Populieren
zijn
aantrekkelijk om te veredelen omdat tussen vele soorten kruisingen mo-getijkzijn en omdat
dit kruisingswerk
in de kas
kan worden uitgevoerd. Men hoeft er geen bestuivingen vooruit te voeren aan geïsoleerde
vrouwelijke bloeiwijzenin de
boom-kruinen. Ookzijn resultaten van kruisingswerk met
populier soms spectaculair. En, voor een boomgewas gaan vermeerdering en selectiebij
populier heel snel.Populierenveredeling
R. Koster
Rijksinstituut voor Onderzoek in de Bos-en Landschapsbouw 'De Dorschkamp'
Wageningen
Voorwoord
Op
I
junij.l.
nam ir R. Koster afscheid van het Rijksinstituut voor Onderzoek in de Bos- en Landschapsbouw 'De Dorschkamp', waar hij vanaf 1960 de leiding gehad heeft van de selectie en veredeling van populieren. Gedurende die jarenzijn
vele nieuwe populierenklonen aan het handelsassortiment toegevoegd.Voordat een populierenkloon
in de handel
komt, zijn er vele
jaren van veredeling aan vooraf gegaan. Naar aanleiding van zijn afscheid van 'De Dorschkamp' heeft de heer Koster in dit artikel een overzicht gegeven van het omvangrijke veredelings-werk.Naast zijn dagelijkse werkzaamheden heeft de heer Koster zitting gehad in diverse commissies en werkgroepen, waaronder de werkgroep'Teelt' van de Nationale Po-pulieren Commissie. Van 1970 tot1975 is
hij voorzitter
geweest van de Stichting Po-pulier. Verder heeft hij medewerking verleend aan de samenstelling van de Populie-rengidsI
en 2 (welke laatstein augustus a.s. verschijnt).
Ir
Koster heeftzijn
officiële taak nu neergelegd. De redactie van 'Populier' hoopt echterin
voorkomende gevallen een beroep opzijn kennis en ervaring
te mogendoen'
Red.
Kruisingen
Op 'De Dorschkamp' in Wageningen is ge-durende ruim 30 jaar gewerkt aan het vere-delen
van
populierendoor
achtereenvol-gensVan
Vloten, Hellinga, Wolterson en ondergetekende.De belangrijkste kruisingscombinaties wa-ren, afgezien van die met witte populieren:
a) deltoides en nigra
met als resultaat: delni hybriden (Euramerikanen)
b)
deltoides en trichocarpa, met alsresultaat:
deltrihybriden(zw ar te b al s emp o pu I i eren)
c) nigra en nigra
(de Europese zwarte populier)
d)
deltoides en deltoïdes(de Amerikaanse zwarte populier) e) trichocarpa en trichocarPa
(de West Amerikaanse balsempopulier)
De
hierbij
niet genoemde kombinatie van trichocarpaen nigra
levert snelgroeiendehybriden
met
een
aantrekkelijke vorm, vaak goed bestand tegen wind, maar altijd zeer gevoelig voor lariksroest (een bladziek-te waarvan lariks de andere waard is: Me-lampsora larici-populina).Tenslotte
zijn
ook
hybride populieren ge-kruist, zowel met een derde soort (bijvoor-beeld deltri x ni) als met een van de ouder-soorten (bijvoorbeeld deltri x del). Waarom kruisen we?Door
kruising probeert men individuen te maken met goede kombinaties van eigen-schappen, zoals goede vorm van groei, goe-de weerstand tegen ziekten en gped hout'Zo is
bijvoorbeeld
bij
deltoïdes goede weerstand tegen bacteriekanker (Xantho-monas populi) zdrdzaam. Door twee deltoi-des bomen eenI
en een á, beiden metrela-tief hoge kankerresistentie te kruisen en in
de nakomelingen de meest resistente plan-ten te selekteren kan men een kollektie kan-kerresistente deltoïdes klonen verkrijgen. Als er geen van deze klonen zich leent voor introductie als praktijk-kloon kan men er inieder geval verder
mee kruisen,met het
doel
de
kankerresistentiein
de volgende generatie te verhogen.Ook kan men deltoïdes kruisen met de kan-kerresistente soort nigra en
uit de hybriden
de meest geschikte planten selecteren. Weerstand tegen de al genoemde lariksroest en een andere bladziekte: stippen Marsso-nia (Marssonina brunnea), wordt op soort-gelijke wijze verkregen.Deltoïdes
is
betrekkelijk weinig
gevoelig voor bladziekten (alzijn
er vele uitzonde-ringen),terwijl nigra altijd
gevoelig is voor roest. De hybriden zijn soms zowel resistent tegen bladziekten als tegen bacteriekanker. 27Selectie en eerste toetsingen
Men kiest dus
uit
een aantal zaailingende-gene
die
de beste combinaties van eigen-schappen bezitten. Elke plant moetnatuur-lijk
een aantal jaren worden getoetst voor de beoordeling van zijn vorm, groei, weer-stand tegen bladziekten en bacteriekanker, maar ook bijvoorbeeld tegen wind. Sedert enkelejaren wordt ook op
vatbaarheidvoor virus
(Populieren Mozaiek
Virus,PMV) gelet. Deze toetsing wordt door het
IPO
te
Wageningenuitgevoerd.
Snelle groei is een belangrijke eigenschap voorve-le,
hoewel niet alle afnemers van populie-renplantsoen. Hieropwordt
dus ookgese-lecteerd.
Ook aan de houtkwaliteit
wordt
aandachtbesteed: tot nu toe vooral aan de
houtdicht-heid
(onderzoekdoor het
Houtinstituut TNO te Delft), in mindere mate aan fineer-kwaliteit.Elke zaailing, die alle gewenste eigenschap-pen in zich
lijkt
te verenigen is eenpotentië-le
nieuwekloon.
Wel moet diein
verdere toetsingzijn
kwaliteit
eerst nog waar ma-ken. Dit ene individu kan door stekken ein-deloos worden vermeerderd; met de pro-duktie van één"super-individu"
heeft deveredelaar van populier (en wilg en enkele andere vegetatief vermeerderde boomsoor-ten en hybriden daarvan) een mijlpaal
be-reikt: een nieuwe kloon voor de
praktijk
isgeproduceerd.
Kuns t mat íg e be s t uiuing
Na het kruisen in de kas in het voorjaar
ko-men
de
uit
het
ontstane zaad gegroeide plantjesin
dezelfde zomeral
in
de koude bak. In de herfst zijn ze dan 30-50 cm lang (soms langer). Ten gevolgevan
de dichte stand en de hoge vochtigheidin
de koude bak ontwikkelen bladziekten zich hier zeervoorspoedig. Reeds
voor
het eind van het eerstejaar
kan het
grootste deelvan
dezaailingen dan ook worden weggegooid. In de loop van de volgende jaren, als de zaai-lingen in de kwekerij staan, worden slechte exemplaren nog enkele malen verwijderd. Voor het bepalen van hun weerstand tegen
bacteriekanker
moet men de
resterendeplanten
kunstmatig infecteren("inocule-ren")
met
op
voedingsbodem gekweekte bacterien (Xanthomonas populi Ridé). Pastwee
jaar
daarna kan de definitieve beoor-deling worden gegeven.De zaailingen die deze toetsing doorstaan worden enige jaren later, na afstekken
we-derom aan
dezeinoculatie
onderworpen maar dan als planten van elkekloon,
ver-kregen
door
vegetatieve vermeerdering. Van elke kloon worden 5 éénjarige plantenelk op
2
plaatsen geïnoculeerd.De l0
wondreacties wordenop
de 3-jarige plant definitief beoordeeld volgens een vijfdelige schaal. Voordat eenkloon wordt
uitgege-ven
wordt
deze inoculatie tenminste nog eenmaal herhaald: eentijdrovende
zaak van nogmaals 3 jaar.Zaadoorming
(
\
1
Complicaties
Gebleken
is
dat
roestresistentievan
eenkloon geen onveranderlijk gegeven is; het is
niet zo dat de kloon zijn eigenschappen ver-andert, het is de roest die
dit
(in enkelege-vallen) doet.
Voorts bleek
bij
de toetsingop
weerstand tegen bacteriekanker, dat van de ziektever-wekker, de bacterie Xanthomonas populi Ridé, verschillende stammen met uiteenlo-pende virulentie voorkomen zowelin
onsland als
in
België en Frankrijk.Gebleken was
al
datin
Engeland een bij-zondervirulente
stamvoorkomt
die
alle toendertijdin
Frankrijk,
België en Neder-land gebruikte stammenin
virulentieover-trof.
In EEG verband is het vóórkomen van verschillen in resistentie tegen deze ziekte in de lidstaten een belangrijk aspect,dat
numet EEG
subsidie verderwordt
geanaly-seerdin
een
samenwerkingsproject vanFrankrijk,
België, Duitsland en Nederland. De volgordevan
de klonen, gerangschiktnaar
toenemende gevoeligheidvoor
kan-ker,blijft
meestal wel dezelfdebij
inocule-ren met
verschillende bacteriestammen,maar duidelijke afwijkingen
van
dit
pa-troonblijken
ook voor te komen.Voor
deveredeling is
dit
een bijzonder onplezierige complicatie, die volopin
onderzoek is.Een probleem van geheel andere aard is de
toename van glasvlinder (Paranthrene ta-baniformis) en satijnvlinder (Leucoma
sali-Zaailingen
!
I
tu
'-tí'rt
{--t '1r
:tlt
l}
't?ïrr
{tt'
28I
/',
cis)
in
de lJsselmeerpolders.In
1983 was 258ha.
in
de
IJsselmeerpoldersdoor de
satijnvlinder
aangetast. Sommigetoets-proeven worden
door
dergelijke aantas-tingen tenminste sterk vertraagd, terwíjl dekans
op
mislukking
toeneemt. Sommigeklonen
worden veel
zwaarder aangetast dan andere.De arbeidsfilm
De eerste jaren was de produktie van zaai-lingen gering. Door meer kasruimte, betere
kweek-
en
bestuivingstechniek, wijziging van de boekhouding(in
plaats van kaart-systeem registratievia
de
computer) en tenslotte meer inzicht in de genetische kwa-liteiten van de ouders steeg de jaarproduk-tiein
1968tot
50.000 zaailingen (meest hy-briden).In
totaalzijn tussen
1950 en 1980 meer dan een half miljoen planten geprodu-ceerd.Van een jaarproduktie van 50.000
planten zijnna 3 jaar door selectie op groei, vorm en vooral bladziekten rond 590 over (2.500 planten).Deze worden na inoculatie met
kankeibac-terie beoordeeld: alleen resistente
zaailin-gen
blijven
over (zie onder:
Selectie en eerste toetsingen). Deze zaailingen moeten daarna vegetatief worden vermeerderd. Het meest efficient bleek vermeerderinguit
zomerstek,
dat
wil
zeggen onverhoute scheuteinden met blad (injuni,
juli,
eventu-eel augustus). Deze zomerstekken komen overdag in het volle licht in de (open) koudebakken onder continue nevel;
's nachts stopt de verneveling en wordt de bak afge-dekt. Na 4-6 weken zijn de plantenbewor-teld
en begint het afharden.Tot
volgend voorjaar blijven ze in de bak.Toetsproeven
Nieuwe
klonen, die
de selectieprocedures met succes hebben doorstaan, wordenuit-geplant
in
toetsproeven
(veldproeven). Meestalis
het
aantal
te
toetsen klonen groot, de beschikbare oppervlakte beperkt. Daaromkan
elkekloon
slechtsdoor
een klein aantal planten worden vertegenwoor-digd.Bij
redelijk
homogene proefveldterreinenkan met
(minstens)6
planten
van
elke kloon worden volstaan. De klonen moeten allen op één kwekerijvak gekweektzijn
en dezelfde behandeling hebben gehad. In één geval bleek elders gekweekt slecht plant-soen van 'Robusta' na 5jaar
in
de toets-proef slechts de helft van de inhoud te heb-ben gepioduceerdvan die van
plantsoen van 'Robusta', gekweekt samen met dese-rie te toetsen klonen in één en dezelfde kwe-kerij !
Deze toetsproeven worden aangelegd in 4x4 m
in 3 herhalingen van
een tweetal planten van elkekloon
(6 perkloon).
Dit
tweetalwordt steeds naast elkaar geplant om waar-neming in duplo in één oogopslag mogelijk te maken. Uiteraard verdwijnt deze moge-lijkheid door systematische dunning (na 6-8 jaar).
Bij dit plantverband worden.625 bomen per
ha
geplant.In
elke toetsproefkomt
'Ro-busta' voor als zogenaamd standaardkloon en wel vertegenwoordigd door 12 planten in plaats van 6.In ronde
cijfers kan men dus 100 nieuwe klonen per ha toetsen met dit systeèm,Van alle bomen worden diameter op
l
30 m en lengte gemeten. Hieruit berekent men de gemiddelde df.ro en F.uit
df.ro x Ekan men de verhouding der volumes van alle klonen uitdrukkenin
een 9o van het volume van 'Robusta' (dat bij elke berekening op 10090wordt
gesteld. Vormquotienten
blijven hierbij buiten beschouwing). Deze relatieve inhoud is de basis voor de beoordeling van de groei.De groeiverschillen zijn vooral
in de
eerste jaren heel groot. De snelst groeiende klo-nen hebben dan vaak twee- tot driemaalzo-veel volume
als
'Robusta'.
Indien
elke kloon door een homogene serie van zes ge-lijkwaardige plantenwordt
vertegenwoor-digd, grasgroeitijdig
en effectief wordt on-derdrukt en als het terrein voldoende ho-mogeen is,verkrijgt men
in
den regel eenstatistisch betrouwbare differentiatie naar volumeproduktie tussen groepen klonen,
dit
ondanks slechts drie herhalingen van 2planten per
kloon.
Bij
zulkegroeiverschil-I noc ulatie me t kanke rbacte?íe n
len zijn immers niet veel planten per kloon en herhalingen nodig
om deze verschillen
betrouwbaar aan te tonen.De explosieve start van (vooral) de hybri-den van deltoïdes en trichocarpa maakt de-ze groep klonen bijzonder geschikt voor houtproduktie
in
korte omloop.
Proeven op semipraktijkschaal van zowel de Stich-ting Bos enHout als de afdeling
Groei
en Opbrengstonderzoekvan'De
Dorsch-kamp' tonen aan dat produktres van 40 ton drogestof
in
de eerste omloop na4
jaar worden verkregen in plantverbandenlxl
m zowel als 2x2 m.Genenbewaring
Voor een goed kruisingsprogramma is
eenruime collectie bomen nodig, die als ouders kunnen dienen: ze moeten liefst verschillen-de eigenschappen hebben, niet alleen
door-dat
zetot
verschillende soorten behoren, maarook binnen de
soort, doordat ze uit verschillende delen van het natuurlijke ver-breidingsgebiedvan die
soort
afkomstigzijn.
Voor
het veredelingswerkbij
'De
Dorsch-kamp'
werd op ons verzoek talloze malen materiaal uit België verkregen: vooral stuif-meel,vaak
ook
e
bloeitakken,ook
wel zaad, soms stekhout.Dit
materiaal werd geleverd door het Rijksstation voor Popu-lierenteelt te Geraardsbergen. Veel van ons materiaalheeft dus
eenof
twee ouders (soms een of meer voorouders)in België.
P os itie oe re actie kanke rtoe tsing
Uit Amerika en Canada kwam zaad van
ge-selecteerde opstanden van deltoïdes en
tri-choparcauit
het helenatuurlijke
verbrei-dingsgebied van elk van die soorten.Hier-uit
zijn
bijzondere waardevolle collecties bomen ontstaandie
behouden dienen te blijven.Daarnaast
zijn
uit
30 jaren
veredeling 10.000 geselecteerdeklonen
overgebleven(van
de
ruim
500.000 geproduceerde). Ruwweg dehelft
hiervanis
uitgeplant in toetsproeven en wordt daarmee-
hopelijk-
ook bewaard. De andere helft moet nog worden uitgeplant.Deze'genenreserve' van deels werkelijk
of
potentiëel uitgangsmateriaal (als ouders
ge-bruikte
klonenof
andere belangrijkebo-men)
deels nieuwe
geselecteerde krui-singsproduktenis
de
opbrengstvan
eengrote investering aan geld en arbeid. Zodra nieuwe klonen gewenst worden
voor
bos, stadof
landschap kan deze reserve dienst doen. Men kan hieruit putten wanneer bij-voorbeeld een nieuwe ziekteverwekker keu-ze van andere klonen nodig maaktof
eenindustrie produktie van hout met andere
ei-genschappen nodig vindt.
Te bedenken
valt hierbij
dat een deel van het uitgangsmateriaal in het oorspronkelijk verbreidingsgebied bedreigdwordt
of
in-middels al verdwenen is.Onze inheemse nigra
is
daarvanook
eensprekend
voorbeeld. Sinds
de
bewaring daarvandoor
afstekken van oude bomen ter hand is genomen,zijn
al veel van dezeoorspronkelijke bomen verdwenen; en dat
in l0
tot
20 jaar.Bij
de verdere organisatie van deze genen-beschermingwordt
samengewerktmet
degenenbank
in
Wageningen. Uitgifte van nieuwe klonenOp
verzoekvan
de Nationale Populieren Commissie heeft de werkgroep'Teelt'
van deze commissiein
1983 een viertal klonenuit
het
beschikbare materiaal uitgezochtvoor uitgifte.
Dit
voorstelzal, indien
deNPC
met de keuze instemt, aan de Com-missie voor de Rassenlijst worden voorge-legd, waarna deze beslist over de opname in de rassenlijst.Uitgegeven klonen*
ó Europese zwarte populierenklonen
Loenen
19f6Ankum
1976Brandaris
1976Schoorldam
1976Wolterson
1976Terwolde
1976 5 Euramerikaanse populierenklonenFlevo
19(ÉDorskamp
19fÉ AgatheF.*
1972 FlorenceBiondi*
1972Spijk
1972 6 Zw arte balsempopulierenklonenOxford*
1966Geneva*
19fóAndroscoggin*
19fóRochester*
1972Donk
1972Barn
1972 3W.
Amerikaanse klonenBlom*
Fritzi
Pauleyx Heimburger+ balsempopulieren-t972 t972 1972a
de met * gemerkte zijn ingevoerdLiteratuur
-
Amels,C.W.
1975. De zwarte populier het behoud van een inheemse soort Populier l2(2): 31.-
dering van populieren Koster, R., en A. van uit bladstek in de Wijk. 1963. Vermeer-open lucht. Nederlands Bosbouw Tijdschrift 35(12),1963 (464469); KoÍe mededeling Stichting
Bos-bouwproefstation, Wageningen nr. 60.
-
in poplar Koster, R. breeding in 1971. Some recent developmentsthe Netherlands. FO: CIP/7t162.
-
klonen: ten geleide Populier Koster,R.
1972.Elf
nieuwe9(l):
populieren-l-7; Mede-deling Stichting Bosbouwproefstation,Wage-ningen, nr. 126.
-
Schotveld, A., en V. Wigbels. 1975. Bestrij-ding van de satijnvlinder in Oostelijk Flevoland met Tribactur Populier l2(4): 77.-
Schalk, P.H. 1983. Twintig jaar toetsing vanklonen van Europese zwarte populier, Populus
nigra
L.
Populier 20(4):9l-9;
MededelingRijksinstituut voor onderzoek
in
de bos- enlandschapsbouw "De Dorschkamp", Wagenin-gen, nr. 208.
-Wolterson,
Nederland. Nederlands Bosbouw TijdschriÍiJ.F.
1961. Populus nigraL.
in33(10): 281-297;