• No results found

Knelpunten binnen het zorgpad “motoriek”

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Knelpunten binnen het zorgpad “motoriek”"

Copied!
93
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Afstudeeronderzoek

Knelpunten binnen het zorgpad “motoriek”

Naam student Mandy Schweitzer

Studentnummer 500718156

Onderzoeksthema Meten van motoriek Academie voor lichamelijke opvoeding

Faculteit Bewegen Sport en Voeding, Hogeschool van Amsterdam

Datum 1e gelegenheid 18-02-2018

Begeleiders Tim van Kernebeek & Steven Mauw

Beoordelaar 1 Tim van Kernebeek

(2)

2

Inhoudsopgave

Inhoudsopgave ... 2 Voorwoord ... 4 Samenvatting ... 5 Inleiding ... 6 Methode ... 11 Pilot 1.0 ... 11 Pilot 2.0 ... 11 Deelnemers ... 11 Meetinstrumenten ... 12 Procedure ... 15 Data-analyse en statistiek ... 16 Resultaten ... 18 Algemeen ... 18

Onderscheiding stappen “deelvraag 1” ... 20

Knelpunten “deelvraag 2A” ... 21

Prevalenties “deelvraag 2B” ... 26

Oplossingen “deelvraag 3” ... 26

Discussie ... 28

Onderscheiden stappen “deelvraag 1” ... 28

Knelpunten “deelvraag 2A” ... 29

Prevalenties “deelvraag 2B” ... 32

Oplossingen “deelvraag 3” ... 33

Toekomstige verbeterpunten ... 33

Conclusie ... 34

(3)

3

Aanbeveling vervolgonderzoek ... 35

Literatuurlijst ... 36

Bijlage 1: vragen enquête ... 42

Bijlage 2: vragen interview ... 46

Bijlage 3: interview MAMBO uitgewerkt ... 49

Bijlage 4: interview niet-MAMBO uitgewerkt ... 71

Bijlage 5: SPSS-gegevens ... 90

MAMBO-gegevens ... 90

Niet-MAMBO-gegevens ... 91

(4)

4

Voorwoord

Voor de mensen die mijn scriptie lezen, is dit waarschijnlijk het eerste wat zij lezen. Voor mij is dit een van de laatste stappen die genomen moet worden naar het voltooien van mijn scriptie en tevens mijn opleiding op de ALO. Aanstonds ben ik geen student meer, maar word ik een volwaardig docent. Het proces bij het schrijven van mijn scriptie heeft ertoe bijgedragen dat ik mezelf nog meer heb ontwikkeld richting het docentschap. Van tevoren werd vaak ten mij gezegd, dat het schrijven van een scriptie een vreselijke periode zou worden vol slapeloze nachten. Gelukkig bleek het tegendeel waar. Ik heb veel momenten met plezier aan deze scriptie gewerkt. Het was en blijft interessant om een eigen onderzoek te doen in de richting sport en dan met name gericht op de motorische ontwikkeling van kinderen. Het is een traject dat nu langzaamaan naar het einde toe gaat. Een periode waar ik met ontzettend veel trots op kan terugkijken.

Het onderwerp van mijn scriptie is tot stand gekomen door een samenloop van omstandigheden. Bij toeval kwam het onderwerp op mijn pad en het bleek een gouden greep. Ik mocht een proces bekijken en beoordelen met behulp van anderen. Ik ben in de praktijk bezig geweest met de motoriekmetingen, waarbij ik met vakleerkrachten bewegingsonderwijs heb mogen spreken over het zorgpad Motoriek. Wat was hun echte mening over dit proces en hoe kan het proces eventueel worden verbeterend? Ik hoop dat ik ertoe heb bijgedragen, dat in de toekomst het zorgpad daadwerkelijk in de praktijk zal functioneren!

Als laatste wil ik graag meerdere mensen bedanken die hebben bijgedragen aan het tot stand komen van dit verslag. Allereerst wil ik Mirka Janssen bedanken die mij heeft voorgesteld aan de leden van het lectoraat bewegingswetenschappen. Behorend tot dit lectoraat wil ik tevens Tim van Kernebeek en Steven Mauw bedanken. Zij hebben veel uren, samen met mij besteed aan het onderzoek. Tot in de avonduren hebben wij onder andere de vragenlijsten kloppend proberen te maken. Daarnaast wil ik het gehele lectoraat bewegingswetenschappen bedanken voor hun inzet bij het online zetten van mijn enquête en andere belangrijke zaken. Zij worden ook bedankt, samen met de gemeente Amsterdam, afdeling sportservice, voor het mogelijk maken van het onderzoek voor mijn afstudeerscriptie.

Mandy Schweitzer Driehuis, februari 2018

(5)

5

Samenvatting

Samen met de gemeente Amsterdam en het lectoraat bewegingswetenschappen werd een opzet ontwikkeld voor het zorgpad motoriek voor leerlingen uit groep 3 van het basisonderwijs. Hierbij werden leerlingen die uitvielen op motoriek in kaart gebracht. Deze zorgleerlingen gingen hierdoor een traject in (het zorgpad motoriek). Het doel van het onderzoek was dan ook om de knelpunten in kaart te brengen. Door dit te doen kunnen leerlingen uiteindelijk beter naar zorginstellingen worden verwezen.

Leerlingen zijn op hun motoriek getest met behulp van de 4-Vaardighedenscan. De test werd

afgenomen door het MAMBO-meetteam (MM) of door de vakleerkrachten

bewegingsonderwijs (VB). De leerlingen werden ingedeeld in vijf zorgniveaus.

In totaal hebben 529 leerlingen meegedaan van 14 basisscholen in Amsterdam-Zuidoost. De verhouding van het zorgniveau bij de leerlingen gemeten door het MM is: 0, 1, 2, 3 en 4: 39,0% (n=175); 6,7% (n=30); 4,9% (n=22); 1,6% (n=7); 1,1% (n=5). De verhouding gemeten door de VB is: 22,0% (n=99); 16,3% (n=73); 5,6% (n=25); 2,4% (n=11); 0,4% (n=2). De overige knelpunten binnen het zorgpad kwamen in beeld via een enquête en twee interviews. Tot slot lag de prevalentie significant anders bij scholen gemeten door VB en het MM (χ2(4) = 36,69, p<0,001).

Uit de resultaten zijn een aantal belangrijke conclusies getrokken. Het eerste knelpunt dat duidelijk naar voren kwam is de testafname zelf. Ten tweede is een knelpunt dat het belang niet werd ingezien door de VB, de IB-er en de ouders. Ten derde en tevens als laatste werd het belang overdragen aan ouders van de ontwikkeling als zeer lastig ervaren. Naast de knelpunten zijn ook een aantal oplossingen uit dit onderzoek gekomen. De drie belangrijkste oplossingen zijn ten eerste, dat alle VB van tevoren een (gezamenlijke) instructie krijgen. Verder kunnen een aantal lessen door de VB uithanden worden genomen, zodat zij zelf de 4-Vaardighedenscan kunnen afnemen. Tenslotte dienen de VB’ers handvatten te krijgen voor het voeren van een goed gesprek met ouders. Tevens zijn een aantal aanbevelingen gedaan voor de beroepspraktijk. Allereerst moeten de VB extra mogelijkheid krijgen om leerlingen (nogmaals) te testen op motoriek. Een andere aanbeveling is het organiseren van een instructiebijeenkomst voor alle VB. Ook is een aanbeveling om het zorgpad en de uitslag van de motoriekmetingen beter inzichtelijk te maken voor IB-ers en ouders. Als laatste kunnen leerlingen het beste getest worden door één team, het MM of de VB. De voorkeur gaat ernaar uit dat alle leerlingen worden gemeten door MM.

(6)

6

Inleiding

Sport is in de huidige maatschappij van grote betekenis. Ook sportlocaties zijn plekken waar kinderen opgroeien, opgevoed worden en hun talenten kunnen ontwikkelen. Sport verbroedert en zal leiden tot sociale connecties. Verder heeft de Gezondheidsraad in een overzichtsrapport (Beweegredenen) geconcludeerd dat ‘verschillende structuurelementen van de gebouwde omgeving kansen bieden om meer actief gestimuleerd te worden’ (Kamphuis, Schop-Etman, Groeniger, & van Lenthe, 2014). Sport helpt bij het stimuleren van een gezonde en actieve leefstijl (Breedveld, Bruining, van Dorsselaer, Mombarg, & Nootebos, 2010; Ministerie van Volksgezondheid, 2007). Om uiteindelijk goed te kunnen deelnemen aan sport, is de beheersing van de (grove) motorische vaardigheden van essentieel belang. Als leerlingen deze vaardigheden niet of niet goed beheersen, bestaat de kans op achterstand met betrekking tot het sociale domein, maar ook met betrekking tot de gezondheid.

In eerder gedaan onderzoek werd aangetoond dat in 26 jaar tijd (1980-2006) de kinderen in Nederland zwaarder en minder actief zijn geworden. Op vrijwel alle onderdelen van de motorische fittest (motorische fitheid) werd slechter gescoord (Runhaar, Collard, Singh, Kemper, Van Mechelen & Chinapaw, 2010). De gelijktijdige toename in overgewicht en afname van beweging laat zien dat een dalende motoriek en een toename in overgewicht veelal samengaan. Het is waarschijnlijk niet zo dat alle achteruitgang in motorische vaardigheid is toe te schrijven aan overgewicht. Een vermindering van dagelijkse fysieke activiteit zal daarbij ook een rol spelen (CBS, 2017). Het wordt ook wel gezien als een vicieuze cirkel. Een gebrek aan fysieke activiteit leidt tot een verminderde motorische ontwikkeling, en andersom (Fisher e.a., 2005; Wrotniak, Epstein, Dorn, Jones, & Kondilis, 2006). Daartegenover staat dat een goede motoriek een voorspeller is voor een gezonde en actieve leefstijl. In een onderzoek uitgevoerd door Barnett, van Beurden, Morgan, Brooks, & Beard (2009) is het belang van motoriek bij kinderen aangetoond. In het jaar 2000 is bij 481 kinderen de bekwaamheid van objectcontrole (schoppen, vangen en gooien) en de mogelijkheden van het bewegingsapparaat (o.a. verticaal springen) getest. Zes jaar later is doormiddel van de ‘Australian Physical Activity Recall Questionnaire’ getest hoe de kinderen op dat moment motorisch presteerden. De conclusie die hieruit volgde was dat hoe meer de kinderen op motorisch gebied leerden, des te meer zij op latere leeftijd de mogelijkheid hadden te kunnen deelnemen aan allerlei activiteiten. Het is dus belangrijk om veel aandacht te besteden aan de motoriek tijdens de basisschoolperiode. Hoe meer wordt bewogen, des te beter de motorische vaardigheden worden bij kinderen (Fisher e.a.,

(7)

7 2005; Lubans, Morgan, Cliff, Barnett, & Okely, 2010). Naast een minder goede motoriek, als gevolg van toegenomen inactiviteit (gebrek aan fysieke activiteit) en sedentair gedrag (zitgedrag), kan het ook leiden tot meer overgewicht bij kinderen. In Nederland had in 2016, 13,4% van de kinderen overgewicht. Dit ging zowel over jongens als meisjes in de leeftijd van 4 tot 20 jaar (CBS, 2017). In de gemeente Amsterdam had in 2014 één op de vijf kinderen overgewicht. Het percentage in 2012 lag bij 5-jarigen op 18 procent en bij 14-jarigen zelfs op 25 procent (Slot, Groeneveld, & Greven, 2014). Uit een trendrapport van TNO kwam naar voren dat in 2010 maar 20% van de kinderen tussen de 4 en 11 jaar oud voldeed aan de Nederlandse Norm Gezond Bewegen (NNGB). Hieruit volgt bij niets doen de consequentie dat het percentage overgewicht verder zal stijgen (Hildebrandt, Bernaards, & Hofstetter, 2015).

Al sinds enkele jaren zet de gemeente Amsterdam zich flink in op het gebied van motorische ontwikkeling en het bestrijden van overgewicht bij kinderen. Zij willen met behulp van de

Amsterdamse Aanpak Gezond Gewicht (AAGG) de problemen van inactiviteit, overgewicht en

motorische achterstanden reduceren (Gemeente Amsterdam, 2015). Dit doen zij vanwege het belang van een goede motoriek bij kinderen. Hiervoor heeft de gemeente een speciaal stappenplan ontwikkeld van waaruit kinderen met een motorische achterstand worden gesignaleerd (Gemeente Amsterdam, 2015). Het lectoraat Bewegingswetenschappen van de Hogeschool van Amsterdam (HvA) houdt zich bezig met het signaleren van de motorische en gewichtsontwikkelingen bij kinderen. Naar deze ontwikkelingen wordt sinds 2014 op 30 basisscholen in Amsterdam onderzoek gedaan. Het bepalen van de motorische achterstand wordt gedaan met behulp van de 4-Vaardighedenscan (van Gelder & Stroes, 2010). De vakleerkracht bewegingsonderwijs kan een belangrijke rol spelen bij het signaleren van motorische achterstanden bij leerlingen. De vakleerkracht bewegingsonderwijs is namelijk één van de eersten die een zorgleerling constateert (Willems e.a., 2016). Dit komt omdat zij de leerlingen twee keer per week zien bewegen en daarmee als één van de eersten de achterstanden in de motoriek kunnen detecteren. Niet alleen met betrekking tot het meten en bespreken van motorische vaardigheden in de gymles (Wormhoudt, Savelsbergh, Vries, Krijger, & Hoeboer, 2015), maar ook met betrekking tot het observeren van een motorisch probleem. De rol van de docent is bij het signaleren van motorische ontwikkelingsachterstanden van groot belang (Toussaint, de Schipper, van Kernebeek, & Kat, 2015).

Op dit moment gebeurt (nog) te weinig na de constatering van een motorische achterstand bij een leerling. Het is niet ethisch om leerlingen alleen te signaleren, zonder dat er een

(8)

8 vervolgtraject bestaat. Het ethische aspect is dat een leerling daarbij aan zijn lot wordt overgelaten, terwijl er mogelijkheden zijn om daar iets aan te doen. Bij het onderzoek wordt nu onderzocht welke vervolgstappen een geschikte follow-up zijn op de screening, die uiteindelijk moeten leiden tot een verkleining van de motorische achterstanden. In de praktijk zijn de vervolgstappen bij de screening veelal niet duidelijk of zelfs nooit bedacht.

In Amerika zijn verschillende zorgpaden ontwikkeld, zoals voor drugsverslaving (Le Moal & Koob, 2007), voor astma (Lougheed & Olajos-Clow, 2010) en voor dementie (Samsi & Manthorpe, 2014). In nederland omschrijft de JGZ Amsterdam een zorgpad als volgt: “het

zorgpad maakt per onderwerp helder hoe screening en vervolgroutes van nader (diagnostisch) onderzoek, toeleiding en interventie eruitzien. De zorgpaden die we ontwikkelen, hebben betrekking op de meest voorkomende problemen, zoals alcohol- en cannabisgebruik, depressie-, angst- en slaapklachten.” (GGD Amsterdamdepressie-, 2015). Het zorgpad suïcidepreventie is al in

gebruik (GGD Amsterdam, 2015). Bij een zorgpad gaat het erom de zorg te verbeteren en daarbij vooral de behoefte van de cliënt centraal te stellen (JGZ Zeeland, 2014). In Zeeland is bijvoorbeeld het SPARK (Structured Problem Analysis of Raising Kids) actief. Daarbij helpt de JGZ om opvoed- en opgroeiproblemen te signaleren en in overleg met de ouders tot de beste zorg te komen (JGZ Zeeland, 2014). Bij de GGD/JGZ1-Amsterdam is op dit moment wel een aantal zorgpaden aanwezig, waarbij de vervolgstappen van het screenen duidelijk in kaart zijn gebracht. Het gaat hierbij om andere zorgpaden, buiten het kader van de motoriek of motorische ontwikkeling van kinderen.

Helaas is in de wereld nog geen zorgpad op het gebied van de motoriek ontwikkeld. In samenwerking met de jeugdgezondheidszorg (JGZ), de GGD Amsterdam, gymleerkrachten bewegingsonderwijs van basisscholen, kinderfysiotherapeuten en het lectoraat Bewegingswetenschappen aan de Hogeschool van Amsterdam (HvA) is in het schooljaar 2015/2016 een eerste voorstel gedaan, voor de ontwikkeling van een zorgroute motoriek (Willems e.a., 2016). In het schooljaar 2015-2016 is een zogenoemde pilot 1.0 uitgevoerd. Deze pilot 1.0 ging over de eerste stappen tot de ontwikkeling van een zorgpad “motoriek”. Bij een aantal kinderen werd een motorische ontwikkelingsachterstand geconstateerd. Via een stappenplan werden de leerlingen gestimuleerde de genoemde achterstand weg te werken. (Willems e.a., 2016). Uit dit onderzoek is gebleken dat veel waardevolle verbeterpunten naar voren zijn gekomen. Het grootste probleem bleek dat er onvoldoende gegevens beschikbaar

(9)

9 waren om te komen tot overtuigende conclusies (Gemeente Amsterdam, 2017). Hieruit in het schooljaar 2017-2018 een nieuw pilot is ontstaan, namelijk pilot 2.0.

Om in de toekomst het zorgpad ‘motoriek’ te kunnen toepassen in de praktijk, is het nodig om het afgelopen traject (pilot 1.0) te evalueren en verder te verbeteren. Het doel van deze pilot 2.0 is om het verbeterde zorgpad te testen en opnieuw te verbeteren.

Uit de motorische test die is gebruikt (4-Vaardighedenscan) vloeit een score voort, de zogenaamde motorische voorsprong. Dit is de werkelijke motorische vaardigheid vergeleken met de verwachte motorische vaardigheid, op basis van de kalenderleeftijd. Leerlingen worden hierbij in 5 niveaus ingedeeld (niveau 0-4). In dit onderzoek staat het in kaart brengen van knelpunten bij het zorgpad “motoriek” voor de basisschoolleerlingen bij leerlingen uit zorgniveau 3 of 4 centraal. Deze leerlingen hebben een motorische achterstand van 15 maanden of meer. Met zicht op deze knelpunten kunnen leerlingen later beter naar (externe) zorginstellingen worden verwezen. Om dit doel te bereiken zijn een aantal deelvragen opgesteld.

De eerste deelvraag luidt als volgt:

1“Welke stappen zijn te onderscheiden binnen het zorgpad ‘motoriek’ van screening tot aan

het afnemen van de retentietest?”.

De tweede deelvraag bestaat uit twee delen, genoemd 2A en 2B:

2A “Welke stappen binnen het zorgpad ‘motoriek’ vormen het grootste knelpunt?”. 2B “Leidt testafname door de eigen vakleerkracht bewegingsonderwijs tot andere

prevalenties voor flinke motoriekachterstanden dan wanneer de test wordt afgenomen door onbekende testafnemers in stap één en twee van het proces?

De laatste deelvraag luidt:

3“Welke oplossingen zijn er voor de gevonden knelpunten?”.

Bij de meeste zorgpaden wordt bij het probleem begonnen en zo langzamerhand naar externe organisaties/zorginstellingen toegewerkt. De vervolgstappen in het zorgpad zullen naar verwachting nauw in een nauwe relatie staan tot de voorafgaande stappen. (Erasmus MC, 2012; Schaap-Visser, Veer, & Hamming, 2012). Onderzoek zal uitwijzen wat de daadwerkelijke stappen zullen worden.

(10)

10 Uit de evaluaties van pilot 1.0 is naar voren gekomen dat bij alle stappen binnen het zorgpad problemen waren. Het grootste probleem bleek dat er onvoldoende gegevens beschikbaar waren om te komen tot overtuigende conclusies (Gemeente Amsterdam, 2017). Het onderzoeksteam is aangepast, waardoor het probleem van vorig jaar voorkomen zal worden.

De knelpunten van het vernieuwde zorgpad, dat binnen pilot 2.0 gebruikt is (Versie 2017/2018), zullen in dit onderzoek (bij deelvraag 2A) naar voren worden gebracht.

Bij deelvraag 2B is de verwachting dat de test, afgenomen door onbekende (objectieve) test-afnemers, betrouwbaarder is dan de test afgenomen door de bekende (subjectieve) vakleerkracht bewegingsonderwijs. Volgens het onderzoek (Pufpaff, Clarke, & Jones, 2015) zal de vakleerkracht bewegingsonderwijs zijn kennis uit het verleden kunnen gebruiken om andere resultaten te verifiëren. Het houdt in dat aan het verleden een wegingsfactor kan worden toegekend dat meetelt in het oordeel, terwijl dat bij de onbekende testafnemers niet het geval is. Het meest betrouwbare resultaat voor het onderzoek zal naar verwachting zichtbaar worden door de test afgenomen door objectieve testafnemers (Clark, Henson, Barber, Stierwalt, & Sherrill, 2003).

Voor deelvraag 3 is nog geen duidelijke hypothese op te stellen. Gedurende het proces zullen de mogelijke oplossingen duidelijk(er) worden gemaakt. Op dit moment is nog geen oplossing te geven, omdat de echte knelpunten nog in kaart moeten worden gebracht.

(11)

11

Methode

Pilot 1.0

Het ontwikkelen van een zorgpad voor motorische leeftijd is een initiatief vanuit de gemeente Amsterdam. De ontwikkeling gaat samen met een aantal zogenoemde pilots. Het doel van de pilots is: “Een sterkere verbinding verzorgen tussen de vakleerkracht bewegingsonderwijs en

de jeugdarts”. Voor 2015 hadden deze personen zelden contact met elkaar. Het belang van pilot

1.0 luidt als volgt: “In pilot 1.0 willen we onderzoeken of we aan de hand van een stappenplan

(zorgpad) meer en betere scans, meer aanmeldingen voor een bespreking in het zorgteam, meer verwijzingen naar de jeugdarts respectievelijk meer verwijzingen naar passende zorg kunnen realiseren.”(Gemeente Amsterdam, 2017).

Het zorgpad motoriek bestaat uit een stappenplan van meerdere stappen. Om deze stappen te definiëren (zie deelvraag 1) werden meerdere stappen ondernomen. In het evaluatierapport van vorig jaar stonden de stappen van het afgelopen jaar. In combinatie met het contact met de gemeente en de vakleerkrachten bewegingsonderwijs werd het stappenplan opnieuw gedefinieerd, zie resultatensectie.

Pilot 2.0

Deelnemers

In totaal deden 529 leerlingen uit groep 3 van het basisonderwijs mee aan dit onderzoek. De verhouding jongens/meisjes was ongeveer om het even (zie resultatensectie). Alle leerlingen waren 6 of 7 jaar oud.

De scholen die hebben deelgenomen aan dit onderzoek liggen in de regio Amsterdam-Zuidoost. In deze regio wordt een proef gedaan met het zorgpad motoriek, genoemd pilot 2.0. In het kader van motorische achterstanden zijn grofweg vijf zorgniveaus te onderscheiden. Zorgniveau 0 loopt op of boven de lijn der verwachtingen. Zorgniveaus 1 en 2 hebben een lichte motorische achterstand en de zorgniveaus 3 en 4 betreft kinderen met een ernstige motorische achterstand.

Zowel de leerlingen, de vakleerkrachten bewegingsonderwijs als de intern begeleiders, kwamen van 14 basisscholen voor regulier onderwijs in Amsterdam-Zuidoost. Alle deelnemende scholen aan dit onderzoek hadden een gelijk aantal uur gym in de week. Van de 14 deelnemende

(12)

12 scholen werden 6 scholen gemeten door het MAMBO-meetteam2 en 8 scholen werden gemeten door de eigen vakleerkracht bewegingsonderwijs van de school. Daarnaast deden 13 vakleerkrachten bewegingsonderwijs mee aan dit onderzoek.

Voor dit onderzoek is al eerder toestemming aangevraagd bij “The Scientific and Ethical Review Board (VCWE) of the Faculty of Behavioral and Movement Sciences, VU University of Amsterdam (VCWE-2015-171)”. Zij hebben toestemming gegeven om dit onderzoek te mogen uitvoeren.

Meetinstrumenten

De deelnemers werden getest op hun grof-motorische vaardigheden met behulp van de 4-Vaardighedenscan van Van Gelder (van Kernebeek, de Schipper, Savelsbergh, & Toussaint, 2017). Deze scan bracht vier kernelementen van de grove motoriek in beeld: Stilstaan, Stuiten, Springen-Coördinatie en Springen-Kracht. In het protocol van de 4-Vaardighedenscan, dat in dit onderzoek werd gebruikt, bestaat iedere vaardigheid uit een serie van 11 in moeilijkheidsgraad oplopende motorische activiteiten (van Gelder, 2018). Elke volgende moeilijkheidsgraad is een toename in de zogenoemde motorische leeftijd van een kind. Elke taak/mijlpaal refereert aan een normleeftijd, waarbij 80% van de leerlingen deze taak goed volbrengt (van Gelder & Stroes, 2010). Voor elke vaardigheid werd een score behaald. Met deze scores kon de motorische leeftijd worden bepaald. De motorische voorsprong kon uiteindelijk berekend worden door van de motorische leeftijd de kalenderleeftijd af te trekken. Hier kwam een waarde uit die aangaf of een leerling een motorische voorsprong of achterstand had dan wel dat de leerling conform de norm presteerde. In een formule ziet deze berekening er als volgt uit:

SPK + SPK + SPC + STU + STI

3Motorische leeftijd = 5

Motorische voorsprong = Motorische leeftijd - Kalenderleeftijd

2 Meten Amsterdamse Motoriek Basisonderwijs. 3

(13)

13 De test-hertestbetrouwbaarheid van de 4-Vaardighedenscan werd eerder vastgesteld bij 6- tot 13-jarige kinderen. Deze test werd afgenomen bij 628 kinderen. De intraclass correlation coëfficiënt (ICC) was 0,93, waaruit bleek dat de test-hertest zeer betrouwbaar is (Van Kernebeek e.a., 2017; Willems e.a., 2016). Daarnaast is de validiteit van de 4-Vaardighedenscan in kaart gebracht. De uitslagen van de 4-4-Vaardighedenscan zijn vergeleken met de MABC-2 (correlatiecoëfficiënt = 0.61) en de expertbeoordelingen (correlatiecoëfficiënt = 0.65). Hieruit is gebleken dat de 4-Vaardighedenscan een waardevol meetinstrument is, om de grove motoriek van basisschoolleerlingen te meten in de gymzaal (Van Kernebeek & Toussaint, 2017).

De betrouwbaarheid en validiteit van zowel de enquête als de interviews in dit onderzoek is niet onderzocht. In een onderzoek van ‘mini internationale neuropsychiatrisch interview’ is wel onderzocht wat de inter-rater en test-retest betrouwbaarheid waren. De kappa waardes lagen rond de 0.53 en dat betekent dat de betrouwbaarheid van het interview goed was (Lecrubier e.a., 1997). Doorgaans hebben de interviews dus een goede betrouwbaarheid.

Het ontdekken van de knelpunten in het zorgpad en het vinden van oplossingen (Deelvraag 2 en 3) verliep op twee manieren:

Ten eerste verliep bij deelvraag 2A het onderzoek via twee interviews (één groep met twee vakleerkrachten bewegingsonderwijs, die zelfstandig de metingen hadden uitgevoerd, en één groep met twee vakleerkrachten bewegingsonderwijs, waarbij de school werd gemeten door het MAMBO-meetteam), en enquêtes die onder alle betrokken gymdocenten verspreid werden afgenomen.

In de enquête werd gevraagd hoe de vakleerkracht bewegingsonderwijs het traject tot nu toe had ervaren en waar volgens hen de problemen/oplossingen in het traject zaten. Het interview en de enquête hebben bijgedragen tot het in kaart brengen van de knelpunten. De vragen van zowel het interview als de enquête zijn te lezen in bijlage 1en 2. Daarnaast werd bij deelvraag 2A de uitval van leerlingen (in aantallen) bekeken. Deze is weergegeven in een stroomschema. Vooraf waren de stappen nog niet gedefinieerd, waardoor dit schema nog niet inzichtelijk was te maken. Tijdens het onderzoek is hierin voorzien. Voor het complete stroomschema, zie Figuur 9: ingevuld stroomschema. Om dit schema volledig te kunnen invullen zijn achteraf alle betrokken gymdocenten met zorgleerlingen gebeld. Zij konden tot in detail het proces vertellen waar de zorgleerlingen van hen zich op het desbetreffende moment bevonden.

(14)

14 Ten tweede werd bij deelvraag 2B de prevalentie berekend met behulp van de motorische voorsprong van de MAMBO- tegenover de niet-MAMBO-scholen. In SPSS werd hiervoor de “Pearson’s chi-square test” uitgevoerd.

Bij deelvraag 3 werden evenals bij deelvraag 2A, de gegevens/oplossingen verkregen via zowel de enquête als de afgenomen interviews.

(15)

15

Procedure

De totale procedure van het zorgpad zal één schooljaar duren. Bij dit onderzoek is de focus gelegd op een deel van traject, de periode van begin oktober tot aan de kerstvakantie (tot en met 22-12-2017).

Tijdlijn tot en met 22-12-2017

Figuur 1: tijdlijn onderzoek

Niet alle scholen werden op eenzelfde dag/tijd gemeten. Het meetmoment mocht op elk moment plaatsvinden in de periode tot en met begin november.

(16)

16

Data-analyse en statistiek

De dataverzameling voor de 4-Vaardighedenscan werd uitgevoerd met behulp van de iPad, het programma “program Filemaker/TANGO”. De resultaten van de metingen konden daarmee in SPSS worden overgezet. Voor onder andere de frequentie-analyses werd SPSS 21.0 gebruikt. In SPSS werden de volgende tests uitgevoerd:

• Descriptive statistics, met als variabelen: o Geslacht;

o Zorgniveaus (Jump-In); o Leeftijd in jaren.

• Pearson’s chi-square test met als variabelen: o Prevalenties op zorgniveau MAMBO; o Prevalenties op zorgniveau niet-MAMBO.

Voor deelvraag 3 werd de motorische voorsprong bij de MAMBO-scholen vergeleken met de motorische voorsprong bij niet-MAMBO-scholen. De data van de zes scholen, gemeten door MAMBO, werd vergeleken met de acht scholen, die waren gemeten door de eigen vakleerkrachten bewegingsonderwijs. Hierbij werden de uitkomsten weergegeven in percentages, via een tabel en histogram. De chi-test werd hierbij gebruikt om de percentages te kunnen vergelijken.

De kwantitatieve data van het interview werd met behulp van het stroomschema bekeken. Hierbij werd het uitvalspercentage berekend, waardoor duidelijk werd bij welke tussenstap de meeste leerlingen in het zorgpad blijven ‘hangen’. Hierdoor werd het aantal knelpunten (beter) zichtbaar. Deze kwantitatieve data werd verkregen met behulp van een enquête, die werd verspreid onder 13 vakleerkrachten bewegingsonderwijs, en telefoongesprekken met de vakleerkrachten bewegingsonderwijs.

De enquête was niet alleen goed voor de kwantitatieve analyse, maar ook voor de kwalitatieve analyse. Knelpunten en oplossingen die vakleerkrachten bewegingsonderwijs belangrijk vinden kwamen naar voren. Alle reacties werden geanalyseerd en ingedeeld op knelpunten en geboden oplossingen. De resultaten hiervan werden in een mindmap weergegeven (het programma: Mindview 7.0).

Bij de kwalitatieve analyse van het interview werd dieper ingegaan op de aangetoonde knelpunten, die waren verkregen via van het kwantitatieve onderzoek (de enquête). In totaal

(17)

17 werden twee interviews gehouden met vier vakleerkrachten bewegingsonderwijs. Deze interviews werden volledig getranscribeerd (zie bijlage 3 en 4). Na transcriptie werden de interviews gelabeld met behulp van drie labels.

1. Blauw = een aandachtspunt binnen het afgenomen onderzoek.

2. Oranje = een knelpunt binnen het zorgpad.

3. Groen = eigen oplossing voor een knelpunt/probleem.

Met behulp van een mindmap (programma: Mindview 7.0) werden de gelabelde knelpunten en geboden oplossingen in kaart gebracht. Bij alle analyses werd een significantieniveau van p<0,05 aangehouden. Bij een p<0,05 werd de nulhypothese verworpen en de onderzoekshypothese juist aangenomen.

(18)

18

Resultaten

Algemeen

Aan dit onderzoek hebben veertien scholen meegedaan. In totaal betreffen dat 529 leerlingen uit groep 3. De verhouding jongens/meisjes is onbekend.

Leerlingen van zes scholen zijn gemeten door het MAMBO-meetteam. 252 leerlingen uit groep 3 deden mee aan dit onderzoek. Hiervan was 51,6% jongen (n=130) en 48,4% meisje(n=122). De gemiddelde leeftijd was 6,49 jaar (sd=0,41). Leerlingen van acht scholen zijn gemeten door de vakleerkrachten bewegingsonderwijs. 277 leerlingen uit groep 3 deden mee aan dit onderzoek. De verhouding jongen/meisje en de gemiddelde leeftijd van deze onderzoeksgroep is onbekend.

Uit de resultaten van de MAMBO-metingen zijn verschillende zorgniveaus (Jump-In) ontstaan. 39,0% van de leerlingen (n=175) zit in zorgniveau 0. 16,3% (n=30) zit in zorgniveau 1, 5,6% (n=22) in zorgniveau 2, 1,6% (n=7) zorgniveau 3 en 1,1% (n=5) leerlingen zitten in zorgniveau 4. Onder de 252 deelnemers is 5,2% (n=13) een missende waarde. Deze leerlingen konden niet (tijdig) worden getest.

Uit de resultaten van de vakleerkrachten bewegingsonderwijs zijn verschillende zorgniveaus (Jump-In) ontstaan. 22,0% van de leerlingen (n=99) zit in zorgniveau 0. 16,3% (n=73) zit in zorgniveau 1, 5,6% (n=25) in zorgniveau 2, 2,4% (n=11) zorgniveau 3 en 0,4% (n=2) van de leerlingen zitten in zorgniveau 4. Onder de 277 deelnemers is 24,2% (n=67) een missende waarde. Zie Tabel 1 voor deze gegevens inzichtelijk in tabel en zie Figuur 2 voor een weergave in grafiek.

Tabel 1: indeling op zorgniveaus MAMBO/niet-MAMBO inzichtelijk in tabelvorm.

MAMBO Niet-MAMBO Zorgniveau % N= Zorgniveau % N= 0 39,0 175 0 22,0 99 1 16,3 30 1 16,3 73 2 5,6 22 2 5,6 25 3 1,6 7 3 2,4 11 4 1,1 5 4 0,4 2

(19)

19

(20)

20

Onderscheiding stappen “deelvraag 1”

Welke stappen zijn te onderscheiden binnen het zorgpad motoriek van screening tot aan het afnemen van de retentietest?

Met behulp van de resultaten (evaluatierapport) van vorig jaar en contact met de pilotgroep/werkgroep (bestaande uit werknemers van de gemeente Amsterdam, werknemers van het lectoraat bewegingswetenschappen, een aantal vakleerkrachten en IB-ers van de betrokken basisscholen) zijn de volgende stappen gedefinieerd:

Figuur 3: stappenplan zorgpad "motoriek", samengesteld op basis van het evaluatierapport pilot 1.0 en het contact met de pilotgroep/werkgroep.

Binnen dit onderzoek zal de focus liggen op stap 1 tot en met stap 3.

Figuur 4: focus stappenplan zorgpad " motoriek". Het gaat hierbij om de stappen die in dit onderzoek centraal staan.

Stap 1

• Het afnemen van de viervaardigheden scan. Dit gebeurt door zowel de vakleerkrachten bewegingsonderwijs als de observatoren van het MAMBO-project.

Stap 2 • Overleg van de vakleerkrachten bewegingsonderwijs met de internbegeleider van de school.

Stap 3 • Overleg met de ouders.

Stap 4 • Informeren van de JGZ.

Stap 5 • Consult bij de JGZ.

Stap 6 • Terugkoppeling naar de school.

Stap 7A • Kind krijgt MRT op school.

Stap 7B • Passende zorg buiten school.

Stap 7C • Doorverwijzing na vermoeden medische oorzaak.

Stap 1

• Het afnemen van de viervaardigheden scan. Dit gebeurt door zowel de vakleerkrachten bewegingsonderwijs als de observatoren van het MAMBO-project.

Stap 2 • Overleg van de vakleerkrachten bewegingsonderwijs met de internbegeleider van de school. Stap 3 • Overleg met de ouders.

(21)

21 De tweede deelvraag bestaat uit twee onderdelen, genoemd 2A en 2B:

Knelpunten “deelvraag 2A”

Welke stappen binnen het zorgpad ‘motoriek’ vormen het grootste knelpunt?

De mogelijke (van te voren bedachte) knelpunten staan in Figuur 5.

Figuur 5: mogelijke knelpunten die bij het zorgpad naar voren kunnen komen. Deze zijn samengesteld aan de hand van evaluatiegesprekken/formulieren van pilot 1.0, (K=knelpunt).

(22)

22

Samenvatting interviews

In totaal zijn twee interviews afgenomen. In onderstaande tekst worden de belangrijkste knelpunten en oplossingen samengevat.

Plannen van metingen in de les, testafname, afwijking van het protocol en invoerfouten in Jump-In

Bij de vraag hoe het plannen van de metingen is verlopen ontstonden de eerste knelpunten. “Hoe zou je de metingen doen als de test zelfstandig afgenomen moet worden?” dit was de vraag die in beide interviews werd gesteld. Volgens de vakleerkrachten bewegingsonderwijs zou één vak besteed worden aan de Vaardighedenscan. De afnameduur van de 4-Vaardighedenscan bleek lang te zijn. Daarnaast waren de vakleerkrachten bewegingsonderwijs met veel dingen tegelijk bezig (orde houden, focus op één leerling houden, etc.). Ook bleek de kans daarbij groot dat leerlingen afwezig of ziek was.

Ook een groot probleem bleek het invoeren van de gegevens in Jump-In. De vakleerkrachten bewegingsonderwijs hebben ondervonden dat het lastig is om alle data in te voeren binnen een korte tijd.

Omgaan met onverwacht resultaat en hertesten

Een aantal vakleerkrachten bewegingsonderwijs hebben aangegeven dat zij sommige resultaten niet logisch vonden. De leerlingen die een lage score hadden, werden in de les niet altijd als dusdanig aangemerkt. De vakleerkrachten bewegingsonderwijs hebben hierbij aangegeven dat zij het liefst deze leerlingen nogmaals testen. Gezien het gebrek aan tijd binnen de deadlines lukt dat op dit moment (nog) niet.

Het belang inzien van het zorgpad, het belang overbrengen naar ouders, externe factoren en een ander zorgpad is al actief

In een aantal scholen is al het een en ander met betrekking tot zorg(paden) geregeld. De vraag die hierbij door de vakleerkrachten bewegingsonderwijs werd gesteld was: “Waarom nog meer zorg?” of “Ik schat in dat als ik collega’s zo spreek, het meten, het toekomen aan de meting en het belang inzien van de meting, een probleem is (oftewel, het gehele proces voor ogen zien).”. Het belang van het inzien van de ontwikkeling van een zorgpad motoriek stond dus ter discussie.

Met name het belang overbrengen naar ouders werd in het interview als een groot probleem ervaren. Ouders van de desbetreffende zorgleerlingen spreken vaak in termen als “ook dit nog, mijn kind heeft al veel zorg”. De vakleerkrachten bewegingsonderwijs gaven aan weinig handvatten te hebben om een goed gesprek te kunnen voeren.

(23)

23

Knelpunten uit interviews

Uit de enquête en de afgenomen interviews (zie bijlage 3 en 4) zijn de volgende knelpunten naar voren gekomen:

Figuur 6: knelpunten zorgpad die daadwerkelijk uit de enquête en het interview naar voren zijn gekomen. K1 = knelpunt 1, K2 = knelpunt 2, etc., etc.

De gele markering geeft de ontstane knelpunten weer aan de hand van de enquête en het interview.

De rode markering geeft de extra ontstane knelpunten weer, die vooraf niet verwacht werden. Deze zijn naar voren gekomen in de enquête en in het interview.

De oranje markering geeft de belangrijkste knelpunten weer. Deze komen zowel in de enquête alsmede in het

(24)

24 De belangrijkste knelpunten, die genoemd werden tijdens het interview en de enquête. Deze zijn in onderstaande figuren weergegeven (Figuur 7 en Figuur 8):

Figuur 7: knelpunten MAMBO. Deze antwoorden komen zowel uit het interview als de enquête.

(25)

25 Aan de hand van het stappenplan uit deelvraag 1 is een stroomschema ontworpen. In dit schema wordt de uitval van leerlingen (in aantallen) bekeken. Zie Figuur 9 voor een ingevuld schema.

Uitval-%: 48% 75% 67% Screening •Stap 1a

•Hoeveel leerlingen zijn gescreend?

Zorgniveau 3 of 4

Stap 1b

•Hoeveel leerlingen daarvan zaten in zorgniveau 3 of 4?

Groepsleerkracht en/of IB'er

Stap 2

•Over hoeveel leerlingen werd met de groepsleerkracht en/of de intern begeleider gesproken?

Contact ouders

Stap 3a

•Met hoeveel ouders van 'zorgleerlingen' werd vanuit iemand binnen school contact opgenomen?

Gesprek ouders

Stap 3b

•Met hoeveel ouders van 'zorgleerlingen' werd een gesprek aangegaan?

529*

•Aantal leerlingen uit groep 3 dat gescreend is. Dit getal is inclusief 80 missende waarden van leerlingen die niet gescreend zijn.

25

•Aantal leerlingen in zorgniveau 3 of 4.

12

•Aantal leerlingen uit zorgniveau 3 of 4 waarover overleg met de groepsleerkracht en/of intern begeleider werd gepleegd.

9

•Aantal leerlingen uit zorgniveau 3 of 4, waarbij contact is

opgenomen met de ouders.

6

•Aantal leerlingen uit de zorgniveau 3 of 4, waarbij een gesprek met de ouders gevoerd wordt.

Figuur 9: ingevuld stroomschema. Het schema geeft stap 1 t/m 3 weer uit het zorgpad motoriek. De getallen geven per stap het aantal leerlingen uit groep 3 aan, dat de desbetreffende stap bereikt heeft binnen het zorgpad. De overige leerlingen zijn uitgevallen of niet doorgestuurd. *Binnen deze 529 leerlingen zijn 80 leerlingen niet gescreend (missende waarden).

Note: van 4 basisscholen (7 leerlingen) is alleen het aantal zorgleerlingen bekend, dat in zorgniveau 3 of 4 zit. Waar deze leerlingen verder in het traject zitten is onbekend.

(26)

26

Prevalenties “deelvraag 2B”

Leidt testafname door de eigen vakleerkracht bewegingsonderwijs tot andere prevalenties dan wanneer de test wordt afgenomen door onbekende testafnemers in stap één en twee van het proces?

Met behulp van de pearson’s chi-square is het verband berekend tussen de scholen gemeten door MAMBO en de scholen gemeten door de eigen vakleerkrachten bewegingsonderwijs. Deze test gaf het volgende resultaat: χ2(4) = 36,96, p<0,001. Dit betekent dat de prevalentie significant anders is dan bij de niet-MAMBO dan bij MAMBO. Visueel is dit ook te zien in Figuur 2, de indeling op zorgniveau tussen niet-MAMBO en MAMBO. MAMBO heeft een veel hoger percentage op zorgniveau 0 dan niet-MAMBO. Op zorgniveau 1 is dat andersom.

De relevante SPSS-outputs zijn in de bijlage (bijlage 5) toegevoegd, op volgorde van de resultatensectie.

Oplossingen “deelvraag 3”

Welke oplossingen zijn er voor de gevonden knelpunten?

Tijdens het interview en met behulp van de afgenomen enquête onder de vakleerkrachten bewegingsonderwijs, hebben de vakleerkrachten zelf oplossingen aangedragen. Deze oplossingen zijn in onderstaand figuur weergegeven (zie Figuur 10 en Figuur 11), (onderverdeeld in MAMB-vakleerkrachten bewegingsonderwijs en niet-MAMBO-vakleerkrachten bewegingsonderwijs).

(27)

27

Figuur 10: MAMBO-oplossingen die de vakleerkrachten bewegingsonderwijs zelf hebben aangedragen tijdens het interview of in de enquête.

Figuur 11: niet-MAMBO-oplossingen die de vakleerkrachten bewegingsonderwijs zelf hebben aangedragen tijdens het interview of in de enquête.

(28)

28

Discussie

Het doel van dit onderzoek was om een stappenplan te maken en de knelpunten daarbij in kaart te brengen voor het zorgpad motoriek voor basisschoolleerlingen. Door deze knelpunten in kaart te brengen kunnen leerlingen beter naar (externe) zorginstellingen worden doorverwezen en kunnen een aantal knelpunten worden weggenomen. Zo kunnen oplossingen worden aangeboden om het zorgpad te optimaliseren.

Om resultaten te krijgen is allereerst de 4-Vaardighedenscan uitgevoerd om de leerlingen op zorgniveau in te delen. Vervolgens zijn deze leerlingen op zorgniveau in kaart gebracht. De resultaten van de leerlingen uit groep , die zijn gemeten door het MAMBO-cohort en gemeten door de vakleerkracht bewegingsonderwijs, zijn te zien in Figuur 2. Hierna zijn de knelpunten en oplossingen in kaart gebracht met behulp van een enquête en een interview. De meest belangrijke knelpunten zijn 1) de testafname, 2) het belang inzien van het zorgpad en 3) het belang overbrengen naar de ouders. De belangrijkste oplossingen zijn dat alle vakleerkrachten bewegingsonderwijs 1) van tevoren een duidelijke en bij voorkeur gezamenlijke instructie krijgen, 2) de mogelijkheid krijgen om lessen te laten overnemen, zodat zijzelf kunnen meten en 3) handvatten krijgen voor het voeren van een gesprek met de ouders. Daarnaast is uit de resultaten naar voren gekomen dat de prevalentie significant anders is bij niet-MAMBO dan bij MAMBO (χ2(4) = 36,69, p<0,001). Visueel is dit ook te zien in Figuur 2, de indeling op zorgniveau tussen niet-MAMBO en MAMBO. MAMBO heeft een veel hoger percentage op zorgniveau 0 dan niet-MAMBO. Op zorgniveau 1 is dat andersom.

Onderscheiden stappen “deelvraag 1”

Voordat ingegaan kon worden op de knelpunten en oplossingen werd eerst het stappenplan zorgpad motoriek gedefinieerd. Daarbij is onderscheid gemaakt tussen 7 stappen. Deze stappen lopen van binnen de organisatie (waarbij de vakleerkracht bewegingsonderwijs zelf de controle in handen heeft) naar buiten de organisatie (waar de vakleerkracht bewegingsonderwijs de verkregen informatie moet doorspelen aan derden). Na stap 3 wordt de leerling overgedragen aan de jeugdgezondheidszorg. Uit onderzoek (Erasmus MC, 2012; Schaap-Visser e.a., 2012) blijkt dat dit inderdaad de juiste volgorde is van een stappenplan. Uit het interview met de vakleerkrachten bewegingsonderwijs kwam een extra stap naar voren, namelijk ‘de schoolarts’. De schoolarts zou als extra stap tussen stap 3 (ouders) en 4 (JGZ) worden geplaatst. In dit

(29)

29 onderzoek wordt niet verder gekeken dan stap 3, waardoor deze extra tussenstap in het vervolgonderzoek zal worden meegenomen.

Knelpunten “deelvraag 2A”

Bij de deelvraag ging het om het in kaart brengen van knelpunten binnen de pilot 2.0. In de hypothese werd voorzien dat de knelpunten uit pilot 1.0 voornamelijk voortvloeiden uit het bezitten van te weinig gegevens.

Opvallend aan de resultaten met betrekking tot de indeling van leerlingen op zorgniveau, is dat bij de scholen gemeten door de vakleerkracht bewegingsonderwijs een percentage missende waarde is aangetroffen van 24,2% (n=67), terwijl dat bij de MAMBO-scholen veel lager lag, namelijk 5,2% (n=7). Een mogelijke oorzaak hiervan kwam al in het eerste knelpunt naar voren, namelijk het inplannen van de metingen. Omdat volgens de docenten het plannen van de meting lastig is, werd deze vaak verspreid over meerdere dagen. Dit in tegenstelling tot de metingen die gedaan zijn door MAMBO. Bij MAMBO werden alle metingen op één dag/lesuur uitgevoerd. Het is mogelijk dat door de spreiding van de test over meerdere dagen meer leerlingen ziek, afwezig en/of geblesseerd waren. Hiermee kan het verschil in missende waardes worden verklaard. Het knelpunt kwam zowel in het interview als de enquête naar voren.

Als belangrijkste knelpunten kwamen bij dit onderzoek naar voren: de testafname zelf (en de planning daarvan) (stap 1), het belang inzien van het zorgpad (stap 1, 2 en 3) en dit belang overbrengen naar ouders (stap 3). Als gekeken wordt naar de uitvalpercentages binnen het stroomschema (uitvalschema), dan komen inderdaad ook deze knelpunten naar voren. De vraag is dan ook waarom op dat punt zoveel leerlingen uitvallen. De toelichting bij deze knelpunten wordt weergegeven op de stappen uit het stroomschema (stappen 1 t/m 3):

Stap 1 Een aantal vakleerkrachten heeft aangegeven dat zij de leerlingen uit zorgniveau 3 of 4 graag willen hertesten, voordat zij de leerlingen doorsturen in het zorgpad, maar daarvoor geen tijd had. Dit zou kunnen verklaren waarom maar 12 leerlingen zijn besproken met de IB-er en slechts met 9 ouders van leerlingen contact is opgenomen.Aan de hand van een onderzoek (Hendrickson, Massey, & Cronan, 1993; Weir, 2005) is gebleken dat het inderdaad verstandig is om te hertesten. Leerlingen kunnen op een datum van de 4-Vaardighedenscan bijvoorbeeld net hun dag niet hebben, wat de testresultaten kan beïnvloeden.

(30)

30 Gezien het tijdspad van het zorgpad motoriek kan het zijn dat dit niet haalbaar is. Voor het beste resultaat van de zorgniveaus en daarmee de doorverwijzingsprocedure is het wel het meest verstandig om een hertest uit te voeren. Een aanbeveling hierbij is dat tijd wordt vrijgemaakt voor de hertesten.

Stap 1-2 Ten tweede was een veelvoorkomend probleem hoe de vakleerkrachten bewegingsonderwijs en IB-er moesten omgaan met de onverwachte resultaten. Uit een onderzoek (Samsi & Manthorpe, 2014) kwam naar voren dat bij dit zorgpad het belang van onverwachte resultaten veelal niet werd ingezien door de betrokkenen. Dit gold niet alleen voor de leerlingen/patiënten, maar ook voor de mensen die moesten verwijzen binnen het zorgpad naar de volgende ‘stationnetjes’. Zij raden dan ook aan iedereen een duidelijke beschrijving te geven van het zorgpad, wie doet wat, wanneer doet iemand wat, hoe om te gaan met onverwachte resultaten, etc. Alleen dan is de kans groot dat daadwerkelijk wordt bereikt wat bereikt moet worden.

Stap 1-3 Ook is naar voren gekomen dat, naast de vakleerkrachten bewegingsonderwijs, een aantal IB-ers en ouders het belang niet inzien van de ontwikkeling van een zorgpad motoriek. Dit hangt samen met het probleem dat kinderen al veel (andere) zorg krijgen, bijvoorbeeld door meerdere zorgpaden die gehanteerd worden. In de provincie Zeeland is reeds een oplossing voor dit probleem gegeven. Daar is het mogelijk om kinderen te volgen in het proces met e-consulten (JGZ Zeeland, 2014). Ouders kunnen online inzien waar het kind in de ontwikkeling is, wat er nu gedaan wordt en waarom. Ouders hoeven daardoor niet steeds langs school te komen, maar kunnen thuis alles inzien. De gevonden oplossing geldt uiteraard ook als aanbeveling voor het zorgpad motoriek. Maak alle gegevens inzichtelijk voor zowel vakleerkracht bewegingsonderwijs, IB-er en ouder, bijvoorbeeld met behulp van een app.

Stap 2-3 Als laatste zorgen externe factoren ervoor dat leerlingen uit zorgniveau 3 of 4 niet werden doorgestuurd naar de IB-er, ouders of zelfs de JGZ. De externe factoren die uit het interview naar voren zijn gekomen, zijn onder andere dat de leerlingen andere zorgpaden volgen of dat een kind een zware thuissituatie heeft, waardoor extra zorg “alleen maar tot extra (onnodige) belasting zou zorgen”.

(31)

31 Het interview is afgenomen met twee keer twee vakleerkrachten bewegingsonderwijs. Uit het interview is een aantal belangrijke knelpunten naar voren gekomen (de testafname, het belang inzien door de vakleerkracht bewegingsonderwijs en het belang overbrengen naar ouders). Tevens hebben de vakleerkrachten bewegingsonderwijs zelf veel oplossingen aangedragen (gezamenlijke instructie van alle vakleerkrachten bewegingsonderwijs, lessen uithanden nemen van de vakleerkracht bewegingsonderwijs en de vakleerkracht bewegingsonderwijs handvatten geven voor het voeren van een gesprek met ouders). Hieruit blijkt dat zijzelf weten waar het misgaat en waar de oplossingen (kunnen) liggen. Het is nu van belang om daadwerkelijk wat met deze knelpunten/oplossingen te gaan doen. Mocht in de toekomst nogmaals een interview voor dit onderzoek worden afgenomen, dan is het belangrijk om concrete en duidelijke vragen te stellen. In deze afgenomen interviews werden door de onderzoeker veel vragen achter elkaar gesteld. Het zou kunnen dat daardoor niet op alle vragen een duidelijk antwoord is gekomen, omdat mensen niet alle vragen in één keer kunnen opslaan. Vaak onthouden zij alleen de laatst gestelde vraag (Baarda, De Goede, & Van der Meer-Middelburg, 2007; Samsi & Manthorpe, 2014).

Bij de resultaten van de enquête dient rekening gehouden te worden met het feit dat de respons aan de lage kant was. In totaal hebben 11 gymdocenten vragen beantwoord via de enquête. Acht vakleerkrachten bewegingsonderwijs van zowel MAMBO als niet-MAMBO hebben de vragenlijst volledig ingevuld (61,5% ingevuld). Vijf vakleerkrachten bewegingsonderwijs hebben de vragenlijst niet of niet-volledig ingevuld (38,5%). De reden waarom niet alle vakleerkrachten bewegingsonderwijs de enquête (volledig) hebben ingevuld kan meerdere oorzaken hebben. De mail kan in de spambox zijn terechtgekomen, de vragen kunnen niet duidelijk zijn geformuleerd zijn, de respondenten kennen de onderzoeker/onderzoeksmethode niet of het belang van het invullen van de enquête (of het zorgpad motoriek) was niet duidelijk. Met name dat laatste is naar voren gekomen uit de resultaten van te ontdekken knelpunten (Gillham, 2008; Stone, 1993).

Van de resultaten is een stroomschema gemaakt, waarin het aantal overgebleven leerlingen per stap is weergegeven. Deze resultaten zouden naar verwachting verkregen worden aan de hand van de enquête en de afgenomen interviews. Echter, op basis van de resultaten uit zowel de

(32)

32 enquête als de interviews waren deze gegevens niet te interpreteren. Uiteindelijk is met acht4 betrokken vakleerkrachten bewegingsonderwijs telefonisch contact opgenomen en kon het schema toch nog (deels) worden uitgewerkt. Bij het telefonisch contact bleek dat een aantal vakleerkrachten bewegingsonderwijs niet wist waar de onderzoeker het over had, het zorgpad motoriek onvoldoende kenden, of niet alles was voor hen geordend. Voor een volgende pilot is het verstandig dat de vakleerkrachten bewegingsonderwijs te allen tijde vooraf weet wat van hen wordt verwacht. Dit belang van een lineaire en duidelijke communicatie blijkt ook uit een aantal onderzoeken (Grunig, 2013; Olesen & Myers, 1999; Padmos, 2005).

Ondanks het feit dat 529 leerlingen hebben meegedaan aan dit onderzoek, lijkt de groep waar dit onderzoek voor bedoeld is (zorgniveau 3 of 4) klein, namelijk 25 leerlingen (4,7%). Echter, voor het in kaart brengen van knelpunten binnen een pilot blijkt dit voldoende te zijn om goede conclusies te kunnen trekken.

Prevalenties “deelvraag 2B”

Uit de resultaten is naar voren gekomen dat de prevalentie significant anders is bij scholen gemeten door de vakleerkracht bewegingsonderwijs en bij scholen gemeten door het MAMBO-meetteam (χ2(4) = 36,69, p<0,001). Dit betekent dat de nulhypothese verworpen kan worden. Uit het interview met de niet-MAMBO-scholen is naar voren gekomen dat in elk geval één school geoefend had met de oefeningen van de 4-Vaardighedenscan, voordat deze test voor de officiële meting werd uitgevoerd. De vraag die daarbij hoort is: “Toets je bij het afnemen van de 4-Vaardigheden een trucje of de motoriek?”. De vraag is of dit probleem ligt bij de vakleerkracht bewegingsonderwijs of bij de ‘leiders’ van dit project. Onderzocht moet worden of de vakleerkracht wist wat hij deed of dat hij het belang van de manier van motoriekmeten binnen de kaders van de pilot niet inzag. Uit onderzoek is gebleken dat een groot belang ligt bij de projectleider. De projectleider geeft aan wat de beste strategie is om de metingen aan te pakken (Leonard, Graham, & Bonacum, 2004). Kortom, een duidelijke instructie vooraf is belangrijk.

4 Met 3 vakleerkrachten bewegingsonderwijs (4 scholen), is geen contactmoment geweest na meerdere

belpogingen. Met 2 scholen/vakleerkrachten is geen contact opgenomen, omdat zij geen leerlingen in zorgniveau 3 of 4 hadden.

(33)

33

Oplossingen “deelvraag 3”

Bij de resultaten van deelvraag 3 zijn de oplossingen direct aangedragen door de vakleerkrachten bewegingsonderwijs. Onder andere uit deze oplossingen kan (mogelijk) een aantal knelpunten worden opgelost.

Er zijn drie belangrijkste oplossingen, aangedragen door de vakleerkrachten bewegingsonderwijs, namelijk dat 1) alle vakleerkrachten bewegingsonderwijs van tevoren een (gezamenlijke) instructie krijgen over de testafname en het belang van het zorgpad. Dit kan gedaan worden door iemand uit het lectoraat Bewegingswetenschappen. Zij weten namelijk veel van de testafname en zijn ook zeer betrokken bij de ontwikkeling van het zorgpad motoriek. 2) Dat alle vakleerkrachten bewegingsonderwijs de mogelijkheid krijgen om lessen te laten overnemen, zodat zij zelf kunnen meten en 3) dat handvatten worden aangereikt voor het voeren van een gesprek met de ouders. Dit kan bijvoorbeeld aan de hand van een training over het voeren van oudergesprekken. Toekomstig (evaluatie-)onderzoek zal uitwijzen of deze middelen inderdaad blijken te werken.

Toekomstige verbeterpunten

Het belangrijkste verbeterpunten voor de toekomst is om het zorgpad motoriek daadwerkelijk toe te passen op een grotere groep (meer scholen, de gehele gemeente, etc.). De groep waarover het zorgpad motoriek is bedoeld (leerlingen uit zorgniveau 3 of 4) wordt daarmee groter. Op de schaal (25 leerlingen) van de pilot 2.0 konden goede conclusies worden getrokken. Voor nog meer inzicht, betere conclusies en een analyse van de effectiviteit van het zorgtraject, zal een grotere sample nodig zijn, zodat het zorgpad motoriek nog beter zijn doel(en) bereikt.

(34)

34

Conclusie

De belangrijkste conclusies die getrokken zijn in dit onderzoek worden in onderstaande tekst weergegeven. Aan het begin van dit onderzoek is het stappenplan van het zorgpad motoriek gedefinieerd. Uiteindelijk is een onderscheid gemaakt tussen 7 stappen.

In totaal zijn met behulp van de 4-Vaardighedenscan 25 leerlingen in zorgniveau 3 of 4 gescreend. Hiervan zijn 12 leerlingen besproken met de IB-er. Bij 9 leerlingen is contact opgenomen met de ouders en uiteindelijk is met 6 van de 25 leerlingen een gesprek gevoerd met ouders. De belangrijkste knelpunten die uit het stroomschema, de interviews en de enquête zijn gekomen, betreffen: 1) de testafname, 2) het belang inzien van het zorgpad en 3) het belang overbrengen naar ouders.

De pearson’s chi-square liet een verband zien tussen scholen gemeten door het team van MAMBO en scholen gemeten door de eigen vakleerkracht bewegingsonderwijs. De conclusie die hierop volgt is dat de prevalentie significant anders is bij scholen die zijn gemeten door de vakleerkracht bewegingsonderwijs en de scholen gemeten die zijn door het MAMBO-meetteam.

De belangrijkste oplossingen, aangedragen door de vakleerkrachten bewegingsonderwijs van zowel MAMBO als niet-MAMBO, zijn: 1) dat het beter is als alle vakleerkrachten bewegingsonderwijs van tevoren een (gezamenlijke) instructie krijgen, 2) zij de mogelijkheid krijgen om lessen te laten overnemen, zodat zij zelf kunnen meten en 3) handvatten krijgen voor het voeren van een gesprek met de ouders.

Aanbeveling beroepspraktijk

Ten eerste wordt aanbevolen dat vakleerkrachten bewegingsonderwijs de mogelijkheid krijgen om de leerlingen nogmaals te kunnen testen, zodat zij zelf beter kunnen aangeven tot welk zorgniveau een leerling behoort. Het wordt succesvoller als de tijdsplanning ruimer is en de deadlines duidelijker zijn.

Ten tweede wordt aanbevolen om voor de start van het traject alle vakleerkrachten bewegingsonderwijs bij elkaar te laten komen. Naar aanleiding van het interview kwam de vraag naar voren. Tijdens de bijeenkomst leert dan iedereen kennismaken met de testjes en op welke wijze deze uitgevoerd moeten worden. Daarnaast zal voor iedereen het belang van het

(35)

35 zorgpad motoriek duidelijk worden en kan ingegaan worden op de vraag “hoe om te gaan met onverwachte resultaten?”.

Ten derde dient niet alleen voor de vakleerkrachten bewegingsonderwijs zelf het zorgpad en de motoriekmetingen inzichtelijk worden gemaakt, maar ook voor de IB-er en de ouders. Dit kan via bijvoorbeeld een bijeenkomst, een presentatie of een informatiebulletin. Ook is een app een handige methode om alle gegevens inzichtelijk te maken voor zowel vakleerkracht bewegingsonderwijs, IB-er als ouder (en later ook de JGZ).

Als laatste wordt aanbevolen dat of alle scholen gemeten worden door het MAMBO-meetteam of dat alle scholen gemeten worden door de eigen vakleerkracht bewegingsonderwijs. Hierbij heeft de voorkeur de aanbeveling dat alle scholen gemeten worden door het MAMBO-meetteam, gezien de tijdsbesteding (één dag door MAMBO versus meerdere dagen door de vakleerkrachten bewegingsonderwijs). Hiermee wordt tevens een hoog uitvalspercentage (missende waardes) voorkomen.

Aanbeveling vervolgonderzoek

Ten eerste bestaat dit onderzoek uit 7 geformuleerde stappen. Uit het interview is naar voren gekomen dat wellicht een achtste stap belangrijk is. Deze stap, de schoolarts, zou als stap geplaatst kunnen worden tussen stap 3 (ouders) en 4 (JGZ). In dit onderzoek wordt niet verder gekeken dan stap 3, waardoor deze extra tussenstap in het vervolgonderzoek moet worden betrokken.

Ten tweede moet onderzocht worden of een overkoepelende leider (of stappenplan) het gehele traject in de gaten kan houden, een casusregiseur. Het is verstandig om een duidelijke omschrijving van het zorgpad op te stellen, wie doet wat, wanneer doet iemand wat, hoe ga je om met onverwachte resultaten, etc. en wie houdt het traject in de gaten (verloopt alles zoals het zou moeten verlopen?). Alleen dan is de kans groot dat daadwerkelijk datgene wordt bereikt dat bereikt moet worden. Aanbevolen wordt na te gaan of zo’n overkoepelend orgaan nuttig/wenselijk is voor het verloop van het traject.

(36)

36

Literatuurlijst

Baarda, D. B., De Goede, M. P. M., & Van der Meer-Middelburg, A. G. E. (2007). Basisboek

interviewen. Noordhoff Uitgevers BV, Groningen, (4), 37.

Barnett, L. M., van Beurden, E., Morgan, P. J., Brooks, L. O., & Beard, J. R. (2009).

Childhood motor skill proficiency as a predictor of adolescent physical activity. The

Journal of Adolescent Health: Official Publication of the Society for Adolescent

Medicine, 44(3), 252–259. https://doi.org/10.1016/j.jadohealth.2008.07.004

Breedveld, K., Bruining, J. W., van Dorsselaer, S., Mombarg, R., & Nootebos, W. (2010).

Kinderen met gedragsproblemen en sport. Bevindingen uit de literatuur en uit recent

cijfermateriaal. Geraadpleegd van

http://kennisplein.sportzeeland.nl/dynamisch/publicatie/43_3_NL_Kinderen_met_gedr

agsproblemen_en_sport.pdf

CBS. (2017, juni 12). CBS StatLine - Lengte en gewicht van personen, ondergewicht en

overgewicht; vanaf 1981. Geraadpleegd 25 oktober 2017, van

http://statline.cbs.nl/StatWeb/publication/?DM=SLNL&PA=81565NED

Clark, H. M., Henson, P. A., Barber, W. D., Stierwalt, J. A., & Sherrill, M. (2003).

Relationships among subjective and objective measures of tongue strength and oral

phase swallowing impairments. American Journal of Speech-Language Pathology,

12(1), 40–50.

Erasmus MC. (2012, maart 1). Blauwdrukken zorgpaden. Erasmus MC. Geraadpleegd van

https://www.google.nl/url?sa=t&rct=j&q=&esrc=s&source=web&cd=9&cad=rja&uac

t=8&ved=0ahUKEwjq0JvxwpbXAhUDiRoKHYSuBuoQFghJMAg&url=https%3A%

2F%2Fwww.erasmusmc.nl%2Fverloskunde_gynaecologie%2FResearch%2FSubhome

_HP4All%2FFactsheets_HP4All2%2FFS_R4U%2F4964784%2F&usg=AOvVaw0XR

(37)

37 Fisher, A., Reilly, J. J., Kelly, L. A., Montgomery, C., Williamson, A., Paton, J. Y., & Grant,

S. (2005). Fundamental movement skills and habitual physical activity in young

children. Medicine & Science in Sports & Exercise, 37(4), 684–688.

Gemeente Amsterdam. (2015, maart). Amsterdamse Aanpak Gezond Gewicht:

programmaplan 2015-2018. De gemeente Amsterdam. Geraadpleegd van

https://www.google.nl/url?sa=t&rct=j&q=&esrc=s&source=web&cd=3&cad=rja&uac

t=8&ved=0ahUKEwj5lfPr15DXAhWE2xoKHfmkBZgQFgg1MAI&url=http%3A%2

F%2Fwww.amsterdam.nl%2Fpublish%2Fpages%2F531358%2F1-

programmaplan_gezondgewicht_2015-2018_-_def_-_print_versie.pdf&usg=AOvVaw11Jilj95pvAnKqfE2yg_2Z

Gemeente Amsterdam. (2017, september 18). Signaleren achterstanden in motorische

ontwikkeling, consult jeugdarts en verwijzen naar passende zorg. Pilot 2.0 in

Amsterdam Zuidoost.

GGD Amsterdam. (2015). Jaarverslag GGD Amsterdam 2015. Jaarverslag GGD Amsterdam

2015, (2015), 64.

Gillham, B. (2008). Developing a Questionnaire. A&C Black. Geraadpleegd van

https://books.google.nl/books?hl=nl&lr=&id=EpKvAwAAQBAJ&oi=fnd&pg=PP1&

dq=developing+a+questionnaire&ots=A6ADCI1ZT7&sig=P9ISekLZ8YvqJzYmVl5z

f4KQZmk#v=onepage&q=developing%20a%20questionnaire&f=false

Grunig, J. E. (2013). Excellence in public relations and communication management (2de

dr.). Routledge. Geraadpleegd van

https://books.google.nl/books?hl=nl&lr=&id=RZKMAQAAQBAJ&oi=fnd&pg=PP1

&dq=communication+in+research+project&ots=seefwsDgM1&sig=dUJgZp6fRsIp49

M1peCfVuS_6nk#v=onepage&q=communication%20in%20research%20project&f=f

(38)

38 Hendrickson, A. R., Massey, P. D., & Cronan, T. P. (1993). On the test-retest reliability of

perceived usefulness and perceived ease of use scales. MIS quarterly, 227–230.

Hildebrandt, V. H., Bernaards, C. M., & Hofstetter, H. (2015). TNO-Trendrapport. Bewegen

en Gezondheid 2000/2014. TNO. Geraadpleegd van

http://publications.tno.nl/publication/34618420/2tVTmk/hilberhof-2015-trendrapport.pdf

JGZ Zeeland. (2014, mei 13). Een leven lang meedoen; zorgpaden maakt het mogelijk.

Geraadpleegd 27 oktober 2017, van

https://www.captise.nl/Zorg-

Jeugd/ArtMID/504/ArticleID/458/Een-leven-lang-meedoen-zorgpaden-maakt-het-mogelijk

Kamphuis, C., Schop-Etman, A., Groeniger, J. O., & van Lenthe, F. (2014). Relaties van de

fysieke omgeving met leefstijl, redzaamheid en sociale verbindingen. Geraadpleegd

van https://repub.eur.nl/pub/77517/

Le Moal, M., & Koob, G. F. (2007). Drug addiction: pathways to the disease and

pathophysiological perspectives. European Neuropsychopharmacology, 17(6), 377–

393.

Lecrubier, Y., Sheehan, D. V., Weiller, E., Amorim, P., Bonora, I., Sheehan, K. H., …

Dunbar, G. C. (1997). The Mini International Neuropsychiatric Interview (MINI). A

short diagnostic structured interview: reliability and validity according to the CIDI.

European psychiatry, 12(5), 224–231.

Leonard, M., Graham, S., & Bonacum, D. (2004). The human factor: the critical importance

of effective teamwork and communication in providing safe care. Quality and Safety

in Health Care, 13(suppl 1), i85–i90.

Lougheed, M. D., & Olajos-Clow, J. G. (2010). Asthma care pathways in the emergency

(39)

39 Lubans, D. R., Morgan, P. J., Cliff, D. P., Barnett, L. M., & Okely, A. D. (2010).

Fundamental movement skills in children and adolescents. Sports medicine, 40(12),

1019–1035.

Ministerie van Volksgezondheid, W. en S. (2007, oktober 15). Beleidsbrief “De kracht van

sport” - Kamerstuk - Rijksoverheid.nl [kamerstuk]. Geraadpleegd 27 oktober 2017,

van

https://www.rijksoverheid.nl/documenten/kamerstukken/2007/10/15/beleidsbrief-de-kracht-van-sport

Olesen, K., & Myers, M. D. (1999). Trying to improve communication and collaboration with

information technology: an action research project which failed. Information

Technology & People, 12(4), 317–332.

Padmos, T. (2005). Wetenschappelijke geletterdheid en taalvaardigheid. Wetenschappelijke

geletterdheid en taalvaardigheid, 109–121.

Pufpaff, L. A., Clarke, L., & Jones, R. E. (2015). The Effects of Rater Training on Inter-Rater

Agreement. Mid-Western Educational Researcher, 27(2). Geraadpleegd van

http://www.mwera.org/MWER/volumes/v27/issue2/v27n2-Pufpaff-FEATURE-ARTICLE.pdf

Runhaar, J., Collard, D. C. M., Singh, A. S., Kemper, H. C. G., van Mechelen, W., &

Chinapaw, M. (2010). Motor fitness in Dutch youth: differences over a 26-year period

(1980-2006). Journal of Science and Medicine in Sport, 13(3), 323–328.

https://doi.org/10.1016/j.jsams.2009.04.006

Samsi, K., & Manthorpe, J. (2014). Care pathways for dementia: current perspectives.

Clinical interventions in aging, 9, 2055.

Schaap-Visser, A., Veer, A. de, & Hamming, A. (2012, november 1). Werken met zorgpaden

in de eerstelijns gezondheidszorg. CC zorgadviseurs, Curenz, Nivel, ZonMw.

(40)

40 https://www.google.nl/url?sa=t&rct=j&q=&esrc=s&source=web&cd=1&cad=rja&uac

t=8&ved=0ahUKEwjq0JvxwpbXAhUDiRoKHYSuBuoQFggnMAA&url=http%3A%

2F%2Fwww.invoorzorg.nl%2Fdocs%2Fivz%2Fprofessionals%2Fzorgpadenhandleidi

ng1.pdf&usg=AOvVaw25_I62NxzcOMiYEu7A03sF

Slot, J., Groeneveld, M., & Greven, J. (2014, april). Gemeente Amsterdam Bureau Onderzoek

en Statistiek, factsheet: staat van gezond gewicht 2014, nummer 2. Geraadpleegd van

https://www.amsterdam.nl/publish/library/93/staat_van_gezond_gewicht_2014.pdf

Stone, D. H. (1993). Design a questionnaire. Bmj, 307(6914), 1264–1266.

Toussaint, H., de Schipper, A., van Kernebeek, T., & Kat, I. (2015). MAMBO Meten

Amsterdamse Motoriek BasisOnderwijs rapport 2015. Lectoraat

Bewegingswetenschappen Academie voor Lichamelijke Opvoeding. Geraadpleegd

van http://www.hva.nl/kc-bsv/gedeelde-content/contentgroep/mambo/mambo.html

van Gelder, W. (2018). Handleiding 4-S’en testen | Stimuliz Help Centrum. Geraadpleegd 8

februari 2018, van http://support.stimuliz.nl/handleiding-4-s-en-testen

van Gelder, W., & Stroes, H. (2010). Leerlingvolgsysteem bewegen en spelen: over

observeren, registeren en extra zorg / Wim van Gelder jr. en Hans Stroes ; met medew. van Erik Boot en Henk Schweitzer (2e dr). Amsterdam: Elsevier.

Van Kernebeek, T., & Toussaint, H. (2017). Gymmermansoog - Hogeschool van Amsterdam.

Geraadpleegd 26 februari 2018, van

http://www.hva.nl/kc-bsv/gedeelde-content/contentgroep/gymmermansoog/gymmermansoog.html

van Kernebeek, W. G., de Schipper, A. W., Savelsbergh, G. J. P., & Toussaint, H. M. (2017).

Inter-rater and test–retest (between-sessions) reliability of the 4-Skills Scan for dutch

elementary school children. Measurement in Physical Education and Exercise

(41)

41 Weir, J. P. (2005). Quantifying test-retest reliability using the intraclass correlation coefficient

and the SEM. The Journal of Strength & Conditioning Research, 19(1), 231–240.

Willems, W., Erken, I. E., Johannes, M., van Kernebeek, W. G., de Schipper, A., & Toussaint,

H. M. (2016). Goed bewegen van basisschoolleerlingen is onze zorg. JGZ Tijdschrift

voor jeugdgezondheidszorg, 48(4), 72–77.

Wormhoudt, R., Savelsbergh, G., Vries, S. I. (Sanne) de, Krijger, M., & Hoeboer, J. (2015).

Het meten van motorische vaardigheid in de lichamelijke opvoeding. Tijdschrift voor

Human Factors, 40(3), 5-8–4.

Wrotniak, B. H., Epstein, L. H., Dorn, J. M., Jones, K. E., & Kondilis, V. A. (2006). The

relationship between motor proficiency and physical activity in children. Pediatrics,

(42)

42

Bijlage 1: vragen enquête

Inleiding

Beste gymdocenten,

In het kader van de ontwikkeling van het zorgpad “motoriek” is deze enquête opgesteld. Het doel van de enquête is om de knelpunten binnen dit zorgpad te signaleren. Met deze gegevens kan het zorgpad worden verbeterd.

De komende vragen zijn gecategoriseerd. De categorieën worden links bovenin het scherm weergegeven.

Veel plezier bij het invullen!

Persoonlijke gegevens

1. Naam:

2. Naam school:

3. In welke mate ziet u het belang bij de ontwikkeling van het zorgpad “motoriek”? (1: geen belang- 5: groot belang).

4. Toelichting:

Testafname 4-Vaardighedenscan

5. Wie heeft de 4-Vaardighedenscan op uw school afgenomen? (de vakleerkracht bewegingsonderwijs of het MAMBO-meetteam).

6. Was het haalbaar om de 4-Vaardighedenscan tijdens de gymles af te nemen? (ja-nee). 7. Hoeveel gymlessen (per klas) heeft de 4-Vaardighedenscan je gekost? (getal

aangeven).

8. Waarom was het lastig om de Vaardighedenscan binnen een les af te nemen? (de 4-Vaardighedenscan kost te veel tijd per leerling, het is lastig mijn aandacht te verdelen over zowel de te testen leerling als de rest van de klas, overige (geef aan wat

(43)

43 9. Wat heeft u met de leerlingen gedaan die afwezig waren of niet konden deelnemen?

(niet gescoord, ik heb zelf een score ingevuld, zij hebben dit op een ander moment ingehaald, anders, namelijk…).

10. Kwam de uitslag van de test overeen met uw verwachtingen van de leerlingen? (1: helemaal niet- 5: helemaal wel).

11. Weet u hoe u moet handelen op basis van de uitslag? (1: helemaal niet- 5: helemaal wel).

12. Heeft u -naast de uitslag van de 4-Vaardighedenscna- ook andere factoren laten meewegen in de keuze bij het bespreken door groepsdocent en IB-er van de leerling? (zoals over de leerling die… (meerdere antwoorden mogelijk) (angstig is, een

concentratieprobleem heeft, overgewicht heeft, een motivatiegebrek heeft, een chronische ziekte heeft, overige (geef nadere toelichting).

Gesprek IB-ers

13. Voelt u zich betrokken bij het schoolteam? (ja-nee, waarom voelt u zich wel of niet betrokken bij het schoolteam?).

14. Heeft u contact met de IB-er binnen school? (ja-nee).

15. Is er een gesprek tussen de IB-er, de vakleerkracht bewegingsonderwijs en de groepsleerkracht geweest? (ja-nee).

16. Hoeveel leerlingen met zorgniveau 3 of 4 zijn NIET besproken in het overleg tussen IB-er, vakleerkracht bewegingsonderwijs en groepsdocent? (aantal weergeven). 17. Waarom zijn deze leerlingen niet besproken? (testuitslag kwam niet overeen met mijn

verwachtingen van de betreffende leerling, overige…).

18. Zijn er bij de bespreking van de leerlingen met IB-er knelpunten ontstaan? (ja-nee, zo ja, wat zijn die knelpunten?).

19. Welke knelpunten waren dit? (we waren het oneens over de te zetten stappen, de IB-er ziet het belang van het zorgpad motoriek niet, overige…).

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Theoretisch kunnen alle fotonen met golflengtes tussen 400 en 700 nm door een plant worden gebruikt voor de fotosynthese, maar de efficiëntie waarmee dit gebeurt is niet voor elk

Voor instructie, beoordeling en interpretatie: zie Ontwikkelingsonderzoek in de Jeugdgezondheidszorg M.S... het gemiddelde

We streven er naar om het MRI onderzoek plaats te laten vinden binnen veertien dagen, gerekend vanaf het moment dat wij de verwijzing van uw huisarts ontvangen hebben.. Voor

Referentiepersoon palliatieve zorg betrokken bij de zorg: Ja / neen Verantwoordelijke van de afdeling (voor deze

Bron: integraal overgenomen uit ‘PACE Steps to success Programma, Stapsgewijs naar kwaliteitsvolle palliatieve zorg in uw WZC, informatiepakket 2019.’ Sheila Payne et al...

Het Zorgpad Systemische Sclerose is speciaal ontwikkeld voor patiënten bij wie de diagnose Systemische Sclerose bijna zeker is of al aanwezig en uitgebreid medisch onderzoek

Als er geen aanwijzingen voor uitzaaiingen zijn volgt drie maanden na het stellen van de diagnose melanoom een afspraak bij de dermatoloog voor controle.. De dermatoloog is dan

Foetale bewegingen en de ontwikkeling van behavioural states van, door langdurige ondervoeding, groeigeretardeerde foetussen zijn anders dan die van goed gevoede,