Verspreiding
van hetslakje
Pseudamnicolaconfusa in hetDeltagebied
vanRijn
en Maasdoor C. den Hartog
(Mededeling
2 van hetHydrobiologisch
Instituutafdeling
Delta-Onderzoek teYerseke)
OVERZICHT VAN DE VINDPLAATSEN
De nummers van de
vindplaatsen
stemmen overeen met de num-mers op deverspreidingskaart.
Deafkortingen
van de namen dervinders hebben
betrekking
op de
schrijver
(C.D.H.) en de heer L. DEWOLF (L.D.W.).
1.
Rozenburg,
tegenoverMaassluis,
samen metAssiminea
grayanaFleming, Lymnaea
palustris
Mülleren Alderiamodesta(Loven)
innat brak
grasland,
datbij hoog
waterdoor de vloed wordtbereikt,
3-VIII-'60;
C.D.H. & L.D.W.2.
IJsselmonde:
Rhoon,bij
Rhoonse Veer,langs
deoevers van eenklein
kreekje.
Schaars, samen mettalrijke
zeer kleine individuen vanLymnaea
ovataDraparnaud,
3-VIII-'60;
C.D.H. & L.D.W. 3.Beyerland:
Puttershoek,
ca 1 km ten westenvan desuikerfabriek,
aan de rand van eenzeer
rustige griendkreek,
tussen wier en grasbij
dehoogwaterlijn,
samen metvele kleineexemplaren
van Lym-naeaovata enL.palustris,
16TII-'60;
C.D.H. &L.D.W.In 1958maakte VAN REGTEREN ALTENA de Nederlandse
malaco-logen
voor het eerst attent op het voorkomen van hetslakje
Pseu-damnicola
confusa
(Frauenfeld,
1863)
binnen onzelandsgrenzen.
Ineen collectie van VERVOORT vond
hij
nl. naast eendood aangetrof-fenschelpje
ook eenexemplaar,
dat levend was verzameldlangs
deoever van de Nieuwe
Waterweg. Spoedig
daarna vond BUTOT(1960)
desoortin verscheidene zeefmonsters in deBiesbosch,
maarhij
slaag-de er ook in levende dierente verzamelen. Injuni
1959 had iktij-dens eenexcursie in de Biesbosch metBUTOT,VAN REGTEREN ALTE-NA, LEENTVAAR en VAAS de
gelegenheid
met deze soort kennis temakenen
mij
eenindruktevormen van haarbiotoop.
Gedurendedetweede helft van 1959 en in 1960 werd
bij
onze excursies in hetNoordelijk
deel van hetDeltagebied
voortdurendnaar Pseudamni-colaconfusa
uitgekeken,
met alsgevolg
dat we haar inderdaad op veleplaatsen
vonden.4.
Goidschalxoord,
ingreppeltjes
in degriend
optamelijk
vaste modder.Weinig
exemplaren
tussentalrijke
jonge Lymnaed
s,27-V-'60;
C.D.H. & L.D.W.5.
Piershil,
aan het eind van hethaventje,
dat slechtsbij
stormweerdoor een
sluisje
wordtafgesloten.
Tussengraspollen
bij
dehoog-waterlijn,
samen met Assiminea grayana.Vrij talrijk.
3-VIII-'60;
C.D.H. & L.D.W.6a.
Goudswaard,
vloedkommet riet in de uiterwaardlangs
hetSpui,
slechtsbij
zeerhoog
water door de vloedbereikt,
veel tussen hetbladafval,
samen met Assiminea grayana,16-III-'60;
op 26-V-'60 bovendien Alderia modestaenLymnaea palustris;
C.D.H. &L.D.W. 6b.Goudswaard,
griend
bij
het einde van de haven,langs
kreek-walletjes
tussen Vaucheriasp., samen met Assimineagrayana,
26-V-'60;
C.D.H. & L.D.W.7.
Numansdorp,
veerhaven. Zeertalrijk
op en onder grote stenenin het middelste
gedeelte
dergetijdenzone,
tezamen met Potamo-pyrgusjenkinsi
(Smith).Daarentegen
zeerzeldzaam in het brakkegrasland,
ten westen van dehaven,
datzo nu endan door de vloedwordt
bereikt,
en waar Assimineagrayana in enormehoeveelhe-den
voorkomt,
17-VI-'60; Kamp
Hydrobiol.
Ver.8.
Strijen
Sas, aanhet uiterste eindevan de haven tussen 'tgras
bij
dehoogwaterlijn,
schaars. Insommige
greppels
door dejonge
griend
zeertalrijk,
doch elders niet tevinden.27-V-'60;
C.D.H. & L.D.W.9. Eiland van Dordt:
Kop
van 'tLand;
1 ex. tussen 't rietbij
dehoogwaterlijn,
3-VII-'59;Kamp Hydrobiol.
Ver.10. Dordtse Biesbosch. In de
grienden
tussen Vaucherialangs
de steilekreekrandjes,
9-VII-'59,
10-VI-'60;
Kamp
Hydrobiol.
Ver. Zie ook BUTOT(1960).
11. Biesbosch:
vrij
algemeen.
Aan deopgaven van BÜTOT
(1960)
kunnennog wordentoegevoegd
Groene Plaat enGanzenest,
waartijdens
hetkamp
vandeHydrobiologische
Vereniging
injuni
1959 levendeexemplaren
werden verzameld.12. Klundert-Noordschans.Aan het uiterste eindevan de haven tus-sen de
plantengroei
bij
dehoogwaterlijn,
niettalrijk,
27-V-'60;
C.D.H. & L.D.W.13. Griendentussen Willemstad
enBovensluis; schaars
langs
derus-tige
kreken in hetrietland,
samen met Assimineagrayana,
21-VI-'60; C.D.H.,
C. O. VAN REGTEREN ALTENA & L.D.W.14: Willemstad: in rietveld
bij
dehoogwaterlijn,
ten oosten van hetdorp,
samen met Assimineagrayana,27-V-'60;
C.D.H. &L.D.W.;
Inde fortsgracht,
welke via de haven methet HollandsDiep
ver-bondenis, bij
devuurtoren,22-VI-'60;
L.D.W.HABITAT
Ofschoon Pseudamnicola
confusa
aanvankelijk
in éénbepaald
bio-toopgezocht werd,
bleekalspoedig
datzij
minder stenotoopwas, dan werd verondersteld. In niet minder dan vier verschillendestand-plaatsen
bleek de soort min of meertalrijk
voor tekomen.1. Het meest
verspreide
biotoop
in hetzoetwatergetijdengebied
vormenongetwijfeld
de steilekantjes
van degriendkreekjes
engrep-pels,
waar het water reedszijn
snelheid verloren heeftenongeveer laminairstroomt. Pseudamnicola leeft daar in hethoogste
deelvande
getijdenzone
in hetVaucheria-tapijt,
opde zachte moddertussen Callitriche
stagnalis,
maar vooral onder de ietshoger groeiende
Poly-gonum
hydropiper.
Debegroeiing
is erbetrekkelijk
open, enont-vangt slechts enkele uren per
dag
direct zonlicht alsgevolg
van deoverschaduwing
doorwilgen.
Ook in de kommen achter de griend-kaden komt de soortplaatselijk
veel voor, inovereenkomstige
be-groeiingen.
Devegetatie
langs
dekreekjes
wordt door ZONNEVELD(1960)
beschreven alsgemeenschap
van Veronicaanagallis-aquatica
enPolygonum hydropiper (p. 196,
318); dekomvegetatie,
welke flo-ristisch grote overeenkomst doch ookenige
verschilpunten
met devoorgaande begroeiing
vertoont,wordt alsgemeenschap
vanScrirpus
lacustris enLythrum
salicaria(p.
203) onderscheiden.Als
begeleiders
vanPseudamnicola komen in ditterreintype
in hetbijzonder
zeer kleineexemplaren
vanLymnaea
ovata en L.palustris
in enorme hoeveelhedenvoor.2. Een ander
biotoop
vormen de uiterste eindenvansommige
in-steekhaventjes.
Pseudamnicolaconfusa
leeft daarbij
dehoogwater-lijn,
tussendichtegrasgroei,
welke desoort voorwegspoelen
behoedt. Ook in ditbiotoop
is het wateraltijd
zeerrustig.
De modderlangs
de oever is er veelzandiger
dan in het hiervoorbesproken
geval.
3. In het
oligohalinicum,
waargeen
grienden
meer voorkomen, werd Pseudamnicolaconfusa
slechtsgevonden
in dicht met riet en grasbegroeide,
altijd
vochtige
uiterwaardkommen,
welkebij
hoog
water door de vloed bereikt worden.
Bij
Willemstadgebeurt
datbij
elkhoogwater,
langs
hetSpui
bij
Goudswaarddaarentegen
slechtsgedurende
hetspringtij.
De bodem van de kommen bestaat uitvrij
vastemodder,
welke hier endaarnogal
zandig
is. Meestal is de bo-dem bedekt met een dikkelaag
bladafval van riet.Begeleidende
slakkenzijn
in ditbiotoop Assiminea
grayana, welke er massaal
voorkomt,
naastweinig
individuen vanLymnaea
ovata, L.palustris
enAlderiamodesta.Waar hetwater stagneert, vindenwe soms ookPotamopyrgus
jenkinsi,
zoals opRozenburg.
4. Tenslotte werd Pseudamnicola
confusa
in groteaantallen,
te-zamen metPotamopyrgus
jenkinsi
aangetroffen
aan deonderzijde
van grote stenen, in het
middengedeelte
van degetijdenzone
in detramhaven te
Numansdorp.
Ditbiotoop
is wel zeerafwijkend
vande hier voor
besproken
terreintypen.
Afgezien
van enkeleexemplaren
van Pseudamnicolaconfusa,
wel-ke in eensupralittorale poel
vlak boven dehoogwaterlijn
teNumans-dorp
werdengevonden,
werd de soortnergens buiten de
getijden-invloedgezien.
Allestandplaatsen
hebben met elkaargemeen, dat de stroomsnelheid van het water er maar
gering
is. Behalve in de tramhavenbij Numansdorp,
bewoont desoort opalle andereplaatsen
slechts hethoogste gedeelte
dergetijdenzone.
Fig. 1. Een getijkreekjein de griendvande Dood in de Brabantse Biesbosch. De vegetatiestrookmet Callitriche stagnalis Polygonum hydropiper vormt
hetbiotoop van
en
De gegevens van
Numansdorp
leren onsenige
interessantebij-zonderhedenover de
oecologie
vanPseudamnicola,
n.1. dat haar po-tentiële vertikaleverspreiding
in degetijdenzone
veel groteris, dan de vondsten in de andere terreinen doen vermoeden. Het verschiltussen de
potentiële
en de actueleamplitudo
van hetslakje
in dezeterreinen kan worden
toegeschreven
aaneen tweetal factoren. In deeerste
plaats
liggen
dekreekjes
met degunstige
stroomcondities in hethoogste
deel van degetijdenzone.
Op lager
niveau tredengroterewaterverplaatsingen
op en dus sterkere stromen. De tweede factor Polygonum hydropiper,Callitriche stagnalis Fig. 2. Detail-opnamevande vegetatievan en
Pseudamnicola confusa
heeft
betrekking
op debeschutting.
Slechts hethoogste gedeelte
van degetijdenzone
draagt
vegetatie,
waartussen de dieren tegenweg-spoelen
enige bescherming
hebben. Dat de kans opwegspoelen
in-derdaadbestaat,
bewijzen
wel de vele dodeexemplaren
welke menuit de modder van de kreekbodems kan zeven (BUTOT,
1960).
Het gevaar vanwegspoelen
is in hetbiotoop
teNumansdorp
gering,
daar de dieren in holten enspleten
tussen destenen kunnenwegkruipen.
In hethoogste
deel dergetijdenzone
vanNumansdorp
wasverzame-len
uitgesloten,
zonder hetdijklichaam
tebeschadigen.
VERSPREIDING
Als we de
verspreidingskaart
bezien kunnen weopmerken,
dat Pseudamnicolaconfusa
niet alleen hetzoetwatergetijdengebied
be-woont,maar ook hetoligohalinicum.
In hetzoetwatergetij dengebied
bedraagt
hetzoutgehalte
minder dan 0,3 %oCl',
ofschoon in hetwestelijke randgebied
deze waardetijdelijk
overschreden kanworden,
alstengevolge
van aanhoudendedroogte
de rivierenweinig
opper-water
afvoeren,
of wanneer doorkrachtige
winden zout water land-inwaartsgestuwd
wordt.Het
oligohalinicum
wordtgekarakteriseerd
dooreen aantal brak-watersoorten, enkeleeuryhaliene
zeedieren,
en slechts enkele zoet-watervormen (DEN HARTOG,1960).
Degemiddelde
chloriniteitbe-draagt
0,3-3,0 %o. In aestuariënzijn
dedagelijkse
enjaarlijkse
schommelingen
van hetchloridegehalte
echter zeergrcot, wat de
volgende
cijfers
vanWillemstadmogen illustreren.Chloride fluctuaties in°/«o te Willemstad
Datum Minimum Maximum
23-1-59 0,10 0,97 10-111-59
0,16
4,46
21-V-59 0,102,63
12-VIII-59 1,00 9,33 5-XI-59 2,82 10,31 3-XII-593,56
12,51 15-1-60 0,101,60
12-IV-60 0,52 8,51 22-VI-60 0,184,28
Ofschoon Pseudamnicola
confusa
dergelijke
schommelingen
goed
doorstaat,
hebben we haar niet kunnen vinden onder mesohaliene condities(gem.
3-10 %o Cl') met grote zoutfluctuaties i.c. in hetHaringvliet,
hetHellegat
en het Volkerak. Hoewel hetduidelijk
is, dat degrens vanPseudamnicolanaar hetwesten door het
zoutgehalte
bepaald
wordt,
weten wenoggeenszins,
hoe deze factor de verdereverspreiding
van de soort belemmert.Waarschijnlijk
zijn
de larvenFig.
3.De
verspreiding
van
Pseudamnicola
confusa
inhet
Deltagebied.
gevoeliger
voorhoge
saliniteiten dan de volwassenexemplaren.
In datgeval
is het succes van de broedvalafhankelijk
van het zoutge-haltevan het watergedurende
devoortplantingsperiode.
Een andere factorwelke eenrol kanspelen bij
dewestelijke begrenzing
van hetareaal van Pseudamnicolavormt concurrentie met denauw verwante soort Assiminea grayana. De arealen van deze soorten vallen over
elkaar in het
oligohalinicum.
Naar het oosten wordt desoort
begrensd
door hetstuwtraject
van de rivier, d.w.z. de zone van de rivier, waar nog wel de vertikalegetijdencomponent
kan wordenwaargenomen,doch waar door de
druk van het opperwater de
pendelende
beweging
van degetij
stro-men vervangen wordt door eenaltijd
zeewaartsgerichte
stroom.Door de
regulering
van de rivieroeverszijn
daartrouwens allevoorde soort
geschikte
biotopen
verdwenen.Het is
opmerkelijk
datweer niet inzijn
geslaagd
Pseudamnicolaconfusa
te vindenlangs
deMerwede,
deLek,
de Nieuwe Maas, de HollandseIJssel,
en hetgedeelte
van de Oude Maas tussenIJssel-monde enPutten, ofschoon wel
degelijk
voor desoortgeschikte
bio-topen werdengezien,
b.v. teKrimpen
aan deLek,
bij
Oosteinde(gem.
Papendrecht)
enten Westenvan Gorkum. Daar openige
an-dere
punten, b.v.
bij
Goidschalxoord enStrijensas
nalang
zoeken slechts enkelezeergelocaliseerde populaties
gevonden werden,
wil ikgeenszins
stellen, dat de soortlangs
genoemde
waterenontbreekt,
doch ze is er zondertwijfel
zeldzaam. Wellichtspeelt
in deze ge-bieden deanthropogene
verzilting
een rol.Vervuiling
wordt door desoortgoed verdragen.
Datblijkt
uit het voorkomen vande soort in deinsteekhaventjes,
waarlandbouwpro-ducten
verscheept worden,
enwaarvanspeciaal
tijdens
de suikerbie-tencampagneeen drukgebruik
wordtgemaakt.
Bij
Puttershoek leeft de soort op 1 km afstand van de suikerfabriek.Op
Rozenburg
wasde
vindplaats gedeeltelijk
overdekt met stookolie en een zeer gevari-eerdaanspoelsel.
Tenslotte wil ik nogeen
opmerking
makenover deBelgische
vind-plaatsen
van Pseudamnicolaconfusa,
welke door ADAM(1940)
wer-den
gepubliceerd.
Uit gegevens van deRijkswaterstaat
blijkt,
dat devindplaats
bij
Antwerpen ongetwijfeld
tot hetoligohalinicum
gere-kend moet worden.Vermoedelijk
is de soort er door dehavenuit-breidingen
verdwenen. De anderevindplaats,
de Durmebij Lokeren,
is een
typische
zoetwatergetijdenstandplaats.
Hetgelukte
ons ditvoorjaar
evenwel niet Pseudamnicola daar terugte vinden.LITERATUUR
ADAM, W., 1940. Notes sur les
gastéropodes
VII. Sur laprésence
dePseudamnicola
confusa (Frauenfeld,
1863)
enBelgique.
Buil. Mus.Roy.
Hist. Nat.Belgique
vol. 16no. 12,p. 1-7.ALTENA, C. O. VANRESTEREN, 1958. Faunistische
aantekeningen
5.Pseudamnicola
confusa
(Frauenfeld,
1863)
nieuwvoor deNeder-landse fauna. Basteria vol.22, p.66-68.
BUTOT, L.
J.
M., 1960.Pseudamnicola
confusa
(Frauenfeld,
1863)
al-gemeen in de Biesbosch(Gastropoda,
Prosobranchia). Basteria vol.24,
p.60-65.HARTOG, C. DEN, 1960. Comments on the
Venice-system
for the classification of brackish waters. Int. Revue ges.Hydrobiol
vol.45,
p. 481-485.ZONNEVELD,
I. S., 1960. De Brabantse Biesbosch. Een studie vanbodem en
vegetatie
van eenzoe'.watergetijdendelta.
Diss.Wage-ningen;
deel B,396 p.Summary
Distribution of Pseudamnicola
confusa
in theDeltaic
region
of Rhine and MeuseThe small snail
Pseudamnicola
confusa
has been found in 14 lo-calities in the Deltaicregion
of the rivers Rhine and Meuse,in-habiting
fresh as well asoligohaline
waters under estuarinecondi-tions. It is an intertidal
species,
which is very sensitive to currents.Therefore it lives
mostly
in the upper part of the eulittoralbelt,
where it is shelteredagainst
the currentsby
thevegetation.
In the fresh water area it occurs most
commonly
in the willowcoppices
along
theedges
of small tidal creeklets anddepressions,
characterized
by
avegetation
of Callitrichestagnalis
andPolygonum
hydropiper.
Anotherbiotope
are the extreme ends oflong
mezza-nine-ports.
In theoligohaline
area it has beenmainly
found inde-pressions
of theouter marshes, which are floodedathigh
tide. It has been discovered also in the middlepartof the intertidalbelt,
underlarge
boulders. Thus thepotential
vertical range is much wider than the actual verticalrange in the other
biotopes.
The