• No results found

Wettelijke gemeenschap of algehele gemeenschap van goederen: het blijft opletten

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Wettelijke gemeenschap of algehele gemeenschap van goederen: het blijft opletten"

Copied!
5
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Wettelijke gemeenschap of algehele gemeenschap van goederen Burgerhart, Wouter

Published in: Estate Tip Review

DOI:

10.5553/ET/157254212018015019001

IMPORTANT NOTE: You are advised to consult the publisher's version (publisher's PDF) if you wish to cite from it. Please check the document version below.

Document Version

Publisher's PDF, also known as Version of record

Publication date: 2018

Link to publication in University of Groningen/UMCG research database

Citation for published version (APA):

Burgerhart, W. (2018). Wettelijke gemeenschap of algehele gemeenschap van goederen: het blijft opletten. Estate Tip Review, 2018(19). https://doi.org/10.5553/ET/157254212018015019001

Copyright

Other than for strictly personal use, it is not permitted to download or to forward/distribute the text or part of it without the consent of the author(s) and/or copyright holder(s), unless the work is under an open content license (like Creative Commons).

Take-down policy

If you believe that this document breaches copyright please contact us providing details, and we will remove access to the work immediately and investigate your claim.

Downloaded from the University of Groningen/UMCG research database (Pure): http://www.rug.nl/research/portal. For technical reasons the number of authors shown on this cover page is limited to 10 maximum.

(2)

Boom juridisch Postbus 85576 2508 CG Den Haag T (070) 330 70 33 E HUinfo@bju.nlH I HUwww.boomjuridisch.nlU

Estate

Tip

Re vi e w Afl. 2018-19 16 mei 2018

Wettelijke gemeenschap of algehele gemeenschap

van goederen; het blijft opletten

In EstateTip Review 2018-14 kwam het ‘Goede Vrijdagbesluit’ (de dag waarop het besluit in de Staatscourant werd gepubliceerd), te weten het besluit van het ministerie van

Financiën van 29 maart 2018, Staatscourant 2018/18050, dat terugwerkt tot 1 januari 2018, en waarmee het besluit van 5 juli 2010, Staatscourant 2010/10783, wordt gewijzigd, al ter sprake. In dit besluit komen onder andere de fiscale gevolgen (schenkbelasting) van de wijziging van huwelijksvermogensregimes aan de orde.

Zoals aangegeven, wijzigt dit besluit het eerdere besluit van 5 juli 2010. Let wel: laatstbedoeld besluit wordt dus niet ingetrokken; er zijn onder andere onderdelen vervangen, bijvoorbeeld onderdeel 3.1.

Onderdeel 3.1 van het besluit uit 2010 luidde deels als volgt:

‘Wijziging van huwelijkse voorwaarden kan een schenking inhouden. Dit is afhankelijk van feiten en omstandigheden. Voor de wijziging van het

huwelijksgoederenregime van huwelijksvoorwaarden in een algehele

gemeenschap van goederen zijn de arresten van 28 januari 1959 (BNB 1959/122) en 17 maart 1971 (BNB 1971/95) richtinggevend. Deze arresten zijn voor de heffing van schenkbelasting nog steeds het uitgangspunt.’

Het is de vraag of de staatssecretaris deze jurisprudentie van de Hoge Raad, vanwege de vervanging van de betreffende passage, nog steeds omarmt. Daarbij moet direct worden aangetekend dat het vanzelfsprekend van belang kan zijn om het standpunt van de staatssecretaris in fiscale kwesties als de onderhavige te kennen, maar dat dit de bedoelde jurisprudentie vanzelfsprekend niet overrulet.

In het wél gehandhaafde onderdeel 3.2 (vernummerd in 3.4) van het besluit van 5 juli 2010 gaat het over de omzetting van een bestaand huwelijksvermogensregime in een beperkte gemeenschap. Ik citeer de aanhef van dit onderdeel:

‘De genoemde arresten [dat zijn de hiervoor aangehaalde arresten uit 1959 en 1971; toevoeging WB] zien niet op wijzigingen in het huwelijksgoederenregime door een overgang naar een beperkte gemeenschap of naar een beperkt finaal verrekenbeding. Een vermogensverschuiving door deze overgang kan een schenking zijn.’

De verschillende standpunten van ‘Financiën’ ten aanzien van de omzetting in een

(3)

de wijziging per 1 januari 2018 van de wettelijke huwelijksgemeenschap in de wettelijke beperkte gemeenschap de behoefte aan verduidelijking ontstaan. Wie het besluit van 5 juli 2010 overigens geheel tot zich neemt, zal dat gevoel minder snel ontwikkelen. In feite kon men op basis van dat besluit ook al concluderen dat het met de overstap naar de wettelijke beperkte huwelijksgemeenschap voor de schenkbelasting wel los zou lopen, maar dat terzijde. Duidelijkheid kan echter nimmer kwaad, en zo kwam het Goede Vrijdagbesluit. Bij een close reading van dit besluit bekruipt evenwel het gevoel dat de staatssecretaris ‘tussen de regels door’ wat meer terugneemt van zijn eerdere

standpunten dan op het eerste gezicht het geval is. Voor de goede orde, zoals hiervoor opgemerkt: dit doet geen afbreuk aan de heersende leer van de Hoge Raad op dit punt. In het besluit worden de goedkeurende standpunten opgehangen aan het ontstaan van de wettelijke gemeenschap van goederen (het huidige systeem), van de algehele gemeenschap van goederen (het tot 1 januari 2018 geldende basisstelsel) of van een wederkerig verplicht finaal verrekenbeding dat de echtgenoten ertoe verplicht om bij echtscheiding en overlijden of alleen bij overlijden hun vermogens te verrekenen alsof zij op basis van een gelijke gerechtigdheid gehuwd zijn in wettelijke of algehele

gemeenschap van goederen. In onderdeel 3.2.3 las ik:

‘Ik keur goed dat als echtgenoten een huwelijk aangaan onder huwelijkse voorwaarden waarbij iedere gemeenschap is uitgesloten en waarbij zij een wederkerig verplicht finaal verrekenbeding overeenkomen dat hen ertoe verplicht om bij echtscheiding en overlijden of alleen bij overlijden hun vermogens te verrekenen alsof zij op basis van een gelijke gerechtigdheid gehuwd zijn in

wettelijke of algehele gemeenschap van goederen, dit voor de toepassing van de Successiewet niet leidt tot een schenking.’

Een huwelijk gaf in het besluit uit 2010 geen aanleiding tot schenkbelastingperikelen, maar kennelijk ziet de staatssecretaris dat nu wat anders. Zoals gezegd, lijkt er sprake van een ‘terugtrekkende beweging’. Met het goedkeuren van deze varianten lijkt de

staatssecretaris impliciet de andere varianten, bijvoorbeeld een finaal verrekenbeding van een beperkt huwelijksvermogen, af te keuren. De mogelijke impact daarvan hoef ik u niet uit te leggen.

Verder viel mijn oog nog op onderdeel 3.3 van het recente besluit:

‘De arresten van 28 januari 1959 (BNB 1959/122) en 17 maart 1971 (BNB 1971/95), die veelal worden aangehaald bij situaties waarin echtgenoten hun huwelijksgoederenregime wijzigen naar algehele gemeenschap van goederen, zijn gewezen voor situaties waarin de echtgenoten voor gelijke delen gerechtigd

werden in een algehele gemeenschap van goederen. Er kan verschil van mening bestaan over de vraag of de genoemde arresten ook gelden voor situaties waarbij echtgenoten overeenkomen om bij ontbinding van een algehele gemeenschap van goederen niet te verdelen op basis van gelijke delen. In de brief van 6 februari 2012 aan de Tweede Kamer heeft de toenmalige Staatssecretaris van Financiën toegelicht dat het enkele feit dat de verdeelsleutel afwijkt van 50-50, niet in alle gevallen betekent dat sprake is van een schenking. Als voorbeeld wordt in die brief een verdeelsleutel 70-30 genoemd. Dit gehanteerde voorbeeld heeft in de praktijk tot de vraag geleid of elke verdeelsleutel mogelijk is zonder dat dit tot een

schenking leidt. Ik wens duidelijkheid te verschaffen over de reikwijdte van de aangehaalde toelichting. Op basis van een redelijke wetsuitleg keur ik daarom het volgende goed.

(4)

Goedkeuring

Ik keur het volgende goed. Als één van beide echtgenoten direct voorafgaand aan het aangaan van of wijzigen in een algehele gemeenschap van goederen meer vermogen bezat dan de andere echtgenoot leidt een andere verdeelsleutel dan 50-50 niet tot een schenking voor de toepassing van de Successiewet, indien die echtgenoot gerechtigd blijft tot ten minste 50% van het tot de algehele

gemeenschap van goederen behorende vermogen en ten hoogste tot de gerechtigdheid die hij al had. Deze goedkeuring geldt ook als echtgenoten een huwelijk aangaan onder huwelijkse voorwaarden waarbij iedere gemeenschap is uitgesloten en waarbij zij op hetzelfde moment of tijdens het huwelijk alsnog een wederkerig verplicht finaal verrekenbeding overeenkomen dat hen ertoe verplicht om bij echtscheiding en overlijden of alleen bij overlijden hun vermogens te verrekenen alsof zij in algehele gemeenschap van goederen zijn gehuwd.’ Even terug naar de tekst van de brief uit 2012 waarop wordt gedoeld in dit citaat:

‘Ten tweede is gevraagd naar de gevolgen van het tijdens het huwelijk veranderen van de huwelijkse voorwaarden. Zo is het geval genoemd dat partners tijdens het huwelijk het gekozen huwelijksgoederenregime van koude uitsluiting (geen

goederengemeenschap) om willen zetten in een huwelijksgoederengemeenschap met (bij beëindiging) een verdeling van bijvoorbeeld 70-30. Het is staand beleid dat een omzetting van de huwelijkse voorwaarden (“koude uitsluiting”) in een algehele

huwelijksgoederengemeenschap geen schenking inhoudt.1 Als men omzet in een

algehele huwelijksgoederengemeenschap waarbij bij het einde afgerekend wordt volgens een andere verdeelsleutel dan 50-50 (bijvoorbeeld de genoemde 70-30) blijft dat een huwelijksgoederengemeenschap. Het enkele feit dat de verdeelsleutel afwijkt van de 50-50 brengt daarin geen verandering. Ook als staande het huwelijk een wijziging plaatsvindt van geen huwelijksgoederengemeenschap (“koude uitsluiting”) naar een wederkerig finaal verrekenbeding alsof de echtgenoten in wettelijke gemeenschap van goederen zijn gehuwd of wanneer bij de overgang naar een huwelijksgoederengemeenschap een deel van het vermogen van één of van beide partners buiten de gemeenschap wordt gehouden (bijvoorbeeld

vermogen dat één van hen krachtens erfrecht of schenking heeft verkregen), is geen sprake van een schenking omdat er geen definitieve vermogensverschuiving heeft plaatsgevonden. Op het moment van wijziging van de huwelijkse

voorwaarden kan in de meeste gevallen geen schenking geconstateerd worden, omdat niet is vast te stellen wie wordt verrijkt.’

Onder het mom van een verduidelijking en een redelijke wetsuitleg wordt in het Goede Vrijdagbesluit het in 2012 (en 2010) ingenomen standpunt grondig herzien, en lijkt de staatssecretaris hier afstand te nemen van de jurisprudentie van de Hoge Raad. Mocht de gedachte opkomen dat dit onderdeel van het besluit is ingegeven door de

inwerkingtreding van de wettelijke beperkte gemeenschap van goederen, dan dient men zich te realiseren dat dit standpunt slechts is gegeven voor de algehele gemeenschap van goederen.

Het is de vraag wie aan een dergelijke verduidelijking behoefte heeft. Tot volgende week!

Prof. mr. dr. W. Burgerhart

1 Zie ook in deze zin de Hoge Raad arresten van 28 januari 1959 (BNB 1959/122) en 17 maart 1971 (BNB

(5)

www.scholsburgerhartschols.nlwww.boomjuridisch.nl

© 2018 Boom juridisch | ScholsBurgerhartSchols

Hoewel de uiterste zorg is besteed aan de inhoud van EstateTip Review aanvaarden de uitgever en de redactie geen aansprakelijkheid voor onvolledigheid of onjuistheid.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De waarde van het maatschapsaandeel van moeder moet worden gesteld op de liquidatiewaarde, omdat de maatschap tussen vader en moeder door het overlijden van vader is ontbonden;

Kort samengevat komt het erop neer dat bij een faillissement van een echtgenoot geen verzwaarde bewijslast meer geldt voor de andere echtgenoot wat betreft het bewijs dat hij

Al deze nobele gedachten leiden voor Ter Beek tot de conclusie dat de krijgsmacht niet alleen moet herstructureren, maar ook zal moeten afslanken wil een en ander

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of

3) Mede-erfgenamen verhuren een tot de nalatenschap behorende zaak. 5 Ook hier weer geldt: de vordering is niet gemeenschappe- lijk als gevolg van de

Voor de (pand)cessie neemt de Hoge Raad hetzelfde aan: 16 de gecedeerde vordering behoeft niet in de akte zelf te zijn gespecificeerd, voldoende is dat de akte

3:168 lid 1 bepaalt dat de deelgenoten in de gemeenschap het genot, het gebruik en het beheer van gemeenschappelijke goede- ren bij overeenkomst kunnen regelen en

7 Bescherming van echtgenoten bij faillissement Artikel 61 Fw (huidig recht) heeft verstrekkende gevolgen voor beide echtgenoten wanneer één van hen failliet gaat, ook