AFZETTINGEN WTKG26 (4), 2005 71
Lapilli
Larsvanden Hoek+Ostende
Oude nachtbraker
Die vondsten dienubeschreven worden komen ook uit de
Fayüm,
maar uit iets oudereaardlagen.
De twee nieuwe soorten, Biretiamegalopsis
enB.fayumensis zijn gevonden
in detop van de Birket
Qarun formatie,
enzijn
met37miljoen jaar
zo’ntweemiljoen jaar
ouder dan de eerdere vondsten.Paleomagnetisch
onderzoekplaatst
devondstlaag
in hetonderste Laat Eoceen. Niet alleen vullenzedaarmee eengatin detijd
tussende 45miljoen jaar
oudeAlgeri-pithecus
endejongere
vondstenvandeFayüm,
maarookmorfologisch
vormenze eentussenstadium. De beide soor-tenclusterenbij
deOligocene
apenvandeFayüm
diesamen deParapithecoidea
vormen,maarzijn
insommige
aspectennetiets
primitiever. Opvallend
in hetverwantschapsdia-gram is dat de beidesoorten
onderling
helemaalniet zoveelverwantschap lijken
tevertonen,zodathet niet echtduide-lijk
iswaaromzetothetzelfdegeslacht
behoren.De
beschrijving
vandezetweenieuweapensoortenis zeker nieteenreuzensprong inonzefragmentarische
kennisvan de vroegeontwikkeling
vande apen. Zevormen eenstukje
vande
puzzel
datnetjes
aansluit opwat wealwisten,
en hetgrote gatin het Afrikaanse fossil record iets verkleinen.
Maar
afgezien
van het verder invullenvandestamboom,
bevatten defossielennogeentweede
verrassing.
Van Bire-tiamegalopsis
wasonder andereeenstukje
vande schedel bewaardgebleven.
Daaruit bleek dat hetstukje
direct onder deoogkas
wel ergplat
was,endat de wortelsvande kiezen zelfstotin deoogkas doorliepen.
Dat houdt in dat deoog-kassen vergrootmoeten
zijn
geweest,vergelijkbaar
metdievan het Zuidoost-Aziatische
spookdiertje
Tarsius enhet Zuid-Amerikaanse Kortom,Biretiamoet netals dezerecente soorten eennachtbrakergeweestzijn.
Vooralsnog
denken de onderzoekers dat dit eenuitzon-dering
was voorde Eoceneapenwereld.
Mengaatervan uit dat in deloop
vande evolutieprimaten
hun activiteitenvanhet nachtlevennaarde
dag
hebbenverzet.Biretialijkt
echterweerteruggekeerd
tezijn
naar eennachtritme.Ach,
dat komt in de beste familiesvoor.
Niet raar, wel
apart
Veruit de meeste fossielen van dinosauriërs komenvan het
Noordelijk
Halfrond. Daarlig-gendeklassieke
vondstgebieden.
Maarzo lang-zamerhandzijn
dezuidelijke
continenten inopmars. Dat metname de
Argentijnen
heelwat tebieden hebbenopdinogebied,
wasenige jaren geleden
nogtezientijdens
detentoonstelling
‘DinoArgentino’
in Naturalis. Tochzijn
er nogduidelijk
sporenvande oudemonopoliepositie
van het noorden. Totvoorkort werden alle vondstenvanMani-raptorain het zuiden
gezien
als anomalieën. Die beesten hoorden daar niet. DeManiraptora zijn
de kleine vlees-etende dinosauriërswaaronder andere devogels
zich uit hebben ontwikkeld. Daarmee is meteenduidelijk
dater nietsraars isaandeze dinosauriërsop dezuidelijke
conti-nenten.Wewetenimmers dat de oudstevogel
stamtuit hetJura,
toenalle continentennogverenigd
wareninPangea.
De
maniraptors
konden dus overal naartoelopen,
enalssommige
groepen leefden in het zuiden op hetmoment dat LauraziëenGondwanagescheiden
werden,kondenzezich daar verder ontwikkelen.Als hetaan
Makovicky, Apestaguia
enAgnolin ligt,
wordtervoortaan nietmeer raar
opgekeken
als erGondwaanse vondstenvan deze kleine vleesetersgedaan
worden.Zij
beschreven eenvrijwel compleet
skelet van eennieuwesoort, de oudste dromaeosaumsvanZuid Amerika
(lit. 2).
DezeBuitreraptor gonzalezorum
werdgevonden
in noord-westPatagonië.
De nieuwe dinosaurus zal zo’n1,5 meterlang
geweestzijn,
enwordtgekenmerkt
dooreenopvallend
lange
snuit. Devindplaats
vanBuitreraptor
is onder andere bekend door de velerestenvanhagedissen
enkleine zoog-dieren.Waarschijnlijk
stonden deze op het menubij
de kleinedinosaurus,
wantzijn
snuitlijkt
erniet opgebouwd
om de
strijd
aantegaanmet alteforsetegenstanders.
Het fossielherschrijft
degeschiedenis
vandeManiraptora
in Zuid Amerika. Niet alleen doordat hetmet90miljoen
jaar aanzienlijk
ouder is dan eerdere vondsten, Deauteurs keken ooknogeens naardetwee
jongere
vertegenwoordi-gers,
Unenlagia
enNeuquenraptor.
Dezetweegenera
zijn
alleen bekendvanfragmentarisch materiaal,
enzijn
daar-doornauwelijks onderling
tevergelijken. Bijna
geenenkel skeletelement is vanbeidevormen bekend. Het zoudan ook weleensheelgoed kunnen,
dathet hier gaatom eenendezelfde dinosauriër. Doorzoals hetware
botje bij botje
te
leggen
endegegevensvanUnenlagia
enNeuquenraptor
Over de vroege evolutievande apen is nogwei-nig
bekend. Het vindenenbeschrijven
van een Eocene aap is dan ookeengoede
manieromin Naturetekunnenpubliceren. Dergelijke
vondsten vullen immersvrijwel
perdefinitieeengatinonze kennis. Dat
blijkt bijvoorbeeld
uit debeschrijving
vanvondsten van deprimitieve
aapBiretia uit het Eoceenvan
Egypte (lit.
4).
De
Vroeg
enMidden Eocene vondstenvanapen uit Afrika waren op devingers
van een hand tetellen. De oudste fossielenzijn
eenpaar losse kiezen uitAlgerije
vanAlgeri-pithecus,
diegedateerd zijn
op zo’n 45miljoen jaar
oud. Uit het late Midden Eoceenvandatzelfde landwaserdan ooknogeenenkele kiesvanBiretia
piveteaui,
endan hadje
hetgehad.
In het Laat Eoceen wordt het allemaal dan veelbeter,
met namedoor de vondstenbij
hetEgyptische
AFZETTINGEN WTKG 26 (4), 2005 72
te
combineren,
wisten dewetenschappers
aante tonendat er eenheuse Gondwanalijn
binnen deManiraptora
te recon-strueren was.Wantnaastde beideArgentijnse
vormenviel ook RahonavisvanMadagascar
binnendielijn.
Mani-raptoravande
zuidelijke
continentenzijn
dus zeker geenanomalieën,maar zestaanwelapart. En daarmee iseente
meer
duidelijk gemaakt
dattijdens
hetKrijt
dedino’svan dezuidelijke
continenten zichgeheel onafhankelijk
ont-wikkeldenvanhunnevenuit het noorden.Een menu van oestersenkreeft
Eenextreem
lange
nek is in dehuidige
dieren-wereldeenuitzondering.
U denktnu meteenaande
giraf natuurlijk,
enterecht. Maareerlijk
gezegd
ben ik daarnietzovanonder de indruk. Alsje kijkt
naardegiraftënfamilie
metalzijn
fossielevertegenwoor-digers,
is al snelduidelijk
dat zelfs daar dehuidige
Afri-kaanselangnek
eenbuitenbeentje
is.Neem dan het Mesozoïcum. Dat was eenwaar
paradijs
voor
lange
nekken.Op
het landwarendesauropoden,
met een hele variatieaanvormen. Devorige Lapilli
berichtte ik zelfs over eenlangnek
met eenkorte nek! En in zee waren erdeplesiosauriërs,
deelsmetkortenek,
maarook metjuist opvallend lange
nekken. Deze dierenstaanmodel voorNessie(het
monstervanLochNess)
in degemiddelde
Schotsesouvenirwinkel.
Dergelijke buitengewone
verschijningen
zijn
natuurlijk
voer voor
paleontologen.
Over de verschillendelange
nek-ken is dan ook al heteen enandergeschreven.
Gebruikten desauropoden
hun nek alseengiraf
omdetoppenvande bomentekunnenbereiken,
ofmoetenwe meerdenkenaan destofzuigerslang,
waardoorze eengrootgebied
voorhun voeten kondenbegrazen.
En wat moesten die zeebeesten metzo’nlange
nek. Een theorie die hetgoed
doet in popu-lairwetenschappelijke
boeken,
is dat heteenprachtig
instrumentwas omvis tevangen. Plesiosauriërs
zijn
alles behalvegestroomlijnd,
enje
zietzeniet snel achter vissenaanjagen.
Maar alsje rustig
in de buurtzwemtendan in eenkeerplotseling je
nek ineenschool vissensteekt,
danlijkt
succesgegarandeerd. Vorige jaar
verscheen in Science eenintrigerend
artikeloverDinocephalosaurus (lit. 1).
Dit zeedier uit het TriasvanChina had inzijn,
eveneenszeerlange,
nekopvallende
ribben. Deauteurs van dat artikelsuggereerden
dat het dier doorzijn
nekwervels uitte zetten zoveel onderdruk kon genereren, dat alles wathemvoor debekzwomineenkeernaarbinnenwerd gezogen. MaarDinocephalosaurus
is slechtseen verreverwant vandeple-siosauriërs. Zoals
gezegd,
het Mesozoïcumwas eenmooieperiode
voorallerleitypenlangnekken.
Nieuwe vondsten uit Australië latenzien, dat de
plesio-sauriërs in ieder
geval
niet alleen achter vissenaanzaten(lit. 3).
Hetgaatomtweedeelskelettenuit hetVroeg Krijt
waarin demaaginhoud
bewaard isgebleven.
Het laatste maalvanheteersteexemplaar
bestondvoornamelijk
uittweekleppigen,
aangevuld
metwat slakken en zeelelies.Ook werdeneenaantal belemnietenen eenenkele visrest
gevonden.
En 35maagstenenofgastrolieten.
Datplesio-sauriërsstenendoorsliktenwasal veel
langer bekend,
waar-bij
desuggestie gedaan
werd dat ze ofwel als ballastdienden,of
hielpen bij
hetverteren. Gelet op hetmenu van ditexemplaar,
zullen destenenzeker ookgebruikt zijn
om tehelpen
deschelpen
vandebivalventekraken. Het groot-stegedeelte
vanhet laatste diner bestond hier dus uit bo-dembewoners. De belemnieten maakten slechts acht pro-centvandemaaginhoud
uit. Nu ziter aanzo’n inktvisna-tuurlijk
veel meervlees danaan eenschelp,
maar het isduidelijk
dat het leeuwendeelvanhet voedselvande zee-bodem kwam.Het tweede
exemplaar,
dat uit oudereaardlagen
komt,had eeniets anderdieet,
maarhad ookduidelijk zijn kostje
op de zeebodembij
elkaargescharreld.
Hier bestond de maag-inhoud vooral uitkreeftachtigen.
met eenenkele vissen-schaal.Opvallend
aandit tweede skelet warende gastro-lieten. Diewaren vanvulkanischgesteente,dat in dewijde
omtrek niettevinden is. Demaagstenenmoeten zo’n 300 kilometerverderop zijn ingeslikt.
De nieuwe vondstenzettenin ieder
geval
eenkanttekening
bij
de theorie dat deplesiosauriërs
alleen actievejagers
op vis waren. Eenmaaltje
van oestersenkreeftging
ervantijd
tottijd
ook in. De auteursvanhet artikel gaan niet in de fout doornuopeenstestellen dat delanggenekte
zee-reptielen
vooral hun voedselvande zeebodem haalden. Inplaats
daarvan suggererenzedat hetsuccesvandeplesio-sauriërs misschien wel
lag
in hetfeit,
datzeverschillende voedselbronnen konden aanboren.Literatuur
1
Li, C., Rieppel,
O. &LaBarbera, M.C.,
2004.-ATriassicaquatic
protosaurwithanextremely long
neck.Science,
305,p. 1931.2
Makovicky,
P.J.,Apesteguia,
S. &Agnolin,
F.L., 2005.-The earliest dromaeosauridtheropod
ffom South Ame-rica.Nature, 437,pp. 1007-1011.3
McHenry, C.R.,
Cook. A.G. &Wroe,S.,
2005.-Bottem-feeding plesiosaurs. Science, 310,
p. 75.4
Seiflfert,
E.R., Simons, E.L.,Clyde, W.C.,
Rossie, J.B.,Attia,
Y, Bown, T.M..Chatrath,
P. &Mathison,
M.E.,2005.- Basal
antropoids
ffomEgypt
and theantiquity
of Affica’shigher primate
radiation.Science, 310,pp.300-304.
*Lars W. van den Hoek Ostende, Nationaal Natuurhis-torisch Museum