• No results found

T2 acquisitie van Poolse en Russische reflexieve werkwoorden

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "T2 acquisitie van Poolse en Russische reflexieve werkwoorden"

Copied!
62
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

[

T2 ACQUISITIE VAN POOLSE

EN RUSSISCHE REFLEXIEVE

WERKWOORDEN

]

Onderzoek naar acquisitie van Russische en Poolse reflexieve werkwoorden en constructies door studenten van de UvA.

Naam: Alicja Verhagen Studentnummer: 8716048 Master: Linguistics of European Languages (Slavic) Begeleider: dr. A.V. Peeters-Podgaevskaja Tweede lezer: prof. dr. W. Honselaar Datum: 25-09-2014

2014

(2)

Inhoudsopgave

Inleiding

1. Poolse en Russische reflexieve werkwoorden 1.1 Wederkerende reflexiviteit

1.2 Wederkerige reflexiviteit 1.3 Autocausatieve reflexiviteit 1.4 Decausatieve reflexiviteit 1.5 Possessieve reflexiviteit 2. T2 Acquisitie van morfemen

2.1 Saillantie 2.2 Semantische complexiteit 2.3 Morfonologische regelmatigheid 2.4 Syntactische categorie 2.5 Frequentie 2.6 T1 overdracht 3. Het onderzoek 3.1 Motivatie en probleemstelling 3.2 Hypothesen 3.3 Methode 3.3.1 Participanten 3.3.2 Taken 3.3.3 Stimuli 3.3.4 Procedure 4. Resultaten 4.1 Accuracy in taken

4.1.1 Total accuracy herhaaltaak 4.1.2 Total accuracy vertaaltaak 4.1.3 Total accuracy beide taken 4.2 Accuracy Full sentence

4.3 Categorieën van reflexiviteit

4.4 Positie van de Target structure en het partikel się in de herhaaltaak 4.4.1 Positie van de Target structure in de herhaaltaak

4.4.2 Positie van het partikel się in de herhaaltaak 4.5 Score per proefpersoon

4.5.1 Scores per proefpersoon Pools 4.5.2 Scores per proefpersoon Russisch 4.6 Score per stimulus

4.6.1 Score per stimulus Pools 4.6.2 Score per stimulus Russisch 5. Discussie en conclusies

Literatuur Bijlagen

(3)

Inleiding

Tijdens een conferentie in december 2014 sprak ik met prof. dr. Vincent van Heuven, foneticus van de Universiteit van Leiden, over mijn plan een vergelijkend taalkundig

onderzoek te doen naar het Russisch en Pools. Hij deed diverse suggesties met betrekking tot onderzoek bij beginnende studenten Russisch en Pools. Een onderzoek naar de taalacquisitie van studenten leek mij bijzonder interessant en ik oriënteerde mij verder op mogelijke

onderwerpen. Ik herinnerde mij uit de tijd dat ik zelf Russisch en Pools aan het leren was, dat ik en veel van mijn medestudenten moeite hadden met het verwerven van reflexieve

werkwoorden. Reflexieve werkwoorden, en zeker de werkwoorden die in paren voorkomen zoals целовать (‘kussen’) en целоваться (‘elkaar kussen’), zorgden voor veel verwarring. Zelfs gevorderde T2-verwervers beheersen de reflexieve werkwoorden nog niet perfect. Een onderwerp voor mijn onderzoek was gevonden.

Reflexieve werkwoorden zijn interessant omdat de problematiek hiervan betrekking heeft op zowel semantiek als morfologie. Studenten moeten niet alleen de betekenis van reflexieve constructies verwerven, maar zich ook de vorm eigen maken. Het correct gebruiken van reflexieve werkwoorden in het Pools en Russisch is voor Nederlandse studenten een uitdaging.

Reflexieve werkwoorden zijn werkwoorden die in het Nederlands een wederkerend

voornaamwoord zoals ‘zich’ bij zich dragen. In het Pools en Russisch drukt men reflexiviteit uit met “zware” en “lichte” reflexieve vormen. Zware reflexiviteit drukt men uit door middel van de reflexieve pronomina себя en siebie (Knjazev 2007: 260 geciteerd in: Dragušin 2011: 6). Lichte reflexiviteit wordt uitgedrukt in het Russisch door toepassing van het suffix -ся/-сь en in het Pools door toepassing van het semi-enclitische partikel się. Dit onderzoek richt zich enkel op lichte vormen van reflexiviteit.

Mijn onderzoek is een taalvergelijkend onderzoek, waarbij ik empirisch onderzoek uitvoer in de vorm van een herhaaltaak (Sentence Repetition Task) en een vertaaltaak (Translation Task) die door eerstejaarsstudenten Pools en Russisch van de Universiteit van Amsterdam worden uitgevoerd.

De vraag die ik wil beantwoorden is: In welke taal worden reflexieve werkwoorden sneller verworven? Daarnaast ben ik erin geïnteresseerd welke factoren het verwerven van reflexieve werkwoorden in het Pools en Russisch beïnvloeden.

(4)

Goldscheider en DeKeyser (2001) herleiden het proces van de verwerving van morfemen tot vijf factoren. Zij beweren dat een aantal objectief te meten karakteristieken van morfemen de volgorde en snelheid van verwerving met een hoge mate van succes kunnen voorspellen. Het Pools en het Russisch zijn verwante talen en vertonen veel gelijkenissen wat betreft semantische categorieën en functies van reflexiviteit. Deze talen verschillen echter significant van elkaar wat betreft fonologische saillantie, morfonologische regelmatigheid,

morfosyntactische regelmatigheid en voorspelbaarheid. Mijn hypothesen zijn gebaseerd op deze factoren en op de factor van taalinterferentie.

De opbouw van mijn onderzoek is als volgt: in hoofdstuk 1 geef ik een omschrijving van reflexiviteit in het Pools en Russisch: ik omschrijf de vijf categorieën van reflexiviteit die ik in mijn stimuli gebruikt heb. In hoofdstuk 2 behandel ik de vijf verschillende factoren uit de meta-analyse van Goldschneider en DeKeyser die invloed hebben op de verwerving van morfemen en bespreek ik de factor taalinterferentie. Ook koppel ik de theorie van Goldschneider en DeKeyser aan reflexieve werkwoorden in het Nederlands, Pools en

Russisch. Hoofdstuk 1 en 2 tezamen vormen mijn theoretische kader. In hoofdstuk 3 beschrijf ik mijn motivatie, formuleer ik mijn hypothesen en zet ik mijn werkwijze uiteen. In hoofdstuk 4 behandel ik de resultaten van mijn onderzoek. In hoofdstuk 5 verbind ik de resultaten van mijn onderzoek met mijn probleemstelling en met mijn hypothesen. In de bijlagen zijn de gebruikte stimuli voor de testen te vinden.

(5)

1. Poolse en Russische reflexieve werkwoorden

In Slavische talen hebben enclitische pronomina zich op uiteenlopende wijzen ontwikkeld. In het Proto-Slavisch was het reflexieve pronomen *sę semi-enclitisch, net als in het moderne Pools (Vaillant 1977: 173). Het Russische suffix -ся is ontstaan uit dit bovengenoemde Proto-Slavische *sę in de accusatief, dat destijds een semi-enclitisch voornaamwoord was en een direct object aanduidde (Isačenko 1960: 383). Het Russisch heeft een ontwikkeling

doorgemaakt die afwijkt van de andere ‘erfgenamen’ van het Proto-Slavisch. Het moderne Russisch kent geen enclitische pronomina en het reflexieve voornaamwoord heeft zich ontwikkeld tot een partikel, dat één geheel vormt met het bijbehorende werkwoord.1 Het

Poolse enclitische partikel się is semi-enclitisch omdat het een prosodische eenheid vormt met het werkwoord waar het bij hoort, omdat het niet zelfstandig de klemtoon kan dragen, maar wel op verschillende posities in de zin kan staan.2

In het Russisch en Pools kan men op verschillende manieren een reflexieve toestand, handeling of event uitdrukken. Russisch en Pools behoren volgens de terminologie van Knjazev tot de “two-form languages” (Knjazev 2007: 260 geciteerd in: Dragušin 2011: 6). Het Russisch bedient zich van het reflexieve pronomen себя of het suffix -ся/-сь om een reflexieve handeling, toestand of event weer te geven. Het Pools maakt daarvoor gebruik van het reflexieve pronomen siebie of het semi-enclitische partikel się om een reflexieve

handeling, toestand of event weer te geven. Het tot uitdrukking brengen van reflexiviteit door middel van de reflexieve voornaamwoorden себя en siebie wordt geclassificeerd als „heavy reflexive” en het gestalte geven aan reflexiviteit door middel van het suffix -ся/-сь en het semi-enclitische partikel się wordt aangeduid met de term “light reflexive” (Knjazev 2007: 260 geciteerd in: Dragušin 2011: 6). Dit onderzoek beperkt zich tot de lichte vormen van reflexiviteit.

Werkwoorden vergezeld van het suffix -ся/-сь of het partikel się kunnen polysemantisch van aard zijn, waarbij slechts een deel werkelijk tot de zuiver reflexieve verba behoort. Bij zuiver reflexieve constructies is er altijd sprake van een specifieke relatie tussen de handeling, een subject en een object (indien er een object aanwezig is), en is er sprake van een zekere reflectie van de handeling op het subject (Townsend 1967: 196). Knjazev omschrijft de reflexieve relatie tussen subject en object als однореферентность (‘coreferentie’), een

1 Persoonlijke communicatie dr. J. Kalsbeek 23-03-2014. 2 Persoonlijke communicatie dr. R.M. Genis 24-03-2014.

(6)

volledige of gedeeltelijke overlapping van de objectparticipant en het subject (Knjazev 2007: 259 geciteerd in: Dragušin 2011: 6).

De term reflexiviteit kan tot verwarring leiden omdat het gebruik van het suffix -ся/-сь of het partikel się niet is voorbehouden aan het tot uitdrukking brengen van de reflexieve vorm van werkwoorden. Het reflexieve partikel en suffix kan ook als morfologisch aspect worden toegevoegd aan een werkwoord, waarbij het dan als een vormkenmerk van een type werkwoord kan gelden, of volgens Townsend (1967: 1967), hoofdzakelijk de functie van markeerder van intransiviteit vervult. Het suffix -ся/-сь in het Russisch en het partikel się in het Pools worden toegepast voor omzetting van intransitieve werkwoorden naar transitieve werkwoorden, waarbij een accusatief object uitgesloten wordt. Ся/-сь en się fungeren als een markeerder voor intransitieve werkwoorden (Bidwell 1969: 64). Janko-Trinickaja

demonstreert hoe men een transitief werkwoord kan transformeren tot een intransitief werkwoord door toevoeging van een suffix aan het basiswerkwoord: мыть – мыться (‘wassen’-‘zich wassen’), причесывать – причесываться (‘kammen’- ‘zich kammen’). De betekenis van de reflexieve variant van een dergelijk paar is niet altijd gemakkelijk af te leiden van de betekenis van het basiswerkwoord. Dit is bijvoorbeeld het geval met het paar:

находить – находиться (‘vinden’- ‘zich bevinden’).

Er zijn volgens classificaties van Isačenko en Knjazev 11 verschillende categorieën van lichte reflexiviteit te onderscheiden. Deze categorieën zijn onder te verdelen in reflexieve

objectwerkwoorden en reflexieve subjectwerkwoorden. Zinnen met reflexieve

objectwerkwoorden onderscheiden zich door het ontbreken van een agens (Knjazev 2007: 283 geciteerd in: Dragušin 2011: 16). Zinnen met reflexieve subjectswerkwoorden kenmerken zich door een hoge mate van co-referentie van de actanten (de mate waarin het subject

identiek is aan het object) en hoge de mate van agentiviteit van de referent van het onderwerp (de mate waarin de referent van het onderwerp de uitvoerder van de gebeurtenis/handeling is) (Knjazev 2008: 283).

De betekenissen, de frequentie en het gebruik van reflexieve werkwoorden in het Pools en Russisch zijn niet geheel identiek: ze lopen uiteen. Ik zal de categorieën van wederkerende reflexiviteit, wederkerige reflexiviteit, autocausatieve reflexiviteit, decausatieve reflexiviteit en possessieve reflexiviteit nader toelichten omdat ik deze categorieën heb gebruikt in de stimuli voor mijn onderzoek. Voor meer informatie over de door mij gebruikte stimuli, zie 3.3.3.

(7)

1.1 Wederkerende reflexiviteit

Volgens de terminologie van Knjazev worden собственно-рефлексивные werkwoorden gekarakteriseerd door een volledige co-referentie van actanten, ook wel aangeduid met de term ‘totale reflexiviteit’. In deze reflexieve werkwoorden is er sprake van reflexiviteit op semantisch niveau. Wierzbicka beschrijft dit fenomeen als volgt met behulp van semantische primitieven: “Someone did something; because of this, something happened to the same person at the same time” (Wierzbicka 1999: 32 geciteerd in: Knjazev 2007: 269). Het betreft bewuste handelingen waarbij het subject volledig overeenkomt met het object. De

handelingen zijn vaak gericht op het uiterlijk of het lichaamsoppervlak. Een bezield subject past dit type handeling meestal op zichzelf toe en niet op iemand anders, bijvoorbeeld

вешаться (‘zich verhangen’), мыться (‘zich wassen’), ubierać się (‘zich aankleden’), czesać się (‘zich kammen’).

(1) Jeśli zabralibyśmy mu pasek, próbowałby wanneer wij.zouden.af.pakken zijn riem hij.zou.proberen powiesić się na prześcieradle.

verhangen-REFL aan laken

‘Wanneer wij zijn riem af zouden pakken, zou hij proberen zich te verhangen aan een laken.’

Knjazev (2007: 269) voegt daaraan toe dat ook wederkerende werkwoorden, waarbij sprake is van een semantische component die betrekking heeft op het beoordelen van het gedrag van het subject, tot deze groep behoren, bijvoorbeeld опозориться (‘zich te schande maken’). Bij de vertaling naar het Nederlands van de voorbeelden van wederkerende reflexiviteit volstaat meestal de constructie van een werkwoord in combinatie met het Nederlandse wederkerende voornaamwoord 'zich'.

De geringe omvang van deze categorie is typerend voor het Russisch en andere

Oost-Slavische talen. West-Oost-Slavische talen hebben wat deze categorie betreft meer mogelijkheden (Knjazev 2007: 270). Isačenko noemt deze categorie собственно-возвратный. Zijn

semantische omschrijving komt geheel overeen met die van Knjazev en ook hij benadrukt dat West-Slavische talen, in het bijzonder het Tsjechisch en Slowaaks, meer mogelijkheden hebben tot het tot uitdrukking brengen van wederkerende reflexiviteit dan Oost-Slavische talen (Isačenko 1960: 382-384).

(8)

Het vooral op de semantiek gerichte perspectief waarmee Isačenko reflexiviteit categoriseert, biedt ruimte voor een aspect van reflexiviteit dat bij Knjazev niet voorkomt:

косвенно-возвратный ‘indirect-wederkerend’(Isačenko 1960: 387-388). Het betreft hier een type

reflexiviteit waarbij de betekenis для себя ‘voor zichzelf’, ‘uit eigenbelang’ wordt aangeduid. Isačenko geeft voorbeelden, zoals запасаться дровами ‘een voorraad brandhout aanleggen (voor zichzelf)’, собираться в дорогу ‘zich klaar maken voor de reis’ en укладыватсья ‘zich neervlijen’ (Knjazev 2007: 387-388). Isačenko behandelt indirect-wederkerende reflexiviteit als een vorm die afwijkt van de klasse van regelmatige wederkerende,

собственно-возвратные werkwoorden. Ik ben van mening dat dit type reflexiviteit onder de

regelmatige wederkerende betekenis geschaard kan worden omdat het aan de voorwaarden van deze klasse voldoet; het bevat immers een co-referentie van actanten, het subject en het object van de handeling komen overeen. De semantiek van de handelingen is echter niet zo nauw afgebakend als geschetst bij de voorbeelden van regelmatige wederkerende

werkwoorden die betrekking hebben op het uiterlijk, lichaam of een beoordeling van het gedrag van een subject.

Een andere dimensie van reflexiviteit die Isačenko beschrijft, maar die niet bij Knjazev voorkomt en die naar mijn inzien te classificeren is onder de categorie van regelmatige wederkerende betekenis, is die van «непроизвольного» действия ‘spontane, onopzettelijke handeling’ (Isačenko 1960: 391-392). Een spontane, onopzettelijke handeling kan

weergegeven worden door een werkwoord op -ся zoals in (2a) en (2b), in tegenstelling tot een constructie met een werkwoord en het wederkerend voornaamwoord себя in de accusatief zoals in (3a) en (3b).

(2a) Он упал с пятого этажа и убился. hij viel van vijfde etage en stierf-REFL

‘Hij viel van de vijfde etage en maakte een doodsmak.’ (2b) Он играл ножом и поранился.

hij speelde mes-INSen verwondde.zich-REFL

(9)

(3a) Он убил себя выстрелом из пистолета. hij doodde zich schot-INS uit pistool

‘Hij doodde zichzelf met een pistoolschot.’ (3b) Он поранил себя ножом.

hij verwondde zich mes-INS

‘Hij verwondde zichzelf met een mes (met opzet).’ (Isačenko 1960: 391-392)

Dit type reflexiviteit vertoont overeenkomsten met de variant van decausatieve reflexiviteit, welke verder beschreven wordt in 1.1.4. Bij voorbeelden zoals (2) is het belangrijk dat de handeling spontaan en onopzettelijk plaatsvindt, bij (3) gaat het om een subject dat actief een handeling op zichzelf verricht, zoals in het geval van de regelmatige wederkerende

reflexiviteit.

1.2 Possessieve reflexiviteit

Possessief-reflexieve werkwoorden hebben betrekking op een klasse van werkwoorden waarbij sprake is van een vereenzelviging of gelijkstelling van het subject aan het onontvreemdbare toebehoren ervan, bijvoorbeeld kleding, persoonlijke bezittingen of lichaamsdelen. Daarnaast kan het gaan om zaken als psychische manifestaties, een woning, eigendommen, vervoersmiddelen of kunstwerken. Het object hoeft niet concreet genoemd te worden, maar kan opgenomen zijn in de betekenis van het werkwoord of in de context (Knjazev 2007: 273). Voorbeelden van fysieke possessief-reflexieve werkwoorden zijn:

высморкаться (‘de neus snuiten’), причесываться (‘zich kammen’) of прищуриться (‘tot

spleetjes knijpen (van de ogen)’). Zowel bij высморкаться, причесываться als

прищуриться is er geen sprake van expliciete benoeming van een concreet object, maar bij

deze werkwoorden is het vanzelfsprekend dat men in het eerste geval de neus bedoelt, in het tweede geval het haar en in het derde geval de ogen. Elk ander lichaamsdeel is niet te snuiten, niet te kammen en niet tot spleetjes te knijpen. Het voorbeeld причесываться werd reeds genoemd bij wederkerende reflexiviteit. De scheidslijn tussen deze twee categorieën is flinterdun en sommige werkwoorden zijn multi-interpretabel (Knjazev 2007: 275).

Possessief-reflexieve werkwoorden kunnen ook betrekking hebben op producten die gemaakt of vervaardigd zijn door mensen, die anders een objectfunctie in de zin zouden hebben vervuld, zoals het huis dat gebouwd wordt in (4), het werk van de schrijver in (5) en het bed

(10)

dat opgemaakt wordt in (6). De objecten worden niet expliciet genoemd, maar zijn af te leiden uit de context of uit de betekenis van het werkwoord.

(4) Наш сосед строится. onze buurman bouwt-REFL

‘Onze buurman bouwt (een huis).’

(5) Литератор должен публиковаться. schrijver moet publiceren-REFL

‘Een schrijver moet (zijn werk) publiceren.’ (6) Ты уже постелился?

jij al bed.op.maakte-REFL

‘Heb jij je bed al opgemaakt?’ (Knjazev 2007: 273-274)

Andere werkwoorden binnen de categorie van possessieve-reflexieve werkwoorden, zoals

задуматься (‘in gedachten/gepeins verzinken’) en всмотреться (‘aandachtig/goed kijken

naar’) hebben betrekking op psychische processen.

1.3 Autocausatieve reflexiviteit

Autocausatieve reflexiviteit kenmerkt zich door situaties waarbij een agentief subject met zijn eigen handelingen de toestand van zijn lichaam of zijn positie in de ruimte verandert,

bijvoorbeeld подниматься (‘omhoog gaan, stijgen’), кланяться (‘buigen’) en двигаться (‘zich bewegen/in beweging zijn’). Autocausatieve reflexiviteit vertoont grote

overeenkomsten met possessieve reflexiviteit en beschikt daarnaast over eigenschappen van decausatieve werkwoorden. Volgens Knjazev (2007: 277) wordt autocausatieve reflexiviteit gekenmerkt door het resultaat van een handeling en wordt possessieve reflexiviteit

gekarakteriseerd door de manier van handelen. Relevant is dat het een subject betreft dat zelf invloed uitoefent op het veranderen van zijn eigen positie in de ruimte, met andere woorden, dat het subject beschikt over een zekere mate van agentiviteit. Als er geen sprake is van agentiviteit is, zou men het werkwoord eerder onder de decausatieve objectwerkwoorden kunnen categoriseren. Voorbeelden van autocausatieve reflexiviteit zijn:

(11)

(7) Она видела, как каждый раз он краснел и

zij zag hoe elke keer hij rood.werd en

садился отдыхать. ging.zitten-REFL ontspannen.

‘Zij zag hoe hij elke keer rood werd en ging zitten om te ontspannen.’ (8) Jan rzuca się do basenu.

Jan werpt-REFL in het zwembad

‘Jan springt in het zwembad.’ (Wiemer 2007: 521)

Deze volgens Knjazev автокаузативный betekenis sluit aan bij de общевозвратный betekenis van Isačenko (1960: 386). Volgens Isačenko betreft het замкнутость действия в

его производителе ‘een handeling die besloten ligt in de uitvoerder zelf’. Men denke hierbij

aan fysieke activiteiten zoals купаться (‘zich baden’) en подниматься (‘naar boven gaan’), of aan werkwoorden die een innerlijke toestand weergeven zoals радоваться (‘zich

verheugen’) en веселиться (‘opvrolijken’) (Isačenko 1960: 387). Reflexieve werkwoorden die een innerlijke of emotionele toestand weergeven en die onvervreemdbaar van het subject zijn, zoals веселиться en радоваться, behoren volgens Knjazev tot de possessief-reflexieve categorie. Knjazev en Isačenko verschillen van inzicht op dit punt. Centraal in mijn onderzoek staat de vorm van autocausatieve reflexiviteit die betrekking heeft op situaties waarbij een subject met zijn eigen handelingen de toestand van zijn lichaam of zijn positie in de ruimte verandert.

1.4 Decausatieve reflexiviteit

In het geval van decausatieve reflexiviteit is er sprake van een vorm die gekenmerkt wordt door de verandering van de toestand van een voorwerp waarbij de reden of de agens achter deze verandering ongenoemd blijft (Knjazev 2007: 283).

(9) Трость сломалась. rietstengel brak-REFL

‘De rietstengel is gebroken.’ (Knjazev 2007: 283)

(12)

In voorbeeld (9) is het duidelijk dat de toestand van de rietstengel is veranderd, maar het is niet duidelijk wie of wat daar de aanstichter van is. Isačenko noemt deze categorie

пассивно-качественный reflexiviteit. Daarbij gaat het volgens Isačenko om een passieve vorm die zich

concentreert op de richting van de handeling of op de manier waarop het object de handeling moet ondergaan (Isačenko 1960: 389). Decausatieve reflexieve werkwoorden duiden vaak op spontaan ontstane situaties, natuurverschijnselen (10) of gebeurtenissen die een negatief gevolg voor bijvoorbeeld een mens (11) kunnen hebben:

(10) Śnieg się stopił. sneeuw smolt-REFL

‘De sneeuw is gesmolten.’ (Knjazev 2007: 284)

(11) Шнурки развязались. schoenveters los.raakten-REFL

‘De schoenveters raakten los.’ (Knjazev 2007: 284)

Niet alle werkwoorden laten een decausatieve betekenis toe. Schoenveters kunnen bijvoorbeeld wel uit zichzelf ‘losraken’, maar niet ‘strikken’. Bij de toepassing van deze betekenis is het belangrijk dat de handeling spontaan, onopzettelijk plaatsvindt en dat er geen sprake is van agentiviteit. Het betreft niet alleen de daadwerkelijke handelingen, maar ook de interpretatie van de situatie. Iemand die de verandering ervaart, moet de handeling als

spontaan interpreteren. Vergelijk:

(12) Служитель опустил занавес. de toneelmeester liet.vallen doek ‘De toneelmeester liet het doek vallen.’ (13) Занавес опустился.

doek viel-REFL

‘Het doek viel.’ (Knjazev 2007: 285)

(13)

In het geval van (12) is er sprake van een handelende persoon, in het geval van (13) lijkt de situatie spontaan plaats te vinden. De toneelmeester laat wellicht ook in (13) het doek vallen, maar de toeschouwer of waarnemer interpreteert de situatie op een andere manier, en er ontstaat de indruk dat de toneelmeester niet aanwezig is. Dus, decausatieven worden gebruikt om processen weer te geven waarbij de rol van de mens beperkt is tot het in werking stellen van het proces, zoals in voorbeelden (13), (14) en (15):

(14) Флаг медленно поднимается по флагштоку. vlag langzaam gaat.omhoog-REFL over vlaggenstok

‘De vlag wordt langzaam aan de vlaggenstok gehesen.’ (Knjazev 2007: 285-286)

(15) Spodnie się piorą. broek wast-REFL

‘De broek wordt gewassen.’ (Wiemer 2007: 521)

In (14) wordt de vlag door menselijk toedoen aan de vlaggenstok gehesen, maar wordt het subject buiten beschouwing gelaten. In (15) wordt degene die de was in de wasmachine stopt, of zelfs de wasmachine zelf, buiten beschouwing gelaten. De focus ligt alleen op het resultaat van de handeling.

Decausatieve en wederkerende reflexiviteit zijn met elkaar verbonden door de semantische componenten самостоятельно (‘onafhankelijk/zelfstandig’) en без вмешательства извне (‘zonder inmenging van buitenaf’) (Mel’čuk 1998: 393 geciteerd in Knjazev 2007: 287). Het decausatieve type reflexiviteit vertoont tevens overeenkomsten met de bij 1.1.1 genoemde wederkerende spontane, onopzettelijke handelingen zoals in voorbeeld (2), al is er bij (3) sprake van een object en niet van een subject. Bij deze handelingen werd er onderscheid gemaakt tussen enerzijds het gebruiken van een werkwoord met -ся (2) dat een spontane, onopzettelijke handeling tot uitdrukking brengt en anderzijds het gebruiken van een reflexief voornaamwoord in de accusatief (3) waarbij een doelgerichte handeling uitgedrukt wordt. In het geval van wederkerende reflexiviteit betreft het echter subjectwerkwoorden in

(14)

1.5 Wederkerige reflexiviteit

Реципрокальные рефлексивные глаголы oftewel wederkerige reflexieve werkwoorden

worden gekenmerkt door een situatie of handeling die verricht wordt door twee of meer personen, waarbij iedere deelnemer gelijktijdig zowel subject als object van de handeling is. Iedere deelnemer heeft twee rollen, er is sprake van перекрёстная однореферентность (‘kruisende co-referentie’). De categorie van wederkerige werkwoorden is in het Russisch erg klein. Isačenko noemt dit aspect van reflexiviteit взаимно-возвратный (Isačenko 1960: 384-386). Knjazev (2007: 271) beschrijft drie subcategorieën: a) simpele handelingen die verricht worden door mensen of dieren die te maken hebben met het aanrichten van schade: кусаться (‘elkaar bijten’), царапаться (‘elkaar krabben’), щипаться (‘elkaar knijpen’); b) agressieve, negatieve uitingen: ругаться (‘bekvechten’), браниться (‘elkaar uitfoeteren’); c) fysieke handelingen verbonden met het uiten van liefde of vriendschappelijke gevoelens:

обниматься (‘elkaar omhelzen’) en целоваться (‘elkaar kussen’). Bij vertaling naar het

Nederlands bevatten alle voorbeelden het wederkerende voornaamwoord ‘elkaar’. Het suffix -ся heeft in deze rol de impliciete betekenis van het voornaamwoord друг друга (‘elkaar’). West-Slavische talen en Pools in het bijzonder hebben daar geen aparte constructie voor. In het Pools komt wederkerigheid tot uitdrukking door toevoeging van het semi-enclitische się aan de meervoudsvorm van een werkwoord. Dergelijke constructies zijn soms

polysemantisch. Constructies zoals bawić się (‘zich/elkaar amuseren’), obarczać się

(‘zich/elkaar belasten’), obsypać się (‘zich/elkaar bestrooien’), wynagrodzić się (‘zich/elkaar belonen’) kunnen zowel autocausatief, wederkerend als wederkerig zijn (Wiemer 2007: 525). Wiemer besteedt, in tegenstelling tot Isačenko en Knjazev, aandacht aan semantische

subcategorieën van wederkerige reflexiviteit. Vermoedelijk omdat wederkerige constructies in het Pools frequenter voorkomen dan in het Russisch. Er zijn wederkerige reflexieve

werkwoorden waarbij alleen de wederkerige betekenis mogelijk is, zoals kopać się (‘elkaar schoppen’) en mijać się (‘elkaar vermijden’), omdat een andere betekenis in dit geval niet voor de hand liggend is. Reflexieve werkwoorden, zoals brudzić się (‘zich/elkaar vies

maken’) en opryskać się (‘zich/elkaar besproeien’) zijn opaak: alleen op basis van de context kan geconcludeerd worden of het autocausatieve of wederkerige reflexiviteit betreft.

Tot slot zijn er reflexieve werkwoorden waarbij een wederkerige betekenis mogelijk is, maar waarbij een autocausatieve betekenis meer voor de hand ligt, zoals rozebrać się (‘zich

uitkleden’) en huśtać się (‘schommelen’) (Wiemer 2007: 524-525). Wanneer men expliciet de wederkerigheid van de handeling in het Russisch wil uitdrukken gebruikt men друг друга en

(15)

niet het suffix -ся, zoals in (16b) (Isačenko 1960: 385).

West-Slavische talen, zoals in voorbeeld (16c) het Slowaaks, prefereren een wederkerig werkwoord, waar het Russisch de constructie met друг друга verkiest:

(16a) *они любились zij hielden.van-REFL

(16b) они любили друг друга zij hielden.van elkaar (16c) l’úbili sa

hielden.van-REFL

‘Zij hielden van elkaar.’ (Isačenko 1960: 385)

Concluderend kunnen we vaststellen dat de reflexieve categorieën in het Pools en in het Russisch redelijk overeenkomen met elkaar behalve de categorie van wederkerigheid. In het Pools is er in dit geval vaker sprake van polysemie, waardoor wederkerigheid slechts uit de context op te maken is.

2. T2 acquisitie van morfemen

Volgens Goldschneider en DeKeyser in Explaining the “Natural Order of L2 Morpheme

Acquisition” in English: A Meta-analysis of Multiple Determinants (2001) is het proces van

de verwerving van morfemen te herleiden tot vijf factoren, namelijk: saillantie, semantische complexiteit, morfonologische regelmatigheid, syntactische categorie en frequentie. In principe zijn alle vijf de factoren terug te brengen tot het begrip saillantie in brede zin:

saillantie van vorm en saillantie van betekenis, die onafhankelijk van elkaar functioneren. Een aantal objectief te meten karakteristieken van morfemen kan de volgorde en snelheid van verwerving met een hoge mate van succes voorspellen (Goldschneider & DeKeyser 2001: 36).

In de komende paragraaf zal ik reflexieve werkwoorden analyseren op basis van de

bovengenoemde criteria van Goldschneider en DeKeyser (2001) waarbij ik de term functor (‘morfeem met grammaticale betekenis’) zal gebruiken om het Poolse semi-enclitische partikel się en het Russische reflexieve suffix -ся/-сь aan te duiden. Goldschneider en

(16)

DeKeyser hebben zich in hun meta-analyse specifiek op de verwerving van Engelse

morfemen gericht, waardoor ik voorzichtig moet zijn met het toepassen van hun conclusies op functoren in het Russisch en Pools. Met inachtneming van dit voorbehoud voorziet hun analyse mij van een bruikbaar kader voor mijn onderzoek.

2.1 Saillantie

Met saillantie wordt verwezen naar de mate waarin een bepaalde functor zich onderscheidt, naar de mate van inspanning die gepleegd moet worden om een functor te horen en zijn betekenis te begrijpen. Ravid (1995: 117 geciteerd in Goldschneider & DeKeyser 2001: 35) definieert saillantie als “ […] the property of a structure that is perceptually distinct from its

environment” (‘de eigenschap van een structuur die distinctiever is dan zijn omgeving’). Het

betreft variabelen zoals phonetic substance, klemtoon en de gebruikelijke positie van een functor in een zin (Brown 1973: 409 geciteerd in Goldschneider & DeKeyser 2001: 22). Saillantie is een eigenschap die besloten kan liggen in een functor zelf of ontleend kan worden aan een context (Dulay en Burt 1978 geciteerd in Goldschneider & DeKeyser 2001: 22). Goldschneider en DeKeyser voorspellen dat naarmate de mate van saillantie groter is, het des te gemakkelijker is de functor te verwerven. Saillantie wordt gemeten aan de hand van verschillende variabelen: de hoeveelheid fonemen, het aantal syllaben, sonoriteit,

beklemtoning en positie in de zin. Hoe meer fonemen, klinkers en sonoriteit er aanwezig zijn en hoe groter de mate van voorspelbaarheid van de positie in de zin is, des te beter is de functor te onderscheiden en te verwerven. Vermoedelijk spelen assimilatie en samentrekking een rol in de fonologische perceptie van functors:

(17) Я попрощался с нею и повторил обещание ik afscheid.nam-REFL met haar en herhaalde belofte

прислать ей лекарство. toe.sturen haar medicijnen.

‘Ik nam afscheid van haar en herhaalde mijn belofte haar medicijnen toe te sturen.’ In voorbeeld (17) is het reflexieve suffix -ся niet saillant wat betreft de phonetic substance omdat de gereduceerde -ся samengevoegd wordt met het voorzetsel с (‘met’), waardoor het voor de hoorder moeilijker wordt –ся en c van elkaar te scheiden. Hij/zij zal of –ся of c perceptueel negeren. In voorbeeld (18) is er net als in (17) sprake van samentrekking en assimilatie van het partikel się met het voorzetsel z (‘met’) dat gepositioneerd is na się.

(17)

(18) Spotkałabym się z tobą na placu w centrum ik.zou.ontmoeten REFL met jou op plein in centrum

miasta, ale nie jutro. stad, maar niet morgen.

‘Ik zou je graag ontmoeten op het plein in het centrum van de stad, maar niet morgen.’ Voorbeelden (17) en (18) vertonen een hoge mate van gelijkvormigheid, afgezien van het aspect van de sonoriteit van de klinkers. In geval (18) is er sprake van een hogere saillantie doordat ik vermoed dat de nasale klinker /ę/ over een hogere mate van sonoriteit beschikt dan de tot een schwa gereduceerde /ja/. De nasale klinker /ę/ scoort daardoor hoger op de

scorelijst van sonoriteit (Goldschneider & DeKeyser 2001: 25).

Afhankelijk van de fonologische context kent het Russische reflexieve suffix twee

allomorfen. Wanneer de vorm eindigt op een klinker kiest men voor -сь, wanneer de vorm niet eindigt op een klinker kiest men voor -ся3. De variant -сь scoort nog lager op het gebied

van sonoriteit dan de variant -ся, vanwege de afwezigheid van een klinker, d.w.z. vanwege gereduceerde phonetic substance.

Wat betreft de positie van de voorspelbaarheid van het reflexieve suffix, is er in het Russisch sprake van een hogere mate van saillantie. In tegenstelling tot het Pools, waar się vóór, achter en los van het werkwoord kan staan, staat de functor in het Russisch altijd op een vaste positie in de zin, namelijk: vast aan het werkwoord. Het Poolse semi-enclitische się kan voorkomen op verschillende posities in de zin, wat zorgt voor minder saillantie.

2.2 Semantische complexiteit

De mate van semantische complexiteit is een maatstaf om aan te duiden hoeveel betekenissen er worden uitgedrukt met een bepaalde vorm. Polysemantische vormen vereisen een hogere mate van inspanning tijdens het proces van taalverwerving. De betekenisverschillen tussen reflexieve werkwoorden in het Russisch en Pools zijn niet groot, maar op enkele vlakken zijn ze er wel degelijk. In het Pools komt wederkerige reflexiviteit tot uitdrukking door het

aanwenden van het semi-enclitische się in combinatie met de meervoudsvorm van een werkwoord. Constructies zoals bawić się ‘zich/elkaar amuseren’, obarczać się ‘zich/elkaar belasten’, obsypać się ‘zich/elkaar bestrooien’, wynagrodzić się ‘zich/elkaar belonen’ kunnen zowel autocausatief, wederkerend als wederkerig van aard zijn (Wiemer 2007: 525). Wanneer 3 Bij deelwoorden wordt echter alleen -ся gebruikt, ook na klinkers.

(18)

men in het Russisch expliciet de wederkerigheid van de handeling wil uitdrukken, hanteert men друг друга en niet het suffix -ся, zoals in (4b) (Isačenko 1960: 385). Wanneer men in het Russisch impliciet een wederkerige reflexieve handeling wil uitdrukken, gebruikt men het suffix -ся. Hierdoor kunnen we veronderstellen dat het Russisch voor wat betreft

wederkerigheid sneller aan te leren zou moeten zijn, omdat één vorm correspondeert met één betekenis.

2.3 Morfonologische regelmatigheid

Morfonologische regelmatigheid duidt op de mate waarin een functor beïnvloed wordt door zijn fonologische omgeving. Hoe minder de fonologische structuur onderhevig is aan morfonologische differentiatie, des te sneller wordt de functor verworven.

Dit wordt bepaald door de hoeveelheid fonologische alternanties en homofonie met andere grammaticale functoren. Allomorfie en homonymie zorgen ervoor dat de verbinding tussen vorm en betekenis van constructies vertroebeld kan worden (Goldschneider & DeKeyser 2001: 36). Zowel voor de functoren in het Pools als in het Russisch is er sprake van een grote mate van fonologische regelmatigheid. Het Russisch vertoont echter een grotere mate van fonologische differentiatie dan het Pools, omdat reflexiviteit in het Russisch met twee vormen, -ся en -сь, uitgedrukt kan worden, afhankelijk van de ‘persoonsvorm’ van het werkwoord.

2.4 Syntactische categorie

Zobl en Liceras (1994 geciteerd in Goldschneider & DeKeyser 2001: 28) groepeerden woorden op basis van syntactische categorie (inhoudswoorden en functiewoorden) en maakten daarna een onderverdeling in een categorie van vrije morfemen en in een categorie van gebonden morfemen. Zij concludeerden dat inhoudswoorden sneller verworven worden dan functiewoorden en dat binnen deze groepen de vrije morfemen sneller worden verworven dan gebonden morfemen. Het indelen van morfologische structuren in een bepaalde

syntactische categorie, kan een indicatie vormen voor een mate van saillantie doordat ceteris paribus, vrije morfemen en lexicale morfemen een hogere mate van saillantie vertonen dan gebonden morfemen en functiewoorden. Voor mijn onderzoek zou dit erop kunnen duiden dat het Poolse semi-enclitische partikel się sneller verworven wordt dan het Russische suffix

(19)

Daarnaast zou de categorie van reflexiviteit een rol kunnen spelen. Wederkerende reflexiviteit, bijvoorbeeld, is transparant en daarvan is het duidelijk dat de handeling terugslaat op het subject. Ik vermoed dat participanten werkwoorden die wederkerigheid uitdrukken of een duidelijke terugslaande handeling in zich dragen, gemakkelijker verwerven dan reflexieve werkwoorden die slechts intransitiviteit uitdrukken.

2.5 Frequentie

Frequentie refereert aan het aantal keren dat een functor voorkomt in spraak die geadresseerd is aan de taalverwerver. Frequentie is de meest populaire factor, na T14 overdracht, bij het

verklaren van het verschil in snelheid van acquisitie van grammaticale functoren. Een tegenargument voor deze stelling komt van Dulay en Burt (1978 geciteerd in Goldschneider & DeKeyser 2001: 30). Zij zijn van mening dat lexicale eenheden eerder verworven worden, terwijl zelfs de meest voorkomende lexicale eenheden minder frequent voorkomen dan algemene grammaticale functoren. Wanneer men echter de lexicale eenheden buiten beschouwing laat en grammaticale functoren onderling vergelijkt, kan frequentie wel een voorspeller zijn voor de snelheid van acquisitie van specifieke grammaticale functoren.

2.6 Taalinterferentie

Met taalinterferentie of T1 overdracht wordt de invloed van de kennis van ene taal op de kennis en het gebruik van een andere taal bedoeld (Jarvis & Pavlenko 2007: 1).

Transferability en gemarkeerdheid van bepaalde talige verschijnselen spelen daarbij een belangrijke rol. Transferability betreft de waarschijnlijkheid van overdracht van de ene taal naar de andere taal en is een soort intuïtie van taalverwervers over hoe overdraagbaar bepaalde taalfenomenen zijn. Jarvis en Pavlenko sommen enkele factoren op die

transferability bevorderen: “Some of the factors that affect transferability are language users’ age, their perception of the language distance (or typological relatedness) between the

languages they know, the degree to which language users perceive the language structures in question to be language-specific and the degree to which CLI5 coalesces with developmental

sequences and universal learning principles” (Jarvis & Pavlenko 2007: 12). Enerzijds worden eigenschappen van de T1 die als gemarkeerd of taalspecifiek ervaren worden, minder snel overgedragen naar de T2 dan fenomenen die als niet-gemarkeerd of universeel worden ervaren. Anderzijds zijn door taalinterferentie concepten van T2 die ook in de T1 bestaan 4 T1 is de taal die de spreker het eerst verworven heeft vanuit een chronologisch perspectief, T2 is de taal die

daarna verworven is, onafhankelijk van de context van acquisitie of het niveau (Jarvis & Pavlenko 2007: 4).

(20)

moeilijker aan te leren dan concepten van T2 die in de T1 niet bestaan, aldus Jarvis en Pavlenko (2007). Verwervers van een T2 veronderstellen dat concepten in die talen verschillend zijn, totdat ze bewijs van overeenkomsten ontdekken. Op dat moment

veronderstellen zij dat die concepten geheel gelijk zijn, totdat zij zich bewust worden van de verschillen.

Gemarkeerdheid veronderstelt een hiërarchie van taalspecifieke eigenschappen naar steeds

minder taalspecifieke eigenschappen. Hoe taalspecifieker de eigenschappen, des te groter is de mate van gemarkeerdheid. Het principe van gemarkeerdheid kan gebruikt worden om de invloed en overdracht van eigenschappen uit de T1 op acquisitie van de T2 te voorspellen. Des te gemarkeerder een functor, des te moeilijker is het de functor te verwerven. De taalverwerver is bij een hogere moeilijkheidsgraad eerder geneigd intertalige oplossingen te gebruiken (Ortega 2009: 37-38). Hierbij valt de kanttekening te plaatsen dat naarmate taalverwervers een hoger bewustzijn ontwikkelen van metatalige concepten, de overdracht van de T1 op de T2 daardoor beïnvloed wordt. Onder- en overcompensatiepatronen zijn afhankelijk van de fase van de verwerving van de T2 (Ortega 2009: 39).

Taalinterferentie kan zowel positief als negatief zijn. In het geval van positieve

taalinterferentie wordt het verwerven van de T2 positief beïnvloed door de T1. Dit zou

bijvoorbeeld kunnen betekenen dat werkwoorden die zowel in het Nederlands als in het Pools en Russisch reflexief zijn, sneller worden verworven. Positieve taalinterferentie is echter moeilijk te toetsen. Goede antwoorden doen geen vragen rijzen bij docenten of

gesprekspartners. Negatieve taalinterferentie zorgt ervoor dat de T1 het verwerven van de T2 negatief beïnvloedt. Dit betreft bijvoorbeeld reflexieve werkwoorden die enkel in het Pools en Russisch reflexief zijn en in het Nederlands niet. Deze reflexieve werkwoorden worden vermoedelijk langzamer verworven. Negatieve taalinterferentie is gemakkelijker aan te tonen dan positieve taalinterferentie. Het betreft dan het stelselmatig maken van fouten in de T2 die terug te voeren zijn op eigenschappen van de T1 (Ortega 2009: 42).

Taalinterferentie kan op verschillende niveaus plaatsvinden (Jarvis & Pavlenko 2007: 20), maar in dit onderzoek beperk ik mij tot T1 overdacht op semantisch, morfologisch en syntactisch gebied. Taalinterferentie op semantisch gebied gaat over de overdracht van betekenis of betekenissen van een woord van de ene taal naar de andere taal (Jarvis &

Pavlenko 2007: 73). Semantische verschillen zijn moeilijker te herkennen en aan te leren dan morfologische verschillen. Verschillen in vorm zijn te herkennen zodra een verwerver het

(21)

woord visueel of auditief ervaart. Het leren herkennen van verschillen in betekenis is een geleidelijk proces. Dit vereist een specifieke introductie, uitgebreide studie of blootstelling aan diverse contexten waarin het woord of de constructie gebruikt wordt. Als deze kennis nog niet verworven is, zijn taalgebruikers geneigd een semantische equivalentie te veronderstellen tussen woorden en constructies in hun T1 en in hun T2 (Jarvis & Pavlenko 2007: 78).

Wat betreft reflexieve werkwoorden zou het om de verschillende betekenissen van

reflexiviteit en het gebruik van reflexieve werkwoorden in zowel het Nederlands als het Pools en Russisch gaan. Zowel het Nederlands, als het Pools en Russisch delen met elkaar de betekenis van wederkerende en wederkerige reflexiviteit. Wederkerende reflexiviteit wordt in het Nederlands uitgedrukt door toepassing van het partikel ‘zich’ en wederkerige reflexiviteit door toepassing van het partikel ‘elkaar’. Daarnaast bestaan er in het Pools en Russisch reflexieve werkwoorden, die in het Nederlands niet reflexief zijn zoals бояться (‘bang zijn’) of pocić się (‘zweten’). T1 overdracht zou in deze gevallen kunnen betekenen dat de

Nederlandse student wel het werkwoord gebruikt, maar het reflexieve partikel vergeet. T1 overdracht op morfologisch gebied gaat over de verschillende vormen waarin het reflexieve morfeem zich manifesteert. Een complicerende factor in het Nederlands ten aanzien van het Pools en Russisch is gelegen in het feit dat het reflexieve morfeem

afhankelijk is van de persoon in de zin. In de derde persoon enkelvoud zegt men bijvoorbeeld:

hij wast zich, maar in de eerste persoon enkelvoud zegt men: ik was me. Dit gegeven heeft als

gevolg dat men tijdens het proces van taalverwerving in het Nederlands een grotere

inspanning moet leveren dan bij het Pools en Russisch, om taalbeheersing van reflexiviteit te bereiken, volgens de theorie van gemarkeerdheid van Ortega (2009: 38). T2 leerders van het Nederlands ervaren het fenomeen reflexiviteit in het Nederlands als buitengewoon

gecompliceerd en passen in eerste instantie het gebruik van het reflexieve partikel ‘zich’ toe als defaultvorm (‘standaardvorm’)6. Eén betekenis correspondeert in het Nederlands met

meerdere vormen van de reflexieve functor. Dit zou kunnen betekenen dat reflexiviteit voor Nederlanders gemakkelijk te verwerven is in het Pools en Russisch en dat ze minder snel fouten maken, omdat één betekenis uitgedrukt wordt door één vorm. De T1 is in dit geval meer gemarkeerd dan de T2.

Aan de andere kant, zoals blijkt uit onderzoek (Dorofeeva 2014), besteden Nederlandse T2 leerders weinig aandacht aan het woordeinde omdat de morfologische markering van zowel 6 Persoonlijke communicatie: dr. A.V. Peeters-Podgaevskaja 18-09-2014.

(22)

nomen als verbum in het Nederlands zeer summier is. Het woordeinde in het Nederlands draagt weinig semantisch-syntactische lading in tegenstelling tot het Pools of het Russisch (Dorofeeva 2014: 48). Ongevoeligheid voor het woorduiteinde zou het weglaten van het suffix -ся/-сь in de hand kunnen werken.

T1 overdracht op syntactisch gebied betreft de kennis van de grammaticale klassen en syntactische beperkingen van woorden. Wat betreft reflexieve werkwoorden zou dit invloed kunnen hebben op de plaatsing van de reflexieve partikels in het Pools door Nederlanders. Het Poolse partikel się kan preverbaal, postverbaal en met distante plaatsing geplaatst worden. Als er sprake is van taalinterferentie in syntactische zin, dan zouden Nederlandse studenten een plaatsing van het partikel kunnen prefereren die overeenkomt met de Nederlandse situatie: direct na de persoonsvorm in de hoofdzin.

In tabel 1 is een overzicht gegeven van alle bovenbeschreven factoren die van invloed zijn op de verwerving van reflexiviteit in het Pools en het Russisch in combinatie met het Nederlands als T1.

Tabel 1. Factoren die T2 acquisitie beïnvloeden per taal

Categorieën Nederlands Pools Russisch

Fonologische saillantie: hoog: - bestaat uit één lettergreep hoog: - bestaat uit één

lettergreep met een nasale klinker laag: - één lettergreep met [ə] - één consonant Syntactische categorie: hoog: - vrije morfemen hoog: - vrije morfemen laag: - gebonden morfemen Semantische eenduidigheid hoog: - één vorm correspondeert met één betekenis laag:

- één vorm kan meerdere betekenissen hebben hoog: - één vorm correspondeert met één betekenis Morfonologische regelmatigheid hoog: - onafhankelijk van fonologische context hoog: - onafhankelijk van fonologische context laag: - afhankelijk van fonologische context -ся/-сь

(23)

Morfosyntactische voorspelbaarheid hoog: - altijd na de persoonsvorm in de hoofdzin laag: - kan preverbaal, postverbaal en met distante plaatsing hoog: - gebonden suffix Taalinterferentie: semantisch  negatief: - reflexieve werkwoorden in het Pools zijn dat in het Nederlands niet altijd

negatief:

- reflexieve werkwoorden in het Russisch zijn dat in het Nederlands niet altijd

Taalinterferentie: morfosyntactisch (gemarkeerdheid)

 positief:

- morfemen zijn vrij negatief:

- morfemen zijn constant

negatief:

- morfemen zijn gebonden positief:

- morfemen zijn constant

3. Het onderzoek

3.1 Motivatie en probleemstelling

Het Pools en het Russisch zijn verwante talen die zeer veel overeenkomsten vertonen, maar die op het gebied van reflexieve werkwoorden duidelijk divergeren. In het Pools wordt reflexiviteit met een partikel uitgedrukt (los) en in het Russisch met een suffix (vast). Het feit dat het Pools en Russisch op dit ene punt radicaal van elkaar verschillen, maakt dit punt tot een ideaal, uniek uitgangspunt voor het verrichten van een innovatief vergelijkend onderzoek. Op basis hiervan formuleerde ik de onderstaande onderzoeksvragen:

1. In welke taal worden reflexieve werkwoorden sneller verworven?

2. Welke factoren beïnvloeden het verwerven van reflexieve werkwoorden in het Pools en Russisch?

Een verkennend theoretisch onderzoek wees uit dat de snelheid waarmee studenten een functor verwerven afhankelijk is van diverse factoren. Mijn hypothesen benaderen elk een andere factor en mijn verwachting is dat de som der delen mijn stelling kan bevestigen of ontkrachten.

3.2 Hypothesen

Uit voorafgaand onderzoek is duidelijk geworden dat fonologische saillantie, morfologische regelmatigheid en voorspelbaarheid en semantische eenduidigheid aanzienlijk bijdragen aan het tempo en succes van het verwerven van morfemen.

(24)

Aan de andere kant spelen syntactische voorspelbaarheid en semantische transparantie een positieve en belangrijke rol bij taalinterferentie. Op basis hiervan worden de volgende hypothesen geformuleerd:

H1: Fonologische perceptie en herhaling van reflexieve werkwoorden zouden positief beïnvloed worden door een hogere mate van fonologische saillantie en morfonologische regelmatigheid.

H2: Productieve schrijfvaardigheid van reflexieve werkwoorden zou positief beïnvloed worden door een hogere mate van morfo-syntactische regelmatigheid en voorspelbaarheid. H3: Het verwerven van wederkerende en wederkerige werkwoorden zou positief beïnvloed kunnen worden door positieve taalinterferentie en uniformiteit in de betekenis.

3.3 Methode

3.3.1 Participanten

Proefpersonen

De groep proefpersonen bestond uit twee groepen eerstejaarsstudenten Pools en Russisch van de Universiteit van Amsterdam7. Bij de taalverwerving van iedere Slavische taal op de

Universiteit van Amsterdam wordt vanaf nul begonnen. Na één jaar studie zouden studenten ongeveer A2-B1 niveau8 moeten beheersen. Eerstejaars studenten zijn bij uitstek geschikt

omdat zij allen kwantitatief een gelijkwaardig aanbod van taalverwerving hebben genoten in het Russisch en in het Pools. De opbouw van het curriculum van de studie Russisch en de studie Pools komt redelijk overeen. Dit zorgt ervoor dat ik beschikking had over relatief homogene groepen studenten die vergelijkbaar zijn wat betreft de methode van onderwijs en het ontvangen aanbod van de doeltaal, studenten met een Poolse of Russische achtergrond daargelaten. Alle participanten volgden een wetenschappelijke opleiding en alle participanten hebben het eerste studiejaar met een voldoende afgesloten. Desalniettemin waren er tussen de studenten verschillen te bemerken, waarbij leeftijd, studievaardigheden en achtergrond wellicht een rol konden spelen.

De Russische herhaaltest (zie 3.3.2) werd ondergaan door tien participanten, vijf mannen en vijf vrouwen, met een gemiddelde leeftijd van 22;9. Zij waren, op één Italiaanse student na, allen van Nederlandse afkomst. Gedurende het onderzoek hebben zich drie participanten 7 De Universiteit van Amsterdam is de enige universiteit in de Benelux die in het kader van een opleiding

Slavische Talen en Culturen niet alleen Russisch, maar ook Pools, Tsjechisch en Servisch/Kroatisch als voltijdstudie aanbiedt.

(25)

teruggetrokken. Aan de Russische vertaaltest hebben zeven participanten deelgenomen, twee mannen en vijf vrouwen, met een gemiddelde leeftijd van 21;0. De Poolse herhaaltest had ik aan zes participanten aangeboden, twee mannen en vier vrouwen, met een gemiddelde leeftijd van 22;7. Er hebben zich geen participanten teruggetrokken. Een van de participanten was dialectspreker van het Limburgs, de overige participanten spraken Standaard Nederlands. Geen enkele participant had een visuele, noch een auditieve beperking.

Controlegroepen

De Russische controlegroep voor de herhaaltaak bestond uit vier naar Nederland geëmigreerde Russische participanten, één man en drie vrouwen, en een in Rusland woonachtige mannelijke participant, allen met een (deels) afgeronde wetenschappelijke opleiding. De vijf deelnemers aan de herhaaltaak hadden een gemiddelde leeftijd van 32;0. Één Russische mannelijke participant kon niet deelnemen aan de vertaaltaak omdat hij het Nederlands niet voldoende beheerste.

De controlegroep voor het Pools bestond uit vijf Poolse studenten Neerlandistiek van de Universiteiten van Wrocław en Lublin, met een gemiddelde leeftijd van 23;2. De groep bestond uit vier vrouwen en één man. Dit waren Poolse studenten, woonachtig in Polen, die de Nederlandse taal machtig waren, een vereiste voor het uitvoeren van de vertaaltaak. Een van de participanten uit de controlegroep sprak Vlaams.

3.3.2 Taken

De keuze voor een herhaaltaak en een vertaaltaak was gebaseerd op de volgende overweging: ik wilde de productie van reflexieve werkwoorden gecontroleerd testen. Retelling

(‘hervertellen van verhalen’) en spontane taal was niet bruikbaar, omdat het te veel “ruis” zou opleveren. Het doen van een elicitation task9 viel af omdat er met een dergelijke techniek

geen invloed uitgeoefend kon worden op de plaatsing van het Poolse partikel się, dat op diverse plaatsen in de zin gezet kon worden (postverbaal, preverbaal en met distante plaatsing). Het uitvoeren van de drie bovenstaande testtechnieken zou het onderzoek omslachtig maken door een grote hoeveelheid van niet-controleerbare taaluitingen. De verschillende posities van het werkwoord in de zin en de verschillende categorieën van reflexiviteit zouden op deze manieren niet te toetsen zijn.

9 Een taak waarbij de targetstructuren ingebed zijn in een gesprek en waarnaar niet direct wordt

(26)

De twee taken die ik gekozen had waren in hoge mate te controleren. Met behulp van de herhaal- en de vertaaltaak kon de beheersing van de Target structure receptief en productief getest worden. Een herhaaltaak geeft een goede indicatie van taalvaardigheid. De

participanten moesten niet alleen begrijpen wat er gezegd werd, maar de zinnen ook zelf kunnen reproduceren. De lengte van de zinnen moest langer zijn dan de werkgeheugenspanne van de participanten. Werkgeheugenspanne is de maximale hoeveelheid informatie die men zich direct na blootstelling accuraat kan herinneren. Omdat ik de participanten niet enkel wilde laten kopiëren, maar de actieve beheersing van hun grammaticale kennis wilde testen, moesten de zinnen relatief lang zijn.

De vertaaltaak was een andere manier om taalvaardigheid te testen. Participanten hoefden hierbij geen rekening te houden met een korte reactietijd en hun reactie was niet afhankelijk van hun auditieve vaardigheden. Bij deze test was de nauwkeurigheid belangrijker dan de reactietijd. De positie van het partikel ten opzichte van het werkwoord was voor het Pools echter niet te controleren.

3.3.3 Stimuli

Ik heb voor beide talen en taken gekozen voor gebruik van alle reflexieve werkwoorden die in de lesmethodes van de participanten waren behandeld. Voor het Russisch heb ik gebruik gemaakt van de methode Passport v Rossiju I (Podgaevskaja & Langerak 2010). en Passport

v Rossiju II (Langerak 2009). Voor het Pools heb ik gebruik gemaakt van Cześć, jak się masz I. Spotykamy się w Polsce en Cześć, jak się masz II. Spotykamy się w Europie (Miodunka

2006). Ik heb daarnaast fillers (‘zinnen bedoeld om de aandacht van de Target structure af te leiden’) voor het Russisch uit Passport v Rossiju III (Langerak 2007) gehaald. Voor het Pools heb ik de fillers uit beide delen van Cześć, jak się masz gehaald.

Deze lesmethodes zijn door de studenten reeds volledig doorgenomen gedurende het collegejaar. Redelijkerwijs verwachtte ik dat zij de inhoud ervan in elk geval passief beheersten. Na het verzamelen van de reflexieve werkwoorden heb ik beide lesmethodes doorgenomen en alle zinnen verzameld waarin deze reflexieve werkwoorden gebruikt werden. De zinnen bleken zeer divers qua lengte, stijl en grammaticale structuur. Om meer

uniformiteit te bereiken, heb ik de zinnen aangepast. Voor enkele werkwoorden uit de woordenlijsten bood de methode helemaal geen geschikte zinnen aan. Voor deze

(27)

daaruit geselecteerd en aangepast. Tot slot heeft een native speaker de zinnen gecontroleerd en waar nodig aangepast en aangevuld.

In tegenstelling tot Passport v Rossiju waren de zinnen in Cześć, jak się masz I en II over het algemeen simpel. In deze lesmethode wordt weinig gebruik gemaakt van literaire taal en van moeilijke grammaticale constructies. Nadat ik dit verschil had ontdekt, moest ik ook de Russische zinnen versimpelen om de input in de testen voor de studenten gelijkwaardig te laten zijn. De zinnen moesten gelijkwaardig zijn wat betreft moeilijkheidsgraad en lengte. De herhaaltest bestond uit 15 zinnen die de Target structure bevatten en 10 fillers, in totaal dus 25 zinnen. Een test met minder zinnen zou te weinig informatie opleveren en bij een test met meer zinnen bestond het risico dat vermoeidheid en gebrek aan concentratie het

testresultaat negatief zouden beïnvloeden. Bij zowel de Poolse als de Russische test moest de Target structure op verschillende posities in de zin voorkomen. De lengte van de

herhaalzinnen was tussen de 20-25 lettergrepen. Mean Lenght Utterance (MLU) was in dit geval niet bruikbaar omdat dat een norm voor kinderen betreft. Voor volwassenen en T2-verwervers wordt er geen gebruik gemaakt van vaste normen.

De vertaaltaak bestond uit 15 zinnen: 10 targetzinnen en 5 fillers. De vertaalzinnen waren eenvoudiger en korter dan de herhaalzinnen. Bovendien heb ik door de vrije woordvolgorde geen rekening hoeven houden met de positie van de Target structure in de zin.

Type reflexiviteit

In zowel de herhaal- als vertaaltaak is iedere categorie van de vijf geselecteerde categorieën van reflexiviteit evenredig vertegenwoordigd: wederkerend, possessief, autocausatief, decausatief en wederkerig. Dit om een evenwichtig aanbod aan stimuli voor de studenten te creëren, zowel in het Russisch als in het Pools. De keuze van deze categorieën is gebaseerd op de input uit de leergangen. De selectie is gemaakt op basis van een analyse van het

lesmateriaal, omdat het toetsen van werkwoorden die nooit zijn onderwezen geen bruikbare resultaten oplevert.

Bij de herhaaltaak worden er van iedere categorie drie zinnen aangeboden. Bij de vertaaltaak hanteer ik van iedere categorie twee zinnen. De stimuli zijn aangepast aan het type taak. Bij het ontwikkelen van de vertaalzinnen zorgde met name wederkerige reflexiviteit voor problemen, omdat dit een categorie is waarbij gebruikers van het Nederlands zich vrijwel consequent bedienen van het reflexieve morfeem ‘zich’. Om de Target structure niet prijs te

(28)

geven aan de studenten, is ervoor gekozen om geen enkele vertaalzin met het Nederlandse ‘zich’ of een equivalent daarvan op te nemen. De voor de hand liggende wederkerige

reflexieve constructies zoals ‘zich wassen’ en ‘zich kammen’ konden daardoor niet gebruikt worden bij de vertaaltaak. Ook enkele possessief reflexieve werkwoorden konden bij de vertaalzinnen niet gebruikt worden. Een van de oplossingen was het aanpassen van de Nederlandse vertaling van de constructie. Bij het werkwoord kąpać się heb ik bijvoorbeeld niet voor de Nederlandse vertaling ‘zich wassen’ gekozen, maar voor ‘baden’ of ‘badderen’. Het possessief reflexieve martwić się werd vertaald als ‘bezorgd zijn over’ in plaats van ‘zich zorgen maken’. Dit probleem speelde enkel een rol bij de vertaalzinnen. Bij de herhaalzinnen kon ik wel gebruik maken van werkwoorden die met ‘zich’ te vertalen zijn, omdat de

Nederlandse vertaling -en dus taalinterferentie- geen rol speelde bij de herhaaltaak. In tabel 2 zijn alle reflexieve stimuli opgenomen die gebruikt zijn tijdens dit onderzoek.

Tabel 2. Stimuli per categorie van reflexiviteit

Categorie Pools Russisch Wederkerende reflexiviteit kąpać się ‘zich wassen’

żenić się ‘trouwen van man met

vrouw’10

учиться ‘leren’ купаться ‘baden’ теряться ‘verdwalen’

(29)

czesać się ‘zich kammen’

umyć się ‘zich wassen’ вымыться ‘zich wassen’

Possessieve reflexiviteit spodobać się ‘bevallen’ martwić się ‘zorgen maken’ cieszyć się ‘zich verheugen’

рассердиться ‘boos worden’ радоваться ‘zich verheugen’ обидеться ‘zich beledigd voelen’ бояться ‘bang zijn’

Autocausatieve reflexiviteit

położyć się en kłaść się ‘gaan

liggen’

zbliżać się ‘naderen’

pojawić się ‘tevoorschijn komen’

ложиться ‘gaan liggen’ остаться ‘blijven’ садиться ‘gaan zitten’

появиться ‘tevoorschijn komen’

Decausatieve reflexiviteit zbliżać się ‘naderen’ przechylać się ‘overhellen’ kończyć się ‘eindigen’ zaczynać się ‘beginnen’

заканчиваться ‘eindigen’ начинаться ‘beginnen’ развиваться ‘ontwikkelen’ находиться ‘zich bevinden’

Wederkerige reflexiviteit poznać się ‘elkaar leren kennen’ spotkać się ‘elkaar tegenkomen’ pobrać się ‘trouwen’

całować się ‘zoenen’

попрощаться en прощаться

‘afscheid van elkaar nemen’

извиниться ‘zich excuseren’ встретиться ‘elkaar ontmoeten’ жениться ‘trouwen’

De positie van de Target structure

Ik heb de Target structure (‘doelstructuur’) afwisselend vóór, in het midden en achter in de zin geplaatst. Voor het Russische testmateriaal heb ik gebruik gemaakt van vijf doelstructuren voor in de zin, vijf midden in de zin en vijf achter in de zin. Voor het Pools is er geen sprake van een absolute achterplaatsing in de zin, zoals bij het Russisch, maar wel een relatieve achterplaatsing. De reflexieve constructie kan gesplitst worden in het werkwoord en het semi-enclitische partikel się, waarbij się zowel preverbaal (19b), postverbaal (19c) en met distante plaatsing (19a) gebruikt kan worden:

(19a) Pani Maria się rzadko śmieje. (19b) Pani Maria rzadko się śmieje. (19c) Pani Maria śmieje się rzadko.

‘Mevrouw Maria lacht zelden.’ (Lipińska 2012: 146)

Op deze manier is er voor het Poolse testmateriaal sprake van drie doelstructuren relatief achterin de zin, zes doelstructuren voor in de zin en zes doelstructuren midden in de zin. 10 In het Pools bestaat er een verschil tussen żenić się en pobrać się (‘trouwen’). Żenić się is wederkerend

reflexief omdat het een handeling betreft waarbij een man een vrouw trouwt. Pobrać się is wederkerig reflexief omdat het een handeling betreft waarbij twee mensen elkaar trouwen.

(30)

Bovendien heb ik bij de Poolse testen rekening gehouden met de plaatsing van het partikel en de plaatsing van de reflexieve constructie in de zin.

3.3.4 Procedure

De participanten moesten eerst de herhaaltest maken. De zinnen waren door native speakers ingesproken in de studio van de Universiteit van Amsterdam. Ik heb gebruik gemaakt van het programma Experiment Designer, versie 2.24 Beta, ontwikkeld door D.J Vet, medewerker van de afdeling Fonetiek van de Universiteit van Amsterdam.11 Ik heb twee herhaaltesten

ontwikkeld omdat het aanvankelijk moeilijk was een inschatting van het niveau van de participanten te maken: een test waarbij de zinnen één keer herhaald worden en een test waarbij de zinnen twee keer herhaald worden. Uiteindelijk hebben alle participanten de test met twee herhalingen afgelegd, omdat bleek dat de moeilijkheidsgraad ook al bij twee herhalingen hoog was. De test werd afgenomen in een rustige ruimte waar de participant met een headset met koptelefoon en microfoon de test kon afleggen. De test begon met drie oefenzinnetjes die elk eenmaal herhaald werden en daarop volgde de test met vijfentwintig zinnen die elk tweemaal herhaald werden (zie bijlage 1). Na iedere zin werd direct de microfoon aangezet en konden de participanten onbeperkt spreken. Als de participant klaar was met spreken, kon hij met de muis op een knop “klaar” drukken, werd de microfoon uitgezet en werd er direct overgegaan naar de volgende zin. Het programma sloot af met een afsluitende mededeling.

De vertaaltest werd in een rustige ruimte afgenomen. De participanten kregen maximaal vijf minuten de tijd om zich de Russische of Poolse werkwoorden en hun vertaling, die

voorkwamen in de test, eigen te maken. Daarna startte men met de eigenlijke test. De werkwoorden werden op een apart vel papier gepresenteerd, dat voor het maken van de test weer ingeleverd moest worden. Niet alleen de Target structure werd gepresenteerd, ook de werkwoorden uit de fillers stonden op het papier. Door het vooraf aanbieden van de werkwoorden op het afzonderlijke papier hoopte ik het gebruik van synoniemen en

synonieme constructies te beperken. De participanten kregen twee vellen A-4 papier waar de zinnen in het Nederlands op stonden met vrije twee regels eronder om het antwoord op te schrijven (zie bijlage 2 en 3). Zij kregen onbeperkt de tijd om de test te maken, maar er was geen participant die langer dan twintig minuten over de test heeft gedaan. Er was geen sprake van timepressure. Na afloop werd de test bij mij ingeleverd.

(31)

4. Resultaten

Tijdens de analyse van de resultaten viel op dat er zeer laag werd gescoord op de accuracy (‘nauwkeurigheid’) van Full sentence (‘volledige zinnen’). In mindere mate was dit het geval voor de Target structure. Deze lage scores werden veroorzaakt door kleine morfologische en syntactische fouten, door het gebruik van synoniemen en door omissie van enkele woorden. Op basis hiervan heb ik besloten twee tellingen te hanteren: een strikte en een soepele telling. De strikte telling is een telling van de data die volledig correct zijn. De soepele telling is een telling waarbij uitingen goedgekeurd worden die grofweg wel de gevraagde

betekenisstructuur weergeven, maar waarin ook morfologische en syntactische fouten, synoniemen van woorden die niet tot de Target structure behoren en omissies voorkwamen. In mijn onderzoek is sprake van missing data (‘missende gegevens’). Niet alle studenten Russisch die hebben deelgenomen aan de herhaaltaak, hebben geparticipeerd in de

vertaaltaak. Daarnaast hebben de proefpersonen die wel beide taken hebben gemaakt, niet alle zinnen en structuren volledig geproduceerd.

Ik had een controlegroep van vijf Poolse en vijf Russische native-speakers. Het was noodzakelijk voor mij om te controleren of de door mij ontwikkelde testen niet te moeilijk waren voor de proefpersonen. Deze controlegroep behaalde op zowel de herhaal- als de vertaaltest een plafondscore. De data naar aanleiding van deze onderzoeken zijn niet interessant en ik heb besloten deze gegevens niet in het onderzoek op te nemen.

4.1 Accuracy in taken

4.1.1 Total accuracy van de herhaaltaak

In tabel 3 is te zien dat de scores voor Full sentence in het Pools en Russisch slechts met enkele procenten van elkaar afwijken bij de soepele telling. Bij de strikte telling in tabel 4 is echter te zien dat de studenten Russisch ruim vijfmaal hoger scoorden dan de studenten Pools, die zeer slecht scoorden op dit onderdeel. De studenten Pools maakten tijdens het herhalen van zinnen meer morfologische en syntactische fouten. Zij vergaten vaker woorden en maakten meer gebruik van synoniemen. Zij produceerden daarentegen vaker een correcte Target structure en er was minder sprake van omissie van het reflexieve partikel in

vergelijking met de studenten Russisch. De studenten Pools maakten vaker dan de studenten Russisch gebruik van een ander reflexief werkwoord. Dit is met name te zien bij de strikte

(32)

telling, waar studenten Pools ruim tweemaal zo vaak kozen voor een ander reflexief werkwoord dan de studenten Russisch.

Tabel 3. Total accuracy herhaaltaak (soepele telling)12

Taal Full sentence Target structure

Target zonder reflexief partikel

anders + reflexief partikel

Pools 33% 60% 4% 7%

Russisch 29% 40% 9% 5%

Tabel 4. Total accuracy herhaaltaak (strikte telling)

Taal Full sentence Target structure

Target zonder reflexief partikel

anders + reflexief partikel

Pools 2% 49% 4% 18%

Russisch 12% 37% 9% 8%

4.1.2 Total accuracy van de vertaaltaak

In de scores van tabellen 5 en 6 is te zien dat de scores van de studenten Russisch, zowel bij de soepele als bij de strikte telling, bij de vertaaltaak veel hoger zijn dan die van de studenten Pools wat betreft Full Sentence en Target structure. Bovendien laten studenten Pools bijna tweemaal zo vaak het reflexieve partikel weg. Het gebruik van andere reflexieve

werkwoorden is vrijwel gelijk.

Tabel 5. Total accuracy vertaaltaak (soepele telling) Taal Full sentence Target structure

12 Deviatie van 100% in de tabellen is te verklaren door het feit dat de resterende procenten gebonden zijn aan

(33)

target zonder reflexief partikel anders + reflexief partikel Pools 15% 58% 15% 3% Russisch 77% 84 % 8% 4%

Tabel 6. Total accuracy vertaaltaak (strikte telling)

Taal Full sentence Target structure

target zonder reflexief partikel

anders + reflexief partikel

Pools 13% 37% 15% 25%

Russisch 33% 61% 9% 26%

4.1.3 Total accuracy van beide taken

In tabellen 7 en 8 is te zien dat het verschil in de productie van volledige zinnen het meest opmerkelijke verschil is tussen beide groepen studenten. Zowel bij de strikte als bij de soepele telling scoorden de studenten Russisch hoger op Full sentence als de studenten Pools. Bij de soepele telling scoorden studenten Russisch ruim tweemaal zo hoog als studenten Pools. Bij de strikte telling scoorden de studenten Russisch driemaal zo hoog dan de studenten Pools. De score wat betreft Target structure laat in de soepele telling geen bijzonderheden zien, al scoorden de studenten Russisch enigszins beter. In de strikte telling scoorden de studenten Pools iets hoger wat betreft het gebruik van andere reflexieve werkwoorden. De score wat betreft het weglaten van reflexieve partikels is gelijk.

Tabel 7. Total accuracy beide taken (soepele telling) Taal Full sentence Target structure

target zonder reflexief partikel

anders + reflexief partikel

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In dat geval worden echter opvattingen over wat gedegen en zinnig wetenschappelijk onderzoek is vanuit een ‘technical-managerial’ benadering van ‘de’ management accounting

Verschillende buitenlandse retailketens hebben zich in Polen gevestigd, in die mate zelfs dat dikwijls wordt gesteld dat de Poolse retailmarkt wordt gedomineerd door

De werkwoorden πιερώλοκαη (betaald worden), αγοράδοκαη (gekocht worden), αγαπηέκαη (bemind worden), θοηκάκαη (slapen), δηεγούκαη

Om te kunnen concluderen dat R een equivalentierelatie is moeten we drie dingen bewijzen, namelijk (a) de reflexiviteit, (b) de symmetrie en (c) de transitiviteit van R.. (a) Neem f

De prijs voor deze hervormingen was natuurlijk wel een grotere inkomensongelijkheid.Deze is echter ook in beide laatstgenoemde landen toegenomen, hoewel die tot

The general objective of this research is to determine the relationship between Job Characteristics (i.e. job demands and job resources), Work Wellness (i.e. burnout and work

Verhogen reflexiviteit  Bevorderen diversiteit  Inzetten op doorbraakinitiatieven  Engageren en verknopen  Mobiliseren van middelen  Veranderen van het speelveld

Dit soort maatschappelijke vraagstukken gaat, zoals bijna alles in het sociaal domein, over in- teractie, sociale reflexiviteit – het vermogen om je te verplaatsen in anderen en