• No results found

Zorginstituut Magazine - april 2016

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Zorginstituut Magazine - april 2016"

Copied!
17
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Reacties op

geneesmiddelenvisie

minister Schippers

Zorginstituut zet

vaart achter

richtlijnen mondzorg

Bram Tjaden:

" Met échte

aandacht kun

je een patiënt

enorm vooruit

helpen"

(2)

Voorwoord

Inhoud

In dit magazine houden wij u op de hoogte van actuele zaken in en rond het Zorginstituut. En dat zijn er veel. Want naast onze werkzaamheden als pakket beheerder nemen onze activiteiten rond kwaliteitsontwikkeling steeds zichtbaarder vormen aan. Beide gebieden ziet u in dit magazine vertegen- woordigd. Zo handelt het eerste hoofdartikel over de ontwikkelingen rond de dure geneesmiddelen en de discussie die hierover momenteel in politiek en media wordt gevoerd. Een discussie die het Zorginstituut op de agenda heeft gezet door te adviseren deze geneesmiddelen niet op te nemen in het basispakket.

Daarnaast is er in deze editie veel aandacht voor kwaliteitsontwikkeling. Sinds we deze taak twee jaar geleden kregen toebedeeld, blijkt met name de ons bij wet gegeven doorzettingsmacht een heel effectief middel om de patstelling (van partijen die er samen niet uitkomen) te doorbreken. Zo hebben we onder meer in de spoedeisende zorg, de mondzorg en de intensive care dat extra zetje gegeven om de partijen weer om de tafel te krijgen om samen de kwaliteit van de door hen geleverde zorg te verbeteren - of zelf de knoop doorgehakt. De processen rond de mondzorg en intensive care, en de rol die wij als onafhankelijk instituut daarin speelden, komen in deze editie in verschillende artikelen aan de orde.

Dit betekent overigens niet dat we altijd genoodzaakt zijn onze doorzet-tingsmacht in te zetten. In de meeste gevallen komen de partijen er in goed overleg samen uit, getuige ook een artikel in dit magazine over de ontwikke-ling van de kwaliteitsstandaard chronische nierschade. In dat proces was onze rol vooral een verbindende. Eerder hadden wij al een vergelijkbare rol bij de kwaliteitsontwikkeling in de GGZ en in de toekomst zullen wij ook op andere terreinen daarop blijven inzetten. Via dit Zorginstituut Magazine houden wij u op de hoogte van onze vorderingen en verrichtingen om de kwaliteit van de zorg te verbeteren.

Tot slot nog een woord over het magazine zelf. In het afgelopen najaar hebben wij een lezersonderzoek uitgevoerd. Een belangrijke aanbeveling die daaruit naar voren kwam was dat het Zorginstituut duidelijker moet laten zien waar het staat en wat onze rol is bij bepaalde projecten. Dat hebben we ter harte genomen: in de algemene artikelen zult u vaker onze eigen stem horen. Daarnaast hopen wij u via een aantal nieuwe rubrieken beter te kunnen informeren over onze taken en werkzaamheden.

Arnold Moerkamp

Voorzitter Raad van Bestuur Zorginstituut

6

Reacties op geneesmiddelen­

visie Schippers

In een Kamerbrief kondigde minister Schippers diverse maatregelen aan om meer greep te krijgen op medicijnprijzen.

Zorginstituut Magazine peilde de reacties op deze beleidsvoornemens.

12

Richtlijnen mondzorg

Het Zorginstituut zet partijen in het veld aan om gezamenlijk tot eenduidige richtlijnen voor de mondzorg te komen.

22

Tien jaar Zorgverzekeringswet

In 2016 is het tien jaar geleden dat de Zorgverzekeringswet werd ingevoerd. Prof.dr. Wynand van de Ven blikt terug op het afgelopen decennium. Wat is met de nieuwe wet veranderd en wat kan er beter?

26

Stuurmanskunst in belang

van nierpatiënt

Grote stappen zijn gezet in de herziening van de kwaliteitsstandaard rond de behandeling van chronische nierschade. Een nieuwe richtlijn is binnen bereik. Interview met de drie hoofdarchitecten.

28

Pakketscan Diabetes

De afgelopen twee jaar heeft het Zorg- instituut de online Pakketscan Diabetes uitgevoerd. Daaruit kwam een aantal knelpunten en ‘best practices’ naar voren.

18

10

28

10 Tien vragen aan: Diana Monissen 14 De andere blik

Huisarts en huisartsopleider Bram Tjaden geeft mindfulnesstrainingen aan artsen.

17 Column Martin van der Graaff 18 Wat doet de… wijktherapeut 20 Feiten & Cijfers

24 Aan het bureau / aan het bed Theorie vs. praktijk bij standpunt klinische opname voor kinderen met ernstige obesitas.

31 Elevator Pitch

Het werk van Joke Derksen van het Zorginstituut in 200 woorden gevat. 32 Over zorg gesproken

Rubrieken

Zorginstituut Magazine Kwartaalblad van Zorginstituut Nederland. Een abonnement op Zorginstituut Magazine is kosteloos. Voor het aanvragen of opzeggen van een

abonnement, evenals voor het wijzigen van uw gegevens kunt u contact opnemen met het Zorginstituut: bestel@zinl.nl, 020 - 797 83 83, www.zorg instituutnederland.nl

Druk De Bondt grafimedia communicatie bv, Barendrecht Hoofdredactie Michiel Geldof Bladmanagement en eindredactie Edith Bijl, ebijl@zinl.nl Aan dit nummer werkten mee

De Beeldredaktie, Dik Binnendijk, Robert van der Broek, Wilmar Dik, Noël Houben, in60seconds, Arie Kievit (HH), Jos Leijen, Frank Muller (HH), Mrs. Peacock, Gerhard van Roon (HH), Stijn Rademaker (HH), Florentijn van Rootselaar, Jacqueline Schadee, Els van Thiel, Ron Zwagemaker

(3)

Advies fysiotherapie

Het Zorginstituut gaat op verzoek van minister Schippers van VWS opnieuw kijken naar de ver-goeding van fysiotherapie in de basisverzekering. Er zijn signalen dat de manier waarop fysiotherapie in de wet is opgenomen leidt tot problemen in de toegankelijkheid van deze zorg. In plaats van de niet-vergoede fysiotherapie worden dan duurdere, operatieve behandelingen toegepast die wél worden vergoed uit de basisverzekering.

Het Zorginstituut komt naar verwachting in het najaar met het integrale advies over fysiotherapie in de basisverzekering.

Sjaak Wijma nieuw lid Raad van Bestuur

Minister Schippers van VWS heeft de heer dr. J. (Sjaak) Wijma per 1 april benoemd tot lid van de Raad van Bestuur van het Zorginstituut. Hij volgt in deze functie Bert Boer op, die eind 2015 met pensioen ging. Wijma was tot die datum werk-zaam als gynaecoloog in het Martini Ziekenhuis in Groningen. Met zijn benoeming worden de kennis en ervaring van de

dagelijkse praktijk in de zorg binnen onze Raad van Bestuur gecontinueerd en gegarandeerd. Wijma zal met zijn ervaring als medisch specialist en zijn erva-ring in bestuurlijke functies in de zorg een waardevolle bijdrage leveren aan de verdere ontwik-keling van het Zorginstituut tot hét kennisinstituut over verze-kerde zorg en kwaliteit van zorg.

Kort nieuws

Meer informatie?

Meer informatie over deze nieuwsberichten kunt u vinden op www.zorginstituut-nederland.nl/actueel/nieuws

Verbetering

verslavingszorg

Eind 2014 heeft het Zorginstituut in het rapport

Verslavings-zorg in beeld - alcohol en drugs concrete aanbevelingen gedaan voor de verbetering van de verslavingszorg. Uit een recente evaluatie blijkt dat de betrokken partijen hiermee voort-varend aan de slag zijn gegaan.

Diverse verbeteringen zijn al gerealiseerd. De richtlijnen en standaarden die ontwikkeld worden onder regie van het Netwerk Kwaliteits ontwikkeling GGZ, een belangrijk onderdeel van onze aanbevelingen, staan op onze Meer-jarenagenda. Wij volgen de (door)ontwikkeling van deze richtlijnen en standaarden dan ook op de voet.

Vimizim niet in basispakket

Het Zorginstituut beoordeelde de eff ecten van het medicijn vimizim als te gering om vergoeding vanuit de basisverzekering te rechtvaardigen. Vimizim is een middel dat wordt toegediend bij de behandeling van de zeldzame stofwisselingsziekte Morquio A-syndroom. De resultaten van behandeling met het middel kennen vooralsnog geen (klinisch) relevante eff ecten en hebben geen eff ect op de kwaliteit van leven.

Ooglidcorrecties en besnijdenissen met

medische noodzaak mogelijk weer vergoed

Het Zorginstituut heeft onlangs minister Schippers geadviseerd om ooglidcorrecties en besnijdenissen weer op te nemen in het basispakket, mits er sprake is van aantoonbare medische noodzaak. In het geval van ooglidcorrecties is sprake van medische noodzaak als de oogleden zo hangen dat men bijna niets meer kan zien. Bij een besnijdenis spreken we van medische noodzaak als patiënten infecties krijgen door bijvoorbeeld een nauwe voorhuid. Daarnaast adviseert het Zorginstituut om borstvergrotingen door het plaatsen van een borstprothese te vergoeden bij patiënten die door een aangeboren afwijking heel weinig klierweefsel in één of beide borsten hebben. Ook hier is medische noodzaak het doorslag-gevende criterium om voor vergoeding in aanmerking te komen.

Nieuw

Farmaco-therapeutisch Kompas

(FK) online

Sinds half februari is het nieuwe Farmacotherapeutisch Kompas (FK) online. In het oog springende verbeteringen zijn een betere zoekfunctie, het onderling met elkaar kunnen vergelijken van twee medi-cijnen én een overzichtelijker presentatie.

Ook het plaatsen van ‘alerts’ van de registratieautoriteiten op de homepage en genees-middelpagina’s is op deze vernieuwde site mogelijk. Kijk op: www.farmaco-therapeutisch kompas.nl/

Zorginstituut maakt

fi nanciële eff ecten

van eigen rapporten

zichtbaar

Een belangrijke taak van het Zorg instituut is het uitbrengen van adviezen en standpunten over de samenstelling van het basispakket. De fi nanciële eff ecten van deze rapporten zijn nu zichtbaar gemaakt in het

Overzicht fi nanciële eff ecten rappor-ten Zorginstituut, dat aan minister Schippers van VWS is overhan-digd. Hieruit blijkt onder meer dat de uitgaven aan het basis pakket in 2015 ruim 89 miljoen euro lager waren dan als deze

adviezen en standpunten niet waren opgevolgd. De fi nanciële eff ecten van deze pakketbeoor-delingen werden gerealiseerd doordat eff ectieve zorg deel ging (of bleef) uitmaken van het basispakket en niet-eff ectieve zorg werd uitgesloten.

Taskforce pakt regie

op Kwaliteitskader

Verpleegzorg

De leden van de taskforce ‘Waardigheid en Trots’ hebben het Concept kwaliteitskader

verpleegzorg en de Leidraad

verantwoorde personeelssamen-stelling voor verpleeghuizen in

Nederland aangeboden aan het Zorg instituut. De partijen in de taskforce nemen nu samen de regie bij de verdere ontwikkeling van het kwaliteitskader, dat op 1 oktober 2016 wordt opgeleverd. Het Zorginstituut, dat in 2015 een regisserende rol speelde bij de totstandkoming van de taskforce, is positief over de beweging naar individuele aandacht en maatwerk die uit de huidige documenten blijkt. Het kijkt uit naar een volwaardig kader met instrumenten, dat de sector nieuw houvast geeft bij het leveren van goede verpleeg-zorg.

(4)

Sommige geneesmiddelen zijn peperduur. Nivolumab verlengt bij longkanker het leven gemiddeld met drie maanden. Omgerekend per gewonnen levensjaar komen de totale kosten volgens het Zorginstituut op ruim 134.000 euro. Pertuzumab is een medi-cijn waardoor patiënten met borstkanker gemiddeld vijftien maanden extra te leven hebben. Inclusief bijkomende kosten komt de rekening per gewonnen levensjaar uit op 148.000 euro.

In 2015 adviseerde het Zorginstituut de minister om Pertuzumab en Nivolumab niet te vergoeden. Een belangrijk argument was de geringe kosteneffectiviteit, ofwel de hoge kosten per gewonnen levensjaar. “Het is zeer waarschijnlijk dat je meer gezondheidswinst behaalt als je het geld aan andere behande-lingen besteedt”, aldus Martin van der Graaff van het Zorginstituut in de vorige editie van dit magazine.

Het ging minister Schippers te ver om Nivolumab uit het pakket te schrappen. Het geneesmiddel werd in een ‘sluis’ geplaatst en het ministerie ging onderhandelen om de prijs omlaag te krijgen. Begin februari liet de minister weten dat er een akkoord was met fabrikant Bristol-Myers Squibb. Welke korting ze uit het vuur heeft weten te slepen, blijft geheim. Maar het bleek voor de minis-ter voldoende om Nivolumab per 1 maart 2016 op te nemen in het basispakket.

Aanvaardbare prijzen

Tegelijk liet het ministerie weten dat het beleid verandert. Er komen steeds meer nieuwe medicijnen op de markt tegen kanker en tegen ernstige zeldzame ziektes. In plaats van elke keer opnieuw de strijd aan te gaan met de fabrikanten, wil Schippers structurele veranderingen. Ze mikt daarbij op aanpassing van de toelatingsregels, zodat sommige me-dicijnen eerder op de markt kunnen komen. Daarnaast wil ze ‘aanvaardbare prijzen’ door de machtspositie en bescherming van de far-maceutische industrie ter discussie te stellen. Verder wil de minister voorwaarden stellen aan onderzoeksubsidies. Nu gebeurt het nog vaak dat kleine bedrijven gesubsidieerd onderzoek uitvoeren. Als ze dan een veel-belovende ontdekking doen, nemen grote farmaceuten het bedrijf over. Dan betaalt de Nederlandse burger dubbel voor het genees-middel: eerst de subsidie, daarna de rekening van de farmaceut. Tot slot wil de minister het gepast gebruik van geneesmiddelen bevorderen. Nivolumab werkt bij ongeveer een op de vijf longkankerpatiënten. Als je van tevoren weet bij wie het succes heeft en bij wie niet, kun je veel geld besparen. Vraagtekens bij kosteneffectiviteit Prof.dr. Wim Groot is hoogleraar gezond-heidseconomie aan de Universiteit

Maas-Instemming

en scepsis bij

geneesmiddelen-

visie Schippers

Minister Schippers van VWS presenteerde in januari haar visie op

geneesmiddelen. In een brief aan de Tweede Kamer kondigde zij

diverse maatregelen aan om meer greep te krijgen op

medicijn-prijzen, zodat de zorgkosten niet te veel stijgen. Zorginstituut

Magazine

peilde de reacties op deze beleidsvoornemens.

Tekst Jos Leijen Beeld Mrs. Peacock

tricht. Hij zet vraagtekens bij de discussie over kosteneffectiviteit. “Hoe ken je een financiële waarde toe aan een jaar leven? Dat is zeer arbitrair. Daarnaast is de gewon-nen levensduur een gemiddelde. Sommige patiënten hebben veel meer baat bij een ge-neesmiddel, andere minder. Een ander punt is dat de industrie de kosteneffectiviteit kan gebruiken om de prijs op te schroeven.” Groot heeft niet veel fiducie in de plannen van Schippers om de macht van de farma-ceutische industrie te breken. “Qua markt-aandeel doet Nederland er niet echt toe. We maken 2 procent uit van de wereldmarkt. Aan de andere kant zou dat Nederland een voordeel kunnen geven. Als we een korting krijgen, maakt dat voor winst van de pro-ducent nauwelijks verschil. Maar dan moet het wel geheim blijven. Als het uitlekt, kun je toekomstige kortingen wel vergeten.” Daar zit volgens de hoogleraar een contra-dictie met de wens van de minister naar meer transparantie in Europa en inzicht in de kostenstructuur van de industrie. “Transpa-rantie en geheimhouding gaan niet samen. Bovendien laat de industrie niet in de boeken kijken. Veel van deze bedrijven zitten in de VS. Die laten zich door Nederland de wet niet voorschrijven.” Van het Platform Expertise

Inkoop Geneesmiddelen dat de minister wil oprichten, heeft Groot evenmin hoge verwachtingen. Meer aandacht voor gepast gebruik is volgens hem wel zinvol. “Een goede afweging wanneer wel en niet voor te schrijven kan een flinke besparing opleveren. Onderzoek stimuleren naar manieren om vooraf vast te stellen of een therapie suc-cesvol is, is ook nuttig.”

Pompe en Fabry

Het Zorginstituut is mede verantwoordelijk voor het debat over de medicijnprijzen en de discussie hoever je moet gaan met het vergoeden van zeer dure geneesmiddelen. In 2013 adviseerde het Zorginstituut om geneesmiddelen voor de ziekte van Pompe en de ziekte van Fabry niet te vergoeden. Dat leidde tot felle protesten, en uiteindelijk besloot het ministerie om deze genees-middelen toch te vergoeden. Met de kanker-geneesmiddelen Nivolumab en Pertuzumab werd afgelopen jaar deze discussie weer

heropend. “Een groot verschil tussen de geneesmiddelen voor Pompe en Fabry en de kankergeneesmiddelen is dat Pompe en Fabry zeldzame ziekten zijn en kanker niet”, constateert prof.dr. Johan Polder van het RIVM. “Daar komt bij dat Pompe en Fabry chronische ziekten zijn en dat de kanker-geneesmiddelen vooral gebruikt worden bij het levenseinde. Omdat er veel kankerpatiën-ten zijn, is de impact op het budget veel gro-ter. En ja, dan kun je andere dingen niet doen.” Volgens Polder is de vraag op zijn plaats of je het geld dat je uitgeeft aan zeer dure geneesmiddelen beter op een andere manier zou kunnen besteden. “30 procent van de kankergevallen heeft te maken met leefstijl. Er is een duidelijk verband tussen roken en longkanker. Nog altijd rookt een op de vier Nederlanders. Als je het hebt over kosten-effectiviteit en gezondheidswinst, kun je het geld misschien veel beter steken in preventie. Zorgen dat mensen stoppen met roken of er niet aan beginnen.”

Pensioenfonds wil ook lagere prijzen

Niet alleen Schippers heeft een beroep gedaan op de farmaceuten om enkele medicijnprijzen te verlagen. Vorige maand zette Pensioenfonds Zorg en Welzijn (PFZW) farmaceutische bedrijven onder druk om hun medicijnprijzen te verlagen. Zo niet, dan trekt het fonds zich terug als aandeelhouder. PFZW, dat 2,5 miljard euro belegt in de farmacie, is daarmee het eerste fonds dat zijn aandelen gebruikt om medicijnfabrikanten onder druk te zetten. PFZW-directeur Borgdorff licht toe: "Juist de mensen die bij ons aangesloten zijn, vinden toe-gankelijke zorg belangrijk. Daarom zullen we aandringen op betaal-baarheid van medicijnen."

"Omdat er veel kankerpatiënten zijn, is de impact

op het budget veel groter. En ja, dan kun je andere

dingen niet doen"

M

aa

tre

ge

len

pak

ket S

chippers

Om de betaalbaarheid en toegankelijkheid van dure genees-middelen te borgen kondigde minister Schippers van VWS maatregelen aan op zes verschillende terreinen:

Informatiepositie

Eerder inzicht zorgaanbieders, zorgverzekeraars en VWS in nieuwe dure geneesmiddelen, indicatie-uitbreidingen en patentverloop

Inkoop geneesmiddelen bij de farmaceutische industrie

(O.a.) ter discussie stellen machtspositie en bescherming van farmaceutische industrie en onderhandelingen door VWS bij unieke dure geneesmiddelen

Allocatie gelden tussen en binnen zorgaanbieders

Heldere en slimmere afspraken in de contractering over dure geneesmiddelen en goede allocatie bij zorgaanbieders

Gepast gebruik

Stimulering van gepast gebruik van zorg

Stelsel

(O.a.) beperken automatische instroom dure geneesmiddelen in het basispakket en stimuleren marktt oelating voor innovatieve producten tegen maatschappelijk aanvaardbare prijzen

Financieel

VWS gaat verantwoord om met de inzet van het macrobeheersinstrument (MBI) als ultimum remedium

E. Schippers

2

3

5

6

1

4

(5)

E. Schippers

Keuzes maken

“Wij hebben het dilemma goed duidelijk gemaakt”, vindt Linda van Saase van het Zorginstituut. “Als je de totale uitgaven voor de zorg beperkt wilt laten groeien, kun je de kosten voor geneesmiddelen niet onbeperkt laten stijgen. Dan moet je keuzes maken. Dat maatschappelijke debat moet worden gevoerd en wordt nu ook gevoerd. Wij vonden dat Nivolumab niet vergoed zou moeten worden ten laste van de collectieve zorgverzekering. De minister heeft ons advies aangegrepen om te onderhandelen met de fabrikant.”

Van Saase is minder sceptisch dan Wim Groot over de mogelijkheden van minister Schippers om de medicijnprijzen internati-onaal op de agenda te krijgen. "De kosten van geneesmiddelen is een belangrijk thema. Niet alleen in Nederland, ook in andere landen. Als EU-voorzitt er kan Nederland het in elk geval ter tafel brengen. Het klopt dat Duitsland, Frankrijk en sommige andere landen een sterke farmaceutische industrie hebben en wellicht niet genegen zijn veel te doen. Maar nu gebeurt er tenminste iets, bijvoorbeeld met andere landen.”

Matt hijs van Hall kreeg in 2010 te horen dat hij prostaatkanker heeft . Sindsdien heeft hij diverse behandelingen ondergaan, onder meer bestralingen, hormoonkuren en che-motherapieën. Die voorkwamen niet dat de tumoren zich in zijn lichaam verspreidden. “Ik ben heel blij met de tijd die ik nog gekre-gen heb”, zegt hij. “Je ondergaat de behan-delingen niet zonder last. Maar anders was ik er nu niet meer geweest. ik heb de afgelopen vier jaar ook drie kleinkinderen geboren zien worden. Als je het hebt over kwaliteit van leven…”

Nadat hij van de schok bekomen was, ging Van Hall zich inzett en voor de kankerbestrij-ding. Hij was onder meer vrijwilliger bij de Prostaatkankerstichting en lid van de KWF-adviescommissie Dure Geneesmiddelen. Minister Schippers heeft het advies van deze commissie verwerkt in haar Visie Genees-middelen.

Hoe meet je geluk?

Van Hall heeft kritiek op de hantering van het begrip kosteneff ectiviteit, met name op de bepaling van de kwaliteit van leven. “Ik snap dat je een maatstaf wilt hebben, maar met een algemene vragenlijst kun je de kwaliteit van leven niet meten. Hoe meet je het geluk

als je je kleinkind ziet? Dat past niet in zo’n vragenlijst. Bovendien is die drie maanden extra leven een gemiddelde. Er zijn er ook die meer dan een jaar winnen.”

Hij is blij dat Schippers vooral focust op de andere factor van de kosteneff ectiviteit: de prijs van het geneesmiddel. “Die moet omlaag. Het is belangrijk om een tegenmacht te organiseren tegen de farmaceutische in-dustrie. Het is een monopolistische markt. Ze kunnen vragen wat ze willen. En ze zijn ook niet te beroerd om patiënten te mobiliseren om de hoge prijzen te rechtvaardigen.” De voornemens van minister Schippers kunnen op zijn steun rekenen. “Wat ik mis is betrokkenheid van patiënten. En een regie-houder. De adviescommissie had geadvi-seerd om iemand expliciet verantwoordelijk te maken voor de uitvoering van de beleids-voornemens. Een programma directeur die de plannen omzet in een concreet programma en toeziet op de implementatie. Dit is een geweldig groot probleem. Gaat de minister dat er zelf bij doen?”

Voor de korte termijn pleit Van Hall voor extra geld. Dat zou onder meer gebruikt moeten worden om gespecialiseerde centra in te richten voor hightech behandelingen van kanker. Die centra kunnen dan ook infor-matie verzamelen en onderzoek doen naar de eff ectiviteit van deze behandelingen. Deze gegevens kunnen helpen om gepast gebruik te bevorderen.

Goed afscheid nemen

Johan Polder van het RIVM merkt op dat kostbare innovaties nieuwe innovaties kunnen stimuleren. “Als je nieuwe behandel-methoden niet toelaat omdat ze te duur zijn, kan dat een rem zijn op nieuwe innovaties die de behandeling goedkoper maken. Het is een multidimensionele afweging met vele facett en. Ik denk dat het goed is dat de verantwoordelijkheid bij de minister ligt.” Hij pleit voor meer aandacht en middelen voor palliatieve zorg. “We discussiëren nu over grote bedragen om aan het einde van het leven een paar maanden te winnen. Je kunt je wel afvragen of je kanker tot het einde toe moet bestrijden met agressieve middelen, terwijl de gezondheidswinst vaak gering is. Misschien zijn er belangrijkere dingen, zoals goed afscheid nemen van het leven en van degenen die je liefh ebt.”

"De kosten van

geneesmiddelen

is een belangrijk

thema, ook in

andere landen.

Als EU-voorzitt er

kan Nederland dat

ter tafel brengen"

In de zomer van 2015 konden anesthesio-logen, internisten en intensivisten het net niet eens worden over een nieuwe richtlijn voor de organisatie van de IC-zorg. In juli van dat jaar nam het Zorginstituut de regie over en startt e onmiddellijk met een quick scan van discussiepunten, argumenten en wetenschappelijke onderbouwing om de

Adviescommissie Kwaliteit (ACK) van het Zorginstituut te kunnen informeren.

Bewegingsvrijheid

Uit het onderzoek is naar voren gekomen dat de IC-zorgverleners het met elkaar eens zijn over de grote lijnen en de uitgangspunten van de richtlijn. Echter, de richtlijn zou veelal

Regionaal maatwerk

voor de organisatie

van IC-zorg

worden ervaren als een landelijk vastgestel-de blauwdruk die te weinig ruimte laat voor wenselijke bewegingsvrijheid in de regio’s. De ACK gaat de richtlijn omvormen tot een kwaliteitsstandaard. De kwaliteitsstandaard bepaalt het landelijk kader. Ziekenhuizen zullen deze landelijke afspraken vervolgens, passend bij de kenmerken van hun regio, gaan invullen. Voor de regionale invulling ligt de bal bij de zorgaanbieders – van hen wordt verwacht dat zij de stappen zett en die in de Kwaliteitsstandaard staan beschreven.

Best practices

Na het vaststellen van de Kwaliteits-standaard IC deze zomer, monitort het Zorg-instituut de regionale implementatie van de aanbevelingen. Daarbij worden gegevens verzameld en gepubliceerd, aan de hand van een klein aantal indicatoren die verbonden zijn aan de Kwaliteitsstandaard IC. Daarmee kan inzicht worden gegeven in de stand van zaken en kwaliteit van de geleverde zorg. Verder zal het Zorginstituut faciliteren dat de regio’s van elkaar leren, bijvoorbeeld door bijeenkomsten te organiseren waarop zie-kenhuizen best practices kunnen uitwisselen. Het gezamenlijke doel is dat patiënten op het moment dat ze dat nodig hebben de beste IC-zorg krijgen.

Het Zorginstituut

monitort de regionale

implementatie van de

aanbevelingen

Komende zomer verschijnt de Kwaliteitsstandaard Intensive

Care (IC): een nieuwe standaard voor de IC. Een voorwaarde voor

betere IC-zorg is dat de ziekenhuizen regionaal invulling gaan

geven aan de aanbevelingen uit de standaard.

(6)

congres en zei dat hij die avond zou terugbel-len. Dat deed hij ook. Hij vertelde precies wat ik aan de arts moest vragen en gaf me alle informatie die ik nodig had. En nu ben ik dus ongelooflijk blij en trots dat wij collega’s zijn.”

3. Als u het in de zorg voor het zeggen had, wat zou u dan als eerste doen?

“Als we de zorg betaalbaar willen houden, moeten we de panelen verschuiven. Enerzijds moeten we inzetten op meer zorg dicht bij de patiënt. Via de eerste lijn, ondersteund met nanotechnologie en e-health, is er veel meer zorg thuis en dicht bij huis mogelijk. Anderzijds moeten we specialistische zorg concentreren op een paar plekken in het land. In ons centrum hebben we straks alle complexe zorg bij elkaar. De niet-complexe zorg krijgen kinderen via ‘shared care’ in een ziekenhuis of UMC dichter bij huis, waarbij wij de hoofdbehandelaar blijven.”

4. Welke zorg hoort volgens u niet in het basispakket thuis?

“Laat ik vooropstellen dat we in Nederland een fantástische basiszorg hebben. De dekking is geweldig. We zijn een rijk land en kunnen ons dat veroorloven. De kosten van dure genees-middelen wil minister Schippers nu in Euro-pees verband aanpakken en dat is heel goed.”

5. En welke zorg zou volgens u in het basis­ pakket moeten worden opgenomen?

“Belangrijk is dat ook sommige vormen van preventie vergoed worden. Adequate fysio-therapie en oefenfysio-therapie kunnen veel leed voorkomen. In Friesland hebben we bereikt dat op basisscholen in alle gemeenten - op drie na – een vakleerkracht de sportlessen gaat verzorgen. Kinderen die gymles krijgen van een professional, blijken eerder lid te worden van een sportclub.

Ik zou ook meer aandacht willen voor preventie bij ouderen. Bijvoorbeeld door mensen op zekere leeftijd, zeg zeventig jaar, standaard op te roepen voor een consult waarin wordt gekeken naar dementie, bloedsuikerwaarden et cetera. Als individuele huisarts is dat lastig te realiseren, maar col-lectief moet het kunnen. Net als de consulta-tiebureaus doen voor jonge kinderen.”

6. Wat doet u bij een zeurend pijntje? Doormodderen of naar de huisarts?

“Ik zou mijn gezond verstand gebruiken. Ik ben er geen voorstander van om voor elk

pijntje naar de huisarts te gaan. Dat heb ik mijn zes kinderen ook nooit aangeraden.”

7. Wat is uw favoriete zorgwoord?

“Dat heb ik niet. Ik heb wel een motto: we moeten door de ogen van onze patiënten kij-ken naar de zorg. Alles wat ik doe, begint bij de patiënt en zijn of haar omgeving. Daar sta ik voor, maar ik kan het niet alleen – daar heb ik collega’s voor nodig en de wereld daarbui-ten. Zo heeft KiKa, het kinderkankerfonds, de researchafdeling van het Prinses Máxima Centrum mogelijk gemaakt. Zo’n topcentrum genereert vervolgens geld én kwaliteit.”

8. Stel, u ligt met een gebroken been op een tweepersoonskamer in het ziekenhuis. Naast wie wilt u dan liggen?

“Niet naast een hotemetoot, maar naast een gezellig, vrolijk en extravert persoon die mij vertelt wat hij of zij anders wil in de zorg, zo-dat ik zo-dat kan aanpakken zodra ik weer beter ben. Nee, daar word ik nooit moe van. Daar krijg ik energie van.”

9. Wat is de belangrijkste voorwaarde voor goede zorg?

“De missie van het Prinses Máxima Centrum is: we willen elk kind met kanker genezen. Daarvoor is gepassioneerde en grensverleg-gende zorg nodig. Die kan alleen geleverd worden door de inzet van onze medewer-kers, aan wie we hoge eisen stellen. Veel van onze mensen zijn buitengewoon betrokken en willen uitmuntende zorg leveren - zowel de honderdzestig medewerkers van nu, als de achthonderd tot duizend mensen die in 2018 in ons centrum werken.”

10. Hoe ziet de zorg er over vijf jaar uit?

“Over vijf jaar is de zorg in Nederland meer geconcentreerd én is er meer zorg bij de mensen thuis. Die ontwikkeling wordt versterkt door betere data-uitwisseling. Het Prinses Máxima Centrum zal het eerste en beste kinderoncologisch centrum van Ne-derland zijn, op Europees gebied een grote rol spelen en zich op wereldniveau kunnen meten met het Saint Jude Centrum in de VS. Ik verheug me erop.”

vragen aan:

Diana Monissen

"Mijn motto:

we moeten door

de ogen van onze

patiënten kijken

naar de zorg. Alles

wat ik doe, begint

bij de patiënt

en zijn of haar

omgeving"

Tekst Jacqueline Schadee

Beeld De Beeldredaktie | Ed van Rijswijk

1.Wat was uw eerste ervaring met de gezondheidszorg?

“Toen ik veertien jaar was, had ik mijn eerste grote rugoperatie. Ik lag een paar weken in het ziekenhuis met alleen maar volwassenen op zaal. Niemand leek mij als kind te zien. Deze ervaring kleurt mijn huidige werk. In het Prinses Máxima Centrum kijken we bij alle kinderen wat zij nodig hebben om zich te kunnen ontwikkelen. We nemen hun mening ook zeer serieus. Voor de nieuwbouw van ons centrum praten onze kinderadviesraad, pati-enten en oud-patiënten, de ‘survivors’, over alles mee: van de website, tot de inrichting van het gebouw en de kleding voor zorgverle-ners en patiënten. ‘Als ik op een operatietafel lig, wil ik niet zo’n raar hesje aan’, zei een kind. Begrijpelijk, maar wij hadden daar nooit aan gedacht. Ze willen ook verschillende kleuren voor jongens en meisjes.”

2. Als u geneeskunde had gestudeerd, wat voor dokter was u dan geworden?

“Als ik dokter was, zou ik willen zijn als mijn collega in de Raad van Bestuur, prof. dr. Rob Pieters. Hij is kinderoncoloog en een geweldige dokter. Als een patiënt belt, gaat die altijd voor. Hij luistert ongelooflijk goed en probeert alles wat hij weet te vertalen naar het kind. Toen ik hem nog niet kende en in mijn familie werd geconfronteerd met kinderkanker, heb ik hem gebeld. ‘Wie kan ons het beste helpen bij deze zeldzame aandoening?’, vroeg ik. Pieters zat net op een

PERSONALIA

Diana Monissen (1955) is bestuurs-voorzitter van het Prinses Máxima Centrum voor kinderoncologie in Utrecht. Na haar studies pedagogiek en bestuurskunde werkte zij als directeur en bestuurder bij zorg-organisaties en zorgverzekeraars als Lichtenvoorde, Zorgverzekeraar Oost Nederland, GGZ-Mentrum en Agis. Na een korte periode als directeur-generaal Curatieve Zorg bij VWS werd ze in 2009 bestuursvoorzitter van De Friesland Zorg verzekeraar en in 2015 van het Prinses Máxima Centrum. Daar-naast is ze bestuurslid bij Special Arts Nederland, voorzitter van de programmaraad van Vilans voor langdurige zorg en vicevoorzitter van de Taskforce Kindermishande-ling en Seksueel Misbruik. Diana Monissen is getrouwd, heeft zes kinderen en zeven kleinkinderen.

(7)

Moeten gaatjes in een melkgebit gevuld worden? Is de halfjaarlijkse controle

echt nodig? Wat is beter, een amalgaamvulling of kunsthars? Vraag het twee

tandartsen en de kans is groot dat je verschillende antwoorden krijgt. Anders dan

voor andere medische beroepsgroepen zijn er voor de mondzorg namelijk geen

‘evidence-based’ richtlijnen, meetinstrumenten en kwaliteitsstandaarden. Het

Zorginstituut wil dat daar verandering in komt.

Tekst Jacqueline Schadee Beeld in60seconds

De organisatie staat daarin niet alleen. Al in 2012 riep de Gezondheidsraad de partijen in de mondzorg op om met een gezamenlijk plan te komen voor het meten en verbeteren van de kwaliteit van de mondzorg. De burger, die de mondzorg grotendeels zelf betaalt, zou daar recht op hebben. Ook veel tandart-sen, mondhygiënisten, wetenschappers en talloze mondzorgspecialisten willen eendui-dige richtlijnen, gebaseerd op wetenschap-pelijke inzichten en/of op ‘best practices’, net als in andere medische sectoren. Toch loopt het proces in de mondzorg steeds spaak. Hoe komt dat toch?

Eigenlijk ging het al op het eerste honk mis, verzuchten drie adviseurs van het Zorginsti-tuut die zich met de richtlijnen in de mond-zorg bezighouden: Jan den Dekker, Hugo Trouw en het hoofd afdeling Zorg, Arnold van Halteren. De vorming van een organisa-tie die namens alle partijen in de mondzorg de richtlijnen zou moeten opstellen, is keer op keer mislukt. De betrokkenen konden het niet eens worden over de bestuurlijke struc-tuur en over de verdeling van de bevoegd-heden binnen het nieuwe instituut. “De mondzorg kent maar liefst negen differen-tiaties en een groot aantal wetenschappelijke

“Jarenlang hadden

we geen centraal

aan-spreekpunt binnen de

mondzorg. En nu hadden

we er opeens twee”

Richtlijnen mondzorg

komen moeizaam

tot stand

De Nederlandse mondzorg in cijfers - 8.500 tandartsen (waarvan de helft

zelfstandig)

- 3.000 mondhygiënisten - 500 tandtechnici

- 20 wetenschappelijke verenigingen - 3 procent van de totale zorgkosten zijn

voor rekening van de mondzorg; evenveel als voor de huisartsenzorg. verenigingen. Het veld is enorm versnip-perd”, verklaart Den Dekker.

Oprichting KiMo

Afgelopen zomer leek na jaren van soebatten de kogel eindelijk door de kerk. Bij de notaris lagen de papieren klaar voor de oprichting van het KiMo, het Kennisinstituut Mond-zorg, waarin alle partijen vertegenwoordigd waren. Maar te elfder ure trokken de twee belangenverenigingen van tandartsen, de Associatie der Nederlandse Tandartsen (ANT) en de Koninklijke Nederlandse Maatschappij tot bevordering der Tandheelkunde (KNMT), zich terug. De kersverse voorzitter van de KNMT had volgens de leden voor zijn beurt gesproken. “In de structuur van het KiMo zouden wij geen zeggenschap krijgen over

de richtlijnen, terwijl die uiteindelijk vooral onze praktijkvoering beïnvloeden”, aldus een KNMT-lid. “Wij willen ook een beslissende stem in het kapittel.”

De wetenschappelijke verenigingen - waar veel tandartsen lid van zijn - kregen wel beslissingsbevoegdheid in het KiMo, maar KNMT-leden, veelal praktijkhoudende tand-artsen, voelen zich daar naar eigen zeggen niet door vertegenwoordigd. De decaan van de tandheelkundige opleiding ACTA denkt dat tandartsen moeite hebben met hun nieuwe rol. “Vroeger was de tandarts de regisseur van de mondzorg, nu is de patiënt dat”, zegt hij in een interview met NRC Handelsblad.Na de mislukte gezamenlijke oprichting ging het KiMo verder zonder de tandartsenverenigingen – en dus ook zonder hun financiële bijdrage.

Comply or explain

Het Zorginstituut stelde vervolgens alles in het werk om de twee partijen weer op één lijn te krijgen. De voorzitter van de Raad van Bestuur heeft bemiddeling aangeboden en er werd eindeloos overlegd. Maar tevergeefs: eind vorig jaar richtten de ANT en de KNMT hun eigen richtlijneninstituut op, de Neder-landse Vereniging voor Praktijkstandaarden

in de Mondzorg (NVPM). “Een bizarre situatie”, memoreert Van Halteren. “Jaren-lang hadden we geen centraal aanspreek-punt binnen de mondzorg. En nu hadden we er opeens twee.”

Den Dekker, die naast zijn werk voor het Zorginstituut ook (sociaal) tandarts/we-tenschapper is, vult aan: “Er lijkt een groot misverstand te bestaan. We willen de sector helpen een systeem te ontwikkelen dat de kwaliteit van de mondzorg in Nederland be-vordert. Niet door een kookboek met regels te maken, maar door richtlijnen in te voeren onder het motto ‘comply or explain’: volg de regels, of leg uit waarom je dat niet doet. Dat is een andere manier van denken.”

Wat volgens Den Dekker niet helpt, is dat veel tandartsen solisten zijn. “Ongeveer de helft van hen heeft een eigen praktijk en is niet gewend om in grotere structuren te werken. Ze doen dingen graag op hun eigen, vertrouwde wijze.”

Om de vaart erin te houden heeft het Zorginstituut beide organisaties eind vorig jaar opdracht gegeven om met een plan van aanpak te komen voor de ontwikkeling van richtlijnen. Half februari besloot de Raad van Bestuur om de kwaliteitsstandaarden en meetinstrumenten van het KiMo op te nemen in de Meerjarenagenda, de wette-lijk erkende afsprakenlijst met belangrijke zorgverbeteronderwerpen. Nu het plan op de agenda staat, kan het Zorginstituut de ontwikkeling van richtlijnen overnemen als het KiMo er niet in slaagt om deze op tijd en op de afgesproken wijze aan te leveren. Vertegenwoordigers van de NVMP zijn het niet eens met de beslissing van het Zorginsti-tuut en willen met een eigen plan van aanpak komen. Volgens ingewijden is het echter niet uitgesloten dat zij op enig moment alsnog aan boord van het KiMo komen.

Wordt vervolgd...

Op weg naar het register voor goede zorg

Het Zorginstituut helpt zorgaanbieders, patiëntenverenigingen en zorgverzekeraars via drie routes op weg naar het register met afspraken over goede zorg:

(8)

“Voor mindfulness

hoef je je leven aan de

buitenkant niet anders in te

richten om meer kwaliteit

van leven te krijgen”

De andere blik

“Na mijn afstuderen ben ik een jaar tropenarts geweest in India. Daar heb ik ook een tijdje in een ashram gezeten, een leefgemeenschap en ontmoetingsplaats. Ik leerde er mediteren en dat ben ik altijd blijven doen. De laatste tien jaar ben ik bezig met mindfulness, waarin mediteren ook een belangrijke rol speelt. Mindfulness betekent, simpel samengevat, dat je aandachtig, niet-oordelend, mild en vriendelijk aanwezig bent in het hier en nu. Je kunt je aandacht naar buiten richten, maar ook naar binnen en dan merk je hoe chaotisch en onrustig je gedachten en emoties doorgaans zijn. Toch denk ik dat een aandachtige, open houding voor een dokter essentieel is, want het schept ruimte voor wat de patiënt bezighoudt, inclusief de emoties die daarbij kunnen spe-len. Zeker de eerste negentig seconden van een consult zeg ik vaak weinig of niets. Ik luister en probeer mensen een veilig gevoel te geven door niet meteen met m’n richtlijnen, standaarden en diagnostisch denken op hun verhaal te duiken. Dat komt later wel aan bod, want daar ben ik voor opgeleid.”

“Ruimte scheppen voor de patiënt is in de huisartsge-neeskunde essentieel, omdat de context van de patiënt – zijn biografie en de eventuele psychosociale proble-matiek die speelt – daar zo vanzelfsprekend is. Toen ik met mindfulness in contact kwam, vond ik het bijzonder

om te merken dat je dat gewoon kunt leren, dat het te trainen is. Van mezelf ben ik eigenlijk niet zo’n aandach-tig mens. Als jongste in een KLM-gezin ben ik als expat opgegroeid en als kind ben ik heel vaak verhuisd. Om overeind te blijven moet je je dan steeds aan wisselende omstandigheden aanpassen en je meer op anderen richten dan op jezelf. Het voordeel is dat je snel door-hebt wat er om je heen gebeurt, maar het maakt geen aandachtig mens van je.”

Ruimte maken

“Onze hersenen zijn voor een belangrijk deel gebouwd op ‘gevaar’. Daardoor hebben wij de neiging om aller-eerst de negatieve en gevaarlijke kant te zien van wat om ons heen gebeurt. Vanuit de evolutie bekeken is dat begrijpelijk: men schat in dat in vroeger tijden, toen we nog jagers-verzamelaars waren, een op de acht men-sen om het leven kwam door interpersoonlijk geweld, roofdieren en natuurgeweld. Wij, met ons comfortabele leven, dragen die focus op gevaar nog in ons en dat deel is heel snel geactiveerd. We kunnen honderd keer stoeien met de hond, maar die ene keer dat hij bijt, blijft in ons geheugen gegrift. Door te mediteren word je je daar be-wust van en kun je leren ruimte te maken voor positieve dingen, voor dingen die wel goed gaan en waar je blij van wordt.”

Bram Tjaden is huisarts in Zeist en huisartsopleider aan het UMC in Utrecht. Hij

werkte ook als verslavingsarts en in 2004 promoveerde hij op een onderzoek naar

de kwaliteit van de behandeling in de verslavingszorg. Mindfulness en compassie

zijn sleutelbegrippen in zijn leven. Als zorgverlener, maar ook in zijn privéleven.

Tjaden geeft al acht jaar mindfulnesstrainingen aan artsen.

Tekst Els van Thiel Beeld De Beeldredaktie | Ed van Rijswijk

Meer plezier en

minder stress

door mindfulness

(9)

“Mindfulness wordt geassocieerd met modieuze zweve-righeid en meditatie zit al helemaal in de spirituele hoek. Maar met vijf minuten echte aandacht kun je patiënten soms enorm vooruit helpen, bijvoorbeeld in de pallia-tieve zorg of bij problemen na ingrijpende life-events. Er hóéft niet altijd meteen iets. Bij oude mensen werkt het medisch afraffelen van de problematiek al helemaal niet. Mindfulness is een ruim dertig jaar bestaande en weten-schappelijk onderbouwde methode. Door mindfulness verandert er aantoonbaar iets in het prefrontale hersen-gebied. Vroeger dachten we dat de hersenen in de loop van het leven nauwelijks meer veranderden. De laatste tijd komt er steeds meer bewijs dat hersenen uiteindelijk cellen zijn die nieuwe verbindingen kunnen maken. Dat zie je ook gebeuren als mensen mediteren, dan ontstaan er veranderingen in het prefrontale hersengebied. Dat gebied wordt groter en er komen meer verbindingen. De-len in de hersenen die met mindfulness getraind worden hebben onder andere te maken met aandacht, empathie en lichaamsbewustzijn. Voor mindfulness hoef je je leven

aan de buitenkant niet anders in te richten om meer kwaliteit van leven te krijgen. Het is een mentale oefe-ning waardoor bepaalde gebieden in de hersenen beter ontwikkeld worden. Zelf merk ik dat ik rustiger word, me meer verbonden voel en meer veerkracht en plezier krijg. Ik denk dat het echt de moeite waard is om in aandacht te investeren. Ik doe dat op allerlei manieren in mijn dagelijkse leven. Bijvoorbeeld als ik naar de wachtkamer loop om een patiënt op te halen. Even bewust en met aandacht lopen, een moment van rust, even tot mezelf komen, en als ik de patiënt begroet, ben ik er helemaal voor hem of haar. Dan lopen we rustig samen naar de spreekkamer.”

Een open hart

“Voor mij als zorgverlener vormen aandacht en com-passie de essentie van mijn vak. Mededogen is actueel. Ook in onze regio is er bijvoorbeeld een opvang geko-men voor vluchtelingen. Vluchtelingen zijn niet langer abstracte wezens in gammele, overvolle bootjes, het zijn gewone mensen die in onze spreekkamers komen omdat ze zich zorgen maken en die op zoek zijn naar veiligheid en geluk. In de zorg is het heel belangrijk dat je je met compassie, met een open hart dus, kunt verhouden tot het lijden van mensen. En daarmee ook tot je eigen lij-den, je eigen moeilijkheden en problemen. Die universa-liteit is de verbindende factor.

Bij compassie ligt het accent anders dan bij empathie, wat dé basis vormt voor het medische werk. Bij empa-thie voel je mee en bij compassie zoek je daarnaast naar wat er nodig is om het lijden te verlichten. Empathie kan ertoe leiden dat je oververmoeid raakt doordat je je steeds weer in een volgende patiënt moet inleven. Terwijl compassie meer herkenning oproept: ik voel dat ook, ik ken dat ook… Bijvoorbeeld in situaties waarin machteloosheid een rol speelt. Dat is voor de meeste dokters een lastige emotie. Het kan heel goed werken om die machteloosheid die je beiden ervaart gewoon te benoemen: wat hebben we het er samen moeilijk mee. De verbinding die je dan ervaart helpt om de patiënt uit de slachtofferrol te houden en om de arts niet in de rol van redder te laten belanden.

Voor een zorgverlener is het ook belangrijk dat hij zichzelf met compassie benadert. Met een milde, vriendelijke en niet-oordelende houding in het leven staan is al een hele klus, maar om jezelf met compassie te bejegenen is nog moeilijker. Artsen hebben doorgaans een hoog arbeids-ethos; de angst om fouten te maken is groot. De druk kan aanzienlijk zijn. Dan helpt het om even heel bewust contact met jezelf te maken. Zoals ik dan bijvoorbeeld doe in die paar stappen als ik de patiënt uit de wachtka-mer haal. Zo behoed ik me ervoor om meteen weer in de ‘doe-modus’ te vallen en geef ik mezelf de gelegenheid om even op adem te komen. Begrijp me goed: als ik een wond moet hechten, moet dat gewoon gebeuren. Maar ik vind het essentieel om bewust de keuze te maken tus-sen iets doen of voorlopig niets doen.”

“Met vijf minuten echte aandacht

kun je patiënten soms enorm

vooruit helpen”

D

e zorg maak je samen,

en innovatie is daarin onmisbaar. Zeker bij geneesmiddelen. Ik houd van de farma-industrie, want zonder industrie geen innovatie. Maar mijn liefde kan aardig bekoelen als er aan zo’n middel een heftig prijskaartje hangt. Dan botst mijn belang als premiebetaler met het farmabelang. De inge-wikkelde haat-liefde-relatie die daardoor ontstaat, maakt van zo’n firma een dear enemy. Dat er steeds meer monopolis-tische en peperdure geneesmid-delen verschijnen heeft óók zin-volle bijwerkingen. Het dwingt ons tot nadenken. Willen we heel veel geld betalen voor soms bescheiden effecten? En waarom dan? De discussie gaat dan vaker over waarde en waarden. Een voorbeeld: het is een drama als een moeder van twee kinderen op 35-jarige leeftijd bezwijkt aan borstkanker. Als zij dankzij een duur geneesmiddel vier maanden langer te leven heeft, is het drama niet minder groot. Hoewel die vier extra maanden van grote betekenis zullen zijn voor het gezin, blijft de vraag: hoeveel geld willen we daaraan als samenleving uitgeven? Eigen-lijk weten we dat niet goed. Een ander voorbeeld, aan de andere kant van het spectrum: een 85-jarige grootvader met uitgezaaid coloncarcinoom kan met behulp van een duur geneesmiddel misschien nog net vier maanden langer leven, zodat hij zijn kleinkind kan zien trouwen. Hoeveel geld is ons dit als samenleving waard? Hoe ver gaat onze solidariteit? Natuurlijk

kun je dit dilemma proberen te omzeilen door van de overheid te eisen dat zij de industrie dwingt tot flinke (geheime) kortingen. Maar ook met korting blijft een extreem duur product nog steeds een extreem duur product. Een tweede bijwerking van de peperdure geneesmiddelen is ‘verdringing’. We beginnen te begrijpen dat bij gelijkblijvend budget tegenover elke investe-ring in ‘kleinekansengeneeskun-de’ gemiste kansen staan voor patiënten met andere aandoe-ningen. Het zal je maar gebeuren dat jouw dierbare een redelijk kansrijke behandeling misloopt, omdat al het beschikbare geld is besteed om bij iemand anders een zeer klein effect te bereiken. Er moeten dus keuzes worden gemaakt. Daarin kunnen we veel leren van de afwegingen die dokters zelf maken in hun laatste levensfase. In de dialoog met de patiënt valt de keuze vaak nog op doorbehandelen (hoewel in Nederland minder vaak dan elders). Maar dokters zelf zien relatief vaak van doorbehandelen af. Zij sterven vaker thuis, niet omringd door piepende monito-ren of geketend aan infuuslijnen. Omdat nieuwe producten (gelukkig) blijven komen, kunnen we niet weglopen voor die lastige keuzes. Dat wordt onderhande-len en belangen afwegen. En in dat hele proces ben ik benieuwd of bij mij de balans dan toch meer doorslaat naar ‘dear’.

Dear Enemy

"Vier maanden langer

leven. Hoeveel geld is

ons dit als samenleving

waard? Hoe ver gaat

onze solidariteit?"

COLUMN MARTIN VAN DER GRAAFF

Martin van der Graaff werkt als adviseur bij Zorginstituut Nederland

(10)

De adviescommissie Innovatie Zorgberoepen & Opleidingen

Welke beroepen en opleidingen hebben we in 2030 nodig in de gezondheidszorg? Daarover adviseert de adviescommissie Innovatie Zorgberoepen & Opleidingen van het Zorg-instituut de minister van VWS. In de rubriek ‘Wat doet de…’ blikt Zorginstituut Magazine alvast vooruit en belicht vernieuwende beroepen en opleidingen.

Meer over de adviescommissie Innovatie Zorgberoepen & Opleidingen en haar activiteiten staat op www.zorginstituut-nederland.nl onder ‘Beroepen en opleidingen’.

De wijktherapeut is in opkomst. Deze eerstelijns paramedicus

verleent, in samen werking met de wijkverpleegkundige, integrale

zorg aan huis. Pronaos start dit voorjaar met een

post-hbo-op-leiding die fysio-, ergo- en oefentherapeuten klaarstoomt voor

de nieuwe rol. “Het achterhalen van de achterliggende vraag van

de cliënt: daar draait het om”, stelt Nienke van Ree van Pronaos.

Tekst Noël Houben Beeld De Beeldredaktie | Herbert Wiggerman

Wat doet de…

Wijktherapeut

Waarom een wijktherapeut?

“Cliënten krijgen nu veel gespecialiseerde zorgverleners over de vloer, die allemaal hun eigen ding doen. De onderlinge afstemming laat vaak te wensen over. Er is behoefte aan een generalist die bij mensen thuis komt, de cliëntvraag centraal stelt, over de grenzen van vakgebieden heen kijkt en de noodzakelijke zorg vervolgens zelf verleent of coördineert. De wijktherapeut kan die rol vervullen.”

Hoe ziet de opleiding eruit?

“De opleiding duurt ruim een jaar. Daarin komen de deelnemers zestien keer bij elkaar voor scholing, lopen ze stage en werken ze aan opdrachten. Dit voorjaar starten we met twee groepen: één in Utrecht en één in Groningen.”

Wat leren de deelnemers tijdens de opleiding?

“Dat is heel breed. De deelnemers lopen stage in de logopedie, mondzorg, huidthe-rapie, diëtetiek en orthoptie. Zo kunnen ze de cliënt adviseren en soms zelfs behande-len op deze vakgebieden. Waar behoefte bestaat aan meer specialistische behande-ling, zal de wijktherapeut die inschakelen. Relaties leggen met andere therapeuten, het in beeld brengen van de sociale kaart: ook daar is aandacht voor. De deelnemers leren bovendien om de cliënt en zijn omgeving grondig te screenen. Hierdoor kunnen ze

ontwikkelingen die de gezondheid van de cliënt bedreigen en wensen die de cliënt heeft adequaat signaleren. Het opstellen van een integraal behandelingsplan om met al deze bevindingen aan de slag te gaan, komt eveneens aan de orde. Het afstemmen en co-ordineren van de zorg is een ander program-maonderdeel. Ook het coachen van cliënt, omgeving en andere zorgverleners komt aan bod. Net als de inzet van technologische hulpmiddelen. En deze opsomming is zeker niet compleet.”

Fysio­ en ergotherapeuten van zorg­ organisaties werken al bij ouderen thuis. Wat voegt de wijktherapeut toe?

“Deze paramedici kijken meestal met een specialistische blik naar de cliënt. ‘Die mevrouw kan niet zo goed bukken en til-len? Dan gaan we hier met oefeningen aan werken.’ Als wijktherapeut kijk je breder dan je oorspronkelijke vakgebied en ga je op zoek naar de achterliggende vraag. Je vraagt niet ‘Wat kan ik als fysiotherapeut doen?’, maar ‘Wat heeft deze cliënt nodig?’. Wellicht is die mevrouw eenzaam en wil ze daarom graag een poes nemen. Het betekent inderdaad dat ze beter moet kunnen bukken en tillen om de poes eten te geven en de kattenbak te ver-schonen. Maar misschien heeft mevrouw ook een rollator nodig. Dan kan ze eten kopen voor de poes en komt ze bovendien meer met andere mensen in contact. En wellicht

kan het huis handiger worden ingericht zodat mevrouw meer zelf kan doen. Allemaal zaken die een wijktherapeut eerder zal signaleren dan een klassiek opgeleide paramedicus.”

Is het opleidingsprogramma in beton gegoten?

“Er is veel ruimte voor maatwerk. De onder-werpen die ik net noemde komen minimaal aan de orde. Ze worden met de groepen nader aangevuld. De deelnemers stellen verder een individueel leerplan op waarin ze beschrijven welke kennis en competenties ze willen ontwikkelen. Daar zullen we tijdens het programma op inspelen. Binnen de opleiding is er een aantal eindproducten en einddoelen waaraan de deelnemers moeten voldoen: bijvoorbeeld het uitvoeren van de integrale screening en het behandelen van verschillende doelgroepen. De deelnemers bepalen zelf het pad dat zij volgen om deze vaardigheden aan te leren. Ook op dit gebied is er dus maatwerk mogelijk.”

Deelname kost maar liefst 3.500 euro. Een hoge drempel voor veel paramedici…

“Het kan inderdaad een belemmering zijn. Maar de opleiding tot wijktherapeut is zo veelomvattend en vraagt om zoveel voorbe-reidingstijd dat het niet goedkoper kan. Daar staat tegenover dat er in de ouderenzorg veel vraag is naar zo’n generalist. Niet onbe-langrijk, want veel paramedici zitten in een moeilijke situatie. De behandeling door een fysio- of ergotherapeut wordt nog maar be-perkt vergoed door de zorgverzekeraars. De cliënt echt helpen, tijd nemen voor iemand: daarom zijn veel mensen ooit in de zorg gaan werken. Als wijktherapeut krijgen ze hier weer meer gelegenheid toe.”

Is er veel belangstelling voor de opleiding?

“De groepen lopen langzaam maar zeker vol. We streven naar zo’n twaalf deelnemers per groep. Ongeacht het aantal aanmeldingen gaat de opleiding sowieso door. Daarnaast komen er twee in-company-trajecten bij,

respectievelijk een fysiotherapiepraktijk en een thuiszorgorganisatie. De beroepsver-enigingen willen met ons in gesprek over de wijktherapeut en wat dit betekent voor de huidige paramedici. Hogescholen willen de generalistische kijk op zorgverlening en het beroepsoverstijgend werken verwerken in de huidige curricula. We hebben bovendien plannen om een vergelijkbare opleiding voor logopedisten en andere zorgverleners op te zetten. Vreemd is deze belangstelling niet. De fragmentarisatie in de zorg moet verdwijnen: daarvan zijn steeds meer mensen overtuigd.”

Meer informatie over de opleiding tot wijkthera-peut? Een filmpje bekijken over wat een wijkthe-rapeut doet? Kijk op http://pronaosacademy.nl/ course/opleiding-wijktherapeut/

“Je vraagt niet ‘Wat

kan ik als fysiotherapeut

doen?’, maar ‘Wat heeft

deze cliënt nodig?’”

(11)

Aantal gebruikers

antidepressiva per

duizend zvw-verzekerden

Aantal gebruikers van

antidepressiva in 2014

2014

18.900

2010

13.600

Van de ene op de andere dag zingen ze

opeens rond door de organisatie, kom

je ze te pas en te onpas in rapporten

tegen of verschijnen ze in de media:

termen of begrippen die hard op weg

zijn opgenomen te worden in ons

vakjargon. We nemen zo’n term van

elkaar over, zonder exact te weten

waar deze vandaan komt of wat deze

precies betekent. Zorginstituut Magazine

gaat op zoek naar de achtergrond van

zo’n woord en geeft nadere toelichting.

Deze keer:

Kennistranslatie

.

Het woord kennistranslatie is in geen enkel (online) woordenboek te vinden. Googlen we verder op deze term, dan vinden we meerdere hits, zonder dat die meteen leiden naar een defi nitie. Wel vonden we onderstaande toelichting op www.loketgezond-leven.nl: “Kennistranslatie kenmerkt zich niet, zoals verwoord in lineaire ideeën over kennistransfer, kennisgebruik, en impact, door een vertaling van wetenschappelijke inzichten naar een 'instrumentele gebruikersinstructie'. Veeleer vereist kennistranslatie de productie van kennis een translatie van de praktische ervaringskennis in wetenschappelijke modellen en methoden, waardoor uitkomsten van onderzoek veel directer aansluiten bij die gebruikerscontexten.”

Maar of dit nu veel duidelijkheid schept …?

BRAZILIË

4%

GHANA

12%

NIGERIA

12%

SIERRA LEONE

3%

MAROKKO

8%

SOMALIË

2%

IRAK

2%

TURKIJE

3%

SURINAME

9%

Borstkankeroperaties

onder geleiding van echo

zijn aantoonbaar beter en

‘besparen 1 miljoen euro

per jaar’.

Dat onderzocht

radioloog in opleiding Max

Haloua in zijn

promotie-onderzoek aan het VUmc.

De kosten in verband met

gebruik van HIV-middelen

in

vijf jaar tijd gestegen

van 140 miljoen

naar ruim

173 miljoen euro

.

Gemiddelde toename per jaar van het aantal

gebruikers van hiv-middelen:

8,6%

60,1

€ 89 miljoen…

€ 15 miljoen…

29­46

1.000.000

Regeling onverzekerbare vreemdelingen

De tien meest voorkomende nationaliteiten van onverzekerbare vreemdelingen in Nederland

die geen zorgverzekering hebben kunnen afsluiten, maar wel een beroep doen op de

gezondheidzorg:

BRON: MONITOR ONVERZEKERBARE VREEMDELINGEN

BRON: GIPDATABANK

BRON: ZORGVISIE 27-01-2016

BRON: OVERZICHT FINANCIËLE EFFECTEN RAPPORTEN ZORGINSTITUUT

BRON: OVERZICHT FINANCIËLE EFFECTEN RAPPORTEN ZORGINSTITUUT

BRON: RAPPORT GESUPERVISEERDE OEFENTHERAPIE BIJ CLAUDICATIO INTERMITTENS BRON: GIPDATABANK

BRON: GIPDATABANK

Feiten & Cijfers

'Zorgjargon'

nader verklaard

Nederland geeft 12,4 procent van het bruto

nationaal product uit aan de zorg.

Dat blijkt uit een analyse van KPMG. Daarmee

geeft Nederland in Europa op dit moment

relatief gezien het meeste geld uit aan zorg.

is het aantal behandelingen

met gesuperviseerde

oefen-therapie - verspreid over een

jaar - dat

eff ectief

is bij

claudicatio intermitt ens

('etalagebenen').

…is er in 2015 minder

uitgegeven als gevolg van

de adviezen en standpunten

van het Zorginstituut over de

samenstelling van het

basis-pakket.

…zijn de kosten per patiënt

voor het levenslange

gebruik van geneesmiddel

Eculizimab

CHINA

(12)

"Het

'hinderpaal-criterium' moet zo gauw

mogelijk van tafel. Anders

is het nieuwe zorgstelsel

mislukt"

Waarom een nieuwe wet?

“De Zorgverzekeringswet uit 2006 staat niet op zichzelf, maar vormt onderdeel van een grootschalige stelselwijziging die al 25 jaar geleden is begonnen. In de jaren tachtig van de vorige eeuw was de overheid verant-woordelijk voor de inkoop van de zorg. Om de kwaliteit te waarborgen, golden allerlei regels: vestigingscriteria, budgetten, prijs-bepalingen. Maar doordat de regelgeving steeds gedetailleerder werd, liep de centrale overheidsregulering vast. En omdat ‘het be-perken van de capaciteit’ een van de weinige manieren was waarop de overheid de kosten kon beheersen, ontstonden lange wachtlijs-ten. Het gevolg: ontevreden patiënten én on-tevreden zorgaanbieders. Verpleegkundigen demonstreerden, artsen staakten. Toen de rechter in 1999 bepaalde dat mensen te lang op de wachtlijst stonden en recht hadden op onmiddellijke zorg, werd in feite het systeem lek geschoten. En nadat de Europese rechter bepaald had dat Nederlandse verzekeraars verplicht waren poliklinische zorgkosten in het buitenland te vergoeden, werkte ook de kostenbeheersing via capaciteitsbeperking niet meer. De extra zorgkosten liepen in de miljarden.”

“De kern van het nieuwe zorgstelsel is dat de zorginkoop is overgegaan van de overheid naar de zorgverzekeraars. In de Zorgverzeke-ringswet van 2006 kregen zij instrumenten in handen om de zorgkosten te beheersen en tegelijkertijd de kwaliteit te bewaken. Ook werd de scheiding tussen ziekenfonds en particuliere verzekering opgeheven, omdat die tot een ongewenste tweedeling leidde. Het doel van de wet, in het kort: meer doel-matigheid, minder centrale sturing en goede toegankelijkheid.”

Wat is er sinds 2006 veranderd? “De doelmatigheid van de zorg, de prijs-kwaliteitverhouding, is sinds de jaren tachtig verbeterd. Ook zijn de eigen betalingen in Nederland relatief laag. Ter vergelijking: in lage-inkomenslanden betalen mensen gemiddeld 60 procent van hun inkomsten aan zorgkosten, in rijke landen 20 procent. In Nederland betalen we gemiddeld maar 6 procent van de zorgkosten uit eigen zak. Door de Zorgverzekeringswet is er nu meer keuzevrijheid dan voorheen. Je kiest zelf je

polis en je zorgverzekeraar en als die niet bevalt, stap je over. Dat doen jaarlijks circa een miljoen mensen. Het is natuurlijk nooit ‘af’, maar Nederland mag zich gelukkig prijzen met dit zorgstelsel. Nergens ter wereld is het systeem zo egalitair als hier. De grootste criticasters zijn de zorgverleners. Zij beklagen zich onder meer over de vele regels van de zorgverzekeraars. Maar ze lijken te vergeten dat ze ook niet tevreden waren toen de overheid de zorg aanstuurde. De zorgverzekeraars hebben – veelal ten onrechte – te lijden onder een slecht imago.” Wat kan beter?

“De kwaliteit van de zorg is nog onvoldoende inzichtelijk, onder meer doordat niet alle zorgverleners daar inzage in geven. Het Zorginstituut kan daar een belangrijke rol

Tien jaar Zorgverzekeringswet:

“We mogen trots zijn

op ons zorgstelsel”

Conferentie ‘Klaar voor de toekomst?’

Omdat het dit jaar tien jaar geleden is dat de Zorgverzekeringswet werd ingevoerd, organiseert de Raad voor Volksgezondheid en Samen-leving op maandag 10 oktober 2016 een conferentie in Den Haag. Het doel: stilstaan bij wat is bereikt én vooruitkijken: is het zorgstel-sel klaar voor de toekomst? Waar komt het onbehagen bij burgers en zorgprofessionals vandaan en is het tij te keren? Op de conferentie worden ook de resultaten gepresen-teerd van de reflecties en debatten die de Raad de komende maanden organiseert.

Meer informatie 06 50 74 55 94 of wj.meerding@rvens.nl

In 2016 is het tien jaar geleden

dat de Zorgverzekeringswet

werd ingevoerd. Prof.dr.

Wynand van de Ven van de

Erasmus Universiteit

Rotter-dam blikt terug op het

afgelo-pen decennium. Waarom was

die nieuwe wet nodig? Wat is

er nu veranderd en wat kan

er beter? Van de Ven,

emeri-tus hoogleraar sociale

ziekte-kostenverzekering, is positief

over de veranderingen in het

zorgstelsel, maar vreest dat

het systeem instort als een

‘kapitale fout’ in de wet

niet snel wordt hersteld.

Tekst Jacqueline Schadee Beeld Gerhard van Roon (HH)

"Het doel van de wet:

meer doelmatigheid,

minder centrale sturing

en goede

toegankelijk-heid"

Den Haag, 8 juni 2005. De Eerste Kamer vergadert over het wetsvoorstel van minister Hoogervorst van VWS (VVD) over de nieuwe Zorgverzekeringswet. Boven: minister Hoogervorst aan het eind van het debat.

in spelen. Ook kunnen verzekeraars nu via subtiele wegen, ondanks de acceptatieplicht, voorkomen dat chronisch zieken met hoge zorgkosten zich bij hen verzekeren. Door de kosten nog beter te verdelen onder de verze-keraars, de ‘risico-verevening’, kan dit manco verholpen worden.

Het allergrootste probleem met de nieuwe wet is dat het belangrijkste instrument om de kosten te beheersen, de selectieve inkoop, de verzekeraars uit handen is geslagen. On-der het motto van ‘vrije artsenkeuze’ hebben zorgverleners daar met succes campagne te-gen gevoerd. Daarop heeft de Eerste Kamer eind 2014 het voorstel van minister Schippers om artikel 13 van de wet te wijzigen, tegen-gehouden. Dat kan de doodsteek betekenen voor het bestel.

De Zorgverzekeringswet biedt zorgverzeke-raars de mogelijkheid om alleen contracten

te sluiten met zorgaanbieders die kwalita-tief goede zorg bieden tegen een redelijke prijs. Gecontracteerde zorg wordt volledig vergoed, voor niet-gecontracteerde zorg mogen zorgverzekeraars zelf de vergoeding vaststellen. Maar in juni 2014 bepaalde de rechter dat ook niet-gecontracteerde zorg grotendeels vergoed moet worden. Dat gebeurde op basis van het ‘hinderpaal-criterium’: een passage in de Memorie van Toelichting van de wet, waarin staat dat de vergoeding niet zó laag mag zijn dat er voor de patiënt een ‘hinderpaal’ bestaat om niet-gecontracteerde zorg te ontvangen. Hierdoor kunnen zorgverzekeraars niet meer

selectief contracteren op prijs en kwaliteit. Want waarom zouden zorgverleners nog een contract sluiten als ook zónder contract vrijwel alle kosten worden vergoed?

Ik concludeer: het ‘hinderpaalcriterium’ moet zo gauw mogelijk van tafel. Anders valt de bodem weg onder de Zorgverzekeringswet en is het nieuwe zorgstelsel mislukt.”

Dit was het eerste deel van een tweeluik over ‘Tien jaar Zorgverzekeringswet’. In een volgende editie van Zorginstituut Magazine komen vertegenwoor-digers van patiënten, zorgverleners en verzekeraars aan het woord.

(13)

Nicole Boluyt

, adviseur bij het Zorginstituut

en kinderarts. Speelde een belangrijke rol in

de totstandkoming van het standpunt van

het Zorginstituut over de opname van

kinde-ren met extreme obesitas.

“Op basis van wetenschappelijk bewijs concluderen wij dat een klinische opname voor kinderen met extreme obesitas op de langere termijn niet bewezen effectief is en daarom geen verzekerde zorg is. Wij concluderen in het standpunt ook dat er voor een zeer beperkt aantal ernstig obese kinderen een medisch noodzakelijk verblijf nodig kan zijn vanwege de medische gevolgen van de obesitas of voor observatie en diagnostiek.

Voor ons als Zorginstituut is het belangrijk om de behandelaren erbij te betrekken. Alleen zij kunnen de (strikte) indicaties voor opname uitwerken en bovendien moeten zij onze adviezen in de praktijk uitvoeren. In die samenwerking kunnen wij als onafhankelijke partij druk uitoefenen en ervoor zorgen dat de behandelaren met elkaar om de tafel gaan zitten. De kinderartsen uit de expertisecentra voor kinderobesitas hebben een samen-werkingsverband opgezet om zowel de poliklinische zorg als een eventuele klinische opname zo goed mogelijk te organiseren.

Wij vinden het ook belangrijk om te blijven volgen wat er gebeurt met de kinderen die wél worden opgeno-men. Daarom stellen we samen met de behandelaren een registratiedatabase op zodat we kunnen evalueren voor welke kinderen een opname effectief was. Dit is de enige manier om eventueel de indicaties aan te passen en de zorg voor deze kinderen effectiever en doelmati-ger te maken. En ja, dan helpt het mee dat ik kinderarts ben; ik ben geen expert op dit gebied maar ik begrijp de kwesties toch iets sneller. Ook onze kennis over het beleid is waardevol. Bijvoorbeeld dat er bij zo’n evaluatie geen eindeloos grote registratiedatabase opgezet moet worden. “

Edgar van Mil

, kinderarts-endocrinoloog,

gespecialiseerd in de behandeling van

obesitas bij kinderen. Werkt in de vakgroep

kindergeneeskunde van het Jeroen Bosch

ziekenhuis in Den Bosch. Als expert

betrok-ken bij de totstandkoming van het advies

van het Zorginstituut over opname van

obese kinderen.

"Opname van kinderen met obesitas zou niet nodig moeten zijn. Kinderen moeten in het systeem van het gezin en hun omgeving veilig kunnen leven. Dat is de plek om een gezonde leefstijl te ontwikkelen. Door ze op te nemen, onttrek je ze aan hun omgeving – en die is uit-eindelijk allesbepalend. Als kinderen al worden opgeno-men, moeten ze dan ook zo snel mogelijk teruggeplaatst worden bij hun ouders.

Soms kiezen we als zorgverleners wel erg snel voor opname. Dat is een begrijpelijke reactie, die je ook ziet bij ernstige problemen als kindermishandeling. Je wilt als zorgverlener iets doen, maar je weet niet goed wat. Dan voelt het goed als je iemand hebt kunnen doorverwijzen. Obesitas wordt toch een beetje als een hete aardappel doorgegeven van de een naar de ander. Niemand wil het echt op z’n bordje krijgen.

In zo’n situatie is het goed als een partij als het Zorg-instituut de helpende hand biedt. Dat heeft niet zomaar een advies uitgebracht, maar is echt naast ons komen staan. Niet alleen is er informatie bij ons ingewonnen over de juiste handelwijze, ook kwam het instituut naar ons toe met kennis en inzichten. Dat is belangrijk omdat kinderartsen (en misschien geldt dat voor alle artsen) elkaar het vuur niet na aan de schenen willen leggen. We-tenschappelijk onderzoek leert ons dat opname meestal onvoldoende effectief is, maar de artsen slagen er niet in om elkaar daarop aan te spreken. Dan is het goed als zo’n onafhankelijke partij als het Zorginstituut de inzichten uit de wetenschap verwoordt: zorg voor kinderen met obesitas moet primair plaatsvinden in de leefomgeving van een kind.”

"Wij zorgen dat

de behandelaren

met elkaar om de

tafel gaan zitten"

"Het Zorginstituut

heeft niet zomaar

een advies uitgebracht,

maar is echt naast

ons komen staan"

Bed

Bureau

aan het

aan het

Hoe pakken de adviezen, richtlijnen, handreikingen of

standpunten van het Zorginstituut in de praktijk uit?

In hoeverre sluit dat wat ‘aan het bureau’ is bedacht,

aan op de dagelijkse praktijk ‘aan het bed’? Deze keer

het Standpunt klinische opname voor kinderen met

ernstige obesitas (2014).

Tekst Florentijn van Rootselaar

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

kunnen zijn de mate waarin het geheel van gedrags- en prestatiekenmerken van de informa­ tiesystemen voldoet aan de door gebruiker eraan gestelde eisen.. Of anders gezegd

Rijksambtenaren (schalen 1 6 en hoger) worden niet meer bij een departement, maar bij het Rijk genoemd. Na zes jaar detachering bij een departement gaan zij

Of the 33 participants who mentioned this output, 17 suggested that questioning personal behavior patterns contributed to this, while 11 referred to the role played by questioning

The continuous lines are the electrode pairs measuring through the PDMS membrane (and cell layer for B), and the dashed lines correspond to the measurements without membrane,

Archive for Contemporary Affairs University of the Free State

4.2 Effect of state custodianship from a constitutional property clause perspective As established in the previous subsection, the Constitutional Court in Sishen

Quantification of the process included evaluation of the effectiveness of the immobilisation method, the development of a mathematical model that could predict the performance of