• No results found

Relatie sustainability reporting en sustainability performance en de mate van impression management in sustainability reports : een literatuuronderzoek

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Relatie sustainability reporting en sustainability performance en de mate van impression management in sustainability reports : een literatuuronderzoek"

Copied!
33
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Relatie sustainability reporting en sustainability

performance en de mate van impression management in

sustainability reports: een literatuuronderzoek

Studentnaam: Xavier van der San

Studentnummer: 11036001

Datum: 26 juni 2018 (finale versie)

Studierichting: BSc. Economie en Bedrijfskunde, richting Accountancy & Control

Universiteit: Universiteit van Amsterdam, Faculteit Economie & Bedrijfskunde

Naam begeleider: Drs. E. van der Veer

(2)

Inhoud

Verklaring eigen werk ... 2

Abstract ... 2

1 Inleiding ... 3

2 Sustainability reporting en impression management ... 5

2.1 Begrip Corporate Social Responsibility ... 5

2.2 Begrip sustainability reporting ... 6

2.3 Methoden sustainability reporting ... 6

2.4 Global Reporting Initiative (GRI) ... 7

2.5 Motieven sustainability reporting ... 8

2.5.1 Stakeholdertheorie bij sustainability reporting ... 8

2.5.2 Legitimiteitstheorie bij sustainability reporting ... 9

2.6 Begrip impression management ... 10

2.7 Strategieën impression management ... 11

2.8 Sustainability performance meten ... 11

3 Effecten van sustainability reporting op sustainability performance en mate van impression management in sustainability reporting ... 13

3.1 Effecten van sustainability reporting op economic performance ... 13

3.2 Effecten van sustainability reporting op environmental en social performance... 18

3.3 Mate van impression management in sustainability reports ... 23

4 Conclusie ... 27

(3)

Abstract

In de huidige literatuur is er onduidelijkheid of sustainability reporting leidt tot verbetering van de duurzaamheidsprestaties van bedrijven. Zo stellen onderzoekers enerzijds dat sustainability reporting bijdraagt aan de verbetering van operationele activiteiten van bedrijven, anderzijds stellen zij dat sustainability reporting door bedrijven als legitimiteitsmiddel kan worden ingezet. Door middel van literatuuronderzoek analyseert deze scriptie of sustainability reporting leidt tot verbetering van de duurzaamheidsprestaties van bedrijven. Daarnaast wordt geanalyseerd in welke mate er sprake is van impression management in sustainability reports. Dit onderzoek probeert de huidige literatuur aan te vullen door de economische, de milieu en de sociale dimensie te integreren om tot een algeheel oordeel te komen of sustainability reporting de duurzaamheidsprestaties van bedrijven verbetert. Dit onderzoek concludeert dat het onduidelijk is of sustainability reporting de sustainability performance van bedrijven verbetert. Zo komt uit de resultaten naar voren dat sustainability reporting een positief effect heeft op de economische prestaties en milieuprestaties van bedrijven. Er is echter onvoldoende onderzoek gedaan naar de effecten van sustainability reporting op de sociale prestaties van bedrijven. Daarnaast blijkt dat er sprake is van impression management in sustainability reporting. Dit impliceert dat het management van bedrijven sustainability reporting kan inzetten om legitimiteitsredenen, zonder dat zij de werkelijke duurzaamheidsprestaties verbeteren.

Verklaring eigen werk

Hierbij verklaar ik, Xavier van der San, dat ik deze scriptie zelf geschreven heb en dat ik de volledige verantwoordelijkheid op me neem voor de inhoud ervan.

Ik bevestig dat de tekst en het werk dat in deze scriptie gepresenteerd wordt origineel is en dat ik geen gebruik heb gemaakt van andere bronnen dan die welke in de tekst en in de

referenties worden genoemd.

De Faculteit Economie en Bedrijfskunde is alleen verantwoordelijk voor de begeleiding tot het inleveren van de scriptie, niet voor de inhoud.

(4)

1 Inleiding

Bedrijven voelen zich tegenwoordig meer dan ooit genoodzaakt om bezig te zijn met duurzaamheid. Volgens Adams en Zutshi (2004) is dit te danken aan het feit dat bedrijven zich realiseren dat duurzaamheid essentieel is voor het bestaan van het bedrijf op de lange termijn. EY (2013) heeft onderzoek gedaan bij bedrijven uit meerdere sectoren om erachter te komen wat volgens hen de belangrijkste motieven zijn tot het publiceren van een duurzaamheidsrapport. Uit het onderzoek blijkt dat transparantie met stakeholders en het behalen van een competitief voordeel de belangrijkste redenen zijn voor bedrijven om een duurzaamheidsverslag te publiceren.

Opvallend genoeg blijkt uit hetzelfde onderzoek dat bedrijven merkreputatie het minst belangrijk vinden. Terwijl Adams en Zutshi (2004) een verbeterd bedrijfsimago en betere relaties met stakeholders juist als redenen zien om te doen aan duurzaamheidsactiviteiten. Zij stellen dat bedrijven hun reputatie bij stakeholders kunnen verbeteren. Hierdoor kunnen bedrijven voor zichzelf bedenken welke impact zij op stakeholders hebben om mogelijke conflicten met hen te voorkomen.

Uit het bovenstaande blijkt dat bedrijven zich enerzijds voor duurzaamheid inzetten voor hun eigen doelstellingen, zoals het behalen van een competitief voordeel en het verbeteren van hun reputatie en imago. Anderzijds willen bedrijven meedenken over de gevolgen van hun activiteiten voor hun stakeholders en aan hen laten zien dat zij zich inzetten voor duurzaamheid. Volgens Lozano en Huisingh (2011) wordt sustainability reporting door bedrijven steeds belangrijker gevonden. Bedrijven realiseren zich dat sustainability reporting hen niet alleen in staat stelt om te rapporteren over hun duurzaamheidsactiviteiten, maar ook tot verbeterde duurzaamheidsprestaties kan leiden.

Makipere en Yip (2008) stellen dat de duurzaamheidsprestaties van bedrijven gemeten kunnen worden aan de hand van drie dimensies. Allereerst meten zij dit aan de hand van de economische dimensie. Hierbij gaat het onder andere om de financiële prestaties van bedrijven. Ten tweede meten zij de duurzaamheidsprestaties door te kijken naar de milieu dimensie. Hierbij worden de uitstootgegevens en de wijze waarop het bedrijf met hun vervuiling omgaat in beschouwing genomen. Ten slotte nemen zij de sociale dimensie in beschouwing. Hierbij gaat het om de manier waarop bedrijven met hun personeel omgaan en dat zij hun verantwoordelijkheden nemen ten opzichte van stakeholders.

(5)

betere duurzaamheidsprestaties. Artiach, Lee, Nelson en Walker (2010) stellen dat sustainability reporting op economisch gebied kosten voor het bedrijf meebrengt. Er zijn volgens hen opportuniteitskosten verbonden aan het investeren in duurzaamheidsactiviteiten. Daarnaast stellen Milne, Ball en Gray (2008) dat de sustainability reporting standaarden juist een barrière vormen voor betere duurzaamheidsprestaties van bedrijven op het gebied van milieu. Verder stellen Isaksson en Steimle (2009) dat de huidige sustainability reporting standaarden de wensen van klanten onvoldoende in beschouwing nemen. Ten slotte stellen Cho, Michelon en Patten (2012) dat bedrijven sustainability reporting gebruiken om de impressies van stakeholders te managen om op deze manier de sociale en politieke druk te verminderen. Zij zijn van mening dat de huidige vorm van sustainability reporting meer gericht is op het managen van de relaties met stakeholders, dan op communiceren over de duurzaamheidsprestaties van het bedrijf.

Uit de bovenstaande alinea’s valt op te maken dat er onduidelijkheid is of sustainability reporting een positief effect heeft op de duurzaamheidsprestaties van bedrijven. De huidige literatuur heeft zich voornamelijk gericht op de effecten van sustainability reporting op één van de dimensies die door Makipere & Yip (2008) worden genoemd. Dit onderzoek probeert de huidige literatuur aan te vullen door de economische, de milieu en de sociale dimensie te integreren om tot een algeheel oordeel te komen of sustainability reporting de duurzaamheidsprestaties van bedrijven verbetert.

Daarnaast analyseert dit literatuuronderzoek in welke mate sustainability reporting door bedrijven wordt gebruikt als vorm van impression management. Hierbij wordt geëvalueerd of de manier waarop bedrijven hun duurzaamheidsactiviteiten aan de stakeholders presenteren positiever is dan zij op basis van hun werkelijke prestaties realiseren. Als bedrijven hun duurzaamheidsprestaties op een incomplete en ambigue manier aan stakeholders communiceren, dan doet dit afbreuk aan de waarde van een duurzaamheidsrapport. De vraag die in deze scriptie centraal staat is:

In hoeverre leidt sustainability reporting tot betere duurzaamheidsprestaties van bedrijven en in welke mate is er sprake van impression management in een sustainability report?

Uit dit literatuuronderzoek is gebleken dat het onduidelijk is of sustainability reporting de duurzaamheidsprestaties van bedrijven verbetert. Ten eerste blijkt uit de resultaten dat sustainability reporting een positief effect heeft op het economisch gebied. Implementatie van sustainability reporting leidt tot betere financiële prestaties van bedrijven. Ten tweede komt uit de resultaten naar voren dat sustainability reporting een positief effect kan hebben op het gebied

(6)

van milieu. Implementatie van sustainability reporting resulteert in een reductie van de CO2-emissies van bedrijven. De CO2-CO2-emissies zijn echter niet de enige graadmeter om de duurzaamheidsprestaties van bedrijven te meten. Ten derde komt uit de resultaten naar voren dat er onvoldoende onderzoek is gedaan naar de effecten van sustainability reporting op de sociale prestaties van bedrijven. Hierdoor kan op basis van dit onderzoek hierover geen uitspraak worden gedaan. Dit kan liggen aan het feit dat het meten van deze prestaties contextafhankelijk is en de sociale prestaties voor elk bedrijf verschillen. Daarnaast concludeert dit onderzoek dat er sprake is van impression management in sustainability reporting. Dit impliceert dat bedrijven een sustainability report kunnen inzetten om legitimiteitsreden, zonder hun werkelijke duurzaamheidsprestaties te verbeteren.

In de volgende paragraaf zal worden ingegaan op de theoretische achtergrond van sustainability reporting en impression management. In de derde paragraaf volgt een analyse van de probleemstelling. Ten slotte wordt dit onderzoek in de vierde paragraaf afgesloten met een conclusie waarin antwoord op de probleemstelling wordt gegeven.

2 Sustainability reporting en impression management

In deze paragraaf worden eerst de begrippen Corporate Social Responsibility en sustainability reporting besproken. Verder komen de methodes en de theoretische principes van sustainability reporting aan de orde. Vervolgens worden het begrip impression management behandeld en worden de bijbehorende strategieën toegelicht. Ten slotte wordt uiteengezet hoe dit literatuuronderzoek de effecten van sustainability reporting op duurzaamheidsprestaties probeert te analyseren.

2.1 Begrip Corporate Social Responsibility

Volgens Montiel en Delgado-Ceballos (2014) zijn er verschillende definities voor Corporate Social Responsibility (CSR). Zij stellen echter dat de definitie van CSR voornamelijk gelinkt wordt aan een rapport uit 1987 van de Verenigde Naties (VN). De VN definieert CSR op de volgende wijze: “development that meets the needs of the present without compromising the

ability for future generations to meet their own needs” (p. 10).

Wilson (geciteerd in Christofi A., Christofi P. Sisaye, 2012) definieert CSR daarentegen als volgt: “while corporate sustainability recognizes that corporate growth and profitability are

(7)

to sustainable development – environmental protection, social justice and equity, and economic development” (p. 1).

2.2 Begrip sustainability reporting

De Global Reporting Initiative (GRI) (2013) definieert sustainability reporting als volgt: “Sustainability reporting is the practice of measuring, disclosing, and being accountable to

internal and external stakeholders for organizational performance towards the goal of sustainable development” (p. 3).

In de afgelopen veertig jaar zijn er volgens Hahn en Kühnen (2013) een aantal ontwikkelingen geweest omtrent sustainability reporting. In de jaren 70 van de vorige eeuw richtten bedrijven zich voornamelijk op het sociale aspect van duurzaamheid in hun duurzaamheidsverslaggeving. Daarnaast rapporteerden zij de traditionele financiële verslaggeving separaat van het sustainability report.

Vanaf de jaren 80 gingen bedrijven zich meer richten op milieukwesties, zoals uitstoot- en emissiegegevens. Tegen het einde van de jaren 90 begonnen bedrijven hun traditionele manier van financiële verslaglegging te combineren met informatie over sociale aspecten en milieuaspecten in één rapport. Dit zou bedrijven in staat stellen een alomvattend beeld te geven over de waarde die zij in de toekomst kunnen creëren (Hahn en Kühnen, 2013). Ook Sandberg en Holmlund (2015) delen deze mening.

Volgens Hahn en Kühnen (2013) heeft deze trend geleid tot het ontstaan van het GRI framework. Het GRI framework wordt het meest door bedrijven gebruikt om te rapporteren over duurzaamheid. Volgens de GRI (2018) waren er in 2007 987 duurzaamheidsrapporten op basis van GRI standaarden. In 2016 waren dit er maar liefst 6248. Ook rapporteert 74 procent van de 250 grootste bedrijven ter wereld volgens de GRI standaarden. Het GRI framework is niet de enige manier waarop bedrijven over duurzaamheid kunnen rapporteren (Christofi et al., 2012). Hier zal de volgende paragraaf verder op ingaan.

2.3 Methoden sustainability reporting

Christofi et al. (2012) geven aan dat twee methodes van sustainability reporting het meest gebruikt worden door bedrijven. Enerzijds de Dow Jones Sustainability Index (DJSI) en anderzijds de Global Reporting Initiative (GRI). Deze twee methoden verschillen in benadering en in format bij het rapporteren over de duurzaamheid van bedrijven.

(8)

duurzaamheidsrapportages van organisaties wil verbeteren en volgens hen is het GRI framework meer gericht op organisaties. Voor wat betreft de DJSI stellen zij dat deze methode meer gericht is op het beoordelen van de duurzaamheidsprestaties van bedrijven op financieel gebied. De DJSI richt zich volgens hen meer op investeerders en niet op de organisatie zelf. 2.4 Global Reporting Initiative (GRI)

Volgens Christofi et al. (2012) wordt voor het rapporteren over duurzaamheidsactiviteiten wereldwijd door bedrijven het meest gebruik gemaakt van de Global Reporting Initiative (GRI) standaarden. Een duurzaamheidsrapport moet een gebalanceerde en representatieve weergave geven van de duurzaamheidsprestaties van de rapporterende organisatie, waarbij naast positieve ook negatieve activiteiten worden besproken. Duurzaamheidsrapporten die zijn opgesteld volgens de GRI standaarden moeten tot drie doelen in staat zijn. Ten eerste moeten de standaarden het mogelijk maken dat bedrijven met elkaar vergeleken kunnen worden. Ten tweede moet de organisatie kunnen laten zien hoe zij bijdragen aan sustainable development doelen. Ten derde moet een rapport vergelijkingen van duurzaamheidsprestaties tussen bedrijven over verschillende periodes mogelijk maken (GRI, 2013). Daarnaast geven de makers van de GRI een aantal principes die aangehouden moeten worden om de kwaliteit van het duurzaamheidsrapport te waarborgen. Zo moeten de rapporten naast gebalanceerd en vergelijkbaar ook accuraat, tijdig, duidelijk en betrouwbaar zijn (GRI, 2013).

Er wordt echter ook kritiek op het GRI framework geuit. Zo zijn Laskar en Maji (2016) van mening dat het GRI framework nog enkele tekortkomingen heeft. Zij stellen dat het GRI framework er niet in slaagt om de duurzaamheidsprestaties voor alle sectoren of bedrijfstakken te rapporteren. Dit heeft volgens hen twee redenen. Ten eerste heeft elke bedrijfstak andere soorten activiteiten. Ten tweede hebben stakeholders uit verschillende landen ook verschillende informatiebehoeften. Een andere tekortkoming is de externe verificatie van de rapporten die volgens het GRI framework zijn opgesteld. Volgens hen geeft het GRI framework niet aan hoe bedrijven hun duurzaamheidsverslag moeten laten verifiëren. Daarnaast zijn een beperkte participatie van stakeholders en een gebrek aan transparantie en vergelijkbare criteria gerelateerd aan de problemen van externe verificatie. Ten slotte geven Laskar en Maji (2016) aan dat prestatie-indicatoren van het GRI framework als losstaande items worden behandeld. Het GRI framework moet volgens hen meer oog hebben voor de afhankelijkheden tussen deze drie hoofdindicatoren. Zij vinden onder andere dat integratie van de economische dimensie, de milieudimensie en de sociale dimensie er toe moet leiden dat geïntegreerde voordelen

(9)

inzichtelijker worden gemaakt. Dit moet volgens hen leiden tot synergiën tussen de dimensies, zodat er betere beslissingen genomen worden.

2.5 Motieven sustainability reporting

Er zijn meerdere theorieën die motieven geven waarom bedrijven gebruik maken van sustainability reporting. Twee van deze theorieën zijn stakeholdertheorie en legitimiteitstheorie. Deze twee theorieën worden in de volgende twee paragrafen besproken.

2.5.1 Stakeholdertheorie bij sustainability reporting

Stakeholdertheorie richt zich op de relatie tussen een organisatie en haar stakeholders (Fernando en Lawrence, 2014). Freeman (1984, geciteerd in Fernando & Lawrence, 2014) definieert een stakeholder als volgt: "any group or individual who can affect or is affected by the achievement

of the firm's objectives" (p. 49). Volgens de stakeholdertheorie wordt van het management van

een organisatie verwacht dat zij hun verantwoordelijkheden nemen ten opzichte van de stakeholders. Zij kunnen zich verantwoordelijk opstellen door activiteiten te verrichten die door hun stakeholders belangrijk worden geacht en daarnaast over deze activiteiten te rapporteren. Naast verantwoording afleggen ten opzichte van stakeholders, richt de stakeholdertheorie richt zich ook op de rechten van stakeholders. Volgens deze theorie hebben de stakeholders het recht om inzicht te krijgen in de operationele activiteiten van het bedrijf. Daarnaast fungeert sustainability reporting als middel om te beoordelen of het bedrijf aan haar verantwoordelijkheden heeft voldaan (Fernando en Lawrence, 2014). Volgens Fernando en Lawrence (2014) worden twee stromingen binnen stakeholdertheorie in de huidige literatuur het belangrijkst geacht, namelijk enerzijds ethical branch en anderzijds managerial branch.

Volgens Deegan (geciteerd in Fernando en Lawrence, 2014) houdt de ethical branch in dat een organisatie ongeacht de invloed van bepaalde stakeholders, alle stakeholders het recht hebben om op een gelijke manier behandeld te worden. De ethical branch roept organisaties op om alle stakeholders gelijk te stellen en zich niet te focussen op de stakeholders die de meest kritieke resources aan de organisatie leveren. In dit perspectief moet de organisatie niet streven naar winstmaximalisatie voor aandeelhouders, maar proberen om aan de verwachtingen van stakeholders te voldoen. Het is echter moeilijk voor managers van de organisatie om alle stakeholders gelijk te stellen en kunnen stakeholders verwachtingen hebben die mogelijk contrasterend aan elkaar zijn.

Contrasterend aan de ethical branch is de managerial branch (Fernando & Lawrence, 2014). In de managerial branch houden managers van de organisatie het meest rekening met

(10)

stakeholders die de organisatie voorzien van de resources die noodzakelijk zijn om te opereren. Hoe kritieker de resources voor de organisatie zijn, des te meer moeite het management neemt om aan de verwachtingen van deze stakeholders te voldoen (Deegan, geciteerd in Fernando & Lawrence, 2014). Ook de managerial branch heeft echter een nadeel. Volgens Fernando en Lawrence (2014) heeft een organisatie te maken met meerdere stakeholders met verschillende en soms contrasterende verwachtingen. Zo is het voor een organisatie lastig om te beslissen welke stakeholders het belangrijkst zijn. Daarnaast is het lastig om te bepalen in welke mate er verantwoordelijkheid ten opzichte van stakeholders moet worden afgelegd. Ondanks deze nadelen is uit meerdere empirische onderzoeken gebleken dat de hoofdmotieven om aan sustainability reporting te doen, zijn gelegen in de managerial branch (Fernando & Lawrence, 2014).

Volgens de stakeholdertheorie rapporteren bedrijven over duurzaamheid om verantwoording af te leggen tegenover stakeholders. In het geval van de ethical branch ten opzichte van alle stakeholders, in het geval van de managerial branch ten opzichte van stakeholders die het bedrijf van kritieke resources voorzien. Door informatie op het gebied van CSR te communiceren aan stakeholders zou de informatie-asymmetrie tussen bedrijven en stakeholders moeten afnemen en verschillende stakeholders op een gelijk speelveld moeten brengen. Hieruit zouden voordelen voor het bedrijf kunnen ontstaan, zoals een verbeterde reputatie, het aantrekken van meer investeerders, lagere kapitaalkosten, retentie van werknemers, het sneller aantrekken van nieuw personeel en ten slotte een betere relatie met stakeholders creëren met als doel meer steun van hen te krijgen (Fernando & Lawrence, 2014).

2.5.2 Legitimiteitstheorie bij sustainability reporting

De legitimiteitstheorie stelt dat organisaties continu proberen te voldoen aan normen en waarden die door de samenleving in zijn algemeenheid worden geaccepteerd. Dit impliceert dat er een sociaal contract is tussen bedrijven en de samenleving. Het sociaal contract houdt in dat bedrijven moeten voldoen aan de verwachtingen van de samenleving. De organisatie heeft als taak dit contract niet te schenden, anders komt de legitimiteit onder druk te staan. Een good

state of legitimacy is noodzakelijk voor het bestaan de organisatie (Deegan, geciteerd in

Fernando & Lawrence, 2014).

Volgens Hahn en Lülfs (2014) moeten bedrijven die volgens de GRI standaarden rapporteren een compleet en evenwichtig beeld geven van hun sustainability performance. Maar bedrijven realiseren zich ook dat het rapporteren van negatieve aspecten hun legitimiteit bij

(11)

stakeholders kan aantasten, omdat zij niet voldoen aan de normen en waarden die stakeholders voor het bedrijf hebben opgesteld. Dit probleem probeert het Global Reporting Initiative met de GRI standaarden op te lossen. Bedrijven moeten door deze standaarden worden uitgedaagd om zowel positieve als negatieve aspecten van de duurzaamheidsprestaties te rapporteren.

Hahn en Lülfs (2014) identificeren zes strategieën die bedrijven gebruiken bij het legitimeren van negatieve aspecten in hun duurzaamheidsrapportage. Ten eerste kunnen bedrijven gebruik maken van marginalization. Hierbij wordt de negatieve activiteit wel geëvalueerd, maar als niet-relevant of onbelangrijk beschouwd. Ten tweede kan gebruik worden gemaakt van abstraction. Abstraction houdt in dat bedrijven een negatieve activiteit wegzetten als iets wat in de hele bedrijfstak gebruikelijk is. In feite impliceert het bedrijf hiermee dat het probleem wordt veroorzaakt door andere bedrijven in de bedrijfstak en niet door henzelf. Een derde strategie is indicating facts. Hiervan is sprake als het bedrijf alleen maar de negatieve activiteit noemt, zonder daarbij enige vorm van uitleg te geven. Het verschil met marginalization is dat in het geval van indicating facts geen enkele vorm van evaluatie wordt gedaan. Een vierde strategie is rationalization. Hierbij wordt de negatieve activiteit wel uitgelegd door het bedrijf, maar in dit geval als gevolg van bepaalde acties die nodig waren in de bedrijfsvoering. Een vijfde strategie is authorization. Hiervan is sprake wanneer het bedrijf de negatieve activiteit laat evalueren door een autoriteit of reglementaire instantie. Het is echter wel noodzakelijk dat de autoriteit als geloofwaardig wordt beschouwd door de stakeholders. Ten slotte is de laatste strategie corrective action. Ook dit is een veel gebruikte strategie om de legitimiteit van bedrijven veilig te stellen. Bij deze strategie geven bedrijven uitvoerig oplossingen voor problemen en laten zij blijken dat voor de negatieve activiteit een actie noodzakelijk is. Deze strategieën kunnen bedrijven toepassen om de legitimiteit te herstellen of te behouden. Indien de bovenstaande strategieën worden toegepast met het oog op legitimiteit behouden, is er sprake van impression management. Hier zal de volgende paragraaf verder op ingaan.

2.6 Begrip impression management

Bij impression management in een corporate reporting context doet het management van een bedrijf pogingen om de impressies bij de gebruikers van accounting information te beïnvloeden of te manipuleren. Hiervoor maakt het management van een bedrijf gebruik van het corporate report als strategisch instrument (Merkl-Davies & Brennan, 2007).

Sandberg en Holmlund (2015) noemen drie motieven waarom bedrijven impression management zouden toepassen. Enerzijds zien bedrijven in dat zij verantwoordelijkheden

(12)

moeten nemen op bijvoorbeeld het gebied van milieukwesties. Deze verantwoordelijkheden zouden zij kunnen nemen door investeringen te doen die voor de samenleving voordelig kunnen zijn. Anderzijds zijn hier voor de bedrijven kosten en onzekerheid ten aanzien van de baten verbonden die een nadelig effect kunnen hebben op de financiële resultaten. Het laatst genoemde brengt het tweede motief naar voren. Impression management wordt door bedrijven als een goedkoper alternatief gezien, dan overgaan tot verandering van de bedrijfsvoering. Daarnaast menen zij dat de voordelen van het gebruik van impression management soortgelijke voordelen geeft als verandering van de wijze waarop activiteiten plaatsvinden. Ten derde zien bedrijven in dat hun milieukwesties complex en moeilijk te begrijpen zijn voor stakeholders. Vandaar dat stakeholders relatief eenvoudig te misleiden zijn zonder dat zij dit opmerken. 2.7 Strategieën impression management

Brennan, Guillamon-Saorin en Pierce (2009) stellen dat impression management zich in zes strategieën kunnen ontvouwen. De eerste strategie die zij bespreken is syntactical manipulation. Dit houdt in dat bedrijven in de verslaggeving gebruik maken van moeilijker taalgebruik in het geval van slechte prestaties. De tweede strategie voor impression management is rhetorical

manipulation. Dit houdt in dat het bedrijf slechte prestaties probeert te verbergen door gebruik

te maken van taalgebruik dat een overtuigend karakter heeft. De derde strategie die zij bespreken is attribution of organizational outcomes. Hierbij heeft het management van een bedrijf de neiging om positieve gevolgen van een activiteit te verbinden aan activiteiten van de organisatie zelf. Daarentegen zullen zij bij negatieve zaken deze proberen te verbinden aan activiteiten die buiten de organisatie hebben plaatsgevonden. De vierde strategie die zij bespreken is thematic manipulation. Hierbij maakt het management gebruik van positieve en negatieve thema’s bij de verslaggeving. De vijfde strategie die Brennan et al. (2009) bespreken, is selectivity. Hierbij rapporteert het management vooral prestatiecijfers die laten zien dat het goed gaat met het bedrijf. Ten slotte is de laatste strategie die zij bespreken performance

comparison. Hierbij zal het management kiezen voor benchmarks die de huidige performance

van het bedrijf, in het geval van prestatievergelijkingen, op de best mogelijke manier laten zien. 2.8 Sustainability performance meten

In deze paragraaf wordt besproken aan de hand van welke hoofdcriteria de duurzaamheidsprestaties van bedrijven gemeten kunnen worden. Daarnaast zullen prestatie-indicatoren van de GRI standaarden kort toegelicht worden.

(13)

Makipere en Yip (2008) stellen dat sustainability gemeten kan worden op drie manieren. Volgens hen moet ten eerste gekeken worden naar het economische perspectief. Een bedrijf is volgens hen duurzaam op economisch gebied als er voldoende omzet wordt gemaakt om winsten te realiseren. Daarnaast moet het bedrijf zich richten op het doen van duurzame investeringen. Volgens Makipere en Yip (2008) kunnen deze investeringen gericht zijn op het verbeteren van corporate governance en risicomanagementmaatregelen binnen het bedrijf.

De GRI standaarden (2013) definiëren de economische dimensie als volgt: “the

organization’s impacts on the economic conditions of its stakeholders and on economic systems at local, national, and global levels” (p. 25). Bij de economische dimensie geven de GRI

standaarden prestatie-indicatoren op basis van drie aspecten: economic performance, market

presence en indirect economic impacts. Prestatie-indicatoren bij economic performance zijn

onder andere de financiële prestaties die normaliter al vermeld zijn in de reguliere financiële verslaggeving. Om de market presence te evalueren wordt onder andere gekeken naar de afspraken die met leveranciers zijn gemaakt. Ten slotte wordt bij de indicator indirect economic impacts gekeken naar de investeringen die het bedrijf maakt die het openbaar belang ten goede komen.

Ten tweede moet volgens Makipere en Yip (2008) gekeken worden naar het milieu perspectief. Volgens hen is een organisatie duurzaam als op een verantwoordelijke wijze met schaarse bronnen om wordt gegaan, zoals het beperken en reduceren van milieuvervuiling. Daarnaast moet het bedrijf voor zichzelf nagaan hoe deze schaarse bronnen gerecycled en opnieuw ingezet kunnen worden. Ten slotte moeten zij hierover rapporteren volgens de milieustandaarden die voor hun van toepassing zijn.

De GRI standaarden (2013) definiëren de milieu dimensie als volgt: “an organization’s

impacts on living and non-living natural systems, including ecosystems, land, air, and water”

(p. 27). Bij de ecologische dimensie richten de GRI standaarden prestatie-indicatoren zich op het gebruik van inputs zoals materiaal, energie en water, maar ook op outputs zoals emissies en afval. Verder worden onder andere environmental compliance en impact of products and

services als andere prestatie-indicatoren genoemd. Bij de indicator environmental compliance

gaat het erom dat activiteiten worden uitgevoerd volgens de wet- en regelgeving die van toepassing zijn voor de organisatie. Bij de indicator impact of product and services gaat het erom dat het bedrijf initiatieven neemt om ervoor te zorgen dat de negatieve impact van producten en diensten op het milieu zoveel mogelijk wordt gereduceerd.

Ten derde moet volgens Makipere en Yip (2008) worden gekeken naar het sociale perspectief. Volgens hen moet een organisatie in ieder geval de volgende drie activiteiten

(14)

uitvoeren om op sociaal gebied duurzaam te presteren. Ten eerste moet de organisatie gezien worden als een ‘good corporate citizen’. Dit wil zeggen dat de organisatie laat zien dat zij actief meedenkt met de gemeenschap waarin zij hun operationele activiteiten uitvoeren en dat zij participeren in goede doelen of andere filantropische activiteiten. Daarnaast moet de organisatie zorgen voor goede arbeidsomstandigheden voor werknemers en hen kansen toereiken om zich te ontwikkelen. Ten slotte moet de organisatie, net zoals bij het ecologische perspectief, over haar sociale activiteiten rapporteren.

De GRI standaarden (2013) definiëren de sociale dimensie als volgt: “the impacts an

organization has on the social systems within which it operates” (p. 29). Bij de sociale dimensie

geven de GRI standaarden prestatie-indicatoren op basis van drie aspecten: labor practices,

human rights en society and product responsibility. Deze aspecten komen overeen met de

criteria die Makipere & Yip (2008) noemen. Bij het aspect labor practices worden onder andere de volgende indicatoren genoemd: werkgelegenheid, waarborging van gezonde en veilige werkomstandigheden en training en educatie. Bij het aspect human rights gaat het erom dat de universele mensenrechten door bedrijven worden gerespecteerd. Ten slotte richten de aspecten

society and product responsibility op de relaties die bedrijven met de sociale instituties en

klanten onderhouden.

3 Effecten van sustainability reporting op sustainability

performance en mate van impression management in

sustainability reporting

Zoals uit de voorgaande paragraaf blijkt, kan sustainability performance geanalyseerd worden door de prestaties van een bedrijf op economisch, milieu en sociaal gebied te beoordelen. Aan de hand van drie paragrafen wordt besproken welke resultaten de literatuur over deze drie gebieden naar voren brengt. In de eerste twee paragrafen wordt geanalyseerd welke effecten sustainability reporting heeft op deze drie gebieden. Vervolgens zal worden geanalyseerd in welke mate er sprake is van impression management in duurzaamheidsrapporten.

3.1 Effecten van sustainability reporting op economic performance

Uit onderzoek van Ameer en Othman (2012) blijkt dat bedrijven die sustainability reporting hebben geïmplementeerd beter presteren op financieel gebied dan bedrijven waarbij dit niet het geval is. Hun onderzoek is gebaseerd op een steekproef uit een populatie van 3000 bedrijven uit ontwikkelde landen en opkomende landen in de jaren 2006 tot en met 2010. Uit hun

(15)

resultaten blijkt dat bedrijven die sustainability reporting implementeren een hogere omzetgroei hebben, een hogere return on assets (ROA) hebben, een hogere winst voor belasting hebben en hogere kasstromen uit operationele activiteiten realiseren. Deze resultaten tonen aan dat bedrijven door toepassing van sustainability reporting een competitief voordeel kunnen behalen. Competitieve voordelen kunnen voor bedrijven leiden tot een snellere ontwikkeling van nieuwe producten. Hierdoor kunnen bedrijven een hogere omzetgroei realiseren, wat vervolgens leidt tot een hogere ROA, hogere winsten voor belasting en hogere kasstromen uit operationele activiteiten. Uit hun onderzoek blijkt tevens dat er een bi-directioneel verband bestaat tussen sustainability practices en financiële prestaties. Dit suggereert dat goede financiële prestaties in eerdere jaren een positief effect hebben op duurzaamheidsactiviteiten in latere jaren. Uit de volgende paragraaf blijkt dat dit resultaat ook wordt ondersteund door andere onderzoekers.

Artiach, Lee, Nelson en Walker (2010) ondersteunen dit resultaat uit het onderzoek van Ameer en Othman (2012). Artiach et al. (2010) hebben bij hun onderzoek gebruik gemaakt van een steekproef van 130 firm-year observations van DSJI bedrijven en van 1381 firm-year bedrijven die voorkomen in de S&P 500 in de periode 2002 tot en met 2006. De steekproef uit de S&P 500 bestaat in dit geval uit de conventionele bedrijven die niet excelleren op het gebied van duurzaamheid. Uit hun onderzoek blijkt dat bedrijven met een hoge mate van groei en hogere mate van winstgevendheid (ROE) betere duurzaamheidsprestaties hebben dan bedrijven waarbij het omgekeerde van toepassing is.

Volgens Artiach et al. (2010) hebben bedrijven met een hoge mate van groei meer mogelijkheden om duurzame activiteiten te implementeren in hun operationele activiteiten. Zij stellen dat bedrijven met een hoge mate van groei eerder geneigd zullen zijn om te streven naar innovatie, dan bedrijven die vast zitten aan sunk cost investeringen. Verder hebben bedrijven met een hogere mate van winstgevendheid betere duurzaamheidsprestaties, omdat financiële stakeholders minder druk op het bedrijf kunnen uitvoeren en het bedrijf meer aandacht op niet-financiële stakeholders kan richten. Uit het onderzoek blijkt verder dat een lage mate van leverage en een hoge mate van free cashflows uit operationele activiteiten niet direct geassocieerd kunnen worden met betere duurzaamheidsprestaties. Bedrijven met een lage mate van leverage zouden betere duurzaamheidsprestaties moeten realiseren, omdat het bedrijf minder aandacht hoeft te vestigen op ‘debtholders’. Hierdoor kan het bedrijf zich meer focussen op investeringen die de financiële en niet-financiële stakeholders ten goede komen. Hier wordt in dit onderzoek geen bewijs voor gevonden. Verder blijkt uit het onderzoek dat een hoge mate van free cashflows niet direct geassocieerd kan worden met betere duurzaamheidsprestaties.

(16)

Dit impliceert dat hoge free cashflows geen significant effect hebben op de duurzaamheidsprestaties van een bedrijf.

Daarnaast komt uit onderzoek van Malik en Kanwal (2016) naar voren dat er een positieve relatie is tussen sustainability disclosure en financial performance. Hun resultaten baseren zij op een case study met negen beursgenoteerde farmaceutische bedrijven in Pakistan. Zij hebben hierbij gebruik gemaakt van data uit jaarverslagen van de bedrijven in de periode 2005 tot en met 2014. Ten eerste hebben Malik en Kanwal (2016) onderzocht of sustainability disclosure een relatie heeft met de marktwaarde van bepaalde producten. Deze relatie blijkt aanwezig te zijn en is positief. Vervolgens hebben zij gekeken of dit in relatie staat met financial performance. Ook hieruit blijkt een positieve relatie aanwezig te zijn en is er een stijging te zien in de omzet, het marktaandeel en de winst van het bedrijf. Het onderzoek van Malik en Kanwal (2016) is echter niet te generaliseren voor de gehele populatie. Hun onderzoek hebben zij uitsluitend uitgevoerd op beursgenoteerde farmaceutische bedrijven in Pakistan. Zo zijn de onderzoeken van Ameer en Othman (2012) en Artiach et al. (2010) met veel grootschaligere data van de DSJI-index uitgevoerd. Dit onderzoek is ondanks deze beperking wel interessant om in deze analyse mee te nemen, omdat hieruit naar voren komt dat sustainability reporting, via de marktwaarde van producten, indirect een positief effect kan hebben op de financiële prestaties van een bedrijf.

Daarnaast hebben Dhaliwal, Li, Tsang en Yang (2011) en El Ghoul, Guedhami, Kwok en Mishra (2011) onderzoek gedaan naar de effecten van sustainability disclosure op de kapitaalkosten van bedrijven. Met sustainability disclosure wordt in deze onderzoeken hetzelfde bedoeld als sustainability reporting. Uit beide onderzoeken komt naar voren dat de implementatie van sustainability disclosure resulteert in een verlaging van de kapitaalkosten. Daarnaast hebben beide onderzoeken hun resultaten gebaseerd op data uit sustainability reporting van Amerikaanse bedrijven in de periode 1992 tot en met 2007. Dhaliwal et al. (2011) vinden verder in hun onderzoek dat bedrijven na implementatie van sustainability reporting, in combinatie met goede duurzaamheidsprestaties, meer investeerders aantrekken. In vergelijking met bedrijven zonder sustainability disclosure, kunnen zij gemakkelijker en meer vermogen aantrekken (Dhaliwal et al., 2011). Dit extra vermogen zouden bedrijven kunnen gebruiken om investeringen te doen in winstgevende projecten of duurzame activiteiten. Zoals eerder besproken kunnen goede financiële prestaties op deze manier in de toekomst in stand worden gehouden. Aanvullend op het onderzoek van Dhaliwal et al. (2011) vinden El Ghoul et al. (2011) dat met name investeringen in CSR activiteiten, zoals employee relations, environmental

(17)

De reductie van kapitaalkosten kan ook verklaard worden door vermindering van informatie-asymmetrie tussen het bedrijf en de investeerders. Naast onderzoek naar de effecten van sustainability reporting op de kapitaalkosten van bedrijven, is er ook onderzoek gedaan naar de effecten van sustainability reporting op de aandelenprijzen van bedrijven.

Uit onderzoek van Robinson, Kleffner en Bertels (2011) komt naar voren dat de aandelenprijs van een bedrijf stijgt, nadat deze aan de DSJI index is toegevoegd. Dit suggereert volgens hen dat de opbrengsten om opgenomen te worden in de DSJI index groter zijn dan de kosten. Zij hebben bij hun onderzoek gebruik gemaakt van Noord-Amerikaanse bedrijven die in september 2007 genoteerd stonden in deze index. Deze bedrijven hebben zij onderzocht in de periode van 2003 tot en met 2007. Robinson et al. (2011) concluderen dat genoteerd staan in de DSJI index met zich meebrengt dat de marktwaarde van het desbetreffende bedrijf gemiddeld met 2,1 procent stijgt. Daarnaast hebben Carnevale en Mazzuca (2014) onderzoek gedaan naar de effecten van sustainability reporting op aandelenkoersen van banken. Het onderzoek is gebaseerd op een steekproef van financiële data van Europese banken in de periode 2002 tot en met 2011. Uit de resultaten komt naar voren dat sustainability reporting een positief effect heeft op de aandelenprijs van banken.

Volgens Robinson et al. (2011) impliceren hun resultaten dat bedrijven door toevoeging aan de DSJI index op een geloofwaardige manier aan stakeholders laten blijken dat ‘good corporate citizenship’ door hen belangrijk wordt gevonden. Vandaar dat bedrijven de activiteiten omtrent sustainability reporting en het evalueren van duurzaamheidsactiviteiten steeds meer aandacht geven. Investeerders zien ‘lidmaatschap’ bij de DSJI index als signaal dat het bedrijf potentieel heeft om hogere rendementen te behalen dan bedrijven die niet genoteerd staan bij de DJSI index. In aanvulling op Robinson et al. (2014) impliceren de resultaten van Carnevale en Mazzuca (2014) dat investeerders sustainability reporting zien als een waardevolle toevoeging aan de reguliere financiële verslaggeving. Mogelijk reduceert sustainability reporting informatie-asymmetrie tussen de investeerders en banken, waardoor investeerders in staat zijn om tot betere beslissingen te komen. De reguliere financiële verslaggeving richt zich met name op gebeurtenissen die in het verleden hebben plaatsgevonden, terwijl in een sustainability report ook aandacht wordt gevestigd op duurzaamheidsactiviteiten in de toekomst. Daarnaast kunnen investeerders door het bestuderen van het sustainability report de risico’s van banken op het gebied van milieu en sociale activiteiten beter evalueren.

In tegenstelling tot Robinson et al. (2011) en Carnevale en Mazzuca (2014) suggereren Hawn, Chatterji en Mitchell (2018) dat duurzaamheidsactiviteiten niet per se leiden tot een

(18)

hogere marktwaarde van een bedrijf. Hun onderzoek is gebaseerd op data uit de DSJI van beursgenoteerde Amerikaanse bedrijven in de periode van 1999 tot en met 2015. In deze periode is gekeken naar de veranderingen in aandelenprijzen van bedrijven die werden toegevoegd of verwijderd uit de DSJI-index. Volgens hen worden bedrijven die zijn toegevoegd aan de DJSI-index lager gewaardeerd door investeerders. Volgens Hawn et al. (2018) zien investeerders uitgebreide investeringen in duurzaamheidsactiviteiten als opportuniteitskosten voor het investeren in andere winstgevendere projecten. De resultaten van Hawn et al. (2018) impliceren dat investeerders inzien dat investeren in duurzaamheidsactiviteiten, waaronder sustainability reporting, ook kosten met zich mee kan brengen. Dit wordt ondersteund door Carnevale en Mazzuca (2014). Volgens hen moet het bedrijf systemen opzetten die informatie verzamelen omtrent duurzaamheidsprestaties. Bovendien kunnen deze kosten per bedrijfstak en land verschillend zijn. Zo zal een bedrijf met een grotere ‘duurzaamheidsimpact’ met meer administratieve kosten en druk van stakeholders te maken hebben.

Ook Schaltegger en Hörisch (2017) stellen dat sustainability reporting niet per definitie leidt tot betere financiële prestaties. Managers zijn volgens hen niet volledig gericht op het behalen van winsten of verbetering van operationele activiteiten. Het onderzoek van Schaltegger en Hörisch (2017) is gebaseerd op 432 enquêtes die verstuurd zijn naar bedrijven in tien Westerse landen. Schaltegger en Hörisch (2017) suggereren dat bedrijven deelnemen aan duurzaamheidsactiviteiten om legitimiteitsredenen, om op deze manier indirect invloed uit te oefenen op hun winstgevendheid. Het bedrijf kan bij investeerders zo de indruk wekken dat activiteiten duurzaam worden uitgevoerd. Hierdoor stijgt de marktwaarde van het bedrijf, komt het bedrijf nog meer in het vizier van investeerders en kunnen zij dit extra vermogen aanwenden om weer te investeren in duurzame activiteiten. Maar Schaltegger en Hörisch (2017) suggereren ook dat managers dit kunnen doen voor persoonlijke doeleinden, zoals het verbeteren van hun reputatie en imago bij stakeholders. Dit zou echter wel negatief kunnen zijn voor de financiële prestaties van het bedrijf. Volgens Schaltegger en Hörisch (2017) is het echter moeilijk om de effecten van deze ‘legitimiteitsactiviteiten’ te meten en te kwantificeren.

Samenvattend blijkt dat sustainability reporting een positief effect heeft op de prestaties van bedrijven op economisch gebied. Ten eerste komt uit de literatuur naar voren dat bedrijven tot betere financiële prestaties komen. Implementatie van sustainability reporting leidt er toe dat het bedrijf een competitief voordeel behaald. Het gevolg is dat omzet, ROA en uiteindelijk winsten toenemen. Daarnaast komt in deze paragraaf ook naar voren dat implementatie van sustainability reporting leidt tot lagere kapitaalkosten. Lagere kapitaalkosten hebben tot gevolg

(19)

dat investeerders bedrijven hoger waarderen. Bovendien blijkt uit de resultaten dat implementatie van sustainability reporting de aandelenprijzen laat stijgen. Ten slotte presenteert deze paragraaf ook bewijs dat sustainability reporting een positief effect heeft op de marktwaarde van een bedrijf. Dit positieve effect kan worden verklaard doordat implementatie van sustainability reporting ertoe leidt dat de reputatie van het bedrijf bij stakeholders verbetert. Indirect kan dit weer effect hebben op de financiële prestaties van bedrijven. Zij kunnen hierdoor meer aandacht krijgen van investeerders en vermogen aantrekken. Uit deze paragraaf komt echter ook naar voren dat investeerders een bedrijf met goede duurzaamheidsprestaties niet altijd hoger waarderen. Dit kan liggen aan het feit dat aan de implementatie van sustainability reporting kosten zijn verbonden. In de ogen van investeerders kan het bedrijf wellicht andere investeringen doen die een hoger rendement opleveren. Ten slotte kan sustainability reporting ook een negatief effect hebben op de financiële prestaties van een bedrijf. Dit negatieve effect ontstaat indien managers van het bedrijf sustainability reporting implementeren om hun eigen reputatie te verbeteren bij stakeholders ten koste van de prestaties van het bedrijf. In de volgende paragraaf zullen de effecten van sustainability reporting op de environmental en social performance van bedrijven worden besproken.

3.2 Effecten van sustainability reporting op environmental en social performance

In deze paragraaf wordt geanalyseerd in hoeverre sustainability reporting een effect heeft op de environmental en social performance van bedrijven.

Allereest blijkt uit onderzoek van Qian en Schaltegger (2017) dat carbon disclosure een positief effect heeft op de carbon performance van bedrijven. Zij baseren hun resultaten op een steekproef van 766 observaties van uitstootgegevens van Global Fortune 500 bedrijven in de periode van 2008 tot en met 2012. Uit de resultaten komt naar voren dat verbetering van 1% van de carbon disclosure, leidt tot een afname van 1,82 kilogram in totale carbonemissies per honderdduizend dollar aan gegenereerde omzet. Dit wil zeggen dat voor grote bedrijven met bijvoorbeeld een omzet van 10 miljoen dollar, een verbetering van 1 procent van de carbon disclosure kan leiden tot een reductie van 20.000 kilogram aan carbonemissies per jaar. Zulke verbeteringen kunnen bedrijven potentieel miljoenen dollars op de aandelenmarkt opleveren en dragen deze verbeteringen bij aan het reduceren van milieuschade. Volgens hen duidt dit erop dat sustainability reporting door bedrijven niet alleen maar wordt ingezet om legitimiteit veilig te stellen, maar dat het door hen ook daadwerkelijk gebruikt wordt om CO2-emissies te verlagen en de huidige carbon performance te verbeteren.

(20)

Ook Belkhir, Bernard en Abdelgadir (2017) hebben onderzocht of GRI reporting leidt tot een materiële verbetering van duurzaamheidsprestaties van bedrijven op het gebied van milieu. Zij hebben hun onderzoek gebaseerd op CO2-emissie data van 64 beursgenoteerde multinational bedrijven uit vijf verschillende sectoren in de periode van 2007 tot en met 2013. In tegenstelling tot de hiervoor behandelde onderzoeken vinden Belkhir et al. (2017) in hun onderzoek dat GRI reporting bedrijven niet significant beter scoren op CO2-emissie reductie dan niet-GRI reporting bedrijven. Zij komen tot deze conclusie omdat voor zowel de GRI reporting groep als de niet-GRI reporting groep naar voren komt dat er in de onderzochte periode een CO2-emissie daling van rond de 15 procent is. In tegenstelling tot Qian en Schaltegger (2017) suggereren zij dat er geen correlatie is tussen GRI reporting en CO2-emissies. Deze resultaten spreken elkaar tegen, wellicht doordat Belkhir et al. (2017) een kleinere steekproef hebben genomen ten opzichte van de resultaten van Qian en Schaltegger (2017). Het onderzoek van Belkhir et al. (2017) is daarom in mindere mate extern te valideren dan dat van Qian en Schaltegger (2017). Daarnaast heeft het onderzoek van Qian en Schaltegger (2017) het effect van sustainability reporting weten te kwantificeren op basis van kilogram CO2-emissies en gegenereerde omzet. Dit in tegenstelling tot Belkhir et al. (2017) die slechts twee groepen met elkaar hebben vergeleken en tot een algeheel percentage zijn gekomen voor de twee groepen. Daarnaast is een andere beperkende factor van beide onderzoeken dat uitsluitend wordt gekeken welke effecten er zijn van sustainability reporting op CO2-emissies en niet op andere variabelen die relevant zijn bij het beoordelen van de milieuprestaties van bedrijven.

Verder hebben Hörisch, Ortas, Schaltegger en Álvarez (2018) onderzoek gedaan naar de effecten van sustainability management tools op milieuprestaties van bedrijven. In hun onderzoek meten zij milieuprestaties aan de hand van zeven variabelen. Dit zijn CO2-emissies, hoeveelheid afval, hoeveelheid materialen, energieverbruik, waterverbruik en ten slotte aan de hand van beloningen en boetes die het bedrijf heeft ontvangen. Zij definiëren sustainability management tools als managementmethoden die er specifiek op gericht zijn om de duurzaamheid bij de organisatie te implementeren. Zij geven in hun onderzoek vier tools waaruit het management kan kiezen: accounting tools, sustainability indicator tools,

communication tools en product design tools. Voor dit onderzoek zijn de resultaten van de

eerste drie genoemde tools interessant. Zij baseren hun resultaten op een steekproef van 186 bedrijven uit vijf Westerse landen in het jaar 2012. Uit de resultaten blijkt dat sustainability indicator tools en communication tools de effectiefste methoden zijn om aan stakeholders te laten zien welke doelstellingen het bedrijf op het gebied van duurzaamheid heeft behaald. Dit

(21)

blijkt uit de resultaten, doordat communicatie tools zoals sustainability reporting sterk gerelateerd zijn aan rewards. Daarnaast blijkt dat implementatie van accounting tools sterk gerelateerd zijn aan een reductie van GHG en energiegebruik. Dit resultaat lijkt in lijn te zijn met de resultaten van Qian en Schaltegger (2017). Hörisch et al. (2018) hebben echter meer variabelen in hun onderzoek opgenomen om de prestaties van bedrijven op milieugebied te analyseren. Dit maakt het onderzoek van Hörisch et al. (2018) sterker om de effecten op de algehele milieuprestaties te meten.

Uit onderzoek van Qian, Hörisch en Schaltegger (2018) komt naar voren dat toepassing van environmental management accounting (EMA) een positief effect kan hebben op de corporate carbon management en kwaliteit van de reporting. Zij baseren hun onderzoek op carbon performance data van 114 multinationals uit Australië, Duitsland, Japan en de Verenigde Staten. Qian et al. (2018) hebben voor EMA onderscheid gemaakt in vier verschillende soorten tools die bedrijven kunnen toepassen. Dit zijn measurement tools, auditing and benchmarking

tools en control tools. Uit het onderzoek blijkt dat alle EMA tools een positief effect hebben op

de carbon management performance van bedrijven. Dit impliceert dat EMA tools voor managers van toegevoegde waarde kunnen zijn bij het verbeteren van de prestaties van bedrijven op het gebied van milieu. Alleen voor measurement tools is dit effect insignificant. Dit impliceert dat het bijhouden en meetbaar maken van gegevens over emissies en kosten niet van significante invloed is op de environmental performance van bedrijven. Dit resultaat staat in contrast met de resultaten van Hörisch et al. (2018).

Laine, Järvinen, Hyvönen en Kantola (2017) geven een mogelijke verklaring hiervoor. Zij stellen dat het hogere management moeite heeft met het interpreteren van financial environmental information. Zij baseren hun resultaten op een case study bij een Noors nutsbedrijf. Zij hebben interviews gehouden met 26 medewerkers van verschillende afdelingen in de het bedrijf. Uit deze interviews komt naar voren dat controllers en managers moeite hebben met het garanderen van de preciesheid van de informatie en daarnaast moeilijkheden ervaren bij het maken van berekeningen met deze data. Er zijn wel regels en instructies beschikbaar voor de controllers en het management. Deze regels en instructies zijn echter contextafhankelijk, wat mogelijk leidt tot onnauwkeurigheid. Hierdoor ontstond er bij de controllers en managers twijfel over het nut van environmental information bij het nemen van beslissingen omtrent milieukwesties.

Zo is volgens Laine et al. (2017) de duurzaamheidsmanager bijvoorbeeld van mening dat de duurzaamheidsverslaggeving en werkelijke prestaties onvoldoende op elkaar aansluiten. Daarnaast is de CFO in de case study van mening dat sommige informatie wellicht een verkeerd

(22)

beeld kan schetsen over de milieuprestaties of zelfs misleidend kan zijn. Hoewel dit onderzoek bij één bedrijf is uitgevoerd, zijn de resultaten van deze case study interessant om in beschouwing te nemen. Indien het management namelijk niet begrijpt hoe zij de informatie moet interpreteren, dan heeft het evalueren van deze informatie geen betekenis en kan het bedrijf ook geen operationele verbeteringen doorvoeren. Verder kan dit ook nadelige gevolgen hebben voor de financiële prestaties van het bedrijf. Ten eerste zou het management van een bedrijf tot verkeerde beslissingen kunnen komen. Ten tweede brengt het inrichten van EMA tools zoals sustainability reporting, zoals in de vorige paragraaf besproken, administratieve kosten met zich mee.

Hassan en Romilly (2018) stellen echter dat environmental information van toegevoegde waarde kan zijn om risico’s op het gebied van milieu te identificeren en vervolgens aan te pakken. Deze informatie kan een bedrijf meer inzicht geven over welke activiteiten verbeterd kunnen worden omtrent energie- en waterverbruik, CO2-emissies en verwerking van gevaarlijke stoffen of afval. Daarnaast stellen Hassan en Romilly (2018) dat de reputatie van het bedrijf bij stakeholders verbeterd kan worden doordat het bedrijf laat zien dat zij zich proactief inzetten. Hassan en Romilly (2018) hebben onderzoek gedaan naar de relaties tussen economische prestaties en milieuprestaties op basis van CO2-emissies en environmental disclosure. Het onderzoek is gebaseerd op een steekproef van financiële data en gegevens over milieuprestaties uit de Bloomberg database, in de periode 2006 tot en met 2014, van totaal 1392 bedrijven uit ontwikkelde landen en 215 bedrijven uit ontwikkelingslanden. Uit het onderzoek blijkt dat voor zowel ontwikkelde landen als ontwikkelingslanden geen relatie wordt gevonden tussen environmental disclosure en CO2-emissies. Verder is in dit onderzoek ervoor gekozen om environmental performance te meten aan de hand van de CO2-emissies van bedrijven. Hassan en Romilly (2018) stellen dat zij hiervoor gekozen hebben, omdat deze informatie door veel bedrijven wordt gerapporteerd en vandaar vergelijkingen tussen bedrijven, landen en over tijd mogelijk maakt. Uit de resultaten van het onderzoek komt echter wel naar voren dat er in zowel ontwikkelde als ontwikkelingslanden een significante positieve relatie wordt gevonden tussen de CO2-emissies en sustainability disclosure. Dit suggereert dat er een inverse relatie is tussen environmental performance en sustainability reporting.

Ook Clarkson, Overell en Chapple (2011) komen tot deze resultaten. Hun onderzoek is gebaseerd op een steekproef van 51 Australische fabricagebedrijven in 2002 en 2006. Om environmental performance te meten is gebruik gemaakt van emissiedata. Uit de resultaten blijkt dat vervuilendere bedrijven meer milieuprestatie-informatie rapporteren dan de minder vervuilende bedrijven. Dit suggereert dat bedrijven sustainability reporting met name inzetten

(23)

voor legitimiteitsredenen. Bovendien kunnen stakeholders de duurzaamheidsprestaties niet goed beoordelen. Dit blijkt uit onderzoek van Clarkson, Li, Richardson en Vasvari (2011). Ook zij vinden in hun resultaten dat er een positieve relatie is tussen environmental performance en environmental disclosure van bedrijven. Dit baseren zij op een analyse van environmental disclosures van 191 Amerikaanse bedrijven uit verschillende bedrijfstakken in 2003. In aanvulling op het eerst genoemde onderzoek van Clarkson et al. (2011), komt naar voren dat bedrijven met slechte environmental performance vaker gebruik maken van ‘soft’ disclosures. Dit wil zeggen dat de informatie die zij geven over hun milieuprestaties niet eenvoudig te verifiëren is. Ook dit suggereert dat sustainability reporting meer gericht is op het legitimeren van negatieve activiteiten dan overgaan tot verbetering van duurzaamheidsprestaties. Uit de resultaten blijkt daarentegen ook dat bedrijven met goede environmental performance vaker gebruik maken van ‘hard’ disclosure, waarbij de informatie wel makkelijk te verifiëren is door stakeholders.

Tot slot wordt nu besproken welk effect sustainability reporting heeft op de social performance van bedrijven. Wang, Hsieh en Sarkis (2018) stellen dat het gebrek aan social performance measures een reden is dat er beperkt onderzoek is gedaan naar de effecten van sustainability reporting op sustainability performance. In tegenstelling tot de economische en de milieudimensie heeft de sociale dimensie voornamelijk indicatoren die contextafhankelijk zijn. Moneva, Archel en Correa (2006) uiten verder kritiek op de social performance indicatoren van de GRI standaarden. Zij zijn van mening dat de GRI standaarden te veel nadruk leggen op labor practices en human rights en onvoldoende nadruk op society en product stewardship. Zo stellen ook Issakson en Steimle (2009) stellen dat de GRI richtlijnen onvoldoende rekening houden met de wensen van klanten.

Al met al kan worden geconcludeerd dat sustainability reporting een positief effect kan hebben op de milieuprestaties van bedrijven. Uit de literatuur blijkt dat sustainability reporting tot een reductie van de CO2-emissies leidt bij bedrijven. Hoewel CO2-emissies niet de enige indicator is uit de GRI standaarden, stellen onderzoekers dat CO2-emissies een representatieve variabele zijn om de milieuprestaties van bedrijven te evalueren. Op basis hiervan stelt dit onderzoek dat sustainability reporting kan leiden tot betere milieuprestaties van bedrijven. Mogelijk zou dit ook financiële voordelen voor het bedrijf bieden. Verder komt naar voren dat niet alleen specifiek sustainability reporting tot verbetering van milieuprestaties kan leiden. De literatuur geeft ook aan dat andere methoden door het management van bedrijven gebruikt kunnen worden om duurzaamheidsactiviteiten te verbeteren. Het is echter wel noodzakelijk dat het

(24)

management van bedrijven de informatie kan interpreteren om tot betere beslissingen te komen. Daarnaast blijkt uit de resultaten dat er ook een inverse relatie is tussen milieuprestaties en sustainability reporting. Dit wil zeggen dat milieuprestaties ook van invloed zijn op sustainability reporting. Dit kan van negatief effect zijn als bedrijven niet verifieerbare informatie rapporteren en slechte duurzaamheidsactiviteiten op deze manier proberen te legitimeren. Ten slotte concludeert deze paragraaf dat er nog beperkt onderzoek is gedaan naar de effecten van sustainability reporting op de social performance. Dit komt met name door een gebrek aan methoden om de social performance van bedrijven te meten. Daarnaast stellen onderzoekers dat een benchmark voor sociale prestaties contextafhankelijk is voor het type bedrijf. In de volgende paragraaf zal worden ingegaan op de mate van impression management in sustainability reporting.

3.3 Mate van impression management in sustainability reports

In deze paragraaf wordt geanalyseerd in welke mate impression management wordt gebruik in een sustainability report.

Om te beginnen hebben Barkemeyer, Comyns, Figge en Napolitano (2014) onderzoek gedaan naar de relatie tussen CEO statements in sustainability reporting en de werkelijke duurzaamheidsprestaties van bedrijven. Zij stellen op basis van andere onderzoeken dat CEO statements in de financiële verslaggeving een accurate weergave geven van de financiële prestaties van een bedrijf. Zo stellen zij ook dat CEO statements in sustainability reporting een accurate weergave moeten geven van de duurzaamheidsprestaties van een bedrijf. Volgens Barkemeyer et al. (2014) kunnen CEO statements door het management worden gebruikt als vorm van impression management, omdat deze statements, net als in de financiële verslaggeving, niet worden gecontroleerd door een onafhankelijke partij. Het onderzoek van Barkemeyer et al. (2014) is gebaseerd op een analyse van 548 CEO statements uit zowel financiële verslaggeving als duurzaamheidsverslaggeving van 34 bedrijven uit drie sectoren voor de periode van 2001 tot en met 2010. Barkemeyer et al. (2014) hebben de mate van impression management getoetst aan de hand van drie criteria: optimism, certainty en

readability. Ten eerste blijkt uit de resultaten blijkt dat in de loop van de jaren optimisme in

sustainability reporting is toegenomen. Dit suggereert dat bedrijven met slechte duurzaamheidsprestaties informatie positiever rapporteren in hun duurzaamheidsverslaggeving dan zij op basis van hun werkelijke prestaties waar kunnen maken.

(25)

van Talbot en Boiral (2018). Uit onderzoek van Talbot en Boiral (2018) komt naar voren dat bedrijven gebruik maken van vier impression management strategieën. Zo maken bedrijven negatieve aspecten ambigue en lichten zij positieve aspecten juist uit. Daarnaast komt naar voren dat bedrijven bepaalde informatie over climate performance bewust weglaten. Ook relativeren zij effecten van veranderingen in meetmethoden om indirect invloed uit te oefenen op de presentatie van cijfers. Verder blijkt uit het onderzoek van Talbot en Boiral (2013) dat de onderzochte bedrijven gebruik maken van neutralisatie strategieën. Hierbij relativeren zij bijvoorbeeld de impact van niet-gemeten emissies door te stellen dat de gehele bedrijfstak dit ook niet doet. Daarnaast beloven bedrijven dat zij hun meetsystemen in de toekomst zullen verbeteren. Concluderend komt uit beide onderzoeken naar voren dat bedrijven positieve activiteiten in sustainability reporting benadrukken.

Daarnaast hebben Cho, Michelon en Patten (2012) specifiek onderzoek gedaan naar het gebruik van grafieken in duurzaamheidsrapporten. Het onderzoek is gebaseerd op analyse van grafieken uit duurzaamheidsrapporten van 77 Amerikaanse bedrijven in 2006. Uit de resultaten van hun onderzoek blijkt dat voornamelijk bedrijven met slechte duurzaamheidsprestaties op sociaal gebied gebruik maken van impression management in hun grafieken die zich richten op prestaties op sociaal gebied. Ten opzichte van bedrijven met betere duurzaamheidsprestaties op sociaal gebied, maken bedrijven die slechter presteren meer gebruik van grafieken die een positieve trend weergeven. Verder vinden Cho et al. (2012) geen significante relatie tussen de duurzaamheidsprestaties op het gebied van milieu en het gebruik van impression management in grafieken die zich richten op deze prestaties.

Ten slotte concluderen Arena, Bozzolan en Michelon (2013), in tegenstelling tot het voorgaande, dat managers sustainability reports niet per definitie gebruiken als middel om de percepties van stakeholders te manipuleren. Hun onderzoek is gebaseerd op een steekproef van 96 beursgenoteerde Amerikaanse bedrijven uit de olie- en gasindustrie in de periode van 2008 tot en met 2010. Arena et al. (2013) stellen dat een positieve toon in een sustainability report als transparency tool fungeert om toekomstige goede milieuprestaties aan stakeholders te signaleren. Hierbij merken zij echter op dat deze resultaten alleen van toepassing zijn als de gehele organisatie zich actief inzet voor duurzaamheidsactiviteiten.

Onderzoek van Diouf en Boiral (2017) stelt daartegen dat stakeholders zich bewust zijn van impression management strategieën van managers. Resultaten lijken in lijn te zijn met eerder genoemde onderzoeken van Barkemeyer et al. (2014) en Talbot en Boiral (2018). Dit onderzoek is echter nuttig omdat nu door middel van interviews is nagegaan bij stakeholders of zij zich bewust zijn van impression management. Het evalueren van de duurzaamheidsprestaties

(26)

blijkt nog steeds lastig voor hen, terwijl de GRI standaarden dit als één van de doelstellingen hebben geformuleerd.

Ten tweede blijkt uit het onderzoek van Barkemeyer et al. (2014) dat de mate van certainty is toegenomen. Dit impliceert dat bedrijven er niet in zijn geslaagd om na verloop van tijd een gebalanceerd en representatief beeld te schetsen van hun duurzaamheidsprestaties. Ook Talbot en Boiral (2018) lijken tot dezelfde bevindingen te komen in hun onderzoek. Uit het onderzoek blijkt dat 77,1 procent van de duurzaamheidsrapporten niet voldoet aan de vereisten die zijn beschreven in de GRI standaarden met betrekking tot het berekenen van CO2-emissies. Daarnaast komt uit hun onderzoek naar voren dat 65,7 procent van de duurzaamheidsrapporten incomplete en niet-representatieve gegevens over milieuprestaties bevatten.

Er zijn echter ook verschillen tussen de onderzoeken van Barkemeyer et al. (2014) en Talbot en Boiral (2018). Zo hebben Barkemeyer et al. specifiek onderzocht hoe CEO statements door het management worden gebruikt als instrument voor impression management, terwijl het onderzoek van Talbot en Boiral met name kijkt naar de informatie die zij presenteren over milieuprestaties.

Ook uit eerder onderzoek van Boiral (2013) blijkt dat bedrijven er niet in slagen om een gebalanceerde weergave te geven van hun werkelijke duurzaamheidsprestaties. Boiral (2013) baseert zijn resultaten op een analyse van 23 sustainability reports van wereldwijd beursgenoteerde bedrijven uit de energie- en mijnsector uit het jaar 2007. In zijn onderzoek komen drie bevindingen naar voren. Ten eerste vindt Boiral (2013) in zijn onderzoek dat bedrijven slechts tien procent van alle significante activiteiten helder en expliciet rapporteren. Dit lijkt volgens Boiral (2013) erop te duiden dat bedrijven hun duurzaamheidsrapporten voornamelijk gebruiken om een geïdealiseerd beeld van de situatie te presenteren. Ten tweede komt uit het onderzoek ook naar voren dat bedrijven, zoals in het vorige hoofdstuk besproken, positieve prestaties attribueren aan henzelf. Boiral (2013) vindt daarnaast dat bedrijven ook over activiteiten rapporteren die niet in relatie staan tot de GRI standaarden. Ten slotte vindt hij dat bedrijven in hun duurzaamheidsrapporten gebruik maken van afbeeldingen die niet representatief zijn voor de werkelijke duurzaamheidsactiviteiten. Ook dit draagt bij aan het ‘overoptimistische’ karakter van een duurzaamheidsrapport van een bedrijf.

Ten slotte blijkt uit het onderzoek van Barkemeyer et al. (2014) dat de leesbaarheid van de duurzaamheidsverslaggeving van bedrijven is verslechterd. Wang et al. (2018) komen tot soortgelijke bevindingen. Uit de resultaten van hun onderzoek blijkt dat bedrijven met slechte duurzaamheidsprestaties gebruik maken van complexere woord- en zinkeuzes om de negatieve impact van activiteiten te relativeren. Zij baseren hun onderzoek op een steekproef van 331

(27)

duurzaamheidsrapporten van 168 Amerikaanse bedrijven in de periode 2009 tot en met 2012. Daarnaast blijkt uit het onderzoek dat de leesbaarheid van informatie over social performance gevoeliger is voor manipulatie door het management dan informatie over milieuprestaties. Dit is mogelijk te verklaren, doordat er voor informatie over social performance minder standaarden of voorschriften zijn voor milieuprestaties. Dit leidt ertoe dat informatie over social performance subjectiever en moeilijker te kwantificeren is dan informatie over milieuprestaties. Hieruit kan worden opgemaakt impression management in duurzaamheidsverslaggeving gereduceerd kan worden door verdere standaardisatie van de regels.

Kortom, uit het bovenstaande kan worden opgemaakt dat de mate van impression management in sustainability reporting is getoetst aan de hand van drie criteria. Ten eerste heeft de literatuur de mate van optimisme in sustainability reporting onderzocht. Bedrijven met slechte duurzaamheidsprestatie benadrukken de impact van positieve activiteiten, terwijl de impact van negatieve activiteiten wordt gerelativeerd. Ten tweede is de mate van certainty bestudeerd. Uit het bovenstaande blijkt dat bedrijven er niet in slagen om een gebalanceerd en representatief beeld te geven van hun duurzaamheidsprestaties. Tenslotte is de leesbaarheid van duurzaamheidsverslaggeving in beschouwing genomen. Uit de resultaten blijkt dat in de loop van de jaren de leesbaarheid is verslechterd en dat bedrijven bij slechte duurzaamheidsprestaties in hun sustainability reports gebruik maken van complexere woord- en zinkeuzes. Verder komt naar voren dat bedrijven impression management niet alleen toepassen in de tekstuele informatie in sustainability reporting, zoals in CEO statements en gegevens over milieuprestaties, maar ook in afbeeldingen en andere illustratieve instrumenten zoals grafieken. Daarnaast komt naar voren dat het management impression management technieken eerder toepast bij het rapporteren over sociale duurzaamheidsprestaties. Bij rapporteren over milieuprestaties heeft het management minder mogelijkheden hiertoe, omdat er voor het rapporteren over milieuprestaties uitgebreidere voorschriften zijn. Dit heeft niet alleen implicaties voor kwaliteit van de duurzaamheidsrapporten, maar ook voor stakeholders om bedrijven met elkaar te vergelijken en hun duurzaamheidsprestaties te evalueren.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

It is of additional value to investigate the moderating effect of IR, because research has not yet found a significant positive or negative effect of integrated reporting

The outcome of this analysis for the influence of women on the managing board, R= -0,334, B= -0,004, t(33)= -1,997, p<.1, shows that there is a significant, negative

The purpose of this study is to empirically assess the effect of using Sustainability Management Control Systems (SMCS) on the quality of sustainability reporting and

Echter wordt het gedrag van de overheid, in dit kader zowel gemeenten als het Rijk, op het gebied van sustainability reporting wel gezien als een vorm van ‘tone at the top’,

No difference is found between the tax aggressive behavior with companies who do issue a CSR report and firms which choose to and CSR assurance based on these results show no

To test the influence that management control systems have on corporate sustainability performance and the influence that the proposed interaction effects have on these

The vision and mission, key performance measures, structure, strategies, key performance measures and targets contain sustainability characteristics contributing to

Аs opposed to previous studies, the results suggest thаt there is no significаnt impаct of а modified аudit opinion over the stock returns аnd the cost of debt, becаuse the