• No results found

Optimalisering van de organische en anorganische N- en P-bemesting bij snijmais

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Optimalisering van de organische en anorganische N- en P-bemesting bij snijmais"

Copied!
7
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

et onberegende gewas had in 1986 behalve een igere drogestof-produktie ook een mindere wa lite it dan de beide beregende objecten. Bij het nberegende object zijn er minder kolven tot ntwikkeling gekomen. De kolven die toch uit-roeiden bleken minder goed gevuld te zijn dan ie van de beregende objecten. Gedurende de estuivingsperiode was er op alle objecten oldoende vocht in de wortelzone. Voorts viel erin eze periode lichte neerslag. Het hoge aantal lanten zonder kolf en de slechtere kolfzetting bij et onberegende object is waarschijnlijk te wijten an een periode van groeistoornis tijdens de roge julimaand. Er is geen kwaliteitsverschil econstateerd tussen beregening bij 400 cbar en

700 cbar drukhoogte in de wortelzone.

De netto energiewaarde van het onberegende object lag per kg droge stof boven de netto energiewaarde van de overige twee objecten. Dat juist het onberegende object de hoogste VEM-waarde heeft, houdt mede verband met een hoger eiwitgehalte waarmee de VEM-waardebe-rekening mede wordt uitgerekend.

Omgerekend naar VEM per ha heeft het intensief beregende object de hoogste produktie en het onberegende object de laagste.

Aan de hand van de verzamelde gegevens zal de komende jaren een beregeningssimulatiemodel voor snijmaïs worden gemaakt.

)ptimalisering van de organische en anorganische

J- en P-bemesting bij snijmaïs

.H.H. Titulaer, PAGV

robleemstelling

i de maïsteelt wordt algemeen drijfmest aan-Bwend. Afhankelijk van de soort, de dosering, st tijdstip van toediening, het wel of niet in-erken, de grondsoort, de weersomstandighe-3n enz. kan de stikstof werking sterk variëren, ïn corrigerende aanvulling met kunstmest-ikstof is dan ook een moeilijke zaak. Mogelijk edt ook bij maïs een stikstof-profielbemon-ering in het voorjaar de mogelijkheid om hier-/er beter geïnformeerd te raken,

n ander punt dat steeds actueler wordt, is het it dat bij herfst- of wintertoediening van drijf-est aanmerkelijke hoeveelheden stikstof uit de ïjfmest door uitspoeling verloren kunnen gaan. anuit milieu-oogpunt, met name ten aanzien van

de kwaliteit van het drinkwater, is dit niet aan-vaardbaar.

Sinds enige tijd zijn er nitrificatieremmers op de markt, waarvan er een, dicyaandiamide (Didin), onder de hier geldende klimatologische omstan-digheden een redelijke werking heeft. Deze wer-king komt neer op de remming van de omzetting in de grond van ammoniumstikstof in nitraat-stikstof. Aangezien 50 tot 70% van de stikstof in drijfmest, af hankelijk van de soort, in ammoniaka-le vorm aanwezig is, zou dit een mogelijkheid zijn om de stikstof uit drijfmest gedurende een be-paalde tijd in ammoniumvorm te conserveren. De werkingsduur van de nitrificatieremmer di-cyaandiamide is afhankelijk van dosering, bo-demtemperatuur en organische-stofgehalte van de grond.

Een andere vraagstelling is of een aanvullende stikstof bemesting geheel of gedeeltelijkgegeven kan worden in de vorm van een

(2)

NP-rijenbe-mesting. Deze zou dan uitgevoerd kunnen wor-den in plaats van de P-rijenbemesting zoals die in de praktijk vrijwel standaard toegepast wordt.

Uitvoering onderzoek

Voor de uitvoering van het onderzoek zijn van 1983 t/m 1985 drie proeven aangelegd op zand-grond en van 1984 t/m 1986 een proef op kleigrond.

De proeven op zandgrond bestonden uit vier runderdrijfmestvarianten (RDM), te weten: a. 70 ton RDM/ha in de herfst (H 1,2)

b. 70 ton RDM/ha in de herfst + Didin (HD 1,2) c. 70 ton RDM/ha in het voorjaar (V1,2) d. geen drijfmest (O 1,2)

Over deze varianten zijn twee varianten rijen-bemesting aangelegd (1 = P; 2 = NP), met daaroverheen vijf N-trappen. De proeven lagen in drie of vier herhalingen.

Op de kleigrond was de proefopzet gelijk aan die op de zandgronden, met dien verstande dat op kleigrond nog een voorjaarsvariant met nitrifica-tieremmer is toegevoegd (VD).

De proefplaatsen waren Heeten (Heino), Leende (Cranendonck), Vredepeel en Wolphaartsdijk

(Rusthoeve).

In deze proeven is periodiek het stikstofgehalti van de grond bepaald. In alle proeven is het ra Splenda als testgewas gebruikt.

Resultaten en discussie

De gedetailleerde resultaten van het onderzoe staan vermeld in de onderzoekverslagen van di betreffende ROC's (zie literatuurlijst). Hier word volstaan met de vermelding van de opbrengstei op de objecten zonder enige aanvullende be mesting met kunstmeststikstof en de gemiddeld' opbrengsten van de stikstoftrappen. Dit kaï omdat tussen de stikstoftrappen vrijwel gee significante opbrengstverschillen zijn geconsta teerd, met uitzondering van de objecten zonde drijfmest waarbij in sommige gevallen wel sig nificante opbrengstverschillen tussen di stikstoftrappen optraden. De aldus geformuleei de resultaten staan vermeld in de tabellen 102 t/n 105.

Uit de resultaten van de proeven op de zand gronden blijkt dat 1983 een goed maïsjaar en 198 een slecht maïsjaar was. Het jaar 1985 neemt eei tussenpositie in.

Tabel 102. Drogestof-opbrengsten (ton/ha) Vredepeel (PAGV 1063).

object jaar : 1983 01 0 2 V1 V2 H1 H2 HD1 HD2 gemiddeld A* 12,6 16,6 17,2 17,5 16,8 17,8 17,6 17,8 16,7 B* 17,9 19,1 18,7 18,7 18,1 18,3 18,6 18,6 18,5 1984 A 7,7 8,5 11,4 12,8 10,3 10,6 11,0 11,1 10,4 B 11,3 12,1 12,1 12,3 11,7 11,8 11,7 11,7 11,8 1985 A B 10,4 14 14,4 15 14.6 15 15.7 15 14,4 15 14,8 15 15,3 15 14,8 15 14,3 15 * A = opbrengst O N

(3)

fabel 103. Drogestof-opbrengsten (ton/ha) Leende (PAGV 1064). Dbject jaar: 31 32 /1 /2 H1 12 1D1 1D2 jemiddeld A 11,6 14,8 16,2 16,6 16,0 16,8 17,6 18,1 16,0 1983 B 17,5 18,2 16,9 17,5 17,5 16,9 17,4 17,6 17,4 A 7,2 9,7 11,5 11,6 10,6 10,9 10,7 11,8 10,5 1984 B 11,9 12,7 12,5 12,7 12,1 12,2 12,4 12,8 12,4 1985 A 9,5 13,4 12,6 14,0 13,2 14,5 13,0 15,0 13,2 B 13,5 14,7 14,8 15,4 14,3 15,4 15,5 15,8 14,9

londer een extra N-bemesting (A) blijven de )pbrengsten op de proefvelden Vredepeel en .eende (op de objecten zonder drijfmest) sterk ichter.

)p het proefveld Heeten zijn er nauwelijks ver-schillen tussen de objecten zonder en met drijf-nest. Tussen de drijfmestobjecten zijn de op-»rengstverschillen vrij gering. Vooral op de objec-en zonder drijfmest is er eobjec-en significant effect fan de NP-rijenbemesting ten opzichte van de '-rijenbemesting in Vredepeel en Leende. Op de )bjecten met drijfmest is dit effect geringer en neestal niet significant.

Een aanvullende bemesting met kunstmest-N heeft een duidelijk positief effect, ofschoon in mindere mate op het proefveld te Heeten. Voor het proefveld op kleigrond te Wolphaartsdijk geldt in wezen hetzelfde. De opbrengsten op de objecten met een drijfmesttoediening in het voor-jaar (V, VD) bleven in 1984 achter bij de andere objecten, als gevolg van structuurbederf. In 1985 en 1986 was de invloed van het structuur-bederf door toediening in het voorjaar niet of slechts in geringe mate aanwezig.

Toevoeging van Didin aan drijfmest met toedie-ning in de herfst heeft geen invloed op de

dro-"abel 104. Drogestof-opbrengsten (ton/ha) Heeten (PAGV 1065).

ibject jaar )1 )2 '1 '2 (1 )2 ID1 ID2 emiddeld A 11,1 10,7 10,3 9,9 11,2 11,4 11,9 10,1 10,8 1983 B 11,2 12,3 10,8 10,6 10,7 10,3 11,9 10,8 11,1 1984 A 10,6 10,9 11,1 10,1 10,6 12,0 11,5 10,9 11,0 B 10,9 11,4 11,1 10,8 11,2 10,8 11,4 10,7 11,0 1985 A 13,1 13,4 14,0 12,8 14,4 13,5 13,7 13,9 13,6 B 14,7 14,6 14,5 14,0 14,5 14,4 15,2 14,2 14,5

(4)

Tabel 105. Drogestof-opbrengsten (ton/ha) Wolphaartsdijk (PAGV 1308). object jaar 01 0 2 V1 V2 VD1 VD2 H1 H2 HD1 HD2 gemiddeld 1983 A 10,0 11,4 9,7 12,2 11,7 11,6 11,6 12,2 11,6 12,0 11,4 B 13,3 14,4 12,3 12,4 12,6 12,2 14,1 13,8 13,6 13,6 13,2 1984 A 11,3 14,4 14,8 16,4 15,8 15,8 13,6 15,7 15,3 15,9 14,9 B 15,2 15,9 16,0 17,1 16,2 16,9 16,1 16,4 16,6 16,9 16,3 1985 A 9,4 12,1 13,5 14,9 15,0 14,4 13,6 14,2 14,6 15,5 13,7 B 13,3 14,4 14,6 14,6 14,8 14,5 15,C 15,1 15,5 15,2 14,7

gestof-opbrengst. Uit de resultaten vermeld in tabel 106 blijkt dat door toevoeging van Didin aan drijfmest een besparing van 30 à 50 kg N/ha bereikt kan worden.

Opvallend is het hoge N-mineraalgehalte van de

grond op het proefveld te Heeten. Er zijn nau-welijks verschillen tussen de drijfmestobjecter en het niveau is zeer hoog, ook op het O-object. Dil zou verklaard kunnen worden uit het feit dat dh een enggrond betreft met een humeus dek van 8C

Tabel 1 0 6 . De N plantdata Vredepeel (PAGV 1063) Leende (PAGV 1064) Heeten (PAGV 1065) Wolphaartsdijk (PAGV 1308) mineraalgehalten in de laagO-object : 1983 1984 1985 1983 1984 1985 april mei maart juni geen bepalingen maart mei april juni maart juni 1983 : mei 1 9 8 4 : april juni 1985 : april juni 1 9 8 4 : april juli 1985 : maart mei 1 9 8 6 : maart juni 90 cm in kg N/ha (Vredepeel 0 - 60 cm) O 77 50 22 57 59 64 29 68 29 83 129 84 126 70 124 42 63 33 56 36 71 V 77 95 22 197 108 163 38 234 95 180 192 162 262 81 250 42 78 42 134 40 126 VD -_ -__ -42 93 50 152 41 137 H 176 95 69 111 127 172 77 99 122 189 238 158 250 200 286 50 83 56 71 49 96 HD 20: 13 13 14! 171 151 101 14! 8I 22: 2 1 : 191 28 2 1 : 311 5' 61 9 91 71 12:

(5)

cm of meer en een frequente toediening van dierlijke mest in de jaren voor de aanleg van de proef.

In de figuren 20 t/m 23 is per proefveld het verband weergegeven tussen het N-mineraalge-hialte van de grond in mei/juni en de drogestof-Dpbrengsten van de snijmaïs op de veldjes zonder

extra N-bemesting. Weergegeven zijn de ver-schillen in de effecten van een P- en NP-rijen-bemesting.

In de "kantlijn" zijn de drogestof-opbrengsten gegeven van de gemiddelde opbrengsten van alle objecten en alle stikstoftrappen (zie ook tabellen 102 t/m 105).

Legenda fig. 20 t/m 23

G P-rijenbemesting 1983* • NP-rijenbemesting 1983

* Voor PAGV 1308 ; resp. 1984, 1985 en 1986

O • P-rijenbemesting 1984 NP-rijenbemesting 1984 P-rijenbemesting 1985 NP-rijenbemesting 1985 kogestof-ipbrengst on / h a —I— 50 1 1 200 250 N-min kg/ha ( 0 - 6 0 cm)

Fig. 20. Het verband tussen het Ni-mm gehalte (0-60 cm) in mei/juni en de drogestof-opbrengst (ton/ha) van snij-maïs zonder extra N-bemesting met P- of NP-rijenbemesting (Vredepeel, PAGV 1063; 1983,1984). ogestof->brengst m/ha — I 1 1 150 200 250

N-min juni; kg/ha ( 0 - 9 0 cm}

Fig. 2 1 . Het verband tussen het N-min gehalte (0-60 cm) in mei/juni en de drogestoT-opbrengst (ton/ha) van snij-maïs zonder extra N-bemesting met P- of NP-rijenbemesting (Leende, PAGV 1 064 ; 1 983, 1 984, 1985).

(6)

Legenda fig. 20 t/m 23 ü P-rijenbemesting 1983* • NP-rijenbemesting 1983

* Voor PAGV 1308 ; resp. 1984, 1985 en 1986

O P-rijenbemesting 1984 NP-rijenbemesting 1984 P-rijenbemesting 1985 NP-rijenbemesting 1985 drogestof-opbrengst ton/ha 15-1 -. 10-

tf*

s-• J o 100 —I— 150 200 250 300 350 N-min kg/ha ( 0 - 9 0 cm) mei/juni

Fig. 22. Het verband tussen het N-min gehalte (0-90 cm) in mei/juni ende drogestofopbrengst (ton/ha) var snijmaïszonderextraN-bemestingmetP-of NP-rijenbemesting (Heeten, PAGV 1065 ; 1983,1984 1985). drogestof-opbrengst ton /ha 15 10-O $ 50 100 150 200 N-min kg/ha ( 0 - 9 0 cm) mei /juni

Fig. 23. Het verband tussen het N-min gehalte (0-90 cm) in mei/juni en de drogestofopbrengst(ton/ha) va snijmaïs zonder extra N-bemesting met P- of NP-rijenbemesting (Wolphaartsdijk, PAGV 1308 1984,1985, 1986).

(7)

Jit de resultaten blijkt dat een NP-rijenbemesting )ij een bodemvoorraad van minder dan ± 100 kg \l als N-mineraal in mei/juni duidelijk voordelen )iedtten opzichte van een P-rijenbemesting. Het iff eet is 50 tot 100 kg N. Bij een hogere N-mine-aalvoorraad is er een minder significant positief iffect. Dit wordt duidelijk geïllustreerd door de ifwezigheid van enig effect op het proefveld te teeten, waar de laagste in mei/juni gemeten J-mineraalvoorraad 124 kg N bedroeg. De vraag )f de bepaling van de stikstofvoorraad in de grond sen goede hulp kan zijn bij het vaststellen van de »ptimale N-bemesting, kan in die zin beantwoord vorden dat alleen een bepaling in mei/juni zinvol 5. Indien na toediening van 70 ton runderdrijf-nest in de herfst of in het voorjaar, met of zonder oevoeging van Didin in mei/juni een voorraad van

00 kg N of meer in de grond, c.q. bewortelbaar rofiel, aanwezig is, is geen aanvullende kunst-lestgift meer noodzakelijk. Een standaard

NP-jenbemesting is dan voldoende.

Conclusies

- Een gift van 70 van runderdrijfmest is op zandgronden voldoende om de optimale op-brengst te halen, waarbij er geen of nauwelijks verschillen in opbrengst optreden bij toedie-ning in de herfst of het vroege voorjaar. Een aanvullende stikstofbemesting via NP-rijen-bemesting of een breedwerpige N-NP-rijen-bemesting is echter noodzakelijk indien de N-mineraal-voorraad in mei/juni lager dan 100 kg N/ha is. - Een NP-rijenbemesting geeft in het algemeen

een beter resultaat dan een P-rijenbemesting. Toepassing van een nitrif icatieremmer bij run-derdrijfmest heeft nauwelijks enige N-bespa-ring (30-50 kg N) opgeleverd. De kosten zijn hoger dan de baten.

Bij frequent toepassen van runderdrijfmest op hetzelfde perceel, zal een verlaging van de gift van 70 ton/ha waarschijnlijk mogelijk zijn, zonder het opbrengstniveau aan te tasten.

Samenvatting

In een meerjarig onderzoek met veldproeven op zand- en kleigrond, is onderzocht of het mogelijk is de N-bemesting van snijmaïs te optimaliseren. Hiervoor werd gekozen voor een combinatie van dierlijke mest wel of niet aangevuld met kunst-meststikstof. De dierlijke mest werd aangewend op verschillende tijdstippen, de kunstmest-stikstof vlak voor het zaaien. De kunstmest-stikstof huishou-ding werd gevolgd door middel van grond- en gewasanalyse. Bij de eindoogst werden de op-brengst en de kwaliteit bepaald.

Het bleek dat er weinig verschillen in opbrengst optraden ten gevolge van de verschillende toe-dieningstijdstippen van de dierlijke mest. Een aanvullende stikstofbemesting hetzij in de vorm van een NP-rijenbemesting hetzij breedwerpig toegediend werkte positief op de opbrengst. De optimale opbrengst werd bereikt als er in mei/juni een bodemvoorraad van 100 kg N/ha of meer aanwezig was.

Literatuur

Anonymus (1981). Fachsymposium über den N-Stabili-sator SKW-Didin für Flüssigmist. Sonderdruck aus Bayerisches Landwirtschaftliches Jahrbuch, Heft 7/81, p. 834-896, Augsburg.

Enting, A.E., F.A. Straatman en L.C.N, de la Lande Cremer(1985). DCD. Een nitrificatieremmer. Instituut voor Bodemvruchtbaarheid. Nota 143, Haren (Gr.), p. 55.

Hoegen, B. (1986). Einfluss des Zeitpunktes von Gül-legaben mit und ohne Didin Zusatz auf Gehalte und Verteilung von mineralischem. Stickstoff (N-min) im Bodem. Diplomarbeit, Bonn p. 83.

Titulaer, H.H.H. (1983). Erfahrungen mit Didin zu Gülle in den Niederlanden. In: Symposium Nitrifika-tionshemmstoffe. Ed.A. Amberger. VDLUFA-Schrif-tenreihe, Heft 11, Weihenstephan, pag. 318.

Titulaer, H.H.H. (1983 t/m 1986). Verslagen ROC's: Vredepeel, Cranendonck, Heino en Rusthoeve.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

The primary distributor roads in the city of Harare connect in a radial pattern to regional and national destinations (Refer to Appendix B). 15a) depicts the classification of

Service: Journal of Public Administration, 43: 40 I - 413.. How to design and evaluate research in education Seven th Edit ion. Research Interviewing: the range of t

Om de storende invloed van de samenhang van de bedrijfsoppervlakte met de veebezetting per man en de veedichtheid te onderdrukken, zijn dus de bedrijven eerst ingedeeld in

Er werd gewerkt in een perceel veldbeemdgras dat op 24 juni met een vijfvoets- balk in het zwad was gemaaid. Het dorsen vond op 27 juli plaats. De omstandig- heden waren ongunstig.

Be variatie in de vakken onderling was te groot om betrouwbare verschillen tussen de temperatuurniveaus te krijgen.. De produktieversohillen tussen de rassen waren

Bij 1ste trimester screening: bepaling van nuchtere glycemie door de huisarts vóór eerste afspraak bij gynaecoloog (cf. zorgpad prenatale opvolging) Nuchtere glycemie <100

Afgaande op de hoeveelheid voedsel dat door een volk verzameld wordt (125 kg nectar, 25 kg pollen, 25 kg water) en het gegeven dat per verza- melvlucht zowel voor nectar als voor

Een aantal fusariumresistente Franse rassen zijn als niet bruikbaar voor Nederland beoordeeld vanwege het snel afrijpen en het afwijkende vruchtuiterlijk ten opzichte van de