• No results found

Notitie LNV inbreng in MIRT gebiedsagenda’s

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Notitie LNV inbreng in MIRT gebiedsagenda’s"

Copied!
1
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Notitie LNV inbreng in MIRT gebiedsagenda’s

29 april 2010

(Verslag van Helpdeskvraag 523798301, Gebiedsprocessen en -ontwikkeling

BO-11-004-000)

Robert Jan Fontein, Ingrid Coninx en Dana Kamphorst

1. Inleiding

1.1.

Probleemstelling en vraagstelling

Het Kabinet heeft besloten de rijksinvesteringen in het ruimtelijk-fysieke domein te integreren in het Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport (MIRT). In de eerste plaats geldt dit voor V&W en VROM. Voor LNV (en EZ) is sprake van een ingroeimodel gelet op de vigerende afspraken rondom het ILG. In het najaar 2009 hebben Rijk en regio de eerste generatie MIRT-gebiedsagenda’s voor de acht regio’s vastgesteld (en aangeboden aan de Tweede Kamer). De gebiedsagenda’s schetsen een (middel)-langetermijnvisie (bij voorkeur samenhangend) op o.a. de thema’s wonen, werken, groen, water en mobiliteit. Gelet op het belang en de potentie van de MIRT-gebiedsagenda’s in het definiëren en programmeren van majeure prioritaire (toekomstige) rijksopgaven heeft LNV een actieve bijdrage geleverd om de groen blauwe opgaven in te brengen. Omdat dit decentraal tot stand is gekomen en omdat LNV actief de discussie voert over de betekenis die het MIRT voor LNV kan hebben, is in een quick scan onderzocht wat de LNV bijdrage aan de MIRT agenda’s is geweest en wat de toekomstige LNV beleidsagenda is die uit de MIRT agenda’s naar voren komt.

Er zijn 8 gebiedsagenda’s: Zuidvleugel/Zuid-Holland, Zeeland, Utrecht, ‘Blik op de Randstad’, Oost, Limburg, Noord en Noord-Brabant.

Het doel van LNV is een inhoudelijke en procesmatige inventarisatie van de LNV-inbreng in de 1e generatie MIRT

gebiedsagenda’s om hieruit lessen te trekken voor de 2e generatie

Doel van de notitie is een ondersteuning bieden bij het begrijpen van de tabellen in bijlage 1 en bijlage 2, die checklisten bevatten van de LNV thema’s die in de MIRT gebiedsagenda’s zijn

opgenomen. In de notitie zal een aanzet gegeven worden voor de voornaamste conclusies die uit de bijlagen gehaald kunnen worden. Echter, de tabel kan mogelijk nog meer interessante opmerkingen bevatten dan deze die hier beschreven zijn.

Daarom zal de tabel een interessante input kunnen zijn voor de verdere discussies over de 2de generatie gebiedsagenda’s.

(2)

gebiedsagenda’s, zodat dan op een samenhangende wijze de LNV beleidsagenda kan worden ingebracht.

Hoofdvraag:

Wat is de bijdrage van LNV-thema’s aan de MIRT gebiedsagenda’s en welke lessen biedt dit voor een 2e generatie MIRT

gebiedsagenda’s?

Subvragen:

- Welke LNV-thema’s worden benoemd in de MIRT gebiedsagenda’s?

- Hoe worden de LNV-thema’s in de MIRT gebiedsagenda’s geborgd:

o Thematische borging o Gebiedsgerichte borging

- Op welke manier zijn de LNV-thema’s verankerd? o Groen-blauwe thema’s als onderlegger

o Samenhang van LNV thema’s met thema’s van andere ministeries

- Welke thema’s ontbreken er in de gebiedagenda’s?

- In hoeverre is bij het benoemen van de LNV thema’s in de MIRT gebiedsagenda’s rekening gehouden met het lange termijnperspectief?

- Hoe is het proces van LNV inbreng verlopen in de totstandkoming van de MIRT gebiedsagenda’s?

- Wat kunnen LNV-medewerkers van elkaar leren om in de volgende generatie gebiedsagenda’s de LNV inbreng op een goede manier te borgen?

1.2.

Aanpak en definities

Gegevensverzameling

De vragen worden via twee manieren van informatieverzameling beantwoord: via tekstanalyse van de gebiedsagenda’s en door gesprekken gehouden met LNV-medewerkers die betrokken waren bij het opstellen van de eerste generatie gebiedsagenda’s. Omdat gaandeweg de nadruk vanuit LNV meer kwam te liggen op het leveren van een zeer gedetailleerde checklist, zijn de MIRT gebiedsagenda’s in detail gescreend en zijn alle LNV thema’s in Excel tabellen bijgehouden; vervolgens zijn deze vergeleken (zie bijlagen 1 en 2).

Met betrekking tot het onderling leren van lessen ten behoeve van de tweede generatie MIRT-gebiedsagenda’s, merken wij op dat dit in het kader van deze beperkte Helpdeskvraag, waarbij de nadruk lag op het inhoudelijk inventariseren van de LNV inbreng, geen interactief leertraject kon worden ingezet. Wel kunnen de producten van dit onderzoek dienen voor onderlinge discussie van LNV - medewerkers en een rol spelen in een leerproces.

(3)

Analysekader – definities

In deze studie onderscheiden we twee typen LNV thema’s:

- Een thema dat door bestaand beleid is afgedekt: hierbij is de update MJP2 benut. Het gaat om LNV rijksdoelen op het gebied van: natuur, landbouw, recreatie, landschap, water, bodem, aandachtsgebieden (reconstructie zandgebieden, handicapgebieden en de Nota Ruimte gebieden greenports en westelijk veenweidegebied) en leefbaarheid.

- Thema’s die niet door staand beleid worden afgedekt, maar die in de toekomst van groeiend belang kunnen worden (de toekomstige LNV beleidsagenda).

NB. Beleidsthema’s die onder het MJP2 vallen, worden daar in de MIRT gebiedsagenda’s niet altijd expliciet aan toegeschreven (bijvoorbeeld bij het benoemen van projecten). Het is daarom voor de onderzoekers niet met zekerheid te zeggen of alle thema’s en projecten 100% compleet naar MJP2 zijn geclassificeerd.

Borging en verankering

We onderscheiden twee manieren van borging van LNV thema’s: - Thematisch (T): het thema is opgenomen in de gebiedsagenda

(dus door het thema (sectoraal of meer integraal) als opgave te benoemen of het beleid te beschrijven)

- Gebiedsgericht (G): opgenomen in gebiedsgerichte uitwerking, op projectniveau of op kaart

Deze twee aanduidingen zijn toegepast in Bijlage 2.

Daarnaast onderscheiden we de volgende typen van verankering van LNV thema’s:

- Een LNV-concept wordt gebruikt als voor ontwerp of locatiekeuze van andere opgaven (onderlegger)

- Bij ontwikkeling van functies worden deze ingepast in het landschap/ functiecombinaties, zoals combinaties van groen-rood- blauw op gebiedsniveau.

- LNV thema’s spelen een rol in de besluitvorming/het maken van keuzes.

‘Ontbrekende thema’s’

Omdat de gebiedsagenda‘s per regio een verschillend proces van totstandkoming hebben doorlopen en de LNV medewerkers die betrokken zijn geweest in de MIRT gebiedteams dit op eigen wijze (zowel qua inhoud als proces) hebben verzorgd, kunnen er verschillen zijn tussen de agenda’s wat betreft de thema’s die zijn opgenomen. Wanneer een thema niet wordt genoemd in een gebiedsagenda, dus ontbreekt, kan dit verschillende redenen hebben:

1. het LNV thema speelt niet in de regio, is dus niet relevant 2. het LNV thema speelt wel in de regio, maar komt niet in

(4)

bestuurslagen en vereist bijgevolg geen integrale aanpak en is daarom niet opgenomen in de gebiedsagenda

3. het LNV thema speelt wel in de regio, maar men is er (nog) niet geslaagd om het ingang te laten in de gebiedsagenda Met betrekking tot de leerwens van LNV: wat kan men van elkaar leren om de LNV inbreng de volgende keer ‘goed’ te doen, rijst de vraag: ‘wat is goed’? Gezien het feit dat LNV wellicht MIRT wil benutten om de toekomstige LNV beleidsagenda goed en eenduidig te verankeren is er sprake van ‘goed’ wanneer:

1. alle relevante LNV thema’s in de MIRT gebiedsagenda’s zijn opgenomen

2. de LNV thema’s – waar nodig- als onderlegger worden benut 3. de LNV thema’s van de toekomst zijn benoemd/vastgelegd Bij het proces/ leerpunten en leerwensen gaan we ook in op het waarom: welke keuzes en motivaties en verhalen zitten er achter de wijze waarop het LNV deel in de MIRT agenda’s is opgenomen.

1.3.

Resultaten en structuur van de notitie

Op basis van deze analyse leveren wij:

1. een checklist van alle LNV thema’s per gebiedsagenda. (zie bijlage 1). Deze checklist kan dienen voor LNV om discussie op te starten met betrekking tot de lange termijn visie en/of het aanvullen van de bestaande agenda vitaal platteland met nieuwe thema’s

2. Een vergelijking van thema’s over de gebiedsagenda (bijlage 2).

Deze notitie is bedoeld ter begeleiding van de beide bijlagen. Op basis van de inhoudelijke en procesmatige analyse kunnen lessen getrokken worden voor het opstellen van de volgende generatie gebiedsagenda’s.

Het is de bedoeling van deze notitie en bijlagen om bij dit proces behulpzaam te zijn; medewerkers van LNV die de inbreng in MIRT gebiedsagenda’s leveren en hebben geleverd, kunnen met de checklist met elkaar discussiëren over de toekomstige beleidsagenda van LNV, ontbrekende thema’s en lessen die t.a.v. proces getrokken kunnen worden.

Structuur van de notitie

Deze notitie is een toelichting bij de checklist (bijlage 1) en de vergelijking (bijlage 2).

De MIRT agenda’s worden op de volgende onderwerpen vergeleken:

- Structuur MIRT gebiedsagenda’s

- Bestaand thema of nieuw (toekomstig) thema - Borging: thematisch en/of gebiedsgericht

(5)

- Welke thema’s ontbreken?

- Samenstelling van de LNV beleidsagenda voor de toekomst. - Lessen en Proces

(6)

2. Vergelijkende analyse LNV inbreng in de MIRT

gebiedagenda’s

2.1 Vergelijking structuur en overkoepelende

ambities MIRT gebiedsagenda’s

De structuur van de 8 MIRT gebiedsagenda’s lijkt redelijk overeen te komen. Er is in bijna alle plannen sprake van:

1. een formulering van een algemene ambitie

2. behandeling van de beleidsopgave in enkele sectorale thema’s 3. gebiedsgerichte uitwerking hiervan (al dan niet op concreet projectniveau)

De overkoepelende ambities in de MIRT gebiedsagenda’s zijn meestal meervoudig. Dat wil zeggen dat vanuit meerdere sectorale invalshoeken een doel wordt geformuleerd. Hierin komt meteen de integrale benadering van de MIRT opgave tot uitdrukking.

Centrale ambities in de MIRT gebiedsagenda’s

- het ontwikkelen van een goede samenhang tussen verstedelijking, bereikbaarheid, groen/ blauwe structuur en economische kracht en cultuur (Utrecht).

- een topregio in Europa waarbij vier principes centraal staan: (1) Leven in een veilige, klimaatbestendige en groenblauwe delta, (2) Kwaliteit maken door een sterke wisselwerking groen, blauw en rood, (3) wat internationaal sterk is, sterker maken en (4) krachtige, duurzame steden en regionale bereikbaarheid. (Randstad)

- een excellent vestigingsklimaat tot stand brengen voor bedrijven en arbeidskrachten en woonklimaat voor inwoners dat een uitstekende kwaliteit van leven biedt met een goede balans tussen werk en vrije tijd. (Limburg)

- bewaren van de balans tussen economie, ecologie en kwaliteit van leven (Oost)

- de [voor de regio] onderscheidene kwaliteiten van de kenniseconomie, de stedelijke netwerken en het unieke landelijke gebied versterken en de potenties benutten. (Noord)

- de partners willen Brabant verder ontwikkelen als duurzame, op Europees niveau concurrerende, kennisregio met een diversiteit aan florerende economische clusters. (Noord-Brabant)

- Zeeland: niet expliciet genoemd: LNV zit er wel duidelijk in - Versterking van de internationale concurrentiepositie vormt

een overkoepelend speerpunt bij de ruimtelijke ontwikkeling van Noordwest Nederland (Noordwest)

(7)

In de onderstaande tabel worden de ambities naast elkaar gezet (tabel 1).

De geel gemarkeerde thema’s zijn de ‘klassieke’ LNV thema’s, de oranje gemarkeerde thema’s zijn LNV thema’s met raakvlakken met andere ministeries en bestuurslagen.

Tabel 1 Vergelijking van de overkoepelende ambities van de MIRT agenda’s

Conclusies:

- 4 gebiedsagenda’s verwijzen expliciet naar groen/blauw/ecologie/landelijk gebied (de klassieke LNV thema’s): Utrecht, Randstad, Oost en Noord

- Vooral Randstad noemt thema’s in de ambitie waarbij er raakvlakken zijn tussen LNV en andere ministeries/ bestuurslagen, vooral richting VROM

- Vooral Noord-Brabant en Noordwest zijn in de formulering van de ambitie erg economisch, en weinig LNV gericht

- Zeeland heeft de ambitie niet expliciet afgebakend, maar LNV thema’s zijn wel duidelijk als onderlegger gebruikt in de formulering van de opgaven.

- Het betekent in elk geval: ambities op verschillende terreinen (oa verstedelijking, bereikbaarheid, economie, cultuur, internationale topregio, veiligheid, klimaat, kwaliteit van leven, …), vaak naast elkaar en soms in samenhang met elkaar.

2.2 Vergelijking van de MIRT gebiedsagenda’s op

borging en verankering LNV thema’s

De tekst die hieronder staat is bedoeld ter begeleiding van de bijlage 1, de complete checklist van LNV thema’s in de MIRT gebiedsagenda‘s, en bijlage 2, de gecondenseerde tabel waarin de

(8)

LNV thema’s zijn samengebracht in onderwerpen en per gebiedsagenda, Hierin staat aangegeven of een thema Thematisch (T) dan wel Gebiedsgericht (G) is opgenomen.

2.2.1 Borgng van bestaande thema’s en nieuwe thema’s

Over het algemeen wordt het MIRT benut om (LNV) thema’s te agenderen voor de toekomst en - soms - om ze gebiedsgericht te vertalen. Vertaling en operationalisering op projectniveau in termen van geld komt echter niet voor. Dat heeft twee redenen. Bij het lopende beleid (de MJP2 thema’s) is de operationalisering al elders gaande of zijn de opgaven al in lopende projecten belegd. Bij nieuwe thema’s moet de operationaliseringslag nog plaatsvinden.

Natuur

Bij natuur geeft het MJP2 de volgende thema’s:

- realisatie EHS (o.a. beheer en verwerving en inrichting van natuurgebieden, o.a. robuuste verbindingszones) (alle gebiedsagenda’s)

- ontsnippering (MJP2) (Thematisch: Utrecht, Oost en Noord-Brabant; Gebiedsgericht: Noord, Limburg en Brabant)

- inzet schaapskuddes voor het beheer van natuurgebieden (in geen van de gebiedsagenda’s)

- Nationale Parken (in geen van de gebiedsagenda’s)

- realisatie natuur buiten de EHS (in geen van de gebiedsagenda’s)

- milieukwaliteit EHS en VHR (o.a. Toplijsten verdroging/N2000) (in Noord-Brabant)

- soortenbescherming (in geen van de gebiedsagenda’s)

- Pilots boeren voor natuur (niet expliciet; wellicht onder thema verbreding landbouw terug te vinden)

- Westerschelde (Zeeland)

Dan zijn er enkele specifieke regionale thema’s: herstel zoutwater natuur, vismigratie (Zeeland), weren van natuurverstorende economische praktijken m.b.t. zand baggeren (Zeeland), transitie veenweidegebieden (gebiedsgericht in Randstad en Utrecht; thematisch in Noord-West en Zuidvleugel).

Meer integrale en toekomstgerichte thema’s zijn bijvoorbeeld: - koppelingen tussen natuur, wonen en recreatie, vaak

samengaand met klimaatverandering (Noord, Limburg, Noord-Brabant, Zeeland, Oost, Noordwest) (zie ook paragraaf 2.2.5).

- klimaatbestendige EHS (Noord, Noord-Brabant, Noord - West en Randstad)

- de rol van natuur in gezondheid van mensen (Utrecht, Randstad, Oost)

Landbouw

(9)

- verbeteren van de ruimtelijke structuur van de grondgebonden landbouw. Dit thema is opgenomen in de MIRT agenda’s Oost en Noord Brabant.

- Beleid ten aanzien van vestigingsgebieden glastuinbouw. Het gaat om de ontwikkeling van glastuinbouwgebieden door versterking van de ruimtelijke en logistieke structuur, het stoppen van verspreid vestigen van glas en het bundelen van glas en duurzaam energiegebruik. Dit komt aan bod in de MIRT gebiedsagenda’s Oost, Noord, Noord-West en Zuidvleugel.

- duurzaam ondernemen: het bevorderen van duurzame productie in land en tuinbouw1. Dit komt in de MIRT

gebiedsagenda’s aan de orde als thema ‘verduurzamen van glastuinbouw’ (Oost, Noord, Noord- West en Zuidvleugel). Daarnaast is een thema in de MIRT gebiedsagenda’s het combineren van (glas)tuinbouw/ landbouw met energieproductie in Noord, Noord-Brabant en Zuid-Vleugel. Energieproductie in de agrarische sector bijvoorbeeld het combineren van glastuinbouw en energieproductie. Dit wordt benoemd in de agenda’s Noord en Noord-Brabant.

- Een thema dat hier nauw mee samenhangt is Greenports (dit valt onder het MJP2 thema ‘aandachtsgebieden’): Dit concept krijgt uitwerking in de MIRT gebiedsagenda’s Oost, Limburg, Noord-Brabant, Noord-West en Zuid-Vleugel.

Een landbouw gerelateerd thema dat in alle gebiedsagenda’s voorkomt is: verbrede landbouw (m.u.v. Limburg).

Schaalvergroting in de landbouw, ruimte voor nieuwe locaties zoeken komt voor in Utrecht, Oost, Noord, NoordBrabant, Noord -West en Zuidvleugel. Deze schaalvergroting/nieuwe locaties als opgave inpassen in de ruimtelijke of landschappelijke structuur (zie thema ‘landbouw – landschap’ in Bijlage 2) komt voor in Noord, Limburg, Noord-Brabant en de Randstad. Het versterken van de landbouw in zijn algemeenheid is ook een thema dat genoemd wordt in bijna alle MIRT gebiedagenda’s, m.u.v. Zeeland.

Thema’s die in een beperkt aantal agenda’s voorkomen: - Zoetwater en landbouw (Randstad en Noord-Brabant). - Stadslandbouw (Noord, Noord-West en Zuidvleugel).

- Versterken agrarische structuur in uiterwaarden (Limburg) Een thema van de toekomst is: Klimaatverandering en landbouw (Noord, Noord, Brabant, Noord-West), en – in relatie tot klimaatverandering - verzilting in de landbouw (Oost en Noord).

Recreatie

1 Door: verminderen gewasbeschermingsmiddelen, sluiten mineralen kringlopen,

bevorderen duurzaam bodemgebruik, hergebruik reststoffen, biobased economy, gebruik duurzaam geproduceerde grondstoffen.

(10)

In het MJP2 worden de volgende recreatieve rijksdoelen gegeven: - Recreatief groen om de stad. Het Rijk wil 14.563 ha Recreatie

om de stad (Rods) in de provincies Noord-Holland, Zuid-Holland, Utrecht en Gelderland realiseren. Dit thema is dan ook in deze gebiedsagenda’s zowel thematisch als gebiedsgericht uitgewerkt. Wel constateren we dat Rods in Gelderland beperkt is opgenomen. Andere gebiedsagenda benoemen ook het stimuleren van recreatie om de stad, maar dat valt buiten het programma Rods. Uitzonderingen zijn Zeeland en Limburg die recreatie om de stad niet als centrale opgave benoemen.

- Rijksbufferzones: Bijna alle gebiedsagenda’s, met uitzondering van Zeeland, benoemen het in stand houden en ontwikkelen van rijksbufferzones als belangrijke opgave. De meeste agenda’s hebben dit thema gebiedsgericht opgenomen.

- Verbeteren toegankelijkheid recreatiegebieden: Dit thema komt veelvuldig terug in verschillende gebiedsagenda’s, behalve in Oost. In een aantal gebiedsagenda’s is de uitvoeringsagenda recreatieve routenetwerken een centrale opgave. Met name in de agenda Zuidvleugel en Utrecht is dit een belangrijk thema.

In het MPJ2 is tevens het doel ‘regionaal groen realiseren’ opgenomen. Dit komt niet zo expliciet naar voren in de gebiedsagenda’s. Wel benoemen de gebiedsagenda’s Noord, Limburg, Noord-Brabant, Zeeland en Noordwest het belang van koppeling groen en woningbouwlocaties (zowel thematisch, als gebiedsgericht).

Nieuwe recreatieve thema’s die in de gebiedsagenda worden genoemd, maar niet onderdeel zijn van het MJP2: relatie recreatie met andere functies, met name de relatie met economie/ toerisme, landschap en sport komen in enkele gebiedsagenda’s thematisch als gebiedsgericht terug.

Landschap

Het thema landschap wordt in het MJP2 breed omschreven. Het ministerie van LNV heeft twee doelen wat betreft het landschap:

- Ontwikkelen en behouden landschap generiek: Het behouden en ontwikkelen van verschillende landschappelijke identiteit, het waarborgen van belangrijke culturele, natuurlijke, belevings- en gebruikswaarden. Doordat dit een breed doel is bevatten alle gebiedsagenda’s wel doelen of thema’s die hiermee te maken hebben. Zo benoemen alle gebiedsagenda’s, behoudens Zuidvleugel en de Randstad, het behouden van cultuurlandschappen als centrale opgave. Opvallend is dat Zeeland veel landschappelijke opgaven agendeert, onder meer vernieuwing van het landschap en het tegengaan van verrommeling (thematisch). Dit laatste thema

(11)

wordt ook gebiedsgericht uitgewerkt in Noord-Brabant en thematisch in Noord.

- Behoud en versterking nationale landschappen: Nederland kent 20 nationale landschappen die verspreid zijn over het land. Elk MIRT gebied bevat wel een nationaal landschap. Dit is ook in alle gebiedsagenda’s thematisch of gebiedsgericht uitwerkt. Uitzondering is Zeeland, waar ontwikkeling en behouden van het nationaal landschap Zuidwest Zeeland niet als centrale opgave wordt omschreven.

Opvallend is dat in de MIRT gebiedsagenda’s het thema landschap nadrukkelijk wordt verbonden met andere functies van het landschap. Zo wordt in de gebiedsagenda Noord en Zuidvleugel op de relatie landbouw en landschap gewezen (thematisch), agenderen de gebiedsagenda’s Noord, Noordwest en Zeeland landschap aan recreatie en benoemt Limburg de relatie zorg en landschap.

Water

Ten aanzien van water geeft het MJP2 de volgende opgave: het op orde krijgen en houden van een duurzaam watersysteem tegen aanvaardbare maatschappelijke kosten: dit betekent maatregelen ten aanzien van de waterkwaliteit en – kwantiteit, met als concrete taakstelling het realiseren van stroomgebiedsplannen (o.a. verdroging (Top lijsten Natura 2000) en uitvoering van synergieprojecten die onderdeel uitmaken van de maatregelenpakketten uit de stroomgebied beheerplannen (KRW). We merken op dat er in de agenda’s niet expliciet naar synergieprojecten wordt verwezen.

Een onderwerp dat eruit springt onder het thema water is de integrale aanpak van veiligheid in relatie tot klimaatverandering, met combinaties van natuurontwikkeling, recreatie, klimaatbestendige inrichting etc. Dit komt in alle gebiedsagenda’s aan de orde. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt tussen de rivieren (Utrecht, Randstad, Oost, Limburg, Noord-Brabant en Zeeland en Zuidvleugel) en de kustgebieden (Randstad, Noord, Zeeland, NoordWest en Zuidvleugel). In bijna alle gevallen is dit ook zowel thematisch als gebiedsgericht uitgewerkt.

Niet-MJP2 thema’s die in de MIRT agenda’s zijn, o.a. samenhang land - water; tegengaan van verzilting; combinaties van wonen en water; de zorg voor zoetwater (in de gebiedsagenda Zuidvleugel wordt als expliciet doel het bevorderen van samenhang tussen zoetwatersystemen gegeven),; het tegengaan van hitte stress (in de gebiedsagenda Zuidvleugel probeert men dit tegen te gaan door volgende water in de stad te waarborgen) en watergebonden bedrijvigheid (Oost).

(12)

Een belangrijk doel van LNV is het waarborgen van de bodemkwaliteit. Deze opgaven wordt niet in die bewoording genoemd in de gebiedsagenda’s. Dat wil niet zeggen dat gebiedsagenda’s geen aandacht hebben voor de bodem. Met name het tegengaan van bodemdaling wordt gebiedsgericht, dan wel thematisch geborgd. Dit is het geval in de agenda’s Noord, Noordwest, Utrecht, Zuidvleugel en Randstad. De gebiedsagenda Noord benoemt het duurzaam gebruik van de bodem als thematische opgave en Noordwest heeft als doel knelpunten in bodemsanering oplossen en de relatie tussen bodem en water bevorderen.

Overig: aandachtsgebieden en leefbaarheid

Van de aandachtsgebieden in het MJP2 vinden we in de gebiedsagenda’s de volgende terug:

- Greenports (zie sectie landbouw)

- Veenweidegbied (Groene Hart en laag Holland) (Utrecht, Randstad (G) en NoordWest en Zuidvleugel (T)

Leefbaarheid staat in het MJP2 als: sociaal economische vitaliteit; het geven van een impuls aan het platteland. Het gaat om het uitvoeren van projecten m.b.t. organisatie van voorzieningen en kleinschalig ondernemerschap.

Aandacht voor het voorzieningenniveau op het platteland vinden we terug in de MIRT gebiedsagenda’s: Randstad, Limburg, Noord-West en Zuidvleugel (T), en Oost en Noord-Brabant (G).

Operationalisering, financiering en kaarten

We stellen vast dat de thema’s die hierboven gebiedsgericht zijn uitgewerkt er meestal geen outputdoelstellingen of concrete prestaties geformuleerd zijn, en er is meestal geen financiering aan gekoppeld. Dit komt wellicht omdat de MIRT agenda geen operationeel plan is, maar een visiedocument.

Wat de kaarten betreft kan het volgende worden opgemerkt:

De Zuidvleugel heeft één integrale kaart met daarop alle opgaven. In Utrecht is een aantal kaarten opgenomen. Er is een kaart opgenomen met programma’s en projecten in het gebied. Er is een kaart opgenomen met daarop plekken waar bouwbeperkingen gelden. Randstad maakt gebruik van vier kaarten, rondom de 4 centrale principes van de gebiedsagenda: (1) Leven in een veilige, klimaatbestendige en groenblauwe delta. (2) Kwaliteit maken door een sterkere wisselwerking groen, blauw en rood, (3) Wat internationaal sterk is, sterker maken en (4) Krachtige, duurzame steden en regionale bereikbaarheid. Gebiedsagenda Oost maakt gebruik van diverse kaarten: Een integrale kaart met centrale opgaven in het gebied. Daarnaast is er voor elk gebied een integrale kaart opgenomen. Ook zijn er enkele thematische kaarten opgenomen over mobiliteit, ecologische hoofdstructuur en nationale landschappen en ruimte voor de rivierprojecten.

(13)

Noord heeft geen integrale kaart, wel verschillende sectorale kaarten, waaronder een kaart met natuur, met op de legenda Nationaal landschap, nationaal park, EHS); en een kaart met de natuurlijke kenmerken van het gebied.

De gebiedsagenda Limburg illustreert de vier gebiedsopgaven waaronder de groen-blauwe structuur die bestaat uit natuurgebieden, natuurbruggen, groene verbindingen en het drielandenpark. In gebiedsagenda Noord-Brabant staan veel kaarten die elk 1 aspect afbeelden, zoals internationale verbindingen, de (inter)nationale en regionale assen, de kenniseconomie, natuur en landschap. Ook gebiedsagenda Zeeland geeft de gebiedsopgaven weer in symbolen enerzijds afzonderlijk op een kaart, en anderzijds allemaal samen op de kaart achteraan de agenda. Gebiedsagenda Noordwest heeft twee typen van kaarten. Het eerste type van kaarten illustreert elk van de uitdagingen voor het totale gebied. Het tweede type van kaarten illustreert alle uitdagingen voor één specifiek gebied.

Uit de interviews is gebleken dat de kaarten in de toekomstige gebiedsagenda’s uniform zullen worden opgesteld, overeenkomstig met de kaarten van Noordwest.

2.2.2 Thema’s van de Toekomst

Onder thema’s van de toekomst verstaan we thema’s die nog niet door staand beleid of financiering zijn afgedekt maar die wel van toenemend belang kunnen worden op de LNV beleidsagenda. Het is een beleidskeuze om aan te duiden welke van deze LNV thema’s als toekomstige thema’s beschouwd kunnen worden. Bijgevolg zal dus in deze notitie geen uitspraak gedaan worden over welke thema’s meer of minder beschouwd zou moeten worden in de toekomst. Wel signaleren we niet- MJP2 thema’s en geven daarbij een aanzet van welke van belang zouden kunnen worden, o.a. op basis van informatie uit de interviews.

Klimaat: klimaat is een thema dat integraal benaderd wordt in alle gebiedsagenda’s. De volgende LNV thema’s kunnen een rol spelen bij klimaatopgave van de toekomst:

- waterveiligheid in combinaties met wonen, recreatie en/of natuur in kust en riviergebieden

- stedelijke netwerken aan de groen blauwe gordel worden ontwikkeld (Noord)

- klimaatadaptatie van de EHS, of aanpassing van biodiversiteit in zijn geheel aan klimaat (oa. Randstad, Noord, Noord-Brabant en Noord-West)

Natuur:

- Stimuleren van vestigingsklimaat door groen: Groen – blauw wonen ten behoeve van landschappelijke inpassing (in Noord, Noord-Brabant, Zeeland, Noordwest en Limburg)

(14)

- Koppelen van natuur met andere functies, bv recreatie en wonen: Combinaties van natuur- recreatie (Oost, Limburg, Noord-Brabant, Zeeland en Noord-West)

- Natuur en gezondheid (Utrecht, Randstad, Oost) Landschap:

- Vestigingsklimaat in relatie met landschapskwaliteiten

- Relatie landschap en landbouw, bv door herbestemmen van landgebouwen

- landschapsverniewing Recreatie

- Rods. Dit is een nieuw thema voor Gelderland en Brabant. - Recreatie: noordelijk toerisme en recreatief waternetwerk

(Noord) of relatie zorg en recreatie (Limburg). - Recreatie koppelen met andere functies

- Recreatie koppelen met landschap Landbouw

- Voedsel en gezondheid (Limburg) - Tegengaan verzilting

- Versterken van de landbouw – greenports/agroparken - Verduurzamen van de landbouw

- Landbouw en energieproductie - Stadslandbouw

- Zoetwater en landbouw Leefbaarheid

- krimp is in enkele landsdelen van belang (Oost, Noord, Noord-Brabant en Zeeland). Dit formuleert men verschillend. Bijvoorbeeld Noord-Brabant en Zeeland signaleren een opgave in krimp in relatie tot kansen met ruimtelijke ontwikkeling; Noord signaleert nieuwe kansen voor krimp gebieden in relatie met recreatie en water; en Oost, Noord en Zeeland willen krimp aanpakken in relatie tot de leefomgeving,

- Waarschijnlijk in relatie tot krimp is er aandacht voor het

vestigingsklimaat, waarbij LNV thema’s

voorwaardenscheppend zijn. Zuidvleugel benoemt een beter vestigingsklimaat door groen; en vestigingsklimaat in relatie tot landschapskwaliteiten (Noord-Brabant, Noord West en Zuidvleugel).

Duurzaamheid:

- duurzame energie en landelijke inpassing: dit speelt al in Noord en Zuidvleugel

- groene brandstoffen – bioenergie: dit speelt al in Oost en in Zeeland.

Bodem:

(15)

- duurzaam gebruik van de ondergrond

- remmen van bodemdaling met oog voor landschapskwaliteiten

Naast de bovenstaande thema’s wijst de analyse van de gebiedsagenda’s ook uit dat thema’s voor de toekomst vooral integratie tussen verschillende sectoren moeten bevorderen.

2.3.3 Zit de lange termijn visie erin? Hier zijn verschillende opties:

- Er wordt aangegeven dat er wel een lange termijn visie is vanuit de beleidsterreinen VROM en V&W, maar de termijn visie van LNV strekt tot 2018, meer bepaald tot en met de realisatie van de EHS. De realisatie van de EHS wordt in alle gebiedagenda uitgewerkt, maar daarbij wordt het jaartal 2018 zelden genoemd (enkel door Zeeland, Utrecht, Noord Brabant en Oost).

- Duidelijk lange termijn doelstelling bij thema’s met vermelding van een expliciet jaartal zien we niet veel terug in de gebiedsagenda’s. Wellicht een uitzondering zijn de Randstedelijke gebiedsagenda’s; Randstad, Zuidvleugel, Utrecht en Noordwest. De koppeling in die gebiedsagenda’s met het Randstad Urgent programma zorgt ervoor dat die gebiedsagenda’s nadrukkelijker een lange termijn visie bevat namelijk tot 2040. Daarin worden ook LNV-thema’s geagendeerd. Brabant kijkt tot 2030. Limburg kijkt 10 jaar vooruit.

- Zeeland en Noord vermelden niet expliciet de toekomstdatum, maar zijn wel toekomstgericht ingestoken aangezien thema’s worden geagendeerd in het perspectief van de klimaatuitdagingen voor het gebied.

2.2.4 Verankering beleidsthema’s

Hier wordt de vraag beantwoord of de LNV thema’s als onderlegger kunnen worden gezien. Er is sprake van verankering wanneer:

1. een concept/gebiedsstructuur wordt gebruikt voor ontwerp of locatiekeuze van andere opgaven:

- het concept groen blauwe gordel is benut om voor allerlei functies, landbouw, water, landelijk gebied en stedelijk gebied te plannen (ingebed in de lagenbenadering) (Noord).

- Zuidvleugel: Belangrijke onderlegger zijn de rijksbufferzones, om te voorkomen dat de Zuidvleugel dichtslibt. Tevens is het uitgangspunt gebieden van groen-blauwe topkwaliteit ook een onderlegger.

(16)

2. bij ontwikkeling van functies deze worden ingepast in het landschap of samen met ontwikkeling van kwaliteiten in het landelijk gebied:

- Het vestigingsklimaat verbeteren door water en natuur en landschap (Noord-Brabant, Noord West en Zuidvleugel)

- Landschappelijke karakteristieken inzetten voor regionale economie (Zeeland).

- Toekomstige energie-infrastructuur inpassen in het landschap (Noord)

3. duurzaamheid als onderlegger

- Utrecht: Het uitgaan van de 3 p’s van duurzaamheid, waarbij de p van planet LNV-thema’s bevat als klimaatbestendigheid en het waarborgen van groene gebieden t.b.v. recreatie. Het thema woningbouw en groen is tevens gebruikt als onderlegger. Met name de nota Duurzaam bouwen in de regio is hiervoor belangrijk geweest (DUBO).

- Oost: Het duurzaamheidconcept is in deze gebiedsagenda als uitgangspunt genomen.

2.25 Welke thema’s ontbreken?

Een thema kan ontbreken omdat 1. het regionaal niet relevant is; 2. het thema geen raakvlakken heeft met thema’s van andere instanties en daarom dus niet opgenomen zijn of 3. omdat de inbreng daarvan niet geslaagd is.

In de tabel in bijlage 2 is gemakkelijk te zien welke thema’s niet zijn opgenomen is welke MIRT gebiedsagenda’s. LNV medewerkers kunnen deze onderling vergelijken. Wij geven alvast een voorzet: Ontbrekende thema’s die niet regionaal relevant zijn:

- integrale aanpak veiligheid en klimaat kust: Utrecht, Oost, Limburg, Brabant

- integrale aanpak veiligheid en klimaat rivieren: Noord, Noordwest

- herstel zoutwaternatuur: Utrecht, Randstad, Oost, Noord, Limburg,

- transitie van veenweidegebieden: Oost, Noord, Limburg, Brabant, Zeeland

- recreatie in relatie met de kust: Utrecht, Randstand, Oost, Limburg, Brabant

- krimp in relatie met leefomgeving: Utrecht, Randstad, Brabant, Noordwest, Zuidvleugel

- nieuwe kansen voor krimp gebieden door recreatie en water: Utrecht, Randstad, Brabant, Noordwest, Zuidvleugel

- duurzame energie op de waddezee: geldt enkel voor Noord - remmen van bodemdaling: niet relevant voor Oost, Limburg

(17)

Voor de overige ontbrekende thema’s is het niet eenvoudig aan te geven waarom deze thema’s ontbreken. We adviseren dat de betreffende mensen van DRZ zelf reflecteren over de reden waarom bepaalde thema’s ontbreken op basis van de tabel in bijlage 2. En daarbij een keuze te maken of het betreffende thema in de volgende gebiedsagenda dient te worden opgenomen.

Wel merken we op dat een aantal MJP2 thema’s her en der ontbreken. Bijvoorbeeld onder het thema natuur ontbreken overal de soortenbescherming; en vrijwel overal ontbreken nationale Parken en verdroging als thema. Dit zal vooral komen doordat de regio de MIRT agenda niet wil benutten om de MJP2 thema’s nog eens te benoemen of te operationaliseren; dit is immers al elders gebeurd.

Op basis van de interviews hebben we al gedeeltelijk kunnen achterhalen waarom bepaalde thema’s ontbreken: De respondenten geven het volgende aan:

- ‘De MIRT gebiedsagenda in Noord-Brabant is erg stedelijk ingestoken. Op de kaart staat bijna niks van LNV, of alleen EHS. Recreatie staat bijna niet op de kaart’ (respondent) Reden hiervoor is dat er geen raakvlakken gevonden werden met andere thema’s en dat het daarom niet gemakkelijk was om het te laten opnemen in de gebiedsagenda.

- ‘Droge natuur is niet genoemd in Zeeland’ (respondent). Dit is voornamelijk omdat dit over het hoofd werd gezien

- ‘In Limburg staat er niets in over agrarisch natuurbeheer, over glastuinbouw vestigingsgebieden, niets over beken’(respondent) Reden hiervoor is dat er geen raakvlakken gevonden werden met andere thema’s en dat het daarom niet gemakkelijk was om het te laten opnemen in de gebiedsagenda.

- Oost: beperkt recreatie, leefbaarheid (wel gebiedsgericht). Windenergie wordt niet gekoppeld aan landbouw (dit is in Noord wel gedaan)

- Utrecht: Transitie van de landbouw. Het wordt wel genoemd, maar beperkt uitgewerkt. Met name de betekenis van transitie is niet helder.

- Zuidvleugel: Veel thema’s zitten er goed in, behalve echter natuurdoelen. Het waarborgen van natuur in het Groene Hart lijkt een vanzelfsprekendheid te zijn en is daarom ook niet expliciet opgenomen in de gebiedsagenda. Daarnaast zijn de thema’s klimaat en duurzaamheid wel genoemd, maar kunnen verder uitgewerkt worden.

- Noord: het was uitsluitend de bedoeling om met het oog op de lange termijn te kijken naar wat er in de MIRT gebiedsagenda moest komen. Daarom ontbreekt veel lopend beleid, of is dit slechts heel kort benoemd.

(18)

De informatie uit deze paragraaf komt vooral uit de gesprekken die zijn gevoerd.

De paragraaf wordt ingedeeld in drie onderdelen:

- Proces van totstandkoming van de MIRT gebiedsagenda’s en LNV inbreng

- Overwegingen achter gemaakte keuzes

- Wat kan er beter; wat wil en kan men van elkaar leren? De totstandkoming van de gebiedsagenda’s

De gesprekken met de LNV-betrokkenen bij de gebiedsagenda’s maken duidelijk dat de structuur om tot de gebiedsagenda’s te komen redelijk complex was. De gebiedagenda’s zijn in feite opgesteld door het gebiedsteam. Daarin zitten meestal vertegenwoordigers van de ministeries VROM, EZ, V&W en LNV, provincie(s) en stadsgewesten. Over het algemeen kwam het gebiedsteam 1 keer per maand bij elkaar. Daarnaast waren er ook allerlei afstemmingsoverleggen zoals het rijksteam, waarin de verschillende ministeries probeerden om tot een gezamenlijk standpunt te komen. De goedkeuring van de gebiedsagenda’s vond plaats in het Bestuurlijk overleg MIRT, waarin de bestuurlijke vertegenwoordiging van diverse ministeries, provinciale en regionale overheden.

Doordat het ministerie van LNV in de meeste gevallen in het gebiedsteam zat hebben de vertegenwoordigers verschillende LNV thema’s in kunnen brengen.

De gebiedsagenda in Utrecht is echter opgesteld zonder dat LNV in het gebiedsteam zat. (Opmerkelijk is wel dat LNV-thema’s in de gebiedsagenda Utrecht goed terugkomen. Dit komt doordat de LNV-vertegenwoordiger goed contact had met de coördinator van de gebiedsagenda en voortdurend stukken aanleverde. LNV maakt nu wel deel uit van het gebiedsteam. Ook in Noord hebben de LNV betrokkenen zich niet zozeer bezig gehouden met de keuze van thema’s; wel met de vertaling naar integrale opgaven in de gebieden.

De gesprekken maken duidelijk dat het voor de vertegenwoordigers van LNV niet makkelijk is geweest om het LNV belang in de gebiedsagenda’s te brengen. Hiervoor geven zij verschillende oorzaken:

 Gebrekkige ruimtelijke/lange termijn visie van LNV: de gebiedsagenda’s vragen om een ruimtelijke visie voor een langere periode. De ruimtelijke visie van LNV loopt tot 2018 met de realisatie van de EHS. Ministeries van VROM, V&W en EZ kennen een visie die loopt tot minimaal 2040. Het Deltaprogramma zelfs tot 2100. Door de gebrekkige ruimtelijke visie is het voor de vertegenwoordigers lastiger om een positie aan ‘tafel’ te krijgen.

 Met betrekking tot sommige thema’s had de LNV vertegenwoordiger onvoldoende het idee hoe deze in de

(19)

agenda te krijgen en het idee hier onvoldoende in gevoed te zijn (respondent)

 Ook was de mate waarin LNV thema’s de weg gevonden hebben naar de gebiedsagenda afhankelijk van de mate van samenwerking met de betrokkenen in de gebiedsteam. In Limburg werkten kenden de actoren in het gebiedsteam elkaar aanvankelijk nauwelijks en was er geen concreet idee over het belang van de gebiedsagenda. In Noordwest daarentegen kenden de partners elkaar al vrij goed uit andere settings, zagen ze het belang ook al in van samenwerking en waren er al concrete integrale ideeën. Het nog niet goed kennen van de partners heeft ertoe geleid dat men meer tijd moest steken in het elkaar duidelijk maken van de meerwaarde van samenwerking. Dat kostte tijd en energie.

 Het type van provinciale vertegenwoordiging: deze zijn meestal afkomstig van de afdeling ruimtelijk ordening of infrastructuur. Dat betekent automatisch dat zij minder snel aan het LNV belang zullen denken. Een respondent denkt dat dit te maken heeft dat het MIRT oorspronkelijk vooral met infrastructuur en transport te maken heeft gehad (MIT). Dit betekent dat LNV feitelijk de enige is die trekt aan de groene thema’s. In sommige gebiedsagenda’s, zoals Zeeland was de provinciale vertegenwoordiging wel bewust van het belang van LNV thema’s. Daar was het inbrengen van de LNV thema’s dan ook minder moeilijk.

 Beperkte financiële middelen: andere ministeries hebben meer financiële middelen. Dit punt wordt vooral belangrijk bij de uitwerking van projecten. Het gevaar bestaat dat hierdoor andere niet LNV projecten voorrang krijgen.

 Decentralisatie van LNV-thema’s: Met het ILG heeft LNV veel van haar taken gedecentraliseerd naar de provincies. Dit betekent feitelijk dat zij op het gebied van bv natuur, recreatie, landbouw en water weinig zeggenschap hebben. Dit maakt de positie van LNV lastig.

Strategie om LNV-thema’s te waarborgen

Aan de inhoud van de MIRT gebiedsagenda –o.a. de LNV thema’s -lag vaak een bepaalde strategie ten gronds-lag. Er -lag in beginsel geen lange termijn visie van LNV of een checklist. In een later stadium is er wel een checklist van LNV-thema’s opgesteld, maar die is niet door alle vertegenwoordigers gebruikt.

Hier volgen enkele strategieën:

- inbreng op basis van ervaring en kennis van de LNV medewerker van LNV-beleid om LNV-thema’s te waarborgen - de LNV vertegenwoordiger bij het opstellen van de

gebiedsagenda Zuidvleugel heeft nadrukkelijk op de ambities van het Randstad Urgent programma gewezen: de Randstad

(20)

als aantrekkelijk woon en leefklimaat. Daar zijn de LNV-thema’s aan gekoppeld en dat heeft gewerkt.

- opnemen bestaand beleid. Wanneer de inbreng op bestaand plan is gestoeld is er meer energie op integratie. Randstad stoelt op 2 bestaande gebiedsagenda’s; Zeeland op het Deltaprogramma. De gebiedsagenda Zuidvleugel stoelt op 4 MIRT verkenningen. Utrecht en Oost maken ook gebruik van bestaande nationale en regionale beleidsvisies. MJP2 of ILG worden niet vaak als checklist voor bestaand beleid genoemd. - juist niet opnemen bestaand beleid; in Noord was de strategie om uitsluitend strategisch en agenderend naar de toekomst te kijken.

- een analyse van de regionale problematiek en specifieke kenmerken van het gebied. In Noord is dit bijvoorbeeld de achterstand van de economie inhalen, in Limburg de grensligging en krimp. Andere gebiedsagenda’s als de Zuidvleugel en Noordwest vinden het klimaatbestendig maken een belangrijke opgave.

- In de gebiedsgerichte vertaling van de thema’s is vaak een focus op gebieden te zien. In alle gebiedsagenda’s is voor gebieden gekozen waar verschillende sectorale opgaven bij elkaar komen. Dit zijn meestal gebieden in en rondom steden, de zogenaamde hotspots, waar zowel economische, infrastructurele, ruimtelijke ontwikkeling en ‘groene’ opgaven samenkomen.

2.4 Lessen

Wat willen en kunnen LNV medewerkers qua proces van elkaar leren om in de volgende generatie MIRT gebiedsagenda’s de LNV thema’s goed te borgen?

Aandachtspunten voor het vervolg van de huidige generatie MIRT gebiedsagenda’s:

- De vertaling naar projecten. Na de eerste fase van strategisch inbreng, is het onvoldoende gelukt om ideeën te ontwikkelen voor concrete opgaven (Noord). De operationalisering naar projecten moet nu plaatsvinden, waarbij de regio het voortouw heeft. Hierbij is geen LNV betrokkenheid.

- Integraliteit in de MIRT gebiedsagenda’s betekent niet altijd ook integraliteit in de uitvoering en financiering. Of dit nodig is kan per regio verschillen; in gebieden met ruimtedruk kunnen rood - groen combinaties meer nodig zijn dan in gebieden met minder dynamiek.

Aandachtspunten voor het proces in de 2e generatie MIRT

gebiedsagenda’s. Over het algemeen kwamen er enkele knelpunten uit de interviews waar de LNV medewerkers tegenaan zijn gelopen: - Er was onvoldoende houvast voor de LNV inbreng (ontbreken

(21)

- Er was onvoldoende samenwerking tussen de LNV medewerkers die de LNV inbreng hebben verzorgd. Hierdoor is onvoldoende uniformiteit ontstaan.

- Er waren onvoldoende draagvlak en/of financiële middelen vanuit het Ministerie van LNV. In de samenstelling van de gebiedsteams zaten onvoldoende mensen met oog voor de groene thema’s. Hierdoor was het moeilijk om het LNV belang voldoende neer te zetten.

- In sommige gevallen was er onvoldoende commitment vanuit de regio voor MIRT. In de Zuidvleugel wilde de regio en provincie in eerste instantie niet meewerken aan het MIRT, omdat er al vier verkenningen liepen. Dit heeft in het begin het proces vertraagd.

- De status van het MIRT was lange tijd onduidelijk. Gevolg is dat het (zeker in het begin) onduidelijk was waarom iedereen aan ‘tafel’ zat.

- Hoe voorkom je dat cruciale thema’s worden gemist?

Wat is er dus nodig om de LNV inbreng volgende keer beter te doen?

- Met een checklist/lange termijn visie kan voorkomen dat cruciale thema’s worden gemist.

- Ook met meer samenwerking tussen de regio’s kan voorkomen dat er een uiteenlopende LNV inbreng ontstaat. - Draagvlak/financiële middelen binnen met ministerie van

LNV voor het MIRT

- Aandacht voor de samenstelling van gebiedteams kan voor een evenwichtiger verdeling van sectoren zorgen, waaronder LNV.

- Blijven investeren in het netwerk met niet-LNV actoren (provincies, VROM, V&W, EZ) is nodig.

- Aandacht voor operationalisering van de strategische opgaven blijft belangrijk aandachtspunt; alleen strategische inbreng is onvoldoende; de LNV thema’s moeten ook mee in projecten.

- Vergroten van financiële draagkracht van LNV met betrekking tot realisatie van MIRT projecten. Als er niet voldoende financiële middelen zijn om thema’s te realiseren, en het hangt af van de goodwill van anderen, dan dreigt er een verwaarlozing van LNV thema’s.

- Vaardigheden en kennis van medewerkers zijn belangrijk. - Het is belangrijk om een ‘maatje’ te hebben onder de andere

leden van de MIRT gebiedsteams.

Zijn er voorbeelden van geslaagde inbreng in de eigen of andere regio’s waar men van kan leren? / wat ging er goed waar anderen van kunnen leren? Voor ons ligt het belangrijke leerpunt in die regio’s waar ervaring is opgedaan om LNV thema’s - het landelijk gebied of de kwaliteiten daarvan - als onderlegger in te brengen,

(22)

die kan worden benut om andere functies te ontwikkelen. Ook zijn door de respondenten enkele andere leerpunten aangegeven.

- Noordwest en Zeeland hebben heel duidelijk koppelingen gezocht tussen V&W en VROM beleid en LNV thema’s. Het gaat er bijvoorbeeld om hoe stedelijke adaptatie aan klimaat bereikt kan worden door meer te werken met groen en blauw. Ook van Noord kan geleerd worden in dit opzicht, waar de blauw groene gordel benut wordt om klimaatverandering op te pakken in relatie tot zowel water, steden, natuur als landbouw.

- Leren ten aanzien van kaartbeelden. Het belang van een goede kaart is dat integraal verschillende sectorale opgaven aan de gebieden gekoppeld kunnen worden. De kaart van Noord-West zal in het vervolg voor alle MIRT gebiedsagenda’s als uitgangspunt gaan dienen.

- Regio West heeft veel ervaring met Nota Ruimte projecten. Zij hebben expertise/ vaardigheden om voldoende body te geven aan het LNV - rijksbelang om het in projecten in te brengen en bij vertaling naar concretisering.

- Lessen ten aanzien van het proces en het belang van goede contacten zijn er in diverse regio’s. Er zijn LNV medewerkers die zelf het LNV belang goed hebben ingebracht, door eigen kennis en ervaring of door een link te leggen met bestaand beleid. In Utrecht nam de LNV medewerker zelf geen deel aan het gebiedsteam, maar door contact met de trekker van de gebiedsagenda is het wel mogelijk geweest veel in te brengen. Ook in Noord en Zuidvleugel was de ervaring dat het effectief kan zijn wanneer niet de LNV medewerkers zelf, maar andere cruciale personen aan een LNV thema trekken.

(23)

3. Conclusies

Beantwoording van de hoofdvraag:

Wat is de bijdrage van LNV-thema’s aan de MIRT gebiedsagenda’s en wat kan hieruit worden geleerd voor de 2e generatie MIRT

gebiedsagenda’s?

Met de bijdrage van LNV thema’s aan de MIRT gebiedsagenda’s – gezien vanuit het ingroei-model- is een goede start gemaakt. De LNV medewerkers die in de gebiedsteams hebben meegedraaid hebben over het algemeen veel thema’s aangebracht, of door anderen zijn veel thema’s aangebracht die in de MIRT gebiedsagenda’s zijn opgenomen. Wel constateren we dat ruimtelijke ordening en infrastructurele thema’s prominenter aanwezig zijn. Veel van de LNV thema’s zijn toekomstgericht, of niet te herleiden tot bestaand beleid (MJP2). Veel van de genoemde thema’s hebben een integraal karakter en zijn in samenhang te ontwikkelen met het beleid van de andere betrokken ministeries. Her en der is er de erkenning dat het ‘LNV’ thema, het landelijk gebied of de kwaliteiten daarvan, als onderlegger kan worden benut om andere functies te ontwikkelen. Het landelijk gebied, de functies als water, natuur en recreatie kunnen waardeverhogend werken (denk aan wonen), of een functie vervullen samen met thema’s als veiligheid en klimaatverandering. Ook zijn meer specifieke (sectorale) LNV thema’s geagendeerd, als natuurontwikkeling en landbouwstructuurversterking.

Wat is de nieuwe beleidsagenda voor LNV die uit de plannen spreekt? Wat betreft de toekomstige beleidsagenda die uit de gezamenlijke MIRT gebiedsagenda’s naar voren komt, zijn er regionale verschillen, maar ook thema’s die voor alle regio’s kunnen gelden. Klimaatverandering is een evidente, zowel in de kustprovincies als provincies die te maken hebben met de rivieren (Deltaprogramma). Krimp daarentegen is een regionaal thema dat slechts in enkele regio’s speelt. Het benutten van landschappelijke kwaliteiten om andere functies in te passen lijkt een waardevol thema vanuit LNV om verder in te brengen, ook in de komende generaties MIRT gebiedsagenda’s. Specifieke thema’s als energietransities in combinatie met de landbouw of combinaties met duurzaamheid berusten deels op bestaand beleid (MJP2); dit neemt niet weg dat ook dit een thema van de toekomst lijkt. Het is aan de LNV medewerkers om de checklist door te lopen en te bepalen wat de thema’s van de toekomst zijn. Dat geldt ook voor het met elkaar vergelijken van thema’s die in sommige MIRT gebiedsagenda’s ontbreken, terwijl ze volgens de betrokkenen er de volgende keer wel uniform in moeten zitten.

Ons inziens is een grote meerwaarde van het MIRT voor LNV gelegen in de integrale benadering, waarin landelijk gebied en platteland gekoppeld worden aan opgaven vanuit andere sectoren, zoals het benutten van het landelijk gebied als onderlegger, of combinaties van functies. De uitdaging is het LNV belang zo voor

(24)

het voetlicht te brengen dat het door andere ministeries belangrijk wordt gevonden en dat het daardoor gekoppeld wordt aan projecten van o.a. VROM en V&W.

Lessen voor de volgende generatie MIRT gebiedsagenda’s

Lessen voor de volgende generatie MIRT gebiedsagenda’s zijn vooral gelegen in het versterken van de LNV inbreng in het proces. Hiervoor is erg belangrijk dat binnen LNV de positie van het MIRT helder wordt en hieraan gekoppeld een groei van draagvlak en toekenning van financiële middelen. Echter, het zit ook in concrete zaken. Bij de aanbevelingen op werkvloer niveau zijn de volgende het meest evident:

- Zorg voor een checklist/ een LNV lange termijn visie waarmee de LNV thema’s volgende keer uniform kunnen worden ingebracht.

- Wees als LNV ook betrokken bij de vertaling in projecten. - Ontwikkel vaardigheden bij de LNV medewerkers die bij dit

traject passen. Het kan gaan om strategische vaardigheden, maar ook vaardigheiden om bij de operationele vertaling in projecten het rijksbelang van LNV goed neer te zetten.

Vervolg/ leren n.a.v. dit onderzoek:

- De voornaamste zorg is dat LNV thema’s in de gebiedsagenda terecht komen. Daarvoor is het nodig dat:

o er een discussie gevoerd wordt naar waar het Rijk naar toe wil, dus toekomstige thema’s (bij voorkeur over een langere periode – 2040). Deze discussie kan gevoerd worden met bijlagen 1 en 2 als input.

o er een discussie gevoerd wordt naar welke thema’s specifiek in welke regio’s naar voor zouden moeten komen. Deze discussie kan gevoerd worden met bijlagen 1 en 2 als input.

o er een toename in kennis zou moeten plaatsvinden over hoe LNV thema’s gekoppeld kunnen worden aan niet-LNV thema’s om de kans op opname in de gebiedagenda’s te vergroten.

- Deze discussies kunnen bijdragen aan het opstellen van een kapstok van LNV thema’s die de verschillende medewerkers in gebiedsteams kullen gebruiken bij het opstellen van de volgende gebiedsagenda’s.

(25)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Dit orgaan, het zogeheten programmabeleidbepalende orgaan (verder: pbo), kan het algemeen bestuur van de lokale publieke media-instelling zijn, maar door de meeste lokale

36 enerzijds, en een werkgeversorganisatie genaamd ‘Öljytuote ry’ en de onderneming ‘Shell Aviation Finland Oy’ (hierna: SAF) anderzijds, over de inzet van

Nealer, E.J., 2020, ‘Geohydrological aspects of importance in the public management of basic water supply services in Merafong City Local Municipality (Carletonville area), South

Daarom verzoekt de provincie Zuid-Holland sinds vorig jaar Holland Rijnland (en andere regio’s) de subsidieaanvragen voor regionale infrastructurele projecten in het kader van

De in gebreke gebleven koper is eveneens gehouden tot betaling van de intresten op zijn prijs en de kosten, aan de bedongen rentevoet en dit voor de periode beginnend bij de dag

Definitie – de schfrijver geeft een zo nauwkeurig mogelijke beschrijving van iets Gevolg – de schrijver noemt wat er voortkomt uit een beschreven verschijnsel Hypothese – de

Much of the biological significance of deep-sea hydrothermal vents lies in their biodiversity, the diverse biochemistry of their bacteria, the remarkable symbioses among many of

Data collection relied on creative art work to enable participants to reflect on their experience, in conjunction with focus group discussions and semi-structured