• No results found

Jaarverslag Broedseizoen 2012: Nestkast: Landelijk NEtwerk voor STudies aan nestKASTbroeders

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Jaarverslag Broedseizoen 2012: Nestkast: Landelijk NEtwerk voor STudies aan nestKASTbroeders"

Copied!
48
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Landelijk

NEtwerk voor STudies aan nestKASTbroeders

JAARVERSLAG

BROEDSEIZOEN 2012

Landelijk

(2)

Leo Ballering Vogelwacht Uden e.o.

www.vogelwachtuden.nl

Ronald Beskers VWG het Gooi en omstreken

www.vwggooi.nl

Henri Bouwmeester VWG NIVON Goor en NIOO

www.nivongoor.nl

Henk van der Jeugd Ringcentrale / Vogeltrekstation

www.vogeltrekstation.nl

Chris van Turnhout, SOVON Vogelonderzoek Nederland Jeroen Nienhuis & Frank Majoor www.sovon.nl

Louis Vernooij & Marcel Visser Nederlands Instituut voor Ecologie

(NIOO - KNAW)

www.nioo.knaw.nl

Foto voorzijde: Zwarte Mees (Jan van der Geld)

(3)

1

Jaarverslag broedseizoen 2012

Inhoudsopgave

1. Samenvatting 3 2. Inleiding 4 3. Materiaal en methoden 5 3.1. Begripsbepaling 5 4. Resultaten broedseizoen 2012 7

4.1. Aantal kasten en bezettingsgraad 7

4.2. Soortenrijkdom 7 4.3. Koolmees 9 4.4. Pimpelmees 10 4.5. Bonte Vliegenvanger 11 4.6. Boomklever 12 4.7. Ringmus 14 4.8. Spreeuw 14 4.9. Zwarte Mees 15 4.10. Gekraagde Roodstaart 17 4.11. Holenduif 18 4.12. Bosuil 19 4.13. Andere soorten 20 5. Discussie 25

5.1. 2012, een jaar van uitersten 25

6. Opmerkelijke zaken 27

6.1. Vleermuizen bij glanskop in nestkast van VWG ‘t Gooi op Crailo 27

6.2. Mandarijneenden in nestkasten 27

6.3. Dubbellegsels 28

6.4. Hoornaar in de nestkasten 30

6.5. Een heel hoog nest 31

6.6. Boommarter: een geduchte nesten predator 31

6.7. Zwarte mees met Duitse ring in ’t Gooi 32

7. Korte artikelen 33

7.1. Koolmeeskarakter hangt samen met toekomstperspectief 33

7.2. Veilig Bosuilen controleren 33

7.3. Huiszwaluwtillen verslag 2012 34

7.4. De Amerikaanse Boomzwaluwen Tachycineta bicolor van Middleton Island,

in de Golf van Alaska 36

8. Aanbevelingen voor 2013 41

8.1. Van één naar meerdere keren controleren per seizoen 41

8.2. NESTKAST verzamelformulier 41

8.3. Gebruik de Digitale nestkaart 41

8.4. Nestkaart Light 41

8.5. Verzamelformulieren of nestkaarten 42

9. Appendix 43

10. Weeroverzicht broedseizoen 2012 45

10.1. Lente 2012 (maart, april, mei) 45

10.2. Zomer 2012 (juni, juli augustus) 45

(4)

Landelijk NEtwerk voor STudies aan nestKASTbroeders

Foto 1. Controle van een bezette Bosuilen­ kast. Fotograaf Wil de Veer.

(5)

3

Jaarverslag broedseizoen 2012

Voor u ligt het vierde landelijke jaarverslag van NESTKAST (NEtwerk voor STudies aan nest-KASTbroeders). Dit is het netwerk waarin ama-teur nestkastonderzoekers (controleurs en rin-gers), professionele nestkastonderzoekers (NIOO-KNAW, Nederlands Instituut voor Ecologie), het Vogeltrekstation (VT) en Sovon Vogelonderzoek Nederland bij elkaar komen voor het verzamelen en uitwisselen van gegevens, wetenswaardighe-den en ervaringen op het gebied van nestkasten-onderzoek. NESTKAST richt zich speciaal op kleine zangvogels (mezen, mussen, vliegenvangers, etc.) en enkele andere soorten waarvoor geen lande-lijke werkgroep voor gegevensinzameling is, zoals Bosuilen.

Naast de kengetallen voor de legsels van nestkast-broeders zijn er in dit verslag ook bijdrages over opmerkelijke zaken die zich op en rond de nestkas-ten voordeden.

In 2012 ontving NESTKAST gegevens van in to-taal 61 deelnemende nestkastwerkgroepen en/ of Sovon controleurs over 141 terreinen. Van het broedseizoen 2012 zijn in totaal de gegevens van 11.945 nestkasten ontvangen, hiervan waren er 9.622 bezet; de gemiddelde bezettingsgraad was dus 80,5% (verzamel) dat is 15,5% hoger dan in 2011 (64,0%) en bijna elf procent hoger dan in 2010 (69,7%).

In totaal zijn er gegevens van 10.967 legsels inge-stuurd en zijn er, over alle soorten, 80.836 eieren gemeld, kwamen er 60.895 jongen uit en zijn er in totaal 56.220 uitgevlogen jongen gemeld.

2012 was een broedseizoen van uitersten. Het broedseizoen werd voorafgegaan door een zeer warme winter (met op 4 december 2011 al het eerste ei van de Bosuilen, dit was nog nooit waar-genomen) en een zeer warme maand maart maar vanaf eind maart tot de tweede helft van mei volgde een lang tijdvak met wisselvallig, somber en vrij koud weer.

Het warme begin van de lente lijkt voor een groot aantal nestkastbroeders het sein geweest zijn om

1. Samenvatting

nesten te gaan maken en snel daarna eieren te gaan leggen. Er zijn dan ook enorm veel maartlegsels gevonden. In maar liefst één derde van de 121 ge-bieden waar Koolmeesgegevens vandaan komen is er een eerste eileg gemeld in de maand maart! Voor de Pimpelmees en de Boomklever is dat ongeveer in éénvijfde van de respectievelijk, 121 gebieden en 79 gebieden. De allereerste eileg werd voor de Koolmees gemeld op 26 maart 2012, op 23 maart 2012 voor de Pimpelmees en op 25 maart 2012 voor de Boomklever. Maar ook de andere mezen als Glanskop en Zwarte mees waren er vroeg bij! Daarna viel de lange periode van koud en wissel-vallig weer dat zorgt voor te weinig bladontwik-keling en dus te weinig rupsenaanbod. Broedende vrouwtje werden door het koude weer gedwongen mee te helpen om voedsel te verzamelen. Doordat zij te lang van de jongen weg zijn om ze warm te houden, worden de jongen te koud en sterven (óf van de kou óf van de honger óf van beide). Een hoog gemiddeld percentage van de vogels is dan ook tot een vervolglegsel overgegaan (16,2% van de Koolmezen en 9,9% van de Pimpelmezen). Daarbij kwam ook nog de binnenkomst van de Bonte Vliegenvangers uit het zuiden. Dat was roe-pen om woningnood. Veel nesten in kasten werden dan ook overbouwd door vogels die op een derge-lijke manier hun jongen kwijt raakten. Dit had veel ei-stops / broedstops, nestovernames, gekraakte kasten en huisuitzettingen tot gevolg.

Voor bijna alle soorten was het broedsucces en nestsucces dit jaar dan ook laag tot erg laag, alleen de Boomklever en de Zwarte mees springen er met een gemiddeld nestsucces nog het meest positief uit. Over de lesgselgroottes is over 2012 ook niet veel positiefs te melden. De legselgroottes van het eerste legsel van de Koolmees, Pimpelmees, Spreeuw en Ringmus waren klein gemiddeld maar die van de Boomklever, Bonte vliegenvanger, Gekraagde roodstaart en Zwarte mees waren ook niet meer dan gemiddeld over de tijdsreeks sinds 1980.

(6)

Landelijk NEtwerk voor STudies aan nestKASTbroeders

2. Inleiding

Voor u ligt het vierde landelijke jaarverslag van NEST KAST (NEtwerk voor STudies aan nestKAST-broeders). Dit is het netwerk waarin amateur nestkastonderzoekers (controleurs en ringers), professionele nestkastonderzoekers (NIOO-KNAW, Nederlands Instituut voor Ecologie), het Vogeltrek-station (VT) en Sovon Vogelonderzoek Nederland bij elkaar komen voor het verzamelen en uitwis-selen van gegevens, wetenswaardigheden en er-varingen op het gebied van nestkastenonderzoek. NESTKAST richt zich speciaal op kleine zangvogels (mezen, mussen, vliegenvangers, etc.) en enkele andere soorten waarvoor geen landelijke werk-groep voor gegevensinzameling is, zoals Bosuilen. Op deze manier willen we het amateur nestkas-tenonderzoek naar een hoger plan tillen, willen we de inspanningen van talloze vrijwilligers beter bruiken en de professionele instituten toegang ge-ven tot meer gegege-vens en studiemateriaal voor het signaleren van trends in broedsucces en legbegin, en voor het beantwoorden van wetenschappelijke vragen.

In dit verslag wordt ingegaan op de belangrijkste broedparameters die we uit nestkastcontroles kun-nen halen, te weten: de datum van de eerste eileg, broedsucces, legselgrootte en het percentage volglegsels. Op deze parameters willen we de ver-schillende nestkastbroeders met elkaar vergelijken en ook analyseren of er geografische verschillen zijn. Van negen vogelsoorten waar we relatief veel gegevens van hebben (Koolmees, Pimpelmees, Zwarte Mees, Bonte Vliegenvanger, Gekraagde Roodstaart, Boomklever, Ringmus, Spreeuw en Holenduif en Bosuil) zullen we in detail op de re-sultaten ingaan terwijl we van twaalf andere vo-gelsoorten, waar we minder gegevens van hebben, wat meer globaal de resultaten zullen bespreken. Daarnaast zijn er in dit verslag ook bijdrages van opmerkelijke zaken die zich op en rond de nestkas-ten voordeden.

Veel leesplezier!

Foto 2. Inhoud Bosuilenkast in Schijndel, NBr met vier pullen, zeker 15 bosmuizen en een Groenling. Fotograaf Addie van der Heijden.

(7)

5

Jaarverslag broedseizoen 2012

3. Materiaal en methoden

Ook dit jaar heeft NESTKAST weer getracht alle in Nederland actieve nestkastwerkgroepen in beeld te krijgen. De nestkastenwerkgroepen zijn benaderd met de vraag om gegevens aan te leveren over het seizoen 2012. Dat kon via twee manieren:

• het Meetnet Nestkaarten van Sovon/CBS, onderdeel van het Netwerk Ecologische Monitoring van de overheid, hetzij elektronisch via de Digitale Nestkaart (www.Sovon.nl/nest-kaart), hetzij via de papieren nestkaart (maar deze moeten eerst ingevoerd worden waarna de gegevens beschikbaar komen en dat is meestal niet op tijd voor dit jaarverslag). Op een nest-kaart worden per nest gedetailleerde gegevens per bezoekdatum ingevuld.

• of via het zogenaamde “verzamelformulier”, hierin kunnen minder gedetailleerde gegevens over meerdere nestkasten bij elkaar ingevoerd worden (MS-EXCEL file, zie Figuur 26 in de ap-pendix voor een voorbeeld).

Om onderscheid te maken tussen beide gegevens-bronnen wordt in de verdere tekst achter de gege- vens die uit het verzamelformulier komen “(ver-zamel)” gezet; achter de gegevens afkomstig van Sovon Vogelonderzoek Nederland komt “(Sovon)”. Bij beide soorten gegevens wordt, waar bekend, het aantal legsels vermeld als (n=..) waarbij n het aantal legsels is waarover dat getal cq. die parame-ter berekend is. Ook zijn de gegevens meegenomen van individuele Sovon waarnemers die een nest-kaart hebben ingevuld waarop aangegeven stond dat er in een nestkast gebroed is.

De controleurs of nestkastwerkgroepen hebben geen instructies gekregen over de controlefre-quentie of minimaal aan te leveren gegevens en hoefden deze gegevens ook niet aan te leveren. Het kwaliteitsoffer dat daarmee gebracht werd is voor lief genomen om een zo groot mogelijke en zo laagdrempelig mogelijke deelname te garande-ren. Achter de gegevens die via het Sovon nest-kaart binnen komen zit een degelijkere fouten- en kwaliteitscontrolesysteem, deze gegevens zijn dan ook gebruikt voor gedetailleerde berekeningen. In de toekomst hopen we beide gegevensbronnen te integreren.

3.1. Begripsbepaling

De definities van de verschillende parameters die in de resultaatsectie naar voren komen zijn:

Vervolglegsel: Officieel is de definitie van ver-volglegsels: legsels van hetzelfde vrouwtje na een mislukt eerste legsel en tweede legsels zijn legsels van hetzelfde vrouwtje na een gelukt (minimaal één jong uitgevlogen) eerste legsel. Maar omdat er in een zeer beperkt aantal gevallen ringonderzoek is gedaan is niet precies bekend of een tweede legsel in dezelfde kast ook echt een tweede legsel van hetzelfde vrouwtje is. Daarom is de volgende definitie gehanteerd: vervolglegsels zijn die legsels waarvan de eerste eileg minimaal 30 dagen later is dan de allereerste eileg van die soort in dat jaar op hetzelfde terrein. De definitie is vooral om te voorkomen dat heel late broedsels nog “eerste leg-sel” genoemd worden en dat die dus heel sterk aan de gemiddelde legdatum trekken (die alleen voor de eerste legsels berekend wordt). Aan de andere kant kunnen we wel zeggen dat als er in een kast een broedsel uitgevlogen is en er komt dan direct opnieuw een legsel in die kast is dat zeer waar-schijnlijk een tweede legsel (dus van hetzelfde vrouwtje).

Broedsucces: het broedsucces uit de verzamelfor-mulieren is gedefinieerd als het aandeel van de gelegde eieren dat een uitgevlogen jong oplevert. Nestsucces: Sovon definieert het nestsucces als het percentage van de nesten dat minimaal één vliegvlug jong oplevert, berekend met behulp van de Mayfield-methode (hiermee wordt gecor-rigeerd voor de kans dat een mislukt nest wordt gevonden kleiner is dan de kans dat een succesvol nest wordt gevonden).

Vergelijking met eerdere rapporten

Let op! Dit rapport is een momentopname; het hele jaar komen er gegevens binnen. Vergelijkingen met getallen uit eerdere rapporten gaan dan ook niet altijd op omdat die getallen in de tussentijd aangepast kunnen zijn doordat er nieuwe gegevens binnen gekomen zijn.

(8)

Landelijk NEtwerk voor STudies aan nestKASTbroeders

4. Resultaten broedseizoen 2012

In 2012 ontving NESTKAST gegevens van in to-taal 61 deelnemende nestkastwerkgroepen en/ of Sovon controleurs over 141 terreinen. (voor een overzicht wie wat instuurde zie Tabel 2). De nestkastwerkgroepen blijken vooral in het zuiden, oosten en noorden van Nederland actief zijn (zie Figuur 1). Hoewel er van minder deelnemers ge-gevens ontvangen werden, zijn er over meer ter-reinen gegevens ingestuurd dan in voorgaande ja-ren (zie Tabel 1). Hoewel het aantal deelnemers met twee toenam was er toch wel een behoorlijke aderlating want we missen nu o.a. de gegevens van NIVON Goor; normaal goed voor zo’n 600 á 700 nestkasten en gegevens van hoge kwaliteit.

4.1. Aantal kasten en bezettingsgraad

Van het broedseizoen 2012 zijn in totaal de gege-vens van 11.945 nestkasten ontvangen, dat is een stuk minder dan in 2011 en 2010 (resp.14.808 en 15.231) maar meer dan in 2009 (6.591).Van deze kasten waren er 9.622 bezet; de gemiddelde bezettingsgraad was dus 80,5% (verzamel) dat is 15,5% hoger dan in 2011 (64,0%) en bijna elf procent hoger dan in 2010 (69,7%). In totaal zijn er gegevens van 10.967 legsels ingestuurd en zijn er, over alle soorten, 80.836 eieren gemeld, kwamen er 60.895 jongen uit en zijn er in totaal 56.220 uitgevlogen jongen gemeld.

4.2. Soortenrijkdom

Uit de gegevens van de verzamelformulieren is ook de soortenrijkdom per geïnventariseerd terrein te berekenen. In de stippenkaart (Figuur 2) is te zien over hoeveel soorten van elk gebied er ge-gevens zijn ingeleverd via het verzamelformulier. Het hoogste aantal soorten is twaalf en die werden aangetroffen in de nestkasten in de omgeving van Mill, NO Brabant door Jan Roijendijk. Elf soorten werden aangetroffen en doorgegeven door IVN Hardenberg op Collendoorn, gemeente Hardenberg en Leo Daanen in Stevensbeek en Vierlingsbeek.

Tabel 1. Aantallen deelnemers en terreinen voor NESTKAST.

2009 2010 2011 2012

# deelnemers 76 64 59 61

# terreinen 137 135 144 141

Figuur 1. Terreinverspreiding over Nederland en Vlaan­

(9)

7

Jaarverslag broedseizoen 2012

Naam werkgroep Totaal K P BVL BKL RM BU S Hol ZM GR Ka GrVl BKR Gla W H R GBS WKw MaE Mat

NIOO 1977 1303 394 215 59 1 3 2 VWG Het Gooi en 1506 638 612 89 86 30 7 13 13 4 2 3 2 6 1 Omstreken Dierecologie, 1481 757 345 334 30 2 6 6 1 RU Groningen IVN Barneveld 713 431 184 61 30 4 1 2

Vogelwacht Uden e.o. 582 328 134 58 34 5 2 11 2 1 3 4 Universiteit Antwerpen 456 250 196 9 1

IVN Hardenberg 328 141 98 74 2 2 1 1 3 3 2 1

FNW Eastermar 317 46 42 214 9 3 3 Tosse bos en maas 303 95 129 15 11 1 1 3 25 3 8 8 2 1 1

Vogelwacht Uffelte e.o. 288 130 60 90 7 1

VWG Losser 245 116 49 53 10 1 11 2 1 1 1

Hendrik Jan van der Es 218 142 52 13 3 8 VWG Berkelland 187 80 51 40 11 2 2 1 Leo Daanen 175 82 47 29 8 1 1 2 5 VWG Wageningen 184 124 16 38 5 1 SBDV 182 107 24 36 14 1 VWG De Kempen 177 87 54 4 8 6 13 2 2 1 Jan Roijendijk 122 66 31 13 4 1 2 2 2 1 Raalte Gerard Broekgerrits 118 45 30 7 2 25 3 1 1 4

Vogelwacht Noord Veluwe 105 52 30 19 3 1

VWG ‘t Hökske 98 46 40 10 2 Vogelwacht Akkerwoude 86 50 32 3 1 e.o. Rusthof Amersfoort 78 37 15 13 5 5 1 1 1 Edese Bos 76 56 11 3 6 VW Harderwijk Haspelbos 72 49 14 2 7 J. Blaauw 71 47 22 2 V.W.G. IVN Eys 68 44 20 3 1 Gemeente Vaals 66 32 28 2 1 2 1 Maarten Hageman 61 43 15 1 2 Henk Oosterhuis 54 35 11 7 1

VWG IJhorst Staphorst e.o. 51 28 12 7 2 1 1

Rene Oosterhuis 48 19 10 4 1 2 1 3 7 1 Joop Vogelzang 43 22 5 5 2 2 1 3 1 1 1 VWG Oriolus 43 28 9 4 1 1 (IVN Zeewolde) Natuurvereniging 38 22 16 Wierhaven J. Dunnink 36 11 25 Vogelgroep Hemelum 35 16 10 2 2 1 2 2 VWG Golfclub de Batouwe 34 22 12 J. Vereijken 32 24 7 1 Bennie Musters 30 18 11 1 VWG Midden Brabant 23 14 6 2 1 Wim Corten 23 23 F.M. Peters 22 20 2 Joost Wijnands 17 17 Anton Meenink 16 16 J.J. Dumont 16 4 6 6

Kerk- & Steenuilen- 12 3 9

werkgroep N-H UilenWerkGroepSchijndel 12 12

Peter Alblas 8 8

Willem van Manen 7 7

Ben Nijeboer 6 4 2 W.F.G. Alblas 5 3 2 W. Kulsdom 4 4 P. Bleijenberg 3 3 L.J.J. Lennards 2 2 Peter Te Morsche 2 2 Bram Vroegindeweij 1 1 0 E. Brandenburg 1 1 H. Verkade 1 1 Mia Hoeijmakers 1 1 W. van Boekel 1 1

Tabel 2. Overzicht van aangeleverde gegevens per nestkastenwerkgroep of individuele waarnemer.

Er zijn broedgevallen van maar liefst 20 soorten gemeld (zie Appendix Tabel 3). Op een paar soorten wordt in de rest van het verslag wat dieper inge-gaan: Koolmees, Pimpelmees, Bonte Vliegenvanger, Boomklever, Ringmus, Bosuil, Spreeuw, Zwarte Mees, Gekraagde Roodstaart en Holenduif omdat hiervan de meeste gegevens zijn binnengekomen of waarvan in heel Nederland de kans groot is om

die in de nestkast te krijgen. Van een aantal andere soorten waar minder gegevens zijn binnengeko-men zal korter worden ingegaan.

(10)

Landelijk NEtwerk voor STudies aan nestKASTbroeders

Van de Koolmees zijn de meeste gegevens bin-nengekomen (uit 135 gebieden): in het totaal is over 5.657 legsels informatie ontvangen daar-van werden er 4.989 aangeduid als eerste legsel en 668 als vervolglegsel. Van 95 legsels zijn geen nadere details ontvangen. Van die nestkasten die daarop gecontroleerd zijn is het vervolglegsel-percentage (# vervolglegsels / # eerste legsels = 668 / 4122 =) 16,2%. Het gemiddelde broed-succes van de Koolmees was 67,8% (verzamel) voor de eerste legsels en 48,4% (verzamel) voor de vervolglegsels, het gemiddelde nestsucces (zie voor de verschillen in definitie hoofdstuk 3.1) was 74,1% (Sovon n=1.451 legsels), dat is een gemid-deld nestsucces over de tijdreeks vanaf 1980 (zie Figuur 3).

In totaal zijn er 42.609 eieren gemeld; 38.444 voor de eerste legsels en 4.165 voor de vervolgleg-sels (verzamel), zijn er 31.294 jongen uitgekomen; 28.599 (74,3%) van de eerste legsels en 2.695 (64,7%) van de vervolglegsels en zijn er 28.072 jongen uitgevlogen; 26.057 (91,1%) van de eer-ste legsels en 2.015 (74,8%) van de

vervolgleg-sels (verzamel). De gemiddelde legselgrootte van de eerste Koolmeeslegels was 7,71 eieren (verza-mel, n=4.989 legsels) of 7,85 eieren voor de eer-ste legsels (Sovon, n=1.407 legsels) en 6,23 eieren (verzamel, n=668 legsels) voor de vervolglegsels. Dit blijkt één van de kleinste legselgroottes voor het eerste legsel te zijn over de reeks vanaf 1980 met een langjarig gemiddelde van 8,5 eieren (zie Figuur 3). Gemiddeld vlogen er per nest 6,81 jon-gen uit (Sovon, n=884).

De gemiddelde eerste eilegdatum van het eerste legsel was 19 april (dag 110, n=1.494) dat is maar twee dagen later dan in 2011 (17 april) en zeven

Figuur 3. Grafieken van legbegin, nestsucces en legselgrootte voor de Koolmees van 1980­2012 (gegevens Meetnet Nestkaarten, Sovon/CBS).

4.3. Koolmees

Foto 3. Een mooi Koolmeesnestje. Fotograaf Leo Ballering.

Figuur 4. Geografische verdeling van de allereerste ei­ legdatum van de Koolmees over de gebieden Nederland en Vlaanderen. Pimpelmees Pimpelmees Pimpelmees legselgrootte nestsucces legbegin Koolmees Koolmees Koolmees legselgrootte nestsucces legbegin Boomklever Boomklever Boomklever legselgrootte nestsucces legbegin Boomkruiper Boomkruiper Boomkruiper legselgrootte nestsucces legbegin Kauw Kauw Kauw legselgrootte nestsucces legbegin Spreeuw Spreeuw Spreeuw legselgrootte nestsucces legbegin 9 9,5 10 10,5 11 11,5 legs el gr oott e 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010 70 75 80 85 90 95 nes ts uc c es ( % ) 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010 09-apr 14-apr 19-apr 24-apr 29-apr 04-mei 09-mei s tar t ei leg 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010 09-apr 19-apr 29-apr 09-mei 19-mei s tar t ei leg 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010 04-apr 09-apr 14-apr 19-apr 24-apr 29-apr 04-mei 09-mei s tar t ei leg 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010 30-mrt 09-apr 19-apr 29-apr 09-mei 19-mei 29-mei s tar t ei leg 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010 09-apr 14-apr 19-apr 24-apr 29-apr 04-mei s tar t ei leg 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010 09-apr 14-apr 19-apr 24-apr 29-apr 04-mei 09-mei s tar t ei leg 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010 50 60 70 80 90 100 nes ts uc c es ( % ) 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010 20 40 60 80 100 nes ts uc c es ( % ) 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010 0 20 40 60 80 100 nes ts uc c es ( % ) 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010 30 40 50 60 70 80 90 100 nes ts uc c es ( % ) 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010 40 50 60 70 80 90 100 nes ts uc c es ( % ) 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010 7 7,5 8 8,5 9 9,5 10 10,5 legs el gr oott e 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010 3 4 5 6 7 8 9 legs el gr ootte 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010 5 5,5 6 6,5 7 7,5 8 legs el gr oott e 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010 2 2,5 3 3,5 4 4,5 5 5,5 6 legs el gr ootte 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010 3,5 4 4,5 5 5,5 6 6,5 legs el gr ootte 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010

(11)

9

Jaarverslag broedseizoen 2012

dagen vroeger dan in 2010 (26 april). Dit is de op één na de vroegste gemiddelde eilegdatum over de langjarige reeks vanaf 1980; de vroegste gemid-delde eerste eilegdatum werd gezien in 2007 (14 april, dag 104, zie Figuur 3).

De allereerste eileg van 2012 voor de Koolmees was op 26 maart 2012 en werd gemeld in het Roekelse Bos bij Ede en Maashorst Slingerpad bij Uden (Figuur 4). Dit is voor het eerst dat de al-lervroegste eileg in midden-Nederland werd ge-constateerd, normaal valt deze eer te beurt aan de meest zuidelijke onderzoeksgebieden, die van de Universiteit van Antwerpen in Vlaanderen. Op deze onderzoeksterreinen werd de eerste eileg echter geconstateerd op 27 en 29 maart 2012. Ook opvallend is dat in maar liefst 30 van de 141 onderzoeksgebieden (21,3%) een eerste eileg in maart genoteerd werd; normaal zijn dat er maar een handvol.

De geografische verdeling van de eerste eileg is te zien in Figuur 4. Hiervoor zijn de, door de

nest-kastwerkgroepen of individuele controleur, aange-leverde datums van de eerste eileg per gebied ver-deelt over ‘vroege’ (vroegste 25%), ‘middel vroege’ (vroegste 26-50%), ‘middel late (51-75%)’ en ‘late’ (laatste 25%) terreinen en met gekleurde stippen aangegeven.

De verdeling van de eerste en het gemiddelde ei-legdatum van de eerste legsels van de Koolmezen over alle gebieden is te zien in Figuur 5 (let op! dit is dus niet de gemiddelde eerste eilegdatum maar de allereerste eilegdatum per gebied en dus ook niet per nestkast). Er lijkt een duidelijke Noord-Zuid patroon te zijn in de eerste legdata van 2012 want de late legsels vinden worden niet in het zuiden gevonden en vroege legsels niet in het noorden.

Op 31 maart begonnen in de meeste gebieden de eerste Koolmezen met leggen (zie Figuur 5).

4.4. Pimpelmees

Van de Pimpelmees zijn, na de Koolmees, de meeste gegevens binnengekomen (uit 134 gebie-den): in het totaal is over 2.885 legsels informatie ontvangen daarvan werden er 2.716 aangeduid als eerste legsel en 169 als vervolglegsel (verzamel). Van 137 legsels zijn geen nadere details ontvan-gen. Van die nestkasten die daarop gecontroleerd zijn is het vervolglegselpercentage (# vervolgleg-sels / # eerste legvervolgleg-sels = 169 / 1706 = ) 9,9%. Het gemiddelde broedsucces van de Pimpelmees was 72,8% (verzamel) voor de eerste legsels en 51,9% (verzamel) voor de vervolglegsels, het ge-middelde nestsucces was 82,6% (Sovon, n=980 legsels) en dat is gemiddeld over de tijdreeks vanaf 1982 (zie Figuur 6).

In totaal zijn er 26.546 eieren gemeld (verzamel); 25.362 voor de eerste legsels en 1.184 voor de vervolglegsels. Van deze eieren zijn er in totaal 21.589 uitgekomen, 20.828 (82,1%) van de eer-ste legsels en 761 (64,3%) van de vervolglegsels en zijn er 19.075 jongen uitgevlogen (verzamel); 18.460 (94,1%) van de eerste legsels en 615 (88,6%) van de vervolglegsels. 0 2 4 6 8 10 12 14

26-mrt 2-apr 9-apr 16-apr 23-apr 30-apr 7-mei Verdeling allereerste eidatum (n=121) en

gemiddelde eidatum (n=116) over alle gebieden voor de eerste legsels van de Koolmees 2012

1e eidatum 1e legsel gem 1e eidatum 1e legsel

Figuur 5. Verdeling allereerste en gemiddelde eilegda­ tum van de eerste Koolmeeslegsels.

Figuur 6. Grafieken van legbegin , nestsucces en legselgrootte voor de Pimpelmees van 1980­ 2012 (gegevens Meetnet Nestkaarten, Sovon/CBS).

Pimpelmees Pimpelmees Pimpelmees legselgrootte nestsucces legbegin Koolmees Koolmees Koolmees legselgrootte nestsucces legbegin Boomklever Boomklever Boomklever legselgrootte nestsucces legbegin Boomkruiper Boomkruiper Boomkruiper legselgrootte nestsucces legbegin Kauw Kauw Kauw legselgrootte nestsucces legbegin Spreeuw Spreeuw Spreeuw legselgrootte nestsucces legbegin 9 9,5 10 10,5 11 11,5 legs el gr oott e 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010 70 75 80 85 90 95 nes ts uc c es ( % ) 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010 09-apr 14-apr 19-apr 24-apr 29-apr 04-mei 09-mei s tar t ei leg 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010 09-apr 19-apr 29-apr 09-mei 19-mei s tar t ei leg 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010 04-apr 09-apr 14-apr 19-apr 24-apr 29-apr 04-mei 09-mei s tar t ei leg 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010 30-mrt 09-apr 19-apr 29-apr 09-mei 19-mei 29-mei s tar t ei leg 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010 09-apr 14-apr 19-apr 24-apr 29-apr 04-mei s tar t ei leg 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010 09-apr 14-apr 19-apr 24-apr 29-apr 04-mei 09-mei s tar t ei leg 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010 50 60 70 80 90 100 nes ts uc c es ( % ) 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010 20 40 60 80 100 nes ts uc c es ( % ) 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010 0 20 40 60 80 100 nes ts uc c es ( % ) 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010 30 40 50 60 70 80 90 100 nes ts uc c es ( % ) 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010 40 50 60 70 80 90 100 nes ts uc c es ( % ) 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010 7 7,5 8 8,5 9 9,5 10 10,5 legs el gr oott e 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010 3 4 5 6 7 8 9 legs el gr ootte 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010 5 5,5 6 6,5 7 7,5 8 legs el gr ootte 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010 2 2,5 3 3,5 4 4,5 5 5,5 6 legs el gr ootte 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010 3,5 4 4,5 5 5,5 6 6,5 legs el gr ootte 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010

(12)

Landelijk NEtwerk voor STudies aan nestKASTbroeders

De gemiddelde legselgrootte van de eerste Pimpel-meeslegels 9,80 eieren (verzamel, n=2.587 leg-sels) of 9,96 eieren voor de eerste legsels (Sovon, n=971 legsels) en 7,35 eieren (verzamel, n=161 legsels) voor de vervolglegsels. Dit Sovongetal ligt net onder het langjarig gemiddelde van 10,2 eieren (periode 1982 tot 2009, zie Figuur 6). Gemiddeld vlogen er per nest 8,6 jongen uit (Sovon, n=703).

De gemiddelde eerste eilegdatum van de eer-ste legsels was heel vroeg; op 13 april (dag 104, n=1.015, Figuur 6) dat is 1 dag eerder dan in 2011 en zes dagen eerder dan in 2010 en alleen door 2007 (11 april) voorafgegaan in de langjarige reeks vanaf 1980 (Sovon).

De allereerste eileg van 2012 voor de Pimpelmees was op 23 maart 2012 en werd gemeld vanaf het terrein Boechout / Boshoek in Vlaanderen waar de Universiteit van Antwerpen onderzoek doet (Figuur 7).

Net als voor de Koolmees lijkt er ook voor de Pimpelmees een Noord-Zuid patroon maar ook een Oost-West patroon te zijn in de eerste legda-tums van 2012. De meeste late legsels lijken in het Noordoosten van Nederland gevonden te worden. De verdeling van de allereerste en de gemiddelde eilegdatum van het eerste legsel over alle gebieden is te zien in Figuur 8.

4.5. Bonte Vliegenvanger

Van de Bonte Vliegenvanger zijn relatief veel gege-vens binnengekomen; uit 80 gebieden: in het totaal is over 1.243 legsels informatie ontvangen daar-van werden er 1.229 aangeduid als eerste legsel en 14 als vervolglegsel. Van 15 nestkasten werden geen nadere details ontvangen. Van die nestkasten die daarop gecontroleerd zijn is het vervolglegsel-percentage (# vervolglegsels / # eerste legsels = 14 / 1229 =) 1,1%.

Het gemiddelde broedsucces van de Bonte Vliegenvanger was 79,1% (verzamel) voor de eer-ste legsels en 74,0% voor de vervolglegsels, het gemiddelde nestsucces was 77,1% (Sovon, n=273 legsels) en dat nestsucces is laaggemiddeld over de reeks sinds 1983 (zie Figuur 9).

In totaal zijn er 7.369 eieren gemeld (verzamel); 7.269 voor de eerste legsels en 100 voor de ver-volglegsels. Van deze eieren zijn er in totaal 6.327 uitgekomen, 6.245 (85,9%) van de eerste leg-sels en 82 (82,0%) van de vervolglegleg-sels en zijn er 5.827 jongen uitgevlogen (verzamel); 5.753 (92,1%) van de eerste legsels en 74 (90,2%) van de vervolglegsels.

De gemiddelde legselgrootte van de eerste Bonte Vliegenvangerlegsels was 5,91 eieren (verzamel, n=1.229) of 6,31 eieren voor de eerste legsels (Sovon, n=275 legsels, zie Figuur 9) en 7,14 eie-ren (verzamel, n=100) voor de vervolglegsels. Dit blijkt een hooggemiddelde legselgrootte voor de eerste legsels te zijn. Gemiddeld vlogen er per nest 5,65 jongen uit (Sovon, n=175).

De gemiddelde eerste eilegdatum van de eerste legsel was 06 mei (dag 127; n=279) dat is een van de laatste gemiddelde datum over de laatste tien

Figuur 7. Geografische verdeling van de allereerste ei­ legdatum van de Pimpelmees over de gebieden in Nederland en Vlaanderen. 0 2 4 6 8 10 12 14 16 18 20

23-mrt 30-mrt 6-apr 13-apr 20-apr 27-apr 4-mei Verdeling allereerste eidatum (n=121) en gemiddelde eidatum (n=111) over alle gebieden

voor de eerste legsels van de Pimpelmees 2012

1e eidatum 1e legsel gem 1e eidatum 1e legsel

Figuur 8. Verdeling allereerste eilegdatum van de eerste Pimpelmeeslegsels.

(13)

11

Jaarverslag broedseizoen 2012

jaar en niet in lijn met de vervroeging die tot vorig jaar aan de gang leek.

De verdeling van de allereerste en gemiddelde ei-legdatum van de eerste legsels per gebied is te zien in Figuur 10. De allereerste eileg voor de Bonte Vliegenvanger was op 21 april 2012 en werd gemeld vanaf Op De Bergen Doornspijk van de Vogelwacht Noord Veluwe (Figuur 10 ).

De geografische verdeling van de eerste eileg is te zien in Figuur 11. Voor de Bonte vliegenvanger was er in de voorgaande jaren een Oost – West trend te zijn met de vroegste legsels in het noordoosten en de latere meer naar het zuidwesten. In 2012 is dit patroon minder duidelijk met de meeste vroege legsels in de provincies Gelderland en Overijssel. Het zou mooi zijn als we voor deze soort in de toekomst meer informatie zouden ontvangen zo-dat er betere uitspraken over trends gedaan kun-nen worden.

4.6. Boomklever

Van de Boomklever zijn ook relatief veel gegevens binnengekomen (uit 92 gebieden), dat zijn meer gebieden en meer legsels (zie onder) dan in vorig jaar en dat lijkt in overeenstemming met de popu-latie groei in Nederland die ongeveer verdubbeld is in de laatste tien jaar waarbij de broedpopulatie in de nestkasten de laatste jaren ook lijkt toe te nemen. In het totaal is over 387 legsels informa-tie ontvangen daarvan werden er 386 aangeduid als eerste legsel en één (0,3%) als vervolglegsel. Van vijftien (eerste) legsels zijn geen nadere details ontvangen. Het gemiddelde broedsucces van de Boomklever was 74,7% (verzamel) voorde eerste legsels en 83,3% voor het vervolglegsel, het ge-middelde nestsucces was 86,9% (Sovon, n=151) en dat is hooggemiddeld over de laatste twintig jaar (zie Figuur 12).

Figuur 9. Grafieken van legbegin, nestsucces en legselgrootte voor de Bonte Vliegenvanger van 1982­2012 (gege­ vens Meetnet Nestkaarten, Sovon/CBS).

Grauwe Vliegenvanger Grauwe Vliegenvanger Grauwe Vliegenvanger legselgrootte nestsucces legbegin Bonte Vliegenvanger Bonte Vliegenvanger Bonte Vliegenvanger legselgrootte nestsucces legbegin Glanskop Glanskop Glanskop legselgrootte nestsucces legbegin Matkop Matkop Matkop legselgrootte nestsucces legbegin Kuifmees Kuifmees Kuifmees legselgrootte nestsucces legbegin Zwarte Mees Zwarte Mees Zwarte Mees legselgrootte nestsucces legbegin 3,5 4 4,5 5 5,5 6 legs el gr oott e 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010 20 40 60 80 100 nes ts uc c es ( % ) 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010 09-mei 19-mei 29-mei 08-jun 18-jun 28-jun s tar t ei leg 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010 29-apr 04-mei 09-mei 14-mei 19-mei s tar t ei leg 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010 04-apr 09-apr 14-apr 19-apr 24-apr 29-apr 04-mei s tar t ei leg 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010 09-apr 14-apr 19-apr 24-apr 29-apr 04-mei s tar t ei leg 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010 13-apr 15-apr 17-apr 19-apr 21-apr 23-apr s tar t ei leg 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010 30-mrt 09-apr 19-apr 29-apr 09-mei 19-mei 29-mei s tar t ei leg 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010 50 60 70 80 90 100 nes ts uc c es ( % ) 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010 0 20 40 60 80 100 nes ts uc c es ( % ) 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010 0 20 40 60 80 100 nes ts uc c es ( % ) 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010 20 40 60 80 100 nes ts uc c es ( % ) 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010 65 70 75 80 85 90 95 100 nes ts uc c es ( % ) 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010 5 5,5 6 6,5 7 7,5 legs el gr oott e 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010 6,5 7 7,5 8 8,5 9 9,5 10 legs el gr ootte 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010 0 20 40 60 80 100 legs el gr oott e 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010 4 5 6 7 8 9 legs el gr ootte 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010 6 7 8 9 10 11 legs el gr ootte 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010 0 2 4 6 8 10 12

21-apr 28-apr 5-mei 12-mei 19-mei

Verdeling allereerste eidatum (n=74) en gemiddelde eidatum (n=58) over alle gebieden voor de eerste

legsels van de Bonte vliegenvanger 2012

1e eidatum 1e legsel gem 1e eidatum 1e legsel

Figuur 10. Verdeling allereerste en gemiddelde eilegda­ tum van de eerste Bonte vliegenvangerlegsels.

Figuur 11. Geografische verdeling van de allereerste ei­ legdatum van de Bonte vliegenvanger over de gebieden in Nederland.

(14)

Landelijk NEtwerk voor STudies aan nestKASTbroeders

In totaal zijn er 2.391 eieren gemeld (verzamel); 2.385 voor de eerste legsels en 6 voor het ver-volglegsel. Van deze eieren zijn er in totaal 1.936 uitgekomen, 1.931 (81,0%) van de eerste leg-sels en 5 (83,3%) van de vervolglegleg-sels en zijn er 1.787 jongen uitgevlogen (verzamel); 1.782 (92,3%) van de eerste legsels en 5 (100%) van de vervolglegsels.

De gemiddelde legselgrootte van de eerste Boomkleverlegels was 6,18 eieren (verzamel, n=353) of 7,05 eieren voor de eerste legsels (Sovon, n=146) en 6,0 eieren (verzamel) voor het vervolglegsel. De legselgrootte van de eerste leg-sels blijkt heel gemiddeld over de laatste 8 jaar (zie Figuur 12) maar dat gemiddelde lijkt wel langzaam te stijgen. Gemiddeld vlogen er per nest 6,3 jongen

uit (Sovon, n=151). De gemiddelde eerste eileg van de eerste legsel was 7 april (dag 98, n= 155, Sovon) dat is vier dagen Pimpelmees Pimpelmees Pimpelmees legselgrootte nestsucces legbegin Koolmees Koolmees Koolmees legselgrootte nestsucces legbegin Boomklever Boomklever Boomklever legselgrootte nestsucces legbegin Boomkruiper Boomkruiper Boomkruiper legselgrootte nestsucces legbegin Kauw Kauw Kauw legselgrootte nestsucces legbegin Spreeuw Spreeuw Spreeuw legselgrootte nestsucces legbegin 9 9,5 10 10,5 11 11,5 legs el gr oott e 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010 70 75 80 85 90 95 nes ts uc c es ( % ) 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010 09-apr 14-apr 19-apr 24-apr 29-apr 04-mei 09-mei s tar t ei leg 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010 09-apr 19-apr 29-apr 09-mei 19-mei s tar t ei leg 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010 04-apr 09-apr 14-apr 19-apr 24-apr 29-apr 04-mei 09-mei s tar t ei leg 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010 30-mrt 09-apr 19-apr 29-apr 09-mei 19-mei 29-mei s tar t ei leg 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010 09-apr 14-apr 19-apr 24-apr 29-apr 04-mei s tar t ei leg 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010 09-apr 14-apr 19-apr 24-apr 29-apr 04-mei 09-mei s tar t ei leg 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010 50 60 70 80 90 100 nes ts uc c es ( % ) 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010 20 40 60 80 100 nes ts uc c es ( % ) 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010 0 20 40 60 80 100 nes ts uc c es ( % ) 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010 30 40 50 60 70 80 90 100 nes ts uc c es ( % ) 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010 40 50 60 70 80 90 100 nes ts uc c es ( % ) 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010 7 7,5 8 8,5 9 9,5 10 10,5 legs el gr oott e 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010 3 4 5 6 7 8 9 legs el gr ootte 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010 5 5,5 6 6,5 7 7,5 8 legs el gr oott e 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010 2 2,5 3 3,5 4 4,5 5 5,5 6 legs el gr ootte 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010 3,5 4 4,5 5 5,5 6 6,5 legs el gr ootte 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010

Figuur 12. Grafieken van legbegin, nestsucces en legselgrootte voor de Boomklever van 1984­2012 (gegevens Meetnet Nestkaarten, Sovon/CBS).

Figuur 13. Geografische verdeling van de allereerste eilegdatum van de Boomklever over de gebieden in Nederland en Vlaanderen.

Foto 4. Boomkleverjongen van ongeveer 18 dagen oud. Fotograaf Leo Ballering.

0 2 4 6 8 10 12 14 16

25-mrt 1-apr 8-apr 15-apr 22-apr

Verdeling allereerste eidatum (n=79) en gemiddelde eidatum (n=69) over alle gebieden voor de eerste legsels van de Boomklever 2012

1e eidatum 1e legsel gem 1e eidatum 1e legsel

Figuur 14. Verdeling allereerste eilegdatum van de eerste Boomkleverlegsels.

(15)

13

Jaarverslag broedseizoen 2012

vroeger dan de vroegterecords van 2011 en 2007 (11 april). Over de langjarige reeks vanaf 1995 lijkt er ook voor de Boomklever een vervroeging van de gemiddelde eerste eileg met maar liefst negen dagen.

De geografische verdeling van de eerste eileg is te zien in Figuur 13. Voor de Boomklever lijken, in tegenstelling tot vorig jaar, de laatste legsels vooral uit het noordoosten te komen.

De verdeling van de allereerste en gemiddelde ei-legdatum van de eerste legsels over alle gebieden is te zien in Figuur 14. De allereerste eileg van de Boomklever was op 25 maart 2012 en werd twee keer gemeld: vanaf het terrein Arboretum de Poortbulten van VWG Losser en vanaf het ter-rein Maashorst Hengstheuvel waar de Vogelwacht Uden onderzoek doet (Figuur 14).

4.7. Ringmus

Van de Ringmus zijn er gegevens van 286 legsels in nestkasten binnengekomen uit 16 gebieden; 142 eerste legsels en 144 vervolglegsels (verza-mel). Van één legsel zijn geen nadere gegevens binnengekomen. Van die nestkasten die daarop ge-controleerd zijn is het vervolglegselpercentage (# vervolglegsels / # eerste legsels = 144 / 142 =) 101,4%. Die 286 legsels vormen een goede basis om uitspraken te doen over broedsucces en leg-selgrootte. Het broedsucces uit deze kasten was 74,2% voor de eerste legsels en 86,1% voor de vervolglegsels (verzamel), het nestsucces was met 67,2% (Sovon, n=74) extreem laag; het laagste gemiddelde sinds 1985.

In het totaal zijn er 1.487 eieren gemeld (verza-mel); 737 voor de eerste legsels en 750 voor de vervolglegsels. Van deze eieren zijn er in totaal 1.239 uitgekomen, 561 (76,1%) van de eerste legsels en 678 (90,4%) van de vervolglegsels en zijn er 1193 jongen uitgevlogen (verzamel); 547 (97,5%) van de eerste legsels en 646 (95,3%) van de vervolglegsels.

De gemiddelde legselgrootte van de eerste legsels is 5,19 eieren per legsel voor de eerste legsels en

5,20 eieren voor de vervolglegsels (verzamel). De gemiddelde legselgrootte van de eerste legsels van de Ringmus was 5,17 eieren (Sovon, n=78, zie Figuur 15). Dat is een gemiddelde legselgrootte voor de Ringmus als we over de langjarige reeks vanaf 1981 bekijken.

De gemiddelde eerste eilegdatum van het eer-ste legsel is 14 mei (dag 135, n= 83, Sovon) (zie Figuur 15). Dat legbegin is laatgemiddeld in de reeks vanaf 1983. In de komende jaren zijn meer gegevens gewenst! Maar let op! Deze soort is erg gevoelig voor verstoring in de eilegfase als er ‘s morgens en ‘s middags de nestkast gecontroleerd wordt, daarom wordt met klem aangeraden alleen ’s avonds de kasten te controleren.

De allereerste eileg van 2012 voor de Ringmus was op 13 april 2012 en werd gemeld van het gebied Raalte door Gerard Broekgerrits.

4.8. Spreeuw

Van de Spreeuw zijn er gegevens van 64 legsels in nestkasten binnengekomen (uit 22 gebieden); 63 eerste legsels en één vervolglegsel (verzamel). Van drie nesten werden geen nadere gegevens ontvan-gen. Het broedsucces uit deze kasten was 85,1% (verzamel), het nestsucces was 87,0% (Sovon, n=19). Van die nestkasten die daarop gecontro-leerd zijn is het vervolglegselpercentage (# ver-volglegsels / # eerste legsels = 1 / 60 =) 1,7%. In het totaal zijn er 273 eieren gemeld (verza-mel); 269 voor de eerste legsels en 4 voor de ver-volglegsels. Van deze eieren zijn er in totaal 247 uitgekomen, 243 (91,8%) van de eerste legsels en 4 (100%) van de vervolglegsels en zijn er 233 jongen uitgevlogen (verzamel); 229 (94,2%) van de eerste legsels en 4 (100%) van de vervolgleg-sels. De gemiddelde legselgrootte van de eerste legsels was 3,92 eieren per legsel. Die legselgrootte is kleiner dan de gemiddelde legselgrootte van de eerste legsels uit de gegevens van Sovon van onge-veer 4,7 eieren per legsel (Sovon, n=23, zie Figuur 16). Gemiddeld vlogen er 3,7 jongen per nest uit

Figuur 15. Grafieken van legbegin, nestsucces en legselgrootte voor de Ringmus van 1983­2012 (gegevens Meetnet Nestkaarten, Sovon/CBS). Huismus Huismus Huismus legselgrootte nestsucces legbegin Ringmus Ringmus Ringmus legselgrootte nestsucces legbegin 0 0 0 legselgrootte nestsucces legbegin 0 0 0 legselgrootte nestsucces legbegin 0 0 0 legselgrootte nestsucces legbegin 0 0 0 legselgrootte nestsucces legbegin 3 3,5 4 4,5 5 5,5 6 6,5 legs el gr oott e 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010 30 40 50 60 70 80 90 100 nes ts uc c es ( % ) 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010 09-apr 19-apr 29-apr 09-mei 19-mei 29-mei 08-jun s tar t ei leg 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010 19-apr 29-apr 09-mei 19-mei 29-mei 08-jun s tar t ei leg 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010 30-dec 19-jan 08-feb 28-feb 20-mrt 09-apr s tar t ei leg 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010 30-dec 19-jan 08-feb 28-feb 20-mrt 09-apr s tar t ei leg 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010 30-dec 19-jan 08-feb 28-feb 20-mrt 09-apr s tar t ei leg 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010 30-dec 19-jan 08-feb 28-feb 20-mrt 09-apr s tar t ei leg 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010 0 20 40 60 80 100 nes ts uc c es ( % ) 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010 0 20 40 60 80 100 nes ts uc c es ( % ) 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010 0 0,2 0,4 0,6 0,8 1 nes ts uc c es ( % ) 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010 0 20 40 60 80 100 nes ts uc c es ( % ) 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010 0 20 40 60 80 100 nes ts uc c es ( % ) 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010 3 4 5 6 7 8 legs el gr oott e 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010 0 20 40 60 80 100 legs el gr oott e 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010 0 20 40 60 80 100 legs el gr oott e 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010 0 20 40 60 80 100 legs el gr oott e 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010 0 20 40 60 80 100 legs el gr ootte 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010

(16)

Landelijk NEtwerk voor STudies aan nestKASTbroeders

(Sovon, n=19).

De allereerste eileg van 2012 voor de Spreeuw was op 4 april 2012 en werd gemeld in de buurt van Helmond, NBr door John Vereijken.

Ondanks de behoorlijke spreiding (tussen 17 april en 25 april; zie stippellijnen Figuur 16) is de ge-middelde datum waarop het eerste ei gelegd werd 21 april (dag 112, n= 40, Sovon); vroeggemiddeld in de langjarige reeks sinds 1984.

De geografische verdeling van de eerste eileg is te zien in Figuur 17. Voor de Spreeuw lijken de laat-ste legsels uit het Noordoolaat-sten te komen, maar het aantal gegevens is eigenlijk te beperkt om hier een goede uitspraak over te doen. Meer gegevens zijn daarom zeer gewenst in de komende jaren!

Pimpelmees Pimpelmees Pimpelmees legselgrootte nestsucces legbegin Koolmees Koolmees Koolmees legselgrootte nestsucces legbegin Boomklever Boomklever Boomklever legselgrootte nestsucces legbegin Boomkruiper Boomkruiper Boomkruiper legselgrootte nestsucces legbegin Kauw Kauw Kauw legselgrootte nestsucces legbegin Spreeuw Spreeuw Spreeuw legselgrootte nestsucces legbegin 9 9,5 10 10,5 11 11,5 legs el gr oott e 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010 70 75 80 85 90 95 nes ts uc c es ( % ) 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010 09-apr 14-apr 19-apr 24-apr 29-apr 04-mei 09-mei s tar t ei leg 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010 09-apr 19-apr 29-apr 09-mei 19-mei s tar t ei leg 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010 04-apr 09-apr 14-apr 19-apr 24-apr 29-apr 04-mei 09-mei s tar t ei leg 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010 30-mrt 09-apr 19-apr 29-apr 09-mei 19-mei 29-mei s tar t ei leg 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010 09-apr 14-apr 19-apr 24-apr 29-apr 04-mei s tar t ei leg 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010 09-apr 14-apr 19-apr 24-apr 29-apr 04-mei 09-mei s tar t ei leg 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010 50 60 70 80 90 100 nes ts uc c es ( % ) 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010 20 40 60 80 100 nes ts uc c es ( % ) 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010 0 20 40 60 80 100 nes ts uc c es ( % ) 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010 30 40 50 60 70 80 90 100 nes ts uc c es ( % ) 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010 40 50 60 70 80 90 100 nes ts uc c es ( % ) 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010 7 7,5 8 8,5 9 9,5 10 10,5 legs el gr oott e 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010 3 4 5 6 7 8 9 legs el gr ootte 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010 5 5,5 6 6,5 7 7,5 8 legs el gr ootte 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010 2 2,5 3 3,5 4 4,5 5 5,5 6 legs el gr oott e 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010 3,5 4 4,5 5 5,5 6 6,5 legs el gr ootte 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010

Figuur 16. Grafieken van legbegin, nestsucces en legselgrootte voor de Spreeuw van 1983­2012 (gegevens Meetnet Nestkaarten, Sovon/CBS).

Figuur 17. Geografische verdeling van de allereerste ei­ legdatum van de Spreeuw over de gebieden in Nederland en Vlaanderen.

Foto 5. Spreeuw uit nestopening. Fotograaf Jan van der Geld.

4.9. Zwarte Mees

Van de Zwarte mees zijn in totaal gegevens over 57 legsels ontvangen uit 18 gebieden; daarvan werden er 51 aangeduid als eerste legsel en zes (11,8%) als vervolglegsel. Van twee legsels wer-den geen details ingestuurd.

Het gemiddelde broedsucces van de Zwarte mees was 55,3% (verzamel) voor de eerste legsels en 85,4% voor de vervolglegsels; het gemiddelde nestsucces was 84,2% (n=42, Sovon); gemiddeld in de langjarige reeks vanaf 1982 (zie Figuur 18).

(17)

15

Jaarverslag broedseizoen 2012

In het totaal zijn er 410 eieren gelegd (verzamel); 369 voor de eerste legsels en 41 voor de ver-volglegsels (verzamel), zijn er 260 jongen uitge-komen: 222 (60,1%) van de eerste legsels en 38 (92,7%) van de vervolglegsels en zijn er 239 jon-gen uitgevlojon-gen; 204 (91,9%) van de eerste leg-sels en 35 (92,1%) van de vervolglegleg-sels.

De gemiddelde legselgrootte van de eerste Zwarte meeslegels was 7,5 eieren (verzamel, n=49) of 8,0 eieren voor de eerste legsels (Sovon, n=34) en 6,8 eieren (verzamel, n= 6) voor de vervolglegsels. Dat Sovon getal voor de eerste legsels is gemiddeld over

de langjarige tijdreeks (zie Figuur 18). Gemiddeld vlogen er per nest 7,1 jongen uit (Sovon, n=21). De gemiddelde eerste eilegdatum van de eerste legsel was 12 april (dag 103, n=34, Sovon) dat is, op 2005 na, de vroegste eidatum van de hele meetperiode vanaf 1981. Over die langjarige reeks lijkt er voor de Zwarte mees, in tegenstelling tot het beeld in eerdere jaren tot een vervroeging van de gemiddelde eerste eileg. De allereerste eileg van 2012 voor de Zwarte Mees was op 28 maart 2012 en werd gemeld uit gebied ZW-Drenthe waar de faculteit Dierecologie van de Rijksuniversiteit Groningen onderzoek doet (Figuur 19).

Het aantal legsels van de Zwarte Mees dat werd ingestuurd is tot nu toe het laagste over de af-gelopen vier jaar en misschien indicatief voor de afname van de Zwarte Mezen in Nederland

(on-Foto 6. Zwarte mees voor Nestkast. (on-Fotograaf Jan van der Geld.

Figuur 19. Geografische verdeling van de allereerste eilegdatum van de Zwarte mees over de gebieden in Nederland en Vlaanderen. Grauwe Vliegenvanger Grauwe Vliegenvanger Grauwe Vliegenvanger legselgrootte nestsucces legbegin Bonte Vliegenvanger Bonte Vliegenvanger Bonte Vliegenvanger legselgrootte nestsucces legbegin Glanskop Glanskop Glanskop legselgrootte nestsucces legbegin Matkop Matkop Matkop legselgrootte nestsucces legbegin Kuifmees Kuifmees Kuifmees legselgrootte nestsucces legbegin Zwarte Mees Zwarte Mees Zwarte Mees legselgrootte nestsucces legbegin 3,5 4 4,5 5 5,5 6 legs el gr oott e 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010 20 40 60 80 100 nes ts uc c es ( % ) 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010 09-mei 19-mei 29-mei 08-jun 18-jun 28-jun s tar t ei leg 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010 29-apr 04-mei 09-mei 14-mei 19-mei s tar t ei leg 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010 04-apr 09-apr 14-apr 19-apr 24-apr 29-apr 04-mei s tar t ei leg 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010 09-apr 14-apr 19-apr 24-apr 29-apr 04-mei s tar t ei leg 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010 13-apr 15-apr 17-apr 19-apr 21-apr 23-apr s tar t ei leg 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010 30-mrt 09-apr 19-apr 29-apr 09-mei 19-mei 29-mei s tar t ei leg 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010 50 60 70 80 90 100 nes ts uc c es ( % ) 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010 0 20 40 60 80 100 nes ts uc c es ( % ) 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010 0 20 40 60 80 100 nes ts uc c es ( % ) 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010 20 40 60 80 100 nes ts uc c es ( % ) 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010 65 70 75 80 85 90 95 100 nes ts uc c es ( % ) 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010 5 5,5 6 6,5 7 7,5 legs el gr oott e 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010 6,5 7 7,5 8 8,5 9 9,5 10 legs el gr oott e 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010 0 20 40 60 80 100 legs el gr ootte 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010 4 5 6 7 8 9 legs el gr ootte 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010 6 7 8 9 10 11 legs el gr ootte 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010

Figuur 18. Grafieken van legbegin, nestsucces en legselgrootte voor de Zwarte mees van 1981­2012 (gegevens Meetnet Nestkaarten, Sovon/CBS).

(18)

Landelijk NEtwerk voor STudies aan nestKASTbroeders

geveer 60% afname van de broedvogelpopulatie in de laatste 30 jaar). In 2009 werden gegevens ontvangen 65 legsels uit 19 gebieden; in 2010 van 75 legsels uit 13 gebieden; in 2011 van 68 legsels uit 20 gebieden en nu dus van 57 legsels uit 18 gebieden. Het zou mooi zijn als we voor deze soort in de toekomst meer informatie zouden ontvangen zodat er betere uitspraken over trends gedaan kun-nen worden.

4.10. Gekraagde Roodstaart

Van de Gekraagde Roodstaart zijn gegevens bin-nengekomen uit 16 gebieden: in het totaal is over 32 legsels informatie ontvangen, 30 eerste legsels en twee vervolglegsels.

Het gemiddelde broedsucces van de Gekraagde Roodstaart was 62,6% (verzamel), voor de eerste legsels en 60% voor de vervolglegsels; het gemid-delde nestsucces was 63,6% (Sovon, n=28) en dat is gemiddeld over de laatste dertig jaar (zie Figuur 20).

In het totaal zijn er 194 eieren gelegd (verzamel); 179 voor de eerste legsels en 15 voor de ver-volglegsels (verzamel), zijn er 146 jongen uitge-komen: 137 (76,5%) van de eerste legsels en 9 (60%) van de vervolglegsels en zijn er 121 jongen uitgevlogen; 112 (81,8%) van de eerste legsels en 9 (100%) van de vervolglegsels.

De gemiddelde legselgrootte van de eerste Gekraagde Roodstaartlegels was 5,97 eieren (ver-zamel) of 6,4 eieren voor de eerste legsels (Sovon, n=23). Dit is één van de hoogste gemiddelde leg-selgroottes van het eerste legsel van de laatste 20 jaar die verder opvallend constant leek maar de laatste jaren iets lijkt toe te nemen (Sovon, Figuur 20). Het gemiddeld aantal uitgevlogen jongen was 5,9 per legsel (Sovon, n=13).

De gemiddelde eerste eileg van de eerste legsel was 09 mei (dag 130, n=32, Sovon) is, na de

al-Holenduif Holenduif Holenduif legselgrootte nestsucces legbegin Bosuil Bosuil Bosuil legselgrootte nestsucces legbegin

Grote Bonte Specht Grote Bonte Specht

Grote Bonte Specht

legselgrootte nestsucces legbegin Winterkoning Winterkoning Winterkoning legselgrootte nestsucces legbegin Roodborst Roodborst Roodborst legselgrootte nestsucces legbegin Gekraagde Roodstaart Gekraagde Roodstaart Gekraagde Roodstaart legselgrootte nestsucces legbegin 1,6 1,8 2 2,2 2,4 2,6 legs el gr oott e 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010 20 40 60 80 100 nes ts uc c es ( % ) 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010 20-mrt 09-apr 29-apr 19-mei 08-jun 28-jun 18-jul s tar t ei leg 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010 29-jan 08-feb 18-feb 28-feb 10-mrt 20-mrt 30-mrt s tar t ei leg 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010 14-apr 19-apr 24-apr 29-apr 04-mei 09-mei 14-mei 19-mei s tar t ei leg 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010 09-apr 19-apr 29-apr 09-mei 19-mei 29-mei 08-jun 18-jun s tar t ei leg 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010 09-apr 19-apr 29-apr 09-mei 19-mei 29-mei s tar t ei leg 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010 19-apr 24-apr 29-apr 04-mei 09-mei 14-mei 19-mei 24-mei 29-mei s tar t ei leg 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010 20 40 60 80 100 nes ts uc c es ( % ) 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010 0 20 40 60 80 100 nes ts uc c es ( % ) 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010 0 20 40 60 80 100 nes ts uc c es ( % ) 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010 0 20 40 60 80 100 nes ts uc c es ( % ) 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010 30 40 50 60 70 80 90 100 nes ts uc c es ( % ) 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010 2 2,5 3 3,5 4 4,5 legs el gr oott e 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010 3 4 5 6 7 8 legs el gr oott e 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010 3 4 5 6 7 8 9 legs el gr oott e 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010 4 4,5 5 5,5 6 6,5 legs el gr ootte 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010 4 5 6 7 8 9 10 legs el gr ootte 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010

Figuur 20. Grafieken van legbegin, nestsucces en legselgrootte voor de Gekraagde Roodstaart van 1981­2012 (ge­ gevens Meetnet Nestkaarten, Sovon/CBS).

Foto 7. Gekraagde roodstaartjes in nest, de rode staartjes zijn al goed te zien. Fotograaf Leo Ballering.

Figuur 21. Geografische verdeling van de allereerste ei­ legdatum van de Gekraagde Roodstaart over de gebie­ den in Nederland en Vlaanderen.

(19)

17

Jaarverslag broedseizoen 2012

lervroegste datum in de langjarige vorig jaar weer heel gemiddeld (Figuur 20).

De allereerste eileg van 2009 voor de Gekraagde Roodstaart was op 27 april 2012 en werd ge-meld uit terrein Maashorst Hengstheuvel door de Vogelwacht Uden (Figuur 21). De geografische verdeling van de eerste eileg is te zien in Figuur 21 en hoewel de laatste legsels in het Noordwesten worden gemeld zijn krijgen we eigenlijk te weinig nestkastgegevens van de Gekraagde roodstaart bin-nen om geografische verschillen in eerste legda-tum te duiden.

Het zou mooi zijn als we voor deze soort in de toekomst meer informatie zouden ontvangen zo-dat er betere uitspraken over trends gedaan kun-nen worden. Deze soort geeft de voorkeur aan grotere invlieggaten waardoor er meer licht in de nestkast valt en ook is het opvallend dat ze in hele rotte nestkasten broeden, dus laat vooral hangen die oude kasten!

4.11. Holenduif

Peter Alblas geeft verder in het NESTKAST jaarver-slag over 2011 een mooi overzicht van zijn on-derzoek aan Holenduiven in Maastricht, omdat hij het niet eens was met hoe deze soort in de jaren daarvoor gerapporteerd werd. Voor een soort als de Holenduif zijn de eerste eilegdatum en de ver-houding eerste en vervolglegsels eigenlijk vreemde parameters want ze kunnen wel vijf legsels per jaar leggen! Ook worden legsels vaak niet lang ge-noeg gevolgd waardoor cijfers over nestsucces en broedsucces moeilijk op waarheid te schatten zijn. In de analyse van de cijfers hieronder worden dus ook alle nesten op een hoop geveegd.

Van de Holenduif zijn gegevens binnengekomen van 52 legsels in nestkasten (uit 15 gebieden); Deze werden aangeduid als 47 eerste legsels en 5 vervolglegsels (verzamel) maar worden hier dus op een hoop gegooid. Het is jammer dat de vogelwerkgroep ‘Tösse bos en Maas‘ van haar ter-rein in Swalmen, Limburg alleen maar doorgege-ven heeft dat er 25 nestkasten bezet waren door

Holenduiven maar deze niet op eieren en jongen gecontroleerd heeft; dat scheelt 50% van de ge-gevens. Ook het niet binnenkomen van de Friese gegevens (in 2010 nog goed voor ongeveer 80 legsels) heeft een zeer grote invloed op de cijfers! Het broedsucces uit deze kasten was 61,2% (ver-zamel), het gemiddelde nestsucces was 52,6% (Sovon, n=24). Dat nestsucces is laag gemiddeld over de laatste 25 jaar (zie Figuur 22).

In het totaal zijn er 67 eieren gemeld (verzamel) waarvan er in totaal 49 zijn uitgekomen (73,1%) en zijn er 41 jongen uitgevlogen (verzamel, 83,7%). De gemiddelde legselgrootte van de eerste legsels was 1,29 eieren per legsel. Die gemiddelde leg-selgrootte voor de eerste legsels is veel lager dan de gemiddelde legselgrootte uit de gegevens van Sovon van 2,0 eieren per legsel (n= 34), wat ook

Figuur 22. Grafieken van legbegin, nestsucces en legselgrootte voor de Holenduif van 1983­2012 (gegevens Meetnet Nestkaarten, Sovon/CBS). Holenduif Holenduif Holenduif legselgrootte nestsucces legbegin Bosuil Bosuil Bosuil legselgrootte nestsucces legbegin

Grote Bonte Specht Grote Bonte Specht

Grote Bonte Specht

legselgrootte nestsucces legbegin Winterkoning Winterkoning Winterkoning legselgrootte nestsucces legbegin Roodborst Roodborst Roodborst legselgrootte nestsucces legbegin Gekraagde Roodstaart Gekraagde Roodstaart Gekraagde Roodstaart legselgrootte nestsucces legbegin 1,6 1,8 2 2,2 2,4 2,6 legs el gr oott e 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010 20 40 60 80 100 nes ts uc c es ( % ) 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010 20-mrt 09-apr 29-apr 19-mei 08-jun 28-jun 18-jul s tar t ei leg 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010 29-jan 08-feb 18-feb 28-feb 10-mrt 20-mrt 30-mrt s tar t ei leg 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010 14-apr 19-apr 24-apr 29-apr 04-mei 09-mei 14-mei 19-mei s tar t ei leg 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010 09-apr 19-apr 29-apr 09-mei 19-mei 29-mei 08-jun 18-jun s tar t ei leg 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010 09-apr 19-apr 29-apr 09-mei 19-mei 29-mei s tar t ei leg 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010 19-apr 24-apr 29-apr 04-mei 09-mei 14-mei 19-mei 24-mei 29-mei s tar t ei leg 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010 20 40 60 80 100 nes ts uc c es ( % ) 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010 0 20 40 60 80 100 nes ts uc c es ( % ) 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010 0 20 40 60 80 100 nes ts uc c es ( % ) 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010 0 20 40 60 80 100 nes ts uc c es ( % ) 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010 30 40 50 60 70 80 90 100 nes ts uc c es ( % ) 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010 2 2,5 3 3,5 4 4,5 legs el gr oott e 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010 3 4 5 6 7 8 legs el gr oott e 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010 3 4 5 6 7 8 9 legs el gr oott e 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010 4 4,5 5 5,5 6 6,5 legs el gr oott e 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010 4 5 6 7 8 9 10 legs el gr ootte 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010

Figuur 23. Geografische verdeling van de allereer­ ste eilegdatum van de Holenduif over de gebieden in Nederland en Vlaanderen.

(20)

18

Landelijk NEtwerk voor STudies aan nestKASTbroeders

Foto 8. Holenduif in Nestkast. Fotograaf Wil de Veer.

laag te noemen is! Gemiddeld vlogen er 1,8 jongen per nest uit (Sovon, n=16).

De gemiddelde eerste eilegdatum was 7 april (dag 107, n=34, Sovon), dat is verreweg de vroeg-ste eidatum over de langjarige reeks vanaf 1991 (Figuur 22). Het aantal legsels waar deze getallen op gebaseerd zijn is natuurlijk laag en daarom is een vergelijking over meerdere jaren erg moeilijk. De allereerste eileg van 2012 voor de Holenduif was op 25 januari 2012 en werd gemeld in het gebied Naarderweg Blaricum door VWG het Gooi

e.o. (Figuur 23). Meer en vooral betere gegevens Foto 9. Bosuillegsel met 7 eieren in Schijndel, NBr. Fotograaf Addie van der Heijden.

Figuur 24. Grafieken van legbegin, nestsucces en legselgrootte voor de Bosuil van 1995­2012 (gegevens Meetnet Nestkaarten, Sovon/CBS). Holenduif Holenduif Holenduif legselgrootte nestsucces legbegin Bosuil Bosuil Bosuil legselgrootte nestsucces legbegin

Grote Bonte Specht Grote Bonte Specht

Grote Bonte Specht

legselgrootte nestsucces legbegin Winterkoning Winterkoning Winterkoning legselgrootte nestsucces legbegin Roodborst Roodborst Roodborst legselgrootte nestsucces legbegin Gekraagde Roodstaart Gekraagde Roodstaart Gekraagde Roodstaart legselgrootte nestsucces legbegin 1,6 1,8 2 2,2 2,4 2,6 legs el gr oott e 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010 20 40 60 80 100 nes ts uc c es ( % ) 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010 20-mrt 09-apr 29-apr 19-mei 08-jun 28-jun 18-jul s tar t ei leg 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010 29-jan 08-feb 18-feb 28-feb 10-mrt 20-mrt 30-mrt s tar t ei leg 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010 14-apr 19-apr 24-apr 29-apr 04-mei 09-mei 14-mei 19-mei s tar t ei leg 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010 09-apr 19-apr 29-apr 09-mei 19-mei 29-mei 08-jun 18-jun s tar t ei leg 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010 09-apr 19-apr 29-apr 09-mei 19-mei 29-mei s tar t ei leg 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010 04-mei 09-mei 14-mei 19-mei 24-mei 29-mei s tar t ei leg 60 80 100 ts uc c es ( % ) 0 20 40 60 80 100 nes ts uc c es ( % ) 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010 0 20 40 60 80 100 nes ts uc c es ( % ) 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010 0 20 40 60 80 100 nes ts uc c es ( % ) 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010 30 40 50 60 70 80 90 100 nes ts uc c es ( % ) 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010 2 2,5 3 3,5 4 4,5 legs el gr oott e 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010 3 4 5 6 7 8 legs el gr oott e 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010 3 4 5 6 7 8 9 legs el gr oott e 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010 4 4,5 5 5,5 6 6,5 legs el gr oott e 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010 6 7 8 9 10 el gr ootte

(het hele jaar door controleren en langer de nesten volgen) zijn zeer gewenst in de komende jaren!

4.12. Bosuil

Van de Bosuil zijn, via de verzamelformulieren, gegevens uit 132 nestkasten binnengekomen (uit 30 gebieden), van negentien legsels zijn geen ver-dere gegevens ontvangen, maar deze zijn wel naar Sovon gestuurd. Het broedsucces van de Bosuil was maar 58,3%. Bij Sovon zijn ook broedbiologi-sche gegevens over de Bosuil binnengekomen: 144 legsels uit nestkasten. Dit is het hoogste aantal leg-sel waar NESTKAST tot nu toe de gegevens van heeft gekregen, misschien dat de rapportage van gegevens in dit verslag nog een steentje bijdraagt aan meer en betere nestkastencontroles. Het nest-succes uit die gegevens is 74,6% (Sovon, n=105), lager dan het langjarig gemiddelde (81,1%) over de laatste 15 jaar (zie Figuur 24).

Van de 113 legsels zijn 254 eieren gemeld (64,6%, verzamel, gemiddeld 2,24 per legsel). Hiervan kwamen er 164 uit en uiteindelijk zijn er 148 jon-gen uitgevlojon-gen (90,4%) (gemiddeld 1,31 per leg-sel).

(21)

19

Jaarverslag broedseizoen 2012

De gegevens uit de Sovon nestkaartdatabase laten een positiever beeld zien maar ook de legselgroot-tes uit de Sovon database waren hooggemiddeld: 3,5 eieren per legsel (n=85). De gemiddelde leg-selgrootte (Sovon) varieert de laatste 15 jaar tus-sen 2,4 en 3,8). Per legsel vlogen er gemiddeld 2,8 jongen uit (Sovon, n=74).

De gemiddelde datum dat het eerste ei gelegd werd was 24 februari (dag 55, n=144) en daar-mee vroeggemiddeld over de langjarige reeks vanaf 1995 (zie Figuur 24). De allervroegste eerste ei-legdatum van de Bosuil was op 4 december 2011

A.P.Hilhorstweg te Soest en werd gevonden door Vogel werkgroep ‘t Gooi (Figuur 25). Zo’n vroege ei-leg is uniek en speciaal om deze gebeurtenis vast te leggen moest de Sovon database aangepast worden! We zien het aantal aangeleverde gegevens van de Bosuil langzamerhand toenemen en daar zijn we zeer blij mee omdat er niet heel veel broedbiolo-gisch onderzoek naar deze soort gedaan wordt. Dat is natuurlijk wel enigszins onderhevig aan goede en slechte muizenjaren maar het is een mooie soort om in je nestkasten te hebben en dat merken steeds meer onderzoekers, en wij dus ook! In 2009 werden gegevens ontvangen 3 legsels uit drie ge-bieden; in 2010 van 52 legsels uit 20 gege-bieden; in 2011 van 79 legsels uit 14 gebieden en nu dus van 132 legsels uit 30 gebieden.

4.13. Andere soorten

Van een aantal soorten zijn ook nog gegevens bin-nengekomen via de verzamelformulieren waardoor we ook nog wat over de broedbiologie van deze soorten kunnen zeggen. Maar omdat het meestal (zeer) weinig legsels met details omvat kunnen we geen heel stellige uitspraken doen over deze

Foto 10. Controle van een bezette Bosuilen kast in Schijndel NBr. Fotograaf Addie van der Heijden.

Figuur 25. Geografische verdeling van de allereerste ei­ legdatum van de Bosuil over de gebieden in Nederland en Vlaanderen.

Foto 11. Predatie van nestkasteninhoud door Grote bon­ te specht: gaatje ter hoogte van bovenkant nestmateriaal waardoor de jongen met de tong naar buiten gehengeld worden. Fotograaf Leo Ballering.

(22)

Landelijk NEtwerk voor STudies aan nestKASTbroeders

soorten. Over deze soorten willen we eigenlijk veel meer gegevens ontvangen!

Grote Bonte Specht

Van de Grote bonte specht zijn er gegevens van 7 legsels in nestkasten binnengekomen (uit vier ge-bieden); dit zijn allemaal eerste legsels (verzamel). Van één legsel werden verder geen details door-gegeven.

Het broedsucces uit deze kasten was 70,4% (ver-zamel). Bij die zes legsels zijn in totaal zijn er 27 eieren gelegd (verzamel), zijn er 20 jongen uitge-komen (74,1%) en zijn er 19 jongen uitgevlogen (95,0%).

De gemiddelde legselgrootte van de eerste Grote bonte spechtlegels was 4,5 eieren (verzamel). Het eerste ei van het vroegste legsel werd gelegd op 10 april 2012 en werd gemeld uit het gebied Odiliapeel-oost door Vogelwacht Uden e.o..

Bij Sovon zijn te weinig nestkaarten van deze soort binnengekomen om zinnige berekeningen te ma-ken. Meer gegevens zijn zeer gewenst in de ko-mende jaren!

Witte kwikstaart

Er zijn maar vier legsels van de Witte kwikstaart ingestuurd. In totaal werden er 18 eieren gevon-den (gemiddeld 4,5 eieren per nest), zijn er der-tien uitgekomen die ook allemaal uitgevlogen zijn. Het eerste ei werd gelegd op 1 mei 2012 en werd gemeld in Lettelbert, Gemeente Leek door Rene Oosterhuis.

Foto 12. Nestkastenpredatie door Grote bonte specht. Fotograaf Leo Ballering.

Winterkoning

Van de Winterkoning zijn er gegevens van 15 leg-sels in nestkasten binnengekomen, dertien eer-ste legsels en twee vervolglegsels uit tien gebie-den (verzamel). Het broedsucces uit deze kasten was 58,7% (verzamel) voor de eerste legsels en 83,3% voor de vervolglegsels en het nestsucces was 33,8% (Sovon, n=25).

In het totaal zijn er 69 eieren gelegd (verzamel); 63 voor de eerste legsels en 6 voor de vervolgleg-sels (verzamel), zijn er 48 jongen uitgekomen: 43 (68,3%) van de eerste legsels en vijf (83,3%) van

Foto 13. Vijf Witte kwikstaarteieren in een Steenuilenkast. Fotograaf Gerard Broekgerrits.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

aantal mogelijkheden waarbij de voorstemmen van die partij doorslaggevend zijn voor de meerderheid mi totaal aantal mogelijkheden waarbij die partij voorstemt.. Wanneer er sprake

Zoals je onder de grafiek kunt zien, was de groei van het spaargeld in de eerste acht maanden van 2001 (28,9 miljard) ongeveer 3 keer zo groot als in de eerste acht maanden van

Voor het tweede jaar op rij verzamelden we heel wat interessante gegevens binnen het kader van de monitoring en het ecolo- gisch onderzoek naar de bruine kiekendief in Vlaanderen

Omdat de radioactieve vloeistof in een minimale hoeveelheid wordt gebruikt tijdens dit onderzoek, levert dit geen gevaar op voor uw of andermans

De Grote Sternen kenden in het begin van het broedseizoen wel vrij veel predatie door Zwartkop- en Kokmeeuwen, maar eens die fase voorbij bleven ook van deze soort nagenoeg

Hoewel er weinig over staat… valt mij op dat bij het sterven van de Heere Jezus de graven werden geopend, en vele lichamen der heiligen die ontslapen waren, werden opgewekt (dus

Vraag naar hun ideeën over versieringen die ze hebben gemaakt, overwegingen die ze had- den voor extra toevoegingen aan hun huisje of over de plek waar ze het huisje willen

directors along the lines already advocated in the OECD Principles for internal control functions reporting to the audit committee or equivalent.  The process of risk management