• No results found

De communities achter Budget Monitoring in Amsterdam : een vergelijking tussen de Pijp en de Indische Buurt

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De communities achter Budget Monitoring in Amsterdam : een vergelijking tussen de Pijp en de Indische Buurt"

Copied!
30
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

De communities achter Budget Monitoring in Amsterdam

Een vergelijking tussen de Pijp en de Indische Buurt

Naam Lotte Barink

Studentnummer 10206957

Vak Bachelorproject: Spanningen rond Burgerparticipatie in Nederland Docent Erik Besseling, Jan Schrijver

Datum 24-6-2014

(2)

Inhoudsopgave

1. Inleiding 3

2. Theoretisch kader 5

2.1. Participatie 5

2.2. Participatie vanuit burgerperspectief 6

2.3. Budget Monitoring 9

2.4. Methodologische verantwoording 9

3. Budget Monitoring en de bijbehorende communities 11

3.1. Budget Monitoring 11 3.2. De Indische Buurt 11 3.3. De Pijp 14 4. Analyse 17 4.1. De Indische Buurt 17 4.2. De Pijp 19

4.3. Een vergelijking tussen de communities achter de Indische Buurt en de Pijp 21

5. Conclusie 24

6. Literatuurlijst 26

7. Bijlagen 29

(3)

1. Inleiding

Een probleem binnen gemeenten, de overheden die het dichtst bij de burger staan, is dat burgers zich vaak niet betrokken voelen bij de lokale politiek. In Amsterdam bijvoorbeeld daalde de interesse in gemeentepolitiek de laatste jaren van 71 procent in 2011 naar 66 procent in 2013 (Gemeente Amsterdam, Bureau Onderzoek en Statistiek, 2013: 10). Een van de oorzaken die wordt genoemd voor deze ontwikkeling is de kloof tussen burger en overheid. Door deze kloof neemt de interesse van burgers in de politiek af (Verhoeven, 2009: 22). Vanuit democratisch oogpunt is het belangrijk dat burgers worden betrokken bij de politiek (WRR, 2012: 21).

Vanuit de overheid wordt er steeds meer ruimte gecreëerd voor burgers om te participeren en actief te zijn. Deze ontwikkeling heeft te maken met de transitie naar een doe-democratie (Ministerie BZK, 2013: 3). In een doe-doe-democratie krijgen burgers meer verantwoordelijkheid om maatschappelijke problematiek aan te pakken. De overheid heeft hierbij een terugtredende rol. “Wat mensen in eigen kring tot stand brengen om maatschappelijke kwesties op te lossen, hoeft niet via de omweg van een volksvertegenwoordiging te geschieden (Ibid. : 12)”. Er wordt hiermee een beroep gedaan op de zelfstandigheid van burgers.

Een van de initiatieven waarbij burgers lokaal beleid controleren en beïnvloeden is Budget Monitoring (Website Budget Monitoring). Budget Monitoring is een participatie-instrument dat wordt gebruikt op wijkniveau. Met dit participatie-instrument krijgen bewoners de kans buurtbegrotingen in te zien en hierover mee te praten. Op deze manier kunnen burgers de dialoog aangaan met de overheid. Burgers kunnen hun behoeftes en prioriteiten duidelijk maken aan het lokale bestuur (Ibid.).

Er is nog weinig bekend over Budget Monitoring in Nederland. Het instrument wordt pas ingezet in Nederland sinds 2011. In dit onderzoek wordt gekozen om Budget Monitoring te analyseren vanuit het perspectief van burgers. Hiervoor wordt een close-up gemaakt van de burgers die meedoen aan dit project. Waarom worden deze mensen actief voor Budget Monitoring? Wat zijn hun motieven? In hoeverre passen deze burgers in het beeld van de zelfstandige, verantwoordelijke burgers in de doe-democratie?

De focus wordt gelegd op twee Amsterdamse wijken waar Budget Monitoring ingezet wordt. Dit zijn de Indische buurt en de Pijp. Door een vergelijking te maken van de twee wijken wordt gekeken naar de verschillende lokale gemeenschappen die meedoen aan Budget Monitoring. Deze lokale gemeenschappen worden ook wel communities genoemd. Er wordt gekozen voor een vergelijkende case study tussen de twee wijken. De onderzoeksvraag luidt:

(4)

In hoeverre zijn de communities achter Budget Monitoring in de Indische Buurt en de Pijp in Amsterdam typerend voor de doe-democratie?

Als eerst wordt duidelijkheid geschetst over de vraag welke theorie de basis vormt van dit onderzoek. Vervolgens wordt antwoord gegeven op de vraag hoe het onderzoek is uitgevoerd en waarom. Wat is belangrijke achtergrondinformatie over budgetmonitoring en de twee Amsterdamse wijken? Dat wordt duidelijk gemaakt in de vierde deelvraag. In de analyse komen de volgende vragen aan bod. Welke communities zijn actief in zowel de Indische Buurt als de Pijp? Waarom zijn deze burgers actief voor Budget Monitoring? Vervolgens wordt de vergelijking gemaakt tussen de beide wijken. Hoe verhoudt de community van de Indische Buurt zich tot de community van de Pijp? Als laatst wordt in de conclusie de kernboodschap samengevat.

(5)

2. Theoretisch kader 2.1. Participatie

In dit paper ligt de nadruk op politieke participatie. Deze vorm van participatie betekent in de basis “het geheel van pogingen om overheidsbeleid te beïnvloeden (Korsten, 2009: 1)”. Leyenaar gaat specifiek in op hoe overheidsbeleid beïnvloed kan worden. “Participatie is de deelname van burgers aan voorbereiding, totstandkoming of uitvoering van overheidsbeleid” (Leyenaar, 2007: 9). Participatie gaat in deze zin over een bepaalde mate van invloed die de burger heeft op politiek en beleid.

Participatie is een proces waar minimaal twee partijen bij betrokken zijn. Dit zijn de (lokale) overheid en de burger. Beide partijen hebben andere doelen bij het gebruik van participatie. Burgers kunnen door middel van beïnvloeding van beleid hun belangen behartigen. Daartegenover kan de gemeente participatie gebruiken om beleid te legitimeren. Door burgers mee te laten denken over beleidsplannen, zullen zij eerder geneigd zijn het beleid legitiem en aanvaardbaar te vinden. Verder kan de gemeente draagvlak creëren voor hun ideeën (Jager-Vreugdenhil & Kuiper, 2006: 20).

Arnstein gaat in op de intrinsieke waarde van participatie, voor zowel de overheid als voor burgers. Arnstein noemt burgerparticipatie “like eating spinach (Arnstein, 2007: 1)”. Haar argument hiervoor is dat “no one is against it in principle, because it’s good for you (Ibid.)” Hiermee doelt Arnstein op het feit dat participatie an sich een waarde is om na te streven, omdat het goed is voor zowel burgers als voor de overheid.

Het begrip participatie heeft zich tijdens de 20ste en 21ste eeuw ontwikkeld. Deze ontwikkeling begon in de 20ste eeuw met de opvatting dat de representatieve democratie niet meer naar behoren werkte (Ministerie BZK, 2012: 9). Het idee van de representatieve democratie is gebaseerd op het houden van verkiezingen. Na deze verkiezingen wordt de volksvertegenwoordiging gekozen die beleid controleert en de burgers vertegenwoordigt. De representatie van deze volksvertegenwoordigers wordt echter steeds problematischer, naarmate politieke partijen minder geworteld zijn in de samenleving. De burger en de overheid komen daarom steeds verder uit elkaar te staan. Dit bleek zowel uit verschillen van opvattingen, als uit een verlies aan directe connectie tussen de twee partijen. Dit probleem wordt in de politicologische literatuur ‘de kloof tussen burger en overheid’ genoemd (Ibid.). Participatie wordt vaak gezien als mogelijke oplossing om (actieve) burgers en de overheid dichter bij elkaar te brengen.

In dit paper wordt participatie geïnterpreteerd binnen de kaders van de doe-democratie (Ministerie BZK, 2013). De doe-democratie is een democratisch bestel waarin het

(6)

participeren van burgers in het publieke domein centraal staat (Wijdeven & Hendriks, 2010: 16). Deze nieuwe vorm van democratie wordt gekenmerkt door een veranderende houding van de overheid ten opzichte van burgers. De overheid moet namelijk ruimte en vertrouwen bieden aan initiatieven vanuit de maatschappij. Daarnaast moet zij het burgers mogelijk maken om op een nieuwe manier te participeren. Deze nieuwe manier houdt in dat burgers zelf maatschappelijke problematiek of vraagstukken aan kunnen pakken (Ministerie BZK, 2013: 3). Essentieel voor deze terugtredende rol van de overheid is dat zij niet ‘zorgt voor’ maar ‘zorgt dat’. Dat betekent dat de overheid de juiste voorwaarden moet scheppen voor burgers om actief en zelfstandig bezig te kunnen zijn met maatschappelijke kwesties (Ibid : 21). Participatie in het licht van de doe-democratie wordt dan ook gekenmerkt door een toenemende mate van eigen verantwoordelijkheid voor burgers.

Een andere ontwikkeling die (opnieuw) invloed heeft op participatie is de wijkgerichte aanpak (Wijdeven & Hendriks, 2010: 23). Sinds de jaren ’90 kiezen veel steden voor de ontwikkeling van wijken waarbij burgers mogen meepraten en meedoen. Daarnaast proberen lokale overheden hun bewoners een rol te geven in het bestuur en het beheer van hun eigen buurt. Lokale bestuurders lijken steeds meer te beseffen dat bewoners belangrijk kunnen zijn in de ontwikkeling van een wijk. Burgers worden daarom gebruikt als buurtexperts met veel ervaring en praktische kennis (Ibid : 25).

2.2. Participatie vanuit burgerperspectief

Vanuit democratisch perspectief is het belangrijk te kijken naar wie er participeren. Dit is het vraagstuk van representatie. Allereerst moet er aandacht zijn voor de mogelijkheden voor burgers om actief te zijn (Bakker e.a., 2011: 403). Hierbij is het van belang dat de verschillende groepen uit de samenleving de kans hebben actief te worden, zodat er geen groepen worden buitengesloten in de politiek. Verder kan representatie negatieve invloed hebben op de politieke agenda. Dit is het geval wanneer er sprake is van een elite die participeert en qua samenstelling de bevolking niet representeert. Op deze manier kan de stem van een elite de politieke agenda overnemen, zonder dat er aandacht is voor de belangen van de andere groepen in de samenleving (Ibid.).

Als participerende burgers niet representatief zijn voor de verschillende burgers in een samenleving, is dat een gevaar voor de representatieve democratie. Immers worden in dit geval niet de belangen van alle burgers meegewogen. Een voorbeeld van problematiek rondom representatie is beschreven door Bovens en Wille. Deze auteurs stellen dat er in

(7)

Nederland sprake is van een ‘diplomademocratie’ waarin een hoger opgeleide elite van participerende burgers de meeste invloed heeft op de politiek (Bovens & Wille, 2009: 33).

Uit onderzoek van onder anderen Denters e.a. is gebleken dat participerende burgers vaak niet (genoeg) de bevolking representeren. In de meeste gevallen zijn participerende burgers blanke mannen. Daarnaast zijn zij over het algemeen hoger opgeleid en van middelbare leeftijd (Denters e.a. 2011: 406). Deze participerende burgers beschikken dikwijls over een groot sociaal netwerk. Deze verschillen worden in veel gevallen toegewezen aan de beschikbaarheid van hulpbronnen, zoals tijd, geld en sociale vaardigheden.

Het beeld van een blanke, hoger opgeleide participatie-elite lijkt niet of minder te gelden voor Amsterdam (Denters e.a., 2013: 19). Bijna twee derde van de participerende Amsterdammers is vrouw. Vrijwel de helft van de actieve burgers is onder de vijftig. Daarnaast heeft veertig procent van deze burgers een niet Nederlandse afkomst. Verder is de helft van deze groep participerende Amsterdammers middelbaar of lager opgeleid en een derde heeft een laag inkomen. De hoger opgeleide, autochtone mannen van boven de vijftig zijn ook in Amsterdam actief, maar in mindere mate dan in de rest van Nederland (Ibid.).

Er wordt in de theorie over participatie een aantal motieven geformuleerd dat verklaart waarom burgers ervoor kiezen actief te worden in de lokale politiek. Denters e.a. laten zien welke motieven burgers doen beslissen te participeren (Ibid. : 21). Bij het doelgerichte motief hebben burgers het verlangen bepaalde maatschappelijke problemen op te lossen. Hierbij gaat het om problematiek in de eigen buurt. Daarnaast zijn er sociale motieven. Burgers doen in dit geval vooral mee aan de lokale politiek, omdat het interessant en leuk is om actief te zijn met anderen. Verder is er het plichtsgebonden motief. Dit heeft betrekking op burgers die het idee hebben dat je een bijdrage zou moeten leveren aan je buurt. Als laatst kunnen burgers participeren vanuit eigen belang. Zij kunnen een particulier probleem op willen lossen of bepaalde (werk)ervaring op willen doen (Ibid.).

Het blijkt dat burgers vooral uit sociale en doelgerichte motieven participeren. Het is opvallend dat de sociale en doelgerichte motieven de belangrijkste motieven vormen voor burgers. Vanuit ambtenaren wordt namelijk vooral gedacht dat burgers participeren om hun eigen belang te vervullen. Denters e.a. stellen daarentegen vast dat burgers vaak een mix van verschillende motivaties hebben om de keuze te maken actief te worden in de (lokale) politiek (Ibid.).

Naast Denters e.a. onderscheidt Specht een aantal motieven waarmee participerende burgers kunnen worden getypeerd: een instrumenteel, een affectief en een normatief motief (Specht, 2012: 120). Er is een verschil tussen de motieven van Denters e.a en Specht. Specht

(8)

onderzoekt namelijk waarom burgers blijven participeren en niet waarom zij kiezen te beginnen met participeren. Bij de instrumentele dimensie van Specht wordt gelet op de oorspronkelijke trigger die de burger heeft doen besluiten in actie te komen. Als deze burgers hun problemen op de agenda krijgen en er worden resultaten behaald om deze problematiek (deels) op te lossen, dan blijven deze mensen gedurende langere tijd actief in hun buurt (Ibid.). De affectieve dimensie gaat over de relaties die burgers hebben met de lokale politiek en bewoners. Denk hierbij aan banden met professionals en ambtenaren. Maar denk bijvoorbeeld ook aan banden met andere burgers. Hoe warmer deze banden zijn, hoe sneller burgers geneigd zullen zijn om te blijven participeren (Ibid.). De normatieve dimensie gaat over de opvattingen die burgers hebben over hun buurt. Burgers ontwikkelen een bepaald idee of een bepaalde visie over de richting die hun wijk op zou moeten gaan. Burgers hebben volgens Specht de neiging zich in te zetten voor de verbetering van hun wijk, in de volgens hen juiste richting (Ibid.).

In de literatuur over participatie komt de term community vaak voor, als het gaat om het beschrijven van groepen actieve burgers. Met community wordt een lokale gemeenschap bedoeld (Cheetnam, 2002: 2). Dit zijn groepen burgers die zich verenigen om een gemeenschappelijk doel te verwezenlijken (McKnight, 2009: 1). Deze gemeenschappen worden ook wel gedefinieerd als “groups of local people who want to discover their own way - to create a culture made by their own vision (Ibid.)”. Een van de eigenschappen van deze gemeenschappen is dat er vaak hechte banden bestaan tussen de leden ervan. Daarnaast hebben communities vaak geen formele structuur, zoals een belangenvereniging of buurtvereniging bijvoorbeeld wel hebben.

Cheetnam beschrijft communities als een broedplaats voor zelfstandige, actieve burgers. De participatie van deze actieve groepen wordt gekenmerkt door zelforganisatie. Dit resulteert in lokale gemeenschappen die (zo veel mogelijk) zelf lokale problematiek op willen lossen (Cheetnam, 2002: 2-3). Deze vorm van participatie kan waardevolle resultaten opleveren volgens Cheetnam, omdat leden van een community “a rich source of knowledge about their community” zijn (Ibid.). Daarnaast hebben deze leden een bepaalde gezamenlijke betrokkenheid en energie om actief te zijn voor hun buurt. Deze rol van communities past binnen het beeld van zelfstandige, actieve burgers in de doe-democratie.

Steinmetz, een bewoner van de Indische Buurt, is cynischer over de potentie van communities (Website Sociale Vraagstukken). Hij stelt dat de initiatieven van deze gemeenschappen vaak (te) veel subsidie ontvangen. Daarbij vraagt hij zich af hoe veel de initiatieven daadwerkelijk opleveren voor de buurt. Er wordt voor de subsidies in veel

(9)

gevallen geen tegenprestatie geëist, zo stelt Steinmetz. Deze bewoner van de Indische Buurt vindt verder dat communities te flexibel en“zo vluchtig als een tweet (Ibid.)” zijn. De communities die Steinmetz beschrijft zijn meer afhankelijk van de overheid. Dit past niet in het beeld van de doe-democratie van zelfredzame burgers.

2.3. Budget Monitoring

Het beleidsinstrument Budget Monitoring kan worden gezien als een participatie-instrument waarbij burgers, communities en andere organisaties zicht krijgen op begrotingsprocessen en de besteding van overheidmiddelen (Mertens, 2011: 53). Het instrument wordt op wijkniveau ingezet (Centrum voor budgetmonitoring en burgerparticipatie & INESC, 2012: 5). Als er is gekozen voor een wijk, kan de methodiek van budgetmonitoring worden losgelaten op de wijk. Dit wordt een experiment of pilot genoemd. Er kunnen meerdere experimenten per buurt worden uitgevoerd.

Financiële transparantie is een belangrijke waarde voor Budget Monitoring. Budget Monitoring draait namelijk om het creëren van een dialoog tussen burger en lokaal bestuur. Deze dialoog draait om de geldstromen in de buurt. De lokale overheid moet bereid zijn haar begrotingen beschikbaar te stellen, zodat burgers hier met een kritisch oog naar kunnen kijken. Burgers kunnen optimaal participeren met behulp van Budget Monitoring, als de lokale overheid in bepaalde mate financieel transparant is.

2.4. Methodologische verantwoording

Dit onderzoek is gebaseerd op een kwalitatieve onderzoeksmethode. Kwalitatief onderzoek leent zich uitstekend voor het blootleggen van achtergronden bij een bepaalde doelgroep. Immers heeft de onderzoeker bij kwalitatief onderzoek de ruimte om dieper in te gaan op de gewenste vraagstukken (Bryman, 2008: 394). Deze diepgang past goed bij dit onderzoek dat gericht is op het achterhalen van eigenschappen en motieven van deelnemers van Budget Monitoring. Daarnaast is een voordeel van kwalitatief onderzoek dat er begrip kan worden gevormd van gedrag, waarden en opvattingen (Ibid.). Op deze manier kan er een zo volledig mogelijk beeld worden geschetst van de context van de casus.

Het kwalitatieve onderzoek wordt uitgevoerd middels een casestudy design. Het type case study dat wordt gebruikt is het comparative case study design. Dit houdt in dat de focus van het onderzoek ligt op twee verschillende casus die vervolgens met elkaar vergeleken worden (Ibid. : 58). De twee casus worden volgens dezelfde methode onderzocht. De verkregen data worden vervolgens naast elkaar gelegd om uitspraken te kunnen doen.

(10)

Hiervoor is het noodzakelijk dat de twee casus vergelijkbaar zijn, zo stelt Bryman (Ibid. : 59). In dit geval gaat het om twee Amsterdamse wijken die volgens dezelfde methodiek werken met een zelfde instrument: Budget Monitoring (Mertens, 2011).

Er is veel aandacht geweest voor de keuze van deze twee casus. In overleg met professionals op het gebied van Budget Monitoring is de keuze komen te liggen op twee Amsterdamse wijken: de Pijp en de Indische Buurt. Deze wijken zijn voorbeelden van “representative or typical cases” (Bryman, 2008: 58). De casus zijn namelijk representatief voor de andere wijken die meedoen aan Budget Monitoring. Budget Monitoring in de Indische Buurt is het project dat het verst gevorderd is. In de Pijp is het project juist relatief nieuw. Hiermee wordt bewust gekozen een zo breed mogelijke range te dekken van Budget Monitoring projecten.

De data die in dit onderzoek gebruikt worden zijn verkregen uit literatuurstudie en semigestructureerde interviews (Ibid. : 438). De interviews worden afgenomen op basis van gestructureerde thema’s, zoals past bij een semigestructureerd interview. Dit heeft als voordeel dat de data op overzichtelijke wijze te analyseren zijn. Daarnaast blijft er wel ruimte voor eigen invulling, zodat de juiste data kunnen worden vergaard. Het voordeel van semigestructureerde interviews is namelijk dat de onderzoeker flexibel blijft in het verloop van het interview (Ibid.). De analyse van de interviews vindt op thematische wijze plaats. De data analyse vindt plaats op een zo objectief mogelijke manier.

De semigestructureerde interviews vinden plaats op neutrale, rustige locaties (Ibid. : 443). De interviewee en de onderzoeker zijn de enigen in de ruimte, zodat de respondent vrijuit kan spreken. Er wordt immers door niemand meegeluisterd (Ibid. : 443). De onderzoeker stelt zich zo neutraal mogelijk op, om de data zo zuiver mogelijk te vergaren. De interviews vinden face to face plaats, waardoor de onderzoeker emoties, gezichtsuitdrukkingen en andere indrukken mee kan nemen in het onderzoek.

De respondenten zijn zorgvuldig gekozen, op basis van hun relatie tot Budget Monitoring. Er is gekozen om interviews af te nemen bij vier respondenten. Deze respondenten hebben ieder een leidende rol in de communities in de Indische Buurt of in de Pijp. Vanwege het tijdsbestek van dit onderzoek is er gekozen om een beperkt aantal mensen te spreken. De gegevens van leden van de communities worden geanonimiseerd, zodat de privacy van de leden van de lokale gemeenschapen niet in het geding komt.

(11)

3.1. Budgetmonitoring

Budgetmonitoring heeft zijn oorsprong in Brazilië. Het instrument is naar Nederland gehaald door het Centrum voor budgetmonitoring en burgerparticipatie en E-motive (Centrum voor budgetmonitoring en burgerparticipatie, 2012: 4). E-motive is een samenwerkingsverband tussen een aantal partijen, waaronder Oxfam Novib (Website Oxfam Novib). De organisaties wilden helpen gestalte te geven aan sociale projecten in Nederland. “Dit om de sociale samenhang in de maatschappij te versterken en actief burgerschap te stimuleren, en de beeldvorming over organisaties in ontwikkelingslanden positief te beïnvloeden (Mertens, 2011: 53)”.

De methodiek achter budgetmonitoring bestaat uit een viertal stappen (Centrum voor budgetmonitoring en burgerparticipatie, 2012: 7). Bij budgetmonitoring moet als eerst het wijkbudget worden achterhaald. Deze stap is niet altijd makkelijk. Daarom moet van tevoren een duidelijke strategie worden opgesteld over hoe deze budgetten worden achterhaald. De tweede stap wordt gevormd door een analyse van de toewijzingen van de begroting. Vragen zijn bijvoorbeeld ‘hoe veel wordt er uitgegeven aan groen’ en ‘hoe veel wordt er uitgegeven aan jeugd’? Ten derde wordt er een analyse gemaakt van de uitgaven van de wijk. Hier wordt gecontroleerd of de uitgaven conform begroting in redelijkheid worden uitgegeven. Valkuilen zijn hier dat budgetten worden vrijgemaakt, maar niet worden uitgegeven. Budgetten worden aan andere zaken uitgegeven dan afgesproken. Budgetten worden uitgegeven aan zaken die niet overeenkomen met de wensen en idealen van de communities in de buurt. De vierde stap is het samenvoegen van budgetmonitoring met het participatieproces van de buurt. Dit gebeurt op basis van een wijkagenda die samen met de communities wordt opgesteld. Deze wijkagenda vormt als het ware een sociale analyse van wat door wijkbewoners als belangrijk wordt beschouwd. In de vijfde stap maken communities en deskundigen van budgetmonitoring een vergelijking tussen de wensen in de wijk en wat er daadwerkelijk wordt uitgegeven. In deze laatste stap kan de burger de dialoog aangaan met het lokale bestuur.

3.2. De Indische Buurt

Voor het onderzoek naar Budget Monitoring in de Indische Buurt is er gesproken met twee participerende buurtbewoners. Beiden zijn professional op het gebied van het sociale domein. Deze burgers zijn vanaf het begin betrokken bij de communities in de Indische Buurt en kunnen worden gezien als communityleiders van de Indische Buurt (Azarhoosh, 2014: 2). De twee interviewees introduceerden het begrip community in 2005 in de Indische Buurt. Daarnaast zijn zij nog steeds actief in de buurt, onder andere op het gebied van Budget

(12)

Monitoring. De twee buurtbewoners hebben veel kennis van de Budget Monitoring community.

Naast de twee interviewees zijn er meer betrokken partijen in de Indische Buurt. Het Centrum voor budgetmonitoring en burgerparticipatie speelt een organiserende en coördinerende rol. Daarnaast verzorgt het de trainingen voor de Budget Montitoring community om thuis te worden in de methodiek (Delzenne, 2014: 2-3). Verder is het stadsdeel betrokken. In dit is dat geval Stadsdeel Oost (Centrum voor budgetmonitoring en burgerparticipatie, 2014: 3).

De Indische Buurt heeft ongeveer 22.000 inwoners. Hiervan heeft meer dan de helft een niet-westerse afkomst. Er zijn relatief veel lager opgeleiden ten opzichte van het Amsterdamse gemiddelde. Daarnaast zijn er voor Amsterdamse begrippen veel mensen met een laag inkomen. Er is bijvoorbeeld een groep van 25 procent van de buurtbewoners met een minimuminkomen (Website Buurtmonitor).

In deze buurt in Amsterdam Oost zijn in de periode van 2013 tot 2014 twee experimenten of pilots uitgevoerd en afgerond (Delzenne, 2014: 1). Uit deze pilots is een aantal prioriteiten van de wijk naar voren gekomen: werk, samenleving, zorg en ruimte (Centrum voor budgetmonitoring en burgerparticipatie, 2014: 4). Op basis hiervan zijn alternatieve begrotingsvoorstellen gedaan. De belangrijkste daarvan is de herverdeling van 25 procent van het stadsdeelbudget voor het sociale domein.

De community die meedoet aan Budget Monitoring telt zo’n 15 leden. Hieronder vallen ook de twee interviewees uit het onderzoek. Deze groep heeft bij elk experiment aan tien tot twaalf trainingen gevolgd (Centrum voor budgetmonitoring en burgerparticipatie, 2014: 4). Daarnaast maakten zij huiswerk over de Budget Monitoring materie.

In 2005 werd het begrip community geïntroduceerd in de Indische Buurt door een klein groepje bewoners. De wijk kwam op de lijst van Vogelaarwijken te staan, hetgeen inhoudt dat het om een achterstandswijk gaat die extra aandacht nodig heeft (Cadat, 2014). Dit had als gevolg dat er vanuit het Rijk, de gemeente Amsterdam en het stadsdeel Oost extra aandacht ging naar de buurt. Dit resulteerde vervolgens in een groot aantal sociaal professionals en opbouwwerkers in de wijk. Zij moesten helpen de wijk weer ‘op te bouwen’. In deze context ontstond het idee van een aantal actieve burgers om het heft in eigen handen te nemen. “Als wij iets willen in de wijk, dan is het nu het moment het initiatief te nemen om deze opgave gezamenlijk op te pakken” stelde een van de actieve burgers (Ibid.).

Uit dit initiatief ontstond vrij spontaan een groep van ongeveer 20 actieve burgers. Binnen de groep was een vijftal buurtbewoners het meest actief. Dit was hetzelfde groepje dat

(13)

het begrip community had geïntroduceerd in de buurt. Deze bewoners hadden direct contact met de lokale overheid, de lokale gemeenschap en met de sociaal professionals in de buurt (Azarhoosh, 2014). Volgens een van de initiatiefnemers werd de term community geïntroduceerd, maar werden de communities niet gebouwd. Dit verliep op een natuurlijke wijze volgens een van de initiatiefnemers. Actieve geïnteresseerde burgers sloten zich uit zichzelf aan.

Er werd gekozen voor het introduceren van een community, omdat deze organisatievorm een flexibel, informeel karakter heeft (Azarhoosh, 2014). “Actief zijn in de buurt hoeft niet eeuwig te duren (Ibid.)”. Deze lokale gemeenschappen hoeven niet formeel vastgelegd te worden (McKnight, 2009). Zij kunnen opgezet worden om een bepaald probleem in de wijk aan te pakken, maar kunnen vervolgens ook weer worden opgeheven wanneer deze niet meer nodig zijn. Er zijn nu zo’n tien communities die zich richten op een bepaald probleem of onderwerp in de wijk. Een van deze communities is de Budget Monitoring community. Maar daarnaast zijn er bijvoorbeeld de Groene community en de jongeren community (Azarhoosh, 2014).

De Budget Monitoring community bestaat uit 15 actieve burgers. Deze groep doet mee aan de experimenten en volgt de trainingen die daarbij horen (Cadat, 2014). Deze trainingen vonden wekelijks plaats, tien weken lang. Naast deze groep buurtbewoners zijn zo’n 700 à 800 indirect betrokken bij Budget Monitoring. Bij deze grotere groep zijn enquêtes afgenomen waarin burgers aan konden geven welke prioriteiten zij hebben voor de wijk. Uit deze groep respondenten zijn 100 geïnteresseerde buurtbewoners bezig geweest de verschillende prioriteiten om te zetten in een gestructureerd document. Hier is in 2013 een perspectievennota uit voortgekomen (Indische Buurt Community, 2013).

De community achter Budget Monitoring van 15 burgers is vrij divers qua samenstelling. De gemiddelde leeftijd van de deelnemers ligt rond de 40 jaar (Azarhoosh, 2014). Hier zit een aantal zestigers bij, maar ook een aantal twintigers (Cadat, 2014). In de groep zijn meer vrouwen dan mannen actief. In de community zijn burgers actief met verschillende afkomsten, waaronder Surinamers, Marokkanen en Nederlanders. Het gemiddelde opleidingsniveau ligt volgens de leiders van de community tussen MBO en HBO. Een klein deel van de deelnemers is wetenschappelijk opgeleid, maar er zijn bijvoorbeeld ook mensen die geen opleiding gevolgd hebben (Azarhoosh, 2014). De (maatschappelijke) functies van communityleden variëren van werkzaam in het sociale domein tot werkloos en bijstandsgerechtigd. Uit de Budget Monitoring groep is de verhouding tussen sociaal professionals en niet-sociaal professionals om het even (Ibid.).

(14)

De groep die actief is voor Budget Monitoring lijkt een goede afspiegeling te vormen van de gemêleerde Indische Buurt. Kwetsbare groepen worden meegenomen in het werken met de methodiek. Dit is belangrijk voor de mate van representatie van participerende burgers, zoals wordt beschreven door Bakker et al. (Bakker et al., 2011). Dit blijkt uit het feit dat zowel mannen als vrouwen actief zijn. Verder hebben de deelnemers, net als buurtbewoners van de Indische Buurt, diverse afkomsten. Ook worden er burgers van verschillende maatschappelijke posities meegenomen. Daarnaast is het belangrijk dat er een grote groep van 700 tot 800 buurtbewoners indirect betrokken is bij het proces. Dit is een manier om draagvlak te creëren in de buurt, maar ook een manier om de representatie van het project (zo veel mogelijk) te waarborgen.

3.3. De Pijp

Voor het onderzoek naar de Pijp is er gesproken met een van deze initiatiefnemers vanuit het wijkcentrum (Koobs, 2014). Deze burger is al langere tijd actief in de buurt en woonde er een groot deel van zijn leven. Inmiddels woont hij elders in Amsterdam. Toch kent hij nog een groot aantal bewoners van de Pijp. Deze oud buurtbewoner was tot voorkort welzijnswerker in de Pijp. De andere interviewee heeft een leidende rol in het Centrum voor budgetmonitoring (Delzenne, 2014). Zij leidt alle projecten, waaronder dit project in de Pijp.

Andere betrokken partijen zijn het Centrum voor budgetmonitoring. Net als bij de Indische Buurt neemt het centrum een organiserende rol in. Verder is er voor Budget Monitoring veel overleg met het stadsdeel Zuid, waar de Pijp onder valt (Koobs, 2014).

De Pijp is een grote wijk met zo’n 34.000 inwoners. Deze wijk wordt daarom in drie delen besproken, de Oude Pijp, de Nieuwe Pijp en de Diamantbuurt. Een andere reden waarom dit onderscheid wordt gemaakt is vanwege de relatief grote verschillen tussen de demografie van deze delen van de Pijp. Zowel in Nieuwe Pijp als de Oude Pijp zijn -voor Amsterdamse begrippen- relatief veel bewoners hoger opgeleid (Buurtmonitor Oude Pijp, 2013: 3; Buurtmonitor Nieuwe Pijp, 2013: 3). Daartegenover zijn er in de Diamantbuurt juist veel lager opgeleiden (Buurtmonitor Diamantbuurt, 2013: 3). Het aantal niet-westerse allochtonen van deze Diamantbuurt ligt ongeveer gelijk met het gemiddelde van Amsterdam (Ibid.). Het aantal niet-westerse allochtonen in de Nieuwe en de Oude Pijp daarentegen ligt lager. In de Diamantbuurt heeft 25 procent van de huishoudens een minimuminkomen. In de Oude en de Nieuwe Pijp ligt dit percentage beduidend lager met zo’n 13 en 14 procent (Buurtmonitor Oude Pijp, 2013: 5; Buurtmonitor Nieuwe Pijp, 2013: 5).

(15)

In de Pijp heeft tot nu toe een experiment plaatsgevonden, bestaande uit tien tot twaalf trainingen. Hier deed een community van 15 deelnemers aan mee, waaronder een van de interviewees. De resultaten die voortkwamen uit de eerste pilot worden teruggekoppeld naar een grotere groep van 250 buurtbewoners. Met deze groep wordt in het najaar van 2014 een aantal prioriteiten en thema’s opgesteld die voor de bewoners van de Pijp belangrijk zijn (Koobs, 2014). Net als in de Indische Buurt maakten ook deze deelnemers huiswerk over de Budget Monitoring materie. In dit experiment hebben buurtbewoners zich beziggehouden met het onderzoeken van de begroting van het stadsdeel.

De Pijp kent een lange traditie van activisme, zo stelt de communityleider van Budget Monitoring de Pijp (Koobs, 2014). In de Pijp zijn actieve burgers vooral georganiseerd in belangengroepen of actiegroepen (Delzenne, 2014). Er waren geen communities in de Pijp voordat Budget Monitoring werd geïntroduceerd in de buurt.

In 2012 heeft een van de huidige communityleiders het initiatief genomen om actieve bewoners uit verschillende hoeken van de Pijp samen te brengen. Dit deed hij om vanuit de groep participerende burgers “meer voeling te krijgen in de buurt (Koobs, 2014)”. Deze groep wordt het ‘Breed Beraad’ genoemd en bestaat uit ongeveer 80 mensen. De samenstelling van de groep wordt gevormd door vertegenwoordigers van de verschillende actiegroepen en belangenverenigingen uit de buurt. Koobs vergelijkt het Breed Beraad met de Budget Monitoring community in de Indische Buurt. Een verschil dat hij noemt is de grootte van de thema’s. Het Breed Beraad houdt zich namelijk bezig met een breed spectrum aan onderwerpen, niet alleen Budget Monitoring.

Vanaf 2013 is er gestart met het opzetten van een community rondom Budget Monitoring (Ibid.). De keuze voor een community werd gemaakt naar het voorbeeld van de Indische Buurt. Dit proces werd geleid door twee actieve burgers, waaronder een van de interviewees. Zij hadden contact met de communityleiders uit de Indische Buurt om advies in te winnen hoe zij deze gemeenschap op konden zetten. Vervolgens hebben de twee initiatiefnemers een groep van 12 buurtbewoners bij elkaar gebracht. Deze groep heeft nagedacht over de vraag: welke burgerinitiatieven en actieve groepen zijn er in de Pijp? De leidende figuren van deze initiatieven werden benaderd met de vraag of zij zich wilden inzetten voor Budget Monitoring in de buurt. Hieruit is de Budget Monitoring community ontstaan, bestaande uit 15 burgers (Ibid.).

De Budget Monitoring community in de Pijp volgde tijdens het eerste experiment trainingen (Ibid.). Deze trainingen vonden plaats om de vier weken. Tussendoor werd huiswerk gemaakt door de deelnemers. In dit eerste experiment onderzoekt de community de

(16)

geldstromen in de Pijp. Deze begrotingen werden niet vrijgegeven door Stadsdeel Zuid. Dit betekent dat de buurtbewoners zelfstandig op zoek moesten naar de benodigde bestanden. De resultaten uit onderzoek naar de buurtbegrotingen zijn nog niet teruggekoppeld naar de buurt. Dit gebeurt in een tweede experiment. Het uiteindelijke doel is om een wijkagenda op te stellen waarin de prioriteiten van de buurtbewoners worden opgesteld.

De community achter Budget Monitoring bestaat uit 15 actieve burgers, waarvan de meesten uit de buurt komen (Delzenne, 2014). De gemiddelde leeftijd van de deelnemers ligt rond de 50 jaar (Koobs, 2014). Er is een aantal veertigers actief, maar ook een aantal burgers van boven de 60. Er zijn geen bewoners onder de 40 actief. Dit verwacht de communityleider ook niet, omdat deze leeftijdsgroep volgens hem te druk is om veel tijd te steken in een traject als Budget Monitoring. In de groep loopt de verhouding tussen mannen en vrouwen gelijk op. De meeste deelnemers zijn van origine Nederlands (Ibid.). Het merendeel van de deelnemers is hoger opgeleid. De community bestaat voor een deel uit sociaal professionals, maar ook uit burgers die niet in de sociale sector werken. De professionals en niet-professionals zijn in gelijke verhoudingen aanwezig. De functies van communityleden variëren van politicus tot huisarts (Delzenne, 2014).

De Budget Monitoring community lijkt qua samenstelling de buurt niet volledig te representeren. Het is positief dat er zowel vrouwen als mannen actief zijn in de groep. Een nadeel is dat er voornamelijk blanke, Nederlandse bewoners aanwezig. In de Diamantbuurt wonen relatief veel niet-Westerse allochtonen (Website Buurtmonitor). Deze worden op dit moment niet meegenomen in Budget Monitoring. De communityleider zegt hierover: “Het heeft geen zin om bepaalde groepen, zoals uit de Diamantbuurt, uit te nodigen als hun Nederlands niet goed genoeg is. De materie in de trainingen is al complex in het Nederlands, laat staan als je de taal niet spreekt (Koobs, 2014)”. Een ander punt waar de community qua representatie tekort schiet is het opleidingsniveau. De community bestaat voornamelijk uit hoger opgeleiden. Dit klopt met het beeld van de Oude en de Nieuwe Pijp. Maar het klopt niet met het beeld van de Diamantbuurt waar relatief veel lager opgeleiden wonen (Website Buurtmonitor). De communityleider is bewust bezig met het representatie vraagstuk. Hij wilt daarom in het najaar van 2014 een groep van 250 buurtbewoners direct betrekken bij het opstellen een perspectievennota van de buurt.

4. Analyse

4.1. De Indische Buurt

(17)

geworden om verschillende redenen. Allereerst waren deelnemers onder de indruk, maar ook geïnspireerd door budgetmonitoring in Brazilië. Een aantal budgetmonitoring experts uit Brazilië is naar Nederland gekomen om de mogelijkheden van deze methodiek voor Nederlandse wijken te bespreken. De actieve buurtbewoners in de Indische Buurt zagen hoe deze Brazilianen passie voor de buurt combineerden met concrete resultaten. Dit maakt het instrument tot “een hele scherpe tool om te praten over beleid (Cadat, 2014)” volgens een van de communityleden.

Buurtbewoners hebben er volgens een van de communityleiders belang bij om te weten waar hun belastinggeld in de buurt heen gaat (Ibid.). Hij merkt dat de deelnemers het prettig vinden mee te praten over het financiële aspect van beleid. In tegenstelling tot veel andere participatie-instrumenten kunnen burgers hier namelijk direct meepraten over (de besteding van) begrotingen.

Deelnemers worden er beter van als zij meedoen aan Budget Monitoring, omdat zij de dialoog aan kunnen gaan met de lokale overheid (Azarhoosh, 2014). Een van de communityleiders beschrijft de steeds groter wordende kloof tussen burger en overheid, zoals beschreven door Verhoeven (Verhoeven, 2009). Hij stelt dat hij wantrouwigheid en desinteresse heeft gezien in zijn buurt. Bij Budget Monitoring wordt in de vierde stap van de methodiek de dialoog aangegaan met de lokale overheid. Op deze manier, zo zegt hij, kan budgetmonitoring de interesse van de burger terugbrengen en de kloof verkleinen.

Het sociale motief dat beschreven wordt door Denters e.a. is duidelijk aanwezig voor deelnemers van Budget Monitoring in de Indische Buurt (Cadat, 2014; Denters e.a., 2013). De community volgt inmiddels twee jaar trainingen met elkaar. “Samen zo’n traject doorlopen, samen bouwen aan de wijk, dat maakt dat je aan het einde van het traject een groep vormt met een eigen verleden. Wij hebben samen de wens om de buurt in de toekomst verder op te bouwen (Ibid.)”. Er lijkt een groepsgevoel te zijn ontstaan in de community. Dit sociale aspect maakt het volgens Denters e.a. aantrekkelijker om de participeren. Hier moet bij vermeld worden dat de communityleiders actief bezig zijn met het creëren van een ‘warm nest’, zoals zij het zelf noemen (Azarhoosh, 2014). “Er moet een fijne omgeving zijn. Mensen moeten zich prettig voelen, zodat zij de volgende keer terugkomen (Azarhoosh, 2014)”.

Het doelgerichte motief speelt een belangrijke rol voor deelnemers van Budget Monitoring (Denters e.a., 2013; Cadat, 2014). Bewoners kiezen er in veel gevallen voor om te participeren, omdat zij zich opwinden over een bepaald probleem in de buurt. Hierbij is het belangrijk dat er buurtgericht wordt gewerkt. Burgers vinden het namelijk een voordeel dat zij de resultaten van hun werk direct terug kunnen zien in de buurt. Daarnaast kunnen zij hun

(18)

prioriteiten duidelijk aangeven via de methodiek. Zo wordt geprobeerd lokaal beleid te beïnvloeden, zodat budgetten worden uitgegeven aan de voor de buurtbewoners belangrijke onderwerpen (Ibid.).

Beide interviewees denken dat het plichtsgebonden motief minder relevant is voor de Budget Monitoring community (Cadat, 2014; Azarhoosh, 2014). Buurtbewoners die participeren vanuit een plichtsgevoel zijn volgens hen “een uitstervend ras (Azarhoosh, 2014)”.

Het door Denters e.a. beschreven eigen belang van bewoners speelt daarentegen wel een grote rol bij de community (Denters e.a., 2013; Cadat, 2014). Het eigen belang en het algemeen belang komen hier samen, stellen de communityleiders van de Indische Buurt. “Als je door actief te zijn ervoor zorgt dat je buurt beter wordt, word jij er ook beter van. Het is jouw buurt (Cadat, 2014)”. De tweede communityleider gaat een stap verder en stelt dat bewoners het algemeen belang nooit boven het eigen belang zullen laten gaan. Daarnaast denkt hij dat leden van de community actief worden in de hoop werk te krijgen in Budget Monitoring. Of zij werken mee aan Budget Monitoring om aanzien in de buurt te verkrijgen (Azarhoosh, 2014).

Als buurtbewoners zich eenmaal hebben aangemeld om mee te doen met Budget Monitoring is het een uitdaging deze mensen betrokken te houden (Ibid.). Het traject van trainingen in combinatie met huiswerk is intensief en tijdrovend. De leiders van de community zijn bewust bezig een duurzame participatiecultuur te scheppen. Dit doen zij door bepaalde incentives te creëren, waardoor het voor burgers interessant en leuk is om mee te doen. Op deze manier hopen de interviewees dat bewoners geprikkeld worden zich in te blijven zetten.

Het instrumentele motief verklaart (mede) waarom deelnemers actief blijven voor Budget Monitoring. Bewoners zijn actief geworden vanwege een bepaalde trigger, een bepaald probleem of onderwerp. Als er resultaten worden behaald rondom deze problematiek, zijn burgers eerder geneigd zich te blijven inzetten. Dit behalen van succes is belangrijk om gemotiveerd te blijven (Ibid.). Het succes draagt er ook aan bij dat deelnemers een positief beeld krijgen van zichzelf en trots zijn op hun prestaties.

Het affectieve motief is een motivatie om actief te blijven bij Budget Monitoring (Cadat, 2014). De sfeer binnen de community moet goed zijn. Daarnaast verloopt de samenwerking tussen de leden van de community, de betrokken professionals en ambtenaren prima. De relatie met het Stadsdeel Oost is goed. Er wordt samengewerkt aan Budget Monitoring. Het stadsdeel stelde de begrotingen van de Indische Buurt open, zodat deelnemers deze in de trainingen konden analyseren.

(19)

De normatieve dimensie speelt een belangrijke rol in de motivatie van deelnemers om bezig te blijven met Budget Monitoring. Deze deelnemers zijn actief geworden in de hoop hun visie van de wijk te kunnen verwezenlijken en zetten zich in om dit door te zetten (Ibid.).

De community in de Indische Buurt bestaat uit initiatiefnemers als het gaat om het aanpakken van maatschappelijke kwesties. Door de geldstromen uit de buurt te analyseren kwamen deelnemers erachter hoe veel geld er omgaat in bepaalde projecten. “De rol van de professional wordt steeds meer in twijfel getrokken qua efficiëntie en kosten (Delzenne, 2014)”. Op een aantal gebieden dachten deze burgers een goedkoper en efficiënter alternatief te hebben. Een voorbeeld hiervan is de exploitatie van buurthuizen. De bewoners hadden het gevoel hier zelf met minder geld meer van te kunnen maken. Dit resulteerde in het buurtcentrum de Meevaart dat wordt gerund door bewoners van de buurt (Social Powerhouse, 2014: 46). “Bewoners en sociaal ondernemers die geworteld zijn in de buurt nemen zelf het heft in handen. Hierdoor ontstaat een aanbod dat van onderop is geformuleerd en is toegesneden op de menselijke maat (Ibid.)”.

Hier lijkt de community achter de Indische Buurt te passen binnen de rol van broedplaats voor actieve burgers, zoals beschreven door Cheetnam (Cheetnam, 2002: 2). Immers worden hier van onderop initiatieven gedaan om de overheid aan te vullen, zo niet te vervangen. Budget Monitoring vormde hierbij een inspiratiebron, omdat de geldstromen deelnemers verbaasden en activeerden. Burgers laten zien dat zij zelfstandig werken aan maatschappelijke kwesties, zoals de exploitatie van buurthuizen. Dit sluit aan bij de opvatting van actief, zelfstandig burgerschap vanuit de doe-democratie.

4.2. De Pijp

Een eerste reden waarom burgers actief worden is de interesse in het financiële aspect van het beleidsinstrument (Delzenne, 2014). “In de Pijp vond de community het een verademing om concreet te kijken naar hoe beleid financieel vormgegeven is”. Het geld spreekt, stelt zij. “Als er 100 euro naar een bepaald beleidsplan gaat en 1000 euro naar een ander plan, kun je makkelijker destilleren dat het een belangrijk wordt gevonden dat het ander (Ibid.). De directeur merkte dat burgers beleid vaak te abstract vinden.

De leider van de community in de Pijp denkt dat het Budget Monitoring proces een intellectuele uitdaging vormt die veel mensen aantrekt (Koobs, 2014). Dit zorgt ervoor dat er ook Amsterdammers van buiten de Pijp zich wilden aansluiten bij de community. De groep, voornamelijk bestaand uit hoger opgeleiden, vindt het onderzoeken en analyseren van begrotingen een interessante uitdaging. Als deelnemers thuis raken in de ingewikkelde

(20)

materie, geeft dit hen voldoening (Ibid.).

Het sociale motief dat door Denters e.a. wordt beschreven lijkt weinig van toepassing te zijn op deze Budget Monitoring community (Denters e.a., 2013; Koobs, 2014). De deelnemers zijn niet actief geworden omdat zij het leuk vinden samen te werken aan een project. Een aspect dat wel een rol speelt is de wens van mensen om hun netwerk uit te breiden en zakelijke connecties op te doen (Delzenne, 2014).

Het doelgerichte motief is een van de belangrijkste motivaties voor deelnemers van Budget Monitoring (Koobs, 2014; Delzenne, 2014). De community is onder de indruk van de prestaties van de Indische Buurt. Zij wilden daarom naar het voorbeeld van deze buurt de problematiek in de Pijp aanpakken (Ibid.).

De motivatie die hoort bij het plichtsgebonden motief is minder belangrijk voor de community in de Pijp (Delzenne, 2014). De communityleider in de Pijp vindt het zelf belangrijk om betrokken te zijn bij de buurt. Toch denkt hij dat het minder van toepassing is op de hele groep (Koobs, 2014).

Veel burgers doen mee aan Budget Monitoring vanuit eigen belangen (Ibid.). Als bewoners werken aan een betere, mooiere, schonere of veiligere buurt, hebben zij daar zelf belang bij. “In de Pijp ben je actief vanuit het belang dat je leuk woont. Je zorgt ervoor dat je leef- en woonomgeving in orde is. Hier worden bewoners zelf uiteindelijk beter van (Delzenne, 2014)”. Een andere motivatie die onder eigen belang valt is de wens werkervaring op te doen. Deze motivatie is van toepassing op de community in de Pijp. Daarnaast weten deelnemers dat er op de lange termijn nieuwe docenten nodig zijn die trainingen kunnen geven in andere wijken. Er is dus een kans dat deelnemers werk overhouden aan hun deelname aan het project (Ibid.).

De redenen die ervoor zorgen dat leden van de community actief blijven zijn divers (Ibid. ; Koobs, 2014). Allereerst is de groep tevreden over de resultaten die tot nu toe zijn behaald. Deze resultaten werden relatief snel behaald. Het proces verliep sneller dan in de Indische Buurt. Dit kan verklaard worden door het feit dat de Pijp het voorbeeld van de Indische Buurt kon volgen.

De door Specht genoemde instrumentele motivatie is van toepassing op de Budget Monitoring community in de Pijp (Specht, 2012). “Het zijn mensen die ooit zijn begonnen, omdat zij zich druk maken om bepaalde problemen in de buurt. Zij zetten dat door (Delzenne, 2014)”. Tevens hebben deze actieve burgers veel tijd en moeite geïnvesteerd in de trainingen en het huiswerk. Dat is een reden om deze tijd niet ‘weg te gooien’.

(21)

is belangrijk voor de community in de Pijp (Koobs, 2014). Er wordt vooral veel waarde gehecht aan het verbeteren van de relatie met het Stadsdeel Zuid. Dit stadsdeel wordt door veel actieve burgers beschreven om zijn moeilijke bestuurlijke houding. Dit legt de leider van de community in de Pijp uit: “Het is in dit stadsdeel altijd moeilijk geweest om je woord te laten horen. Je werd vaak straal genegeerd (Koobs, 2014)”. Sinds de komst van een nieuw stadsdeelbestuur lijkt er een opening te zijn ontstaan, stelt hij. Hij denkt dat het stadsdeel meer open staat voor de ideeën van Budget Monitoring. Dit noemt hij “een begin van een doorbraak” in de relatie tussen actieve buurtbewoners en het stadsdeel. Daarom denkt hij dat dit de community motiveert om door te blijven gaan met dit traject.

De normatieve dimensie is het meest essentieel voor de Budget Monitoring groep om door te blijven gaan met hun werk (Ibid.). Veel van de actieve burgers zijn al 20 tot 30 jaar actief in de buurt. “Deze mensen willen iets van hun buurt maken (Delzenne, 2014)”. Vanuit de visie die zij al lange tijd hebben voor de buurt, worden zij gemotiveerd actief te blijven.

De community in de Pijp maakt de indruk Budget Monitoring te willen gebruiken om zelfstandig te werken aan problematiek in de buurt. Het project is in de Pijp nog niet zo ver dat de deelnemers al met concrete voorstellen kunnen komen. Wel verwacht de communityleider een actieve houding, als het gaat om het nemen van initiatieven in de buurt. “De volgende stap na Budget Monitotoring zal ongetwijfeld een buurtonderneming zijn (Koobs, 2014)”. Het is in de Pijp moeilijker te zeggen of de community typerend is voor burgers in de doe-democratie. Toch lijkt de verwachting dat burgers worden geactiveerd door Budget Monitoring. Dit zou in de toekomst moeten blijken uit de hoeveelheid initiatieven die de burgers nemen aan de hand van de Budget Monitoring analyses.

4.3. Een vergelijking tussen de communities achter de Indische Buurt en de Pijp

Het Centrum voor budgetmonitoring benaderde de Indische Buurt voor het inzetten van de methodiek. In de Pijp verliep dit anders. Daar werd het centrum benaderd door burgers in de Pijp. Dit gebeurde op initiatief van het Wijkcentrum Ceintuur, gelegen in de Pijp (Website Wijkcentrum Ceintuur). De initiatiefnemers vanuit het wijkcentrum werden enthousiast van de resultaten van Budget Monitoring in de Indische Buurt. Daarom wilden zij kijken wat de mogelijkheden waren voor een zelfde project in hun eigen buurt (Koobs, 2014).

De introductie van het begrip community verliep in de Indische Buurt op andere wijze dan in de Pijp (Cadat, 2014; Koobs, 2014). In de Indische Buurt ging het opzetten van communities een aantal jaren vooraf aan Budget Monitoring. In de Pijp vormde Budget Monitoring de reden dat er een community werd opgezet. Dit kan verklaard worden door het

(22)

feit dat beide buurten anders zijn georganiseerd qua participatie. In de Pijp is sprake van een lange traditie van activisme. De actieve burgers zijn vooral georganiseerd in formeel vastgelegde actiegroepen. Daarentegen was er in de Indische Buurt de behoefte participatie te organiseren op een flexibele, niet vaststaande manier.

Een belangrijk verschil tussen beide communities is de duur waarmee zij bezig zijn met het project (Delzenne, 2014). De Indische Buurt is de eerste buurt in Nederland waar budgetmonitoring is ingezet. De positie van deze buurt wordt ook wel een ‘voorhoede positie’ genoemd, omdat zij het voorbeeld geeft aan andere buurten. In de Indische Buurt zijn twee pilots afgerond. In de Pijp is een pilot afgerond. Dit zorgt ervoor dat de resultaten van de twee buurten van elkaar verschillen. In de Indische Buurt is de community al bezig om aan de hand van financiële informatie beleid van het stadsdeel te beïnvloeden. In de Pijp is de community nog niet zo ver. Deze buurt is net klaar met de analyse van de buurtbegrotingen. In een volgende pilot begint deze groep met de terugkoppeling naar de buurt en de samenwerking met het stadsdeel.

De communities van de twee Amsterdamse verschillen qua samenstelling van elkaar. Dit is geen verrassend gegeven, omdat de buurten qua demografische samenstelling van elkaar verschillen. In de Indische Buurt is de groep meer gemêleerd. Dit blijkt uit de verschillende afkomsten van deelnemers. Maar ook uit de verschillen in opleidingsniveau binnen de community. In de Pijp daarentegen zijn de deelnemers over het algemeen blank en hoger opgeleid.

Beide communities noemen het doelgerichte motief de belangrijkste reden om actief te worden voor Budget Monitoring. Het oplossen van problemen in de buurt en het verbeteren van de buurt is het primaire doel van de meeste bewoners (Azarhoosh, 2014; Koobs, 2014).

Daarnaast stellen de communityleiders van beide groepen dat het financiële aspect van het beleidsinstrument een doorslaggevende rol speelt. Burgers hebben het gevoel dat ‘geld spreekt’. Wanneer zij mogen meedenken over waar belastinggeld in hun buurt naartoe gaat, hebben zij het gevoel daadwerkelijk iets te kunnen betekenen (Ibid.).

In beide buurten beginnen burgers met Budget Monitoring vanuit een particulier of eigen belang. Vooral het opdoen van werkervaring of zelfs het kans maken op een baan lijken de buurtbewoners te motiveren.

Een verschil ligt in het belang van het sociale motief. In de Indische Buurt is deze motivatie duidelijk aanwezig. Burgers participeren mede omdat zij samen willen werken in een ‘warm nest’ (Azarhoosh, 2014; Cadat, 2014). Daarentegen wordt dit sociale aspect in de Pijp niet als motiverende factor gezien. Daar bestaat de groep meer uit losse individuen die

(23)

iets willen bereiken (Koobs, 2014). Dit zou verklaard kunnen worden door het feit dat de Indische Buurt community al langere tijd bestaat. Toch lijkt er een verschil te zijn tussen beide buurten als het gaat om behoefte aan sociale contacten binnen de community.

Voor beide communities is de normatieve dimensie de belangrijkste reden om actief te blijven voor Budget Monitoring. Burgers in zowel de Indische Buurt als de Pijp hebben vaak een bepaald doel voor ogen, als het gaat om hun buurt. Zij denken hun visie van de buurt met dit beleidsinstrument te kunnen verwezenlijken.

Opvallend is dat de affectieve dimensie voor de Pijp belangrijker is dan voor de Indische Buurt. De band van de communities met het stadsdeel vormt een verschil tussen de twee groepen (Cadat, 2014; Koobs 2014). In de Indische Buurt zijn de benodigde begrotingen opengesteld door het Stadsdeel Oost. De relatie tussen het stadsdeel en de Indische Buurt community is relatief goed. Daarentegen moest de Pijp zelf op zoek naar de bestanden, zonder hulp van de ambtenaren van het stadsdeel Zuid. Dit illustreert de ‘moeilijke bestuurlijke houding’ van het stadsdeel Zuid, zo stelt de communityleider. Bewoners van de Pijp worden gemotiveerd actief te blijven, omdat zij het gevoel hebben dat er nu openingen zijn in de band met het stadsdeel. Zij zien dat Budget Monitoring kansen biedt om in contact te komen met het stadsdeel.

In beide buurten lijken burgers te worden geactiveerd door het gebruik van Budget Monitoring. Het instrument heeft ogenschijnlijk een activerende invloed op zijn deelnemers. Door te zien waar geldstromen in de buurt heen gaan, verbazen leden van de communities zich soms over de hoge kosten van bepaalde projecten. In de Indische Buurt hebben bewoners concrete voorstellen gedaan om ‘het goedkoper en efficiënter te doen’.

4. Conclusie

Participatie wordt vaak aangedragen als oplossing voor het probleem van de kloof tussen de burger en overheid. In het kader van de doe-democratie komt participatie in een nieuw daglicht te staan. De overheid heeft het doel burgers meer ruimte te bieden om zelfstandig aan

(24)

maatschappelijke kwesties te werken. Daarbij heeft de overheid een minder aanwezige, terugtredende rol. Deze nieuwe vorm van participatie vraagt een zelfstandige en actieve houding van burgers. In dit onderzoek werd gekeken in hoeverre de communities achter Budget Monitoring typerend zijn voor de doe-democratie. In hoeverre gaat het hier om actieve, zelfstandige burgers die het heft in handen nemen om maatschappelijke problematiek aan te pakken?

Het beleidsinstrument Budget Monitoring is naar Nederland gehaald om sociale projecten in Nederland mogelijk te maken. Daarnaast wordt er met dit instrument getracht actief burgerschap te stimuleren, hetgeen past binnen de doe-democratie. Deze actieve houding is terug te zien bij de communities in de Indische buurt en de Pijp. Dit blijkt vooral in de Indische buurt, waar het project verder gevorderd is. Hier zijn meerdere initiatieven om projecten in de buurt goedkoper en efficiënter uit te voeren, dan de gemeente of het stadsdeel het op dit moment doet.

In de Indische Buurt is Budget Monitoring verder gevorderd dan in de Pijp. In deze buurt in Amsterdam Oost zijn twee experimenten afgerond. In de Pijp is alleen het eerste experiment afgerond. De Indische Buurt vervult een voorhoedepositie, omdat zij een voorbeeld vormt voor andere buurten waar Budget Monitoring wordt ingezet. In de Pijp wordt dan ook gekeken naar de Indische Buurt om inspiratie op te doen, maar ook om te leren van de ervaringen in die buurt.

Volgens Denters e.a. worden burgers in de meeste gevallen actief om sociale en doelgerichte motieven. Dit gaat ook op voor de Indische Buurt. Hier staat het creëren van een warm nest centraal bij participeren in de buurt. Daarnaast wordt er gesproken over ‘samen’ actief zijn in de wijk. In de Pijp is het doelgerichte motief ook sterk aanwezig. Het werken aan problematiek in de wijk wordt belangrijk gevonden. Daarentegen is het sociale motief minder belangrijk. Er is in deze community sprake van een verzameling individuen.

Burgers blijven zowel in de Indische Buurt als in de Pijp vooral actief, vanwege de normatieve dimensie. Zij hebben een bepaalde visie van de wijk en willen deze naleven. In de Pijp is de affectieve dimensie ook van belang, omdat zij hopen op een betere relatie met het Stadsdeel Zuid. In de Indische Buurt is deze motivatie minder aanwezig.

Budget Monitoring heeft een activerende werking op zijn deelnemers. Dit wordt veroorzaakt door het financiële aspect van het instrument. Leden van de communities krijgen inzicht in de geldstromen van de buurt. Vaak levert dit verbazing op over de hoge kosten van bepaalde buurtprojecten. Dit heeft geresulteerd in meerdere voorstellen vanuit de Indische Buurt community om een aantal projecten goedkoper en efficiënter uit te voeren. Deze

(25)

buurtbewoners worden zelfstandiger, nemen eigen initiatief en vervullen taken die de overheid eerder vervulde. In de Pijp is Budget Monitoring nog niet zodanig ver gevorderd dat er initiatieven kunnen worden gedaan. Toch is de verwachting dat deelnemers daar, net als in de Indische Buurt, zelfstandig aan de slag zullen gaan met problematische kwesties in de buurt.

Steinmetz is cynisch over de rol van communities als organisatievorm voor participatie. Hij stelt dat deze communities vaak veel subsidie krijgen voor projecten die (te) weinig opleveren. In zijn opvatting van communities lijken burgers afhankelijk van de overheid. Toch is de rol die Cheetnam toeschrijft aan communities meer van toepassing in de Indische Buurt en de Pijp. Hij beschrijft deze lokale gemeenschappen als broedplaats voor actieve en zelfstandige burgers. De communities achter Budget Monitoring in Amsterdam blijken typerend te zijn voor de opvattingen van burgerschap in de doe-democratie.

6. Literatuurlijst Publicaties

Arnstein, S.R. (1969). A ladder of citizen participation. Journal of the American Institute of Planners, 35 (4), 216-224.

Bakker, J., Denters, B., & Klok, P. J. (2011). Welke burger telt mee (r) in de doe-democratie? Beleid en Maatschappij, 38, 402-418.

(26)

Bijlert, van, J. B. W., & Albeda H.D. (2002). Transparantie doorzien. Op zoek naar de

burger als adviseur. Amsterdam: Stichting Rekenschap.

Bovens, M. A. (2006). De diplomademocratie: Over de spanning tussen meritocratie en

democratie. Beleid en maatschappij, 33(4), 205-218.

Bryman, A. (2008). Social Research Methods. Oxford: Oxford University Press.

Centrum voor budgetmonitoring en burgerparticipatie (2014). Het opstellen van de begroting in zes stappen. Amsterdam: Stichting Centrum voor budgetmonitoring en burgerparticipatie en INESC.

Centrum voor budgetonitoring en burgerparticipatie (2012). Budget Monitoring. Routekaart voor Budget Monitoring. Het Nederlandse Experiment. Amsterdam: Stichting Centrum voor budgetmonitoring en burgerparticipatie en INESC.

Cheetham, N. (2002). Community participation, what is it? Transitions, 14(3), 4.

Denters, B., Reimink, E., Boedeltje, M., & Geurts, P. (2011). Politieke gelijkheid bij diverse

vormen van electorale en non-electorale politieke participatie. In: Andeweg, R. &

Thomassen, J., Democratie doorgelicht. Het functioneren van de Nederlandse democratie, 119-137. Leiden: Leiden University Press.

Denters, S. A. H., Tonkens, E., Verhoeven, I. & Bakker, J.H.M. (2013). Burgers maken hun

buurt. Den Haag: Platform 31.

Edelenbos, J. & R. Monnikhof (2001). Lokale interactieve beleidsvorming. Een

vergelijkendonderzoek naar de consequenties van interactieve beleidsvorming voor het functioneren van de lokale democratie. Utrecht: Lemma.

Indische Buurt Community (2013). Perspectievennota Indische Buurt Community 2013-2014.

Jager-Vreugdenhill, M. & Kuiper, R. (2006). Anders, nl. ... Een onderzoek naar de participatie van vrouwen in de ChristenUnie. Zwolle: Centrum voor

Samenlevingsvraagstukken.

Korsten, A. F. (2009). Eisen en beïnvloeding van overheidsbeleid. Beschikbaar vanaf: http://www.arnokorsten.nl/PDF/Beleid/Politieke%20participatie%20en%20beleid.pdf Leyenaar, M. H. (2007). De last van ruggespraak. Nijmegen: Radboud Universiteit Nijmegen.

Loyens, K., & van de Walle, S. (2006). Methoden en technieken van burgerparticipatie: strategieën voor betrokkenheid van burgers bij het federaal plan duurzame ontwikkeling. Leuven: Instituut voor de overheid.

McKnight, J. (2009). Community Capacities and Community Necessities. Northwestern University: Asset Based Community Development Institute.

(27)

Mertens, H. (2011). Braziliaanse methodiek voor budgetmonitoring naar Nederland. Omgekeerde ontwikkelingssamenwerking. MO samenlevingsopbouw, 230(30), 52-55. Social Powerhouse (2014). Maatschappelijk aanbesteden. Tijdschrift over de veranderende relatie tussen samenleving en overheid, 6, 45-46.

Specht, M. (2012). De Pragmatiek van Burgerparticipatie: Hoe burgers omgaan met

complexe vraagstukken omtrent veiligheid, leefbaarheid en stedelijke ontwikkeling in drie Europese steden. Amsterdam: Vrije Universiteit.

Verhoeven, I. (2009). Burgers tegen beleid: een analyse van dynamiek in politieke betrokkenheid. Amsterdam: Aksant.

Van de Wijdeven, T., & Hendriks F. (2010). Burgerschap in de doe-democratie. Den Haag: Nicis Institute.

Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (2012). Vertrouwen in burgers. Amsterdam: Amsterdam University Press.

Rapporten

Bureau Onderzoek en Statistiek (2013). Amsterdamse Burgermonitor 2013. Amsterdam: Gemeente Amsterdam

Stadsdeel Zuid (2013). Buurtmonitor Diamantbuurt. Amsterdam: Gemeente Amsterdam.

Stadsdeel Zuid (2013). Buurtmonitor Nieuwe Pijp. Amsterdam: Gemeente Amsterdam.

Stadsdeel Zuid (2013). Buurtmonitor Oude Pijp. Amsterdam: Gemeente Amsterdam.

Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (2013). De doe-democratie. Kabinetsnota ter stimulering van een vitale samenleving.

Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (2012). Beleidsdoorlichting Burgerparticipatie 2007- 2010.

Websites

Website Budget Monitoring. About us. Beschikbaar vanaf:

http://budgetmonitoring.nl/OverOns.html Laatst geraadpleegd: 24-6-2014.

Website Buurtmonitor. Oost in 31 buurten. Beschikbaar vanaf: http://stadsdeeloost.buurtmonitor.nl/ Laatst geraadpleegd: 24-6-2014.

(28)

http://www.oxfamnovib.nl/Partners-E-motive.html Laatst geraadpleegd: 24-6-2014.

Website Sociale Vraagstukken. Steinmetz, S. (2013). De sekte van de burgerkracht. Participatiesamenleving. Beschikbaar vanaf:

http://www.socialevraagstukken.nl/site/2013/12/14/de-sekte-van-de-burgerkracht/ Laatst geraadpleegd: 24-6-2014.

Website Wijkcentrum Ceintuur. De Pijp Amsterdam. Nieuws. Beschikbaar vanaf: http://wijkcentrumceintuur.nl/ Laatst geraadpleegd: 24-6-2014.

Interviews

Azarhoosh, F. (2014). Interview met communityleider en bewoner Indische Buurt. Consultant en maatschappelijk ondernemer. Medeoprichter van Centrum van budgetmonitoring en burgerparticipatie. Afgenomen op 4-6-2014, te Amsterdam.

Delzenne, M. (2014). Interview met directeur Centrum voor budgetmonitoring en burgerparticipatie. Heeft samen met Azarhoosh het centrum opgericht. Afgenomen op 6-6-2014, te Arnhem.

Cadat, M. (2014). Interview met communityleider en bewoner Indische Buurt. Adviseur bij Movisie. Afgenomen op 4-6-2014, te Utrecht.

Koobs, H. (2014). Interview met communityleider van de Pijp. Medeoprichter Wijkcentrum Ceintuur, bestuurslid bij Stichting Welzijn. Afgenomen op 6-6-2014, te Amsterdam.

7. Bijlagen

7.1. Vragenlijst interviews

Budget Monitoring algemeen - In welke wijk(en) bent u actief?

(29)

- Waarom is er gekozen voor Budget Monitoring in uw wijk? - Wat is uw rol in Budget Monitoring?

- Hoe staat het er nu voor in uw wijk als het gaat om Budget Monitoring?

- Wat zijn verschillen tussen Budget Monitoring in de Indische Buurt ten opzichte van de Pijp?

Buurt

- Is er een hechte band tussen bewoners in uw wijk?

- Zijn er georganiseerde manieren van samenkomen, zo ja kunt u voorbeelden noemen? - Wat voor type mensen wonen er? Kunt u meer vertellen over de demografische

kenmerken van uw buurtgenoten?

Community building

- Waren er al communities in uw buurt?

- Waarom is er de keuze gemaakt om te werken met een community?

- Indien er nog geen communities waren, hoe zijn deze communities opgezet? - Wie waren sleutelfiguren?

- Wie bracht mensen bijeen? - Waarom kwamen mensen bijeen?

- Wordt er actief aan community building gedaan? Leden community

- Wat voor leden heeft de community die bezig is met Budget Monitoring? - Hoe veel leden heeft de Budget Monitoring community?

- Hoe worden deze leden gerekruteerd? - Wat is de gemiddelde leeftijd?

- Wat is de verdeling tussen mannen en vrouwen? - Wat is het gemiddelde opleidingsniveau?

- Welke afkomst hebben leden van de community?

- Zijn er veel professionals in de community, hoe veel? (Uitleg: professional in het sociale domein)

- Zijn er ‘zuivere’ burgers in de community, hoe veel? (Uitleg: burgers die niet professioneel bezig zijn binnen het sociale domein)

- Wat zijn de functies in de maatschappij van de leden?

- Hebben de leden van de community een breed netwerk? (Uitleg: netwerk in de zin van (zakelijke) connecties, vriendenkring)

- Waarom denkt u dat het beeld van de participerende burger in Amsterdam afwijkt van het landelijke beeld?

- In hoeverre denkt u dat leden van de community autonoom zijn op participerend gebied? (Uitleg: in het licht van de doe-democratie, in hoeverre nemen zij eigen initiatief?)

Motieven om actief te worden in community

- Waarom wilden mensen actief worden voor Budget Monitoring? - Wat is het belang van burgers om mee te doen?

- In welke zin worden burgers er beter van als zij meedoen?

- In hoeverre is het sociale motief volgens u van toepassing? (Uitleg: sociaal motief gaat over het samen actief zijn in de buurt, connecties opdoen en dit prettig vinden)

- In hoeverre is het doelgerichte motief volgens u van toepassing? (Uitleg: hier gaat het om de wens om maatschappelijke problemen op te lossen)

(30)

- In hoeverre is het plichtsgebonden motief volgens u van toepassing? (Uitleg: het idee hebben dat je vanuit je burgerplicht iets moet doen in de buurt)

- In hoeverre is eigen belang als motivatie volgens u van toepassing? (Uitleg: particuliere, persoonlijke problematiek aanpakken, sociaal wenselijk gedrag daargelaten)

Motieven om actief te blijven in community

- Waarom blijven mensen actief in de community van Budget Monitoring ? - Zijn leden van de community tevreden over Budget Monitoring in hun buurt?

- In hoeverre is het instrumentele motief volgens u van toepassing? (Uitleg: op basis van originele trigger, waarom ze eraan begonnen zijn, willen mee blijven doen)

- In hoeverre is het affectieve motief volgens u van toepassing? (Uitleg: banden met professionals, burgers, ambtenaren zijn hecht. Burger zal daarom sneller geneigd zijn te blijven participeren)

- In hoeverre is het normatieve motief volgens u van toepassing? (Uitleg: burger wil een bepaalde visie van de buurt naleven. Verbeteren van de wijk volgens eigen visie)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

*Cijfers 2012: 78 % neemt deel aan nieuwe initiatieven en activiteiten buiten de huiskamers om ((ontmoetingsactiviteiten 30%, bezoeken van open bare gelegenheden

parkeeroverlast in een groter gebied willen voorkomen. 2) De gemeenteraad heeft zijn wensen en bedenkingen kenbaar gemaakt over het voornemen betaald parkeren (in één

Kansen en bouwstenen voor de Rechte H-buurt in Amsterdam Zuidoost: Op zoek naar de verbinding van fysiek en sociaal.. Hogeschool van Amsterdam,

Maar ook de continuering van centrale verantwoordelijkheid is belangrijk, omdat er een minimale bodem voor decentrale verschijnselen binnen het systeem dient te zijn, een beeld

In dit paper gaan we voor ieder van deze waarden na in hoeverre deze zijn gerealiseerd in Groningen en Amsterdam, en vooral hoe zij zich verhouden tot de G1000’en in Amersfoort,

Bedumerweg als hart van de wijk Verbeteren groenzone en Noorderstation Versterken doorgaande wijkstructuren Beter aanhechten aan stedelijke structuur (fiets en voetganger). Functies

Bij dit leuke huis heb je de mogelijkheid om op je eigen gemak het huis te bezichtigen zonder makelaar!. Niet virtueel maar gewoon in

Nieuw in de verkoop English translation below Voor liefhebbers van buitenruimte en luxe bieden wij aan dit zeer fraai gerenoveerde 3 -kamer appartement met balkon en