 6,4 6,7 5,7 7,7 1997 29 25 23 32 14

Tabel 2. Percentage gelegerde planten (%) per planttype.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Het zeemans-leven, inhoudende hoe men zich aan boord moet gedragen in de storm, de schafting en het gevecht.. Moolenijzer,

Het gooien van tweemaal een 3, eenmaal een 2 en eenmaal een 5 met vier verschillend gekleurde dobbelstenen, zoals in beurt 1, kan op verschillende manieren gebeuren: je

Een aantal andere depot- locaties in het optimale scenario kunnen worden vervangen door een locatie die voor een depot gebruikt wordt in de huidige situatie.. Deze aanpassingen

Dat herinnert ons aan de palmtakken waarmee de mensen Jezus toezwaaiden toen Hij Jeruzalem binnenreed op Zijn ezeltje.. Maar dit takje betekent nog

De investeringsgrootte die correspondeert met maximum winst wordt bepaald door vergelijking van de rentabiliteit van potentiële investeringsobjecten met de „cost of capital”.

Niet iedere keer een ander persoon aan de telefoon, waardoor het eve- nement weer uitgelegd moet wor- den, maar contact met 1 persoon, telefonisch of via een gesprek, zoals het

Deze op (per vrueht- soort) weinig waamemingen gebaseerde opvatting is waardeloos, als wij daarbij alle andere in de literatuur vermelde cijfers be- schouwen, waarbij

“agnosticisme” verzon om de zienswijze te beschrijven dat de mens niet kan weten of er een God is, dat de mens de waarheid enkel kan kennen door wetenschap, en dat “religie”