• No results found

Welke factoren spelen een rol bij de relatie tussen macht en zelfvoorzienend gedrag en onder welke omstandigheden leidt dit tot negatieve uitkomsten?

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Welke factoren spelen een rol bij de relatie tussen macht en zelfvoorzienend gedrag en onder welke omstandigheden leidt dit tot negatieve uitkomsten?"

Copied!
31
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Welke factoren spelen een rol bij de relatie tussen macht en

zelfvoorzienend gedrag en onder welke omstandigheden

leidt dit tot negatieve uitkomsten?

Roemer Weerkamp

Studentnummer 10170510 Universiteit van Amsterdam Begeleid door Dr. Astrid Homan Aantal woorden 6179

(2)

Inhoudsopgave

Abstract pagina 3

Inleiding pagina 4

1. Welke factoren beïnvloeden de relatie

tussen macht en zelfvoorzienend gedrag? pagina 5

Interne factoren pagina 6

Externe factoren pagina 9

Interactie tussen interne en externe factoren pagina 12 2. Onder welke omstandigheden leidt zelfvoorzienend

leiderschap tot negatieve uitkomsten? pagina 18

Conclusie & Discussie pagina 23

(3)

Abstract

Er zijn talloze voorbeelden waaruit blijkt dat machtige leiders de neiging hebben zelfvoorzienend gedrag te vertonen. In dit literatuuroverzicht werd beschouwd welke factoren van invloed zijn op de relatie tussen macht en zelfvoorzienend gedrag. Naar voren kwam dat zowel interne factoren (zoals entitlement), externe factoren (zoals de leider verantwoordelijk houden voor diens gedrag), als de combinatie van interne en

externe factoren hierbij een rol kunnen spelen. Tot slot bleek dat het selectieproces, distributieve en procedurele rechtvaardigheid de negatieve uitkomsten van

(4)

Inleiding

Mensen in een machtpositie hebben de neiging om voor zichzelf te kiezen en daarmee vaak hun organisatie en volgers te benadelen (Williams, 2014; De Cremer & Van Dijk, 2005; Stouten, De Cremer, & Van Dijk, 2005). Leiders die dit gedrag vertonen worden zelfvoorzienende leiders genoemd. Er zijn talloze voorbeelden waaruit de nadelige effecten van zelfvoorzienend leiderschap zijn gebleken, waarvan het Enron schandaal uit 2001 het meest schrijnend is. Ondanks dat de bestuurders het bedrijf ten onder zagen gaan, beschermden zij hun eigen positie door middel van fraude en bedrog. Ook in de zoektocht naar de oorzaken van de recente wereldwijde economische crisis wordt naar de leiders van de financiële instellingen gekeken. Na zich jarenlang verrijkt te hebben, is na de crisis gebleken dat er niet in belang van de maatschappij is gehandeld – de vele ontslagen onder de eigen werknemers nog daargelaten. Uit de spijtbetuigingen van de betrokkenen zou kunnen worden opgemaakt dat ook zij dit destijds niet hebben overzien. De vraag is wat mensen in een machtige positie ertoe kan drijven zelfvoorzienend gedrag te vertonen en daarmee niet te kiezen voor het dienen van hun organisatie en volgers.

Macht kan gedefinieerd worden als het controleren van de verdeling van middelen, zoals salaris, zonder tussenkomst van derden (Galinsky, Gruenfeld, & Magee, 2003) en is inherent aan de leider rol (Rus, Van Knippenberg, & Wisse, 2010b). Galinsky, Gruenfeld, en Magee (2003) beschrijven dat macht ervoor zorgt dat mensen minder afhankelijk zijn van anderen. Hierdoor is het voor mensen in een machtspositie mogelijk om minder rekening te houden met andermans belang. Ook zorgt de ervaren macht ervoor dat mensen minder moeite hebben met het negeren van beperkende sociale normen. Machtige mensen hebben om deze redenen meer vrijheid om beslissingen te nemen in eigen voordeel.

(5)

Er is veel onderzoek gedaan naar de relatie tussen macht en zelfvoorzienend gedrag. Hieruit is gebleken dat er zowel interne als externe factoren invloed uitoefenen op deze relatie. Zo wordt in het onderzoek van Tamborski, Brown en Chowning (2012) een verband gelegd tussen de interne factor entitlement, een persoonlijkheidstrek, en zelfvoorzienend gedrag. Mensen met een groot gevoel van entitlement hebben het gevoel dat ze recht hebben op een groter deel dan anderen (De Cremer & Van Dijk, 2005). Het onderzoek van Rus, Knippenberg en Wisse (2012) suggereert dat ook een externe factor, zoals de mate waarin een leider

verantwoordelijk gehouden wordt voor zijn gedrag, van invloed kan zijn. Het is van belang om een duidelijk overzicht van de huidige literatuur te hebben, enerzijds omdat deze bevindingen zouden kunnen leiden tot een nieuwe inrichting van leiderselectie en organisatiestructuur die dit zelfvoorzienend gedrag zou kunnen verminderen en anderzijds omdat zo duidelijk kan worden welke factoren in de literatuur nog onderbelicht zijn.

Om een beter beeld te krijgen van de factoren die een rol spelen bij de relatie tussen macht en zelfvoorzienend gedrag zal in dit literatuuroverzicht ten eerste een scheiding worden gemaakt tussen interne en externe factoren. Vervolgens zal worden onderzocht welke specifieke omstandigheden ertoe kunnen bijdragen dat

zelfvoorzienend gedrag leidt tot negatieve gevolgen.

1. Welke factoren beïnvloeden de relatie tussen macht en zelfvoorzienend gedrag?

Uit het Stanford Prison Experiment (Zimbardo, 1971) bleek al dat een

toewijzing van verschillende rollen tot gevolg kan hebben dat mensen in een leidende rol tot egocentrische en autoritaire gedragingen overgaan. Het is interessant dat het toewijzen van verschillende rollen ook invloed kan hebben op de neiging om

(6)

zelfvoorzienend gedrag te vertonen. Er is echter onderzoek dat suggereert dat er meer factoren een rol spelen dan slechts het hebben van de leiderschap-positie als oorzaak van zelfvoorzienend gedrag. Deze factoren zijn te verdelen in interne en externe factoren (De Cremer & Van Dijk, 2005), waarbij gedacht kan worden aan bijvoorbeeld persoonlijkheid, attitudes, en kenmerken van de machtshouder als interne factoren (Williams, 2014), en kenmerken van de omgeving en de organisatie als externe factoren (Decoster, Stouten, Camps, Tripp, 2014). Om de relatie tussen macht en zelfvoorzienend gedrag volledig te kunnen begrijpen, is het van belang de interne en externe factoren onafhankelijk van elkaar te beschouwen.

Interne factoren

Keltner, Gruenfeld en Anderson (2003) stellen dat een hoge machtspositie zorgt voor vrijheid van sociale beperkingen. Als gevolg hiervan kunnen mensen in een hoge machtspositie meer hun eigen persoonlijkheid en attitudes profileren, terwijl mensen met een lage machtspositie meer van hun eigen gedrag moeten inhiberen, om te conformeren aan sociale beperkingen. Hierdoor zou de persoonlijkheid van iemand in een hoge positie meer van diens gedrag kunnen voorspellen dan bij iemand in een lage positie. In het kader van zelfvoorzienend gedrag zijn er een aantal

persoonlijkheidstrekken die mogelijk van invloed kunnen zijn op de mate waarin iemand in een leiderschapspositie dit gedrag zal gaan vertonen. Hieronder richt ik me op narcisme en sociale waarde oriëntatie, en de verklarende rol van entitlement.Helaas maar tot hier gekomen ik moet nu weg 

Leiders met een narcistische persoonlijkheid, zoals de leiding van Enron, staan bekend om hun zelfvoorzienend gedrag (Decoster et al., 2014). Dit gegeven wordt ondersteund door verschillende onderzoeken die zelfvoorzienende gedragingen aan narcisten toeschrijven, zoals de neiging om zichzelf als waardevoller te zien en

(7)

daarnaar te handelen (Farwell & Wohlwend-Lloyd, 1998), de neiging om eerder wraak te nemen (Brown, 2004), en het handelen zonder rekening te houden met volgers (Rosenthal & Pittinsky, 2006). Uit onderzoek naar de persoonlijkheidstrek entitlement, een belangrijk onderdeel van narcisme (Brown, Budzek, Tamborski, 2009), is gebleken dat entitlement vals spelen voorspelt. Dit geeft aanleiding te onderzoeken of entitlement als onderliggend fenomeen mogelijk de relatie tussen zelfvoorzienend gedrag en narcisme kan verklaren.

Tamborski et al. (2012) onderzochten of entitlement invloed kan hebben op het nemen van onethische beslissingen. In het onderzoek moesten de deelnemers zich inleven in een scenario waarbij ze moesten kiezen uit verschillende handelwijzen, die varieerden in hoe ethisch geladen ze waren. Deelnemers die hoog op entitlement scoorden kozen minder voor ethische handelswijzen dan deelnemers die laag op entitlement scoorden. Uit het onderzoek bleek dat entitlement een belangrijke invloed heeft op onethische besluitvorming, een onderdeel van zelfvoorzienend gedrag.

Entitlement lijkt dan ook meer voor te komen bij leiders. Uit onderzoek van De Cremer (2003) kwam naar voren dat een persoon die als leider wordt toegewezen meer zal nemen dan een eerlijk deel. Een mogelijke verklaring hiervoor zou kunnen zijn dat mensen in een hogere positie vinden dat zij meer verdienen (Messick & Sentis, 1983). Het is mogelijk dat de persoon door deze rol het gevoel krijgt recht te hebben op meer dan een billijk deel.

Naast entitlement zou ook iemands sociale waarde oriëntatie een belangrijke rol kunnen spelen bij het vertonen van zelfvoorzienend gedrag als leider. Sociale waarden oriëntaties zijn individuele verschillen in hoe mensen uitkomsten voor zichzelf en voor anderen evalueren (Kuhlman & Marshello, 1975). Afhankelijk van waar een persoon het meeste waarde aan toeschrijft kunnen mensen verdeeld worden

(8)

in pro-socialen, die streven naar het maximaliseren van collectieve uitkomsten en gelijkheid in de verdeling, en pro-selfs, die het belangrijker vinden wat ze zelf behalen dan wat anderen krijgen (Van Lange & Kuhlman, 1994).

Van Dijk en De Cremer (2006) onderzochten de invloed van sociale waarden oriëntatie op de relatie tussen positie toewijzing en zelfvoorzienend gedrag in twee experimenten. De proefpersonen werden getest en onderverdeeld op hun sociale waarden oriëntatie. Vervolgens werden de participanten toegewezen aan een leider of volger rol. In beide studies kregen de proefpersonen een opdracht waarbij werd onderzocht wat de invloed van hun sociale waarden oriëntatie en hun positie was op hun gedrag. In de tweede studie werd ook beschouwd wat de invloed van entitlement is in de onderzochte relatie. Uit de twee onderzoeken bleek dat sociale waarde oriëntatie een effect had op zelfvoorzienend gedrag, maar alleen voor de leiders, en niet voor de volgers. Daarnaast bleek dat ook bij sociale waarde oriëntatie entitlement mogelijk kan verklaren waarom dit effect optreedt.

Uit het eerste experiment bleek dat leiders meer namen dan volgers, en dat dit effect nog sterker was voor pro-self leiders. Onder de volgers bleek er geen verschil te zijn tussen pro-socialen en pro-selfs, zij namen minder dan de leiders. Uit de

resultaten van het tweede experiment werd duidelijk dat sociale waarde oriëntatie invloed uitoefende op de sterkte van het gevoel van entitlement dat leiders ervaren, maar niet bij volgers. Zo voelden pro-self leiders zich meer entitled en namen zij meer dan volgers, en dit medieerde de effecten op zelfvoorzienend gedrag. Opvallend is dat pro-sociale leiders in het tweede experiment even weinig namen als volgers, in tegenstelling tot bij het eerste experiment. Dit is mogelijk te verklaren door een belangrijk verschil tussen de twee experimenten. In het eerste experiment werd de proefpersonen verteld dat hoeveel zij namen geen invloed had op hoeveel er voor het

(9)

collectief over bleef. In het tweede experiment werd verteld dat dit wel invloed had op wat er voor het collectief over bleef. Aangezien de leiders in het tweede experiment rekening konden houden met het collectieve resultaat door minder te nemen, zou dit mogelijk kunnen verklaren waarom pro-sociale leiders nog minder uit de

gezamenlijke pot haalden.

Bepaalde persoonlijke eigenschappen, zoals narcisme en een pro-self waarde oriëntatie, lijken het dus aannemelijker te maken dat mensen in een machtige positie voor zichzelf kiezen. Het is mogelijk dat ook externe factoren, zoals het gedrag van volgers, van invloed zijn bij de relatie tussen macht en zelfvoorzienend leiderschap. Hieronder wordt daarom besproken wat de invloed van Organizational Citizenship Behavior (OCB) is en of de mate waarin de leider verantwoordelijk gehouden wordt voor zijn acties van belang is voor zelfvoorzienend leiderschapsgedrag.

Externe factoren

Organizational Citizenship Behavior (OCB) zijn vrijwillige gedragingen die een volger doet buiten diens eigen taken en werkuren, om zijn organisatie te helpen. Er is een onderscheid te maken tussen OCB voor de organisatie (OCB-O), waarbij voor de organisatie vrijwillig extra taken worden uitgevoerd, en OCB voor individuen (OCBI) waarbij collega’s worden geholpen of voor collega’s vrijwillig extra taken worden uitgevoerd. De laatste is directer van invloed op de leider en heeft daarmee mogelijk invloed op het gedrag van de leider (Decoster et al., 2014).

De sociale uitwisselingstheorie van Blau (1964; aangehaald in Decoster et al., 2014) stelt dat de sociale interactie tussen leider en volgers een impliciete

uitwisselingsrelatie creëert. Met betrekking tot OCBI zou, uitgaande van de sociale uitwisselingstheorie, er verwacht worden dat wanneer medewerkers OCBI doen, en zich daarmee voor het gezamenlijke doel inzetten, de leider eveneens geen

(10)

egocentrische overwegingen zou hebben. Wanneer medewerkers niet aan OCBI doen, is de leider daar ook niet toe geneigd. Bovendien zou dit tot gevolg kunnen hebben dat de leider ‘verhinderingstress’ krijgt: omdat medewerkers niet extra meehelpen maar voor zichzelf kiezen, door bijvoorbeeld niet een extra uur te werken maar eerder naar huis te gaan, kan de leider het idee krijgen dat hij wordt tegengewerkt, waardoor de leider zelfvoorzienend gedrag zou kunnen vertonen.

Decoster en zijn collega’s (2014) onderzochten de rol van OCBI en verhinderingstress bij zelfvoorzienend gedrag. Zij onderbouwden dat OCBI een negatieve relatie heeft met zelfvoorzienend gedrag. Bovendien werd deze relatie verklaard door de mediërende factor verhinderingstress. Als leiders dit ervaren zullen zij meer geneigd zijn zelfvoorzienend gedrag te vertonen.

Een andere externe factor die zelfvoorzienend gedrag van leiders kan

beïnvloeden is de mate waarin een leider verantwoordelijk gehouden kan worden voor zijn/haar gedrag (Magee, Gruenfeld, Keltner, & Galinsky, 2005). Door leiders

verantwoordelijk te houden voor hun acties, worden ze mogelijk meer geconfronteerd met sociale beperkingen, en raken ze een deel van de vrijheid die hun macht ze eerst verschafte, kwijt. Volgens de eerder beschreven theorie van Keltner et al. (2003) zou dit effect minimaal zijn bij mensen met een lage machtspositie. Dit is te verklaren door dat mensen met een lage machtspositie al meer verantwoordelijk worden gehouden en meer sociale beperkingen hebben.

Rus et al. (2012) onderzochten met drie onderzoeken of een leider

verantwoordelijk houden voor zijn gedrag invloed heeft op de relatie tussen macht en zelfvoorzienend gedrag. In de eerste twee experimenten, een lab-experiment en een scenario experiment, werd ‘verantwoordelijk worden gehouden ‘ gemanipuleerd door

(11)

een deel van de proefpersonen te vertellen dat ze na het experiment moesten uitleggen hoe ze tot hun acties waren gekomen.

In het derde experiment dat werd uitgevoerd om de invloed van verantwoordelijkheid bij de relatie tussen macht en zelfvoorzienend gedrag te onderzoeken, werd door Rus et al. (2012) gebruik gemaakt van een enquête onder mensen in manager posities bij hun werk. ‘Verantwoordelijk worden gehouden’ werd niet gemanipuleerd, in plaats daarvan werd de leiders gevraagd aan te geven hoe zij tijdens hun werk ervoeren dat zij zich moesten verantwoorden voor hun acties. Uit de resultaten van de experimenten bleek dat leiders met veel macht die verantwoordelijk werden gehouden voor hun acties, minder namen dan leiders met veel macht die niet verantwoordelijk werden gehouden. Dit verschil in effect werd niet waargenomen bij leiders met lage macht.

Uit het beschreven experiment kwam naar voren dat een aangewezen leider minder zelfvoorzienend gedrag vertoont, wanneer hem expliciet wordt duidelijk gemaakt dat hij zijn acties moet verantwoorden. Het is mogelijk dat ook het proces van het verkrijgen van de leider positie een rol speelt bij de ervaren

verantwoordelijkheid van de leider. Zo heeft eerder onderzoek uitgewezen dat leiders die verkozen worden door hun volgers meer ontvankelijk zijn voor de belangen van hun groep dan aangewezen leiders (Ben-Yaov, Hollander & Carnevale, 1983; aangehaald in De Cremer & Van Dijk, 2008). Het is mogelijk dat een aangewezen leider minder verbondenheid en sociale verantwoordelijkheid voelt voor zijn volgers, dan een leider die verkozen wordt. Sociale verantwoordelijkheid is een gevoel van zorg over de belangen van zowel anderen als van jezelf (Fiske, Kitayama, Markus, & Nisbett, 1998; aangehaald in De Cremer & Van Dijk, 2008). Het is mogelijk dat een

(12)

leider die zich minder met zijn volgers verbonden voelt, ook minder zelfvoorzienend gedrag zal vertonen.

In het onderzoek van De Cremer en Van Dijk (2008) werd in twee

experimenten onderzocht wat de invloed is van het selectieproces op zelfvoorzienend gedrag. Er werd in het tweede experiment eveneens onderzocht wat de rol van sociale verantwoordelijkheid is. De proefpersonen werden gemanipuleerd als verkozen of aangewezen leider. In deze rol moesten zij vervolgens een keuze maken over de verdeling van goederen, waarbij zij zelf als leider als eerste konden nemen. In het tweede experiment werd sociale verantwoordelijkheid gemanipuleerd bij de proefpersonen. Uit de resultaten bleek dat het selectieproces van invloed is op zelfvoorzienend leiderschapsgedrag. Zo bleek dat aangewezen leiders meer voor zich zelf nemen dan volgers. Verkozen leiders namen echter niet meer dan volgers, en dus minder dan aangewezen leiders. Ook werd duidelijk dat wanneer sociale

verantwoordelijkheid benadrukt wordt, aangewezen leiders even weinig namen als verkozen leiders.

Ook externe factoren, zoals het selectieproces, de OCBI gedragingen met als mediator verhinderingstress en ‘verantwoordelijk worden gehouden voor’, hebben dus invloed op de relatie tussen macht en zelfvoorzienend gedrag. Het is mogelijk dat de combinatie van interne en externe factoren, zoals persoonlijke voorkeuren en legitimiteit van de macht, de relatie tussen macht en zelfvoorzienend leiderschap kunnen verklaren. Hieronder zal daarom onder andere worden besproken wat de invloed is van het zelf-concept van de leider, en of zijn effectieve

leiderschapsovertuigingen van belang zijn voor zelfvoorzienend leiderschapsgedrag. Interactie tussen interne en externe factoren

(13)

Het is goed mogelijk dat een combinatie van interne en externe factoren verklarend kan zijn voor zelfvoorzienende leiderschapsgedragingen. Waar het onderzoek van Tamborski et al. (2012) uitwees dat interne factor entitlement invloed heeft op de relatie tussen macht en zelfvoorzienend gedrag, zo bleek dat uit het onderzoek van Decoster et al. (2014) naar de externe factor OCBI eveneens. Het is daarom interessant om te onderzoeken welke interne en externe factoren nog meer van invloed zijn bij deze relatie.

De gelijkheidstheorie van Adams (Equity Theory, Adams, 1965; aangehaald in De Cremer & Van Dijk, 2005) stelt dat mensen verwachten dat hun resultaten gelijk zijn aan hun inbreng, en zich daartoe entitled voelen. Wanneer een persoon de perceptie heeft dat zijn opbrengst niet gelijk is aan zijn inbreng, ontstaat er een disbalans die het individu aanzet tot gedrag om de situatie te veranderen. Eerder aangehaald onderzoek wees uit dat leiders het idee hebben dat ze meer verdienen (De Cremer, 2003; Messick & Sentis, 1983). Bovendien is uit onderzoek van Goodwin gebleken dat leiders die hun positie als legitiem beschouwen, vinden dat zij meer privileges verdienen (Goodwin, Gubin, Fiske, & Yzerbyt, 2000). Het is mogelijk dat een leider zijn gevoel van entitlement haalt uit de legitimiteit van zijn positie. Het is interessant om verder te onderzoeken wat de invloed van de legitimiteit van de leider is op zijn gedrag.

De Cremer en Van Dijk (2005) onderzochten in twee experimenten of rol toewijzing, als leider of als volger, ervoor zorgt dat er een ervaren verschil in inbreng ontstaat. Ook onderzochten zij wat de invloed is van legitimiteit van de leider op zijn zelfvoorzienende gedrag. Ze redeneerden dat een leider rol een hogere inbreng impliceert, en daaruit volgend de leider verwacht dat hij recht heeft op een groter deel van de opbrengst. Uit de resultaten van het eerste experiment bleek dat leiders zich als

(14)

gevolg van de rol toewijzing inderdaad meer entitled voelen, en als gevolg daarvan een groter deel zich toe-eigenden. Volgers hielden zich daarentegen aan de gelijkheidsregel, die een eerlijk deel voor iedereen voorschrijft.

Het is mogelijk dat een leider die zich niet legitiem voelt een lagere perceptie van zijn inbreng heeft, en zich daardoor minder entitled voelt. Doordat hij zich minder gerechtigd voelt om meer te nemen, zal hij mogelijk minder zelfvoorzienend gedrag vertonen. In het tweede experiment onderzochten De Cremer en Van Dijk (2005) of het gevoel van legitimiteit van de leider invloed had op het zelfvoorzienende gedrag van de leider. De proefpersonen werden allen als leider toegewezen, zonder dat ze dat van elkaar wisten. Vervolgens werd de ene helft verteld dat ze hoog scoorden en de andere helft dat ze laag scoorden op een zojuist gemaakte test over manager

capaciteiten, wat tot gevolg had dat er een meetbaar verschil in gevoel van legitimiteit ontstond. Uit de resultaten bleek dat leiders die hun rol als legitiem ervoeren zich meer entitled voelden, en als gevolg daarvan ook meer dan het gelijke deel namen. Leiders die hun rol als niet legitiem ervoeren hadden veel minder de neiging om meer dan het gelijke deel te nemen.

Uit het onderzoek bleek dat het gevoel van legitimiteit een matigend effect had op het zelfvoorzienende gedrag van individuen die als leider werden aangewezen. Naast legitimiteit zou ook het zelf-concept een belangrijke rol kunnen spelen bij het vertonen van zelfvoorzienend gedrag bij leiders.

Het zelf-concept is een persoonlijke kennisstructuur die individuen helpt met het organiseren van hun gedachten en het in perspectief brengen van hun geheugen en gedragingen. Het heeft daarnaast invloed op gedrag (Rus, Van Knippenberg, & Wisse, 2010a). Het zelf-concept ontstaat door het combineren van relevante en aanwezige informatie die van toepassing is op het individu. Als een leider zichzelf

(15)

sterk definieert als leider, zal hij de externe informatie internaliseren en daarmee toevoegen aan zijn zelf-concept. Het is daarom te verwachten dat wanneer een leider zichzelf sterk definieert als leider, hij zich zal laten beïnvloeden door de aanwezige sociale informatie die op dit concept van toepassing is. Door deze normatieve informatie wordt een beeld van het concept ‘leider’ geschept. Dit kan zowel door descriptieve (‘wat doen anderen?’) als injunctieve informatie gebeuren (‘wat zou er gedaan moeten worden?’). Injunctieve informatie houdt informatie in die een ideaalbeeld geeft van hoe men zich in die rol zou moeten gedragen (Effective leadership beliefs, ELB; Kallgren, Reno, & Cialdini, 2000). De sociale

vergelijkingstheorie van Festinger (1954; aangehaald in Rus et al., 2010a) stelt dat mensen, om duidelijkheid te scheppen, zichzelf vergelijken met anderen. Het is daarom te verwachten dat mensen met een sterk intern zelf-concept als leider, zich door externe sociale informatie laten beïnvloeden.

Rus et al. (2010a) onderzochten de invloed van sociale informatie bij de relatie tussen zelf-definitie als leider en zelfvoorzienend gedrag van de leider. Ze maakten bij hun experimenten onderscheid in injunctieve en descriptieve informatie. Uit de onderzoeken kwam naar voren dat zowel injunctieve als descriptieve sociale

informatie sterker invloed uitoefenen op leiders die zichzelf sterk definiëren als leider, dan op leiders die zichzelf niet sterk definiëren als leider. Bij het onderzoek werden gelijke resultaten gevonden over verschillende experimenten, samples en methodes. Nu duidelijk is dat sociale informatie een belangrijke rol speelt bij de relatie tussen zelf-concept en zelfvoorzienend gedrag, is het interessant te beschouwen wat de invloed is van effectieve leiderschapsovertuigingen in combinatie met de externe factor prestatie informatie. Het is te verwachten dat prestatie informatie invloed heeft op zelfvoorzienend gedrag. Zo stelt Adams’ gelijkheidstheorie (1965) dat bij de

(16)

verdeling van goederen wordt uitgegaan van de inbreng. Door negatieve informatie over hun prestatie zouden leiders hun eigen inbreng lager kunnen inschatten, en daardoor minder zichzelf toebedelen.

Het zou daarnaast interessant kunnen zijn om de interne factor ‘effectieve leiderschapsovertuigingen’ te scheiden in pro-sociaal en pro-self. Volgens Keltner et al. (2003) hebben interne factoren een sterkere invloed bij hoge macht leiders dan bij lage macht leiders. Daarom is het te verwachten dat het gedrag van hoge macht leiders meer worden beïnvloed door diens effectieve leiderschapsovertuigingen dan lage macht leiders, wat zou betekenen dat pro-self hoge macht leiders meer

zelfvoorzienend gedrag vertonen dan pro-sociale hoge macht leiders.

Rus, Van Knippenberg, en Wisse (2010b) onderzochten door middel van drie experimenten de rol van macht bij zelfvoorzienend leiderschap. Zij namen hierbij in beschouwing wat de effecten zijn van effectieve leiderschapsovertuigingen en prestatie informatie. Alle proefpersonen werden toegewezen als leider, zonder dat zij dit van elkaar wisten. De macht van de leider werd gemanipuleerd: in de lage macht conditie hadden leiders alleen de macht om een prestatie te evalueren, in de hoge macht conditie hadden leiders de macht om een persoon aan te spreken op zijn gedrag, te hinderen, of te ontslaan. Ook werden de leiders gemanipuleerd op hun effectieve leiderschapsovertuigingen: leiders in de zelfvoorzienende conditie kregen een scenario waarin te lezen was hoe persoonlijk gedreven de ultieme leider moet zijn, gericht op zich zelf en niet op de groep. Bij de groep-conditie was de tekst juist gericht op het laten zien dat de leider zich moet focussen op de groep, en zo min mogelijk gebruik moet maken van privileges van de leider rol. Als laatste werden de leiders verdeeld in een hoge prestatie groep, waarbij ze werden overtuigd dat ze goed presteerden, en een lage prestatie groep. De opdracht was om punten te verdelen

Formatted: Indent: First line: 1,27

(17)

tussen zichzelf en volgers. Uit de resultaten bleek dat leiders met hoge macht de mate van zelfvoorzienend gedrag meer aanpasten aan hun leiderschapsovertuigingen dan leiders met lage macht. Ook bleek dat prestatie informatie minder invloed had op het zelfvoorzienende gedrag van leiders met hoge macht dan leiders met lage macht. Bij het onderzoek werden gelijke resultaten gevonden over verschillende experimenten, samples en methodes.

Samenvattend kan worden gesteld dat er verschillende factoren van invloed zijn op zelfvoorzienend gedrag. Zo bleek dat de interne factor entitlement, dat bij veel leiders in hoge mate voorkomt, een positieve invloed heeft op onethische

besluitvorming, een onderdeel van zelfvoorzienend gedrag. Ook bleek dat de interne factor sociale waarden oriëntatie invloed heeft op zelfvoorzienend gedrag van leiders. Zo bleek dat pro-self leiders meer namen dan pro-sociale leiders, waarbij entitlement dit effect medieert. Vervolgens werd duidelijk dat ook externe factoren invloed hebben. Zo bleek dat of medewerkers collega’s vrijwillig helpen invloed heeft op hoeveel zelfvoorzienend gedrag leiders vertonen. Als medewerkers niet aan dit OCBI doen, zal dit bij de leider ervaren kunnen worden als verhinderingstress, wat de relatie tussen OCBI en zelfvoorzienend gedrag verklaart. Ook bleek dat wanneer leiders met veel macht verantwoordelijk worden gehouden voor hun acties, zij minder namen dan leiders met veel macht die niet verantwoordelijk werden gehouden voor hun acties. Dit effect trad niet op bij leiders met weinig macht. Dat is in lijn met de theorie van Keltner et al. (2003) die stelt dat leiders door hun lagere positie al een

verantwoordelijkheid ervaren en zich daarnaar gedragen. Ook werd duidelijk dat ook het selectieproces van de leider bepaalt hoeveel de leider voor eigen gewin kiest, maar dat sociale verantwoordelijkheid hierbij een doorslaggevende rol speelt. Zo bleken aangewezen leiders meer te nemen dan verkozen leiders. Wanneer sociale

(18)

verantwoordelijkheid benadrukt wordt, namen zowel aangewezen als verkozen leiders echter evenveel als hun volgers.

Voorts werd duidelijk dat ook de interactie tussen interne en externe factoren van belang is. Hier bleek dat leiders een hoger gevoel van entitlement hadden en daarom een groter deel namen. Dit werd verklaard door het idee van legitimiteit van de leider: wanneer een leider zijn rol als legitiem ervoer, voelde hij zich meer entitled en nam hij meer dan leiders die hun rol niet als legitiem ervoeren. Ook kwam naar voren dat een leider die zich sterk definieerde met zijn rol, gevoeliger is voor beschikbare sociale informatie over hoe een leider zijn rol moet invullen. Als gevolg hiervan lijkt een leider die het idee heeft dat andere leiders zich niet zelfvoorzienend gedragen, zich ook minder zelfvoorzienend te gedragen. Voorts werd de rol van effectieve leiderschapsovertuigingen en prestatie informatie verduidelijkt bij de relatie tussen macht en zelfvoorzienend gedrag. Het bleek dat leiders met hoge macht zich meer gedragen naar hun leiderschapsovertuigingen dan leiders met lage macht. Daarnaast kwam naar voren dat leiders met lage macht gevoeliger zijn voor prestatie informatie dan leiders met hoge macht.

Er is naar voren gekomen dat de relatie tussen macht en zelfvoorzienend gedrag door vele verschillende factoren beïnvloed wordt. Van belang is echter eveneens wat het gevolg is van zelfvoorzienend gedrag op volgers. Zo is het voor te stellen dat volgers, wanneer zij zelf niet worden benadeeld, niet negatief staan tegenover zelfvoorzienend gedrag van de leider. In de volgende paragraaf zal daarom onderzocht worden of en onder welke omstandigheden zelfvoorzienend gedrag tot negatieve uitkomsten voor volgers leidt.

2. Onder welke omstandigheden leidt zelfvoorzienend leiderschap tot negatieve uitkomsten?

(19)

Uit de vorige paragraaf is duidelijk geworden dat zelfvoorzienend gedrag bij leiders door verschillende factoren wordt beïnvloed. Het is voor organisaties van belang om de werkomstandigheden dusdanig in te richten dat dit soort gedrag wordt geminimaliseerd. Het is echter niet te verwachten dat zelfvoorzienende gedragingen van leiders volledig kunnen worden voorkomen. Daarom is het van belang om zicht te hebben op de mogelijke negatieve uitkomsten van zelfvoorzienend gedrag van leiders.

Zelfvoorzienend leiderschap heeft vaak negatieve effecten op volgers en de organisatie (De Cremer & Van Dijk, 2008). Zo blijken leiders veel gebruik te maken van privileges, zoals het vliegen met business klasse of het ontvangen van bonussen, wat hoge kosten voor de organisatie tot gevolg heeft (Rus et al., 2010a). Bovendien is gebleken dat de prestaties en loyaliteit van de volger aan de organisatie dalen als gevolg van zelfvoorzienend gedrag van de leider (Bok, 1993; aangehaald in Rus et al., 2010a), en dat volgers negatieve emoties ervaren als gevolg van een perceptie van disbalans in de verhouding van inzet en opbrengst (Adams, 1965; Stouten, De Cremer, & Van Dijk, 2006).

Het is echter mogelijk dat er factoren zijn die een matigend of versterkend effect hebben op de negatieve gevolgen van zelfvoorzienend leiderschapsgedrag. Zo is het mogelijk dat volgers die de perceptie hebben dat ze niet benadeeld worden door het negatieve gedrag van hun leider, hiervan ook geen negatieve gevolgen

ondervinden. Zo stellen Camps, Decoster en Stouten (2012) dat wanneer volgers hun leiders als eerlijk beschouwen, zij geen negatieve ideeën hebben over hun leider wanneer deze zich zelfvoorzienend gedraagt. Daarnaast is het mogelijk dat wanneer volgers lage verwachtingen hebben van hun leider, ze eerder geneigd zijn om zijn negatieve gedrag te accepteren dan wanneer de volgers hoge verwachtingen hebben. Zo beargumenteren De Cremer en Van Dijk (2008) dat wanneer een leider gekozen is,

(20)

dit een gezamenlijke hoge verwachting bij de volgers zal oproepen dat de leider in het belang van hen zal handelen. Als gevolg hiervan zouden zij eerder geneigd zijn negatief te reageren wanneer de leider zelfvoorzienend gedrag vertoond.

De Cremer en Van Dijk (2008, experiment 1) onderzochten de invloed van het selectieproces op de acceptatie van volgers van norm afwijkend gedrag van leiders. In het experiment werd de proefpersonen verteld over een succesvol team dat als beloning een bonus te verdelen kreeg. Er werd daarbij aan de ene helft van de proefpersonen gemeld dat het team een leider toegewezen had gekregen, aan de andere helft werd verteld dat het team de leider gekozen had. Vervolgens werd een deel van de proefpersonen verteld dat de leider een eerlijk deel had genomen, het andere deel van de proefpersonen werd verteld dat de leider meer dan een eerlijk deel had genomen. Door middel van een vragenlijst werd de proefpersonen gevraagd hoe rechtvaardig zij de verdeling vonden. Uit de resultaten bleek dat proefpersonen eerder het te rechtvaardigen vonden en accepteerden dat een leider meer nam wanneer deze toegewezen was, dan wanneer de leider gekozen was.

Het is eveneens interessant de rol van rechtvaardigheid te beschouwen. Van Knippenberg, De Cremer en Van Knippenberg (2007) suggereerden dat percepties van eerlijkheid van de leider belangrijker worden voor de betrouwbaarheid van een zelfvoorzienende leider als andere aspecten van zijn leiderschap af doen aan zijn betrouwbaarheid, zoals het geval kan zijn bij zelfvoorzienend gedrag. De perceptie van de eerlijkheid van de leider, oftewel organisationele rechtvaardigheid, hangt af van de uitkomsten van de acties van de leider (distributieve rechtvaardigheid), hoe deze uitkomsten tot stand komen (procedurele rechtvaardigheid), en of de volger respectvol behandeld wordt (interactionele rechtvaardigheid; Camps et al., 2012). Onderzoek van Tyler en Lind (1992; aangehaald in Byrne, 2005) suggereert dat

(21)

eerlijke procedures de betrouwbaarheid van de leider bevordert. Dit kan van belang zijn bij het verminderen van negatieve gevolgen van zelfvoorzienend

leiderschapsgedrag, zoals de neiging van de volger om de organisatie te verlaten (Ferris, Frink, Beehr, & Gilmore, 1995; aangehaald in Byrne, 2005). Het is daarom interessant om te beschouwen wat de invloed kan zijn van procedurele

rechtvaardigheid op de gevolgen van zelfvoorzienend leiderschapsgedrag.

Byrne (2005) onderzocht de invloed van zelfvoorzienend leiderschapsgedrag op de neiging van werknemers om ontslag te nemen, waarbij de rol van procedurele rechtvaardigheid werd beschouwd. 150 medewerkers van een ziekenhuis werd gevraagd vragenlijsten in te vullen over hun perceptie van zelfvoorzienend leiderschapsgedrag, procedurele rechtvaardigheid, en hun neiging om ontslag te nemen. Uit de resultaten kwam naar voren dat zelfvoorzienend leiderschapsgedrag positief gerelateerd is aan de neiging om ontslag te nemen, maar ook dat deze relatie werd verzwakt door procedurele rechtvaardigheid.

Procedurele rechtvaardigheid verzwakt dus de relatie tussen zelfvoorzienend leiderschapsgedrag en de neiging om ontslag te nemen. In het onderzoek van Byrne (2005) is distributieve rechtvaardigheid niet meegenomen doordat het ziekenhuis waarmee is samengewerkt hier niet aan mee wilde werken. Omdat de distributieve rechtvaardigheid een belangrijke rol vervult in het beoordelen van andermans gedrag (Gino, Moore, & Bazerman, 2012; aangehaald in Camps, Decoster, & Stouten, 2012), zal nu de rol van distributieve rechtvaardigheid worden onderzocht.

Camps, Decoster en Stouten (2012) onderzochten wat de invloed is van zelfvoorzienend leiderschapsgedrag op de volgers van de leider, waarbij eveneens de rol van distributieve rechtvaardigheid werd beschouwd. In het eerste deel van het onderzoek werd werknemers gevraagd een vragenlijst in te vullen over hun werk. De

(22)

werknemers werd gevraagd vragen te beantwoorden waarmee zelfvoorzienend gedrag van hun werkgever, verschillende vormen van organisationele rechtvaardigheid en de mate waarin de werknemer zich door zijn werkgever berokkend voelde werd

gemeten. Uit het onderzoek kwam naar voren dat werknemers zich berokkend voelen wanneer hun leider zich zelfvoorzienend gedraagt, maar dat deze relatie wordt verzwakt wanneer de werknemer het idee heeft dat zijn opbrengsten eerlijk zijn. Bij ervaren distributieve rechtvaardigheid door de werknemer wordt dus het negatieve gevolg van zelfvoorzienend leiderschapsgedrag voor de werknemer verminderd.

In het tweede deel van het onderzoek, een experiment, werd distributieve rechtvaardigheid gemanipuleerd door een deel van de proefpersonen een beschrijving te laten lezen waarin een leider, die zich niet zelfvoorzienend gedroeg, een eerlijke keuze maakt bij het promoveren van een werknemer. Het andere deel van de proefpersonen las een beschrijving waarin een leider, die zich zelfvoorzienend gedroeg, zich laat beïnvloeden bij het promoveren van een werknemer. Vervolgens werd van beide groepen de helft van de proefpersonen verteld dat zij waren

gepromoveerd, terwijl de andere helft werd verteld dat zij niet werden gepromoveerd. Door middel van een vragenlijst werden onder andere negatieve emoties en

onzekerheid gemeten. Uit het experiment kwam naar voren dat proefpersonen die gepromoveerd werden hun leider eerlijker vonden, ongeacht of de leider zich zelfvoorzienend had gedragen. Ook bleek dat door zelfvoorzienend leiderschap de onzekerheid bij de volgers toenam, maar dat dit slechts tot negatieve emoties leidde als distributieve rechtvaardigheid laag was.

Het is gebleken dat volgers die te maken hebben met zelfvoorzienend leiderschapsgedrag hier minder negatieve gevolgen van ondervinden wanneer zij

(23)

distributieve rechtvaardigheid ervaren. Het is mogelijk dat volgers met hun negatieve emoties kunnen omgaan doordat hun uitkomsten er niet door worden geschaad.

Samenvattend kan worden gesteld dat de negatieve gevolgen van

zelfvoorzienend leiderschapsgedrag verzwakt kunnen worden door verschillende factoren. Zo is gebleken dat het selectie proces van de leider van belang is: aangewezen leiders die meer nemen dan een eerlijk deel worden eerder als rechtvaardig beschouwd door volgers dan leiders die gekozen zijn. Ook de

organisationele rechtvaardigheid bleek een verzwakkende factor te kunnen spelen. Zo is gebleken dat procedurele rechtvaardigheid de relatie tussen zelfvoorzienend leiderschapsgedrag en de neiging van volgers om ontslag te nemen verzwakt.

Daarnaast is werd duidelijk dat distributieve rechtvaardigheid een verzwakkend effect heeft op de negatieve emoties die een werknemer kan ervaren door zelfvoorzienend leiderschapsgedrag.

Conclusie & Discussie

Uit dit literatuuroverzicht komt naar voren dat macht kan leiden tot zelfvoorzienend gedrag van leiders, en dat deze relatie onderhevig is aan

verschillende interne en externe factoren. Eerst werd duidelijk dat interne factoren als entitlement en een pro-self waarden oriëntatie de relatie tussen macht en

zelfvoorzienend gedrag kunnen versterken. Ook externe factoren als selectieproces, de leider verantwoordelijk houden voor zijn gedrag, en de aanwezigheid van vrijwillige acties van volgers bleken van invloed te zijn. Hierbij viel op dat wanneer een leider verantwoordelijk gehouden wordt voor zijn acties, zelfvoorzienend gedrag sterk afnam. Ook het combineren van interne en externe factoren bleek invloed uit te oefenen op de relatie tussen macht en zelfvoorzienend gedrag. Zo bleek dat een leider die als legitiem wordt beschouwd, een sterker gevoel van entitlement ervaart, wat tot

(24)

gevolg heeft dat hij meer zelfvoorzienend gedrag kan vertonen. De beschouwde literatuur is in overeenkomst met het idee dat macht ervoor zorgt dat leiders minder afhankelijk zijn van en minder rekening houden met anderen (Keltner et al., 2003; Galinsky et al, 2003), en als gevolg daarvan meer beslissingen in eigen voordeel kunnen maken.

De mogelijke negatieve gevolgen van zelfvoorzienend leiderschapsgedrag zijn duidelijk aanwezig, maar kunnen worden verzwakt. Zo is gebleken dat volgers minder negatieve emoties ervaren als de zelfvoorzienende leider toegewezen is dan wanneer hij verkozen is. Ook bleek organisationele rechtvaardigheid een

verzwakkende factor te kunnen zijn: zowel de ervaring van procedurele als distributieve rechtvaardigheid bij volgers verminderd bij hen negatieve emoties als gevolg van zelfvoorzienend leiderschapsgedrag.

Bij deze conclusie kan een aantal opmerkingen worden geplaatst. Zoals Williams (2014) al suggereerde, is het goed mogelijk dat mannen en vrouwen op verschillende manieren kwetsbaar zijn voor mogelijke corrumperende effecten van macht. Omdat er in dit literatuuroverzicht geen onderscheid is gemaakt tussen mannen en vrouwen, is het niet mogelijk daar een uitspraak over te doen. Er zijn echter vele leiderschapstheorieën die aanleiding geven onderzoek te doen naar de effecten van sekse op de relatie tussen macht en zelfvoorzienend gedrag. Zo zou gespeculeerd kunnen worden dat mannen geneigd zijn eerder zelfvoorzienend gedrag te vertonen om hun leiderspositie te verzekeren, omdat zij dominanter en directiever zijn bij het leidinggeven (Eagly, 1995). Om een uitspraak te kunnen doen over de invloed van sekse, is echter meer onderzoek nodig.

Interactionele rechtvaardigheid is niet voldoende onderzocht en ontbreekt daarom in dit literatuuroverzicht. Het is voorstelbaar dat de rechtvaardigheid van

(25)

persoonlijk contact tussen leider en volger van belang is voor de ervaring van de medewerker. Het is om deze reden niet mogelijk een gefundeerde uitspraak te doen over de rol van organisationele rechtvaardigheid als geheel bij de gevolgen van zelfvoorzienend leiderschap. Verder onderzoek hiernaar moet duidelijkheid verschaffen over de rol van interactionele rechtvaardigheid bij de gevolgen van zelfvoorzienend leiderschap.

Er is een mogelijkheid dat de oorzaken en gevolgen van zelfvoorzienend leiderschap cultureel bepaald zijn. Het overgrote deel van de beschreven onderzoeken is uitgevoerd in de culturele context van Noord Amerika en West Europa, waar een individualistischer cultuur heerst. Dit kan tot gevolg hebben dat leiders eerder zich laten verleiden tot zelfvoorzienend gedrag, dan in culturen waar de gemeenschap meer op de voorgrond staat. Om dezelfde reden is het voor te stellen dat in een gemeenschapsgerichtere cultuur volgers negatiever zouden reageren wanneer een leider voor eigen gewin gaat. Het zou daarom interessant kunnen zijn om verder onderzoek te doen naar de invloed van culturele verschillen bij de relatie tussen macht en zelfvoorzienend gedrag.

Hoewel er verder onderzoek nodig is om een sterkere conclusie te kunnen trekken, zou aan de hand van dit literatuuroverzicht gesteld kunnen worden dat organisaties op verschillende wijzen kunnen handelen om zelfvoorzienend

leiderschapsgedrag te verminderen binnen hun organisatie. Het zou mogelijk al een aanzienlijk verschil kunnen maken door de leider meer verantwoordelijkheid te laten dragen voor zijn gedrag. De vele voorbeelden van leiders die hun organisatie te gronde richtten door hun zelfvoorzienende gedrag zouden voor bedrijven genoeg aanleiding moeten geven actief oplossingen in te passen om dit gedrag in de toekomst te verminderen.

(26)
(27)

Literatuurlijst

Brown, R. P. (2004). Vengeance is mine: Narcissism, vengeance, and the tendency to forgive. Journal of Research in Personality, 38(6), 576-584.

Brown, R. P., Budzek, K., & Tamborski, M. (2009). On the meaning and measure of narcissism. Personality and Social Psychology Bulletin.

doi:10.1177/0146167209335461

Byrne, Z. S. (2005). Fairness reduces the negative effects of organizational politics on turnover intentions, citizenship behavior and job performance. Journal of Business and Psychology, 20(2), 175-200.

Camps, J., Decoster, S., & Stouten, J. (2012). My share is fair, so I don’t care: The moderating role of distributive justice in the perception of leaders’ serving behavior. Journal of Personnel Psychology. 5888/a000058

De Cremer, D. (2003). How Self-Conception May Lead to Inequality Effect of Hierarchical Roles on the Equality Rule in Organizational Resource-Sharing ` Tasks. Group & Organization Management, 28(2), 282-302.

De Cremer, D., & van Dijk, E. (2005). When and why leaders put themselves first: leader behaviour in resource allocations as a function of feeling

entitled. International Journal of Production Research, 35. doi:10.1002/ejsp.260

De Cremer, D., & van Dijk, E. (2008). Leader—Follower Effects in Resource Dilemmas: The Roles of Leadership Selection and Social

(28)

De Cremer, D., & van Knippenberg, D. (2003). Cooperation with leaders in social dilemmas: On the effects of procedural fairness and outcome favorability in structural cooperation. Organizational Behavior and Human Decision Processes, 91. doi:10.1016/S0749-5978(02)00539-3

Decoster, S., Stouten, J., Camps, J., & Tripp, T. M. (2014). The role of employees' OCB and leaders' hindrance stress in the emergence of self-serving leadership. The Leadership Quarterly. Retrieved from

http://dx.doi.org/10.1016/j.leaqua.2014.02.005

Eagly, A. H. (1995). The science and politics of comparing women and men. American Psychologist, 50(3), 145.

Farwell, L., & Wohlwend-Lloyd, R. (1998). Narcissistic processes: Optimistic expectations, favorable self-evaluations, and self-enhancing attributions.

Journal of Personality, 66, 65–83.

Galinsky, A. D., Gruenfeld, D. H., & Magee, J. C. (2003). From power to action. Journal of Personality and Social Psychology, 85(3). doi:10.1037/0022-3 514.85.3.453

Goodwin, S. A., Gubin, A., Fiske, S. T., & Yzerbyt, V. Y. (2000). Power can bias impression processes: Stereotyping subordinates by default and by design.

Group Processes and Intergroup Relations, 3, 227–256.

Kallgren, C. A., Reno, R. R., & Cialdini, R. B. (2000). A focus theory of normative conduct: When norms do and do not affect behavior. Personality and Social Psychology Bulletin. doi:10.1177/01461672002610009

Keltner, D., Gruenfeld, D. H., & Anderson, C. (2003). Power, Approach, and Inhibition. Psychological Review, 110(2). doi:10.1037/0033-295X.110.2.265

(29)

Kuhlman, D. M., & Marshello, A. F. (1975). Individual differences in game motivation as moderators of preprogrammed strategy effects in prisoner's dilemma. Journal of personality and social psychology, 32(5), 922.

Magee, J. C., Gruenfeld, D. H., Keltner, D., & Galinsky, A. D. (2005). Leadership and the psychology of power. In D. M. Messick, & R. Kramer (Eds.), The psychology of leadership: New perspectives and research (pp. 275–294). Mahwah, NJ: Erlbaum.

McConnell, C. M. (2007). The leadership contradiction examining leadership’s mixed motivations. The Health Care Manager, 26(3).

Messick, D. M., & Sentis, K. (1983). Fairness, preference, and fairness biases. Equity theory: Psychological and sociological perspectives, 61(94).

Milgram, S. (1963). Behavioral Study of obedience. The Journal of Abnormal and Social Psychology, 67. doi:10.1037/h0040525

Rosenthal, S. A., & Pittinsky, T. L. (2006). Narcissistic leadership. The Leadership Quarterly, 17(6), 617-633.

Rus, D., van Knippenberg, D., & Wisse, B. (2010 a.). Leader self-definition and leader self-serving behavior. Leadership Quarterly, 21.

doi:10.1016/j.leaqua.2010.03.013

Rus, D., van Knippenberg, D., & Wisse, B. (2010 b.). Leader power and leader serving behavior: The role of effective leadership beliefs and performance information. Journal of Experimental Social Psychology.

doi:10.1016/j.jesp.2010.06.007

Rus, D., van Knippenberg, D., & Wisse, B. (2012). Leader power and self-serving behavior: The moderating role of accountability. The Leadership

(30)

The Stanford prison experiment: A simulation study of the psychology of imprisonment conducted August 1971 at Stanford University. (1971). Stanford, CA: P. Zimbardo.

Stouten, J., De Cremer, D., & Dijk, E. V. (2005). All is well that ends well, at least for proselfs: Emotional reactions to equality violation as a function of social value orientation. European Journal of Social Psychology, 35.

doi:10.1002/ejsp.276

Stouten, J., De Cremer, D., & Van Dijk, E. (2006). Violating equality in social dilemmas: Emotional and retributive reactions as a function of trust, attribution, and sincerity. Personality and Social Psychology Bulletin, 32, 894–906.

Tamborski, M., Brown, R. P., & Chowning, K. (2012). Self-serving bias or simply serving the self? Evidence for a dimensional approach to

narcissism. Personality and Individual Differences, 52. doi:10.1016/j.paid.2012.01.030

Van Dijk, E., & De Cremer, D. (2006). Self-benefiting in the allocation of scarce resources: Leader-follower effects and the moderating effect of social value orientations.Personality and Social Psychology Bulletin, 32.

doi:10.1177/0146167206290338

Van Knippenberg, D., De Cremer, D., & Van Knippenberg, B. (2007). Leadership and fairness: Taking stock and looking ahead. European Journal of Work and Organizational Psychology, 16, 113–140.

Van Lange, P. A., & Kuhlman, D. M. (1994). Social value orientations and impressions of partner's honesty and intelligence: A test of the might versus morality effect. Journal of Personality and Social Psychology, 67(1), 126.

(31)

Williams, M. J. (2014). Serving the self from the seat of power: Goals and threats predict leaders' self-interested behavior. Journal of Management, 40(1365). doi: 10.1177/0149206314525203

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Das spielt sicher eine Rolle, aber es kann keine Entschuldigung dafür sein, dass Menschen in Machtpositionen weniger Hemmungen gegenüber anderen Menschen haben, sich eher im

[r]

Een verkenning van technische, maatschappelijke en juridische ontwikkelingen rond de electronische snelweg en de gevolgen voor de rol van de

In het vergelijk tussen de categorieën en met Totaal Food komt duidelijk naar voren dat Johma vaker met hoofdreden prijs wordt gekocht (70,9%) dan CêlaVíta (51,1%) of niet PL

Ten healthy young (aged 20-30 years) and ten healthy elderly (aged 75- 80 years) were asked to maintain balance while proprioceptive input of each ankle was perturbed by rotations

To examine these processes, 12 semi-structured interviews were carried out with actors engaged in asylum interview preparation work for claims made on the basis

More specifically, we investigate the opportunities for updating 3D cadastral objects using precise multi epoch airborne laser scanning 3D data, point clouds derived from

Image 2: Number of visual images featuring women Total number of visual images of people Number of visual images showing women Percentage of visual images showing women Number of