5'
Wanneer dunnen we
dicht
geplante
populieren?*
/
P.J.
FaberRBL ,,De Dorschkamp"
1
Inleiiling
Aan
deontwikkeling
van bosbouwkundige techniekenvoor
deteelt
van Dopulierenis
in
de beginjaren vanhet
onderzoek op ,,De Dorschkamp" veel aandacht besteed. Problemenbetreffen-de betreffen-de
aanleg,de
onkruidbestrijding
en de
bemesting werden onderzocht,op
grond
waarvan adviezenvoor
de teelt
konden worden uitgebracht.Verder is
onderzoek gedaan naar de groei van de belangrijkste kultuurvariëteiten onder uiteenlopende bo-demkundige en klimatologische omstandigheden, waarbij ook degevoeligheid
voor
aantastingendoor
Melampsora, Marssonina, Aplano5acter en Dothichiza werd bestudeerd.Het
heeft
echtertot
1965 geduurd, voordat vraagstukken be-treffende toe te passen plantafstanden en dunningsmethodenin
het programma van onderzoek werden opgenomen. Er warenin
die
tijd
-
speciaalin
de
lJsselmeerpolders-
veel populieren-opstanden aanwezig,die
in
een verband van ongeveer4
bij
4 meter waren aangelegd.Hoewel men
niet
beschikte over vol-doendeinzicht
betreffende het meest gunstigetijdstio
vandun-ning,
wasmen
er
toch
van
overtuigd,dat
vroeg
oI laat
zort mo3ten worden ingegrepen. Algemeen heerstenamelijk
de op-vatting, dat de populier wegenszijn
grote lichtbehoeftein
dich-te opstanden niet goed zou kunnen doorgroeien, en zeifs op denduur
zodanig
zottg^
n
kwijnen
dat
aantastingdoor
allerlei blad- en Lastparasietenniet
zou uitblijven.Daarom werd besloten om de aandacht van het onderzoek aller-eerst op dergelijke opstanden te richten, en later te zoeken naar een meer algemene benadering van het probleem.
Dit laatste
isinmiddels
ook
begonnen enis
voorwat betreft
de 'Dorskamp'populier
onlangs beschrevenin
het meinummer 1977 van,,Po-pulier".
De
daaruitvoerig
beschreven probleemstelling behoefthier
dan ookniet
te worden herhaald, volstaan kan worden met enkele oplrct
4 bij
4
meter verband toegespitste problemen te noemen, zoals:1
Tíat
is de invloed van hettijdstip
van dunning op de hout-produktie, zowelin
kwantitatieve alsin
kwalitatieve zin?2
Hoe reageert de blijvende opstand op verschillenin
tijdstip
van dunning?
3
Bij
welk tijdstip
vandunning
is er
kansop
achteruitgang van devitaliteit
of de stabiliteit van de opstand?Op
grondvan
onderzoek,dat
sinds 1965is
uitgevoerd zal op deze vragen nader worden ingegaan, daar de proeven nog niet beëindigdzijn
kunnen opdit
moment nog geen definitieve uit-spraken gedaan worden.2
Deuitvoering van het
onderzoekTer
beantwoordingvan de
gestelde vragenleek
het
gewenst een aantal proevenop
t€ zetten, waarin vroeg-gedunde en laat-gedunde opstanden naast elkaar voorkwamen.Door
vergelijking van de groei en houtopbrengst van deze opstanden zouden dan de voor- en nadelen van vroegtijdige en late dunningenonder-ling
afgewogen kunnen worden. Vaak moetbij
het nemen van proeven eenkompromis
gezochtworden
tussen datgene, watmen
zouwillen
doen, endat
wat
nogmogelijk
is. Daarom isvervolgens
n
geg an waar zich bruikbare proefopstanden bevon-den en hoe dieeruit
zagen. Toendit
bekend was, is een proef-schema uitgewerkt, datin
de gevonden opstanden gerealiseerdWhen
should narrowly spaced poplar plantations
be thinned?*
Summary
ln
1965 field. experimenrs Tuere initiatettto
intestigate the effect ofdift'erences
in
stand age at tbinning timein
I
x
I
space poplar planta't;ou.
Tl:e rand.omized block designof
the experimenrsis
sboun in Figtres 1 and 2.In
the panels marketl A the first tbinning was done in 1966-67 and. tbe secondin
1970-71 utben tbe trees uere8
or 9 and12 or 13
yars
old. respectiaely.In
the panels mnrked B the trees uerethinned, u,ben the! utere 70 or 11 and 14 or 15 years old. respectbefu;
in
the panelt narkecl C the trees uere tbinned tuhen 12 or 13 and 16or 17 years old. reQectiaely, and so on. Tbe aolunes of tlse trees
in
the experiments taere est;n dred' by regression, based on 2182 aolame-trees meastrerl .r e ctionall y.Tables
1,
2
and3
surnrnarize the thinning yields and total aolrrnteproduction
in
the dift'erently treated parcels. Graphs uere draun tosbou tbe relationship betueen diameter and height grouth of lbe trees
in the dift'erently treated. parcels (fig*res 3, 4 and 5).
ln
ordet to eliminete aariatiortsin
tueatber and, otber disturbing lactorsthe leuels of increment baae been expressed
in
pereeníages of those in the tntbinnetl parcels (table 4).Álthoagh tbe experinents are
still in
progress,it
appears tbat Íolal u,ood prodtction'in
the parcels tbinned latest is 40/o
bigber tban inparcels thinned. early.
ln
addition, tbe uootl yield fron' retarded tbin-ttings appears to be more rernrneraliue tban that from early thinnirtgs.A
dratabach.oÍ
thinnins larer is tbe retarded. grotuthol
tbe d.iameter(1.3
m)
oÍ the trees tbat renzin this adaersell' aíÍects their stability in gales.After
the t'irsr thinning(oÍ
50% of
tbe trees) the leael of annaal aolane incremenlÍell
by30/o.
Áfter the second thinning to d qilarter of the initial n*mber of trees, rbe annuzl aolarne incremenllell fu
50 7o cont4dred cuith tbatin
the *ntbinned. parcels. After earlythinning this rcduction.
is
more,bil
recoaeryis
better than alter lale thinning.It
is
conchdetl thatif
the aimis
lo
produce large size timberin
arelatiuely long rotation, the best time
to thin
the plantations is'tuben tbe mean. tree height is about 15 tn, as after later tbinnin.gs the treesmay
ilot
be spfÍicientb stable. For tbe prcdaction of sn'all size timber (dbh 25cn)
tbe higbest aolame prodaction is obtained'il
tbeplanta-tiottt are not tl:inned at all.
kon
worden
en dat
aan redelijke
theoretischeen
praktische eisen voldeed. Als.proefopzet is de gewarde blokkenproef geko-zen.Hierin
komen een aantal verschillend behandelde opstands-gedeelten(de cellen)
telkens gewardvoor
in
enkele herhalin-gen, de zogenaamde blokken. Een proef vanvijf behandelingen
en zes blokken heeft zodoende dertig cellen.Het
streven was erhierbij
op gericht zoveel mogelijk behandelingen en herhalingen te verkrijgen,terwijl
door middel van isolatiestroken ervoorge-zorgd
zov moetenworden
dat
geenonderlinge
beïnvloeding van de cellenkon
plaats vinden.Om
dit in
opstanden van be-perkte omvang te kunnen realiseren, moesten àe cellen zoklein
mogeiijk
gehouden worden.In
figuur
1 is
een plattegrond ge-tekend van éénblok met vier
behandelingenin
devorm,
zoalsdie
tenslottein
de proevenis
uitgevoerd.Men
ziet,dat
in
debeginfase een cel negen bomen bevat,
die
in
een vierkantsver-band staan (ongeveer4bij
4 meter), en die van denaastbijzijn-de cel door
drie
rijen
bomenzijn
afgeschermd.Bij de
eerste dunning wordt om de andere een boom weggenomen- ookin
deisoiatierij,
zodat de overbiijvende bomenin
een rechthoeksver-band staan(4 btj
8
m).
In
elke cel staan dan nogvijf
bomen, maar gerekend per ha is het stamtal gehalveerd.Bij
de
tweededunning
wordt om
de andere een rij weggeno-men, zodat de overblijvende bomenin een
verbandvan
8 bif
8
m
komen te staan,terwijl in
de isolatie alleen de middelsterij
nog
over is.In
elke
celzijn
dannog
slechtsvier
bomen over, maar het stamtal bedraagt een kwart van het oorspronkelijke.*
Uitvoerige behandeling vandit
onderwerpin
Rapportnr.
116 van,,De Dorschkamp".
* Fill
reportnr.
156,Institfie for
Forestry antl I^andtcape plannhtg ,,De Dorschhantp" 1978.Fig.
1
Eén blok (herhaiing) van de proefopzet bij vier behandelingen; gearceerd de gtoeiruimtes van de meetbom€n vóór de dunning(D)
en na één en rwee dunningen (C en Á).o :
bomen te verwiideren bij de eerste dunning* :
bomen te verwiideren bii de tweede dunning'l -
blijvende opstandBehandeling
A:
1e dunning 1966/67;2e dunning 1970/7IB:
,,
1968/69;
,,
t972/71C:
,,
r97 0/71;
,,
197 4/15D:
,,
197 2/73;
,,
197 6/71E:
,,
t974/75;
,,
1978/79Fig.
1
Experitnental design ot' one ranà.ontized block.o
treer to be remouetl in the lirst thínning*
treeJ to be rernoaed in tlse second thinning,:r renaiuing trees
Fig.
2
Indeling van het proefveld van de Oxford-populier. Fig,2
Design of tbe experinent of Oxt'od poplar. Vak 67bP. OxÍord Proefveld P 302
02550
75 100
125Te meten bomen ge-merkt:
Á:
first
thinning 1967B:
1969c:
197I
D:
1973 t+*
,Ê*
,Ê*
t t*
second thinnins 197I
197 3 197 5 1977 ,t ,t t+*
A'.
Zwart 1e dunning: 2e dunning:B:
Blauw 1e dunning: 2e dunning:C:
Roodle
dunning: 2e dunning:D:
Geel 1e dunning: 2e dunning:E: Vit
le
dunning: 2e dunning: v.j. 1967 v.i.l91I
v.j.1969 v.j. t973 v.i. I97L v.j. 197 5 v.i. 1973 v.j. I977*
tt*
It*
*
*
.rÊ JT lÉ*
ta .tt t+*
*
JI {.De
verscl.rillenin
behandeling bestondenuit
verschillenin
tijd-stip van dunning. De vroegste dunning werd behandeling
Á
ge-noemd,in
de
cellenmet
behandelingB
is de
eersre dunning tweejaar
later gesteld,bij
behandelingC
weer tweeiaar
later, enzovoort.Om
deproef
niet te ingewikkeld te
maken,is
het tijdsvedoop tussen de eerste en de tweede dunning niet variabel gemaakt, maarop vier
jaar
gesteld.In
het voorjaar van
1966zijn
vrer proefvelden volgensdit
schemain
bestaande, ongeveer^cht
in
Oostelijk Flevoland uitgezet,jar
oude populieren beplantingen nameliikin
P
301, P 303 het Reve-AbbertbosenP
304in
de
'Robusta' opstandenvan de
afdelingenO
73,
O
64
enO
55, enP
302in de'Oxford'opstand
van afdeling O67.InaI
deze proefvelden
komen
zesblokken
(herhalingen)voor,
het aantal behandelingen bedraagt steedsvijf,
behalvein
P
304 waar slechts plaats was voor vier behandelingen(figuur
2).In
het voorjaar van 1966bij
de aanlegzijn
in
alle cellen devijf
proefbomen gemeten,
namelijk
devier blijvers en
de4idden-boom. Per behandeling
zijn
dezevijf
bomen van gekleurderin-gen voofzien, gemeten
ztjn
de diametersop
1,30in mm
en de boomhoogtenin
dm nauwkeurig.In
het voorjaar van 1967zljn
in
alle daarvoorin
aanmerking komende cellen de vroegstedun-v.j. I971 v.j.7979
ningen
(de behandelingA)
uitgevoerd.Op
de vastgestelde cij-den volgcij-den daarna de dunningenin
de cellenmet
debehan-deling B, C,
etc.,met intervallen van
twee jaren.In
dezelfdejaren
dat
er
gedundwerd, werden
in
alle
behandelingen de proefbomen gemeten.Na
de
beginopnamenin
1965/66
en1966/61
is de tijdsinterval
tussende
opnamen danook
twee jaar, zodatin
1976/77
de zevende opname is uitgevoerd. Voor de bepaling van de staande houtvoorraadzijn
bij
elke opnameook
sektiemetingen uitgevoerd,dat zijn
nauwkeurige inhouds-metingenvan
individuele
bomen. Gemakshalvezijn
hiervoor vaak gedunde bomen gebruikt, de opmetingkon
dan gebeurenmet klem en
meetband.Zodn ef
met
behandelings-effektenrekening
moestworden
gehouden,kon met de
meetgegevens van gevelde bomenniet
meer het volumein
ongedunde cellen geschat worden.Bij
latere opnamenzijn
daaromin
de ongedunde cellen sektie-metingen aan staande bomenmet
de dendrometer vanBarr
en Stroud uitgevoerd.I7egens ernstige aantasting door de larven van de satijnvlinder werden
in
de proefveldenP 301,P
303enP
304in
de seizoe-nen 1969/70en
l97l/12
ekstra metingen van de diameters en boomhoogten uitgevoerd.Vooral in P
301 was devreterij
ern-stig,in P
302 enP
304 wasweinig
of
geenvreterij, in P
303 was het beeld wisselend.De
bedoeling va_q deze ekstra metingenis
geweest, deuitwerking van
devreterii op
degroei
beter teleren kennen
(J. Luitjes,
1973,Ned.
Bosb.Tijdschr.
45
(2): J'*
*
*
t t A Bc
E D Ac
A B B E D Dc
c
BA
E I B*
*
*
D Ec
A B E E D ABrc
D57
4t-53).llet
was jammervoor
de proefneming,dat
deaantas-tingen
in
de dichter staande ongedunde percelen ernstiger leken tezijn
danin
de vroeg gedunde gedeelten. Hierdoor is mogelijkhet effekt
van de behandeling gestrengeldmet
datvan
devre-terij
van de satijnvlinderlarve. Deze verstoring van de proef washet
ernstigstin
het proefveldP
301, echterin
1973 moestdit
wegens stormschade worden opgeheven.
De
meeste ontwortelde en scheefgedrukte bomen bleken toen voor te komenin
de laat te dunnen percelen,in
de behandelingenÁ,
B
en C wasweinig
of geen schade door de storm aangericht.De
beheerder van het Reve-Abbertbos heeftin
de loop dertijd
de bomen
in
de proefvelden opgesnoeid zoals menin
de IJssel-meerpolders gewoon \r/aste
doen. Hoeweldit
van invloed
ge-weestkan
zijn op de diktegroei van de bomen, is nagelatendit
snoeiproces nauwkeurig te registreren.
Tot
nu toezijn
in deD
en E behandelingen de rweede dunnin-gen nog niet uitgevoerd omdat detijd
nogniet
zover gevorderd is. Dehierbij
meegedeelde onderzoek-resultatenzijn
daarom nietdefinitief. Met de
eindbeoordelingmoet
gewachtworden
tota lie behandelingen
behoorlijk
zijn uitgewerkt.3
Besprekingvan
deresultaten
In dit
hoofdstuk zal woÍden getracht dein
de inleiding genoem-de probleemvragen te konfronteren met detot
nu toe verkregen resultaten van het onderzoek ten einde meer zicht tekrijgen
op de wezenlijke betekenis hiervan.Allereerst de invloed
van het tijdstip
vandunning
op de hout-produktie.Om
datgene dathier belangrijk
is beter te laten uitkomen,zijn
enkele samenvattende tabellen en figuren gemaakt.De
uitkom-sten van de metingenin
de proefveldenzijn
overzichtelijk
sa-mengevat
in de
tabellen
1,2
en
3,
terwijl
grafieken
zijn
ge--nokt
lrun het verloopvan
de diameter- en hoogtegroeibij
deverschillende behandelingen: figuren
3,4
en 5.Hierin is te
zien,dat
de
eerste dunningenbij
behandelingA
plaats vonden, toen de gemiddelde hoogte ongeveer 10
m
was en de staande houtvoorraad tussen 30 en43
mB/hagÍoot
was.De
dunningsopbrengstgelijk
aan dehelft
van deze hoeveell.reid,l.rad een gemiddelde diameter van omstreeks 12 cm. Vervolgens
werden
de
tweededunningen
bij behandeling
A
uitgevoerd toen de gemiddelde hoogteop
16 m was gekomen en de staandeTabel
1
Resultaten van proefveld P 302 (Oxford) (Rcstlts of tneastrerttents)Behandelingen: TrcdtmenlJ: A B C D E 1e dunning: leeftijd gem. diameter voiume/ha 2e dunning: leeÍtiid gem. diameter volume/ha Toestand 18 .laar: gem. diameter gem. hoogte volume/ha totale produktie
first
thinning:
age (years) mean diarneteroolune/ ba second
thinting:
age (years)nean dianeter aolnne / ba Sitnation at 18 years: nzean dianeler nean heigbt uoltne/ ba total Prodrction o
tj.4
27.5 t2 )1 ') 37.9 10 16.9 40.6t4
23.3 50.8 L2 19.3 60.8 16 25.0 62.7 r4 21.0 81.5 31.4 2t.0t}r.4
160.8 ?oo 20.8 o1 ) r84.6 25.8 20.1 r40.9 222.4 27.' 20.7 80.3 201.8 r6 )) 2, 101.0 24.0 20.7 L25.7 226.7 jaar cm m' jaar cm m3 cm m ml mJTabel
2
Resultaten van proefveid P 301 (Robusta) (Resiltsol
tneastrenzents)Behandelingen: Treahnents: A B C D E
le
dunning: leeftijd gem. diameter volume/ha 2e dunning: leeftijd gem. diameter volume/ha Toestand 19 jaar: gem. diameter gem. hoogte volume/ha totale produktiefint thinning:
age (years)nean diatnetet
aohme/ ba
second. thinning; age (3tears)
tnean diatnetet uolane/ ha Sitution at 19 years: near dianzeter rnean height 'uolu nte / ba totdl Prodilctio,l 9 12.l 15?
r)
19.8 )77 11 r5.4 29.4 15 2r.9 38.8 T3 't-7 1 42.6 77 24.4 14.1 15 19.3 t6.B t7 21.) B).7 30.9 ,1 c) 90.7 t33.6 27.6 2t,4 7i.8 t70.5 24.9 20.8tll .j
17 4,t ,1 5 I t.) 111.2 194.9 29.0 21.4 79.r r47.4 t^af cnl m3 jaar cm n3 cn] m nt3 m3Tabel
3
Resultaten van proefveld P 104 (Robusta) (Retilts of nteasarenents)Behandelingen: Treatrnents: A B C D E 1e dunning: leeftijd gem. diameter volume/ha 2e dunning: leeftijd gem. diameter volume/ha Toestand 79 jaar: gem. diameter gem. hoogte volume/ha totale produktie
first
thinting:
age (yeats) ntean dianzeter aolutne/ be secontl tbinning: age (years)rnean dianteter uolune/ lta Sittation at 19 years: ntean dianeler nean height ool
tne/
ha total. productiotr 9 1 1.8 17.8 13 19.9 36.2 1l 18.7 66.6 t7 25.0 -71 ) 1t 20.3 90.4 11 L6.T 41.7 L5)z)
58.jJ^r
cnl mt jaar cnl rl13 cn-r m m3 ml 30.t-)))
114.7 168.7 j0.2 22.4trj.7
2tj.7
)-7 1)))
97.4 24t.2 ?5 c) 2t.8 169.6 260.0H (m)
H (m)
H (m)
Fig.
3
Groei van diameter en hoogte bij verschillende dunningstijdstippen (P 302). Fig.j
Growrb of di.ameter and, heigbt in dif Íerently treated, parceh.behandelingen: (treatmmx)
l5
Fig.
4
Groei van diameter en hoogte bij vetschillende dunningstijdstippen (P 303). Fig.4
Groutb ol diameter and. heigbt in diÍÍerenïly neated. parcels.behandelingen: (treatments)
!ig. 1
Groei van diameter en hoogte bij verschillende dunningstijdstippen (P 304). Fig.5
Groruth of diameter and. height in d.if t'erentfu treated. parcels.behandelingen: (heatmeltrt)
59 houtvoorraad weer
tot ,5 à 76
m}/ha
was toegenomen.De
op dat moment verkregen dunningsopbrengsten hadden een gemid-delde diameter van ongeveer 20 cm. Ook iste
zien, dat de totale spilhoutproduktiebij
behandelingA
op ongeveer 18-jarigeleef-tijd gelegen
is
tussen130
en I70 mï/ha,
de gemiddelde dia-meter van de opstand was toen 31 cm.Vergelijken
we nu
deze uitkomstenmet die van de
ekstreemlate dunning
in
behandelingE. Daar werd
pasvoor
het
eerst gedund toen de gemiddelde hoogte de 20m
al
hadbereikt
ende
staande houtvoouaadop
170à
200 m}/ha
was gekomen.De
gemiddelde diametervan
deze dunningsopbrengst bedroeg ongeveer22
cm,terwijl
de totale spilhoutproduktie volgens de laatstemeting uitkwam op 195à227
m3/ha,bij
een gemiddelde opstandsdiameter van24
cm.N7e zien dus, dat naarmate de dunningen
in
eenlater
stadiumworden
uitgevoerd,
de
dunningsopbrengstengroter
worden evenals de bijbehorende gemiddeide diameter enook
de totalespilhoutproduktie
stijgt. De
financiële aantrekkelijkheid
van late dunning is om twee redenen groter dan die van vroegedun-ning,
namelijk
grotere opbrengstenper ha en
zwaardere dia-meters, waardoor lagere eksploitatiekostenper ms en
hogere houtprijzen zouden kunnen ontstaan.Een
nadeelvan
eenlaat
uitgevoerdedunning
is
het
achter-blijven
van de gemiddelde diameter van de opstand:24
cmbij
behandelingE
tegenover31
cm
bij A. Tot
het einde van
deomloop
is
het
echtermogelijk,
dat
deze verhoudingzich
nogwijzigt,
zodatook
in
de laat
gedunde percelen een voldoende marktwaardigeindprodukt kan worden
verkregen.Doordat in
de proefvelden elke behandeling een aantal malen herhaald isen gespreid over
het
oopervlak voorkomt, bestaater
een grote mate van zekerheid dat de gevonden verschillen niet aan bodem-verschillen kunnen worden geweten.Zodn
de proefneming zal zrjnvoltooid,
zalhet zinvol
zijn
definanciële konsekwenties van de verschillen
in
dunningstijdstip verderuit
te diepen door kosten/baten analyses en rendements-berekeningenuit
te voeren. Ook zal dan nog eens bekeken moe-ten worden, hoe de variatie van opstandskenmerkenbinnen
debehandelingen
er
uit
ziet,want dat
is
ietswat
nog
niet
is
ge-beurd en toch belangrijke informatie zou kunnen geven.In
de tweede plaatsis
daar de reaktie van de blijvende opstandop
verschillenin tijdstip
van dunning.
Genoemdis
reeds het achterblijvenvan
de gemiddelde diameterbij
lang
uitgestelde dunning. Voorts is daar de invloed op het niveau van degrond-vlak-
en
volumebijgroeiper
ha.
Dezeis
goedaf
te
lezenin
tabel 4, wanthierin
is deze bij de verschillende behandelingenuitgedrukt
in
percentages vandie
der ongedunde percelen.Het
blijkt
nu,
dat
na
zeervroegtijdige dunning
de
aanwas meerterugloopt,
maar zichook
beter hersteltdan na late
dunning.Indien
de eerstedunning
op
10à
l2-jar:igeleeftijd wordt
uit-gevoerd, danverloopt
de aanpassing soepelerin
die
zin, dat defluktuatie
in
bijgroei
minder groot is.De
gedunde percelen be-reikenniet
meer het bijgroeiniveau van de ongedunde percelen en na twee jaarlijkt de aanpassing aan de
ruimere stand tezijn
voltooid. Uiteraard
is niet
te
zeg}en,wat
er
gebeurdzou zijn
als de tweede dunning op een latertijdstip
zou zijn uitgevoerd.$(/el
lijkt
het er
op, datbij
zeer lar.e dunning,die werd
uitge-voerdmeef op
tijd
een
leeftijd van 16
jaa4het
procesvan
aanpassingin
beslag neemt dan de daarvoorin
de proef gestelde v1eryafen.De
derde probleemvraagging
overvitaliteit
enstabiliteit.
Ge-zegdkan
worden,dat
verminderdevitaliteit
zich
vaakuit
in
verminderde lengtegroeivan de
bomen. Uit de meetgegevenskan
niet
afgeleid worden,dat de
lengtegroeibij
late
dunningminder
zouzijn
danbij
vroegedunning. Omdat
er
ook
geen zichtbare verschillenin
vitaliteit
tussen de bomenin
de verschil-lende behandelingen aan de dag geuedenzijn,kan
gesteld wor-den datin
de proefvelden geen vermindering vanvitaliteit
door late dunning is waargenomen.\Vat
betreft destabiliteit
ligt
dat iets anders. Toenin
1973 proefveldP
301 wegens stormschade moest worden opgeheven, waser
in
de cellenmet
de behande-lingenA, B
en C nauwelijks sprake van schade.In
de cellen met behandelingD en
E waren echtertalrijke
bomen ontworteld of scheefgedrukt.Bij
de
eerstgenoemde haddende bomen
H/D
verhoudingendie niet ver
boven
de 70
lagen,terwijl
bij
delaatstgenoemde
waarden
van
om en
nabij 90
voorkwamen.Blijkbaar moet
deze laatstevoor
depopulier
bij
zware storm als kritische waarde beschouwd worden.Samenvattend
kan
de hoofdvraagvan
dit onderzoek
voorlopig alsvolgt
worden beantwoord: Gezien tegen de achtergrond van de doelstelling van de teelt moeten de voor- en nadelen van ver-schillendetijdstipuen
van
dunning ondeding
afgewogen wor-den.Uit
de genomen proevenkan
gekonkludeerd worden, datbij
de doelstelling houtproduktie hettijdstip
van eerste dunning gesteld kan wordenop
12à
14 iaar,bij
een gemiddelde hoogte van tenminste 15 m:\Vant
dunningin
een vroeger stadiumbe-tekent
eenbelangrijk
lagere houtproduktie,terwijl
een langer uitgestelde dunning te grote risiko's met zich mee brengtin
ver-band met destabiliteit
van de opstanden tegen storm.Tabel
4
Verlaging van de bijgroei door dunning: gemiddelde niveausin
Vo van die der ongedunde petcelen (Mean leaehof
increment after thinningin /o
oÍ the leaels of the untbinned siutttion).na de tweede dunning (after rccond. thinning) na de eerste dunning
(aÍter
Íirrt
tbinning)gedurende de
le
twee jaar(d.uing the first tuo yearc)
gedurende de 2e twee jaar
(darine tbe second tu,o lears)
gedurende de 1e twee i:ar
(duing the first tuto Jre:;rt)
relatieve (relatiae
gtondvlakbijgroei dG / dH
basal area incren.ent)
behand. (treatment) gemidd. (nean) (sigma
A:6)%
B:
77 7oC:
77 7oD:
81 7o:747o
|
8%)
(sigmagemidd. (mean)gemidd. (mean) (sigma P
j02:
64% P 10J: )6 7o P 304: 52 %o 57 7o 6 7o) 86%7%)
lopende volumebijgroei(ctrrent anntal aolame
dV/dT increntent) P 302: 70 7o P 3O): 67 % P 304: 60 % 74 76 P 302: P 303: P j04: 66 "/o % % gemidd. (rnean) (sigma
D:
64 7o:727o
:
7/o)
genidd. (mean) (sigmaA:
77 %oB:71
%C: 7)
lo beh. P P P 302: 30j: 304 49% 46 7o 38 %o gemidd (sigma (nzean) 66%6%)
44%
6%)
t[
SamenvattingIn
L965 zijn
in
Oostelijk
Flevoland proefnemingen begonnen om te weten te komenwat
de konsekwentieszijn
van verschil-lenin tijdsrip
van dunning van populierenopstanden, diein
een4bij
4m
verbandzijn
aangelegd.Hoewel de proefnemingen nog
niet
beëindigdzijn, is nu
reedste
zíen, dat de totaleproduktie
aan houtbij late dtnning
40/o
hoger
ligt
danbij
zeer vroegtijdige dunning. Ookzijn
dunnings-opbrengstgnbij
latedunning
financieel aantrekkelijker danbij
vroege dunning. Een nadeel van een late dunning is het
achter-blijven
van de diktegroei van de bomenin
de blijvende opstand, hetgeen gevolgen heeftvoor
de stormvastheid.Uit
een analyse van de volumeaanwas per hablijkt,
dat deze na dunning van delrelfr
van het stamtalmet
30 7o verlaagd is.Ais
bij
een tweededunning
her
stamtalis
teruggebrachttot
eenkwart van
het oorspronkelijke,dan
blijkt
de
jaadijkse volumeaanwasper
ha 50 7o lager tezijn
danin
geheel ongedunde toestand.Bij
vroeg-tijdige
dunning is de verlaging wat meer, maar verlooot het her-stel beter danbij
late dunning.Indien
men een langere omloop verkiestmet
deproduktie
van zwaarhout (dbh
>
35
cm), dan is het
noodzakelijkbij
een plantverband van4 bij 4
te dunnenbij
een gemiddelde hoogtevan
ongeveer 15m.
Lateredunning is in
verbandmet
gevaar voor stormschade te riskant.\7enst
men echterin
kortere om-loopvrij licht hout
(dbh<
25
cm) te telen, dankrijgt
men de hoogste produktie als dunning achterwege blijfc.Manden, manden en nog eens manden
/
W. TuinzingRijkslandbouwkonsulent vooÍ de griend- en rietkultuur in Wageningen tot april 1974
In
heï kreatief
centrufit ,d,ehank"
in
Heerd.eword; al
enkele jaren. een.kursu
in
mand'en alechten gegeuen.De
afgelopen tui.nrer taerd. er een ,entoonttelling met betrekkingtot
d'it ond'er-tuerp gehoud.en.Om
d,e bezoekerc een beekl,e
geuen uan d.etuaarlijk
grote berekenis d'ie eens d.e mandenmakerijin ltet
ge-bied
un
Ztuolle
heet't gehad', schreef d.e heerTuinzing
onder Loaeuraandetitel
een ouerzicbtje.Voor,,Populiel'
heet'tbij
bet aan een uituoerige inlei.d.ing aoorzien,ZinÈen uan gra:l.enl.
lvijÈ
bij Datrstede 1937Een
aantal houtsoortenleent zich voor
de teelt van
hakhout.Het is
her houtgewas dat geregeldbij
de grondwordt
afgezet. Een vandie
houtsoortenis
dewilg. I7ilgehakhout is
beter be-kend onder de naam van griendhout. Onze griendenzijn
het diedit
hout voortbrengen. Van griendenwordt
uitsluitend dan ge-sproken, indien het om bossen gaat die wilgehakhout opleveren.De
naamgeldt niet
voor de aanplant van essehakhout, dafl wel eikehakhout,of
nog
ander hakhout.Griendhout
is het
enige hakhouthier te
landedat zijn
betekenisniet
geheel heeft ver-loren.Bij
de
aanlegvan
griendenwordt van
kort
stekgebruik
ge-maakt.Door
een geregelde oogst vanhet
gewasgroeit
de stektot
eenstruik
uit.
Bij
de ene wilgesoortontwikkelt
deze zichwat
meerin
de breedte,bij
de anderewat
meerin
de hoogte.Niet
alle stoven breiden zich even voorspoediguit. Hoe
gerin-ger de standruimte, des te groter destrijd
om het bestaan. Ge-deeltelijk alweer afhankelijk van de wilgesoort raakt de ene ook meer dan de andere door insekten bewoond, die haar te gronde richten.Tot
het onderhoud behoort daarom het steken van stek op de opengevallen plaatsen.In dit
geval is het geenkort
stek, doch lang stek.Na
enkele jarendicht
bij
degrond
afgezet,kan
de stek onder gunstige omstandigheden
tot
een nieuwe,ktach-tige stommel uitgroeien.
Alle
goedezorgen ten
spijt
raken grienden op den duur echter versleten: de ene eerder, de andere later.Griendhout is een merkwaardig gewas. De griendteler weet het met sukses zelfs te telen
in
gebieden die aan de werking van eb en vloed onderhevig zijn,mits
het water maat zoet is. Langs de Oude Maaszijn
nogaltijd
voorbeelden hiervante
vinden. Bin-nen dedijken
blijkt
hetop
de meest onhandelbareklei
-
onze beruchte komklei-
thuis te zijn. Onder het gewas van bepaalde wilgesoorten kan deze grond bovendien nog een prachtigestruk-tuur verkrijgen.
De griendteelt heeft
het
gewoonlijk
moeten stellenmet
terreinen die voor ander doelweinig
begeerlijk wa-ren: ver van de bewoonde wereld verwijderd,moeilijk
toeganke-lijk,
van natureof
door aÍgraven laaggelegen, lastigvan
vorm, sterkmet
moeraspaardestaart bezet. Griendtelerszijn
heel vaakde
bezittersvan los land
geweest.Niet
zelden hebben jacht-belangenhierbij
eenrol
gespeeld.Het griendgewas bezit een opmerkelijk vermogen de natuurlijke