• No results found

De gezondheidsgerelateerde kwaliteit van leven bij volwassenen met een chronische musculoskeletale aandoening

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De gezondheidsgerelateerde kwaliteit van leven bij volwassenen met een chronische musculoskeletale aandoening"

Copied!
95
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

DE GEZONDHEIDSGERELATEERDE

KWALITEIT VAN LEVEN BIJ

VOLWASSENEN MET EEN

CHRONISCHE MUSCULOSKELETALE

AANDOENING

Aantal woorden: 9441

Sofie Sevenants

Stamnummer: 01800972

Promotor: Prof. dr. Delphine De Smedt

Copromotor: Lisa Van Wilder

Masterproef voorgelegd voor het behalen van de Master in de Gezondheidsbevordering door Sofie Sevenants; Prof. dr. Delphine De Smedt en Lisa Van Wilder

(2)
(3)

DE GEZONDHEIDSGERELATEERDE

KWALITEIT VAN LEVEN BIJ

VOLWASSENEN MET EEN

CHRONISCHE MUSCULOSKELETALE

AANDOENING

Aantal woorden: 9441

Sofie Sevenants

Stamnummer: 01800972

Promotor: Prof. dr. Delphine De Smedt

Copromotor: Lisa Van Wilder

Masterproef voorgelegd voor het behalen van de Master in de Gezondheidsbevordering door Sofie Sevenants; Prof. dr. Delphine De Smedt en Lisa Van Wilder

(4)
(5)

INHOUDSTAFEL

WOORD VOORAF ... 7 INLEIDING ... 8 ABSTRACT ... 11 LITERATUURSTUDIE ... 13 Chronische aandoeningen ... 13 Prevalentie ... 13 Risicofactoren ... 14 Mortaliteit en ziektelast ... 15 Musculoskeletale aandoeningen ... 16 Prevalentie ... 16 Oorzaken ... 17 Behandeling ... 17 Multimorbiditeit ... 18

Gevolgen voor individu en maatschappij ... 18

Gezondheidsgerelateerde kwaliteit van leven ... 20

Kwaliteit van leven ... 20

Gezondheidsgerelateerde levenskwaliteit ... 20 Probleemstelling en Onderzoeksvragen ... 23 METHODE ... 25 Onderzoeksdesign en sampling ... 25 Steekproefgrootte ... 27 Datacollectie ... 27 Meetinstrumenten ... 27 Data analyse ... 29 RESULTATEN ... 30 Beschrijvende statistiek ... 30 Demografische en risicofactoren ... 30

HRQoL, angst, depressie en sociale steun ... 32

Verklarende statistiek ... 36

Verschil in HRQoL naargelang demografische en risicofactoren ... 36

Verschil in HRQoL naargelang angst, depressie en sociale steun ... 39

Verschil in HRQoL tussen onderzoekspopulatie en algemene populatie op EQ-5D-5L en EQ-VAS ... 40

Covariaten in verschil in EQ-5D-5L indexscores naargelang patiëntenkarakteristieken 43 DISCUSSIE ... 44

(6)

Interpretatie van de resultaten... 44

HRQoL ten opzichte van de algemene populatie... 44

HRQoL naargelang demografische en risicofactoren ... 45

HRQoL naargelang angst, depressie en sociale steun... 48

Sterktes en zwaktes van het onderzoek ... 49

Aanbevelingen voor volgend onderzoek ... 50

CONCLUSIE... 52

REFERENTIELIJST ... 53

BIJLAGEN ... 64

Bijlage 1: Logboek veldwerk ... 65

Bijlage 2: Toestemming Commissie Medische Ethiek Universiteit Gent ... 66

Bijlage 3: Vragenlijst ... 68

(7)

7

WOORD VOORAF

Deze masterproef is de grote afsluiter van mijn opleiding tot gezondheidsbevorderaar en daarbij het einde van mijn volledige studieloopbaan. Het uitvoeren van dit onderzoek is mij gelukt door de hulp en de steun van enkele mensen die ik graag zou willen bedanken. In eerste instantie gaf Prof. dr. De Smedt als promotor mij de kans om mee te werken aan dit boeiend onderzoek, waarvoor ik haar graag wil bedanken. Ook mijn copromotor Lisa Van Wilder heeft mij enorm hard geholpen in dit proces. Door de begeleiding en feedback van zowel mijn promotor als copromotor is het schrijven van deze masterproef een boeiend en leerrijk proces geworden en resulteerde dit in een interessant onderzoek. Zij konden mij in de juiste richting sturen en gaven mij handvaten om deze masterproef op een zo zelfstandig mogelijke manier te kunnen schrijven.

Tevens speelde huisartsen een cruciale rol in dit onderzoek bij het rekruteren van de participanten met een chronische musculoskeletale aandoening. Daarom wil ik graag de huisartsen bedanken die interesse hadden om mee te werken aan deze studie. Daarnaast wil ik ook graag de participanten zelf bedanken voor de tijd die ze namen om de vragenlijst in te vullen.

Tot slot wil ik mijn ouders bedanken omdat zij het mogelijk maakten dat ik de Master Gezondheidsbevordering aan de Universiteit Gent kon volgen. Ook bij mijn vrienden en zussen kon ik steeds terecht voor extra steun, moed en de nodige rust en ontspanning tussendoor, waarvoor ik hen zeker ook wil bedanken.

(8)

8

INLEIDING

Niet-overdraagbare chronische aandoeningen worden door de World Health Organization (WHO) gedefinieerd als langdurige aandoeningen met over het algemeen een trage progressie, waarbij een combinatie optreedt tussen fysiologische, genetische, omgevings- of gedragsfactoren (WHO, 2018). Bij chronische aandoeningen is er geen kans meer op volledig herstel. De omvang van de ziektelast die deze aandoeningen veroorzaken, verschilt naargelang het individu en de soort aandoening (Volksgezondheid en zorg, 2020). Volgens de WHO Europe (2019) behoren cardiovasculaire aandoeningen, kanker, respiratoire aandoeningen, diabetes, mentale gezondheidsproblemen en musculoskeletale aandoeningen tot de belangrijkste soorten chronische aandoeningen. Chronische aandoeningen komen wereldwijd voor in alle landen, bij mensen uit alle leeftijdsgroepen en regio’s (WHO, 2018; Daar et al., 2007).

Chronische musculoskeletale aandoeningen (musculoskeletal disorders, MSD) is een verzamelnaam voor alle problemen ter hoogte van het locomotorische systeem. Ze vormen één van de grootste oorzaken van invaliditeit en brengen een grote ziektelast met zich mee (James et al., 2018; WHO, 2018). De prevalentie van chronische MSD is hoger bij vrouwen en stijgt met de leeftijd (Van der Heyden & Charafeddine, 2018). Oorzaken van chronische MSD kunnen werkgerelateerd zijn, zoals onder andere het langdurig herhalen van dezelfde bewegingen, een lage jobtevredenheid of een te hoge werkdruk (Bernal et al., 2015; Westgaard, 2000). Daarnaast kunnen leefstijlfactoren zoals onvoldoende fysieke activiteit, roken en ongezonde voeding of angst, depressie en het gebrek aan sociale steun risicofactoren zijn voor de ontwikkeling van chronische MSD (Bernal et al., 2015; Westgaard, 2000; WHO, 2019a; Woolf & Pfleger, 2003). Gevolgen van chronische MSD zijn voornamelijk pijn, verminderde mobiliteit en verminderde functionaliteit (Ellis et al., 2014; WHO, 2019a). Daarnaast is de impact van chronische MSD op het mentaal welbevinden aanzienlijk (Bugajska & Sagan, 2014; Ellis et al., 2014; WHO, 2019a). De combinatie van deze gevolgen op mentaal en fysiek vlak zorgt voor een sterke daling van de gezondheidsgerelateerde kwaliteit van leven (Health-Related Quality of Life, HRQoL) bij een persoon met een chronische MSD.

De HRQoL is een belangrijk concept in de gezondheidszorg. In de literatuur werd reeds gevonden dat over het algemeen mannen, hoogopgeleiden, personen met een hoog inkomensniveau en werkenden een hoge HRQoL rapporteren (Charafeddine, Braekman, & Van der Heyden, 2018; Xu, Cheung, & Wong, 2017). Personen die weinig sociale steun ervaren, depressief of angstig zijn of lijden aan multimorbiditeit hebben een lagere HRQoL

(9)

9 (Aktekin et al., 2009; Antonopoulou, Alegakis, Hadjipavlou, & Lionis, 2009; Kroenke et al., 2013).

Ook risicofactoren hebben een invloed op de HRQoL. Hoe hoger de BMI, hoe lager de HRQoL (Coakley et al., 1998; Hill & Williams, 1998; Lean, Han, & Seidell, 1999). Bij fysieke activiteit (FA) werd een omgekeerd effect gevonden: hoe meer FA, hoe hoger de HRQoL (Kruger, Bowles, Jones, Ainsworth, & Kohl, 2007). Rokers rapporteren een lagere HRQoL dan niet-rokers (Sarna, Bialous, Cooley, Jun, & Feskanich, 2008). Daarnaast is de HRQoL hoger bij personen met een middelmatige alcoholconsumptie tegenover personen met een hoge of lage alcoholconsumptie (Weiland et al., 2014). Multimorbiditeit zorgt voor een extra grote daling van de HRQoL (Aktekin et al., 2009; Antonopoulou et al., 2009).

Uit deze resultaten blijkt dat HRQoL een zeer belangrijk concept geworden is binnen de gezondheidszorg. Voor beleidsmakers is het eveneens belangrijk, omdat het een rol speelt in de planning, implementatie en evaluatie van de gezondheidszorg. Door dit concept nader te onderzoeken bij personen met een chronische MSD aan de hand van verschillende patiëntkarakteristieken kan er een beter en ruimer beeld verkregen worden omtrent gezondheidsongelijkheden, specifiek bij deze soort aandoening. Deze resultaten zijn essentieel voor alle gezondheidszorgdiensten en beleidsmakers, zodat zij hun zorgverlening meer patiëntgericht kunnen organiseren en de behandelingen meer op HRQoL gericht kunnen worden.

Deze studie wil een antwoord geven op hoe de HRQoL bij personen met een chronische MSD zich verhoudt ten opzichte van de HRQoL bij de algemene populatie. Daarnaast onderzoekt deze studie het verschil in HRQoL bij volwassenen met een chronische MSD naargelang de soort aandoening, demografische factoren (geslacht, leeftijd, provincie, burgerlijke staat, opleidingsniveau, beroepssituatie), risicofactoren (BMI, rookstatus, alcoholconsumptie, fysieke activiteit en multimorbiditeit), symptomen (angst en depressie) en de omgevingsfactor sociale steun.

In dit cross-sectioneel onderzoek werden participanten gerekruteerd via huisartsen. Deze huisartsen werden via LOK-groepen geïnformeerd over de studie en daarna gevraagd om deel te nemen. Huisartsen gaven een papieren vragenlijst met informed consent, een infobrochure in de vorm van een flyer en een voorgefrankeerde enveloppe aan de participanten. In het begin van deze vragenlijst werden demografische en risicofactoren bevraagd. De HRQoL, angst, depressie en sociale steun werden bevraagd door middel van de EQ-5D-5L, HADS en F-SozU K6.

(10)

10 Deze masterproef geeft allereerst een breed overzicht van de bestaande kennis in de literatuur over chronische aandoeningen, chronische musculoskeletale aandoeningen en de HRQoL. Deze literatuurstudie mondt uit in een probleemstelling met bijhorende onderzoeksvragen. Nadien wordt de methode van dit cross-sectioneel onderzoek uitgebreid besproken door verder in te gaan op het onderzoeksdesign, de sampling, de steekproefgrootte, de datacollectie, de verschillende meetinstrumenten en de data analyse. Via zowel beschrijvende als verklarende statistiek worden de resultaten besproken en nadien geïnterpreteerd en vergeleken met de bestaande kennis in de discussie. Verder worden de sterktes en zwaktes van dit onderzoek toegelicht en aanbevelingen voor volgend onderzoek gegeven. Tot slot wordt in de conclusie een antwoord gegeven op de onderzoeksvragen en doelstellingen van dit onderzoek.

Deze masterproef werd individueel uitgewerkt, waarbij naast het uitschrijven van dit onderzoek ook veldwerk gedaan werd. Dit veldwerk bestond uit het klaarmaken van vragenlijsten, flyers, en enveloppes en data-input van de vragenlijst in IBM SPSS Statistics 26. Verder werd er veldwerk geleverd in het kader van een ander onderzoek met als voornaamste taak het afnemen en transcriberen van interviews. Een overzicht van het veldwerk is terug te vinden in bijlage 1.

(11)

11

ABSTRACT

Achtergrond en doelstellingen: Om een ruimer beeld te verkrijgen van de volledige omvang van gezondheidsongelijkheden vergelijkt deze studie de HRQoL bij personen met een chronische musculoskeletale aandoening met de HRQoL bij de algemene populatie in België. Daarnaast gaat deze studie na of de HRQoL bij personen met een musculoskeletale aandoening verschillend is naargelang verschillende patiëntkarakteristieken.

Methode: HRQoL bij personen met een chronische musculoskeletale aandoening werd onderzocht aan de hand van een cross-sectioneel onderzoek binnen de eerstelijnszorg. Participanten werden gerekruteerd via huisartsen en aan de hand van een schriftelijke vragenlijst werden patiëntkarakteristieken verzameld. Deze vragenlijst bevatte de EQ-5D-5L om de HRQoL te onderzoeken, de HADS om angst en depressie na te gaan en de F-SozU K6 om de sociale steun te bepalen.

Resultaten: De HRQoL was significant lager bij personen met een chronische musculoskeletale aandoening ten opzichte van de algemene populatie, zowel bij mannen als vrouwen en bij alle leeftijdscategorieën met uitzondering van de jongste en oudste groep. Personen met een chronische aandoening van het bot of de spieren en een chronische rug-, nek-, schouder-, elleboog-, pols- en handaandoening scoorden significant lager dan personen met andere chronische musculoskeletale aandoeningen. Er werd een significant verschil in HRQoL gevonden naargelang beroepssituatie, fysieke activiteit, alcoholconsumptie, angst, depressie en sociale steun. Er werd geen verschil gevonden naargelang opleidingsniveau. Conclusies: Chronische musculoskeletale aandoeningen hebben een significant negatieve impact op de HRQoL. Deze impact kan variëren naargelang de soort aandoening en verschillende patiëntkarakteristieken. Om een meer patiëntgerichte zorgverlening te bieden is verder onderzoek naar de HRQoL nodig.

Aantal woorden artikel: 9441 (exclusief woord vooraf, inhoudstafel, inleiding, abstract, bijlagen, tabellen en referentielijst)

(12)

12 Background and objectives: To obtain a more comprehensive picture of the full extent of health inequalities, this study compares the HRQoL in persons with a chronic musculoskeletal disorder with the HRQoL in the general population in Belgium. In addition, this study examines whether the HRQoL in persons with a musculoskeletal disorder differs according to different patient characteristics.

Methods: HRQoL in persons with a chronic musculoskeletal disorder was investigated by a cross-sectional study in primary care. Participants were recruited through general practitioners and patient characteristics were collected using a written questionnaire. This questionnaire included the EQ-5D-5L to examine the HRQoL, the HADS to assess anxiety and depression and the F-SozU K6 to determine social support.

Results: HRQoL was significantly lower in subjects with chronic musculoskeletal disease compared to the general population, for both men and women, and in all age groups except the youngest and oldest group. People with a chronic bone or muscle disorder and a chronic back, neck, shoulder, elbow, wrist and hand condition scored significantly lower than those with other chronic musculoskeletal disorders. A significant difference in HRQoL was found according to work situation, physical activity, alcohol consumption, anxiety, depression and social support. No difference was found according to educational level.

Conclusions: Chronic musculoskeletal disorders have a significant negative impact on HRQoL. This impact may vary depending on the type of condition and different patient characteristics. To provide more patient-oriented care, further research into the HRQoL is needed.

(13)

13

LITERATUURSTUDIE

Chronische aandoeningen

Prevalentie

In België rapporteert ongeveer één derde (29.3%) van de bevolking (15 jaar en ouder) dat ze lijden aan een chronische aandoening. Deze prevalentie is het hoogst bij vrouwen (31,3% t.o.v. 27,2% voor mannen), laaggeschoolden (45% t.o.v. 25,6% voor de hoogst opgeleiden) en in het Waals Gewest (32,7% t.o.v. 27,6% in het Vlaams gewest en 32,3% in het Brussels-Hoofdstedelijk gewest). Daarnaast stijgt de prevalentie met de leeftijd. Hoe ouder de bevolking is, hoe hoger de prevalentie van chronische aandoeningen (14.1% bij 15- tot 24-jarigen t.o.v. 44.1% bij 75-plussers) (Van der Heyden et al., 2018). Ten opzichte van de Gezondheidsenquête van 2001 zijn al deze cijfers sterk gestegen en in vergelijking met de Gezondheidsenquête van 2013 is enkel de prevalentie bij 75-plussers gedaald. Deze was toen 48,8% (Van der Heyden, 2013).

Tabel 1 geeft een overzicht van de tien meest voorkomende chronische aandoeningen bij mannen en vrouwen van 15 jaar en ouder in België (Van der Heyden et al., 2018). De top zeven is bij mannen en vrouwen gelijk, alleen verschillend in volgorde. Deze top zeven bevat drie musculoskeletale aandoeningen (lage rugpijn, artrose en nekproblemen) en twee cardiovasculaire aandoeningen (hypertensie en hypercholesterolemie).

Tabel 1: Prevalentie meest voorkomende chronische aandoeningen in België (15 jaar en ouder) (Van der Heyden et al., 2018)

Mannen % Vrouwen %

Lage rugproblemen 23.2 Lage rugproblemen 26.4

Hypercholesterolemie 18.9 Artrose 22.7

Hypertensie 17.2 Allergie 20.3

Allergie 17.0 Nekproblemen 18.9

Artrose 14.3 Hypertensie 17.9

Nekproblemen 10.6 Hypercholesterolemie 17.1

Ernstige hoofdpijn, zoals migraine 6.9 Ernstige hoofdpijn, zoals migraine 13.4

Langdurige vermoeidheid 6.5 Schildklierlijden 11.0

Diabetes 6.1 Langdurige vermoeidheid 9.5

(14)

14 In de top tien bij 65-plussers worden bij de mannen ernstige hoofdpijn, langdurige vermoeidheid en artritis vervangen door urinaire continentie, prostaatlijden en hartlijden. Bij de vrouwen worden ernstige hoofdpijn en langdurige vermoeidheid vervangen door urinaire continentie en osteoporose. Het aantal chronische aandoeningen in België blijft toenemen en dit heeft multifactoriële oorzaken. Eén van deze oorzaken is de vergrijzing. Doordat het aandeel van de 65-plussers doorheen de tijd toeneemt, komen ook de ouderdomsziekten, meestal van chronische aard, frequenter voor (Van der Heyden et al., 2018).

Naast verschillen binnen landen, treden er ook internationale verschillen op. De prevalentie verschilt significant tussen een aantal landen. Bij rug- en ruggenmergaandoeningen verschilt deze bijvoorbeeld van 4,0% in Groot-Brittannië tot 24,0 % in Denemarken. Naast rug- en ruggenmergaandoeningen zijn de meest voorkomende chronische aandoeningen in Europese landen aandoeningen van het zenuwstelsel, hypertensie, hoofdpijn of migraine, respiratoire en urogenitale aandoeningen, artrose, huidziekten en allergie (Dalstra et al., 2005).

Risicofactoren

Risicofactoren kunnen opgesplitst worden in leefstijlgedragingen, fysiologische, demografische en genetische risicofactoren. Volgens de WHO (2019b) zijn de drie belangrijkste risicofactoren voor chronische ziekten een ongezond dieet, lichamelijke inactiviteit en tabaksgebruik. Bovendien speelt ook alcoholmisbruik een grote rol. Het invoeren van (beleids)maatregelen rond deze leefstijlfactoren leveren een bijdrage aan de preventie van chronische aandoeningen (Wagner & Brath, 2012). Deze leefstijlfactoren kunnen leiden tot fysiologische risicofactoren zoals hypertensie, hyperglycemie, abnormale bloedlipiden, overgewicht of obesitas. De combinatie van deze veranderbare leefstijlfactoren met demografische risicofactoren zoals leeftijd en genetische risicofactoren leidt wereldwijd tot het grootste aandeel van chronische aandoeningen (WHO, 2019b).

Het is opmerkelijk dat de cijfers over het algemeen hoger liggen voor vrouwen dan voor mannen. Uit onderzoek van Macintyre, Hunt en Sweeting (1996) blijkt dat het biologisch risico voor vrouwen hoger ligt dan voor mannen, afhankelijk van de aandoening en de levensfase. Daarnaast spelen ook sociaaleconomische verschillen een rol in de prevalentie van chronische aandoeningen. Als indicator voor deze verschillen wordt het opleidingsniveau gehanteerd. Hoe hoger het opleidingsniveau, hoe lager de prevalentie van chronische aandoeningen (Van der Heyden et al., 2018).

(15)

15 Al deze risicofactoren worden beïnvloed door onderliggende determinanten zoals globalisering, vergrijzing, verstedelijking en beleid. Globalisering kan bijvoorbeeld leiden tot een voedingstransitie waarbij populaties met een lager inkomen een energierijker dieet hanteren met meer vetten, suikers en zouten. Door de vergrijzing zal het aandeel van mensen ouder dan 70 jaar wereldwijd stijgen naar één miljard in 2050. De snellere urbanisatie zorgt onder andere voor minder fysieke activiteit en daarnaast heeft ook het beleid op vlak van voeding, landbouw, handel, media en transport invloed op de volksgezondheid. Zo kan de overheid door middel van beleidsvoering gezonde keuzes in de hand werken of juist verhinderen (WHO, 2019b).

Mortaliteit en ziektelast

Wereldwijd is 71% van alle sterfte toe te schrijven aan chronische aandoeningen. Cardiovasculaire aandoeningen hebben hierin het grootste aandeel (17,9 miljoen overlijdens per jaar), maar ook kanker (9,0 miljoen overlijdens per jaar), respiratoire ziekten (3,9 miljoen overlijdens per jaar) en diabetes (1,6 miljoen overlijdens per jaar) spelen een grote rol (WHO, 2018).

Chronische aandoeningen hebben een hoge mortaliteit en ziektelast, ongeacht de economische ontwikkeling of Bruto Nationaal Product (BNP) van het land. Om een schatting te maken van de invloed van chronische aandoeningen op de mortaliteit en ziektelast kunnen DALY’s of Disability-Adjusted Life Years (DALY’s) berekend worden. DALY’s worden berekend door het aantal jaren in goede gezondheid dat men verloren is (Years of Life Lost, YLL) op te tellen bij het aantal jaren waarin men leefde met de ziekte of aandoening (Years Lived with Disability, YLD) (WHO 2005). Opmerkelijk is dat vrouwen meer YLD hebben dan mannen met als oorzaak niet-overdraagbare chronische aandoeningen (James et al., 2018).

(16)

16 Musculoskeletale aandoeningen

Musculoskeletale aandoeningen (Musculoskeletal disorders, MSD) zijn één van de meest voorkomende soorten van chronische aandoeningen. Tot MSD behoren meer dan 150 diagnoses, omdat deze term een verzamelnaam is voor alle problemen (pijn, krampen, beperkingen, etc.) ter hoogte van het locomotorische systeem. Dit systeem omvat diverse structuren zoals pezen, gewrichten, spieren, botten en ligamenten. MSD komen voor in de bovenste en onderste ledematen, alsook ter hoogte van de nek en de rug. Daarnaast kunnen ze zowel acuut, bijvoorbeeld door breuken of verrekkingen, als chronisch optreden. Chronische musculoskeletale aandoeningen kunnen uiteindelijk leiden tot aanhoudende pijn en invaliditeit. De MSD die de grootste kans hebben om tot invaliditeit te leiden, zijn nek- en rugpijn, osteoartritis, chronische inflammatoire systemische aandoeningen (zoals reumatoïde artritis) en fracturen als gevolg van broosheid van de botten (zoals osteoporose) (WHO, 2019a).

Prevalentie

Musculoskeletale aandoeningen komen in alle WHO-regio’s voor. In 2017 waren musculoskeletale aandoeningen de belangrijkste oorzaak van invaliditeit in Europa, Amerika, Zuid-Oost Azië en de Westelijke Stille Oceaan regio. In de Oostelijke Middellandse Zee regio waren MSD de tweede en in de Afrikaanse regio de derde belangrijkste oorzaak van invaliditeit. In het algemeen worden MSD dus beschouwd als wereldwijde hoofdoorzaak voor invaliditeit, waarbij vooral het aandeel van lage rugpijn een grote rol speelt (WHO, 2019a). Uit bevindingen van de Global Burden of Disease studie (James et al., 2018) blijkt dat zowel voor mannen als voor vrouwen wereldwijd – gestandaardiseerd voor leeftijd – van alle ziektebeelden de YLD het hoogst is voor lage rugpijn, namelijk 64,9 miljoen YLD. Over het algemeen zijn de YLD hoger bij ouderen, maar bij musculoskeletale aandoeningen zijn deze ook hoog bij 20- tot 54-jarigen. Samen met mentale en neurologische aandoeningen zijn MSD verantwoordelijk voor ruim 45% van de YLD in deze leeftijdscategorie (James et al., 2018). 20% tot 33% van de wereldbevolking, inclusief kinderen, lijden aan musculoskeletale aandoeningen (WHO, 2019a). Net zoals bij niet-overdraagbare chronische aandoeningen is de prevalentie van MSD bij vrouwen hoger dan bij mannen en stijgt deze met de leeftijd (Van der Heyden et al., 2018). In 2017 leden er namelijk bijna 15.000 per 100.000 (15%) mannen aan MSD tegenover ruim 17.000 per 100.000 (17%) vrouwen. Lage rugpijn stond op plaats 16 in de lijst van wereldwijde prevalentie van aandoeningen bij zowel mannen als vrouwen.

(17)

17 Binnen de MSD is de prevalentie van lage rugpijn bijgevolg het hoogst, waarna osteoartritis, nekpijn, jicht en reumatoïde artritis volgen (James et al., 2018).

Oorzaken

Musculoskeletale aandoeningen kunnen diverse oorzaken hebben. Enerzijds zijn er werkgerelateerde oorzaken zoals het langdurig uitoefenen van repetitieve bewegingen of taken, een langdurig ongunstige werkhouding, handelingen die eenzelfde krachtige inspanning vragen en lokale trillingen (Mayer, Kraus, & Ochsmann, 2012; Westgaard, 2000). Tevens zorgen hoge werkdruk, lage jobtevredenheid, monotoon werk en te hoge verlangens van de werkgever ook voor een verhoogde kans op de ontwikkeling van MSD (Bernal et al., 2015; Westgaard, 2000). Uit onderzoek blijkt dat werkgerelateerde musculoskeletale aandoeningen vooral voorkomen bij landarbeiders, bouwvakkers, chauffeurs, verpleegkundigen, zorgkundigen, schoonmaak- en huishoudpersoneel (Merllie & Paoli, 2001). Anderzijds spelen een aantal leefstijlfactoren een rol in het ontstaan van musculoskeletale aandoeningen. Volgens de WHO (2019a) zijn onvoldoende fysieke activiteit, roken en ongezonde voeding de grootste risicofactoren op leefstijlgebied. Tevens spelen psychologische stress, angst, depressie, emotionele instabiliteit en een gebrek aan sociale steun ook een rol en lopen vrouwen en mensen met een hogere leeftijd meer risico (Bernal et al., 2015; Westgaard, 2000; Woolf & Pfleger, 2003).

Behandeling

MSD worden binnen de eerstelijnsgezondheidszorg voornamelijk behandeld door een combinatie van farmacologische en niet-farmacologische therapieën. Voor de farmacologische behandeling van MSD worden vaak niet-steroïde anti-inflammatoire geneesmiddelen (NSAID’s) gebruikt (Mason, Moore, Edwards, Derry & McQuay, 2004). Naast pijnstillers blijken tricyclische antidepressiva zoals amitryptiline en anticonvulsiva ook effectief te zijn (Bergman, 2007a; Goldenberg, 2007).

Niet-farmacologische therapieën focussen vooral op het veranderen van leefstijlgedragingen, zoals meer fysieke activiteit en gewichtsbeheersing, maar ook op psychologische begeleiding (WHO, 2019a). De WHO hanteert voor de behandeling van MSD bijvoorbeeld een Integrated Care for Older People (ICOPE)-aanpak, waarbij in de interventies vooral gefocust wordt op fysieke activiteit (WHO, 2017). Ook kunnen kinesitherapie, acupunctuur, transcutane

(18)

18 elektrische zenuwstimulatie (TENS), cognitieve gedragstherapie en psychosociale of beroepsmatige interventies hulp bieden (Bergman, 2007a).

Multimorbiditeit

Multimorbiditeit wordt door de Gezondheidsenquête gedefinieerd als het hebben van twee of meer chronische aandoeningen (Van der Heyden et al., 2018). In de literatuur is er echter geen eenduidige definitie van dit begrip terug te vinden. Uit de systematische review van Willadsen et al. (2016) blijkt dat meer dan de helft van de wetenschappelijke studies geen afkappunt definiëren. Multimorbiditeit zal in deze studie beschouwd worden als het hebben van drie of meer aandoeningen. Volgens Hajat en Stein (2018) leiden één op drie volwassenen aan multimorbiditeit en de sterke toename van chronische aandoeningen zorgt voor een verdubbeling van dit aantal over een periode van 20 jaar. Multimorbiditeit treedt volgens de definitie van de Gezondheidsenquête op bij 15,2% van de Belgische bevolking van 15 jaar en ouder en bij 37,9% van de 65-plussers. Bij laagopgeleiden komt multimorbiditeit vaker voor dan bij hoogopgeleiden (31,1% t.o.v. 10,1% voor de hoogst opgeleiden) (Van der Heyden et al., 2018). Bij één derde tot de helft van de mensen die kampen met multimorbiditeit komen musculoskeletale aandoeningen voor. Vooral bij ouderen is dit een groot probleem (WHO, 2019a). Anderzijds zorgen chronische MSD ook voor een hoger risico op multimorbiditeit. Osteoporose is bijvoorbeeld een risicofactor voor cardiovasculaire aandoeningen (Ellis et al., 2014).

Gevolgen voor individu en maatschappij

Eén van de meest voorkomende symptomen van chronische musculoskeletale aandoeningen is chronische pijn. Daarnaast komen ook stijfheid, tintelingen, jeuk of krampen voor (Bugajska & Sagan, 2014). Een ander symptoom is verminderde functionaliteit, zowel op fysisch als sociaal vlak. Op fysisch vlak kan verminderde mobiliteit of behendigheid optreden, alsook een beperkte uitvoering van de activiteiten van het dagelijks leven (ADL) (Ellis et al., 2014; WHO, 2019a). Chronische MSD kunnen eveneens zorgen voor een verlaagd werkvermogen, zeker bij de oudere populatie van werknemers (Bugajska & Sagan, 2014). Dit heeft als gevolg dat het risico op armoede en sociale uitsluiting vergroot (Bevan, 2015). De impact van musculoskeletale aandoeningen op de mentale gezondheid is eveneens aanzienlijk. Het fysiek en mentaal welzijn kan sterk dalen, waardoor de kwaliteit van leven en autonomie eveneens zullen afnemen (Bugajska & Sagan, 2014; Ellis et al., 2014; WHO, 2019a). Ook is de invloed

(19)

19 van MSD nefast voor de naaste omgeving van de patiënt. Zo zal onder andere het arbeidsleven van familieleden of mantelzorgers verstoord of in gevaar gebracht worden, waardoor een vroegtijdige uittreding uit de arbeidsmarkt kan optreden (Bevan, 2015).

Deze fysieke en mentale beperkingen hebben invloed op sociaalmaatschappelijk vlak in die mate dat de sociale rollen van de patiënt verstoord kunnen worden, zowel in het privéleven als in de werksituatie. Omdat MSD een hogere morbiditeit dan mortaliteit hebben, spelen ze een grote rol in de deelname aan de arbeidsmarkt. MSD zorgen voor een verlaagd werkvermogen, waardoor de kans op absenteïsme toeneemt. Daarnaast hebben arbeidsongeschiktheid en invaliditeit evenzeer een enorme economische impact op de maatschappij, aangezien mentale- en musculoskeletale aandoeningen de belangrijkste oorzaken vormen voor invaliditeit (FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg, 2015). Bovendien spelen MSD ook een rol bij het verlies aan productiviteit op het werk en bij presenteïsme. Dit productiviteitsverlies zal zorgen voor een daling van ongeveer 2% van het BNP in de EU-landen, wat dus een grotere economische impact betekent dan absenteïsme (Bevan, 2015). Ook voor ziekenhuizen stijgen de kosten wanneer ze musculoskeletale aandoeningen behandelen. Eén van hun grootste uitgaven zijn bijvoorbeeld orthopedische chirurgische ingrepen, zoals een totale gewrichtsvervanging (WHO, 2019a).

Chronische musculoskeletale aandoeningen vragen een betere en meer gespecialiseerde gezondheidzorg, waardoor de maatschappelijke uitgaven exponentieel kunnen stijgen bij iedere bijkomende chronische aandoening. Daarnaast bestaat de ziektelast voor de patiënt uit een daling van de kwaliteit van leven, therapietrouw en symptoomcontrole, een verhoogde kans op arbeidsongeschiktheid en een verhoogd aandeel van remgeld. Evenzeer zal ook de druk op mantelzorgers stijgen (Hajat & Stein, 2018). De daling van de levenskwaliteit van de patiënt vormt één van de belangrijkste bedreigingen die chronische aandoeningen met zich meebrengen. Volksgezondheidspreventieprogramma’s kunnen een aanzienlijke bijdrage leveren tot het verminderen van deze ziektelast, indien er een voldoende groot maatschappelijk en politiek draagvlak voor gecreëerd wordt. Door het implementeren van deze programma’s kan de kwaliteit van leven en productiviteit aanzienlijk stijgen, de onnodige medische kosten verminderd worden en uiteindelijk een positieve bijdrage leveren aan de nationale economie (Hardy, 2004).

(20)

20 Gezondheidsgerelateerde kwaliteit van leven

Kwaliteit van leven

De gezondheid van personen met chronische musculoskeletale aandoeningen kan het best bestudeerd worden volgens een biopsychosociaal perspectief (Bergman, 2007b). Gezondheid gaat namelijk niet enkel over de afwezigheid van ziekte, maar over een volledig fysiek, mentaal en sociaal welzijn. Om de gezondheid te bepalen zal dus niet enkel de ernst en frequentie van de ziekte in rekening gebracht moeten worden, maar ook een schatting van het algemeen welzijn van de patiënt (WHO, 1997). Daarom is het concept ‘kwaliteit van leven’ of ‘Quality of Life’ (QoL) zeer belangrijk geworden in de gezondheidszorg en wordt dit ook vaak als uitkomstmaat gehanteerd. De WHO definieert QoL als volgt: “de individuele perceptie van de persoon over zijn positie in het leven, in de context van de cultuur en het waardensysteem waarin hij zich bevindt, in relatie tot zijn doelstellingen, verwachtingen, normen en bezorgdheden” (WHO, 1997).

Gezondheidsgerelateerde levenskwaliteit

Omdat kwaliteit van leven gericht is op niet-gezondheidsgerelateerde levensdomeinen is ‘gezondheidsgerelateerde levenskwaliteit’ of ‘Health-Related Quality of Life’ (HRQoL) een betere uitkomstmaat voor mensen met een chronische (musculoskeletale) aandoening. HRQoL is een multidimensionaal concept en focust op de effecten of gevolgen van gezondheid, ziekte of behandeling voor de patiënt zelf op de kwaliteit van leven (Ferrans, Zerwic, Wilbur, & Larson, 2005; Ojelabi, Graham, Haighton, & Ling, 2017; Yin, Njai, Barker, Siegel, & Liao, 2016). Aspecten die niets met de gezondheid te maken hebben, zoals politieke of culturele factoren, worden hierbij niet bestudeerd (Ferrans et al., 2005). Uit onderzoek blijkt dat chronische MSD, mentale en neurologische aandoeningen van alle ziektebeelden de grootste impact hebben op de HRQoL bij personen jonger dan 75 jaar (Saarni et al., 2007). Het model van Wilson en Cleary biedt een theoretische achtergrond van de verschillende concepten waaruit HRQoL bestaat, namelijk biologische functie, symptomen, functionele status en algemene gezondheidspercepties. Deze gezondheidsconcepten zijn causaal met elkaar verbonden en worden tevens beïnvloed door de individuele- en omgevingskarakteristieken. Uiteindelijk zullen al deze concepten leiden tot de HRQoL (Ferrans et al., 2005; Ojelabi et al., 2017; Wilson & Cleary, 1995).

(21)

21 Figuur 1: Model van Wilson en Cleary (1995)

Verschillende demografische factoren bepalen de HRQoL van individuen. Onderzoek bevestigt dat mannen een betere HRQoL hebben dan vrouwen en dat dit daalt met de leeftijd. Daarnaast hebben hoogopgeleiden een hogere HRQoL dan lager opgeleiden (Charafeddine et al., 2018). Mensen met een job en mensen die bij hun familie wonen hebben eveneens een hogere HRQoL (Xu et al., 2017). De HRQoL daalt gradueel bij mensen met een lagere socio-economische status (SES) en een lager inkomensniveau, maar stijgt bij mensen die in grote gezinnen wonen, omdat hun sociale steun en bijgevolg ook het psychosociaal welzijn stijgt (Delpierre et al., 2012; Joshi, Avasthi, & Kumar, 2003). Tussen sociale steun en de HRQoL bestaat dus een belangrijke correlatie. In de literatuur wordt sociale steun beschouwd als iets immaterieel, zoals luisteren, genegenheid tonen, advies geven, etc. of als iets materieel, zoals het geven van materiële hulp of geld (Ethgen et al., 2004). Hoe minder sociale steun de persoon ervaart, hoe meer kans op depressie en hoe meer de HRQoL zal dalen (Bosworth et al., 2000). Tussen de burgerlijke staat en de HRQoL is geen relatie gevonden (Penson et al., 2001).

Ook risicofactoren hebben een invloed op de HRQoL. Uit de literatuur blijkt dat er een associatie is tussen BMI en HRQoL, waarbij hoe hoger de BMI hoe lager de HRQoL (Coakley et al., 1998; Hill & Williams, 1998; Lean et al., 1999). Bij fysieke activiteit (FA) werd een omgekeerd effect gevonden, hoe meer FA hoe hoger de HRQoL (Kruger et al., 2007). Rokers rapporteren een lagere HRQoL dan niet-rokers (Sarna et al., 2008). Daarnaast is de HRQoL hoger bij personen met een middelmatige alcoholconsumptie tegenover personen met een hoge of lage alcoholconsumptie (Weiland et al., 2014). Uit onderzoek blijkt dat het hebben van

(22)

22 een musculoskeletale aandoening zorgt voor een zeer lage HRQoL, waarbij multimorbiditeit zorgt voor een extra grote daling hiervan (Aktekin et al., 2009; Antonopoulou et al., 2009). Bij chronische MSD blijken vooral fysieke ongemakken zoals pijn verantwoordelijk te zijn voor deze daling (Roux et al., 2005). Daarnaast is ook depressie sterk gecorreleerd met de HRQoL van mensen met MSD (Antonopoulou et al., 2009). Depressie kan lijden tot meer en ernstigere pijn en wordt geassocieerd met een lagere HRQoL (Tsuji, Matsudaira, Sato, & Vietri, 2016). Daarnaast hebben ook angststoornissen invloed op de HRQoL. Vooral sociale en algemene angststoornissen zorgen voor een sterke daling (Kroenke et al., 2013). Deze fysieke en mentale problemen zorgen ervoor dat personen met MSD beperkt worden in hun rollen, wat eveneens resulteert in een sterke daling van de HRQoL (Antonopoulou et al., 2009). Daarnaast is een negatief ziektebeeld bij personen met een chronische MSD gerelateerd aan negatievere gezondheidsuitkomsten, zoals meer en ernstigere pijn en een grotere kans op invaliditeit (van Wilgen, van Ittersum, Kaptein, & van Wijhe, 2008). In de literatuur wordt weergegeven dat positieve ziekteperceptie zorgt voor een betere HRQoL (Foxwell, Morley, & Frizelle, 2013; Hyphantis et al., 2013).

(23)

23 Probleemstelling en Onderzoeksvragen

Chronische musculoskeletale aandoeningen vormen de belangrijkste oorzaak van invaliditeit en brengen zowel op individueel als maatschappelijk vlak heel wat gevolgen met zich mee. In de 21ste eeuw is het managen van deze chronische aandoeningen een complexe uitdaging

geworden, waarbij multimorbiditeit niet uit het oog verloren mag worden (Paulus, Van den Heede, Gerkens, Desomer, & Mertens, 2013).

Chronische musculoskeletale aandoeningen hebben een zeer grote impact op de HRQoL. HRQoL is een zeer belangrijk concept geworden in de gezondheidszorg en is eveneens belangrijk voor beleidsmakers, omdat het een rol speelt in de planning, implementatie en evaluatie van de gezondheidszorg. Aan de hand van HRQoL kan er naast de medische criteria ook rekening gehouden worden met de voorkeuren en het welzijn van de patiënt zelf. Bovendien wordt HRQoL ook als indicator gebruikt om de gezondheidsstatus van de algemene populatie na te gaan. Hierdoor zal een ruimer beeld verkregen worden over de risicogroepen en de effectieve en efficiënte uitvoering van gezondheidszorgdoelstellingen en -beleid. Gezien de toenemende prevalentie van niet-overdraagbare chronische musculoskeletale aandoeningen en stijgende levensverwachting, is de HRQoL zowel nu als in de toekomst van cruciaal belang (Charafeddine et al., 2018).

Daarom is het belangrijk om te achterhalen wat de HRQoL is bij patiënten met een chronische musculoskeletale aandoening, welke factoren hierop een invloed uitoefenen en met welke factoren dit geassocieerd kan worden. Deze resultaten zijn essentieel voor alle gezondheidszorgdiensten en beleidsmakers, zodat zij hun zorgverlening meer patiëntgericht kunnen organiseren en de behandelingen meer op HRQoL gericht kunnen worden. De kennis en inzichten uit dit onderzoek zullen eveneens hulp bieden bij het stellen van prioriteiten bij de screening, behandeling en preventie van chronische musculoskeletale aandoeningen. Hiervoor zijn onderstaande onderzoeksvragen van belang:

(1) Is er een verschil in de HRQoL bij volwassenen met een chronische musculoskeletale aandoening naargelang:

a. de soort musculoskeletale aandoening?

b. demografische factoren zoals geslacht, leeftijd, provincie, burgerlijke staat, opleidingsniveau en beroepssituatie?

c. risicofactoren zoals BMI, rookstatus, alcoholconsumptie, fysieke activiteit en multimorbiditeit?

(24)

24 e. omgevingsfactoren zoals de mate van sociale steun?

(2) Hoe verhoudt de HRQoL zich bij volwassenen met een chronische musculoskeletale aandoening ten opzichte van de HRQoL bij de algemene populatie?

(25)

25

METHODE

Onderzoeksdesign en sampling

Om de HRQoL te onderzoeken bij personen met een chronische musculoskeletale aandoening, werd een kwantitatieve, cross-sectionele studie opgezet binnen de eerstelijnszorg in Vlaanderen. Dit onderzoek maakt deel uit van de QAPICHE-studie, waarbij onderzoek gedaan wordt naar de HRQoL bij zowel cardiovasculaire, mentale en musculoskeletale aandoeningen van chronische aard. Deze studie werd goedgekeurd door de Commissie Medische Ethiek aan de Universiteit Gent (bijlage 2).

Deelnemers aan dit onderzoek zijn volwassen patiënten die medisch gediagnosticeerd zijn met een chronische, niet-overdraagbare musculoskeletale aandoening. Voor de steekproefselectie werden volgende inclusiecriteria gebruikt:

(1) Participanten zijn volwassenen met een leeftijd van 18 jaar of ouder

(2) Participanten zijn medisch gediagnostiseerd met een chronische, musculoskeletale aandoening

(3) Participanten zijn gedurende zes maanden of langer in contact met hun huisarts (4) Participanten hebben een goede kennis van het Nederlands

(5) Participanten hebben geen ernstige cognitieve beperkingen

Via huisartsen met een zelfstandige praktijk en huisartsen werkzaam binnen wijkgezondheidscentra in Vlaanderen werden participanten gerekruteerd. Huisartsen werden via Lokale kwaliteitsgroepen (LOK-groepen) gerekruteerd door middel van convenience sampling om een zo groot mogelijk aantal te bereiken. Een LOK-groep bestaat uit collega-huisartsen die hun medische praktijkvoering delen en kritisch beoordelen om op deze manier de zorgkwaliteit te verbeteren. Jaarlijks worden er vier LOK-vergaderingen georganiseerd, bestaande uit minimaal acht en maximaal 25 huisartsen (Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering, 2014).

Tijdens LOK-vergaderingen werd door de onderzoekers een educatieve presentatie over ‘kwaliteit van leven’ gehouden en werd de studie kort toegelicht, waarna gevraagd werd of artsen interesse hadden om deel te nemen. Geïnteresseerde huisartsen ontvingen informatie van de onderzoekers om ervoor te zorgen dat het doel van de studie en de taak van de huisarts duidelijk was. Om de werklast van de huisartsen niet te verhogen, werd er enkel een minimale tijdsinvestering van hen gevraagd. De taak van de huisartsen bestond bijgevolg uit het identificeren van patiënten binnen hun praktijk tijdens het spreekuur, na validatie van de in- en

(26)

26 exclusiecriteria. Aan de patiënt werd het doel van de studie uitgelegd en indien zij instemden om deel te nemen, werd de schriftelijke vragenlijst met informed consent (bijlage 3), een infobrochure in de vorm van een flyer (bijlage 4) en een voorgefrankeerde enveloppe overhandigd (voluntary response sampling). De patiënten konden ervoor kiezen om de ingevulde vragenlijst gratis op te sturen aan de hand van de voorgefrankeerde enveloppe of terug te bezorgen aan hun huisarts bij een volgend bezoek. Op regelmatige tijdstippen werden de vragenlijsten bij de huisartsen opgehaald, zodat ze alsnog bij de onderzoekers terechtkwamen. Door deze mogelijkheden werd er een hogere responsgraad verwacht.

Figuur 2: Traject voor rekruteren van participanten en datacollectie Patiënt voldoet aan de

inclusiecriteria

Huisarts geeft de vragenlijst aan de patiënt

Patiënt voldoet niet aan de inclusiecriteria

Patiënt vult de vragenlijst thuis in en stuurt deze gratis terug naar de onderzoekers of bezorgt de vragenlijst terug aan de huisarts

50 huisartsen worden gerekruteerd via LOK-groepen in Vlaanderen

Alle huisartsen krijgen de nodige informatie en documenten tijdens een bezoek aan hun praktijk

Iedere huisarts identificeert patiënten die in aanmerking komen en start het rekruteren tijdens de consultaties

Patiënt krijgt informatie en wordt gevraagd om deel te nemen

Patiënt van het volgende consult komt in aanmerking

(27)

27 Steekproefgrootte

Door middel van een steekproefberekening werd er een minimaal vereiste steekproefgrootte bepaald van 118, met een statistische power van 80% en een significantieniveau van 5% (Cohen, West, & Aiken, 2003). De steekproefgrootte werd met 50% verhoogd voor het testen van interactie-effecten. De QAPICHE-studie heeft drie clusters van ziektegroepen (cardiovasculaire aandoeningen, mentale aandoeningen en musculoskeletale aandoeningen), daarom werd de steekproefgrootte verdrievoudigd en werd een steekproefgrootte van minimaal 531 deelnemers vooropgesteld. Echter, in het kader van deze masterproef werd de focus enkel gelegd op musculoskeletale aandoeningen, wat resulteerde in een vooropgesteld doel van 177 participanten.

Datacollectie

Om de onderzoeksvragen te beantwoorden, werd gebruik gemaakt van een eenmalige, schriftelijke vragenlijst die door de huisarts werd uitgedeeld aan de patiënt. De vragenlijst werd door de patiënt thuis ingevuld en vervolgens teruggestuurd met een bijgevoegde voorgefrankeerde enveloppe. Het invullen van de vragenlijst nam ongeveer 30 minuten tijd in beslag. Om praktische redenen was het niet haalbaar om via huisbezoeken de vragenlijsten in te vullen.

Meetinstrumenten

In het begin van de vragenlijst zullen demografische karakteristieken, zoals leeftijd, geslacht, regio, nationaliteit, burgerlijke staat, grootte van het huishouden en het nationaal registratienummer nagevraagd worden. Door de belangrijke impact van de SES op de HRQoL, zal hier extra informatie rond verzameld worden door eveneens het opleidingsniveau, inkomensniveau en de beroepsstatus te bevragen.

Om de aanpasbare risicofactorenvoor chronische aandoeningen na te gaan, zal in deze studie gebruik gemaakt worden van de huidige rookstatus, alcoholconsumptie, fysieke activiteit en de Body Mass Index (BMI) aan de hand van de zelfgerapporteerde lengte en gewicht. De multimorbiditeit zal in deze studie geëvalueerd worden aan de hand van 24 aandoeningen uit de eerstelijnszorg, waarbij de patiënt moet antwoorden met ‘ja’ of ‘neen’. Indien de patiënt ‘ja’ antwoord, wil dit zeggen dat deze aandoening bevestigd werd door de huisarts of dat de patiënt

(28)

28 hiervoor medicatie gebruikt die werd voorgeschreven door de arts. Deze zelfontwikkelde vragenlijst werd gebaseerd op de MM-21 (Fortin, Almirall, & Nicholson, 2017).

EQ-5D-5L. Eén van de bekendste, generieke meetinstrumenten om de zelfwaargenomen

gezondheidstoestand van de patiënt te achterhalen is de EQ-5D-5L. Deze gestandaardiseerde schaal bestaat uit een beschrijvend deel en een visueel analoge schaal (VAS-schaal). In het eerste deel worden vijf gezondheidsgerelateerde domeinen bevraagd, namelijk mobiliteit, zelfzorg, dagelijkse activiteiten, pijn/ongemak en angst/depressie. De indexscore zal hierop berekend worden aan de hand van de UK value set, waarbij een score van 1,0 gelijk gesteld wordt met een optimale gezondheid (EuroQol Research Foundation, 2019). In het tweede deel zal de patiënt aangeven hoe goed of slecht zijn/haar gezondheid vandaag gepercipieerd wordt. Hierbij duidt de patiënt een cijfer tussen 0 tot 100 aan, waarbij 100 staat voor de beste gezondheid en nul voor de slechtste gezondheid die men zich kan voorstellen (Ferrans et al., 2005).

HADS. Deze studie zal gebruikmaken van de Hospital Anxiety and Depression Scale (HADS).

Dit is een gevalideerd meetinstrument van Zigmond en Snaith (1983) om symptomen van angst- en depressieve stoornissen vast te stellen en te beoordelen. De HADS neemt twee tot vijf minuten is beslag en bestaat uit 14 items, namelijk twee schalen van elk zeven items. De maximale totaalscore per schaal is 21, waarbij geldt dat hoe hoger de score is, hoe meer angstige of depressieve gevoelens ervaren worden (Spinhoven et al., 1997; Zigmond, & Snaith, 1983).

F-SozU K6. De mate van sociale steun zal nagegaan worden aan de hand van de Social

Support Questionnaire. Dit is een valide en betrouwbaar meetinstrument voor de algemene populatie (Fydrich, Sommer, Tydecks, & Brähler 2009; Kliem et al., 2015). Door middel van forward-backward vertaling werd de Nederlandstalige versie gebruikt in deze vragenlijst. Deze bevat zes vragen met telkens vijf antwoordmogelijkheden, van ‘helemaal oneens’ tot ‘helemaal eens’. Deze vragen gaan over de algemene sociale steun, waarbij de hulp van gezondheidswerkers niet meegerekend wordt. De totaalscore kan variëren tussen 5 en 30, waarbij een hogere score wijst op een hogere mate van sociale steun.

(29)

29 Data analyse

Om een antwoord te vormen op bovenstaande onderzoeksvragen zal de data geanalyseerd worden via beschrijvende en verklarende statistiek aan de hand van het statistisch softwareprogramma IBM SPSS Statistics 26. Niet of fout beantwoorde vragen worden open gelaten en als missing gecodeerd.

Eerst en vooral zal de steekproef en hun karakteristieken geanalyseerd worden aan de hand van beschrijvende statistiek om een breed beeld te verkrijgen van de onderzoekspopulatie. Dit zal gebeuren door middel van gemiddelden, standaard deviaties en percentages van continue variabelen. Daarnaast zullen onder andere frequentietabellen weergegeven worden voor categorische variabelen.

Via verklarende statistiek zullen verkennende data analyses uitgevoerd worden op continue en categorische variabelen. Verschillende groepen worden parametrisch met elkaar vergeleken met de HRQoL als uitkomstmaat. Indien de variabelen normaal verdeeld zijn, zal dit gebeuren aan de hand van Independent Samples T-testen of One-way ANOVA’s (met indien nodig Post Hoc testen). Indien niet normaal verdeeld, zullen de niet-parametrische varianten gebruikt worden zoals Mann-Whitney U en Kruskal Wallis testen.

Covariaten zullen nagegaan worden aan de hand van ANCOVA testen. Uiteindelijk worden de resultaten met behulp van One-Samples T-testen gecontroleerd op validiteit aan de hand van de data rond HRQoL in de Gezondheidsenquête (Charafeddine et al., 2018). Een P-waarde van kleiner dan 0,05 word bij alle testen beschouwd als statistisch significant en een P-waarde tussen 0,05 en 0,1 als randsignificant.

(30)

30

RESULTATEN

Beschrijvende statistiek

Demografische en risicofactoren

Tabel 2 geeft een overzicht van de verschillende demografische factoren en risicofactoren. De meerderheid van de participanten met een chronische MSD in deze studie leden aan een chronische gewrichtsaandoening (76.6%) of een chronische rug-, nek-, schouder-, elleboog-, pols- of handaandoening (70.4%). Eén derde van de participanten had een chronische aandoening van het bot of de spieren (32.4%) en een minderheid had osteoporose (17.6%). De gemiddelde leeftijd van deze participanten bedroeg 66.3 jaar (±13.53) met een minimumleeftijd van 22 jaar en een maximumleeftijd van 90 jaar. Meer dan de helft van de deelnemers (51.8%) behoorde tot de leeftijdscategorie van 55 tot 74 jaar. Bijna één derde van de participanten was ouder dan 75 jaar (31.2%).

De meerderheid van de respondenten waren vrouwen (57.7%). Bijna de helft van de participanten was woonachtig in Oost-Vlaanderen (45.1%) en één derde in Antwerpen (33.1%). Daarnaast was 12.0% van de participanten woonachtig in West-Vlaanderen, 9.2% in Vlaams-Brabant en slechts één participant woonde in het Brussels-Hoofdstedelijk Gewest. De grote meerderheid van de participanten was gehuwd of samenwonend (70.4%), 12.0% gescheiden, 9.9% alleenstaand en 7.7% weduwnaar of weduwe. De meerderheid van de participanten (46.8%) was laaggeschoold (geen diploma of een diploma lager (secundair) onderwijs), 36.9% was middengeschoold (diploma hoger secundair onderwijs) en 16.3% was hooggeschoold (diploma niet-universitair hoger onderwijs, universitair onderwijs, doctoraat). Daarnaast werkte de grote meerderheid van de participanten (88.7%) niet op het moment van de bevraging.

Uit deze gegevens blijkt dat de gemiddelde BMI van de participanten 27.33 bedroeg (±5.12). Iets meer dan één derde van de participanten leed aan obesitas (34.5%). 91.5% van de participanten waren niet-rokers (nooit of vroeger gerookt). Meer dan vier vijfde van de participanten had een lage, 12.7% een middelmatige en 3.5% een hoge gemiddelde alcoholconsumptie per week. De meeste participanten (70.0%) deden enkel lichte fysieke activiteit in de meeste weken, bijna één vierde van de deelnemers (23.1%) deed geen fysieke activiteit en een kleine minderheid (6.9%) deed aan zware fysieke activiteit. 88.7% van de participanten leed aan multimorbiditeit en slechts 11.3% had één of twee aandoeningen. Het aantal chronische aandoeningen waaraan de participanten leden, wordt weergegeven in figuur 3. Hieruit blijkt dat de meeste participanten leden aan vijf verschillende aandoeningen.

(31)

31 Tabel 2: Demografische en risicofactoren van personen met een chronische MSD

Demografische en risicofactoren

% (N) Soort chronische MSD

Gewrichtsaandoening

Aandoening van bot of spieren Osteoporose

Rug-, nek-, schouder-, elleboog-, pols- of handaandoening 76.8% (109/142) 32.4% (46/142) 17.6% (25/142) 70.4% (100/142) Leeftijd in jaren 18-34 35-54 55-74 75+ 2.1% (3/141) 14.9% (21/141) 51.8% (73/141) 31.2% (44/141) Geslacht Man Vrouw 42.3% (60/142) 57.7% (82/142) Provincie Antwerpen Oost-Vlaanderen West-Vlaanderen Vlaams-Brabant Brussels-Hoofdstedelijk Gewest 33.1% (47/142) 45.1% (64/142) 12.0% (17/142) 9.2% (13/142) 0.7% (1/142) Burgerlijke staat Alleenstaand Gehuwd/samenwonend Gescheiden Weduwnaar/weduwe 9.9% (14/142) 70.4% (100/142) 12.0% (17/142) 7.7% (11/142) Opleidingsniveau Laag Midden Hoog 46.8% (66/141) 36.9% (52/141) 16.3% (23/141) Beroepssituatie Werkend Niet werkend 11.3% (16/141) 88.7% (125/141) BMI Geen obesitas Obesitas 65.5% (91/139) 34.5% (48/139) Rookstatus Niet-roker Roker 91.5% (130/142) 8.5% (12/142) Gemiddelde alcoholconsumptie per week

Laag (0-6) Middelmatig (7-13) Hoog (≥14) 83.8% (119/142) 12.7% (18/142) 3.5% (5/142) Wekelijkse fysieke activiteit (FA)

Geen FA Lichte FA Zware FA 23.1% (30/130) 70.0% (91/130) 6.9% (9/130) Multimorbiditeit Neen Ja 11.3% (16/142) 88.7% (126/142)

(32)

32 Figuur 3: Aantal chronische aandoeningen bij personen met een chronische MSD

HRQoL, angst, depressie en sociale steun

Tabel 3 geeft een overzicht van de EQ-5D-5L scores op vijf dimensies, scores op de HADS en op de F-SozU K6. De meerderheid van de participanten (89.0%) rapporteerde problemen met pijn of ongemak, 71.3% rapporteerde problemen met mobiliteit, 62.2% had problemen met het uitvoeren van dagelijkse activiteiten, 42.2% rapporteerde problemen met angst/depressie en 24.2% had problemen met zelfzorg. Op vlak van mobiliteit en dagelijkse activiteiten werden er vooral lichte en matige problemen ondervonden en op vlak van zelfzorg en angst/depressie waren dit vooral lichte problemen. Vrouwen ondervonden wel meer matige tot ernstige problemen dan mannen op vlak van angst en depressie. Bij pijn en ongemak rapporteerde de meerderheid matige problemen (38.2%). Over het algemeen scoorden vrouwen slechter dan mannen op deze vijf dimensies. Opmerkelijk is dat mannen bij alle dimensies, behalve bij pijn en ongemak, meer extreme problemen rapporteerden dan vrouwen.

Van deze vijf dimensies werd een totale EQ-5D-5L indexscore berekend tussen nul en één. Deze indexscore bedroeg gemiddeld 0.60 (±0.30) en was hoger voor mannen dan voor vrouwen, namelijk 0.63 (±0.32) tegenover 0.57 (±0.29). De gemiddelde EQ-VAS score bedroeg 62.15 (±18.97). Ook deze score was lager voor vrouwen, namelijk 60.29 (±17.58) tegenover 64.61 (±20.56).

Aantal chronische aandoeningen

A a n ta l p a rt ic ip a n te n

(33)

33 Uit de HADS scores kan afgeleid worden dat de participanten een gemiddelde score hadden van 6.80 op 21 (±4.22) voor depressie en 6.48 op 21 (±4.70) voor angst. De meerderheid van de participanten bleek geen depressieve stoornis (60.9%) of geen angststoornis (67.9%) te hebben. Ongeveer één vijfde van de participanten had vermoedelijk een depressieve stoornis (20.3%) of een angststoornis (20.7%). Vrouwen hadden vaker een mogelijke of vermoedelijke angst- of depressieve stoornis dan mannen.

Uit de F-SozU K-6 scores blijkt dat de participanten gemiddeld 22.69 (±5.73) scoorden op 30, wat wijst op het ervaren van veel sociale steun. Slechts 8.9% van de participanten ervaarden weinig sociale steun. Mannen scoorden iets hoger dan vrouwen, namelijk 23.04 (±6.02) tegenover 22.45 (±5.55).

(34)

34 Tabel 3: Scores op de EQ-5D-5L, HADS en F-SozU K6 van participanten met een

chronische MSD EQ-5D-5L Man % Vrouw % Totaal % (N) Mobiliteit Geen problemen Lichte problemen Matige problemen Ernstige problemen Extreme problemen 30.5% 35.6% 20.3% 6.8% 6.8% 27.3% 24.7% 36.4% 9.1% 2.6% 28.7% (39/136) 29.4% (40/136) 29.4% (40/136) 8.1% (11/136) 4.4% (6/136) Zelfzorg Geen problemen Lichte problemen Matige problemen Ernstige problemen Extreme problemen 76.4% 7.3% 9.1% 5.5% 1.8% 75.3% 12.3% 8.2% 2.7% 1.4% 75.8% (97/128) 10.2% (13/138) 8.6% (11/128) 3.9% (5/128) 1.6% (2/128) Dagelijkse activiteiten Geen problemen Lichte problemen Matige problemen Ernstige problemen Extreme problemen 50.8% 18.6% 15.3% 8.5% 6.8% 27.6% 26.3% 31.6% 11.8% 2.6% 37.8% (51/135) 23.0% (31/135) 24.4% (33/135) 10.4% (14/135) 4.4% (6/135) Pijn/ongemak Geen problemen Lichte problemen Matige problemen Ernstige problemen Extreme problemen 17.2% 37.9% 24.1% 19.0% 1.7% 6.4% 21.8% 48.7% 17.9% 5.1% 11.0% (15/136) 28.7% (39/136) 38.2% (52/136) 18.4% (25/136) 3.7% (5/136) Angst/depressie Geen problemen Lichte problemen Matige problemen Ernstige problemen Extreme problemen 59.6% 29.8% 5.3% 3.5% 1.8% 56.3% 19.7% 11.3% 11.3% 1.4% 57.8% (74/128) 24.2% (31/128) 8.6% (11/128) 7.8% (10/128) 1.6% (2/128)

EQ-5D-5L Index, gem (SD) 0.63 (0.32) 0.57 (0.29) 0.60 (0.30) EQ-VAS, gem (SD) 64.61 (20.56) 60.29 (17.58) 62.15 (18.97) HADS Man % Vrouw % Totaal % (N) Depressie (Score) Geen (0-7) Mogelijks (8-10) Vermoedelijk (11-21) 74.6% 10.2% 15.3% 50.6% 25.3% 24.1% 60.9% (84/138) 18.8% (26/138) 20.3% (28/138) Angst (Score) Geen (0-7) Mogelijks (8-10) Vermoedelijk (11-21) 79.7% 8.5% 11.9% 59.3% 13.6% 27.2% 67.9% (95/140) 11.4% (16/140) 20.7% (29/140)

(35)

35 F-Sozu K6 Man % Vrouw % Totaal % (N) Sociale steun (Score)

Weinig (5-15) Veel (15-30) 8.0% 92.0% 9.6% 90.4% 8.9% (11/123) 91.1% (112/123)

(36)

36 Verklarende statistiek

Verschil in HRQoL naargelang demografische en risicofactoren

Uit tabel 4 blijkt dat de indexscore het laagste was voor participanten met een aandoening van het bot of de spieren (0.44,±0.34) en voor participanten met een rug-, nek-, schouder-, elleboog-, pols- of handaandoening (0.53,±31). Zij scoorden significant lager dan de andere participanten met een chronische MSD. Participanten die lijden aan osteoporose of een gewrichtsaandoening scoorden even hoog, namelijk 0.59 (±0.26) en 0.59 (±0.32).

Er was geen significant verschil in HRQoL naargelang leeftijd, geslacht en provincie. De indexscore was het laagst bij de leeftijdscategorie van 35 tot 54 jaar (0.54,±0.27) en bij de 75-plussers (0.56,±0.34) en het hoogst bij de leeftijdscategorie van 55 tot 74 jaar (0.63,±30). Vrouwen scoorden lager dan mannen (0.57,±0.29 tegenover 0.63,±0.32) en vooral in West-Vlaanderen lag de indexscore onder het gemiddelde (0.45,±0.36).

HRQoL was significant verschillend naargelang burgerlijke staat. Personen die gescheiden zijn, scoorden significant lager dan participanten die gehuwd of samenwonend zijn (P=0.001) en significant lager dan weduwnaars en weduwes (P=0.013). Daarnaast was er een randsignificant verschil tussen alleenstaanden en personen die gescheiden zijn (P=0.070). Opmerkelijk was er qua opleidingsniveau vrijwel geen verschil in score en dus ook geen significant verschil in HRQoL. Ook naargelang beroepssituatie was er geen significant verschil. Personen die werken, scoorden wel hoger dan personen die niet werken (0.67,±0.27 tegenover 0.59,±0.31).

Er was geen verschil in HRQoL naargelang BMI, rookstatus en multimorbiditeit. Personen met obesitas scoorden lager dan personen zonder obesitas (0.58,±0.31 tegenover 0.62,±0.29). Rokers scoorden lager dan niet-rokers (0.53,±0.36 tegenover 0.60,±0.30) en participanten met multimorbiditeit scoorden lager dan participanten zonder (0.59,±0.31 tegenover 0.69,±0.20). Naargelang de gemiddelde alcoholconsumptie en de fysieke activiteit per week werd wel een significant verschil gevonden in HRQoL. Personen met een lage alcoholconsumptie scoorden significant lager dan personen met een middelmatige alcoholconsumptie (P=0.004). Daarnaast scoorden participanten die aan lichte FA deden significant lager dan participanten die aan zware FA deden (P=0.022). Er was een randsignificant verschil tussen personen die aan lichte en personen die aan matige FA deden (P=0.053) en tussen personen die aan matige en personen die aan zware FA deden (P=0.066).

(37)

37 Tabel 4: Verschil in HRQoL naargelang demografische en risicofactoren van

participanten met een chronische MSD

Demografische en risicofactoren EQ-5D-5L Index (SD) P-waarde Soort chronische MSD Gewrichtsaandoening

Aandoening van bot of spieren Osteoporose

Rug-, nek-, schouder-, elleboog-, pols- of handaandoening 0.59 (0.32) 0.44 (0.34) 0.59 (0.26) 0.53 (0.31) 0.510a < 0.001a 0.799a < 0.001a Leeftijd 18-34 35-54 55-74 75+ 0.60 (0.17) 0.54 (0.27) 0.63 (0.30) 0.56 (0.34) 0.635b Geslacht Man Vrouw 0.63 (0.32) 0.57 (0.29) 0.312a Provincie Antwerpen Oost-Vlaanderen West-Vlaanderen Vlaams-Brabant Brussels-Hoofdstedelijk Gewest 0.59 (0.30) 0.61 (0.32) 0.45 (0.36) 0.70 (0.16) 0.63 ( / ) 0.449b Burgerlijke staat Alleenstaand Gehuwd/samenwonend Gescheiden Weduwnaar/weduwe 0.57 (0.25) 0.64 (0.28) 0.33 (0.38) 0.70 (0.01) 0.006c Opleidingsniveau Laag Midden Hoog 0.60 (0.31) 0.59 (0.31) 0.60 (0.30) 0.990b Beroepssituatie Niet werkend Werkend 0.59 (0.31) 0.67 (0.24) 0.344a BMI Obesitas Geen obesitas 0.58 (0.31) 0.62 (0.29) 0.584a Rookstatus Roker Niet-roker 0.53 (0.36) 0.60 (0.30) 0.491a

(38)

38

Demografische en risicofactoren

EQ-5D-5L Index (SD)

P-waarde Gemiddelde alcoholconsumptie per

week Laag Middelmatig Hoog 0.56 (0.31) 0.78 (0.10) 0.77 (0.25) 0.007c

Fysieke activiteit (FA) Lichte Matige Zware 0.43 (0.39) 0.63 (0.26) 0.83 (0.15) 0.022c Multimorbiditeit Neen Ja 0.69 (0.20) 0.59 (0.31) 0.283a

a P-waarde werd berekend aan de hand van Independent Samples T b P-waarde werd berekend aan de hand van One-way ANOVA c P-waarde werd berekend aan de hand van Kruskal Wallis

(39)

39 Verschil in HRQoL naargelang angst, depressie en sociale steun

De resultaten in tabel 5 tonen significante verschillen in HRQoL naargelang angst en depressie. Bij angst scoorden personen zonder stoornis significant lager dan personen met een vermoedelijke stoornis (0.39,±0.33 tegenover 0.67,±0.26). Bij depressie scoorden personen zonder stoornis significant hoger dan personen met een vermoedelijke stoornis (0.72,±0.19 tegenover 0.26,±0.33) en hoger dan personen met mogelijks een stoornis (0.72,±0.19 tegenover 0.56,±0.29). Personen met mogelijks een stoornis scoorden significant hoger dan personen met een vermoedelijke stoornis (0.56,±0.29 tegenover 0.26,±0.33). Tabel 5 geeft ook een overzicht van de HRQoL naargelang sociale steun. Hieruit blijkt dat personen met weinig sociale steun significant lager scoorden dan personen met veel sociale steun (0.21,±0.19 tegenover 0.62,±0.29).

Tabel 5: Verschil in HRQoL naargelang angst, depressie en sociale steun van participanten met een chronische MSD

HADS EQ-5D-5L Index (SD) P-waarde Angst (Score) Geen (0-7) Mogelijks (8-10) Vermoedelijk (11-21) Geen – mogelijks Geen – vermoedelijk Mogelijks – vermoedelijk 0.67 (0.26) 0.55 (0.32) 0.39 (0.33) < 0.001b 0.340e < 0.001e 0.211e Depressie (Score) Geen (0-7) Mogelijks (8-10) Vermoedelijk (11-21) Geen – mogelijks Geen – vermoedelijk Mogelijks – vermoedelijk 0.72 (0.19) 0.56 (0.29) 0.26 (0.33) < 0.001c 0.003d 0.001d 0.002d F-SozU-K6 EQ-5D-5L Index (SD) P-waarde Sociale steun (Score)

Weinig (5-15) Veel (15-30) 0.21 (0.19) 0.62 (0.29) < 0.001a a = Independent Samples T b = One-way ANOVA c = Kruskal Wallis d = Mann-Whitney U e = POST HOC

(40)

40 Verschil in HRQoL tussen onderzoekspopulatie en algemene populatie op 5D-5L en EQ-VAS

In tabel 6 worden de verschillen in HRQoL tussen de algemene populatie en de participanten met een chronische MSD weergegeven. De gemiddelde EQ-5D-5L indexscore van de algemene populatie in België bedroeg 0.79; 0.82 voor mannen en 0.77 voor vrouwen (Charafeddine et al., 2018). Voor personen met een chronische MSD was dit 0.60 (±0.30); 0.63 (±0.32) voor mannen en 0.57 (±0.28) voor vrouwen. De gemiddelde score op de EQ-VAS bedroeg 77.60 (±0.50) bij de totale algemene populatie tegenover 62.15 (±18.97) bij de onderzoekspopulatie. Voor mannen in de algemene populatie was dit 78.70 (±0.80) en voor vrouwen 76.70 (±0.80) (Szende, Janssen, & Cabases, 2014). Voor mannen met een chronische MSD was dit 64.61 (±20.56) en voor vrouwen 60.29 (±17.58).

Hieruit blijkt dat personen met een chronische MSD over het algemeen significant lager scoorden dan de algemene populatie op zowel de EQ-5D-5L als op de EQ-VAS. Zowel mannen als vrouwen scoorden significant lager dan de algemene populatie. Enkel bij de leeftijdscategorie van 25 tot 34 jaar en 75-plussers waren er bij de EQ-5D-5L geen significante verschillen (P=0.162;P=0.113). Bij de EQ-VAS was er bij de leeftijdscategorie van 65 tot 74 ook geen significant verschil tussen de onderzoekspopulatie en de algemene populatie (P=0.169) en bij personen met een leeftijd van 25 tot 34 jaar en van 35 tot 44 jaar was er een randsignificant verschil (P=0.081;P=0.059). Deze verschillen in scores naargelang leeftijd op de EQ-5D-5L en EQ-VAS worden grafisch weergegeven in figuur 4 en 5 aan de hand van een radardiagram.

(41)

41 Tabel 6: Verschil in HRQoL tussen de algemene populatie en participanten met een chronische MSD (Charafeddine et al., 2018;

Szende, Janssen, & Cabases, 2014)

EQ-5D-5L EQ-VAS Algemene populatie (95%BI) Onderzoekspopulatie (SD) P-waarde (One-Samples T-test) Algemene populatie (SD) Onderzoekspopulatie (SD) P-waarde (One-Samples T-test) Totaal 0.79 (0.79-0.80) 0.60 (0.30) <0.001 77.6 (0.05) 62.15 (18.97) < 0.001 Geslacht Man Vrouw 0.82 (0.81-0.83) 0.77 (0.76-0.78) 0.63 (0.32) 0.57 (0.28) <0.001 <0.001 78.7 (0.80) 76.7 (0.80) 64.61 (20.56) 60.29 (17.58) < 0.001 < 0.001 Leeftijd 18-24 25-34 35-44 45-54 55-64 65-74 75+ 0.85 (0.83-0.88) 0.85 (0.84-0.86) 0.82 (0.80-0.83) 0.78 (0.77-0.80) 0.78 (0.76-0.79) 0.77 (0.76-0.79) 0.66 (0.63-0.68) / 0.69 (0.06) 0.47 (0.29) 0.58 (0.27) 0.59 (0.29) 0.66 (0.30) 0.56 (0.34) / 0.162 0.031 0.028 0.002 0.036 0.113 84.0 (1.0) 82.0 (1.2) 80.2 (1.2) 77.2 (1.4) 74.2 (1.6) 71.3 (1.3) 69.4 (1.7) / 62.50 (3.54) 51,00 (29.33) 54.33 (20.43) 59.33 (17.26) 67.33 (19.13) 61.52 (19.03) / 0.081 0.059 0.001 < 0.001 0.169 < 0.001

(42)

42 Figuur 4: Verschil in EQ-5D-5L indexscores tussen algemene populatie en personen met een chronische MSD naargelang leeftijd

Figuur 5: Verschil in EQ-VAS scores tussen algemene populatie en personen met een chronische MSD naargelang leeftijd

0,85 0,82 0,78 0,78 0,77 0,66 0,69 0,47 0,58 0,59 0,66 0,56 25-34 35-44 45-54 55-64 65-74 75+

EQ-5D-5L indexscores

Algemene populatie Personen met een chronische MSD

82 80,2 77,2 74,2 71,3 69,4 62,5 51 54,33 59,33 67,33 61,52 25-34 35-44 45-54 55-64 65-74 75+

EQ-VAS scores

(43)

43 Covariaten in verschil in EQ-5D-5L indexscores naargelang patiëntenkarakteristieken

Er werd nagegaan of leeftijd, geslacht en multimorbiditeit een storende invloed uitoefenden op bovenstaande resultaten door deze variabelen op te nemen als covariaat. Uit deze analyse kon afgeleid worden dat leeftijd, geslacht en multimorbiditeit geen storende invloed uitoefenden op de verschillen in EQ-5D-5L naargelang alle bovenstaande patiëntkarakteristieken.

Afbeelding

Figuur 2: Traject voor rekruteren van participanten en datacollectie Patiënt voldoet aan de
Tabel 3 geeft een overzicht van de EQ-5D-5L scores op vijf dimensies, scores op de HADS  en op de F-SozU K6
Tabel 5: Verschil in HRQoL naargelang angst, depressie en sociale steun van  participanten met een chronische MSD
Figuur 5: Verschil in EQ-VAS scores tussen algemene populatie en personen met een  chronische MSD naargelang leeftijd

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De Noordwest Ziekenhuisgroep heeft een speciaal vaccinatie- reizigerspreekuur voor mensen met een (chronische) aandoening en/of verminderde weerstand. U krijgt van

Veel mensen met een beperking of chronische aandoening voelen zich in de openbare ruimte (OV en winkels) niet voldoende beschermd tegen corona. En één op de zes voelt zich in de

Maatwerk bieden en het behouden van de online toepassingen voor deze groep zorgt ervoor dat er voor hen veel meer kansen zijn om, jongeren met een chronische- psychische

Er zijn verschillende componenten waarvan bewezen is dat zij de zorg voor chronisch zieken kunnen verbeteren namelijk: ondersteuning van zelfmanagement van patiënten, verbeteren van

Dit NHG-Standpunt heeft betrekking op de zorg voor patiënten met veelvoorkomende chronische aandoeningen in de huisartsenpraktijk, waarvan de kwaliteit is gediend met

Wat is de huidige omvang en samenstelling van de groep kinderen en jongeren met een chronische aandoening tot en met 25 jaar in Nederland, welke eventuele verschuivingen in

In de leeftijdscategorie van 18 t/m 25 jaar geven jongeren hun leven een stuk lager cijfer; ze zijn minder vaak lid van sportverenigingen en ervaren dat er op school, sport en

Was vóór de transitie alles in één wet geregeld voor deze jeugd, met de huidige Jeugdwet moeten kinderen en jongeren en hun ouders een beroep doen op een hele reeks andere wetten