• No results found

De kracht van complimenten : de adviezen van professionele opvoedingsondersteuners in vergelijking met de effectiviteit van gelabelde en ongelabelde complimenten in het verminderen van opstandig gedrag bij kinderen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De kracht van complimenten : de adviezen van professionele opvoedingsondersteuners in vergelijking met de effectiviteit van gelabelde en ongelabelde complimenten in het verminderen van opstandig gedrag bij kinderen"

Copied!
33
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

De kracht van complimenten

De adviezen van professionele opvoedingsondersteuners in vergelijking met de effectiviteit van gelabelde en ongelabelde complimenten in het verminderen van opstandig gedrag bij

kinderen

Masterscriptie Opvoedingsondersteuning

Pedagogische en Onderwijskundige Wetenschappen Universiteit van Amsterdam

N. Hensen 5870739

Dr. P. H. O. Leijten (Begeleidster)

Prof. dr. R. G. Fukkink (Tweede beoordelaar) Amsterdam (Juni, 2015)

(2)

2 Inhoudsopgave

Abstract 3

Inleiding

De kracht van complimenten 4

Gelabelde en ongelabelde complimenten 6

Het advies van de professionele opvoedingsondersteuner 7

De effectiviteit van gelabelde versus ongelabelde complimenten 8

Overzicht 10 Studie 1 Methode 11 Resultaten 14 Studie 2 Methode 15 Resultaten 17 Discussie 21 Referenties 28

(3)

3 Abstract

The present study examined the advice child-rearing experts provide to parents in the use of labeled and unlabeled praise to reduce disruptive childbehavior and the actual effectiveness of both forms of praise. Study 1 (N = 112) showed, in an online vignette study, that child-rearing experts advised parents to use more labeled praise than unlabeled praise in order to reduce the disruptive behavior of their child. Study 2 (N = 132; Mage = 6.8 years) showed, with a

experiment, that the advice of the child-rearing experts was not supported by a superiority of labeled praise compared to unlabeled praise in reducing disruptive behavior of children, measured with the Eyberg Child Behavior Inventory. Parent reported labeled praise compared to no praise, resulted in a decrease of disruptive behavior.

(4)

4 De kracht van complimenten

Opstandig gedrag is een van de meest voorkomende problemen waarvoor ouders een

professionele opvoedingsondersteuner benaderen voor ondersteuning (Kazdin, Bass, Ayers, & Rodgers, 1990; Weisz & Kazdin, 2010). Opstandig gedrag bij kinderen wordt gekenmerkt door hardnekkige koppigheid, het weigeren om aanwijzingen op te volgen en de onwil om compromissen te sluiten, toe te geven of te onderhandelen met volwassenen of

leeftijdsgenoten (American Psychiatric Association, 1994). Wanneer het patroon van negatief, agressief en opstandig gedrag minimaal zes maanden aanhoudt, en duidelijk ongunstige invloed heeft op het functioneren van het kind, wordt het opstandig gedrag geclassificeerd als een ‘oppositional defiant disorder’, ODD (APA, 1994). Ongeveer 3% van de kinderen tot 12 jaar in Nederland heeft ODD (De Graaf, Ten Have, & Van Dorsselaer, 2010). Om gevolgen als internaliserende problemen (Cunningham & Boyle, 2002), academisch falen (Moffitt, 1993), middelengebruik en delinquent gedrag (Loeber & Hay, 1997) te voorkomen, dient het opstandig gedrag van het kind zo vroeg mogelijk verminderd te worden.

Gedrag van ouders draagt bij aan het ontstaan, de progressie en de instandhouding van opstandig gedrag (Rutter et al., 1997). Het verband tussen het gedrag van de ouders en het ontstaan van opstandig gedrag bij het kind is echter complex. Verschillende kenmerken van de opvoeders kunnen namelijk directe of indirecte invloed hebben op het ontstaan van opstandig gedrag (Lavigne, Gouze, Hopkins, Bryant, & LeBailly, 2012). De theorieën van Skinner, Bandura en Patterson bieden enig inzicht in dit verband. De operante leertheorie van Skinner stelt dat het gedrag dat beloond wordt, zal versterken en het gedrag dat negatief bekrachtigd wordt, bijvoorbeeld door straf, zal afzwakken (Skinner, 1972). Hierop

aansluitend leren kinderen, volgens de sociale leertheorie (Bandura, 1977) gedragspatronen aan door het observeren van verschillende consequenties volgend op verschillende

(5)

5 typen gedragingen die de grootste kans maken op succes. Vanuit de omgeving dient dus het goede voorbeeld gegeven te worden qua consequenties volgend op het gedrag van het kind (Bandura, 1977). De theorie van Patterson is gebaseerd op de operante leertheorie van Skinner en de principes van de sociale leertheorie van Bandura (Patterson, 1982). Volgens de ‘theorie van coercieve interactiepatronen’ van Patterson versterken ouders vaak onbewust het

opstandig gedrag van het kind (Patterson, Reid, & Dishion, 1992). Er is sprake van een coercief interactiepatroon tussen het gedrag van het kind en de reactie van de ouders

(Patterson, 1982). Dit patroon werkt als volgt: het kind krijgt een opdracht van de ouder, het kind wil de opdracht niet uitvoeren en protesteert. Hierdoor ontstaat een conflict waarbij de ouder op verschillende manieren kan reageren (toegeven, kordaat disciplineren, negeren of straffen), de ouder kiest ervoor om toe te geven waardoor het kind de opdracht niet hoeft uit te voeren. Doordat de ouder heeft toegegeven, heeft het kind zijn zin gekregen en leert hij of zij dat opstandig gedrag loont (Bruyninckx, 2003). Deze negatieve bekrachtiging van het gedrag van het kind door het toegeven van de ouder heeft volgens de ‘theorie van coercieve

interactiepatronen’ tot gevolg dat het kind gedragsproblemen ontwikkelt en behoudt. Dit heeft weer kritisch en dwingend gedrag van de ouder tot gevolg (Patterson et al., 1992). Het

coercieve interactiepatroon kan doorbroken worden door ouders te leren om adequaat op het gedrag van het kind te reageren. De studie van Risely, Clark en Cataldo (1976) naar de relatie tussen het gedrag en de context waarin het kind zich bevindt, toont daarop aansluitend aan dat de gedragsproblemen kunnen afnemen wanneer kinderen in een positieve en stimulerende omgeving opgroeien (Risely et al., 1976).

In de praktijk suggereren moeders van kinderen met symptomen van opstandig gedrag twee keer zo veel negatieve oplossingen, zoals het controleren van het gedrag van het kind, dan positieve oplossingen, zoals het voorkomen van opstandig gedrag, bij problemen met het opstandig gedrag van het kind. Om het opstandig gedrag te verminderen, wordt geadviseerd

(6)

6 om de aandacht te verschuiven van het negatief disciplineren naar het positief opvoeden (Cunningham & Boyle, 2002). Ook binnen de interventies gericht op het verminderen van opstandig gedrag, zoals Incredible Years, Parent Child Interaction Therapy, Parent

Management Training Oregon en Triple P-Positive Parenting Program, komt deze positieve en stimulerende omgeving, waarin het positieve gedrag van het kind aangemoedigd wordt om zo het opstandige gedrag te laten verminderen, naar voren (Eyberg, 1988; Forgatch &

Patterson, 2010; Sanders, 1999; Webster-Stratton, 2001). Om dit positieve klimaat te creëren wordt aan ouders geadviseerd onder andere de volgende specifieke opvoedvaardigheden aan te leren: het positief formuleren van opdrachten, het enthousiast prijzen van positief gedrag en het negeren van mild ongewenst gedrag (DeGarmo, Patterson, & Forgatch, 2004). Er is veel aandacht voor het positief opvoeden, waarbinnen ouders de specifieke opvoedvaardigheden toepassen om aandacht te geven aan het positieve gedrag van het kind (Eyberg, Nelson, & Boggs, 2008). Het beschrijvend prijzen van het gedrag van het kind is één van de

belangrijkste aanmoedigende opvoedvaardigheden die gerelateerd is aan het positief

opvoeden (Cunningham & Boyle, 2002). Het geven van complimenten geldt als één van de meest voorkomende manieren om het positieve gedrag van het kind aan te moedigen (Bell & Eyberg, 2002; Ware, McNeill, Masse, & Stevens, 2008). De huidige studie gaat daarom verder in op het complimenteren als manier om het opstandig gedrag bij kinderen tot 12 jaar te verminderen.

Gelabelde en ongelabelde complimenten

De manier waarop ouders hun complimenten formuleren is van groot belang voor het gedrag van het kind. Kleine verschillen in het woordgebruik van ouders kunnen grote effecten hebben op het gedrag van het kind (Brummelman et al., 2013; Henderlong & Lepper, 2002; Mueller & Dweck, 1998; Owen, Slep, & Heyman, 2012). Bij het geven van complimenten kan onderscheid gemaakt worden tussen gelabelde en ongelabelde complimenten (Ware et al.,

(7)

7 2008). Gelabelde complimenten geven een specifieke verwijzing naar het positieve gedrag van het kind en kunnen beschreven worden als ‘elke uitspraak of bewering die een positief oordeel over een activiteit, prestatie of eigenschap van het kind omvat’ (Eyberg, Nelson, Duke, & Boggs, 2005; Eyberg & Robinson, 2000). Een voorbeeld van een gelabeld compliment is: ‘Wat goed dat je je speelgoed hebt opgeruimd!’ (Eyberg et al., 2005).

Ongelabelde complimenten bevatten geen specifieke verwijzing naar het positieve gedrag van het kind (Barnett, Niec, & Acevedo-Polakovich, 2014). Bij een ongelabeld compliment zegt de ouder bijvoorbeeld: ‘Wat goed!’ (Eyberg et al., 2005).

Het advies van de professionele opvoedingsondersteuner

Binnen interventies gericht op opstandig gedrag wordt aandacht besteed aan het labelen van het positieve gedrag van het kind. Het gebruik van complimenten wordt aangemoedigd en daarbij wordt de ouders geadviseerd om het positieve gedrag expliciet te prijzen (Eyberg, 1988; Forgatch, 1994; Sanders, 1999; Webster-Stratton, 2001). In welke mate besteden de professionele opvoedingsondersteuners echter aandacht aan het labelen van de complimenten in hun adviezen aan ouders van kinderen met opstandig gedrag? Aangezien kleine verschillen in het woordgebruik van de ouders verschillende effecten kunnen hebben op het gedrag van het kind (Brummelman et al., 2013; Henderlong & Lepper, 2002; Mueller & Dweck, 1998; Owen et al., 2012), is het van belang te onderzoeken in welke mate de professionele opvoedingsondersteuners onderscheid maken tussen gelabelde en ongelabelde complimenten in hun advies aan ouders van kinderen met opstandig gedrag voor de dagelijkse opvoedsituaties. Er is geen onderzoek beschikbaar dat zich richt op de adviezen van

professionele opvoedingsondersteuners in gelabelde en ongelabelde complimenten aan ouders van kinderen met opstandig gedrag in het complimenteren van positief gedrag in de dagelijkse opvoedsituaties. Wel zijn er aanwijzingen waaruit de visie van de professionele

(8)

8 komt. In het trainen van ouders gebruiken professionele opvoedingsondersteuners namelijk twee keer zo vaak gelabelde dan ongelabelde complimenten (Barnett et al., 2014). Er is echter een belangrijk verschil tussen het eigen gebruik van de professionele opvoedingsondersteuner en het advies aan de ouders in gelabelde of ongelabelde complimenten. Daarnaast beperkt het onderzoek van Barnett en collega’s (2014) zich tot de professionals die werken met de

interventie Parent Child Interaction Therapy, waardoor geen conclusies getrokken kunnen worden met betrekking tot een algemene groep professionele opvoedingsondersteuners in Nederland. Op basis van de bovenstaande informatie wordt wel verwacht dat de professionele opvoedingsondersteuners vaker gelabelde dan ongelabelde complimenten adviseren.

De effectiviteit van gelabelde versus ongelabelde complimenten

Aangezien het complimenteren van kinderen een belangrijke opvoedvaardigheid is om het gedrag van het kind te beïnvloeden (Bell & Eyberg, 2002; Ware et al., 2008), is het van belang dat de professionele opvoedingsondersteuners de meest effectieve adviezen geven in het gebruik van gelabelde en ongelabelde complimenten. De effectiviteit van de adviezen van de professionele opvoedingsondersteuners is in dit onderzoek getoetst door de adviezen in gelabelde en ongelabelde complimenten te vergelijken met de daadwerkelijke effectiviteit van gelabelde en ongelabelde complimenten in het verminderen van opstandig gedrag bij

kinderen. Empirisch bewijs specifiek voor superioriteit van gelabelde of ongelabelde

complimenten in het verminderen van opstandig gedrag bij kinderen is nog niet beschikbaar. Het onderzoek van Bernhardt en Forehand (1975) geeft aanwijzingen dat gelabelde

complimenten, in vergelijking tot ongelabelde complimenten, effectiever zijn in het veranderen van het gedrag bij jonge kinderen. Echter vertonen de deelnemende kinderen binnen dit onderzoek geen opstandig gedrag. Geldt deze superioriteit van de gelabelde complimenten ook voor kinderen met opstandig gedrag?

(9)

9 bewezen effectieve interventies in het behandelen van opstandig gedrag bij kinderen en draagt in combinatie met andere componenten bij aan de uitkomst van de behandeling (Tempel, Wagner, & McNeill, 2013). Het onderzoek van Garland, Hawley, Brookman-Frazee en Hurlbert (2008) benoemt zelfs specifiek het gelabeld complimenteren als één van de

hoofdelementen van bewezen effectieve interventies in het verminderen van opstandig gedrag bij kinderen. In combinatie met de andere interventie-element lijkt het geven van gelabelde complimenteren dus effectief te zijn in het verminderen van opstandig gedrag. Echter wordt binnen dit onderzoek niet de effectiviteit van gelabelde complimenten buiten de

interventiecontext getoetst, waardoor geen conclusies getrokken kunnen worden met betrekking tot de individuele effectiviteit van gelabelde complimenten en ongelabelde complimenten in het verminderen van opstandig gedrag. Binnen interventies is het namelijk mogelijk dat niet elk interventie-element een gelijke bijdrage heeft gehad aan de effectiviteit van de interventie. Sommige interventie-elementen zijn essentieel voor de effectiviteit, waarbij anderen zelfs ineffectief of overbodig zijn in het licht van de andere interventie-elementen.

Theoretische inzichten van Brophy (1983) en Hanf (1970) geven wel een richting voor eventuele superioriteit van de gelabelde complimenten. Verwacht wordt dat wanneer kinderen informatie krijgen over wat zij specifiek goed doen, ze eerder de associatie zullen leggen tussen het gedrag en de goedkeuring, wat ervoor kan zorgen dat de kinderen het betreffende gedrag eerder zullen vertonen (Brophy, 1983; Hanf, 1970). Gable, Hester, Rock en Hughes (2009) onderschrijven deze inzichten ook in hun onderzoek naar de meest effectieve

complimenten om het gewenste gedrag te bereiken bij leerlingen binnen de klassituatie. Gable en collega’s (2009) verwachten dat de meest effectieve complimenten gekenmerkt worden door een specifieke verwijzing naar het positieve gedrag van de leerling. Concluderend, worden de gelabelde complimenten als belangrijk onderdeel gezien binnen interventies

(10)

10 gericht op het behandelen van opstandig gedrag bij kinderen (Garland et al., 2008; Tempel et al., 2013), en vertonen de gelabelde complimenten ten minste in sommige situaties

superioriteit, zoals bij kinderen zonder opstandig gedrag en binnen het klassenklimaat (Bernhard & Forehand, 1975; Brophy, 1983; Gable et al., 2009; Hanf, 1970). Op basis van deze informatie wordt verwacht dat de gelabelde complimenten effectiever zijn dan de ongelabelde complimenten in het verminderen van opstandig gedrag van kinderen.

Overzicht huidig onderzoek

In het huidige onderzoek wordt gekeken of de professionele opvoedingsondersteuners daadwerkelijk de meest effectieve adviezen in het gebruik van gelabelde en ongelabelde complimenten geven aan ouders van kinderen met opstandig gedrag, om zo het opstandig gedrag van het kind te verminderen. De volgende vraagstelling staat hierbij centraal:

‘In hoeverre sluit het advies van professionele opvoedingsondersteuners aan ouders van kinderen (4-10 jaar) met opstandig gedrag in gelabelde en ongelabelde complimenten aan bij de effectiviteit van gelabelde en ongelabelde complimenten om het opstandig gedrag bij de kinderen te verminderen?’

Studie 1

In Studie 1 is met een vignettenstudie onderzocht of professionele

opvoedingsondersteuners aan ouders van kinderen met opstandig gedrag vaker gelabelde complimenten adviseren dan ongelabelde complimenten om het opstandig gedrag van het kind te verminderen.

(11)

11 Methode

Participanten

De groep participanten bestond uit 112 professionele opvoedingsondersteuners. De professionele opvoedingsondersteuners verleenden allen vanuit een erkende organisatie opvoedingsondersteuning aan ouders van kinderen tot 12 jaar met opstandig gedrag. Het percentage opvoedingsondersteuners getraind in programma’s als Incredible Years, Parent Child Interaction Therapy, Parent Management Training- Oregon en Triple P was 28%. Het percentage professionals geschoold in overige opvoedingsondersteuningsprogramma’s was 33%. Dubbele scholing kwam voor bij 11% van de professionals getraind in

opvoedingsondersteuningsprogramma’s. Het percentage professionals niet getraind in opvoedingsondersteuningsprogramma’s was 50%. De leeftijd van de participanten varieerde van 21 tot 64 jaar (M = 39.6, SD = 11.0). Gemiddeld waren de participanten 12.7 jaar (SD = 8.2) werkzaam als professionele opvoedingsondersteuner. De steekproefpopulatie van

professionele opvoedingsondersteuners was relatief hoog opgeleid: 93% van de participanten hadden een opleidingsniveau op HBO niveau of hoger. Dit komt overeen met de beschreven opleidingsachtergrond van pedagogische adviseurs en pedagogen, die

opvoedingsondersteuning uitvoeren (Nederlands Jeugdinstituut, 2009).

Procedure

Voor deze studie is specifiek gezocht naar professionele opvoedingsondersteuners die werken met kinderen tot 12 jaar met opstandig gedrag. Per provincie zijn random vier

organisaties telefonisch benaderd voor eventuele deelname aan het onderzoek. Als een organisatie random geselecteerd werd voor deelname aan het onderzoek, werd eerst nog gecheckt of deze organisatie opvoedingsondersteuners in dienst had die werkzaam waren met kinderen met opstandig gedrag tot 12 jaar oud en of deze professionals open stonden voor deelname aan het onderzoek. 95.56% van de benaderde instellingen ging telefonisch akkoord

(12)

12 met de deelname aan het onderzoek. Twee instellingen waren niet in staat deel te nemen aan het onderzoek vanwege reorganisatie en tijdsgebrek. Indien akkoord ontving de

contactpersoon van de organisatie een email met daarin een informatiebrochure over het onderzoek en een standaardmail voor de participanten, met daarin de link naar de online vragenlijst. De participanten ondertekenden allen eerst een digitaal informed consent formulier. Daarna vulden zij de online vragenlijst in. In totaal is de link naar de vragenlijst 192 keer geopend. In totaal hebben 112 professionele opvoedingsondersteuners de vignetten ingevuld. De werving van professionele opvoedingsondersteuners liep van 20 februari 2015 tot 14 april 2015. Een a priori power analyse met G*Power 3.1 heeft uitgewezen dat de steekproefgrootte minimaal 76 professionele opvoedingsondersteuners diende te zijn om een uitspraak te kunnen doen over een middelgroot effect (d = .50) met een daadwerkelijke power van .99 voor een one-sample t-test, met een alpha van .05 (Erdfelder, Faul, & Buchner, 1996). Doordat 112 professionele opvoedingsondersteuners de vignetten hebben ingevuld is het minimum van 76 ruimschoots behaald, waardoor deze studie een kans heeft van minstens 99% om minimaal een middelgroot verschil (ten minste een verschil van 1 compliment) vast te stellen in de adviezen van professionele opvoedingsondersteuners in gelabelde en

ongelabelde complimenten dat in de populatie ook daadwerkelijk voorkomt. Onder de deelnemende professionals zijn vijf VVV-bonnen ter waarde van € 20,- verloot.

Meetinstrumenten

De vignetten. Er werden acht fictieve casusbeschrijvingen aan de participanten

voorgelegd; vier waarbij een kind dat vaak opstandig gedrag liet zien positief gedrag vertoonde en vier waarbij een kind dat geen opstandig gedrag liet zien positief gedrag vertoonde. Alleen de vier vignetten die betrekking hebben op kinderen met opstandig gedrag zijn verder meegenomen in de analyse. Professionals werd gevraagd wat voor compliment hij of zij aan de ouders zou adviseren om aan dit kind te geven om het positieve gedrag te

(13)

13 versterken. De professionals dienden dit compliment letterlijk op te schrijven. Een voorbeeld van een vignet van een kind met opstandig gedrag: ‘Jeroen heeft veel moeite zich aan regels

te houden. Hij hangt uit zichzelf zijn jas op aan de kapstok als hij thuis komt.’ In totaal gaven

alle 112 professionele opvoedingsondersteuners voor alle vignetten hun advies.

Gelabelde en ongelabelde complimenten. Aan de hand van de handleiding van het

Dyadic Parent-Child Interaction Coding System (DPICS) zijn de adviezen van de professionele opvoedingsondersteuners gecodeerd naar gelabeld, ongelabeld of geen

compliment (Eyberg & Robinson, 2000). Tijdens het coderen werd de volgende definitie van een gelabeld compliment gebruikt: ‘Een gelabeld compliment is elke uitspraak of bewering die een positief oordeel over een activiteit, prestatie, of eigenschap van het kind omvat’ (Eyberg & Robinson, 2000). Tien procent van de adviezen van de professionele

opvoedingsondersteuners is ook gecodeerd door een tweede getrainde codeur (masterstudente). De mate van overeenstemming was groot (Cohen’s ᴋ = 1.0).

Analyse

De vragenlijsten zijn via Qualtrics door de professionele opvoedingsondersteuners ingevuld. De responsen werden automatisch in het programma IBM SPSS Statistics 22 (IBM Corp., 2013) verwerkt. Een nieuwe variabele is aangemaakt voor de coderingen van de gegeven complimenten op de vier vignetten. De gelabelde complimenten werden gecodeerd als 1 en de ongelabelde complimenten als -1. Omdat de adviezen die geen complimenten waren als 0 zijn gecodeerd, hebben deze geen invloed gehad op de verdeling tussen gelabelde en ongelabelde complimenten. Per professional is het aantal geadviseerde gelabelde en ongelabelde complimenten opgeteld. Met behulp van een one sample t-test is onderzocht of de professionele opvoedingsondersteuners binnen de vignetten significant vaker gelabelde dan ongelabelde complimenten hebben geadviseerd.

(14)

14 Resultaten

De adviezen van de professionals op de vier vignetten varieerden van vier ongelabelde complimenten tot vier gelabelde complimenten (range = -4 – 4). In totaal werd 5.36% van de complimenten gegeven op de vier vignetten gecodeerd als geen compliment. Deze

complimenten voldeden niet aan de richtlijnen van gelabelde of ongelabelde complimenten volgens de handleiding van het Dyadic Parent-Child Interaction Coding System. In totaal werd 64.06% van de complimenten als gelabelde complimenten gecodeerd en 30.58% als ongelabelde complimenten. Deze verdeling kwam neer op een gemiddeld advies op de vier vignetten van 1.34 (SD = 2.33). Het advies was positief, wat betekent dat de professionele opvoedingsondersteuners meer gelabelde complimenten hebben geadviseerd in vergelijking tot de ongelabelde complimenten. Met behulp van de one-sample t-test is uitgewezen dat het verschil tussen het aantal gelabelde en ongelabelde complimenten een significant verschil is (t(111) = 6.08, p < .000). Samengevat adviseren de professionele opvoedingsondersteuners binnen huidige studie significant meer gelabelde complimenten dan ongelabelde

complimenten aan de ouders van kinderen met opstandig gedrag.

Studie 2

Uit Studie 1 blijkt dat de professionele opvoedingsondersteuners vaker gelabelde dan ongelabelde complimenten adviseren aan ouders van kinderen met opstandig gedrag. Maar hoe effectief zijn de adviezen om gelabelde complimenten te gebruiken in het verminderen van opstandig gedrag? Studie 2 onderzoekt aan de hand van een experiment deze effectiviteit. Hierbij wordt verwacht dat gelabelde complimenten effectiever zijn in het verminderen van opstandig gedrag bij kinderen dan ongelabelde complimenten.

(15)

15 Methode

Participanten

In totaal namen 132 ouder-kind paren deel aan Studie 2. De kinderen waren 4 tot 10 jaar oud (M = 6.88, SD = 1.30, 73% jongens). De kinderen zijn in aanmerking gekomen voor deelname aan het onderzoek doordat de ouder of leraar opstandig gedrag ervoer bij het kind. Aan de hand van de beginscores op de ECBI is bevestigd dat de deelnemende kinderen een verhoogd niveau van opstandig gedrag lieten zien (M = 117.11, SD = 25.63), namelijk een halve standaarddeviatie hoger dan de normatieve score van jongens van 2 tot en met 12 jaar (M = 106.43, SD = 30.18) (Burns & Patterson, 2008). Kinderen die al behandeld werden voor gedragsproblemen konden niet deelnemen aan het onderzoek. De meerderheid van de

deelnemende gezinnen was van Nederlandse afkomst (91%). In totaal namen 126 moeders en 6 vaders deel aan het onderzoek. De leeftijd van de deelnemende ouders varieerde van 22 tot 59 jaar (M = 38.38, SD = 5.35). Het opleidingsniveau van de ouders varieerde van

onvoltooide middelbare school tot een behaald universitair diploma. De hoger opgeleide gezinnen waren oververtegenwoordigd binnen de steekproef (43% van de participanten had ten minste een HBO-diploma).

Procedure

Gezinnen zijn geworven via advertenties op basisscholen waarin een onderzoek naar de effectiviteit van het complimenteren bij kinderen met opstandig gedrag werd

aangekondigd. Na het ondertekenen van het informed consent formulier door de ouder werd het gezin random toegewezen aan één van de volgende condities: gelabeld complimenteren, ongelabeld complimenteren of niet complimenteren. De interventie vond in de thuissituatie van de ouder en het kind plaats en duurde in totaal 14 dagen.

Dag 1: Het thuisbezoek. Tijdens dit bezoek vulde de ouder een vragenlijst in met

(16)

16 van twee taken werd de ouder geïnstrueerd in het geven van complimenten volgens de

toegewezen conditie. Hierbij maakte de onderzoeker gebruik van video-instructie en modeling-technieken.

Dag 2-14: De oefenperiode. Tijdens deze periode oefende de ouder met aandacht

geven aan en het complimenteren van positief gedrag. De ouder hield een dagboek bij waarin per dag drie voorbeelden van het positieve gedrag van het kind werden genoteerd. Daarnaast noteerden de ouders uit de condities gelabeld complimenteren en ongelabeld complimenteren de complimenten die zij aan de kinderen gaven. Ouders in de controlegroep (niet

complimenteren) noteerden alleen de drie voorbeelden van het positieve gedrag van het kind.

Dag 14: De meting van het gedrag van het kind. Op dag 14 vulde de ouder opnieuw de

vragenlijst in over het opstandig gedrag van het kind. Hierna werden de ouders geïnformeerd over het doel van het onderzoek en de kennis die er op dat moment bekend was met

betrekking tot de effectiviteit van gelabelde en ongelabelde complimenten in het verminderen van opstandig gedrag.

Meetinstrument

Opstandig gedrag. De Eyberg Child Behavior Inventory (ECBI) (Eyberg & Robinson,

2000) stelde door middel van de ouderrapportage met 36-items de frequentie van opstandig gedrag van het kind vast. Een voorbeelditem is ‘het kind gaat in discussie met ouders’, waarbij de ouder de frequentie van het gedrag rapporteerde op een schaal van 1 (nooit) tot 7 (altijd). De interne consistentie van de ECBI was goed op zowel de voormeting (α = .92) als op de nameting (α = .91).

De gerapporteerde complimenten in de dagboeken van de ouders. De gerapporteerde

complimenten zijn aan de hand van de handleiding van de DPICS gecodeerd naar gelabelde en ongelabelde complimenten. Een compliment werd als gelabeld gecodeerd wanneer deze een expliciete verwijzing naar het geprezen gedrag van het kind bevatte. In totaal werd 25%

(17)

17 van de gerapporteerde complimenten gecodeerd door een tweede getrainde codeur. De mate van overeenstemming was groot (Cohen’s ᴋ = .94).

Analyse

De verkregen data zijn verder geanalyseerd in het programma IBM SPSS Statistics 22 (IBM Corp., 2013). Er zijn voorbereidende analyses uitgevoerd, zoals het verwijderen van extreme waarden, een randomisatiecheck en een manipulatiecheck. Daarnaast zijn de assumpties voor de ANCOVA-analyse getoetst. Een ANCOVA-analyse is uitgevoerd om te toetsen in hoeverre de drie condities (gelabeld complimenteren, ongelabeld complimenteren en niet complimenteren) verschilden in het verminderen van het opstandig gedrag van het kind, gemeten door de ECBI. Het niveau van opstandig gedrag op de ECBI voor start van de interventie gold hierbij als controle-variabele.

Resultaten

Voorbereidende analyses: randomisatiecheck

Aan de hand van een ANOVA-analyse is onderzocht of de randomisatie drie gelijke groepen heeft opgeleverd op het beginniveau van opstandig gedrag. Er is op de voormeting één extreme waarde vastgesteld op de ECBI-score (235.54) in relatie tot het gemiddelde (M = 117.26, SD = 25.28). Dit ouder-kind paar is voor verdere analyse uit de dataset verwijderd. De kinderen in de conditie gelabeld complimenteren hadden een significant hoger beginniveau van opstandig gedrag op de ECBI (F(2, 120) = 3.33, p = .039) in vergelijking met de kinderen uit de andere twee condities. De randomisatie is hierdoor niet volledig geslaagd. In de

hoofdanalyse zal de ANCOVA-analyse controleren voor de verschillen op de ECBI-score bij de voormeting. Binnen de data met betrekking tot de leeftijd van de deelnemende ouder is één extreme waarde (66) vastgesteld in relatie tot het gemiddelde (M = 38.67, SD = 5.89). Omdat de leeftijd van deze moeder niet verder te controleren was en niet met zekerheid gezegd kon

(18)

18 worden of het een moeder of een grootmoeder betrof, is het ouder-kind paar uitgesloten van verdere analyse. ANOVA-analyses hebben aangetoond dat er geen significant verschil was in de leeftijd (F(2, 120) = 2.91, p = .059), het opleidingsniveau (F(2,113) = 0.215, p = .807), het geslacht (χ2(2) = 0.82, p = 0.664) en de etniciteit (χ2(4) = 4.01, p = 0.405) van de deelnemende

ouders uit de verschillende condities. Aan de hand van de Pearson Chi-kwadraattoets werd wel een verband gevonden tussen de gezinssituatie en de toewijzing aan één van de drie condities (χ2 (6) = 20.74, p = .002). De conditie gelabeld complimenteren bevatte naast de

getrouwde/samenwonende ouders alle alleenstaande ouders en drie gescheiden ouders. De conditie ongelabeld complimenteren bevatte naast de getrouwde/samenwonende ouders vijf gescheiden ouders. De controle groep bevatte geen gescheiden en geen alleenstaande ouders. Bovenstaande gegevens tonen aan dat de randomisatie heeft gezorgd voor vergelijkbare groepen, met uitzondering op het beginniveau van opstandig gedrag en op de variabele gezinssituatie. In de hoofdanalyse zal daarom met de ANCOVA-analyse voor zowel de verschillen op ECBI-score bij de voormeting, als voor het verschil in gezinssituatie per conditie gecontroleerd worden.

Manipulatiecheck

Uit de gerapporteerde complimenten in de dagboeken van de ouders blijkt dat de ouders de complimenten volgens de toegewezen conditie hebben gegeven. De ouders uit de conditie gelabeld complimenteren gaven hun kinderen significant meer gelabelde

complimenten dan de ouders uit de conditie ongelabeld complimenteren (F(1, 63) = 13.74, p < .000). De proportie gelabelde complimenten was zowel binnen de conditie gelabeld

complimenteren (80.81% van alle gegeven complimenten) als binnen de conditie ongelabeld complimenteren (50.01% van alle gegeven complimenten) relatief hoog. Er was geen

(19)

19 (F(1, 63) = 0.13, p = .724). De ouders hebben de complimenten volgens de toegewezen condities gegeven.

Uitvallers

Zevenentwintig procent van de ouder-kindparen die de ECBI bij de voormeting hebben ingevuld, was niet in staat om de ECBI aan het eind van de oefenperiode volledig en op tijd in te vullen. In totaal vulden 123 ouders de ECBI bij de voormeting in. Hiervan vulden 89 ouders de ECBI bij de nameting in. De ouder-kindparen die de ECBI bij de nameting niet hebben ingevuld, verschilden niet op beginscore van de andere deelnemende ouder-kindparen (F(1, 121) = 1.67, p = .199). Ook op de volgende demografische gegevens is geen verschil gevonden met de andere deelnemende ouder-kindparen: de leeftijd van de deelnemende ouder (F(1,121) = 1.82, p = .180), het opleidingsniveau van de deelnemende ouder (F(1,114) = 3.30,

p = .072), het geslacht van de deelnemende ouder (χ2(1) = 0.59, p = .443), de etniciteit van de deelnemende ouder (χ2(2) = 0.58, p = .748) en de gezinssituatie ( χ2(3) = 0.449, p = 0.213). De uitgevallen ouder-kind paren verschilden niet significant op de toegewezen conditie (χ2(2) =

5.81, p = .055). Doordat de ouder-kindparen die de ECBI niet hebben ingevuld op de

nameting niet verschillen op het niveau van opstandig gedrag, de demografische gegevens en de toegewezen condities van de andere deelnemende ouder-kindparen lijkt de uitval niet selectief te zijn, en geen invloed te hebben gehad op de uitkomsten van de verdere analyse.

Hoofdanalyse

De hypothese van Studie 2 was dat de gelabelde complimenten effectiever zijn in het verminderen van opstandig gedrag bij kinderen dan de ongelabelde complimenten. Een ANCOVA-analyse heeft aangetoond dat er een significant verschil is in vermindering van opstandig gedrag tussen de kinderen uit de drie verschillende condities met een middelgroot effect (F(2, 84) = 3.81, p = .026, d = 0.60). Uit de paarsgewijze vergelijking, weergegeven in Tabel 1, is gebleken dat er een significant verschil is tussen de afname in opstandig gedrag

(20)

20 van de conditie gelabeld complimenteren en de controlegroep (p = 0.031). De kinderen

binnen de conditie gelabeld complimenteren vertoonden een significant grotere afname van opstandig gedrag dan de kinderen uit de controlegroep. De conditie gelabeld complimenteren en de conditie ongelabeld complimenteren verschilden niet significant van elkaar in het verminderen van opstandig gedrag bij het kind (p = 1.000). De conditie ongelabeld

complimenteren verschilde ook niet significant van de controlegroep in het verminderen van opstandig gedrag bij het kind (p = .106).

T-toetsen bieden verder inzicht in de vermindering van het opstandig gedrag binnen de verschillende condities. Binnen de conditie gelabeld complimenteren nam het opstandig gedrag significant af, nadat de ouders geoefend hadden met gelabeld complimenteren (t(33) = 4.04, p < .000). Binnen de conditie ongelabeld complimenteren nam het opstandig gedrag van het kind niet significant af, na oefenen met ongelabeld complimenteren (t(28) = 2.04, p = .051). Er kan echter wel gesproken worden van marginale significantie. Binnen de controle conditie is geen significant verschil gevonden in het opstandig gedrag van het kind tussen de voor- en nameting (t(25) = -7.42, p = .465). Tabel 2 geeft de gemiddelden,

standaardafwijkingen en de vermindering in opstandig gedrag per conditie weer. Alleen binnen de conditie gelabeld complimenteren is het opstandig gedrag van het kind significant verminderd.

Tabel 1

Paarsgewijze vergelijking

Conditie Conditie Gemiddeld verschil SE p 95% betrouwbaarheidsinterval voor verschil LL UL Gelabeld Controle -10.84 4.14 .031 -20.95 -0.73 Ongelabeld -1.92 3.99 1.000 -11.67 7.83 Ongelabeld Controle -8.92 4.17 .106 -19.11 1.26

(21)

21

Noot * p < .05.

Discussie

Huidig onderzoek toetst in hoeverre het advies van de professionele

opvoedingsondersteuners aan ouders in gelabelde en ongelabelde complimenten aansluit bij de daadwerkelijke effectiviteit van gelabelde en ongelabelde complimenten om het opstandig gedrag bij kinderen te verminderen. Hierbij werd allereerst verwacht dat de professionele opvoedingsondersteuners meer gelabelde dan ongelabelde complimenten adviseren aan ouders van kinderen met opstandig gedrag. Ten tweede werd verwacht dat gelabelde complimenten effectiever zijn dan ongelabelde complimenten in het verminderen van opstandig gedrag bij kinderen.

Uit Studie 1 is gebleken dat de professionele opvoedingsondersteuners meer gelabelde dan ongelabelde complimenten adviseren aan ouders van kinderen met opstandig gedrag.

Uit Studie 2 is gebleken dat gelabelde complimenten niet effectiever zijn dan

ongelabelde complimenten in de vermindering van opstandig gedrag bij kinderen van vier tot tien jaar. Gelabelde complimenten waren wel superieur ten opzichte van het niet

complimenteren in de vermindering van opstandig gedrag. De kinderen uit de gelabelde conditie vertoonden als enige een significante vermindering in opstandig gedrag. Deze vermindering was niet zichtbaar bij kinderen in de conditie ongelabeld complimenteren en in

Tabel 2

Niveau van opstandig gedrag (gemeten met ECBI)

Voormeting Nameting Verschil

Voormeting - Nameting Conditie n M SD n M SD M Gelabeld complimenteren 34 126.88 23.21 34 116.73 25.24 - 10.15* Ongelabeld complimenteren 29 114.76 24.82 29 108.07 23.44 - 6.69 Controlegroep 26 113.25 26.56 26 115.53 29.22 2.28

(22)

22 de controlegroep.

Het advies van de professionele opvoedingsondersteuners om meer gelabelde dan ongelabelde complimenten te gebruiken, sluit aan bij het advies om positief gedrag specifiek te benoemen, gegeven binnen bewezen effectieve interventies als Incredible Years, Parent Child Interaction Therapy, Parent Management Training Oregon en Triple P, gericht op het verminderen van opstandig gedrag bij kinderen (Eyberg, 1988; Forgatch, 1994; Sanders, 1999; Webster-Stratton, 2001). Daarnaast sluit het advies ook aan bij eerder onderzoek naar het eigen gebruik van de professionele opvoedingsondersteuners. Zij gebruikten namelijk twee keer zoveel gelabelde dan ongelabelde complimenten in het trainen van ouders (Barnett, 2014).

Het advies van de professionele opvoedingsondersteuners om meer gelabelde dan ongelabelde complimenten te geven aan kinderen met opstandig gedrag wordt in huidig onderzoek niet direct ondersteund, maar alleen indirect door het verschil tussen de gelabelde complimenten en de controlegroep. De theoretische inzichten van Brophy (1983) en Hanf (1970) dat kinderen eerder een associatie leggen tussen het gedrag en de gevolgen van het gedrag, worden binnen huidig onderzoek bevestigd voor de conditie gelabeld

complimenteren, wanneer deze wordt vergeleken met de controlegroep. De superioriteit van de gelabelde complimenten ten opzichte van de controlegroep laat zien dat alleen het oefenen met het geven van gelabelde complimenten effectief is in het verminderen van opstandig gedrag bij kinderen van vier tot tien jaar. Ook al ontbreekt de superioriteit van de gelabelde complimenten ten opzichte van de ongelabelde complimenten, wanneer deze condities direct met elkaar worden vergeleken, alleen het advies om kinderen met opstandig gedrag gelabelde complimenten te geven bleek effectief in de vermindering van opstandig gedrag.

Verklaringen

(23)

23 gebruiken in plaats van ongelabelde complimenten niet direct effectiever was in het

verminderen van opstandig gedrag bij kinderen. Een belangrijke verklaring voor dit resultaat is de relatief korte duur van de oefenperiode tussen de voor- en nameting. De deelnemende ouders kregen twee weken de tijd om te oefenen volgens de toegewezen conditie. De ouders dienden in een korte periode over te schakelen naar een nieuwe manier van complimenteren. Vanwege de regels verbonden aan het geven van gelabelde complimenten (Eyberg &

Robinson, 2000), kan het voor de ouders in de praktijk moeilijker zijn geweest om spontaan een gelabeld compliment te geven aan het kind dan een ongelabeld compliment. Het zou kunnen dat de gelabelde complimenten in het begin minder natuurlijk en oprecht overkwamen op de kinderen dan de ongelabelde complimenten. Het onderzoek van Henderlong en Lepper (2002) geeft hierop aansluitend aan dat de authenticiteit in het woordgebruik van ouders belangrijk is voor de mogelijke effecten die de complimenten teweeg kunnen brengen. Het kan dus zijn dat het oefenen met het geven van gelabelde complimenten kan leiden tot een toename van de effectiviteit in het verminderen van opstandig gedrag gedurende de tijd. Door continue oefening zouden gelabelde complimenten namelijk meer natuurlijk gegeven kunnen worden door de ouders (Webster-Stratton, 2007). De vraag is dus of een periode van twee weken lang genoeg is geweest om de gelabelde complimenten natuurlijk te laten overkomen op het kind. Voor vervolgonderzoek is het interessant om de oefenperiode van twee weken te verlengen. Alleen op deze manier kan getoetst worden of de lengte van de oefenperiode daadwerkelijk invloed heeft gehad op de effectiviteit van de gelabelde complimenten in het verminderen van opstandig gedrag bij kinderen.

Een andere mogelijke verklaring is het ontbreken van informatie over de mate waarin de gelabelde en ongelabelde complimenten consequent binnen het gezin zijn toegepast. Vanuit de dagboekrapportages is gebleken dat de deelnemende ouder de complimenten heeft gegeven volgens de toegewezen conditie. Het is echter niet bekend of de tweede ouder, die

(24)

24 niet als participant deelnam aan het experiment, in de thuissituatie ook de complimenten heeft gegeven volgens de toegewezen conditie. Aangezien ongelabelde complimenten eerder een onderdeel worden van de dagelijkse routine en waarschijnlijk minder oefening nodig hebben dan gelabelde complimenten (Eyberg & Robinson, 1982), zou het mogelijk kunnen zijn dat de tweede ouder binnen de ongelabelde conditie eerder de complimenten volgens de toegewezen conditie heeft gegeven dan de tweede ouder binnen de gelabelde conditie. Hierdoor zou het effect van de ongelabelde complimenten in het verminderen van opstandig gedrag versterkt kunnen zijn ten opzichte van de gelabelde complimenten. Verder onderzoek naar de manier waarop de tweede ouder complimenten aan het kind geeft, kan uitwijzen of de bijdrage van de tweede ouder daadwerkelijk invloed heeft gehad op de effectiviteit van de gelabelde en

ongelabelde complimenten in het verminderen van het opstandig gedrag bij het kind.

Beperkingen en sterke punten van het onderzoek

Huidig onderzoek kent een aantal beperkingen. Ten eerste is binnen Studie 1 de vragenlijst in totaal 192 keer geopend. In totaal hebben 112 professionele

opvoedingsondersteuners de vignetten ingevuld. Er zijn geen gegevens bekend over degene die de vragenlijst hebben geopend, maar niet hebben ingevuld. Hierdoor kan geen uitspraak gedaan worden of er sprake is geweest van een selectieve uitval van professionals, echter dient wel rekening gehouden te worden met deze mogelijkheid, door voorzichtig om te gaan met de generalisatie van de resultaten van Studie 1 naar alle professionele

opvoedingsondersteuners die advies geven aan ouders van kinderen met opstandig gedrag. Ten tweede is de externe validiteit van Studie 2 beperkt. De participanten waren namelijk grotendeels hoogopgeleide ouders. Door hun hoge opleiding is het waarschijnlijk dat de participanten de instructies snel tot zich namen en in staat waren om de complimenten via de toegewezen conditie te geven. Aangezien het geven van gelabelde complimenten in eerste instantie complex kan zijn, is het de vraag of laagopgeleide ouders de instructie net zo snel

(25)

25 oppakken. Bekend is dat de relatief hoogopgeleide ouders vaak voldoende hebben aan

instructies en extra informatie, terwijl de relatief laagopgeleide ouders vaak meer oefening nodig hebben (Stals, 2012). Aangezien de oefenperiode kort was, kan niet met zekerheid geconcludeerd worden dat het gevonden resultaat ook gevonden zou worden wanneer de relatief laagopgeleide ouders oververtegenwoordigd waren binnen de steekproef. Er moet dus voorzichtig omgegaan worden met de generalisatie van de resultaten van Studie 2 naar lager opgeleide ouders.

Ondanks de beperkingen kent het onderzoek een aantal sterke punten. Ten eerste ligt de focus van beide studies op jongens met opstandig gedrag. Deze focus sluit aan bij de hogere prevalentie van ODD bij jongens dan bij meisjes (Lavigne, LeBailly, Hopkins, Gouze, & Binns, 2009). Dit komt ten goede aan de externe validiteit van beide studies. Daarnaast is binnen Studie 1 bewust gekozen voor vignetten met omschrijvingen van alleen jongens, aangezien de verschillen in de gegeven complimenten dan niet toegeschreven konden worden aan het geslacht van het kind, wat ten goede komt aan de interne validiteit.

Ten tweede is binnen Studie 2 gebruik gemaakt van een experiment, waarvan een belangrijk voordeel de hoge interne validiteit is (Field, 2009). Door de manipulatie van de manier waarop de ouder complimenteerde, kan een uitspraak gedaan worden met betrekking tot de oorzaak-gevolg relatie tussen het complimenteren van de ouder en de vermindering van het opstandig gedrag van het kind. Door de hoge interne validiteit kan met grote zekerheid gezegd worden dat het complimenteren, en niet een andere factor, gezorgd heeft voor de vermindering van het opstandig gedrag van de kinderen binnen de conditie gelabeld complimenteren, in vergelijking met de controlegroep.

Praktische en theoretische implicaties

Huidig onderzoek heeft praktische en theoretische implicaties. Het advies van de professionele opvoedingsondersteuner aan ouders om vaker gelabelde dan ongelabelde

(26)

26 complimenten toe te passen om het opstandig gedrag van het kind te verminderen, is in huidig onderzoek niet onderbouwd. De professionele opvoedingsondersteuners dienen extra aandacht te besteden aan de huidige manier waarop de ouders complimenten geven aan het kind.

Wanneer de ouders al gelabelde complimenten geven aan het kind, lijkt het op basis van huidig onderzoek niet effectief om de ouders gelabelde complimenten te adviseren in het gebruik van complimenten om het opstandig gedrag te verminderen. Wanneer ouders echter geen of weinig complimenten geven aan het kind, en de professionals willen de ouders adviseren in het gebruik van complimenten, dan lijkt het wel effectief om gelabelde complimenten te adviseren om het opstandig gedrag van het kind te verminderen.

Het ontbreken van een significant verschil tussen de gelabelde complimenten en de ongelabelde complimenten in het verminderen van opstandig gedrag, biedt nieuwe

theoretische inzichten. De theorie dat een klein verschil in woordgebruik een verschillend effect kan hebben op het gedrag van het kind (Brummelman et al., 2013; Henderlong & Lepper, 2002; Mueller & Dweck, 1998; Owen, Slep, & Heyman, 2012) wordt door Studie 2 niet onderbouwd. Het verschil in woordgebruik zorgde niet voor een significant verschil in effectiviteit van de gelabelde en ongelabelde complimenten in het verminderen van opstandig gedrag.

Suggesties voor verder onderzoek

Voor vervolgonderzoek is het advies om een directe combinatie te maken van Studie 1 en Studie 2, waarbij de ouders die het advies van de professionele opvoedingsondersteuners in de praktijk ontvangen ook de ouders zullen zijn van de kinderen die deelnemen aan de

voormeting en nameting van het opstandig gedrag. Door het advies van de professional in de praktijk vast te stellen, wordt inzicht verkregen in de mate waarin de professionals hun adviezen toelichten en bijvoorbeeld de ouders laten oefenen met gelabelde complimenten. Met deze opzet zal de directe effectiviteit van de adviezen van de professionele

(27)

27 opvoedingsondersteuners in het verminderen van opstandig gedrag bij kinderen vastgesteld kunnen worden. In huidig onderzoek was het namelijk niet duidelijk of de professionele opvoedingsondersteuners in hun adviezen (Studie 1) dezelfde instructies zouden meegeven als gegeven in Studie 2. Daarnaast is het belangrijk om de vermindering van het opstandig gedrag van het kind niet alleen door de zelfrapportage van ouder te laten meten. De zelfrapportages van de ouders zouden een minder objectief beeld hebben kunnen gegeven aangezien de ouders door de interventies meer zijn gaan letten op het positieve gedrag van het kind,

waardoor de nameting op de ECBI niet geheel objectief zou kunnen zijn geweest. Observaties door getrainde professionals kunnen zorgen voor een meer objectieve meting van het

opstandig gedrag van het kind in vergelijking tot de zelfrapportages van de ouders.

Conclusie

Het advies van professionele opvoedingsondersteuners om gelabelde complimenten te geven aan kinderen met opstandig gedrag (Studie 1) wordt niet onderbouwd met meer

effectiviteit van gelabelde complimenten ten opzichte van ongelabelde complimenten (Studie 2). Alleen het advies om meer gelabelde dan ongelabelde complimenten te gebruiken, lijkt dus niet effectief om opstandig gedrag van het kind te verminderen. Verder onderzoek naar de toelichtingen van de adviezen van de professionele opvoedingsondersteuning aan ouders van kinderen met opstandig gedrag in het geven van gelabelde en ongelabelde complimenten kan meer inzicht bieden in de directe effectiviteit van de betreffende adviezen in het verminderen van het opstandig gedrag van het kind.

(28)

28 Referenties

American Psychiatric Association (1994). Diagnostic and statistical manual of mental

disorders, 4th edition. Washington, DC: APA.

Bandura, A. (1977). Social learning theory. Englewood Cliffs, NJ: Prentice-Hall Inc. Barnett, M. L., Niec, L. N., & Acevedo-Polakovich, I. D. (2014). Assessing the Key to

Effective Coaching in Parent-Child Interaction Therapy: The Therapist-Parent Interaction Coding System. Journal of Psychopathology and Behavioral Assessment,

36(2), 211–223. doi:10.1007/s10862-013-9396-8

Bell, S. K., & Eyberg, S. M. (2002). Parent–child interaction therapy: a dyadic intervention for the treatment of young children with conduct problems. Innovations in Clinical

Practice: A Source Book, 20, 57–74. Verkregen van: http://pcit.phhp.ufl.edu/

literature/belleyberg.pdf

Bernhardt, A. J., & Forehand, R. (1975). The effects of labeled and unlabeled praise upon lower and middle class children. Journal of Experimental Child Psychology, 19(3), 536–543. doi:10.1016/0022-0965(75)90082-X

Brophy, J. (1983). Classroom organization and management. Elementary School Journal, 83, 265–286. doi:10.1086/461318

Brummelman, E., Thomaes, S., Overbeek, G., Orobio de Castro, B., van den Hout, M. A., & Bushman, B. J. (2013). On feeding those hungry for praise: Person praise backfires in children with low self-esteem. Journal of Experimental Psychology: General, 143(1), 9–14. doi:10.1037/a0031917

Bruyninckx, W. (2003). Oppositioneel opstandig en antisociaal gedrag bij pubers (1).

Psychopraxis, 5(4), 122–126. doi:10.1007/BF03072088

Burns, G. L., & Patterson, D. R. (2008). Normative data on the Eyberg Child Behavior Inventory and Sutter-Eyberg Student Behavior Inventory: Parent and teacher rating

(29)

29 scales of disruptive behavior problems in children and adolescents. Child and Family

Behavior Therapy, 23, 15–28. doi:10.1300/J019v23n01_02

Cohen, J. (1992). A power primer. Psychological Bulletin, 112, 155–159. doi:10.1037/0033-2909.112.1.155

Cunningham, C. E., & Boyle, M. H. (2002). Preschoolers at risk for attention-deficit hyperactivity disorder and oppositional defiant disorder: Family, parenting, and behavioral correlates. Journal of Abnormal Child Psychology, 30(6), 555–569. doi: 10.1023/A:1020855429085

DeGarmo, D. S., Patterson, G. R., & Forgatch, M. S. (2004). How do outcomes in a specified parent training intervention maintain or wane over time? Prevention Science, 5, 73– 89. 10.1023/B:PREV.0000023078.30191.e0

De Graaf, R., Ten Have, M., & van Dorsselaer, S. (2010). De psychische gezondheid van de

Nederlandse bevolking. Nemesis-2: opzet en eerste resultaten. Trimbos-Instituut:

Utrecht.

Erdfelder, E., Faul, F., & Buchner, A. (1996). GPOWER: A general power analysis program.

Behavior Research Methods, Instruments, & Computers, 28, 1-11.

Eyberg, S. M. (1988). Parent-child interaction therapy: Integration of traditional and behavioral concerns. Child and Family Behavior Therapy, 10(1), 33–46. doi:10.1300/J019v10n01_04

Eyberg, S. M., Nelson, M. M., Duke, M., & Boggs, S. R. (2005). Manual for the dyadic

parent–child interaction coding system (3rd ed.), Unpublished manuscript, University

of Florida, Gainesville, United States.

Eyberg, S. M., Nelson, M. M., & Boggs, S. R. (2008). Evidence-based psychosocial

treatments for children and adolescents with disruptive behavior. Journal of Clinical

(30)

30 Eyberg, S. M., & Robinson, E. A. (1982). Parent‐child interaction training: Effects on family

functioning. Journal of Clinical Child & Adolescent Psychology, 11(2), 130–137. doi:10.1080/15374418209533076

Eyberg, S. M., & Robinson, E. A. (2000). Dyadic parent-child interaction coding system-II: A

manual. Unpublished manuscript, University of Washington, Seattle, United States.

Field, A. (2009). Discovering Statistics Using IBM SPSS Statistics. New York: Sage Publications Ltd.

Forgatch, M. S. (1994). Parenting through change: A programmed intervention curriculum

for groups of single mothers. Eugene, OR: Oregon Social Learning Center.

Forgatch, M. S., & Patterson, G. R. (2010). Parent Management Training—Oregon Model: An intervention for antisocial behavior in children and adolescents. Evidence-based

Psychotherapies for Children and Adolescents, 2, 159–178.

doi:10.1016/S0005-7894(05)80049-8

Garland, A. F., Hawley, K. M., Brookman-Frazee, L., & Hurlburt, M. S. (2008). Identifying common elements of evidence-based psychosocial treatments for children's disruptive behavior problems. Journal of the American Academy of Child & Adolescent

Psychiatry, 47(5), 505–514. doi:10.1097/CHI.0b013e31816765c2

Gable, R. A., Hester, P. H., Rock, M. L., & Hughes, K. G. (2009). Back to basics. Rules, praise, ignoring, and reprimands revisited. Intervention in School and Clinic, 44(4), 195–205. doi:10.1177/1053451208328831

Hanf, C. (1970). Shaping mothers to shape their children. Unpublished manuscript. Eugene, OR: University of Oregon Medical School.

Henderlong, J., & Lepper, M. R. (2002). The effects of praise on children’s intrinsic motivation: A review and synthesis. Psychological Bulletin, 128, 774–795. doi:10.1037/0033-2909.128.5.774

(31)

31 IBM Corp (2013). IBM SPSS Statistics for Windows, Version 22.0. Armonk, NY: IBM Corp. Kazdin, A. E., Bass, D., Ayers, W. A., & Rodgers, A. (1990). Empirical and clinical focus of

child and adolescent psychotherapy research. Journal of Consulting and Clinical

Psychology, 58, 729–740. doi: 10.1037/0022-006X.58.6.729

Lavigne, J. V., Gouze, K. R., Hopkins, J., Bryant, F. B., & LeBailly, S. A. (2012). A multi-domain model of risk factors for ODD symptoms in a community sample of 4-year-olds. Journal of Abnormal Child Psychology, 40, 741–757. doi:10.1007/s10802-011-9603-6

Lavigne, J. V., LeBailly, S. A., Hopkins, J., Gouze, K. R., & Binns, H. J. (2009). The prevalence of ADHD, ODD, depression, and anxiety in a community sample of 4-year-olds. Journal of Clinical Child & Adolescent Psychology, 38(3), 315–328.

Loeber, R., & Hay, D. (1997). Key issues in the development of aggression and violence from childhood to early adulthood. Annual Review of Psychology, 48, 371–410.

doi:10.1146/annurev.psych.48.1.371

Moffitt, T. E. (1993). Life-course-persistent and adolescence-limited antisocial behavior: a developmental taxonomy. Psychological Review, 100, 674–701. doi: 10.1037/0033-295X.100.4.674

Mueller, C. M., & Dweck, C. S. (1998). Praise for intelligence can undermine children's motivation and performance. Journal of Personality and Social Psychology, 75(1), 33–52. doi:10.1037/0022-3514.75.1.33

Nederlands Jeugdinstituut (2009). Wie is de opvoedingsondersteuner? Verkregen van: http://www.nji.nl/nl/Wie-is-de-opvoedingsondersteuner-quick-scan-2009.pdf

Owen, D. J., Slep, A. M., & Heyman, R. E. (2012). The effect of praise, positive nonverbal response, reprimand, and negative nonverbal response on child compliance: A

(32)

32 systematic review. Clinical Child and Family Psychology Review, 15(4), 364–385. doi: 10.1007/s10567-012-0120-0

Patterson, G. R. (1982). Coercive family process. Eugene, OR: Castalia.

Patterson, G., R., Reid, J., & Dishion, T. (1992). Antisocial boys: a social interactional

approach. Eugene, OR: Castalia.

Risely, T. R., Clark, H. B., & Catlando, M. F. (1976). Behavioral technology for the normal middle class family. In E. J. Mash, L. A. Hamerlynch & L. C. Handy (Eds.),

Behavioral modification and families (pp. 34–60). New York: Brunner/Mazel.

Rutter, M., Maughan, B., Meyer, J., Pickles, A., Silberg, J., Simonoff, E., & Tailor, E. (1997). Heterogeneity of antisocial behavior: Causes, continuities, and consequences. In D. W. Osgood & J. McCord (Series Ed.), Nebraska Symposium of Motivation: Vol

1. Motivation and Delinquency (pp. 45–118). Lincoln: University of Nebraska Press.

Sanders, M. R. (1999). Triple P–Positive Parenting Program: Towards an empirically validated multilevel parenting and family support strategy for the prevention of behavior and emotional problems in children. Clinical Child and Family Psychology

Review, 2, 71–90. doi:10.1023/A:1021843613840

Skinner, B. F. (1972). Science and Human Behavior. New York: Free Press. Stals, K. (2012). De cirkel is rond: Onderzoek naar succesvolle implementatie van

interventies in de jeugdzorg (Academisch proefschrift). Verkregen van:

http://dspace.library.uu.nl/handle/1874/242465

Tempel, A. B., Wagner, S. M., & McNeil, C. B. (2013). Behavioral parent training skills and child behavior: The utility of behavioral descriptions and reflections. Child & Family

(33)

33 Ware, L. M., McNeil, C. B., Masse, J., & Stevens, S. (2008). Efficacy of in-home parent-child

interaction therapy. Child & Family Behavior Therapy, 30(2), 99–126. doi:10.1080/07317100802060302

Webster-Stratton, C. (2001). The Incredible Years. Parents and Children Videotape Series. A

parenting course (BASIC). Seattle, WA: Incredible Years.

Weisz, J. R., & Kazdin, A. E. (Eds.). (2010). Evidence-based psychotherapies for children

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Na overleg met de beleidsarcheologe van het Agentschap R-O Vlaanderen – Onroerend Erfgoed werd besloten om de zone met relatief goed bewaarde podzolbodem net ten zuiden van de

Voor de champignonteeltbedrijven was 2008 een vrij matig jaar; doordat de prijzen achterbleven bij de kosten daalde het inkomen uit bedrijf met circa 35.000 euro naar ongeveer

Onderbouwing personele, materiële en overige kosten: op aanvraag beschikbaar Co-financierende partij: geen.. Programma

Door een gebrek aan mosselen van lengte 58-70 mm in de Eems-Dollard is de klasse 5 niet door het RIKZ aangeleverd, dit jaar konden mosselen van deze lengte wel in de

However, these studies did not explicitly link perceived police manners to public cooperation in the context of radicalization through the process-based policing model..

SRS-694 no required domain knowledge and knowledge code that was not touched (coupling) SRS-768 no metrics showed high familiarity but it required a change in the data structure

De effectiviteit van deze twee vormen van complimenten is onderzocht in schoolsituaties, waarbij gevonden werd dat gelabelde complimenten weinig worden gebruikt door de