• No results found

De invloed van expertise, leiderschap en sociale motivatie op het delen en verwerken van informatie in groepsbeslissingen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De invloed van expertise, leiderschap en sociale motivatie op het delen en verwerken van informatie in groepsbeslissingen"

Copied!
19
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

De Invloed van Expertise, Leiderschap en Sociale Motivatie op het Delen

en Verwerken van Informatie in Groepsbeslissingen

Lara Heydanus

Bachelorthese Arbeids- en Organisatiepsychologie Universiteit van Amsterdam

Studentnummer: 10188657 Begeleider: dhr. T.R.W. de Wilde Datum: 10 juni 2014

(2)

Inhoudsopgave

Abstract Pag. 3

Inleiding Pag. 4

Factoren die van invloed zijn op het delen en verwerken van informatie in groepsbeslissingen

Paragraaf 1 Pag. 6

De invloed van expertise en leiderschap op het delen en verwerken van informatie in groepsbeslissingen

Paragraaf 2 Pag. 11

De invloed van sociale motivatie op het delen en verwerken van informatie in groepsbeslissingen

Conclusie en discussie Pag. 14

Literatuurlijst Pag. 16

(3)

Abstract

Binnen groepsdiscussies wordt er teveel op bekende informatie gefocust in plaats van de unieke informatie die de individuele groepsleden kunnen bijdragen aan de groepsbeslissing. In dit literatuuroverzicht wordt invloed van expertise, leiderschap en sociale motivatie op het delen en verwerken van informatie in groepsbeslissingen besproken. Experts dragen het meeste bij in de groep doordat ze over meer kennis beschikken en taakrelevante informatie kunnen onderscheiden van irrelevante informatie. Verder kan een leider de groepsdiscussie structuren door middel van een pleidooi beslissingsprocedure waardoor alle belangrijke informatie wordt genoemd. Ook kan een leider eventuele ambiguïteit in de taak ophelderen. Coöperatieve mensen delen meer gedeelde en ongedeelde informatie dan competitieve mensen. Maar door de focus op het bereiken van consensus wordt deze informatie slecht verwerkt, wat leidt tot beslissingen van een lagere kwaliteit.

(4)

Factoren die van Invloed zijn op het Delen en Verwerken van Informatie in Groepsbeslissingen

Op allerlei gebieden nemen groepen belangrijke beslissingen. Dit kan in de politiek zijn, zoals de Amerikaanse president John F. Kennedy en zijn adviseurs die in 1961 besloten de invasie in Varkensbaai door te zetten om de Cubaanse dictator Fidel Castro te verdrijven. Of de ministers van Buitenlandse Zaken van de EU-landen die besloten sancties tegen Rusland op te leggen naar aanleiding van het agressieve handelen in Oekraïne. Ook op medisch gebied nemen groepen belangrijke beslissingen, zoals een traumateam die bij een zwaargewonde patiënt moet besluiten welke verwonding eerst te behandelen.

De voorkeur voor een groep bij het maken van beslissingen is gebaseerd op de verwachting dat meer mensen simpelweg meer weten. Naarmate er meer mensen samenkomen is de kans namelijk groter dat de juiste vaardigheden en expertise aanwezig zijn. Toch voldoen groepen vaak niet aan deze verwachting, doordat ze de beschikbare informatie niet volledig benutten (Stasser & Titus, 1985). Dit komt doordat groepen (a) niet voldoende informatie delen en (b) de aanwezige informatie niet altijd goed verwerken. Groepen zijn geneigd om vooral informatie te delen die bij alle groepsleden al bekend is, ook wel gedeelde informatie genoemd. Ongedeelde informatie blijft hierdoor grotendeels buiten beschouwing. Ongedeelde informatie kan uniek zijn, wanneer het bekend is bij slechts één groepslid, maar kan ook bij enkele groepsleden bekend zijn. De focus op gedeelde informatie binnen groepsdiscussies wordt ook wel de information sampling bias genoemd (Brodbeck, Kerschreiter, Mojzisch, & Schulz-Hardt, 2007). Dit fenomeen is al herhaaldelijk aangetoond (Toma, Vasiljevic, Oberlé, & Butera, 2012). Verder wordt ongedeelde informatie niet alleen minder vaak genoemd in groepsdiscussies, maar ook minder goed verwerkt (Stewart & Stasser, 1995). Dit houdt in dat zelfs wanneer er ongedeelde informatie wordt genoemd, het niet per se een positieve invloed heeft op de uiteindelijke beslissing door een matige informatieverwerking (Stasser & Vaughan, 2000). Zolang de ongedeelde informatie onbelangrijk is voor de groepsbeslissing, is dit niet kwalijk. Maar zodra deze informatie essentieel is voor het maken van de beste beslissing, komt dit in de weg te staan van het optimaal functioneren van de groep. Het is daarom van belang om interventies te ontwikkelen die groepen stimuleren om ongedeelde informatie te delen en te verwerken.

Er is al veelvuldig experimenteel onderzoek gedaan naar dit probleem middels verborgen profieltaken. In een verborgen profieltaak is de informatie die het beste alternatief ondersteunt grotendeels ongedeeld, waar informatie die een minder goed alternatief ondersteunt overwegend gedeeld is. Individuele groepsleden hebben op basis van hun eigen kennis de voorkeur voor een minder goed alternatief, maar kunnen door het delen van ongedeelde informatie toch het beste alternatief achterhalen. Ter illustratie: In de Amerikaanse rechtspraak is het mogelijk dat enkele juryleden het volledige dossier over de verdachte aandachtig hebben gelezen en de rest het dossier snel

(5)

doorgebladerd hebben om er zo snel mogelijk vanaf te kunnen zijn. Dit betekent dat mogelijk belangrijke informatie grotendeels ongedeeld is binnen de groep juryleden.

Eerder onderzoek laat zien dat interventies als het verlengen van groepsdiscussies er alleen voor zorgen dat de groep meer gedeelde informatie bespreekt (Stasser, Taylor, & Hanna, 1989). Ook instructies om alle informatie te verzamelen helpen niet en kunnen zelfs zorgen voor een grotere focus op gedeelde informatie (Larson, Foster-Fishman, & Keys, 1994). Zelfs als men verantwoordelijk wordt gehouden voor de beslissing, biedt geen tegenwicht aan de dominantie van gedeelde informatie in groepsdiscussies (Stewart, Billings, & Stasser, 1998).

Een interventie die wel werkt is het moeten rangschikken van de alternatieven in plaats van alleen de beste te moeten selecteren. Hierdoor bespreekt de groep elk alternatief intensiever en wisselt dus ook meer ongedeeld informatie uit (Hollingshead, 1996). Ook wanneer er minder informatie voorhanden is, deelt de groep meer ongedeelde informatie (Stasser & Titus, 1987). Dit is ook het geval wanneer de taak niet om een oordeel vraagt, maar een beroep doet op het intellect van de groepsleden omdat er maar één correct antwoord is (Stasser & Stewart, 1992). Er zijn dus al een aantal succesvolle interventies gevonden, maar enkelen zijn moeilijk toepasbaar in de praktijk. Zo kan een traumateam de hoeveelheid informatie niet zomaar verminderen, dit zou betekenen dat ze bepaalde verwondingen van de patiënt zouden moeten negeren. En bij het selecteren van de juiste persoon voor een baan, bestaat niet altijd één correct antwoord. Deze vorm van groepsbesluitvorming vraagt om een subjectief oordeel.

In het huidige literatuuroverzicht gaat het om het vinden van een effectieve en praktische interventie die groepen stimuleert ongedeelde informatie te delen en verwerken. Hierbij staat de vraag centraal: Welke invloed hebben expertise, leiderschap en sociale motivatie op het delen en verwerken van informatie in groepsbeslissingen? In de eerste paragraaf wordt de invloed van expertise en leiderschap besproken. Vervolgens wordt de invloed van sociale motivatie op het delen van informatie besproken. Tot slot volgt er de algehele conclusie met een aantal discussiepunten.

(6)

De Invloed van Expertise en Leiderschap op het Delen en Verwerken van Informatie in Groepsbeslissingen

Binnen een groep hebben groepsleden vaak verschillende achtergronden met betrekking tot kennis, training en mate van ervaring. Groepsleden zijn experts wanneer ze een grote hoeveelheid informatie bezitten over een specifiek domein en weten hoe ze deze kennis moeten toepassen (Franz & Larson, 2002). Experts kunnen hierdoor beter inschatten welke informatie belangrijk is voor de taak. Zo herkennen experts taakrelevante informatie beter dan non-experts (Arkes & Freedman, 1984; Chiesi, Spilich, & Voss, 1979) en kunnen ze taakrelevante en niet taakrelevante informatie beter van elkaar onderscheiden (Shanteau, 1992). Een medisch specialist met twintig jaar ervaring zal bijvoorbeeld beter relevante informatie over de medische geschiedenis van een patiënt kunnen identificeren dan een student in opleiding voor arts. Experts verkrijgen hierdoor een taakrelevante status en worden door andere groepsleden als belangrijk gezien voor de taak. Uit eerder onderzoek is al bekend dat groepsleden informatie die is gedeeld door experts vaker herinneren dan informatie die is gedeeld door mensen met een minder taakrelevante status (Wittenbaum, 2000).

Experts helpen bij het delen en herhalen van ongedeelde informatie met name doordat ze zelf meer bijdragen in vergelijking met andere groepsleden (Franz & Larson, 2002). In deze studie hebben ze niet kunnen aantonen dat experts andere groepsleden stimuleren meer informatie te delen in groepsdiscussies. Daarnaast delen experts vooral informatie wanneer men weet wie de expert is (Stasser, Vaughan en Stewart, 2000). In deze studie kregen driepersoons groepen een verborgen profieltaak met daarbij beschrijvingen van drie kandidaten voor het voorzitterschap van een studentenfractie. Elk groepslid kreeg meer informatie over één van de kandidaten, waardoor dit groepslid de expert werd over die betreffende kandidaat. In de helft van de groepen werd elk individueel groepslid vooraf gewaarschuwd over zijn expertiserol. Dit zorgde ervoor dat diegene zich op deze rol kon voorbereiden. In de helft van deze groepen werd bij aanvang van de discussie aangewezen wie expert was over welke kandidaat. Uit de resultaten bleek dat alleen het aanwijzen van experts een positief effect had op het delen van ongedeelde informatie over de drie potentiële voorzitters. Toch had het individueel vooraf waarschuwen wel andere voordelen. Het kunnen voorbereiden op de toegewezen expertrol zorgde er namelijk voor dat een groepslid eerder als expert werd geaccepteerd door de groep in vergelijking met groepsleden die niet vooraf werden gewaarschuwd over hun expertrol. De genoemde informatie wordt hierdoor als geloofwaardig gezien, waardoor de informatie beter wordt verwerkt door de groep.

Ook volgens Franz en Larson (2002) delen experts meer informatie wanneer ze voorafgaand aan de discussie worden geïdentificeerd. Dit bracht in hun onderzoek ook een minder goede kant met zich mee. Andere groepsleden gingen namelijk hierdoor minder informatie delen. Het lijkt erop dat publiekelijk bekende experts de verantwoordelijkheid binnen een groepsdiscussie doen verschuiven. Experts kunnen andere groepsleden niet stimuleren om zelf meer informatie te delen of zelfs er voor

(7)

zorgen dat andere groepsleden minder informatie gaan delen. In het geval van de medisch specialist zal de student mogelijk minder inbreng doen in de groepsdiscussie over de patiënt wanneer een ervaren specialist zijn kennis al deelt in de groep. Een student kan bijvoorbeeld denken dat hij mogelijk relevante informatie weet, maar het toch niet noemen omdat hij denkt dat het fout is omdat de ervaren specialist het niet noemt.

Bij de groep bekend staan als expert helpt dus bij het delen van informatie, maar zorgt er ook voor dat de verantwoordelijkheid bij de expert komt te liggen. Larson, Christensen, Abbott en Franz (1996) onderzochten middels een verborgen profieltaak over een fictieve patiënt, hoe vaak informatie werd herhaald door ervaren artsen, stagiaires en medische studenten. Hieruit bleek dat ervaren artsen vaker gedeelde en ongedeelde informatie herhaalden in groepsdiscussies dan stagiaires en studenten. De oorspronkelijk ongedeelde informatie herhaalden ze steeds vaker naarmate de discussie vorderde. Dit onderzoek laat zien dat een expert de verantwoordelijkheid op zich neemt door ongedeelde informatie vanaf het moment dat het gedeeld is blijven te herhalen. Hierdoor wordt deze informatie als het ware ‘levend’ gehouden en staat het in de aandacht van de andere groepsleden.

Experts worden ook vaak leiderschapsrollen toebedeeld. Mensen die een bepaalde expertise hebben binnen een organisatie worden door andere medewerkers gewaardeerd omdat ze hen kunnen overtuigen om ze te vertrouwen en te respecteren. Daarom is het ook belangrijk om te kijken naar de rol van leiderschap bij het nemen van groepsbeslissingen. Over het algemeen stimuleren leiders een diepgaande discussie door het stellen van vragen en het herhalen van oorspronkelijk ongedeelde informatie (Larson, Christensen, Franz, & Abbott, 1998). Leiders kunnen echter ook op een strategische manier informatie delen en herhalen om zo voor hun eigen voorkeur te pleiten. Dit gaat ten koste van het vinden van de beste oplossing.

Narcistische leiders kunnen het delen van informatie in groepsdiscussies doen verminderen. Narcistische mensen verheerlijken zichzelf constant en denken dat ze uitzonderlijk goed presteren op allerlei verschillende vlakken. Zo overschatten ze ook hun leiderschapskwaliteiten (Judge, LePine, & Rich, 2006). Ondanks dat andere mensen narcisten zien als arrogant, egocentrisch, dominant en zelfs vijandig (Paulhus, 1998), worden ze toch als effectieve leiders gezien en komen ze ook vaak als leider nar voren in groepen (Brunell, Gentry, Campbell, Hoffman, Kuhnert, & DeMarree, 2008). Dit positieve beeld over de effectiviteit van een narcistische leider klopt echter niet. Narcistische leiders focussen zich vooral op hun eigen informatie omdat ze egocentrisch en zelf geabsorbeerd zijn (Nevicka, ten Velden, de Hoogh en van Vianen, 2011). Ze hebben geen belangstelling voor anderen en vragen hierdoor niet naar ongedeelde informatie van andere groepsleden, wat weer negatieve gevolgen kan hebben voor de kwaliteit van beslissingen.

Het komt vaak voor dat groepsleden door hun eigen informatie voorafgaand aan de discussie tegengestelde standpunten innemen. Zo kan onze minister van Buitenlandse Zaken de voorkeur hebben om de sancties tegen Rusland door te zetten, omdat hij weet dat Nederland daardoor haar eigen

(8)

gas voor een hogere prijs kan verkopen. Anderzijds kan een minister van een lidstaat uit Oost-Europa de voorkeur hebben om de sancties tegen Rusland uit te stellen, omdat zijn land voor meer dan negentig procent afhankelijk is van Russisch gas. Sterke initiële voorkeuren kunnen het moeilijk maken om als groep tot een gezamenlijk besluit te komen. Door het structureren van de discussie, kan een leider van positieve invloed zijn op de groepsbesluitvorming.

Greitemeyer, Schulz-Hardt, Brodbeck en Frey (2006) onderzochten of groepsleden hun initiële voorkeur zouden heroverwegen, wanneer alle informatie middels een gestructureerde discussie zou worden gedeeld. In deze studie volgde driepersoons groepen een pleidooiprocedure waarin elk groepslid voor één van de alternatieven moest pleiten. Deze rollen werden geroteerd binnen elke discussie, zodat elk groepslid als advocaat optrad voor elk alternatief. Dit forceerde de groepsleden om op verschillende manieren naar het probleem te kijken en een meer diepgaande discussie te voeren. Groepen die deze pleidooiprocedure volgde besproken in totaal meer gedeelde en ongedeelde informatie dan groepen die vrijuit mochten discussiëren. Opvallend genoeg werd er nog steeds significant meer gedeelde dan ongedeelde informatie besproken. Hierdoor werd alsnog niet genoeg ongedeelde informatie gedeeld of verwerkt en kwamen groepen die de pleidooiprocedure volgden niet tot een betere beslissing dan groepen die vrijuit discussieerden. Nadat groepen vier keer de pleidooiprocedure hadden gevolgd en meer ervaren werden in de procedure werd er wel meer ongedeelde informatie gedeeld. Echter bleek deze hoeveelheid ongedeelde informatie niet genoeg om het verborgen profiel op te lossen. Een verklaring hiervoor kan zijn dat de onderzoekers ontdekten dat groepsleden meer waarde hechtten aan informatie die hun voorkeur ondersteunde en dat ze informatie die hun voorkeur tegensprak devalueerden. Zo blijft er een focus op gedeelde informatie.

In de studie van Waddell, Roberto en Yoon (2013) werd bij het invoeren van een pleidooiprocedure wel een verbetering gevonden in kwaliteit van beslissingen. Ook in deze studie trad ieder groepslid als advocaat op voor elk standpunt, waardoor er een gestructureerde en diepgaande discussie ontstond. Het feit dat er in deze studie een zwakker verborgen profiel werd gebruikt in vergelijking met de studie van Greitemeyer en collega’s (2006), kan een verklaring zijn voor het gevonden effect. Een sterk verborgen profiel zorgt er namelijk voor dat de groepsleden een sterke voorkeur hebben voor de verkeerde keuze. Wanneer men vervolgens informatie devalueert die hun initiële voorkeur tegenspreekt, is het extra moeilijk om het probleem van een sterk verborgen profiel te overwinnen.

Leiders kunnen groepsdiscussies dus structureren door het toepassen van de pleidooiprocedure en dit leidt dan ook tot het delen van meer gedeelde en ongedeelde informatie. Echter zullen groepen die ongedeelde informatie het hardste nodig hebben, en dus een sterk verborgen profiel hebben, hier geen voordeel uit halen. Doordat de pleidooiprocedure groepsleden verplicht om voor tegenstrijdige meningen te pleiten, kan het meningsverschil makkelijk overgaan in een relatieconflict (Waddell et al.,

(9)

2013). Dit betekent dat mensen persoonlijk geraakt kunnen zijn en kan er voor zorgen dat groepsleden het gekozen alternatief niet willen toepassen.

Een leider kan de groep duidelijk maken dat het belangrijk is om zoveel mogelijk informatie uit te wisselen en de uiteindelijke beslissing ook daadwerkelijk toe te passen. Op deze manier kan een groep zijn taak zo goed mogelijk volbrengen. Een leider kan dit doen door de groepsleden inzicht te geven in hun taak, ook wel taakrepresentaties genoemd. Er kan onderscheid gemaakt worden tussen taakrepresentaties die het uitwisselen van informatie benadrukken en taakrepresentaties die het komen tot een overeenkomst benadrukken (van Ginkel & van Knippenberg, 2008). Ook al lijkt de eerste vorm de beste keuze in een groepsdiscussie, wordt de laatste vorm van taakrepresentaties toch het vaakst gebruikt. De taakrepresentaties van de leider hebben invloed op de mate waarop deze leiders andere groepsleden aanmoedigen dezelfde taakrepresentaties te gebruiken. Leiders die gefocust zijn op het uitwisselen van informatie zorgen ervoor dat er meer ongedeelde informatie wordt uitgewisseld binnen de groep dan in groepen waar leiders gefocust zijn om tot een overeenkomst te komen (van Ginkel & van Knippenberg, 2012). Deze groepen kwamen dan ook tot een betere beslissing. Ook groepen zonder leider, maar wel met groepsleden met taakrepresentaties die het uitwisselen van informatie benadrukken, bespreken meer ongedeelde informatie dan groepen zonder taakrepresentaties. Echter werd nooit het niveau behaald van ongedeelde informatie-uitwisseling zoals in groepen met een leider gefocust op het uitwisselen van informatie en namen deze groepen ook geen betere beslissingen.

Een leider moet de taakeisen en eventuele ambiguïteit ophelderen voor andere groepsleden. Zo kan een leider gedrag vertonen dat passend is voor het goed volbrengen van de taak of instructies geven aan de groepsleden. Het is aannemelijk dat de invloed van een leider op de groep afhankelijk is van de mate van interactie tussen de twee partijen. Voor externe leiders zal de mate van interactie lager zijn dan voor leiders binnen de groep. Om zoveel mogelijk invloed te hebben op de groepsleden en inzicht te kunnen geven in de taak is het dus beter om een leider binnen de groep te hebben tijdens groepsdiscussies (van Ginkel & van Knippenberg, 2008).

Het is een groot voordeel wanneer een leider alle taakrelevante informatie al bezit voordat de groepsdiscussie begint (Henningsen, Henningsen, Jakobsen en Borton, 2004). Indien een leider informatie bezit die de beste keuze ondersteunt, zullen groepen meer ongedeelde informatie delen en uiteindelijk tot een betere beslissing komen dan wanneer een leider alleen informatie bezit die een minder optimale keuze ondersteunt. Deze onderzoekers stellen wel dat de selectie van de leider hierbij een belangrijke rol speelt. Wanneer een groepslid systematisch en dus niet willekeurig als leider wordt gekozen, kan dit bij de overige groepsleden leiden tot weerstand tegen de voorkeur van de leider. Systematische selectie gebeurde in deze experimentele setting middels een vragenlijst omtrent leiderschapskwaliteiten. Indien een leider in dit onderzoek informatie had die leidde tot een minder optimale keuze, deelden groepen met een systematische gekozen leider meer ongedeelde informatie en maakten uiteindelijk ook betere beslissingen dan groepen met een willekeurig gekozen leider. De

(10)

vraag is of systematisch gekozen leiders in het bedrijfsleven ook zoveel weerstand krijgen van de overige groepsleden. Zij worden namelijk naast leiderschapskwaliteiten ook door hele andere processen worden geselecteerd. Groepsleden kiezen bijvoorbeeld vaak zelf wie hun leider wordt. Verder laten Schulz-Hardt, Brodbeck, Mojzisch, Kerschreiter en Frey (2006) zien dat het oplossingspercentage van een verborgen profiel al aanzienlijk toeneemt, zodra één groepslid de juiste informatie bezit. Een leider hoeft deze rol dus niet op zich te nemen, wanneer iemand anders dit al doet.

In deze paragraaf in geprobeerd een beeld te schetsen van de invloed van expertise en leiderschap op het delen van informatie in groepsdiscussies. Experts helpen bij het delen en herhalen van ongedeelde informatie met name doordat ze zelf meer bijdragen in vergelijking met andere groepsleden. Ze kunnen namelijk taakrelevante informatie onderscheiden van irrelevante informatie. Bovendien delen experts nog meer informatie wanneer bekend is wie de expert is. Dit kan er echter ook voor zorgen dat de andere groepsleden minder informatie gaan delen. Experts nemen de verantwoordelijkheid op zich door oorspronkelijk ongedeelde informatie blijven te herhalen en zo de aandacht te houden voor relevante informatie. Een leider kan de discussie structureren door middel van een pleidooiprocedure. Echter lijkt deze procedure alleen effect te hebben op groepen met een zwakke eigen voorkeur. Leiders of in ieder geval één groepslid moeten tot slot goed voorbereid de discussie ingaan. Dit verhoogd aanzienlijk de kwaliteit van beslissingen.

In voorgaande onderzoeken heerst de aanname dat groepsleden altijd een gezamenlijk doel hebben en graag de beste oplossing voor de groep willen vinden. In de realiteit is dit zeker niet altijd zo en heerst er ook competitie tussen groepsleden. Zo kunnen groepsleden ook geneigd zijn om hun persoonlijke voorkeuren te verdedigen of wil men gewoonweg anderen imponeren met hun kennis. Hierdoor verandert een groepsdiscussie in een arena van strategisch gedrag gevoed door persoonlijke motieven. In de volgende paragraaf de invloed van verschillende soorten motivatie verder worden besproken.

(11)

De Invloed van Sociale Motivatie op het Delen van Informatie in Groepsbeslissingen

Tijdens groepsbeslissingen ervaren mensen vaak een mix van coöperatieve beweegredenen om een goede beslissing voor de groep te maken en competitieve beweegredenen om het persoonlijk goed te doen (De Dreu, Nijstad, & van Knippenberg, 2008). Zo kan iemand er voor kiezen om in een groep informatie voor zich houden, om vervolgens zelf met de eer strijken. Of iemand de belangen van anderen in overweging neemt, hangt af van de sociale motivatie van de persoon. Sociale motivatie is de mate waarin iemand persoonlijke of coöperatieve doelen nastreeft. Mensen met een pro-sociale (coöperatieve) motivatie hechten waarde aan harmonie in de groep, streven het doel na om consensus te bereiken en gaan voor de beste gezamenlijke uitkomst. Mensen met een pro-zelf (competitieve) motivatie hechten waarde aan macht en zelfstandigheid, negeren ideeën van anderen en proberen hun groepsgenoten te overtreffen (Steinel, Utz, & Koning, 2010).

Naarmate groepsdiscussies vorderen geven pro-sociale mensen eerder toe aan de voorkeuren van andere groepsleden dan pro-zelf mensen (de Dreu & van Lange, 1995). Door deze coöperatieve houding die pro-sociale mensen aannemen tonen ze vertrouwen en openheid naar de andere groepsleden. Op basis van een wederkerige relatie verwachten ze dat andere groepsleden hierdoor ook redelijk zullen zijn en rekening houden met anderen. Mensen met een pro-zelf motivatie rapporteren vooral bezig te zijn met hun eigen welzijn. Wel doen zowel mensen met een pro-sociale motivatie als mensen met een pro-zelf motivatie grotere concessies op onderwerpen die minder belangrijk voor ze zijn dan op onderwerpen die wel belangrijk voor ze zijn (de Dreu & van Lange, 1995). Deze onderzoekers geven de verklaring dat de coöperatieve houding van pro-sociale mensen wellicht een strategie is om harmonie in de groep te houden, maar ook om op lange termijn positieve uitkomsten voor hunzelf te verkrijgen.

Om als groep tot een beslissing te komen, is een beslisregel noodzakelijk. De twee beslisregels die het vaakst door groepen in overweging worden genomen zijn de meerderheidsregel en de unanimiteitsregel. De meerderheidsregel geeft de meerderheid macht en de unanimiteitsregel geeft de minderheid macht doordat deze minderheid de beslissing kan blokkeren. Afhankelijk van de sociale motivatie van groepsleden, wordt deze macht wel of niet gebruikt (ten Velden, Beersma, & de Dreu, 2007). Zodra een meerderheid bij de meerderheidsregel coöperatief is ingesteld, willen ze eventuele verdeeldheid oplossen zodat er een goede uitkomst voor alle groepsleden wordt bewerkstelligd. Andersom geldt dat zodra een minderheid bij een unanimiteitsregel coöperatief is ingesteld, deze minderheid de beslissing niet zal blokkeren (ten Velden, Beersma, & de Dreu, 2007). Het is de vraag of dit laatste positief is voor de kwaliteit van de beslissing, omdat een diepgaande discussie uit de weg wordt gedaan. Door deze focus op het bereiken van consensus wordt er niet meer geluisterd naar groepsleden met een afwijkende mening. De resultaten van dit onderzoek suggereren dat het voor coöperatieve groepsleden niet uitmaakt welke beslisregel er wordt gehanteerd tijdens een groepsdiscussie, omdat ze toch zijn ingesteld om er gezamenlijk uit te komen. Competitieve

(12)

groepsleden zullen waarschijnlijk streven naar een beslisregel die hun eigen belangen dient. Welke beslisregel dat is, ligt aan de positie van het groepslid in de groep (ten Velden, Beersma, & de Dreu, 2007).

Op het moment dat mensen bewust gaan nadenken welke informatie ze wel of niet gaan vertellen in een groepsdiscussie wordt het delen van informatie een vorm van strategisch gedrag. Onderzoek laat zien dat competitieve groepsleden meer unieke informatie achterhouden dan coöperatieve groepsleden (Toma & Butera, 2009; Steinel, Utz, & Koning, 2010). Sociale motivatie heeft ook invloed op welk type informatie wordt gedeeld met de groep. Steinel en collega’s (2010) maakten ten eerste onderscheid tussen gedeelde en unieke informatie. Daarnaast maakten ze onderscheid tussen belangrijke en onbelangrijke informatie. Uit de resultaten bleek dat coöperatieve en competitieve groepsleden ongeveer evenveel informatie deelden. Echter bleek dat competitieve groepsleden unieke informatie achterhielden en voornamelijk onbelangrijke informatie deelden. Op die manier lijken competitieve groepsleden een coöperatieve indruk te maken door even veel informatie te delen, terwijl hun bijdrage eigenlijk vrijwel niet bruikbaar is. Ze gaan zelfs een stap verder en verdraaien opzettelijk informatie voor andere groepsleden. Met name over unieke informatie werd gelogen. Dit is natuurlijk logisch, want liegen over gedeelde informatie kan je verdacht maken en mensen doen twijfelen over je eerlijkheid. Ook door te liegen houden competitieve mensen de schijn op dat ze veel input geven in groepsdiscussies, terwijl ze eigenlijk de groep en de uiteindelijk beslissing kwaad doen. Dit alles in tegenstelling tot coöperatieve groepsleden die unieke en belangrijke informatie eerlijk delen met de groep om het gezamenlijke doel te bereiken (Steinel et al., 2010). Opmerkelijk in het onderzoek van Steinel en collega’s (2010) was dat het niveau van liegen vrij laag was. Dit suggereert dat mensen liever informatie gewoonweg niet delen dan dat ze erover liegen. Dit komt waarschijnlijk omdat de consequenties van ontmaskerd worden als leugenaar, groter zijn voor de toekomstige carrière dan de consequenties van het ‘per ongeluk’ vergeten om belangrijke informatie te delen.

Niet alleen het delen van unieke informatie is belangrijk in groepsbeslissingen, ook het delen van gedeelde informatie heeft een functie. Groepsleden kunnen door het delen van gedeelde informatie de validiteit van deze informatie controleren en bevestigen. Hierdoor doen groepsleden meer inbreng in de groep en hebben ook meer vertrouwen in elkaars inbreng. Het onderzoek van Steinel en collega’s (2010) laat zien dat competitieve mensen deze sociaal-emotionele functie van informatie delen misbruiken. Door voornamelijk gedeelde, onbelangrijke of verdraaide informatie te delen, ontlokken ze als het ware unieke informatie bij de andere groepsleden. Volgens deze onderzoekers kunnen competitieve mensen zich ook coöperatief opstellen, maar doen dit met name om strategische redenen. Zo kan een ander groepslid het competitieve gedrag bestraffen door zelf geen informatie meer te delen. Dit betekent dat een competitief groepslid zich coöperatief moet gedragen om te krijgen wat hij wilt.

(13)

Zoals eerder genoemd hebben experts een positieve invloed op het delen van informatie tijdens groepsdiscussies. Dit kan echter ook negatieve effecten teweegbrengen, afhankelijk van de sociale motivatie van de expert. Zo blijkt dat groepen met competitieve experts minder unieke informatie delen en herhalen dan groepen met coöperatieve experts (Toma, Vasiljevic, Oberlé, & Butera, 2013). Door deze matige informatiedeling en -verwerking maken ze uiteindelijk ook slechtere beslissingen. Een verklaring hiervoor zou kunnen zijn dat competitieve experts hun superieure status willen behouden en hierdoor relevante informatie niet delen of herhalen wanneer ze relevante informatie hebben herkend. Zo behouden ze het verschil in competentie in de groep en daarmee hun status in de groep. Een andere mogelijke verklaring kan zijn dat competitieve groepsleden elkaar meer wantrouwen dan coöperatieve groepsleden. Hierdoor zijn ze minder gemotiveerd om taakrelevante informatie te delen en te herhalen. Kortom, een expert geeft niet altijd garantie op betere groepsbeslissingen.

Uit deze paragraaf komt naar voren dat sociale motivatie een belangrijke factor is bij het delen en verwerken van informatie in groepsdiscussies. Ten eerste geven mensen met een pro-sociale eerder toe aan de voorkeuren van anderen groepsleden dan mensen met een pro-zelf motivatie. Ze verwachten hierdoor dat anderen ook rekening zullen houden met elkaar. Verder proberen coöperatieve mensen binnen een groepsdiscussie er met de groep als geheel uit te komen, waardoor het niet uitmaakt welke beslisregel er wordt gehanteerd. Tevens lijken competitieve mensen evenveel informatie te delen als coöperatieve mensen, maar verzwijgen ondertussen unieke en belangrijke informatie voor de groep. Soms liegen ze zelfs over informatie om op die manier bij anderen belangrijke informatie te ontlokken. Als laatste blijkt de positieve invloed expertise op het delen en verwerken van informatie alleen aanwezig te zijn wanneer de expert coöperatief is ingesteld.

(14)

Conclusie en discussie

In het huidige literatuuroverzicht ging het om het vinden van een effectieve en praktische interventie die groepen stimuleert ongedeelde informatie te delen en verwerken. De besproken factoren die een rol kunnen spelen bij het delen van informatie zijn expertise, leiderschap en sociale motivatie. Experts, met name publiekelijk bekende experts, helpen bij het delen en herhalen van ongedeelde informatie in groepsbeslissingen. In vergelijking met non-experts dragen ze het meeste bij in de groep doordat ze over meer kennis beschikken en taakrelevante informatie kunnen onderscheiden van irrelevante informatie. Dit kan er echter ook voor zorgen dat andere groepsleden minder ongedeelde informatie gaan delen. Een verklaring hiervoor is dat non-experts liever meer gedeelde informatie delen omdat dit door andere groepsleden kan worden bevestigd wat uiteindelijk meer status oplevert. Wanneer non-experts unieke informatie delen kunnen ze namelijk als dwarsligger worden gezien. Experts hebben deze status al en zullen het daarom niet erg vinden om ongedeelde informatie te noemen. Daarnaast houden experts ongedeelde informatie in de aandacht van de andere groepsleden door het te blijven herhalen in groepsdiscussies. Dit zorgt voor een betere informatieverwerking van de groep. Een leider kan een discussie structureren door middel van een pleidooiprocedure. Dit is een manier om alle belangrijke ongedeelde informatie naar boven te halen. Echter lijkt dit alleen te werken wanneer groepsleden een zwakke eigen voorkeur hebben.

Ondanks dat er in veel van de besproken artikelen meer informatie werd gedeeld in groepsbeslissingen, werd er in een aantal artikelen geen effect gevonden op de kwaliteit van de beslissingen. Groepen die meer ongedeelde informatie met elkaar deelden maakten relatief even goede (of slechte) beslissingen als groepen die minder ongedeelde informatie met elkaar deelden. Ook hier kan de verklaring worden gegeven dat ongedeelde informatie niet bevestigd kan worden door andere groepsleden waardoor het kan worden gezien als minder geloofwaardig. Hierdoor wordt deze informatie minder goed verwerkt en heeft het uiteindelijk minder impact op de beslissing. Daarnaast gaat men in groepsdiscussies op zoek naar informatie die hun initiële voorkeur bevestigd. Ongedeelde informatie gaat vaak tegen de initiële voorkeur in, waardoor deze informatie gedevalueerd wordt. Deze slechte informatieverwerking zorgt ervoor dat de kwaliteit van beslissingen laag blijven.

De sociale motivatie van groepsleden is een belangrijke factor bij het delen en verwerken van informatie. Coöperatieve mensen geven eerder toe aan de voorkeuren van anderen, waardoor er een diepgaande discussie wordt ontmoedigd. Tevens zal een coöperatieve minderheid bij een unanimiteitsregel de beslissing niet blokkeren, waardoor afwijkende meningen niet worden besproken. Wel zal een coöperatieve meerderheid bij een meerderheidsregel probleemoplossend gedrag vertonen zodat er een goede uitkomst voor alle groepsleden wordt bereikt. Mensen met een pro-sociale motivatie kunnen dus een positieve invloed hebben op groepsbeslissingen omdat ze een gezamenlijk doel nastreven en niet een persoonlijk doel. Bij een coöperatieve motivatie kan de focus echter teveel op gedeelde informatie liggen, waardoor ongedeelde informatie over het hoofd wordt gezien. Dit is

(15)

ook terug te zien in de verborgen profielstudies waar altijd een grotere focus lag op gedeelde informatie dan op ongedeelde informatie. In deze studies heerst de aanname dat groepsleden een gezamenlijk doel hebben en dus een coöperatieve motivatie hebben. Hierbij is de aandacht met name gericht op de harmonie binnen de groep en het bereiken van consensus in plaats van het maken van een kwalitatief goede beslissing.

De positieve invloed van pro-sociale motivatie komt alleen naar voren wanneer de epistemische motivatie hoog is. Mensen met een lage epistemische motivatie zullen weinig moeite en aandacht besteden aan het krijgen van een goed beeld van de wereld om hun heen en een oppervlakkige manier van informatieverwerking hebben (De Dreu, Nijstad, & Van Knippenberg, 2008; Scholten, Van Knippenberg, Nijstad, & De Dreu, 2007). Hierdoor zijn ze meer geneigd om zich te focussen op informatie dat al voorhanden ligt en de waarde van ongedeelde informatie onderschatten.

De experts en leiders waren in de meeste studies door de experimentele setting geen echte experts en leiders. De vraag is of expertise en leiderschap daadwerkelijk te manipuleren zijn. Zo werd expertise in deze onderzoeken gezien als iemand met iets meer informatie over een bepaald domein. Niet een persoon met grote hoeveelheden kennis, veel ervaring en leermomenten in een specifiek domein. Dit zou als iets positiefs kunnen worden opgevat, omdat het effect al aanwezig is bij deze beperkte manipulatie van experts en leiders. Vervolgonderzoek zou kunnen kijken naar de invloed van echte experts en leiders op het delen van informatie en de uiteindelijke groepsbeslissing.

Gezien de positieve invloed van expertise in groepsbeslissingen worden organisaties geadviseerd om experts in te zetten bij belangrijke groepsbeslissingen. Dit kan door groepsleden te trainen in specifieke kennisdomeinen, maar ook door externe experts erbij te halen. Verder heeft een leider een ook positieve invloed op groepsbeslissingen doordat deze de discussie kan structureren en eventuele ambiguïteit in de taak kan ophelderen. Het is daarnaast aan te raden dat een leider de coöperatieve aspecten van de taak benadrukt, om zo egoïstische motieven binnen een groep zoveel mogelijk te elimineren. Bovenal is het belangrijk om diepe informatieverwerking te stimuleren onder groepsleden, want zonder dat de groep gemotiveerd is om de wereld om hen heen te begrijpen zal de groep nooit zijn volledige potentie bereiken.

(16)

Literatuurlijst

Arkes, H. R., & Freedman, M. R. (1984). A demonstration of the costs and benefits of expertise in recognition memory. Memory & Cognition, 12(1), 84-89.

Brodbeck, F. C., Kerschreiter, R., Mojzisch, A., & Schulz-Hardt, S. (2007). Group decision making under conditions of distributed knowledge: The information asymmetries model. Academy of Management Review, 32(2), 459-479.

Brunell, A. B., Gentry, W. A., Campbell, W. K., Hoffman, B. J., Kuhnert, K. W., & DeMarree, K. G. (2008). Leader emergence: The case of the narcissistic leader. Personality and Social Psychology Bulletin, 34(12), 1663-1676.

Chiesi, H. L., Spilich, G. J., & Voss, J. F. (1979). Acquisition of domain-related information in relation to high and low domain knowledge. Journal of Verbal Learning and Verbal Behavior, 18(3), 257-273.

De Dreu, C. K., Nijstad, B. A., & Van Knippenberg, D. (2008). Motivated information processing in group judgment and decision making. Personality and Social Psychology Review, 12(1), 22-49.

De Dreu, C. K., & Van Lange, P. A. (1995). The impact of social value orientations on negotiator cognition and behavior. Personality and Social Psychology Bulletin, 21(11), 1178-1188.

Franz, T. M., & Larson, J. R. (2002). The impact of experts on information sharing during group discussion. Small Group Research, 33(4), 383-411.

Van Ginkel, W. P., & Van Knippenberg, D. (2008). Group information elaboration and group decision making: The role of shared task representations. Organizational Behavior and Human Decision Processes, 105(1), 82-97.

Van Ginkel, W. P., & Van Knippenberg, D. (2012). Group leadership and shared task representations in decision making groups. The Leadership Quarterly, 23(1), 94-106.

(17)

Greitemeyer, T., Schulz-Hardt, S., Brodbeck, F. C., & Frey, D. (2006). Information sampling and group decision making: The effects of an advocacy decision procedure and task experience. Journal of Experimental Psychology: Applied, 12(1), 31-42.

Henningsen, D. D., Henningsen, M. L. M., Jakobsen, L., & Borton, I. (2004). It's good to be leader: The influence of randomly and systematically selected leaders on decision-making groups. Group Dynamics: Theory, Research, and Practice, 8(1), 62.

Hollingshead, A. B. (1996). The rank-order effect in group decision making. Organizational Behavior and Human Decision Processes, 68(3), 181-193.

Judge, T. A., LePine, J. A., & Rich, B. L. (2006). Loving yourself abundantly: Relationship of the narcissistic personality to self-and other perceptions of workplace deviance, leadership, and task and contextual performance. Journal of Applied Psychology, 91(4), 762.

Larson, J. R., Christensen, C., Abbott, A. S., & Franz, T. M. (1996). Diagnosing groups: Charting the flow of information in medical decision-making teams. Journal of Personality and Social Psychology, 71(2), 315.

Larson, J. R., Christensen, C., Franz, T. M., & Abbott, A. S. (1998). Diagnosing groups: The pooling, management, and impact of shared and unshared case information in team-based medical decision making. Journal of Personality and Social Psychology, 75(1), 93.

Larson, J. R., Foster-Fishman, P. G., & Keys, C. B. (1994). Discussion of shared and unshared information in decision-making groups. Journal of Personality and Social Psychology, 67(3), 446.

Nevicka, B., Ten Velden, F. S., De Hoogh, A. H., & Van Vianen, A. E. (2011). Reality at odds with perceptions narcissistic leaders and group performance. Psychological Science, 22(10), 1259-1264.

Paulhus, D. L. (1998). Interpersonal and intrapsychic adaptiveness of trait self-enhancement: A mixed blessing? Journal of Personality and Social Psychology,74(5), 1197.

(18)

Scholten, L., Van Knippenberg, D., Nijstad, B. A., & De Dreu, C. K. (2007). Motivated information processing and group decision-making: Effects of process accountability on information processing and decision quality. Journal of Experimental Social Psychology, 43(4), 539-552.

Schulz-Hardt, S., Brodbeck, F. C., Mojzisch, A., Kerschreiter, R., & Frey, D. (2006). Group decision making in hidden profile situations: Dissent as a facilitator for decision quality. Journal of Personality and Social Psychology, 91(6), 1080.

Shanteau, J. (1992). How much information does an expert use? Is it relevant? Acta Psychologica, 81(1), 75-86.

Stasser, G., & Stewart, D. (1992). Discovery of hidden profiles by decision-making groups: Solving a problem versus making a judgment. Journal of Personality and Social Psychology, 63(3), 426.

Stasser, G., Taylor, L. A., & Hanna, C. (1989). Information sampling in structured and unstructured discussions of three-and six-person groups. Journal of Personality and Social Psychology, 57(1), 67.

Stasser, G., & Titus, W. (1985). Pooling of unshared information in group decision making: Biased information sampling during discussion. Journal of Personality and Social Psychology, 48(6), 1467.

Stasser, G., & Titus, W. (1987). Effects of information load and percentage of shared information on the dissemination of unshared information during group discussion. Journal of Personality and Social Psychology, 53(1), 81.

Stasser, G., Vaughan, S. I., & Stewart, D. D. (2000). Pooling unshared information: The benefits of knowing how access to information is distributed among group members. Organizational Behavior and Human Decision Processes, 82(1), 102-116.

Steinel, W., Utz, S., & Koning, L. (2010). The good, the bad and the ugly thing to do when sharing information: Revealing, concealing and lying depend on social motivation, distribution and importance of information. Organizational Behavior and Human Decision Processes, 113(2), 85-96.

(19)

Stewart, D. D., Billings, R. S., & Stasser, G. (1998). Accountability and the discussion of unshared, critical information in decision-making groups. Group Dynamics: Theory, Research, and Practice, 2(1), 18.

Stewart, D. D., & Stasser, G. (1995). Expert role assignment and information sampling during collective recall and decision making. Journal of Personality and Social Psychology, 69(4), 619.

Toma, C., & Butera, F. (2009). Hidden profiles and concealed information: Strategic information sharing and use in group decision making. Personality and Social Psychology Bulletin, 35(6), 793-806.

Toma, C., Vasiljevic, D., Oberlé, D., & Butera, F. (2013). Assigned experts with competitive goals withhold information in group decision making. British Journal of Social Psychology, 52(1), 161-172.

Ten Velden, F. S. T., Beersma, B., & De Dreu, C. K. (2007). Majority and minority influence in group negotiation: The moderating effects of social motivation and decision rules. Journal of Applied Psychology, 92(1), 259.

Waddell, B. D., Roberto, M. A., & Yoon, S. (2013). Uncovering hidden profiles: Advocacy in team decision making. Management Decision, 51(2), 321-340.

Wittenbaum, G. M. (2000). The bias toward discussing shared information: Why are high-status group members immune. Communication Research,27(3), 379-401.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Voor het elektronisch beschikbaar stellen van uw medische gegevens met andere zorgverleners hebben wij uw toestemming nodig.. Medische gegevens bekijken, alleen met

- Bespreken met cliënt (waarom is het belangrijk en welke informatie wil je delen?). - Bespreken met collega (welke informatie wil je hebben

Mondelinge vragen Delen gevoelige informatie college aan bewoners door wethouder Backbier1. Datum indienen 12 september 2015 Woordvoerder Thomas van

Indien voornoemd project gefinancierd wordt, kan de Principal Investigator van het project een data-aanvraag indienen bij YOUth, welke volgens de reguliere procedure zoals

Enkele relevante verwijzingen naar sites met informatie over

Onderzocht werd de invloed van sociale omgevingsfactoren en persoonlijke cognitiefactoren, zoals self-efficacy, een “vorm van zelf-evaluatie” (Hsu et al., 2007, p. 155), op

Er wordt bijvoorbeeld bij het opstellen van een definitie genoemd dat er naar alle mogelijke definities van een begrip gekeken moet worden, dit kan best een

Ondanks het feit dat in de praktijk relevante informatie niet altijd direct wordt gedeeld met de klant of leverancier, blijkt uit de interviews wel dat het verkrijgen van relevante