• No results found

Mediastrategie rond MH17 : een onderzoek naar mediastrategie omtrent het rapport met voorlopige bevindingen van de Onderzoeksraad voor Veiligheid

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Mediastrategie rond MH17 : een onderzoek naar mediastrategie omtrent het rapport met voorlopige bevindingen van de Onderzoeksraad voor Veiligheid"

Copied!
78
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

1-6-2015

Mediastrategie

rond MH17

Een onderzoek naar mediastrategie omtrent

het rapport met voorlopige bevindingen van

de Onderzoeksraad voor Veiligheid

René de Jong 10554556

BEGELEIDER: DR. PHILP VAN PRAAG

TWEEDE BEOORDELAAR: DR. TJITSKE AKKERMAN

MASTERSCRIPTIE POLITICOLOGIE, RICHTING INTERNATIONALE BETREKKINGEN UNIVERSITEIT VAN AMSTERDAM

(2)
(3)

2

Voorwoord

Het afgelopen semester heb ik me onder begeleiding van dr. Philip van Praag gewaagd aan een scriptie over MH17. Door middel van een inhoudsanalyse heb ik me verdiept in de mediastrategie van de overheid en de Onderzoeksraad voor Veiligheid omtrent het rapport met voorlopige bevindingen van de OVV aangaande de ramp met vlucht MH17. Gedurende dit half jaar is hard gewerkt om tot het eindresultaat te komen dat nu voor u ligt: mijn scriptie ter afronding van de master Politicologie aan de Universiteit van Amsterdam, in de richting Internationale Betrekkingen.

De reis naar dit eindresultaat begon op 2 februari 2015: De eerste bijeenkomst van de afstudeergroep ‘Media en politiek’. Mijn studiegenoten uit deze afstudeergroep wil ik graag bedanken: de bijeenkomsten hebben mij steeds gemotiveerd en zo nu en dan op scherp gezet. Daarnaast wil ik graag mijn begeleider dr. Philip van Praag bedanken. De prettige gesprekken en gerichte feedback hebben mij tot dit eindresultaat gebracht. Ook mijn tweede beoordelaar, Tjitske Akkerman, wil ik bij voorbaat bedanken voor het nakijken van deze scriptie. Bovenal wil ik echter iedereen bedanken die er tijdens mijn studiejaren voor mij is geweest en met wie ik zoveel prachtige momenten heb beleefd. Het zijn er te veel om op te noemen. Ten slotte wil ik deze scriptie graag opdragen aan mijn vader, mijn voorbeeld.

(4)
(5)

4

Inhoud

Voorwoord ... 2 1. Inleiding ... 5 2. MH17 en het onderzoek ... 8 3. Theoretisch kader ... 13 3.1 Medialogica ... 13 3.2 Medialogica en de media ... 14 3.3 Medialogica en de overheid ... 19 3.4 MH17 in de media ... 20 4. Context ... 25

4.1 Geopolitiek: het conflict in Oekraïne ... 25

4.2 De relatie van Nederland, het Verenigd Koninkrijk en Duitsland met Rusland ... 28

4.3 Conclusie ... 31

5. Onderzoeksverantwoording ... 33

5.1 Fase 1: in kaart brengen mediastrategie ... 33

5.2 Fase 2: Content analyse van berichtgeving in kranten ... 34

6. Resultaten ... 39 6.1 Fase 1 ... 39 6.2 Fase 2 ... 49 7. Conclusie ... 59 Literatuur ... 65 Bijlagen……….69

(6)

5

1. Inleiding

Het is donderdag 17 juli 2014. Een op het oog doodnormale dag die uiteindelijk echter voor velen in de Nederlandse samenleving het leven op zijn kop zette. De wielrenners van de Tour de France hebben zojuist de twaalfde etappe afgerond als de NOS op de Nederlandse televisie begint aan een extra nieuwsuitzending. Het nieuws dat rond 17:30 de Nederlandse ether ingebracht wordt handelt over een vliegtuig van Malaysian Airlines dat zou zijn neergestort in het grensgebied van Rusland en Oekraïne, tussen de steden Donetsk en Loegansk. Op dat moment heeft alleen het Russische persbureau Interfax het bericht naar buiten gebracht. Al snel volgen echter meerdere bronnen, die bevestigen dat vlucht MH17 inderdaad is neergestort boven Oost-Oekraïne. Alle inzittenden van het vliegtuig – waaronder 193 Nederlanders - komen bij deze tragedie om het leven (NOS 2014a).

In Nederland lijkt vervolgens de tijd stil te staan. Langzaam dringt het besef van wat er gebeurt is door en het land is in rouw. Vrijwel iedereen lijkt een inzittende van het vliegtuig te kennen, die nu op tragische wijze aan zijn of haar einde is gekomen. Donderdag 23 juli 2014, wanneer de stoffelijke resten van de eerste slachtoffers op het vliegveld in Eindhoven aankomen, wordt uitgeroepen tot dag van nationale rouw. Als het vliegtuig met slachtoffers rondt 16:00 uur landt is het land 1 minuut stil, ter nagedachtenis aan de slachtoffers. Op de dam begint ’s avonds een stille tocht (NOS 2014b). Ondertussen lijken ook internationaal gezien de emoties hoog op te lopen. In het Oosten van Oekraïne woedt op het moment van de ramp een conflict tussen pro-Russische separatisten en de Oekraïense strijdkrachten. Reeds op de middag van de ramp gaat vanuit Kiev en Washington DC de beschuldigende vinger naar de pro-Russische separatisten die het gebied waarin het vliegtuig is neergestort onder controle hebben. Bovendien duurt het niet lang voor Rusland de schuld geeft aan Oekraïne (Nu.nl 2015). In deze gevoelige en complexe situatie krijgt Nederland de verantwoordelijkheid over het onderzoek naar de toedracht van de ramp. De Onderzoeksraad voor Veiligheid voert dit onderzoek uit en presenteert op 9 september 2014 volgens internationaalrechtelijke verplichtingen haar eerste bevindingen. De belangrijkste conclusie is dat het vliegtuig in de lucht in stukken is gebroken nadat het van buitenaf met grote snelheid is doorboord door een groot aantal kleine objecten. Verder wordt bevestigd dat er tot het moment van de ramp geen problemen of moeilijkheden waren met het vliegtuig of de bemanning (Onderzoeksraad voor Veiligheid 2014). Het rapport is opvallend neutraal geformuleerd en roept internationaal

(7)

6

wisselende op. Zo spreekt Rusland zich fel uit tegen de ‘gelaten toon’ van het rapport en wordt Nederland een te afwachtende houding verweten. In een later stadium bepleit de topman van Malaysian Airlines dat het onderzoek door de ICAO uitgevoerd zou moeten worden, in plaats van door de Nederlandse Onderzoeksraad voor Veiligheid (Kranenburg 2014).

Het verhaal dat de Onderzoeksraad voor Veiligheid en de Nederlandse overheid omtrent de presentatie van dit rapport willen vertellen is dus niet gemakkelijk. De weinig uitgesproken toon van het rapport lijkt bijvoorbeeld niet goed te passen bij de emoties die in Nederland spelen. Ook de eisen die de medialogica stelt aan communicatie vanuit de overheid vragen een andersoortig verhaal dan hier verteld lijkt te zijn. Aan de andere kant heeft Nederland een groot belang bij een stabiele veiligheidssituatie rond het rampgebied om het onderzoek goed te kunnen doen. Dit vraagt een voorzichtige houding, waarbij men de betrokken partijen niet voor het hoofd stoot en verdere escalatie voorkomt.

In deze scriptie zoom ik in op het verhaal van de Nederlandse overheid en de Onderzoeksraad voor Veiligheid (afgekort OVV). Wat wilden zij precies vertellen omtrent de presentatie van dit rapport? En is het gelukt om dit verhaal te ‘verkopen’? Er wordt beoordeeld in hoeverre de kranten in Nederland, het Verenigd Koninkrijk en Duitsland het verhaal over hebben genomen en bijvoorbeeld dezelfde frames gebruiken als de OVV en de overheid. De onderzoeksvraag van dit onderzoek luidt dan ook:

In hoeverre zijn de Nederlandse overheid en de Onderzoeksraad voor Veiligheid succesvol geweest in hun mediastrategie omtrent de presentatie van het rapport met de eerste bevindingen van het onderzoek naar het neerstorten van vlucht MH17, kijkend naar kranten in Nederland, het Verenigd Koninkrijk en Duitsland?

In hoofdstuk 2 wordt uiteengezet wat bij dit onderzoek wordt verstaan onder ‘de Nederlandse overheid’ en volgt ook een toelichting op de Onderzoeksraad voor veiligheid. Bovendien wordt in dit hoofdstuk de situatie rond het neerstorten van vlucht MH17 weergegeven. Het begrip mediastrategie wordt uitgewerkt in paragraaf 3.3. Uiteindelijk wordt de hoofdvraag beantwoord naar aanleiding van een inhoudsanalyse die in twee fasen is verdeeld, zoals te lezen in hoofdstuk 5. Het succes van de Nederlandse overheid en de Onderzoeksraad voor Veiligheid in dezen wordt bij dit onderzoek bepaald op basis van de mate waarin hun ‘verhaal’ door de media is overgenomen.

(8)

7

Beantwoording van deze vraag levert een kleine bijdrage aan het vervullen van de behoefte aan duidelijkheid en verantwoording die er in de Nederlandse samenleving lijkt te leven omtrent de MH17 ramp. Aanvullende invalshoeken en doorgronding van aspecten die aan deze ramp raken zullen wellicht in een actuele maatschappelijke behoefte voorzien. Daarnaast wordt met deze scriptie echter vooral getracht een bijdrage te leveren aan het onderzoek omtrent de invloed van mediastrategie vanuit publieke actoren op de uiteindelijke berichtgeving in de media. Dit onderzoek biedt hierbij een interessante invalshoek, daar het om een actuele en zowel politiek als emotioneel zeer gevoelige kwestie gaat. Onderzoek naar het succes of falen van mediastrategie in een dergelijk complexe en gevoelige casus vergroot het inzicht in de mogelijkheden van mediastrategie in crisissituaties.

Het vervolg van deze scriptie begint in hoofdstuk 2 met een uiteenzetting van de ramp met vlucht MH17 en het onderzoek van de Onderzoeksraad voor Veiligheid. Vervolgens wordt in hoofdstuk 3 het theoretisch kader van dit onderzoek uit de doeken gedaan met een uiteenzetting over het concept ‘medialogica’ en de gevolgen van dit concept voor de media en de overheid. Bovendien worden in dit hoofdstuk verwachtingen uitgesproken omtrent de berichtgeving rond MH17 en het onderzoek van de OVV in de media. In hoofdstuk vier volgt een beschrijving van de politieke context waarin het rapport werd gepresenteerd. Hoofdstuk 5 gaat in op de onderzoeksmethoden die gebruikt zijn voor deze scriptie, waarna hoofdstuk 6 de resultaten van de analyse weergeeft. Uiteindelijk wordt in hoofdstuk 7 een conclusie getrokken en de hoofdvraag beantwoord.

(9)

8

2. MH17 en het onderzoek

Om de mediastrategie vanuit de overheid in het kader van de MH17-ramp te kunnen duiden is het van belang om eerst een beeld te hebben van de gebeurtenissen rond het neerstorten van het vliegtuig, de opzet van het onderzoek en de partijen wiens communicatie wordt onderzocht. In deze paragraaf wordt het neerstorten van MH17 kort toegelicht, waarna enkele relevante gebeurtenissen omtrent de nasleep en vooral het onderzoek uiteen worden gezet. Tevens komt een korte beschrijving van de Onderzoeksraad voor Veiligheid en de Interdepartementale Commissie MH17 naar voren.

Op 17 juli 2014 steeg van de Polderbaan op Schiphol een vliegtuig op met bestemming Kuala Lumpur. De betreffende Boeing 777 voerde een gecombineerde vlucht uit van Malaysian Airlines en KLM en koos daarvoor de gebruikelijke route richting Maleisië: via Oekraïne (Vrijsen 2014). Op dat moment woedde er in Oost-Oekraïne echter een conflict tussen separatistische strijdgroepen en het Oekraïense leger om de controle over het gebied. De Oost-Oekraïense regio’s Doñetsk en Loegansk waren onder controle van deze separatisten, die leken te beschikken over lanceerinrichtingen met raketten, waarmee vliegtuigen tot een bepaalde hoogte uit de lucht konden worden geschoten. Zo meldde generaal Breedlove van de NAVO op 29 juni dat de rebellen waarschijnlijk getraind werden door Russen in het werken met mobiele lanceringsapparaten. De Oekraïense geheime dienst meldde dat de separatisten beschikten over drie BUK-raketten. Bovendien werd op 14 juli een Antonov-vliegtuig neergeschoten. Daarop besloten de Oekraïense autoriteiten een groter deel van het luchtruim te sluiten. Toen vlucht MH17 op 17 juli het luchtruim boven Oost-Oekraïne binnenvloog, was het dan ook niet toegestaan lager dan 32000 voet te vliegen. De meeste vliegmaatschappijen maakten gebruik van het luchtruim boven deze hoogte. Air France, Qantas en British Airways ontweken het gebied volkomen (Vrijsen 2014).

Zo niet Malaysian Airways: de route naar Maleisië was gewijzigd en leidde niet meer over de Krim - die in een eerdere fase van het conflict in Russische handen was gevallen - maar nog wel over Oost-Oekraïne. Vlucht MH17 vloog in dit gebied op 33.000 voet hoogte, wat neerkomt op 305 meter hoger dan door de Oekraïense autoriteiten veilig werd geacht. De vlucht leek normaal te verlopen en er waren geen noemenswaardige problemen. Toch verloor de luchtverkeersleiding rond 13:20 uur het contact met de Boeing 777 van Malaysian Airlines. Vlucht MH17 stortte neer in de buurt van Snizjne in Oost-Oekraïne (Vrijsen 2014). De ramp

(10)

9

kostte alle inzittenden het leven: alle 283 passagiers en 15 bemanningsleden kwamen om. Onder hen waren 193 Nederlanders (Onderzoeksraad voor Veiligheid 2014).

Het leek hierbij niet te gaan om een ongeluk. Nog diezelfde middag verklaarde de Oekraïense president Porosjenko dat het vliegtuig was neergehaald. Een lezing die bevestigd werd door de Amerikaanse inlichtingendiensten. Al snel ging hierbij de beschuldigende vinger richting de separatisten, zeker toen de Oekraïense inlichtingendienst dezelfde avond nog een afgetapt telefoongesprek publiceerde waaruit zou blijken dat de rebellen het vliegtuig voor een toestel van de Oekraïense luchtmacht hebben aangezien en het neer hebben geschoten. Bovendien verscheen op het in Rusland populaire medium VK een bericht van een separatistenleider dat ze ‘zojuist een An-26 hadden neergehaald’. Het bericht werd later ijlings verwijderd (Nu.nl 2015).

Overigens kent Rusland een hele andere lezing van de oorzaak van het neerstorten van vlucht MH17. De controverse tussen Rusland en ‘het westen’ en de complexe geopolitieke situatie die is ontstaan na de ramp zal in paragraaf 4.1 nader uiteen worden gezet. Ondertussen had Nederland 193 slachtoffers te betreuren en was het land in rouw. In een complexe en gevoelige situatie – zowel nationaal als geopolitiek - was het voor Nederland zaak de resten van de slachtoffers op een waardige manier naar Nederland te krijgen. Daarnaast kreeg het land een belangrijke rol in het onderzoek naar de toedracht van de ramp. Uiteindelijk speelde Nederland in de nasleep van MH17 een centrale rol in het onderzoek naar de toedracht, het strafrechtelijk onderzoek en de zogenaamde repatriëringsmissie die erop was gericht de slachtoffers en hun persoonlijke bezittingen te identificeren en bij hun nabestaanden terug te brengen.

In overeenstemming met het ICAO-verdrag (International Civil Aviation Organization) heeft het land waar het ongeval plaats heeft gevonden de verplichting om een onderzoek in te stellen naar de omstandigheden waaronder het voorval plaats heeft kunnen vinden. Wel heeft dit land de mogelijkheid het onderzoek te delegeren naar een andere partij (ICAO 2001). In dit geval heeft Oekraïne Nederland verzocht het onderzoek uit te voeren. Het onderzoek wordt uitgevoerd door de Onderzoeksraad voor Veiligheid (OVV) en staat onder leiding van Tjibbe Joustra. Deze Onderzoeksraad voor Veiligheid is een zelfstandig bestuursorgaan dat is belast met onderzoek op het gebied van veiligheidsvraagstukken. De raad kent drie permanente leden: Tjibbe Joustra, Marjolein van Asselt en Erwin Muller. Aan het onderzoek rond het

(11)

10

neerstorten van MH17 heeft ook Bernard Welten meegewerkt als buitengewoon lid van de Onderzoeksraad voor Veiligheid. Hoewel de Onderzoeksraad de leiding had, werd het onderzoek uitgevoerd met medewerking van een internationaal onderzoeksteam. Deskundigen uit Australië, Frankrijk, Duitsland, Indonesië, Italië, de Russische Federatie, het Gemenebest van Onafhankelijke Staten, Maleisië, Oekraïne, het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten van Amerika waren betrokken bij het onderzoek (Onderzoeksraad voor Veiligheid 2014).

Het werk van de Onderzoeksraad voor Veiligheid werd bemoeilijkt door de veiligheidssituatie in Oost-Oekraïne. Gecoördineerde toegang tot de rampplek was vaak niet mogelijk, waardoor het onderzoeksteam haar werk veelal heeft gedaan met behulp van fotomateriaal, de cockpit voice recorder, de flight data recorder en informatie van de luchtverkeersleiding (Onderzoeksraad voor Veiligheid 2014). De situatie was te gevaarlijk voor onderzoek doordat de Oekraïense strijdkrachten probeerden het gebied terug te veroveren op de rebellen. Bovendien leken onderzoekers tegengehouden te worden door rebellen. Op 11 augustus 2014 vertrok de Onderzoeksraad voor Veiligheid dan ook uit Oekraïne, om haar werk in Den Haag voort te zetten (Nu.nl 2015).

Toch presenteerde de Onderzoeksraad op 9 september 2014 haar eerste bevindingen. Dit rapport was bedoeld “om de luchtvaartsector en het publiek te informeren over de algemene omstandigheden van deze crash en de voortgang van het onderzoek tot nu toe” (Onderzoeksraad voor Veiligheid 2014, p. 4). In het rapport meldt de Onderzoeksraad dat vlucht MH17 normaal en probleemloos verliep, tot aan het moment dat het neerstortte boven Oost-Oekraïne. De bemanning was gekwalificeerd en beschikte over de juiste bevoegdheden. Het vliegtuig was luchtwaardig en er waren geen technische storingen bekend. Ook op de flight data recorder en de cockpit voice recorder werden geen indicaties van technische storingen of noodsignalen waargenomen. Het vliegtuig vloog in een deel van het Oekraïense luchtruim waarvoor geen restricties golden. Samenvattend meldde de Onderzoeksraad voor Veiligheid in haar rapport van eerste bevindingen:

“Op basis van de voorlopige bevindingen tot dusver zijn er geen indicaties van enigerlei technische of operationele problemen met het vliegtuig of de bemanning gevonden voorafgaand aan het stoppen van de CVR en FDR opnamen om 13:20:03 uur. De schade aan de voorste sectie van het vliegtuig lijkt erop te wijzen dat het vliegtuig is doorboord door een

(12)

11

groot aantal voorwerpen met een grote energie van buiten het vliegtuig. Het is waarschijnlijk dat dit leidde tot verlies van structurele integriteit van het vliegtuig en leidde tot het uiteenvallen van het vliegtuig tijdens de vlucht” (Onderzoeksraad voor Veiligheid 2014, p. 31).

Het onderzoeksrapport werd wisselend ontvangen. De complexiteit van het internationale krachtenveld bleek bijvoorbeeld uit de internationale reacties. Zo heeft de topman van Malaysian Airlines in een later stadium aangegeven dat het onderzoek eigenlijk door de onafhankelijke Internationale Burgerluchtvaartorganisatie van de Verenigde Naties (ICAO) uitgevoerd had moeten worden en verbaasde de Russische minister van Buitenlandse Zaken Sergej Lavrov zich openlijk over de defensieve aanpak van het onderzoek (Kranenburg, 2014). Volgens hem zijn er niet onmiddellijk pogingen ondernomen om op de rampplek bewijsmateriaal te verzamelen. "Het rapport verbaasde me omdat de toon ietwat gelaten is,

ondanks de heksenketel die ontstond na deze tragedie", zei Lavrov. "Er wordt niet geëist dat de experts hun werk op de plek van de ramp hervatten. Er waren geen pogingen om daarheen te gaan om de wrakstukken te verzamelen en te zien hoe het hele vliegtuig eruitzag" (RTL

Nieuws 2014).

Voor de Onderzoeksraad voor Veiligheid, maar ook voor de Nederlandse overheid lag er dus een lastige taak om het verhaal dat men rond de presentatie van het rapport met eerste bevindingen wilde vertellen, te ‘verkopen’ aan de pers en de burger. Zoals eerder aangegeven was de politieke situatie zowel binnen Nederland als op internationaal niveau complex. Deze politieke krachtenvelden zullen in paragraaf 4.1 verder worden uitgewerkt.

De Onderzoeksraad voor Veiligheid bepaalt als zelfstandig bestuursorgaan hierin haar eigen

communicatiestrategie, zo werd schriftelijk toegelicht door een senior

communicatiemedewerkster van de Onderzoeksraad. De afdeling communicatie heeft een prominente plaats in de organisatie. Zo zijn er bijvoorbeeld drie fulltime krachten belast met communicatie-taken en wordt daarnaast regelmatig expertise ingehuurd voor bijvoorbeeld vormgeving en infographics. De afdeling communicatie is vanaf het begin bij een onderzoek betrokken voor advies en berichtgeving, maar verricht het meeste werk rond de publicatie van de rapporten. Naar de media wordt over het algemeen het woord gevoerd door de voorzitter van de Onderzoeksraad, Tjibbe Joustra, of een van de woordvoerders. Daarnaast zijn er wat betreft informatiemanagement strikte afspraken: er wordt slechts informatie naar buiten gebracht die reeds is gepubliceerd in een afgerond onderzoeksrapport. Ten slotte

(13)

12

benadrukt de Onderzoeksraad voor Veiligheid haar onafhankelijkheid en neutrale karakter. De volledige schriftelijke toelichting van de Onderzoeksraad voor Veiligheid is toegevoegd in bijlage 3. De communicatiestrategie die de Onderzoeksraad voor Veiligheid hanteerde omtrent de publicatie van het rapport met eerste bevindingen van het onderzoek naar vlucht MH17 zal in hoofdstuk 6 verder in kaart worden gebracht.

De Nederlandse overheid heeft de communicatie in dergelijke gevallen centraal geregeld. Zij heeft haar crisiscommunicatie georganiseerd onder coördinatie van het Nationaal Kernteam Crisiscommunicatie. Dit kernteam bepaalt de voorlichtingsstrategie bij crises op landelijk niveau en analyseert daarnaast de media, het internet en de publieksbeleving. Het team staat onder leiding van de Directeur Voorlichting van het ministerie van Veiligheid en Justitie, maar in het geval dat er ook andere departementen betrokken zijn, maken speechschrijvers en woordvoerders van het betreffende departement ook deel uit van het team. De Directeur Voorlichting van het betreffende departement wordt betrokken bij de aansturing van het team. Sinds 5 september 2014 is de organisatie met nagenoeg dezelfde bezetting overgegaan van het ‘Nationaal Crisis Centrum’ naar een projectorganisatie met een interdepartementale commissie (IC MH17) en een Ministeriële Commissie (MC MH17) (Ministerie van Veiligheid en Justitie 2015). Ook de communicatie vanuit de overheid wordt in paragraaf 6.2 naar aanleiding van de eerste fase van de analyse verder uiteengezet. Verder wordt er aandacht besteed aan eventuele verschillen in de communicatie vanuit de Onderzoeksraad voor Veiligheid en het verhaal van de overheid.

(14)

13

3. Theoretisch kader 3.1 Medialogica

Medialogica kan simpelweg gedefinieerd worden als de manier waarop de media ‘denken’. De Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling biedt een brede definitie: “medialogica houdt in dat het nieuws steeds vaker wordt gebracht in vormen die hun betekenis niet zozeer ontlenen aan de inhoud van het nieuws, maar eerder aan de specifieke eigenschappen van het medium” (RMO 2003, p. 3). Het begrip wijst echter niet alleen op een verandering in de berichtgeving van de media. Daarnaast wordt met het gebruik van dit begrip een breder maatschappelijk effect verondersteld: medialogica wijst op een verschuiving van het primaat in de publieke denkwijze. Door de opkomst van medialogica wordt de vorm van het publieke debat niet meer bepaald door de inhoud van het nieuws, maar door de mogelijkheden en begrenzingen van de media (RMO 2003, p. 3; Strömbäck 2008, p. 228-243). Van Praag (2006, p. 163) wijst op een proces waarbij de logica van publieke actoren in de berichtgeving over de politiek plaats heeft gemaakt voor medialogica, waarbij het belang van het medium een steeds belangrijkere rol speelt.

Strömbäck (2008) schrijft over het proces van mediatisering, dat uiteindelijk leidt tot een verschuiving van het primaat van publieke logica naar medialogica. Hierbij onderscheidt hij vier fasen of dimensies van dit proces:

- de mate waarin massamedia de belangrijkste informatiebron zijn voor zowel publieke als private actoren

- de mate waarin de media onafhankelijk zijn van de overheid

- de mate waarin medialogica bepalend is voor de inhoud van berichtgeving en

- de mate waarin medialogica bepalend is voor het handelen van politieke actoren (Strömbäck 2008, p. 231-241).

Hierbij worden de laatste twee dimensies geschaard onder medialogica. De eerste twee dimensies zijn echter een belangrijk onderdeel van het mediatiseringsproces dat aan de verschuiving van het primaat naar medialogica ten grondslag ligt. In paragraaf 3.2 wordt het effect van mediatisering op de media zelf uiteengezet.

(15)

14

3.2 Medialogica en de media

Het begrip medialogica wijst dus op een manier van denken die bepalend is voor de berichtgeving in de media. In deze paragraaf wordt uiteengezet welke concrete gevolgen dit heeft voor de media en hun berichtgeving, aan de hand van de vier dimensies van medialogica die Strömbäck beschreef in 2008. Hierbij dient rekening te worden gehouden met het feit dat het bij deze dimensies om ideaaltypen gaat. De dimensies overlappen elkaar en er is geen duidelijke scheidslijn te vinden tussen de verschillende dimensies of fasen die Strömbäck beschrijft (Strömbäck 2008, p. 241). Hierdoor zit er ook overlap in de verdeling van de verschillende effecten van medialogica op de media over de vier dimensies. Met het oog op de overzichtelijkheid van het stuk is ervoor gekozen de dimensies toch ter hand te nemen. Allereerst wijst Strömbäck erop dat medialogica slechts bepalend kan zijn als de massamedia de belangrijkste informatiebron vormen voor zowel publieke als private actoren. Deze prominente plek van de massamedia is een voorwaarde voor de verschuiving van het primaat naar medialogica, omdat de media hierdoor bepalend zijn voor de informatie die actoren tot zich krijgen. Hierdoor bepalen zij voor een belangrijk deel de sociale werkelijkheid (McNair 2012; Strömbäck 2008).

De tweede dimensie die Strömbäck aan het mediatiseringsproces toedicht is de onafhankelijkheid van de media. Deze komt mede voort uit de professionalisering van de media. Waar studenten in 1966 bijvoorbeeld alleen nog op het HBO een journalistieke opleiding konden volgen, is er inmiddels een veelvoud aan opleidingen beschikbaar. En dit op verschillende niveaus: van mbo tot postdoctoraal (RMO 2003). Doordat de media in deze zin meer gewicht hebben gekregen heeft de relatie tussen media en politiek kunnen verschuiven naar een minder hiërarchische verhouding. De media accepteren de traditionele taakverdeling met de politiek niet meer: zij volgen niet meer zozeer, maar spelen een actieve rol bij het bepalen van de berichtgeving en zelfs van de politieke agenda, wat overeenkomt met de derde en vierde dimensie die Strömbäck noemt. Overigens benadrukken journalisten hun onafhankelijkheid zelf ook graag en zijn zij daardoor kritischer geworden ten opzichte van de politiek. Deze houding wordt gevoed door de manier waarop overheden de media proberen te bespelen door middel van nieuwsmanagement (Van Praag 2006).

Een ander gevolg van de veranderde verhouding tussen de journalistiek en de overheid is een ontwikkeling van een beschrijvende naar een interpreterende journalistiek (McNair, 2012).

(16)

15

Doordat de media meer gewicht hebben gekregen, hebben journalisten meer ruimte om de realiteit zelf te interpreteren(Van Praag 2006; McNair 2012). Opgeteld bij het feit dat publieke en private actoren in hun informatievoorziening afhankelijk zijn van de massamedia, zorgt de ontwikkeling naar een interpreterende journalistiek ervoor dat de media een belangrijkere rol krijgen in het bepalen van de publieke opinie en de politieke agenda. De media verslaan het nieuws namelijk niet alleen, zij structureren en ordenen de werkelijkheid om erover te kunnen berichten, waarbij dient te worden aangetekend dat de media nog steeds afhankelijk zijn van politieke actoren om informatie te verkrijgen waarover zij kunnen berichten. Feit lijkt echter wel dat de media deze informatie vervolgens zelf interpreteren, ordenen en structureren alvorens het nieuws wereldkundig wordt gemaakt. Doordat zowel de overheid als de burger voor de informatievoorziening afhankelijk is van de massamedia, bepalen deze media dus voor een belangrijk deel de sociale werkelijkheid en zelfs de politieke agenda (McNair 2012; Strömbäck 2008). In de berichtgeving staat het interpretatiekader van de journalist dan ook centraal. Bovendien is de journalist verworden tot een hoofdrolspeler in het politieke nieuws (Van Praag 2006; McNair 2012).

Als derde dimensie noemt Strömbäck de mate waarin medialogica bepalend is voor de inhoud van de berichtgeving. De opkomst van Informatie- en Communicatietechnologie heeft gezorgd voor een nieuwsmarkt waarin veel meer informatie en actueel nieuws wordt aangeboden dan voorheen. Ook de snelheid waarmee informatie kan worden gedeeld is ongeëvenaard (RMO 2003). Dit heeft ervoor gezorgd dat de media in toenemende mate met elkaar in competitie zijn om hun verhaal te verkopen en hun publiek te vergroten. De gecommercialiseerde media beconcurreren elkaar dus scherper en zijn vooral gericht op het maximaliseren van de inkomsten door een zo groot mogelijk aantal kijkers of lezers te bereiken (McNair 2012).

Bij de commercialisering van de media hoort een verschuiving van een aanbodmarkt naar een vraagmarkt. Dit brengt met zich mee dat media om hun omzet te maximaliseren rekening moeten houden met de belevingswereld en wensen van hun kijkers of lezers (Van Praag 2006). De media zijn dan ook geneigd zich vooral te richten op de spectaculaire aspecten van sociale en politieke problemen. Het publiek wordt vermaakt en de media brengen vooral ‘wat scoort’ (McNair 2008). In de moderne entertainmentsamenleving is politiek dan ook verworden tot een vorm van entertainment, die moet concurreren met andere soorten vermaak. Dit zorgt

(17)

16

ervoor dat de politiek om de gunst en de aandacht van het publiek zal moeten concurreren met andere vormen van vermaak (van Zoonen 2002, p. 22). Zo ligt de nadruk tegenwoordig sterker op de strategische motieven van partijen en politici en de wijze waarop het politieke spel gespeeld wordt. Bovendien is er veel aandacht voor conflicten en schandalen in de politiek (Van Praag 2006). Verder spelen de media in op ontwikkelingen als de informalisering van de samenleving en de daarmee samenhangende toenemende neiging en bereidheid om de overheid en andere organisaties op hun verantwoordelijkheden te wijzen. Naast spektakel doen persoonlijke verhalen het hierdoor tegenwoordig ook goed in de media. De media zijn ‘gepersonaliseerd’ en emoties staan steeds vaker centraal. De lezer of kijker wil zich kunnen identificeren met de hoofdpersoon en hier spelen de media op in door te berichten over emoties en persoonlijkheden, maar ook over winnaars en verliezers of schuldvragen (RMO 2003, p. 34-36).

Deze manier van inspelen op de wensen en belevingswereld van de burger zien we ook terug in de frames die de media bezigen. Een algemene definitie van framing wordt geboden door Entman (1993, p. 52), zoals naar verwezen door Scheufele (1999): “To frame is to select some

aspects of a perceived reality and make them more salient in a communicating text, in such a way as to promote a particular problem definition, causal interpretation, moral evaluation, and/or treatment recommendation”. (Scheufele, 1999). Een definitie van het begrip ‘framing’

die meer is toegespitst op de media komt van Odijk, Burscher, Vliegenthart en De Rijke (2013):

“Framing in news is the way in which journalists depict an issue in terms of a ‘central organizing idea’. Frames can be regarded as a perspective on an issue”. (Odijk et al 2013, p. 1). Frames

bieden dus een schema of raamwerk waarmee de werkelijkheid vereenvoudigd en geïnterpreteerd kan worden. In deze tijd van medialogica wordt politiek nieuws bijvoorbeeld verslagen in termen van een aantal populaire frames:

 Het ‘strategic game frame’, waarbij de werkelijkheid wordt neergezet in de vorm van een spel tussen strategisch handelende actoren.

 Het ‘conflict frame’ waarbij conflicten tussen personen of organisaties centraal staan (RMO 2003, p. 34; Takens, Ruigrok & van Hoof 2012).

(18)

17

 Het ‘human interest-frame’, waarbij verhalen worden neergezet vanuit een persoonlijk of emotioneel perspectief (Semetko en Valkenburg 1999, p. 95; Takens et al. 2012).

 Het ‘wedstrijdframe’, waarin succes en falen of winnaars en verliezers centraal staan (Semetko en Valkenburg 2006, p. 96).

 Het ‘verantwoordelijkheidsframe’, waarbij een situatie of zaak op zo’n manier wordt gepresenteerd dat de verantwoordelijkheid voor de oorzaak of oplossing wordt toegewezen aan de overheid, een individu of een groep (Semetko en Valkenburg 1999, p. 96).

Maar hoe komen deze frames tot stand? Naar aanleiding van het nieuwsselectie model van Gans (1979) en het werk van Shoemaker

en Reese (1996) over de invloeden op

media berichtgeving presenteert

Scheufele (1999) een model met drie bronnen die potentieel invloed hebben op het ontstaan van een media frame. Allereerst heeft de journalist zelf een bepaalde invloed, deze structureert en duidt de werkelijkheid op basis van bijvoorbeeld zijn ideologie, houding en professionele normen. Ten tweede hebben de politieke kleur van het medium en de interne routines van het

medium invloed op de vorming van het media frame. Ten derde wordt het proces van frame building beïnvloed door derde partijen, zoals politieke actoren, pressiegroepen en andere elites. Naast de invloed van het medium, de journalist, de publieke actor en derde partijen is ook de politieke context – zeker bij een gevoelig onderwerp als het neerstorten van MH17 - van invloed op de berichtgeving in de media. Dit onderzoek gaat ervan uit dat de berichtgeving over MH17 beïnvloed wordt door de precaire geopolitieke situatie die het conflict in Oost-Oekraïne met zich meebrengt. Ook de relatie van het betreffende land met Rusland is van

(19)

18

invloed op de berichtgeving. Verdere uitwerking van de invloed van de politieke context op de berichten over MH17 staat vermeld in hoofdstuk 4.

Al met al kunnen de factoren die van invloed zijn op de berichtgeving in de media worden samengevat in een schema zoals weergegeven in figuur 1. In dit onderzoek ligt de focus op de manier waarop de overheid de berichtgeving en frames in de kranten tracht te beïnvloeden. De manier waarop men dit tracht te doen wordt beschreven in de volgende paragraaf. Op basis van het model dat hierboven is geschetst dient men bij het verklaren van de totstandkoming van frames echter rekening te houden met de structuur en de politieke kleur van het medium en de journalist zelf. Hiertoe zijn voor dit onderzoek verschillende typen kranten geselecteerd: variërend op politieke kleur en ‘sensantiegerichtheid’. Ook zijn er buiten de overheid andere ‘derde partijen’ die invloed trachten uit te oefenen.

(20)

19

3.3 Medialogica en de overheid

De vierde dimensie die Strömbäck toedicht aan medialogica is de mate waarin de ‘denkwijze van de media’ bepalend is voor het handelen van politieke actoren (Strömbäck, 2008). Doordat publieke actoren in belangrijke mate afhankelijk zijn van de massamedia als informatiebron en communicatiemiddel met de burger, is de overheid in zekere zin afhankelijk geworden van de media. In Nederland concludeerde de Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling bijvoorbeeld al in 2003 dat de media “het decor bouwen waarbinnen politici hun rol kunnen spelen” en daarmee grote invloed hebben op de manier waarop het politieke spel wordt gespeeld (RMO 2003, p. 7). De mogelijkheden en begrenzingen van de media, maar ook de commercialisering die de integrale markten voor consumenten en kiezers met zich meebrengen zijn bepalend geworden voor het handelen van publieke actoren (RMO 2003). Om haar boodschap te verkondigen zal de overheid dus ‘het spel van de media’ mee moeten spelen volgens de regels van de medialogica. Er wordt ingespeeld op de behoeften van de media: Zo zien we bijvoorbeeld dat campagnes steeds vaker worden gevoerd in het kader van een ‘horse race’ – of ‘wedstrijd’ - frame, waarbij partijen op zoek zijn naar een bepaalde tweestrijd met hun belangrijkste concurrent. Ook frames als het conflict-frame, het strategic game-frame en het human interest frame zullen in de communicatie van de overheid terug moeten komen om aandacht te krijgen voor de boodschap die men te vertellen heeft. Daarnaast wordt er opportunistisch ingehaakt op actuele thema’s. Bovendien wordt door middel van sloganisering in de politiek steeds meer gecommuniceerd in oneliners (van Praag 2006; Prenger, van der Valk, van Vree & van der Wal 2011).

Naast het feit dat publieke actoren het spel van de media meespelen trachten zij het spel echter ook te beïnvloeden en er hun stempel op te drukken. Binnen ministeries hebben de communicatieafdelingen bijvoorbeeld een veel prominentere plaats gekregen dan voorheen: het aantal fulltime krachten op communicatie en voorlichting verschilt per ministerie van 40 tot 120. Steeds actiever tracht men de berichtgeving in media naar de hand te zetten. De focus ligt in politieke communicatie steeds meer bij politieke Public Relations (PR), in plaats van bij political adverting: men probeert gebruik te maken van zogenaamde ‘free publicity’. Deze vorm van communicatie is effectiever dan adverteren, omdat de burger meer waarde hecht aan ‘onafhankelijke’ berichtgeving in de media dan aan geraffineerd in elkaar gezette reclamespotjes (Prenger et al. 2011).

(21)

20

Centraal in de communicatie vanuit publieke actoren staan nu dan ook de begrippen ‘mediamanagement’ en ‘framing’. Met mediamanagement wordt bedoeld ‘de manieren waarop politieke actoren de media trachten te beïnvloeden met het oog op het bereiken van politieke doelen’ (McNair 2012). Bij het in kaart brengen van de strategie op dit gebied wordt rekening gehouden met de manier waarop men tracht de media te beïnvloeden door middel van gestructureerde nieuws-elementen zoals bijvoorbeeld pseudo-events en third party techniques. Andere concrete voorbeelden van strategieën voor mediamanagement zijn het inspelen op de actualiteit van een bepaalde dag en het samenwerken met oppositiegroeperingen. Bovendien kan men ervoor kiezen om ‘kant en klare’ items of stukken naar de redactie van een medium te sturen (Prenger et al. 2011). Gemene deler in deze strategieën is dat de logica van de media bepalend is: de overheid speelt het spel mee volgens de regels van de medialogica.

3.4 MH17 in de media

Uiteindelijk staat in deze scriptie de berichtgeving rond het eerste onderzoeksrapport van de Onderzoeksraad voor Veiligheid over het neerstorten van vlucht MH17 centraal. In deze paragraaf bespreken we de verwachtingen die we met het oog op medialogica hebben omtrent de berichtgeving rond dit rapport.

Allereerst wordt verwacht dat de media geneigd zijn kritisch te berichten over het handelen van de overheid en de Onderzoeksraad voor de Veiligheid. Zoals eerder besproken opereren de media tegenwoordig onafhankelijker van de overheid dan voor de opkomst van medialogica het geval was. Doordat de media op hiërarchisch gelijkere voet staan met publieke actoren hebben zij meer ruimte het nieuws zelf te interpreteren en te ordenen. Bovendien heeft de eerder besproken professionalisering van de media deze actor nog eens extra gewicht gegeven. Deze factoren zorgen ervoor dat de media in staat zijn publieke actoren kritischer te volgen. Wat betreft de berichtgeving rond het onderzoeksrapport kunnen we dan ook verwachten dat de media het verhaal van de Onderzoeksraad voor Veiligheid en de overheid niet klakkeloos overnemen. Men zal geneigd zijn het rapport kritisch te lezen en te toetsen aan de eigen verwachtingen en aan de verwachtingen van de burger. Een andere invalshoek kan in dezen overigens een meer cynische benadering zijn. Patterson (1996) neemt, zoals eerder besproken, een verschuiving van een kritische naar een cynische journalistieke toon waar. In dat geval zouden we ook in de berichtgeving rond MH17

(22)

21

kanttekeningen bij de integriteit en de motieven van de Onderzoeksraad en andere overheidsinstanties kunnen vinden, bijvoorbeeld in de vorm van ‘doofpot’-verwijzingen. Ten tweede kunnen we in het moderne medialandschap bij een ramp als deze – logischerwijs - aandacht verwachten voor het persoonlijke en emotionele aspect van het nieuws. Mede doordat de media zich tegenwoordig sterker identificeren met de burger zal het Human Interest frame in de berichtgeving rond MH17 zeker naar voren komen. In zo’n geval zal een nieuwsfeit vanuit een persoonlijk of emotioneel perspectief worden beschreven (Semetko en Valkenburg 1999), bijvoorbeeld door het persoonlijke verhaal van een slachtoffer of nabestaande weer te geven.

Ten derde kan logischerwijs verwacht worden dat het conflict-frame en het strategic game-frame een belangrijke rol spelen. Hierbij ligt de nadruk op onenigheid of tegengestelde belangen tussen verschillende partijen. Betrokken partijen en organisaties worden neergezet als entiteiten die strategisch handelen om hun eigen doel te kunnen verwezenlijken (Van Praag 2006; Semetko en Valkenburg 1999). In de berichtgeving rond het onderzoeksrapport kan dit terugkomen door bijvoorbeeld nadruk op de belangenstrijd die rond het uitbrengen van het rapport speelt. Nederland heeft hierbij bijvoorbeeld andere belangen dan Rusland. Ten vierde kan men op basis van de medialogica verwachten dat het verantwoordelijkheidsframe in de media duidelijk aanwezig zal zijn. Zoals eerder besproken spelen de media in op een groeiende maatschappelijke neiging om overheden en organisaties aan te spreken op hun verantwoordelijkheden (RMO 2003, p. 34-36). In het geval van dit onderzoek onderscheiden we bij dit verantwoordelijkheidsframe drie categorieën:

 Frames aangaande verantwoordelijkheid over de vlucht zelf.

Hierbij valt te denken aan verwijzingen naar de luchtverkeersleiding die de controle had over het gebied waarin het vliegtuig is neergestort, verwijzingen naar partijen die verantwoordelijkheid droegen omtrent het openstellen of sluiten van het betreffende luchtruim, of verwijzingen die anderszins refereren aan verantwoordelijkheden omtrent de vlucht.

Wat betreft de berichtgeving over het onderzoeksrapport van de Onderzoeksraad valt te verwachten dat de Onderzoeksraad zelf in haar rapport op ‘zakelijke’ wijze aandacht besteedt

(23)

22

aan dit type verantwoordelijkheidsframes. De media zullen daarentegen geneigd zijn zich meer te focussen op de schuldvraag.

 Frames aangaande de schuldvraag:

Hierbij gaat het om frames die zich richten op de vraag: Wie is verantwoordelijk voor het neerstorten van vlucht MH17? Er valt te verwachten dat de media veel aandacht besteden aan de schuldvraag omtrent de MH17 ramp. Wie schoot het vliegtuig neer? Heeft de Nederlandse overheid goed gehandeld of heeft men steken laten vallen? Van de overheid kan in dezen een minder uitgesproken houding worden verwacht, daar expliciete beschuldigingen aan het adres van Oekraïne, separatisten of Rusland de toegang tot de rampplek en daarmee het onderzoeksgebied kunnen bemoeilijken.

 Verantwoordelijkheidsframes aangaande het onderzoek: wie is verantwoordelijk voor het onderzoek?

Wat betreft de verantwoordelijkheid voor het onderzoek kan worden verwacht dat er aandacht wordt besteed aan het feit dat Nederland de leiding heeft over het onderzoek. Daarnaast is er mogelijkerwijs aandacht voor de kritiek die Nederland vooral van Russische zijde kreeg naar aanleiding van haar leidende rol in het onderzoek.

Naast de hierboven genoemde frames in de berichtgeving, wordt verwacht dat de media geneigd zijn om op uitgesproken toon te berichten. De media zijn tegenwoordig in sterkere mate onafhankelijk van de overheidselite dan bijvoorbeeld in het Nederlandse zuilensysteem het geval was. Daarnaast hebben de verschuiving van de nieuwsmarkt van een aanbodmarkt naar een vraagmarkt en de commercialisering van de media ertoe geleid dat media zich tegenwoordig meer richten op het bereiken van een zo groot mogelijk publiek door zich te focussen op de spectaculaire aspecten van het nieuws (Van Praag 2006). Deze ontwikkelingen leiden ertoe dat de media tegenwoordig geneigd zijn om op een uitgesproken toon te berichten. Er valt daarom te verwachten dat de media in het geval van MH17 geen blad voor de mond nemen en niet bang zijn om bijvoorbeeld met de beschuldigende vinger in de weer te gaan. Van de overheid mag daarentegen een meer politiek neutrale toon worden verwacht. De complexe geopolitieke situatie omtrent het conflict in Oost-Oekraïne zorgt er in combinatie met het grote belang voor de Nederlandse overheid om toegang tot het rampgebied te krijgen

(24)

23

voor dat men zich in de communicatie naar de media op de vlakte zal houden en zal waken voor al te uitgesproken of politiek gevoelige uitingen.

Overigens zijn er ook verschillen in de berichtgeving te verwachten. Allereerst zullen zogenaamde kwaliteitskranten anders berichten dan populaire kranten. Deze kranten verschillen vaak wat betreft vorm en inhoud. Zo zijn populaire kranten sterker gericht op het sensationele aspect van het nieuws. Ongelukken en conflicten doen het in deze kranten vaak goed, evenals persoonlijke verhalen van topsporters en andere helden. Kwaliteitskranten zijn over het algemeen gericht op het verschaffen van meer zakelijke en genuanceerde informatie, alsmede diepgaandere analyses (Bakker en Scholten 2009). In de berichtgeving rond MH17 valt dan ook te verwachten dat in populaire kranten het conflict frame en het human interest frame sterker terugkomen en de berichtgeving ‘an sich’ een sensationeler en emotioneler karakter heeft dan in kwaliteitskranten. Kwaliteitskranten zullen ‘zakelijker’ berichten en de nieuwsfeiten diepgaander analyseren. Van deze kranten valt wel degelijk te verwachten dat zij aandacht besteden aan frames als het conflict frame of het strategic game frame, maar zal op minder ‘sensationele’ en emotionele manier gebeuren. Naast de verschillen tussen kwaliteits- en populaire kranten zijn er verschillen te verwachten tussen kranten op basis van de politieke kleur van de kranten. Ook de relatie die het land van de betreffende krant heeft met Rusland zal in het geval van de berichtgeving rond MH17 van invloed zijn. In paragraaf 4.2 zal de relatie van Nederland, het Verenigd Koninkrijk en Duitsland met de Russische Federatie verder uitgewerkt worden, maar te verwachten valt dat naarmate men in een land kritischer tegenover Rusland staat, men uitgesprokener zal berichten over bijvoorbeeld de schuldvraag rond het neerstorten van MH17. In een land met een kritische houding ten opzichte van Rusland is de kans groter dat men ‘met de vinger naar Rusland wijst’ dan in een land met een betere relatie.

(25)
(26)

25

4. Context

Zoals eerder aangegeven wordt in het kader van dit onderzoek een inhoudsanalyse uitgevoerd van communicatie vanuit de overheid en de berichtgeving in kranten. Bij het uitvoeren van een inhoudsanalyse moet men zich echter realiseren dat de context van het medium wel degelijk invloed heeft op de inhoud van de berichtgeving. Zoals in het theoretisch kader reeds vermeld wordt de berichtgeving in kranten mede bepaald door de denkbeelden van de journalist zelf en door de politieke kleur en werkwijze van het betreffende medium (Scheufele 1999). In dit onderzoek wordt rekening gehouden met het verschil in denkbeelden tussen verschillende afzonderlijke journalisten door artikelen van verschillende typen kranten en uit verschillende landen te analyseren. Daarnaast heeft in het geval van MH717 de politieke context een belangrijke invloed op de berichtgeving. In dit hoofdstuk zal worden ingegaan op de geopolitieke context waarin het rapport werd gepresenteerd. Daarnaast wordt ingegaan op de relatie van respectievelijk Nederland, Duitsland en het Verenigd Koninkrijk met de Russische federatie. Dit alles om uiteindelijk de communicatie van de overheid en de berichtgeving in de media goed te kunnen duiden.

4.1 Geopolitiek: het conflict in Oekraïne

Het is november 2013 als het erop lijkt dat president Janoekovitsj van Oekraïne op het punt staat een associatieverdrag te tekenen met de Europese Unie. Het is een belangrijke stap ‘richting het westen’ voor de voormalige Sovjetrepubliek. Rusland lijkt echter de hakken in het zand te zetten en Janoekovitsj spreekt eind november in het diepste geheim met president Poetin van de Russische Federatie. Oekraïne wordt op het hart gedrukt het associatieverdrag niet te tekenen. In ruil daarvoor biedt Rusland haar westerbuur naast toetreding tot de Euraziatische Unie ook goedkoop aardgas en gunstige leningen. Janoekovitsj verandert van standpunt en Oekraïne tekent het associatieverdrag met de Europese Unie niet (Crooijmans 2014).

Als dit naar buiten komt gaan tienduizenden Oekraïense burgers de straat op om te pleiten voor toenadering van hun land tot de Europese Unie. Het protest houdt aan en groeit uiteindelijk uit tot een grootse beweging tegen het regime van Janoekovitsj. Het Maidan plein in Kiev is bezet en vormt het epicentrum van een protest waarvan de beelden de wereld over gaan. Westerse politici laten hun steun blijken aan de protesten. Op 23 februari 2014 wordt het president Janoekovitsj te heet onder de voeten. Hij vlucht het land uit waardoor

(27)

26

overeenkomsten tussen Moskou, Kiev, Washington en Brussel over verkiezingen en een grondwetsherziening niets meer waard zijn. Het parlement benoemt een nieuwe interim-regering onder president Jatsenjoek, die wordt gezien als pro-westers. Deze interim-interim-regering neemt direct maatregelen die inderdaad gericht zijn op het westen. Zo verliest de Russische taal in Oekraïne haar beschermde status en treedt het land niet toe tot de Euraziatische Unie. Oekraïne dreigt hiermee voor een belangrijk deel uit de Russische invloedssfeer te geraken en duidelijke stappen richting het westen te zetten (Crooijmans 2014).

In februari 2014 staan Oost en West dan ook weer lijnrecht tegenover elkaar. Een Russische tegenzet laat niet lang op zich wachten. In maart annexeert Rusland zonder al te veel moeite de Krim, een schiereiland in het zuiden van Oekraïne. Dit zet de verhoudingen nog eens extra op scherp. Met propaganda wordt in Rusland het patriottisme aangewakkerd en de regering van Jatsenjoek wordt neergezet als een ‘fascistische junta’. In dit klimaat ontstaan er in Oost-Oekraïne separatistische bewegingen, die in verschillende steden overheidsgebouwen bezetten en het stadsbestuur overnemen. De milities, die lijken te worden bewapend door Rusland, gaan de strijd aan met Oekraïense leger (Crooijmans 2014). Uiteindelijk wordt op 7 april 2014 door separatisten de Volksrepubliek Donetsk uitgeroepen. Op 27 april volgt de regio Loegansk met een eigen volksrepubliek (Elsevier 2014). In beide volksrepublieken, die door geen enkele andere staat worden erkend, woedt een strijd tussen pro-russische separatisten en de Oekraïense strijdmacht.

In dit klimaat vliegt op 17 juli 2014 een vliegtuig van Malaysian Airlines over Oekraïne, onderweg naar Maleisië: vlucht MH17. Het neerstorten van MH17 zet de verhoudingen nog eens extra op scherp. Verder werden een aantal landen direct een stuk dichter betrokken bij het conflict: onder de slachtoffers waren mannen, vrouwen en kinderen uit:

 Nederland (193)

 Maleisië (42)

 Australië (27)

 Indonesië (11)

 Het Verenigd Koninkrijk (10)

 België (4)

(28)

27  Filippijnen (3)

 Canada (1)

 Nieuw-Zeeland (1)

(Onderzoeksraad voor Veiligheid 2014)

De controverse tussen Oost en West wordt in de nasleep van de ramp versterkt. De Oekraïense autoriteiten in Kiev, Europa en de Verenigde Staten lijken ongeveer dezelfde visie te delen: de westerse lezing is al snel dat het vliegtuig is neergeschoten door separatisten. Tenslotte vloog het vliegtuig over gebied dat op dat moment in handen was van de rebellen, waar in de maanden voorafgaand aan de crash van MH17 al verschillende (militaire) vliegtuigen waren neergeschoten. Ook het bericht van Strelkov, een belangrijke figuur in de ‘Volksrepubliek’ Doñetsk, op de Russische versie van facebook voedde deze theorie: in een update die later werd verwijderd claimde hij dat de separatisten een vliegtuig hadden neergeschoten. Een aankondiging die hij kracht bijzette met de woorden “we warned them –

don’t fly in our sky”. Vanuit het westen ging de beschuldigende vinger dan ook naar de

separatisten en naar Rusland, die hen zou bewapenen (Patrikarakos 2014).

In Rusland doen ondertussen hele andere theorieën de ronde. De belangrijkste daarvan is de visie dat het vliegtuig inderdaad vanaf de grond is neergeschoten, maar dat het betreffende BUK-lanceringssysteem in handen was van de Oekraïense strijdkrachten, die deze lanceringssystemen uit angst voor een aanval vanuit Rusland in het oosten van hun land hadden gestationeerd. Commerciële passagiersvlucht MH17 zou zijn aangezien voor een Russisch gevechtsvliegtuig en daarom per abuis door het Oekraïense leger zijn neergeschoten. Een tweede theorie die in Rusland wordt gelanceerd gaat uit van Oekraïense straaljagers – zogenaamde ‘sukhoi fighter jets’ -, die vlucht MH17 zouden hebben neergeschoten. Ook een terroristische aanslag wordt in de Russische media niet uitgesloten (The Guardian 2014). De controverse tussen oost en west is overigens ook terug te zien in de reacties op het onderzoeksrapport met eerste bevindingen van de Onderzoeksraad voor Veiligheid. Rusland uitte felle kritiek op het rapport (RTL Nieuws 2014)

De controverse tussen oost en west zal in de berichtgeving in de kranten zeker terugkomen. De beschreven situatie sluit namelijk goed aan bij de populariteit van het conflict frame en het strategic game frame in een door medialogica gedomineerd landschap. Wel zal het accent in

(29)

28

de te analyseren berichtgeving waarschijnlijk liggen op het westerse perspectief, aangezien er slechts westerse kranten worden geanalyseerd. Overigens mag in de communicatie vanuit de overheid een minder uitgesproken standpunt worden verwacht, aangezien Nederland met 193 slachtoffers zwaar getroffen is en dus logischerwijs mag worden verwacht dat de ramp in ons land nóg gevoeliger ligt. Bovendien hebben Nederland en vooral haar overheid er belang bij dat het onderzoek ter plaatse goed en veilig kan worden afgerond, waardoor men niet geneigd zal zijn andere mogendheden ‘voor het hoofd te stoten’.

4.2 De relatie van Nederland, het Verenigd Koninkrijk en Duitsland met Rusland

Een andere contextuele factor die van invloed kan zijn op de berichtgeving in de te analyseren kranten is de relatie die het betreffende land met de Russische federatie heeft. Een slechte verhouding met Rusland zal de kans op uitgesproken en kritisch taalgebruik ten opzichte van pro-Russische rebellen bevorderen, terwijl een relatief goede relatie in dezen zal leiden tot een mildere toon van de berichtgeving.

De Nederlandse relatie met Rusland

De Nederlandse betrekkingen met Rusland gaan ver terug in de tijd. Minister van Buitenlandse Zaken Frans Timmermans spreekt in een kamerbrief uit oktober 2013 van een “rijke bilaterale

historie” en een relatie die “gestoeld is op wederzijdse belangen: internationale rechtsorde, handel en de vele goede (persoonlijke) contacten tussen Nederlandse en Russische overheidsinstellingen, bedrijven, organisaties en burgers” (Timmermans 2013, p. 1).

Bijvoorbeeld op het gebied van handel lijken de landen met elkaar verbonden. Zo is Rusland de op twee na belangrijkste handelspartner van Nederland buiten de Europese Unie en staat Nederland in de Russische top 3 van handels- en investeringspartners. In 2013 werden de onderlinge betrekkingen gevierd met het Nederland-Rusland jaar, in het teken waarvan 620 evenementen zijn georganiseerd. Hoogtepunten hiervan waren het bezoek van president Poetin aan Nederland en het afreizen van het Nederlandse koningspaar naar Rusland (Timmermans 2013).

Aan de andere kant staat de relatie tussen Nederland en Rusland ook permanent onder druk door meningsverschillen. Zo zijn er geschillen op het gebied van mensenrechten, omdat Rusland anders aankijkt tegen het recht op vrije meningsuiting en de rechten van minderheden. In Nederlandse ogen is bijvoorbeeld de “anti-homopropagandawet” die het

(30)

29

promoten van “niet traditionele seksuele relaties” onder kinderen gericht op het beperken van de vrijheden van een minderheid in de Russische samenleving. Ook op het gebied van veiligheidspolitiek is er een algemeen wantrouwen. Rusland maakt zich zorgen over de mogelijke NAVO-uitbreiding in haar richting en het raket-verdedigingssysteem, terwijl NAVO landen met argusogen de Russische militaire oefeningen bekijken die gericht lijken op militaire confrontatie op Europees grondgebied. Ook de vermoedde aanwezigheid van Russische militairen in Oost-Oekraïne draagt hieraan bij, evenals de Russische beslissing om in 2007 haar medewerking aan het Verdrag met betrekking tot Conventionale Strijdkrachten in Europa op te schorten. Verder staat de relatie tussen Nederland en Rusland de laatste jaren onder druk door verschillende incidenten. Naast de situatie rond het neerstorten van vlucht MH17 valt hierbij ook te denken aan de arrestatie van de Nederlandse bemanning van een Greenpeace schip, de arrestatie van Russische diplomaat Borodin in Den Haag en de overval op een Nederlandse diplomaat in zijn woning in Moskou op 15 oktober 2013 (Timmermans 2013). Ondanks de geschillen en incidenten is het Nederlandse bilaterale beleid met betrekking tot Rusland gericht op dialoog. Rusland wordt aangesproken op haar internationale verplichtingen, maar Nederland weerhoudt zich van eenzijdige sancties als een statenklacht of het aandringen op een boycot. Nederland werkt wel mee aan sancties die in Europees verband worden afgesproken (Timmermans 2013).

Al met al lijkt de relatie tussen Nederland en Rusland sterk onder druk te staan door onderling wantrouwen, geschillen en incidenten. Anderzijds is de handel tussen beide landen erg belangrijk en gaan de betrekkingen ver terug. Nederland blijft gericht op dialoog en tracht zich in die zin constructief op te stellen.

De Duitse relatie met Rusland

De betrekkingen tussen Duitsland en Rusland zijn van oudsher goed, zo meldt het Duitse Ministerie van Buitenlandse Zaken op haar website (Auswärtiges Amt 2014). Economisch gezien hebben de landen elkaar nodig: zo lijkt Duitsland afhankelijk van Russisch gas, dat een derde van het Duitse verbruik vormt. Anderzijds heeft Rusland de industriële chemische producten nodig die Duitsland haar levert. In 2013 was Rusland het elfde exportland van Duitsland en andersom nam Duitsland de 7e plaats in op Ruslands exportranglijst. Tekenend voor de economische betrekkingen is verder dat lobbyisten van grote Duitse bedrijven als

(31)

30

Siemens en Adidas pleiten tegen economische sancties naar aanleiding van Russische activiteit in Oost-Oekraïne (Evans 2014). Naast de economische verwevenheid lijken ook de culturele banden tussen de landen vrij goed: in navolging van het Duits-Russische jaar van Onderwijs, Wetenschap en Innovatie in 2011-2012 en het Duitsland-jaar dat in Rusland gevierd werd 2012-2013 is, staat het jaar 2014-2015 in het teken van taaluitwisseling (Auswärtiges Amt 2014). Bovendien lijkt het feit dat Bondskanselier Merkel is opgegroeid in Oost-Duitsland en Russisch spreekt - en president Poetin in Duitsland bij de KGB heeft gewerkt en Duits spreekt - positief bij te dragen aan de betrekkingen tussen beide landen (Evans 2014).

Ook de Duitse relatie met Rusland staat echter onder druk. Op de website van het Ministerie van Buitenlandse Zaken wordt de Russische annexatie van de Krim in scherpe bewoordingen veroordeeld. Men spreekt van een overtreding van het internationaal recht, die de relatie tussen de twee landen overschaduwt (Auswärtiges Amt 2014). Bovendien heeft bondskanselier Merkel aangegeven zich te beraden op alternatieve energiebronnen voor het Russische gas. Anderzijds lijkt Merkel echter geen hardliner en zal zij in gesprek blijven met Poetin (Evans 2014). Ook het Duitse Ministerie van Buitenlandse Zaken geeft aan toekomst in de relatie met Rusland te zien: Hoewel men ook de Europese sancties tegen Rusland noemt, wordt aan de andere kant echter ook vermeld dat ‘de deur naar partnerschap met Rusland wijd open blijft’ (Auswärtiges Amt 2014).

De betrekkingen van het Verenigd Koninkrijk met Rusland

Tussen het Verenigd Koninkrijk en Rusland was sinds het einde van de Koude Oorlog sprake van een groeiend partnerschap. Deze toenadering wordt echter verstoord door onderling wantrouwen dat heeft geleid tot een air van controverse en vijandelijkheid. De relatie van het Verenigd Koninkrijk met Rusland wordt dan ook gezien als interessant en ambigu. Enerzijds is er wel degelijk vruchtbare grond voor samenwerking. In de praktijk zijn er economisch en zakelijk gezien wel degelijk banden tussen beide landen: er zijn meer dan duizend Britse bedrijven actief in Rusland (Monaghan 2013).

Anderzijds is er door verscheidene meningsverschillen en schandalen op dit moment bijna geen politieke relatie tussen beide staten. Zo is het wederzijdse wantrouwen zo sterk dat aan beide kanten zo nu en dan complottheorieën de kop op steken over betrokkenheid van elkaars geheime dienst in verscheidene affaires. De moord op de Russische oud-KGB’er Alexander

(32)

31

Litvinenko in Londen zou bijvoorbeeld in opdracht van het Kremlin zijn gepleegd. Ook andere incidenten zetten de relatie tussen Rusland en het Verenigd Koninkrijk onder druk. Toen het Verenigd Koninkrijk bijvoorbeeld weigerde mee te werken aan de uitlevering van oppositieleden aan Rusland, leidde dit tot vijandelijkheden richting het British Council in de Russische Federatie. De activiteiten van het British Council werden hierdoor opgeschort (Monaghan 2013).

In bredere zin kunnen we zeggen dat de onderlinge betrekkingen voor beide landen een lage prioriteit hebben en er politiek dus weinig wordt geïnvesteerd in het verbeteren hiervan. De verhouding tussen het Verenigd Koninkrijk en Rusland weerspiegelt de relatie tussen laatstgenoemde en de Europese Unie. Na de koude oorlog was er tot 2003 sprake van een warme(re) relatie, waarna dissonantie ontstond door meningsverschillen over bijvoorbeeld Europese veiligheid na de Koude Oorlog, de oorlog in Irak, de Russische oorlog met Georgië en de huidige problematiek in Oost-Oekraïne (Monaghan 2013).

4.3 Conclusie

Zoals besproken in paragraaf 3.2 is de politieke context waarin berichtgeving tot stand komt van invloed op de inhoud ervan. Op basis van de verschillen tussen de besproken landen in hun relatie met Rusland kunnen we, zoals eerder aangegeven, ook verschillen in de berichtgeving over het MH17-rapport van de Onderzoeksraad voor Veiligheid verwachten. De meest negatieve houding ten opzichte van Rusland kan in het Verenigd Koninkrijk worden verwacht. Hoewel er economisch en zakelijk gezien wel degelijk banden zijn tussen beide landen is de relatie met Rusland in vergelijking met die van Nederland en Rusland een stuk slechter: deze wordt gekenmerkt door wantrouwen en dissonantie (Monaghan 2013). Van de kranten uit het Verenigd Koninkrijk kan dan ook logischerwijs verwacht worden dat zij negatiever tegenover de Russische kant van het verhaal rond MH17 staan dan de Nederlandse en Duitse kranten.

In Duitse kranten zal wellicht iets positiever worden bericht over de Russische visie op de MH17-kwestie. Ondanks spanningen is de relatie tussen Duitsland en de Russische federatie van oudsher goed, zijn er sterke economische banden en staat de Duitse deur voor een partnerschap met Rusland nog steeds wagenwijd open (Auswärtiges Amt 2014; Evans 2014).

(33)

32

Hierdoor zal de berichtgeving in Duitse kranten omtrent de Russische visie op MH17 positiever zijn dan in kranten die in Nederland of het Verenigd Koninkrijk worden gepubliceerd.

In Nederland ligt de invloed van de relatie met Rusland op de berichtgeving in dit geval nog gecompliceerder dan in Duitsland of het Verenigd Koninkrijk. De Nederlandse relatie met Rusland staat onder druk door wantrouwen, geschillen en incidenten, maar anderzijds is de handel tussen beide landen belangrijk en is de Nederlandse houding constructief en gericht op dialoog (Timmermans 2013). Daarnaast heeft Nederland belang bij toegang tot het rampgebied, waardoor de overheid en de Onderzoeksraad voor Veiligheid zich in hun communicatie wellicht voorzichtig op zullen stellen om geen partijen voor het hoofd te stoten. Hoewel rekening houdend met deze gevoeligheden zullen de media geneigd zijn meer uitgesproken te berichten dan de overheid. De vragersmarkt brengt hen tot meer ‘sensationele’ berichtgeving en aandacht voor de behoefte aan duidelijkheid die het emotionele karakter van de ramp bij de Nederlandse burger en consument logischerwijs oproept. Ook de overheid en de Onderzoeksraad voor Veiligheid zullen met de gevoeligheden en behoeften in de samenleving rekening moeten houden.

(34)

33

5. Onderzoeksverantwoording

Dit onderzoek is grofweg in twee fasen uitgevoerd.

1. Het in kaart brengen de mediastrategie van de Nederlandse overheid en de Onderzoeksraad voor Veiligheid.

2. Content analyse van berichtgeving in kranten.

Het onderzoekstechnisch ontwerp omtrent deze twee fases wordt in de komende twee paragrafen verder toegelicht.

5.1 Fase 1: in kaart brengen mediastrategie

Allereerst is het voor dit onderzoek van belang om een goed beeld te scheppen van het verhaal dat de Nederlandse Overheid in het geval van de presentatie van het eerste onderzoeksrapport naar buiten wilde brengen. Vragen die in deze fase van de analyse worden beantwoord zijn:

 Welke frames bezigen de Onderzoeksraad voor de Veiligheid en de

Interdepartementale Commissie MH17?

 In hoeverre is de toon van de communicatie vanuit de Onderzoeksraad voor de Veiligheid en de Interdepartementale Commissie MH17 politiek uitgesproken of juist politiek neutraal?

Ter beantwoording van deze vragen is een inhoudsanalyse uitgevoerd van:

 Het onderzoeksrapport van de eerste bevindingen van de Onderzoeksraad voor de Veiligheid

 De ‘officiële communicatie” vanuit de Onderzoeksraad voor de Veiligheid over de presentatie en inhoud van het onderzoeksrapport tussen 9 en 30 september 2014 via de website www.onderzoeksraad.nl en andere berichtgeving van de Onderzoeksraad voor Veiligheid zelf.

 De officiële communicatie van bestuurlijke organisaties en bewindslieden met daarachter de Interdepartementale Commissie MH17 betreffende de inhoud en presentatie van het onderzoeksrapport tussen 9 en 23 september 2013

(35)

34

Hieronder vallen het onderzoeksrapport van de Onderzoeksraad voor Veiligheid, de websites van de betreffende actoren en de persconferenties van de betreffende actoren, zoals bijvoorbeeld de wekelijkse persconferentie van premier Rutte.

In deze fase van de analyse gaat het om een kwalitatieve inhoudsanalyse, waarbij wordt bekeken welke frames er in het te analyseren materiaal terugkomen op basis van een aantal richtinggevende ‘conceptframes’. De conceptframes waarmee de eerste fase van de analyse is uitgevoerd zijn:

 Het human interest frame

 Het conflict frame

 Frames aangaande de schuldvraag

 Verantwoordelijkheidsframes aangaande het onderzoek

 Verantwoordelijkheidsframes aangaande de vlucht

Deze conceptframes zijn tijdens de analyse aangevuld met andere frames die tijdens de analyse belangrijk geacht werden in de communicatie vanuit de overheid en de Onderzoeksraad voor Veiligheid. Als leidraad bij het herkennen van de betreffende frames worden de definities gebruikt die in paragraaf 3.2 reeds werden besproken. Een uitgebreidere analyse-instructie is opgesteld in een ‘codeboek’ voor deze fase van het onderzoek, dat te lezen is in bijlage 1. Ter aanvulling op deze inhoudsanalyse zouden aanvankelijk interviews worden gepland met professionals uit de interdepartementale commissie MH17 en de Onderzoeksraad voor Veiligheid, om de keuzes achter de inhoud van de geanalyseerde stukken in beeld te krijgen. Doordat het onderzoek naar de toedracht van de ramp nog loopt en doordat het gaat om een zeer gevoelige kwestie bleken interviews echter niet mogelijk. Wel is er schriftelijk antwoord verkregen op een aantal vragen omtrent de mediastrategie van de Onderzoeksraad voor Veiligheid, zoals bijgevoegd in bijlage 3.

5.2 Fase 2: Content analyse van berichtgeving in kranten

In de tweede fase van het onderzoek is bekeken in hoeverre de frames die de Nederlandse overheid het liefst in de media terug had willen zien, uiteindelijk ook echt in de berichtgeving van de Nederlandse, Duitse en Britse kranten terug te vinden zijn.

Allereerst is de steekproef voor deze fase van de analyse bepaald. Aangezien het analyseren van alle berichtgeving in alle kranten in deze drie landen in de tijdspanne van deze scriptie

(36)

35

niet mogelijk was, is de steekproef op verschillende manieren ingeperkt. Allereerst zijn de geanalyseerde artikelen verschenen in een bepaalde periode. Het gaat hierbij om kranten die zijn verschenen tussen 9 en 30 september. Bovendien zijn slechts artikelen geanalyseerd waarin het rapport van de eerste bevindingen ter sprake komt. Daarnaast is gekozen voor de analyse van kranten uit Nederland, het Verenigd Koninkrijk en Duitsland, omdat deze landen allen betrokken zijn bij de ramp vanwege het feit dat zij slachtoffers te betreuren hadden. Hierdoor werd een bepaalde betrokkenheid bij de ramp en het onderzoek verwacht, waardoor de kans op het vinden van artikelen werd vergroot.

Daarnaast is bij de selectie van te analyseren kranten rekening gehouden met verschillende typen kranten. Zo is er voor de analyse gebruik gemaakt van kranten die representatief zijn voor het politieke spectrum van het betreffende land. De keuze viel steeds op een krant die als overwegend ‘links’ te boek staat en krant die over het algemeen als ‘rechts’ bekend staat. In de uiteindelijke analyse is het verschil in politieke kleur slechts onder de kwaliteitskranten gemaakt. De populaire kranten zijn in het onderzoek naar de verschillen tussen linkse en rechtse kranten niet meegenomen omdat de geanalyseerde populaire kranten weliswaar een rechts karakter hebben, maar hun interne werking en manier van berichtgeven erg verschilt van die van kwaliteitskranten. Hierdoor zou een vertekend beeld van de invloed van politieke kleur van het medium op de berichtgeving kunnen ontstaan.

Bovendien is bij de selectie van de kranten dus rekening gehouden met het onderscheid tussen kwaliteitskranten en populaire kranten. Zoals beschreven in hoofdstuk 3 verschilt de berichtgeving tussen deze typen kranten aanzienlijk. De geselecteerde kranten zijn weergegeven in tabel 1.

Tabel 1: geselecteerde kranten.

Links Rechts Populaire krant

Nederland De Volkskrant NRC Handelsblad De Telegraaf

Duitsland Die Tageszeitung Frankfurter Allgemeine Zeitung Bild Zeitung

Verenigd Koninkrijk The Guardian The Times The Sun

De geanalyseerde artikelen zijn gevonden via LexisNexis, door te zoeken binnen het eerder aangegeven tijdskader en binnen de artikelen uit de betreffende dagbladen. Er zijn

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

 In 2012 is ActiZ, samen met de VGN, de samenwerking met Brandweer Nederland gestart om de aanpak Geen Nood bij Brand landelijk bekendheid te geven.. De uitrol van Geen Nood

De argumenten voor een spitsloze kraan, de hoogtebeperking en een lagere kans op ongevallen met ande- re kranen is voor de bouwplaats in Rotterdam niet van toepas- sing, daar er

De inspectie verwacht van ProRail en DB Cargo dat zij voor goederentreinen met gevaarlijke stoffen alleen gebruik maken van rijwegen waarbij (toeleidende) seinen zoveel als

Deze NVR, in wellicht wisselende samenstelling en verschillende veiligheidsniveau’ s, kan effectief belast worden met de sturing en regie op het gehele veiligheidsstelsel, met

D2.2 De pedagogisch medewerkers/leerkrachten zorgen dat kinderen aangemeld worden voor externe zorg wanneer de voor- resp. vroegschool de gewenste zorg niet

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of

◼ Het berekende groepsrisico van het transport voor gevaarlijke stoffen door de buisleidingen A-510 en W-501 ligt zowel in de huidige als in de toekomstige situatie ruim onder