• No results found

De financiele positie van een groep gemengde bedrijven op de West-Veluwe

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De financiele positie van een groep gemengde bedrijven op de West-Veluwe"

Copied!
42
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Drs. S. Aukema

Drs. L.B. van der Giessen

DE FINANCIËLE POSITIE VAN EEN GROEP GEMENGDE BEDRIJVEN OP DE ¥EST-VELU¥E

,.,.„ VERSLAGEN

^'•"i!«»Se NO. 81

(2)

INHOUD

Biz. WOORD VOORAF

HOOFDSTUK I DOEL EU OPZET VAN HET ONDERZOEK § 1. Doel

§ 2. Herkomst en verwerking van de gegevens § 3. Opzet van het onderzoek

HOOFDSTUK II ALGEMENE BALANSBEOORDELING § 1 . De gemiddelde "balans

§ 2. Toelichting op de kapitaalœomponenten (debetzijde) § 3. Toelichting op de vermogenscomponenten

(credit-zijde)

HOOFDSTUK III BALANSBEOORDELING VANUIT VERSCHILLENDE GEZICHTSPUNTEN § 1. Verschillen in bedrijfsgrootte

§ 2. Verschillen in aantal in het bedrijf meewerkende gezinsleden

§ 3. Verschillen in tijdstip, waarop de boer met zelf-standige bedrijfsuitoefening is begonnen HOOFDSTUK IV VERBAND TUSSEN KAPITAALS- EN VSRMOGENSCOMPONENTEN

§ 1. De solvabiliteit § 2. De liquiditeit § 3. De krediet- en bestedingsruimte HOOFDSTUK V HOOFDSTUK VI SAMENVATTING

DE ONTWIKKELING VAN HET EIGEN VERMOGEN EN DE RENTABI-LITEIT VAN LANDBOUWBEDRIJVEN

VERMOGENSBEHOEFTE OP LANGE TERMIJN EN DE FINANCIERING HIERVAN

7

7

7

8

9

9

11

17

20 20 22 24 26 26 26 30 33 39 42 1282

(3)

WOORD VOORAF

In 1952 en 1957 is door het Landbouw-Economisch Instituut een on-derzoek ingesteld naar de financiële positie van de landbouwbedrijven. De resultaten hiervan zijn gepubliceerd in de Rapporten ÏTo. ' s 213 en 338, getiteld s "De financiële positie van landbouwbedrijven in Nederland". Het doel was inzicht te verkrijgen in de grootte en opbouw van het bedrijfs-kapitaal en de wijze waarop in de vermogensbehoefte werd voorzien.

Van de zijde van het Ministerie van Landbouw en Visserij en van de kredietcoöperaties is de wens te kennen gegeven periodiek over gegevens te beschikken waaruit de ontwikkeling van de financiële positie blijkt. Hierbij zou evenwel in de toekomst ook de onderlinge samenhang tussen de vermogenspositie en de rentabiliteit moeten worden bezien en tevens moe-ten worden gelet op de aard van de op de bedrijven aanwezige activa en op de te verwachten vermogensbehoefte als gevolg van de technische ontwikke-ling in de landbouw.

Dit verslag beoogt - met een beperkt aantal bedrijven als proefob-ject - de ontwikkeling aan de hand van de balansgegevens te analyseren en tevens de achtergronden van de financiële positie te belichten. Daar slechts 25 bedrijven bij dit onderzoek zijn betrokken mogen uit de re-sultaten van het onderzoek geen algemene conclusies worden getrokken. Het doel is ervaring op te doen en een methode van onderzoek te ontwerpen.

Dit neemt echter niet weg dat, al zijn de bedrijven misschien niet voldoende representatief voor de betrokken landstreek, de resultaten van het onderzoek vooronderstellingen kunnen aantasten zonder dat direct ande-re waarheden ervoor in de plaats worden gesteld.

Het onderzoek werd verricht door drs. S. Aukema en drs. L.B. van der Giessen van de afdeling Bedrijfseconomisch Onderzoek Landbouw.

DE DIRECTEUR,

(4)

7

-HOOFDSTUK I

DOEL Sil OPZET VAN HET ONDERZOEK

§ 1. D o e 1

Uit de verslagen van het L.E.I. betreffende de rentabiliteit van de landbouwbedrijven is af te leiden dat de bedrijfseconomische resul-taten van de bedrijven dikwijls negatief zijn. Het blijkt evenwel dat desondanks het inkomen van de boer (en zijn gezinsleden) niet alleen veelal voldoende is om in het levensonderhoud te voorzien maar zelfs soms ook de mogelijkheid tot vermogensvermeerdering openlaat.

Het is niet moeilijk hiervoor een verklaring te geven. Vele kosten zijn namelijk geen uitgaven. De kosten bestaan voor een deel uit het voor de handenarbeid van de boer en meewerkende gezinsleden in rekening gebrachte loon waarvan echter slechts een gering deel wordt uitgekeerd. Ook de rente over het eigen vermogen vormt voor de boer inkomen en op

de eigenaarsbedrijven zijn de uitgaven lager dan de in rekening gebrach-te pacht en onderhoudskosgebrach-ten.

Over de orde van grootte van de verschillen tussen kosten en uit-gaven en over de privé-inkomsten en -uituit-gaven is evenwel weinig bekend en daardoor wordt vaak een verkeerd beeld verkregen van de financiële positie van het boerenbedrijf en de levensomstandigheden van de boer en zijn gezinsleden.

Ten einde het inzicht te vergroten is in het volgende naast de ba-lansbeoordeling uitvoerig aandacht besteed aan de privé-ontvangsten en -uitgaven, aan de rentabiliteit van het bedrijf, alsmede aan de niet be-taalde kosten zijnde de voornaamste factoren, die de ontwikkeling van het eigen vermogen hebben beïnvloed.

§ 2 . H e r k o m s t e n v e r w e r k i n g v a n d e g e g e v e n s De in deze studie verwerkte gegevens zijn afkomstig van het

boekhoud-bureau van de C.B.T.B. te Ede en hebben betrekking op 25 bedrijven, va-riërend van 6 tot 32 ha - met een gemiddelde grootte van 13 ha - gelegen in en ten oosten van de Geldersche Vallei (zie bijlage 1 ) . Het zijn ge-mengde bedrijven, waarvan de opbrengsten voor 27 tot 64$ afkomstig zijn uit de rundveehouderij, voor 4 tot 53$ uit de pluimveehouderij en voor

1 tot 44$ uit de varkenshouderij.

Voor de gegevens van de jaren 1958 "tot en met 1961 hebben de fiscale balansen van deze bedrijven gediend, terwijl over de boekjaren 1959/60 en

1960/61 tevens van de bedrijfseconomische boekhoudingen gebruik kon worden gemaakt.

Daar beoogd werd niet alleen een balansanalyse te geven maar ook de mutaties in het eigen vermogen te onderzoeken, waren aanvullende gegevens noodzakelijk. Door middel van een enquête (zie bijlage 2) zijn deze ge-gevens, die vooral betrekking hebben op persoonlijke omstandigheden en t.a.v. bezittingen in de privé-sector, verkregen.

(5)

Veranderingen in de vermogenspositie van de boer door wijzigingen in persoonlijke omstandigheden - zoals in de kosten voor het levensonderhoud, kosten van de opleiding van de kinderen, kosten van de oudedagsverzorging, ontvangen erfenissen en schenkingen - konden nu worden verklaard. Gegevens "betreffende de leeftijd van de boer, duur van de bedrijfsexploitatie,

ge-zinssamenstelling, het nog in leven zijn van (schoon-)ouders enz. maakten het mogelijk het inzicht in de vermogensmutaties verder te verdiepen.

Tenslotte zijn voor het vaststellen van de vermogensbehoefte voor de dode inventaris nog de volledige inventarislijsten opgenomen.

Voor grond, gebouwen en veestapel zijn de balanscijfers gecorrigeerd, waarbij de werkelijke waarde van de gebouwen door de directeur van vorenge-noemd bureau van de C.B.T.B. - als taxateur - is geschat.

De herwaardering van de activa is geschied op basis van het prijspeil per 1 januari 1961, waardoor de invloed van prijsveranderingen gedurende de onderzochte periode zoveel mogelijk is uitgeschakeld.

§ 3 . O p z e t - v a n h e t o n d e r z o e k

Onder eigenaars- en pachtbedrijven worden verstaan de bedrijven die minstens TOfo van de oppervlakte grond in eigendom, respectievelijk pacht hebben.

Het begrip "financiële positie" wordt volkomen neutraal gehanteerd. Het kan worden betrokken op de solvabiliteit, op Ie liquiditeit,.op de

rentabiliteit, op de krediet- en bestedingsruimte, op het eigen vermogen in de bedrijfssector of tezamen met het vermogen in de privé-sector of op de vermogensbehoefte„

. In eerste instantie zijn de balansen van 15 eigenaarsbedrijven gecom-bineerd en is een analyse gegeven van de kapitaals- en vermogenscomponenten, Ditzelfde is ook gedaan met de 10 pachtbedrijven die bij het onderzoek zijn betrokken.

Daarna zijn de bedrijven naar diverse gezichtspunten gegroepeerd om de verschillen tussen de bedrijven met betrekking tot hun financiële positie te verklaren.

Vervolgens wordt de ontwikkeling van het eigen vermogen behandeld, waarbij een onderscheid is gemaakt tussen de bedrijfssector en de privé-sector. Aan de privé-mutaties is hier veel aandacht besteed.

Tenslotte wordt nog een beschouwing gewijd aan de vermogensbehoefte op lange termijn. Ten aanzien van de dode inventaris is deze vermogensbe-hoefte nader uitgewerkt.

(6)

9

-HOOFDSTUK II

ALGEMENE BALANSBEOORDELING

§ 1 . D e g e m i d d e l d e " b a l a n s

Bij het samenstellen van de gemiddelde balans is uitgegaan van de fiscale balansen van de in het onderzoek "betrokken "bedrijven met dien verstande dat t

a. indien de boekjaren liepen van 1 mei tot 1 mei - zoals bij 7

eige-naarsbedrij ven het geval was - deze boekjaren zijn gerekend samen te vallen met de kalenderjaren5

b. grond is gewaardeerd tegen f»4000,- per ha of de hogere balanswaarde; c. gebouwen zijn getaxeerd tegen de verkoopwaarde;

d. de dode inventaris is gewaardeerd tegen de balanswaarde;

e. de veestapel gedeeltelijk is gewaardeerd tegen de gemiddelde markt-prijs , te weten voor melkkoeien f. 950,-, voor vaarzen f. 700,-, voor pinken f„ 500j_ en voor paarden f. 900?~? terwijl voor varkens,

scha-pen en pluimvee de balanswaarde is aangehouden. Dit laatste geldt te-vens voor paarden indien de balanswaarde hoger was dan f. 900?~5

f. in geval de pachter in de onderzochte periode de boerderij heeft ge-kocht, aangenomen is dat deze koop vóór 1 januari 1958 heeft plaats-gehad en dat hij derhalve gedurende de gehele periode eigenaar is ge-weest. Dit is gedaan om geen geflatteerd beeld te krijgen van grote

bedrijfsinvesteringen, gepaard gaande met veranderingen in de verhou-ding tussen eigen en vreemd vermogen, die met de bedrijfsexploitatie in de onderzochte periode geen verband houden.

In grafiek I wordt een beeld gegeven van de gemiddelde balans (ba-lanstotaal gedeeld door het aantal bedrijven).

GEMIDDELDE BALANS VAN

120 110 100 DO 80 70 60 5? 40 30 20 10 0 Eigenaarsbedrijvcn

Debet r~i Credit

m

I

I

é

Prive'-middclen ( i n c l . kas en bank) Voorraden en vorderingen '//lOverige vastgeleg-^ d e middelen ggrond en gebouwen Grafiek 1 Eigen vermogen,belegd buiten het bedrijf Vreemd vermogen op korte termijn Vreemd vermogen op ^ lange termijn Wi Eigen vermogen,belegd tfd in het bedrijf Debet Pachtbedrijven Credit 1-1-'58 '59 '60 '61 1-1-'58 '59 '60 '61 1-1-'58 '60 '61 1-1-!58 '59 '60 '61

(7)

10

-De gemiddelde balanswaarde van de eigenaarsbedrijven is toegenomen met ruim f. 11.100,- en die van de pachtbedrijven met ruim f. 11,700,-, waarvan resp. ruim f.2.300,- en ruim f.1.800,- in de privé-sector.

In de "bedrijfssector is de toeneming van de balanswaarde vooral een gevolg van vergroting van de veestapel en van de investering in gebouwen.

In tabel 1 is het verloop van de balanscomponenten in indexcijfers aangegeven. Hierbij dient evenwel te worden opgemerkt dat de toeneming van de investeringen in dode inventaris en de vrij sterke stijging van het vreemde vermogen op korte termijn betrekking heeft op een gering percentage van het balanstotaal.

In de tabellen 2 en 3 is de absolute hoogte van de balanscomponenten aangegeven.

VERLOOP VA1T DS BALMSCOMPONENTEN" III INDEXCIJFERS Tabel 1

eigen vermogen belegd""in" het bedrijf

vreemd vermogen op lange termijn

vreemd vermogen op korte termijn 100 100 100 104 94 120 108 9ó I36 Balanscomponenten Eigenaarsbedrijven s grond gebouwen veestapel dode inventaris

overige vastgelegde be-drijfsmiddelen voorraden en vorderingen op korte termijn Per

I-I-I958

100 100 100 100 100 100 Per

I-I-I959

100 IO4 103 125 107 86 Per I-I-I96O

99

114 109 140 111

79

Per 1-1-1961

98

117 120 150 117

79

113

92

13.4.

balanstelling bedrijfssector balanstelling privé-sector Algeheel balanstotaal Pachtbedrijven s grond gebouwen veestapel dode inventaris

overige vastgelegde be-drijfsmiddelen

voorraden en vorderingen op korte termijn

eigen vermogen belegd in het bedrijf

vreemd vermogen op lange termijn

vreemd vermogen op korte termijn balanstelling bedrijfssector balanstelling privé-sector Algeheel balanstotaal 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 102 114 104 106 132 106 114 110

74

111

96

98

107 118 110

ÏÖ6

105 106 106 147 118 117 123

97

127

96

108 119 109 117 109 114 110 106 153 123 125 133 100 127 100

148

124 115 122

(8)

11

§ 2 . T o e l i c h t i n g o p d e k a p i t a a l s c o m p o

-n e -n t e -n ( d e b e t z i j d e )

a . Vastgelegde middelen i n de " b e d r i j f s s e c t o r

1. Grond

Alleen de waarde van de grond in eigendom is opgenomen, daar voor dit onderzoek slechts de verhouding tussen de waarde van de verschillen-de produktiemidverschillen-delen, die in eigendom zijn van verschillen-de grondgebruikers van be-lang is.

Het bleek dat de grond op de fiscale balansen was opgenomen voor ge-middeld 51$ van de geraamde waarde van f. 4000,,- per ha„

2. Gebouwen

Hieronder vallen alle bedrijfsgebouwen in eigendom,, inclusief het woonhuis.

Op de fiscale balansen waren deze activa in 1958 bij de eigenaarsbe-drijven voor 53$ en bij de pachtbeeigenaarsbe-drijven voor 68$ van de getaxeerde

waarde opgenomen« In 196I waren deze percentages respectievelijk 59 e n 79»

Ten opzichte van 1958 zijn in de onderzochte periode de netto-inves-teringen bij de eigenaarsbedrijven toegenomen met bijna f. 4200,- (d.i.

17$) en bij de pachtbedrijven met ruim f. 2500,- (d.i. 53$). 3. Veestapel

De fiscale balanswaarde van de veestapel bedroeg, zowel bij eigenaars-als bij pachtbedrijven, in 1958 78$ en in 1961 80$ van de werkelijke waar-de. De hogere bedrijfseconomische waarde is een gevolg van de herwaarde-ring van rundvee en paarden.

In de onderzochte periode nam de waarde van de veestapel toe met bijna f. 4100,- bij de eigenaarsbedrijven en met bijna f. 5700,- bij de pachtbedrijven (d.i. respectievelijk met 20$ en 23$).

4. Dode inventaris

Hier blijkt de fiscale balanswaarde redelijk overeen te komen met de bedrijfseconomische waarde. Voornamelijk door investeringen in hooibouw-werktuigen, melkmachines, trekkers, landbouwwagens, auto's en bromfietsen zijn de netto-investeringen van 1958 tot 1961 toegenomen met 50$ bij de

eigenaarsbedrijven en met 25$ bij de pachtbedrijven. 5« Veldinventaris

Deze post heeft nog enige betekenis gekregen doordat er bedrijven zijn die per 1 mei hun jaarrekening afsluiten.

6. Ledenkapitaal

Onder de vastgelegde middelen is de bijschrijving op de ledenreke-ning opgenomen omdat ervan is uitgegaan, dat tijdens de duur van de be-drijf sexploitatie dit bedrag niet kan worden opgenomen. Deze post bedraagt evenals de veldinventaris minder dan één procent van het balanstotaal en is dus tevens van ondergeschikte betekenis.

(9)

12 -GEMIDDELDE BALMS Debet Bedrij fsmiddelen: I Vastgelegde middelen a. Grond b. Gebouwen Veestapel Dode inventaris Veldinventaris c. d. e, f. Ledenkapitaal 1-1-1958 gld. 1-1-1959 gld. I-I-I96O gld. 39388 24714 20847 3551 46O 728 89688 II Voorraden en vorderingen op korte termijn a. Voorraden b. Vorderingen Balanstotaal bedrijfssector 497 2149. 2646 39388 25701 21525 4459 460 814 92347 465 .1805 Ï270 38947 28077 22667 4976 46O 864 1-1-1961 gld. 9599' 557 1524 2081 92334

W 6 T T

"98072' 38413 28905 24931 5341 460 934 98984 562 1524 2086 "1ÜT07Ö" Middelen buiten het'bedrï'jf":

I Vastgelegde middelen in grond en gebouwen

II Vorderingen op lange termdjn

4793 4132 4793 4147 4793 4533 4793 3622 III Vlottende en liquide

middelen a. Effecten b. Banksaldi c. Kassaldi Balanstotaal privé-sector 1390 5726 1106 1404 7990 1148 1397 6212 1099 1117 7845 2111 8222 17147 IO542 "T9482" 87O8 T8Ô34 IIO73 "ï"9"48"8"

(10)

13

-T a b e l 2 VAN 15 EIGENAARSBEDRIJVEN

Credit

Vermogenj, belegd in het bedrijf: I Eigen vermogen

II Vreemd vermogen op lange termijn

A. Hyp. leningen van: a, boerenleenbanken b. overige banken c. verzekeringsmij en d. familieleden

e„ overige particulieren B.'Met-hyp.leningen van: a. boerenleenbanken b. overige banken c. verzekeringsmij en d, familieleden e. overige particulieren ö. Nog uit te keren erfdelen

III Vreemd vermogen op korte termijn

a. Leverancierskrediet 1. meststoffen 2. veevoer

3. zaaizaad/pootgoed 4. werk door derden 5. overige

b. Lop.rek.boerenleenbanken c. Overige bedrijfsschulden Balanstotaal bedrijfssector

Vermogen, belegd buiten hét

bedrijf: I Eigen vermogen II Privé-schulden Balanstotaal privé-sector . Algeheel balanstotaal 1-1-1958 gld. 5273 1203

920

-— -IO597

333

1859

107

2174

12

31

263

548

68930 20185 3219 92334 17147 17147 109481 1-1-1959 gld. 4933 1173

920

-— -9634

547

1859

75

2574

5

25

-624

568

7168O 19066 3871

T46T7'

19482 19482 114099 1-1-1960 gld. 74378 4493 1141

880

-— — -— 10090

869

1859 19332

88

298O

15

19

112

925

223

4362 " 98Ö72 18034 I8034 116106 1-1- 1961 gld. 4262 1112

727

-— — — — 98O4

859

1859

87

2738

68

5

22

1064 L 330 78133 18623 4314 101070 19488 19488 120558

(11)

- . 1 4 GEMIDDELDE BALANS Debet 1-1-1958 1-1-1959 I - I - I 9 6 O I - I - 1 9 6 I g l d . g l d . g l d . g l d . B e d r i j f s m i d d e l e n : I V a s t g e l e g d e m i d d e l e n a . Grond "b. Gebouwen c. Veestapel d. Dode inventaris e. Veldinventaris f. Ledenkapitaal II Voorraden en vorderingen 1336 4768 (25123 5251 328 446 37252 1416 6275 26660 5962 328 524 41165 1416 7015 29646 6127 328 624 45156 1416 7316 30800 6579 328 705 47144 op korte, termijn a. Voorraden b. Vorderingen 1462 2485 1595 1341 3947 2936 1431 2391 3822 1609

.?155.

3964 Balanstotaal bedrijfssector

Mi'ddëï ë n " "bü"it ëh' " ~he"t~ "bë'd"f 1 j T :" " "

I Vastgelegde middelen in grond en gebouwen

II Vorderingen op lange termijn

41199 44101 '48978" 5IIO8 1250 3213 1250 2995 1250 4510 1250 5718 III Vlottende en liquide middelenj

a. Effecten b. Banksaldi c. Kassaldi Balanstotaal privê*-sector 1975 5565 607 8147 T26T0' 2274 7OI6 1289 IO579 T4B24 2274 5302 461 8037 13797 2244 4108 1152 7504 14472" Algeheel balanstotaal "53W9" "58925" 62775 6558O

(12)

- 15

Tabel 3 VAS 10 PACHTBEDRIJVEN

Credit

1-1-1958

1-1-1959

1-1-1960

1-1-1961

Vermogen, belegd in het "bedrijf: I Eigen vermogen

H Vreemd vermogen op lange termijn A. Hyp.leningen van: a. "boerenleenbanken b- overige banken c. verzekeringsmij en d» familieleden e o overige particulieren B. Niet-hyp.leningen van: a. boerenleenbanken b. overige banken c. verzekeringsmij en d. familieleden e. overige particulieren C. Nog uit te keren erfdelen

m Vreemd vermogen op korte termijn

a. Leverancierskrediet 1. meststoffen 2. veevoer

3 . zaaizaad/pootgoed

4 . werk door derden

5. o v e r i g e

t , Lop.rek.boerenleenbanken

c . Overige b e d r i j f s s c h u l d e n

B a l a n s t o t a a l b e d r i j f s s e c t o r

Vermogen

5

belegd b ü ï t ë n ' h é T

b e d r i j f :

I Eigen vermogen

II Privé-schulden Balanstotaal privé-sector gld.

I48O

1396

5072

110

1875

4

84

8

406

1183

29581

7948

3670

"4TÏ99"

gld. gld.

32844

37448

12610

T26TÖ"

1450

942

5272

7664

1

1579

49

494

1470

3593

"44TÖÏ

14824

T482"4

1420

5347

7649

143

2454

56

140

188

900

3881

"48'9W

gld.

37713

1390

771

5797

7958

4

3590

24

314

515

990

5437

"5TÏÖ8"

13797

14468

4

13797

"14472"

T55SÖ"

Algeheel balanstotaal

53809

38925

62775

(13)

16

-b. Voorraden en vorderingen op korte termijn in de bedrijfssector 1. Voorraden

Hieronder vallen de landbouwprodukten en het veevoer (incl, hooi-en kuilvoorradhooi-en), die voor ehooi-en geschat bedrag zijn opghooi-enomhooi-en. Bij de pachtbedrijven waren deze ongeveer driemaal zo hoog als bij de eigenaars-bedrijven en varieerden van f.1.462,- in 1958 tot f.1.609,- in 1961.

2. Vorderingen op korte termijn

Deze vorderingen hebben betrekking op nog te ontvangen melk- en

eiergeld en vorderingen voor geleverde landbouwprodukten en verkocht vee. In de onderzochte periode zijn de vorderingen op korte termijn bij de eigenaarsbedrijven teruggelopen van f.2.149?- tot f.1.524?-» Bij de pachtbedrijven bedroegen ze per 1 januari 1958 f.2.485»- e n Ver 1 januari

1961 f.2.355,-.

c. Middelen buiten het bedrijf

De. totale liquide middelen zijn in de privé-sector opgenomen. Hoewel een deel van de bank- en kassaldi ten dienste van het bedrijf staat kon

een splitsing tussen bedrijfs- en privé-saldi nl. niet worden gemaakt. Bij de eigenaarsbedrijven is het totaal aan privé-middelen toegenomen van ruim f.17.100,- tot bijna f.19.5OO,- (14$) en bij de pachtbedrijven van ruim f.12.600,- tot bijna f,14.500,- (15$)« In procenten van het

ba-lanstotaal stegen bij de eigenaarsbedrijven de privé-middelen van 15j7$ tot 16,270, terwijl deze bij de pachtbedrijven daalden van 2354$ "tot 22,1$.

Dit betekent dus uiteraard een relatief sterkere stijging van de totale bedrijfsmiddelen bij de pachtbedrijven.

De privé-middelen zijn te onderscheiden ins

1. vastgelegde middelen in grond en gebouwen (buiten het bedrijf)

Ook hier zijn de onroerende goederen getaxeerd tegen de werkelijke waarde. Het betreft uitsluitend belegging in gebouwen. Bij 13$ van de eigenaarsbedrijven en bij 10$ van de pachtbedrijven kwamen deze privé-bel eggingen voor$

2. vorderingen op lange termijn

Dit zijn bijna uitsluitend leningen aan famxlieleden zonder hypo-thecaire zekerheidsstelling. Bij de eigenaarsbedrijven zijn de bedragen in de onderzochte periode met 12$ afgenomen, terwijl daarentegen bij de pachtbedrijven het bedrag aan leningen met 78$ is gestegen.

Van het aantal eigenaars had 30$, van het aantal pachters had 40$ leningen uitstaan;

3. vlottende en liquide middelen

Hieronder vallen de waarden van effecten en de bank- en kassaldi. In totaal zijn deze middelen bij de eigenaarsbedrijven 35$ toegenomen en bij de pachtbedrijven 8$ afgenomen.

Ten aanzien van belegging in effecten is de waarde bij de pachtbe-drijven gestegen en bij de eigenaarsbepachtbe-drijven gedaald, zodat in 1961 de pachters gemiddeld tweemaal zoveel in effecten hadden belegd dan de eige-naars .

(14)

17

-De kas- en "banksaldi zijn bij de eigenaarsbedrijven toegenomen van f.6.832,- tot f.9-956,- en "bij de pachtbedrijven gedaald van f.6.172,-tot f.5.26O,-.

Zoals de balans per 1 januari i960 aantoont, daalden in het bedrijfs-economisch slechtste jaar 1959 d.e liquide middelen van zowel eigenaars-als pachtbedrijven vrij sterk. Bij de pachtbedrijven heeft de vermindering van de liquide middelen in i960 zich voortgezet. Daarentegen namen"de

bank-en de kassaldi van de eigbank-enaarsbedrijvbank-en weer toe.

3 . T o e 1 n e n t i c h t i n g o p e n ( c r ë d i t z i j d e ) d e v e r m o g e n s c o m p o -a. Eigen vermogen

Het eigen vermogen omvat de waarde van alle kapitaalscomponenten ver-minderd met de schulden.

Het eigen vermogen in de bedrijfssector is in de vier onderzochte jaren met.13% toegenomen bij de eigenaarsbedrijven en met 27% bij de

pachtbedrijven, overeenkomende met respectievelijk f. 9*203,- en f. 8.132,-Het eigen vermogen van de eigenaarsbedrijven bedroeg in 1961 77% van het totale bedrijfsvermogen en van de pachtbedrijven

74%-Tezamen met het eigen vermogen uit de privé-sector waren deze percen-tages gemiddeld respectievelijk 81 en 79? 6. Tabel 4 to'ont de spreiding van dit totale eigen vermogen.

Tabel 4

SPREIDING VAN HET TOTALE EI GEIT VERMOGEN E i g e n vermogen i n % van h e t b a l a n s t o t a a l Minder dan 50% 50 - 60 % 60 - 70 % 70 - 80 % 80 - 90 % 90 - 95 % 95 - 100% T o t a a l a a n t a l b e d r i j v e n T o t a a l 1 1 - 1 - » 5 8 ! 1 - 1 -T 6 1 2 1 3 2 4 3 7 7 2 5 1 1 6 6 25 25 E i g e n a a r s b e d r i j v e n 1 - 1 - ' 5 8 < 10 | >. 10 h a ] h a 1—1 — ' 6 1 < 10! > 10 ha | ha 1 - 1 2 1 1 1 5 1 4 -3 1 1 3 1 3 10 5 10 5 P a c h t b e d r i j v e n 1-1-< 10 h a 2 1 3 - ' 5 8 > 10 ha 1 1 1 1 1 2 7 1-1-< 10 h a 1 1 1 3 - ' 6 1 > 10 h a 1 2 1 1 2 7

Hierbij dient te worden opgemerkt dat door de correcties op de fiscale balanswaarden van grond, gebouwen en veestapel (met uitzondering van var-kens, schapen en pluimvee) het eigen vermogen in dezelfde mate is veranderd. In 1958 is bij de eigenaarsbedrijven 45% e n "bij cle pachtbedrijven 18% van

het eigen vermogen aan de herwaardering toe te schrijven;; in 1961 nog res-pectievelijk 39% en 16%. Deze percentages zijn iets gedaald doordat de

waar-de van waar-de overige activa (varkens, schapen, pluimvee en dowaar-de inventaris), die niet zijn geherwaardeerd, is toegenomen.

Ten aanzien van het algehele balanstotaal komt de correctie overeen met 36% respectievelijk 14% in 1958 en met 32% respectievelijk 13% in 1961.

(15)

- 1 8

-b. Vreemd vermogen op lange termijn

De langlopende schulden (langer dan één jaar) kunnen worden onder-scheiden in leningen met en zonder hypothecaire zekerheidsstelling.

Onder de eerste groep komen voor de leningen van boerenleenbanken, overige "banken en verzekeringsmaatschappijen.

In de loop van de onderzochte periode daalde de hypothecaire schuld aan deze instellingen met bijna f. 1.300,- (van f.7.396,- tot f.6.101,-) hij eigenaarshedrijven en met f.90»- (van f.1.480,- tot f.1.390,-) hij de

pachtbedrijven.

Opgenomen leningen zonder hypotheek komen hoofdzakelijk van familie-leden. Hierbij kunnen ook de nog uit te keren erfdelen worden geteld. Een

groot deel van deze meestal onderhandse leningen is direct opeisbaar, doch hiervan wordt zelden gebruik gemaakt. Deze schulden hebben in feite vaak kenmerken van kapitaaldeelneming en vervullen dus economisch gezien de functie van eigen vermogen. De schulden aan familieleden daalden bij de

eigenaarshedrijven met bijna f.800,-, doch stegen bij de pachtbedrijven met ruim f.700,-. De eigenaars hadden in 1961 nog een schuld aan de fami-lie van f.11.663,- en de pachters een schuld van f.5»79T>~»

Andere vermogensverschaffers voor de eigenaarshedrijven waren parti-culieren en voor de pachtbedrijven de boerenleenbanken (bij de eerste een stijging van f.333,- tot f.859,-5 "bij üe laatste een daling van f.1.396,-tot f.771,-)=

c. Vreemd vermogen op korte termijn 1. Leverancierskrediet

Hierbij is een onderscheid gemaakt naar krediet uit hoofde van gele-verde meststoffen, veevoer, zaaizaad en pootgoed, werk door derden en ove-rig leverancierskrediet (voor vee en werktuigen).

Bij elke post gaat het slechts om geringe bedragen, met uitzondering van de nog te betalen veevoederrekeningen, die: bij de eigenaarsbedrijven

waren opgelopen van f.2.174,- in '1958 tot f.2.738,- in 1961 . Bij de pacht-bedrijven waren de schulden nog meer toegenomen, t.w. van f.1,875»- i*1 1958

tot f.3.59O,- in 1961.

Per bedrijf varieerde deze schuld in 1958 van f.0,- tot f.5.062,- bij de eigenaars en van f.712,- tot f.3.079,- "bij &© pachters? in 1961 respec-tievelijk van f.973,- tot f.8.268,- en van f.1.301,- tot f.6.129,-.

2. Lopende rekening boerenleenbanken

Bij één op twaalf waarnemingen in 1958 en één op zes in 1961 kwamen

rekening-courantschulden voor aan boerenleenbanken, in 1958 ter grootte van +_ f.4.OOO,- en in 1961 variërend van bijna f.3.5°0,- ^°^ ruim f.7.900,-.

3. Overige bedrijfsschulden

Hieronder vallen de nog overige te betalen rekeningen, die per bedrijf van jaar op jaar door toevallige omstandigheden nogal kunnen variëren. Bij beide groepen bedrijven waren ze gemiddeld per 1 ja*nuari 1961 ongeveer f.200,- lager dan per 1 januari 1958.

(16)

19

-4. Privé-schulden

Deze komen praktisch niet voor. De nog te "betalen inkomstenbelasting en de premies A.0*¥. zijn echter niet in aanmerking genomen. In hoofdstuk V worden de "bedragen genoemd die in de diverse jaren zijn "betaald en dus per 1 januari van de desbetreffende jaren minimaal nog schuldig waren. Daar deze schulden per 1 januari 1961 niet "bekend waren en tevens niet kon worden nagegaan op welke jaren de "betaalde "bedragen "betrekking hadden ^ zijn deze niet in de "balansen opgenomen.

Indien wel met de nog te betalen belasting wordt rekening gehouden dan zal het eigen vermogen met omstreeks f.2.000,- dienen te worden vermin-derd.

(17)

20

-HOOFDSTUK III

BALANSBEOORDELING VANUIT VERSCHILLENDE GEZICHTSPUNTEN

Ten einde een beter inzicht in de financiële positie van landbouw-bedrijven te verkrijgen, zal deze in dit hoofdstuk uit verschillende ge-zichtspunten nader worden belicht.

Achtereenvolgens zullen de eigenaars- en pachtbedrijven worden inge-deeld naars

1. bedrijfsgrootte;

2. aantal in het bedrijf meewerkende gezinsleden;

3. tijdstip, waarop de boer met zelfstandige bedrijfsuitoefening is be-gonnen .

Door de gemiddeld geringe verschillen in bedrijfstype was een inde-ling naar overwegend rundvee-, varkens- en pluimveehouderij niet zinvol.

§ 1 . V e r s c h i l l e n i n b e d r i j f s g r o o t t e De bedrijven zijn ingedeeld in een groep kleiner dan 10 ha en een groep groter dan 10 ha„

Van de groep beneden 10 ha waren de eigenaarsbedrijven 8,14 h-a e n d.e

pachtbedrijven gemiddeld 7?49 h-a groot; van de groep boven 10 ha respec-tievelijk 15,56 ha en 20,33 ha. Bij het analyseren van de balansposten van de subgroepen, zoals deze in absolute bedragen in tabel 5 zi Jn

weer-gegeven, dient het verschil in oppervlakte tussen eigenaars- en pachtbe-drijven, vooral in de groep boven 10 ha, niet uit het oog te worden ver-loren. Wellicht zijn de mutaties gedurende de onderzochte periode de meeste aandacht waard.

Zo is t.a.v. de totale vastgelegde middelen een toeneming bij de kleinere eigenaarsbedrijven van ruim f.7.300,- en bij de kleinere pacht-bedrijven van ruim f„13.100,- te constateren. Dit verschil in groei is vooral veroorzaakt doordat op de pachtbedrijven de veestapel veel ster-ker toenam (met bijna 53%) dan op de eigenaarsbedrijven (met ruim 21%).

Bij de grotere eigenaarsbedrijven zijn de totale vastgelegde midde-len toegenomen met ruim f.13.200,- en bij de grotere pachtbedrijven met ruim f.8.5OO,-. Hier zit het verschil in groei in de grotere investering in bedrijfsgebouwen bij de eigenaarsbedrijven, gepaard gaande met een sterkere uitbreiding van de dode inventaris.

Ten aanzien van het bedrijfsvermogen (creditzijde van de balans) is o.a. het volgende op te merkens hot eigen bedrijfsvermogen van de kleinere eigenaarsbedrijven steeg met ruim f.8.100,- en van de kleinere pachtbedrij-ven met bijna f.7.500,-3 "bij d-e grotere bedrijpachtbedrij-ven is de toeneming respec-tievelijk bijna f.13.000,- en ruim f.8.500,-.

Het eigen vermogen, uitgedrukt in procenten van het balanstotaal van de bedrijfssector, is van 1—1—1958 tot 1-1-1961 als volgt gewijzigds

bij eigenaarsbedrijven < 10 hat van 65% tot 70%ï bij pachtbedrijven < 10 has van 62% tot bij eigenaarsbedrijven > 10 has in beide jaren bij pachtbedrijven > 10 has van 75% "tot

(18)

79% 21 79% -L ". O) - o o *o a> <X> CD CO « > O » O l • — CO •"•• E - O •+-* O» ffi D o o r - c o CD L O c v j j — cv* o o CJ) - d - r - CNJ C D i — p— o o - d - CD L/D CO u : c o j - o -d" V~• CO - d " C D C D C O r -* — t — v — CNJ r-— i_o ur> C D CD c o CD L D r - O ) s - U ) L O r - r - O r^- T— C D c o d d -OO v— CO d d d -C D O -C D -C D CD O O O O O O O p— i— r r r * -u O < h r ^ - -u O c o n a ) u 3 c o c o r - T— O c o O J c o r - CM c \ J ( M T— CD OO L O x— I— -,— U~> L O r— C N J c O CO CD CD L O r N r \ -t \ l r - &l-t; f CJ) r~- c o -.— c o ^ l û O ) C O -=f- L O -— T— CD CD CD r^ c o L O CNJ c o LO -— CO CO co -d- co co C O C O C O O " ) r— r ~ r*- r— c o c o o o c o O O -ï— - d - L O d n r ^ 4 -- d -- c o c o o o r^- L O L O L O OsJ c o o o o o CO CNJ CO CO _d" LO LO L O CO LO CO Cs) L O p— L D r— T— LO LO CO CO CO co co LO -d" v— -d" T— CO Osl Cvl Cvj co CD CD v— L O co r*-LO CO l— CO CO CNJ |— CO -d- LO L O U"> co co CO LO C D O ) CO sO LO co CO LO L O r-- co t—-CO t—-CO CD t—-CO co o- T— s— co ca co r-o rr-o r-o C D O O 1 ,-° L O C V I L T ) J d -^— -=t-0 3 1 r 3-n oo U D ( — CO CO CO CO •*— x — •*— t — -d-ca -d-ca * •<—» H-1 ,— -+-• -o »- o CD UJ co o ; oo CL « ^ CD ca co ••—» c : T -o ï-O» " O .- a> cu _o en o F= S_ o >• - r > T D e .— C D • L J " L J O O C D C D c o L O C N J ~J-o ~J-o o o r— L O d -C N J c o C D L O r o c o O s J C N J C D C N J L O O s J c o C D C N I C O C O C O L O C O C N J ^ r L O L O L O C N J f -C N I C O c o L O C U C D d -c o o o m O N ! C N J c o i — O N ) C O L O ,— t — O ) CD O N ) d -r— C O r -c o c o d -c o r— C D C N J C N J d d -c o C D C O d -L O c o c o c o L O v ~ V -c o CD c o C N J c o C D -dr V T — d r -*— CD \ c o r— c o c o c o c o L O c o T — • Ç — C N J r-~ C 7 > c-o C D C X D C l » -, -=r c o o o C D T — c o C N J ~d-a > C N J C N J < t ~ c o L O C O C N J C O o o O v t v — d -SR C O C D T — r_ C N J - d * C N J C O o o C O C N J T" ' T " d -C N J -r— ^ C D U D C N ) T ™ T — 1 — * T_ o o -d" LO r— CO -d- -d- co T— r^- co co co -d- oo -d- r-oo ~d- -d- -d* -r- LO CO CNJ T — CD CNJ CO oo co r^ r— CN| ONJ t— oo co v— co co co O- oo oo CO CD CO CD CO CO

s

•^d d r d c o cNj c o r c o ~d c o d -OO - d - CD OsJ ^ h - d - LO L O CNJ CO L O U D - r - C D CNJ C D C O C O C O T - CNJ C D - d - C O CNJ r - c o o en C O L O L O d -LO C O -— c o CO CO Osl CO L O CO c O CD r— r*- co co CNJ CNJ CNJ OsJ L O O S ) L O C O CNJ C D C D d -L O L O C O C O C O C D C O L O r - c o c o c o L O - r - | C O T-- o o c o r— r - c o c o c o co co oo co oo oo co co d d d* d -L O C O C O CNJ r— C O C D C O CD C D v - C N J CNj C O C D L O V - V— OsJ CNJ L O OsJ C O r— L O C O T— L O r— r— o o c o L O L O L O L O ,— ^—T— t— L O L O L O L O C D r*r -c o C D C O C N J c o 1 — 1 — C N J C N J L O d -T — C O C D a i d -C N J c o C N J ,— r— *— C N I L D c o C N J ~d-r o r— c-o O d co c o s — C O C D C D d -L O C N J ^ J -^ s C r> > •c—i S -- o _ a C D O l .sz C D ',*— %• C O C O C D C O C O C N J r ~ C O T -C T » C D C O d -O s J r— d d -c o cn s — d -C T > L O d -C N J S S C N J CD C O C O L O C O C N J C D C O O D i n C D D C O C N J d d -C O o o C D C N J C N J C O o o u ^ C N J C O C O o o a > O s t r o C O C O L O M — • d r -C O C O C N J r -O N I r— C s J C O C O L O C O C N J C O C O c : C D > C D - O L O ca ..c-CD /\ L O r d d -o -o C O CD O O O s J C O C N J L O C N J d -c o C O L O C O L O C O o o

s

d -(—) C N J C O d -O s J d -•*— C D C N J d -L D c O r*-U 5 C D L O C O r - r*-c Ï C O d -o -o C D D C O C N J d -r— CD O O d -C D CD a ' ) LT>

s

e n o o C J > U ' ) U J CD C O C " > ) — C N J <D c-> C N J C N J C O n C D i n >x> c n CD C O C D L O C O CO OO CNJ OO C D C D - d - CNj C O T— C O C O OsJ U O C D O -L O C O C D C O C O C O C D C O o o r - c o T— V— V— T — CNJ r - o o o o v— p s - - d - OsJ CD o o c o o o r— o o r c o r -C O -C D -C D -C D L O OsJ CNJ CNJ - d- r— i— r— d d d d -CO -CO CD T— LO L O CO CD CO CO CO CO - d " CD T— L O C D LO CD CD CD CD CO -CO LO CD v CO OO d -C O -CNJ - d " -C O r*- r— L O p*-CO L O LO p*-CO co -d-C O OsJ O O -d-C O C O L O O O C O C D C O T — L O c o C D L O r -co -d-- d -d-- (— o o L O - d - Osj c o Osj L O L O r-- c o co oo co oo - d - - d - - d - -d* d d d d -- d -- r— CO - d - r - ^ ^ CD t— CD CO CO CO CD x— T— CNJ 1 CNJ ^ (-C O - d - (-C O (-C O C O CD d -CNJ O O O O C C o r ^ c o CD r— ^— c o - ' CD C O •«— C O - — T— CNJ ÇSJ CO CO CD T— L O L O c o CO CO CO CO CO CNJ CO CNJ

(19)

22

Deze percentages zijn uiteraard hoger als we het eigen vermogen buiten het bedrijf meetellen en het geheel uitdrukken in procenten van

beide balanstotalen. - , Het vreemde vermogen op lange termijn is alleen bij de kleinere

pachtbedrijven sterk gestegen, nl . met bijna 4-0/°« Voorts'is het vreemde vermogen op korte termijn (voornamelijk leverancierskrediet) bij alle groepen toegenomen.

§ 2 . V e r s c h i l l e n i n a a n t a l i n h e t b e d r ij f m e e w e r k e n d e g e z i n s l e d e n

In deze paragraaf zal worden nagegaan of en in welke 'mate de finan-ciële positie van landbouwbedrijven met in het bedrijf meewerkende, ge-zinsleden (minstens 0,5 volwaardige arbeidskracht) afwijkt van die van be-drijven, vrijwel zonder meewerkende gezinsleden (minder dan 0,5 v.a.k.).

Aanleiding tot het onderzoeken van dit aspect is de gewoonte in ve-le 'streken van het land de in het bedrijf meewerkende gezinsve-leden geen volledig loon uit te betalen, zodat in theorie de bedrijven met meewerken-de gezinslemeewerken-den een snellere toeneming van het eigen vermogen-moeten laten zien dan de overige, bedrijven.

In tabel 6 zijn de gemiddelde balansen gegeven. Daar bij 'de^pacht-bedrijven geen verdeling in twee groepen mogelijk was, heeft het volgende alleen betrekking op de eigenaarsbedrijven.

In de groep minder dan 0,5 v.a.k. ligt het aantal meewerkende gezins-leden bij de eigenaarsbedrijven gemiddeld tussen 0,1 en 0,2 v.a.k, terwijl dit bij de pachtbedrijven minder dan 0,1 v.a.k. bedraagt.

In de groep eigenaarsbedrijven met meer dan 0,5 v.a.k. meewerkende gezinsleden komt dit aantal op 0,9 in 1958 en 1959 en op 1,0 in i960.

Het blijkt - en dit ligt ook voor de hand - dat in de onderzochte

periode de boeren met weinig meewerkende gezinsleden veel meer hebben ge-ïnvesteerd in werktuigen en machines. De bedragen voor grond en gebouwen tonen aan dat deze bedrijven slechts weinig groter zijn, zodat hierin de oorzaak.niet ligt.

Ten aanzien van het eigen vermogen zien wij bij de eigenaarsbedrijven zonder meewerkende gezinsleden een stijging van het eigen vermogen in de bedrijfssector met f.11.100,- en een daling van het eigen vermogen buiten het bedrijf met f.1.700,-; per saldo dus een toeneming van f.9.400,-.

De eigenaars met meewerkende gezinsleden hebben zowel het eigen ver-mogen in het bedrijf als dat buiten het bedrijf zien groeien met respec-tievelijk f.8.25O,- en f.4.350,-5 in totaal f.12.600,-.

Vooral de liquiditeit heeft zich bij de laatste groep gunstig, ont-wikkeld, in tegenstelling tot de eerstgenoemde groep van bedrijven.

Stellen we echter een onderzoek in naar de bedrijfseconomische re-sultaten, dan blijken juist de bedrijven met weinig meewerkende gezinsle-den de gunstigste uitkomsten te hebben, zoals uit het volgende blijkt £

netto-overschot gemiddeld per bedrijf in 1958 in 1959 in i960 bedr. met minder dan 0,5 volw. meew. gezinsl. / f.2172,- •/• f.10059-

f.266,-bedr.' met meer dan 0,5 volw. meew. gezinsl. / f.3180,- •/• f.5439>- '/•\t .968,-,De mindere rentabiliteit van bedrijven met meewerkende

(20)

23 -c a U J I C O L ± J U - I C D C O C O C O i _ u ca cz CD «— e n co cz o C0 CD i ~ ^ e n t -o • • - CD 1 — < u > £_ O - ( - • O CD CO ( «CD > £_ ex. i . o o CD CO CO H— • • - o C D s_ * o i . * t • o CD " " O O " O CD > ' - + - • « C O CO > t cz cz c \a> CD CD CO ' > C7> C n . — CO • .— ••— O CO CO £_ U J e _ 0 H - ' O . c CD CD " O - o E r SCD > £_ Q . 1 ^ CZ CD CD CD " O • -i-> d • — CD - 4 -J CD ZJ " O o e r - o i CD ••— «r— > T 3 • S CZ [ CZ "—> CD CD CD •<— " D a i e n s s CZ CZ î -o *>— -o . ca CD > £_ O . - M cz CD 3 T D 3 CZ O O _ Q ï - CZ CD CT» CD C A t t ( (/} . — • CD CO £_ c CO _ Q H - o CO CO *«—i - + - ' i — -+-1 - a • — o co o . c- a> C D H -1 > - O CO cz CD e n o E £_ CD > CO t _ " O CD j Q cz CD CD ~ o "TZ> s CO H -"^ £_ - o CD _CJ cz - o t e x >•—> m o o C D ••— CD E •+-* S CD £_. CZ C_ £ -S - CD CD O CD > > e n _ x - M cz - O f C L •<—» e o o C D ••— CD e e n e CD S - C= CZ C fc_ CD CD co a ) > > e n «— -+-• . . .m- „ _m. . . — ™ . . . - . i «= S— CD "—» e n cz ..— o CD £~ S C n " O t -• r - CD CD CD _ Q C* r CZ CD CD sL CD - o e n o * o t - c: o co cz o •<> S CD •<> t -cz CD CD - a TZJ . r -E= CD " O e n CD CD e n - 4 - / C/î ca > ( c d 1 co _SZJ -+-• Z3 O CO - ^ ' c O ( CO c z •+-> CD *<— " O c z t CD CO • - X | t CZ CO " O CD " — . — > c CD CZ CÖ > — -+-> t CZ CO CD CD ••— - a > c-o cz ca 3 ! . . . ™ . . „ ^ . . . . CD t Q -CD CO CU f -> • CO I Z3 O - Q CZ CD CD e n 3 " O cz o £_ e n cz CD > . 1 — 1 1 _ - o o JZ3 L O *—' CZ CD - o CD CO cz INI CD e n CD cz CD - x t _ CD CZ CD •> s_ - o CD CO £_ CO CO cz CD c n •r— U J 3 CD CD E , _^r a? * > L O O \s C O L O c a O D C O CXJ r^~ CO O J ^— CNJ ^— uz> C O o uz> r— CNJ t 1 C O en \— C D • ^ — C D U D C D T — v_ - ï f " Ï — C O CXJ U D C O CNJ U D r*~ t C D U 3 C O t o C O r-~ r^-C7Î C O L O U D L O C O 3 -L O U D C O C D C O -^f-CNJ d -uz> C D u o CXJ C D C D C O L O ~e-c o L O C O v * -c o L O C D C O o > CVJ U D CNJ U 3 r—. CvJ S CNJ ^— C D u o 1 — ("O 1 C D L O C O C s j C D ' S — r ^ L O L O CNJ v — M \ CNJ CNJ - Ï — C D L O r— r -*— <zz> u O CNJ C O u O C O C D C D C D - = h 1 — L O C O ^— CNJ r~-L O d -C D (ZO CD C N J CNJ C O d --& L D CNJ C D O C O L O d -C D L O C D r ~ CNJ CNJ L O 0 5 t O d d -CNJ ^ L O CNJ C D O O C D CNJ L O C O ( 1— CNJ L O L O CD ^~ -3-CZi C O r^-o r -C D CNJ L O r— i — CNJ C O C O C O L O CNJ - 3 " C D C D C O CD T~" d -- d " c o L O C O v ~ C O r— d -L O C O cn C O t— CNJ d -c o d -c o CNJ C D C D CNJ L O d -C D L O C P ^— CO L O C D C O C D d -r— VJD C D T — p ^ . c o L O r— i — C O C O CNJ E C O C O L O C D x — T — C D U D CNJ C O C D C O C D C D v ~ C D C O C O ' r— ca C D L O C O CNJ C D L O CNJ C O CD •\— CD CNJ C D L O C O *— CNJ CD r— C O L D C v ! ^ h CNJ d -C D C O C D C O C D C D ~ d -L O ~ d -L O C O V * * ,—^ cz CD > *—-> ••— a i J Z ) CD t — * ' CZ CD ~ o CD CO CZ *t— fNl CD e n CD - a cz CD -X. c_ CD =3 CD CD S a -^ CO « > L O h CD /\ r— C O r— d -c o T — C O L O C D T L O C O L O r r -C D C O ~ d -C D C O ^— r -T X C O r— C O C O d -C O C O 1 — C D r— C O x — L O L O CNJ L O L O CNJ r~-s— CNJ C D C O L O L O C O L D L O r -C O C D t o C D C D C O L O L O O D C D CNJ C D C O CD d -CNJ CNJ C O U D C O C O L O C D T—. r-L O r— C D O O C D C D C D T— CsJ CD L O L O C D d -c o ~ d -C D C O ^— 1 — C O ~ d -r ~ CD C D C O CNJ L O d -c o -^~ L O r^-T — i — r~~ L O C O L O " L O L O ^— CNJ C N I C D L O C O C O r— d -C O C O C D L O CNJ L O C O -J-cr> C O CN» T — CNJ CD C O C O L O CNJ CNJ C O L O CO C D L O C D \— L O CD CD C D C O CNJ C O C D CNJ C D C D L O C O CD d -O L O C D C O \— r— L O d -c o C O C D C O CNJ S L O •st L O C O v ~ C O r— x~~ CD r~-"Co~ L O C O 1 — CD C D C D T — C D L O r— C O C O C D L O L O CNJ C N J d -C D C D CD CO CNJ C O r^-C O r~-CNJ CD CNJ O O L O C O CD L O C D i — x — i C D ' d -r~~ i CO L O ! o*> ! C O | C O 1 c v i ; L O i L O J r - i CNJ 1 ^ — I CD ; - d - , C D i C O J C D ! C O i ^"~ ! i — • . C D | C O i CNJ 1 L O ' <y> \ CO \ C O c o ; - d - ! L O J - d - i C D « r~- ! %— i L O ' C 5 L O ! C O > r—• j - O S ' ; - d - i a t ' *— ! c ô ; d -C O i -* ! c o ; CVJ i -zt * c o ; C O ' c r j L O ! t — Kjrj> • - d - ! - 4 - J CNJ ', L O -C N J ; L O ; CNJ , C D '> L O ' *— ! C O , CNJ I C D ! CNJ i c z C D ! CD - d - 1 > C O i ••—i ; s_ . " O ' CD T— ' JZ1 U D j H - * C D i _CZ \ — ' O i TO , o _ CZ CD > • < — i £_ " O CD - Q C D > ' CZ CD T D CD CO cz •r— INI CD e n CD - o cz CD _^ £_ CD = S CD CD E « - X CO > L O C D " V £5 C O <z> CO -3-co C D L O C O d -c o C O r -C D CNJ C D O O C O s — C O L O C D r -c o L O C D CNJ C O CD C O C O O O C O C O O O L O CNJ ~ d -L O r -c o d -C D CNI -ct-c o C O C O CNJ T ~ -C O CNJ CD C O CNJ L O L O d -L O r ~ C N J L O r N -CNJ L O d -c o d -^~— C O L O C D T C D L O CO L O C O C O C D C D L O C D 1 — C D L O d -~=t d -C D C O C O ^ T_ CD CNJ -3-CD CO CNJ C O L O v — L O C O U O L O d -C D CNJ C O C O 1 — CNJ C O ^— d -c o C O O O L O C O ^~ C O CNJ O O C O -3-L O CNJ U D C O O O CNJ L O C D C O L O C O r— L O X — C O L O C D s — L O T C O C O C O d -L O I— ~ d -L O L O C O CNJ C D C D L O C D O O C O Y — C O C D CD L O d -o -o C O L O C O C O C D d -C O CNJ L O C D d -c o C D L O C O C O d -c o r~ CNJ ~ d -V — r ~ d -^— C O CNJ r^-C D L O L O d -c o <— r-C N J C O r-L O r^~ CO r -L O ^— CD L O C D ^~" L O C D C D - d -L O o o C O L O C O d -CNJ d -C O d -r— C D C O C O •Ï d -L O r^-r— d -o -o C D C N J L O • Î — d -c o C O CD CNJ r— C O C O L O L O C O C O C D C D d d d -c o L O L O T — C O CNJ ,— \— CD L D O O CNJ CD C O CNJ C O ^— CD C O C O 1 — L O v — L O C D ^— ' 4 -•«—«

z.

~a <D -JZÏ •ï— CZ CD - o CD CO CZ • r— INI CD e n CD - a CZ CD - X S_ CD = s CD CD £ * - X CO é > L O CD /\ CNJ C O CNJ

(21)

24

-Wordt namelijk het arbeidsinkomen per eigen volwaardige arbeids-kracht vastgesteld,, dan krijgen we het'volgende beelds

in 1958 in 1959 in i960 bedr. met minder dan 0,5 v.a.k. aan rneew. gezinsl, f.3823».- f.4843?-

f.6360,-bedr. met meer dan 0,5 v.a.k. aan meew. gezinsl. f.3932,— f.2855?-'"

f.5663»-Ondanks dit verschil vertonen de bedrijven met de meeste meewerkende gezinsleden een grotere vermogensaanwas,. doordat aan deze gezinsleden het hun toekomende arbeidsloon niet geheel wordt uitbetaald. In hoofdstuk V wordt hier verder op ingegaan.

§ 3 « V e r s c h i l l e n i n t i j d s t i p , w a a r o p d e b o e r m e t z e l f s t a n d i g e b e d r i j f s u i t o e f e -n i -n g i s b e g o -n -n e -n

De indeling naar datum, waarop het bedrijf zelfstandig in exploitatie is genomen is van belang, omdat dit tijdstip in de praktijk de vermogens-vorming beïnvloedt.

De periodenindeling is in verband gebracht met de conjunctuurbeweging Hierbij kan worden gesteld dat degenen, die na 1930 boer zijn geworden,

vooral in de eerste jaren relatief weinig vermogen nodig hadden om te begin nen en de conjunctuur verder hebben meegehad, in tegenstelling tot degenen, die eerder boer zijn geworden.

Aan de periode van de wereldoorlog zijn de eerste naoorlogse jaren toegevoegd; men kan zeggen dat na 1949 de invloed van de naoorlogse maat-regelen (vermogensheffingen enz.) was verdwenen.

Hieruit volgt een indeling in vier perioden, t.w. vóór 1931, van 1931 t/m I94O, van 1941 t/m 1949 en van 1950 tot 1958.

Achteraf bleek echter weinig van een invloed van de conjunctuurfase, waarin met de exploitatie werd begonnen. De., lengte van de exploitatieduur was wel van belang.

Volgens tabel 7 namen het eigen vermogen en de in grond en gebouwen vastgelegde middelen toe naarmate de boer langer zelfstandig is geweest.

Het valt op, dat vooral de vlottende en liquide middelen sterk toe-namen naarmate de bedrijfsexploitatie langer is uitgeoefend. ..Dit zou erop kunnen wijzen, dat er voor de oude dag wordt gespaard.

Het zijn, zoals later zal blijken, vooral de oudere boeren, die over de middelen beschikken om investeringen te doen. Uit tabel 7 blijkt even-wel niet, dat zij hiervan ook het meeste gebruik hebben gemaakt.

(22)

25 -CD (S3 L U CO CC c a CD «a: cc: - a : Cl-CO LU CO L . o -+-< C ï o o vS> > s_ O £ -O C/7 CO «+-- o CD C O £T CD CD -o - o E l V U > •"— Q . CT» O E S_ CD > CO H ~ '^ J _ ^ O ,—, c CD CD T D S CO M -£ _ " O o - O i o > £= CD O i • *— U J i " O SL-o > 1 1Z co ca ca " O E CD CD S_ > • o e CD CD £_ > ... L o O > r — CO co - M o »— • t TD O ' •+-' « c: c CD CO O w . — o ca E5 _ Q t c: -+-• c: H - * CD O « — CD > " O 03 CT« C ..— C L t _ O " O c o £_ cn r CD j — - Q Ctf ca , -+-* " O o > - t - * > ( °-o °-o e s~ cz CD CD > cn I C L O O £ ~ CZ O CD > cn . „ . , . . . c o cn • r— CD ÇZ CD " O CÖ C ï - O C C D CD "O ~o E CD " O cn , CD O * ' co CO ;> t " O CD > CD " O O - o c CD C cn o e c n t . CD , - o « > r — CJ CJ - t - * CD • o 13 c r >^-r — CD C7> cz «— cz CD t CO 4 -•'—> ÏL-- a CD -*-* £ _ O JX: C D C T i c ca 'T" co H-. r — £ _ • o ' l ï _o 1 CD " O £_ O > [ , Q 13 CO c CD - o CD r — ( c CD > c I c CD > c .— t CD CD > o _o CD C n CD > o CD CO 1 V33 > SL_ C L C CD CD " O " O • ^-£ a •i i s £_ O •+-> a 3 ZJ O . £ 3 O cn £ _ O - l _ * O CD CO C .,— E £_ CD -+-* cz e £_ CD H -1 C CD cn o £= C CD > CD CJ» cz £_ ca ca _ t _ . o - t - j « — c ö - w c x co JiC C O £ _ ca -+-' co * t ! ca -+--CD C L ca -+-< co c CD " O C O c cn L O L O C D CXJ t — oo 1 — L O L O O s J U D C O ^— O v J T ~ L O C N ] r -co r— O D »-O d -C D r ^ C 3 -3-C D \— r -O ï c o CSJ d -o co co T CX) r^-r o r— co co - = h co C X i oo ^— CD T — L O C O L O L O C O -4-cr> 4 -r~~ O O L O C O CNJ CXJ c: cn CD L O > L O ••—i L O f C CD > «—ï

z

-o CD co t . co ca c: CD cr L a J • r ~ CNJ " O CD C D _ o 1 — \— L O C O * — ' ^ t -^ co cy> s_ \o so >-c o L O C T ï C N J ao co C D \— CNJ O ) CNJ T_ L O L O L O v — C N J cn oo co r~~ L O L O • ^ f C O cn CNJ L O C D i — CO L O ^~ O O oo C D v — O O t — CNJ r^-co C O C O CNJ oo C D CNJ L O CD CNJ c -cz> r — C N J d -L O L O C O O O o> d -oo -Cf" CD oo CNJ CN( C D d - r*-CNJ C D r--co C D L O CD O O L O L O c n oo O s J C D C D CNJ o> O O d -L O T — r— T — C73 co r— L O L O d -CNJ CNJ - ^ h r^-C D v — C D C O C O O O oo cr> cr> CNJ *— CD d -L O C D C D r^-L O T — CNJ L O L O CNJ L O CD ~T~ co r— L O L O C O d -C D O O d -L O oo oo L O CNJ CNJ Y -L O C D O O CNJ r— L O CD d -CD L.O C D CNJ CD C D O O CNJ 'S— C O CD C7) CNJ L O d -C D L O s—• L O C D O O C O r— L O L O d d d -oo CD ^~ CD ,— ^~ O O

s

oo C N l T ~ d -C O co d -C D cr> C J ) L O • e -L O - d ~ r— co CD ** L O oo r— L O C O d -r— L O ~ d -L O co L O L O d -CNJ CD O CD <ZO oo C D C D d -L O d -v~~ L O C D co C D d -co r— O J ^— oo L O C D CD d -r— r*-c o L O v-• L O ^~ O O r -L O L O C N J L O C O CNJ L O C D O O co C D C D CNJ L O C O *— CNJ L O CNJ CD d -C N I ^. L O co oo co CD CD V -L O L O d -C D CNJ O O O O O C D > r -•>—x c o • — CD t - CNJ - o o J-i co C D L O T — •* O O C N J C D d -C D e •+-> co C D ^~ c CO ^> ( — co L O d -o -o co L O C D v — C D co O O CN) co T — C D L O r— C O C D C O CO 1 — ' 1 — d -V " L O V — O O r— C O r— O^J CD c n C D r— ^ d -L O C D C D CNJ C O en L O d -L O L O C N J r— O v l oo L O LO r -C O C D O *— T — L O L O d -CNJ C D r— d -C D C O C O T — CNJ C D oo 1 — d -CNJ r— C O L O ^ j -oo C D L O C D ^ 7 — O O L O T — O s l C O C O L O r— oo \— L O O s J C D ^ h i — • Ï — d -C N J L O r— O O I O O ^— C D L O C D L O T * L O r^-C O oo CNJ CNJ CD ' T — d -C O L O T ~ L O C D \— CNJ L O C D O O C D CD O O *— v ~ -L O L O d -L O C N J d d -O v l O N J d d -O s J C O ~ d -0 -0 C O CNJ r ^ co L O co CD L O CD \— r— oo oo O " ) co \— CNJ C D C O L O L O C D C D C D LO r— L O ^— C O r— CD L O r— C D O O O L O L O v — co r ^ C D CNJ L O ^— O O ^~ r— d -oo L O O^J L O r— cz> L O oo d -C D \— T ~ -L O L O d -L O V ~ O O d -C O L O C N J L O C N J O O O O C D C O O s J C D C N l C D O O C O y — L O CF> T -O " ) r^ d r^ - r^ d r^ -o -o L O C D T -O -O L O C D T 1 [ O O C D C D C O L O r— oo O v J \— CD C O c o L O CNJ L O U O d -c o c o L O C N J CD r ^ d -C O r— C N J L O d -C N J O K J d -L O C N J ' — • > C O c: c o CD > . , - L O S_ C D " O v -CD C O - O T— c: CD r~-O '—- o o D C C M CD d -> CNJ C D d -C D e .+_> ~ d -C D \— C CO •>-.r-t 'Z r-" O CNJ o d -C O c o C D C D v — C O s : OD L O C D V ~ C D L O L O ~ d -L O L O CD L O CO L O C D L O O O t ( d -i _ o C D CNJ C O C D C D C D CNJ CD C D C O CNJ C O L D CD L O C O oo C O T — L O ^~ C N l cz> C O L O C O L O C N J C N I d -L O CNJ 1 L O L O T — O O 1 — x— C D d -CNJ d -CNJ r^-C N I ~ d -O -O C D LO C D \— CNJ C D L O C O L O CD L D d -C D L O -3~ X 1 C D C O L O O O C O L O CD C O oo CD C D L O CNJ CNJ C O C D O O L O C D r— T — C N J C D ,— L O ^— C O L O 1 — CNJ CNJ d -C D r— L O CD x— CNJ C D ^— L O r -L O - d ' C N J r— CNJ d -i — co CD L O C D \— C D ! L O i V — i L O J o o ! L O , O O } CO ' co ; L O ; C O 1 c o ; Ï ; l ' an ! - d - , - d - i CD ; co ; r - ' - d - • oo ! - d - . - = * • ! O O i C O i L O ; CNJ ! O O ' L D ; CNJ , C O ' L O ; r— ! L O , ^ — i CNt ; CNJ ! C O i C N l 1 r - ! co ; L O ; x — c o . c N j ; CNJ i - d - ; CD ; co , L O ; CNJ 1 CNJ i C O ' C N J ; CNJ , r— ! Li"5 ! L O ' L D ; CNJ , r - ! CNJ ! e - d - ' CD T — ( > c o ; ••—« i JL. I ~C3 i CD t — t _ Q L O « - ^ O O J _CZ t — 1 o f CÖ ; C L . L O d -r— oo co oo ^~-L O L O OO r*-L O C N J L O oo ^ d -C D C D L O O v J L O O O C D CD ~ d -CNI L O L O CNJ •ï— d -v — d -C N l O O C N J d -co r— d d J -C O C O d -L O C O r— r— oo T — C N J C O L O C N J L O L O - - — s CD L O H -• — . • • — i o o > r~ , — „ l r_ . ^ ^ f C L L C M CD " O " O > CD CD ••—i _ o _ o r -• r~ T i - T — L O C O o • — ' — ' d -CD J O C D d -c: C D c p T — CJ en E -H-» ^— oo C D • ( — t _ KO VO >-oo C D T*~ C CÖ > • C D d -C D ^~ E -*-' ^ d -C D r ~ d ca ^ 3 -CNJ r— d -* E — C O u O C D *— C D CD L O d d -C D L O L O C O C D L O C O L O C D C D O O C D C D L O CNJ C D CNJ L O C O d -L D d -co CNJ d -c o C~~ ~ d -CD st-CTi L O co C D co C D CNJ C D C D L O C D ~ d -L O * r ~ s t -t— CNJ O O co co ^ L O oo - d " C D L O CNJ C D C D O O I O s J O O L O v — C D LO C D ^~ co L O C N l L O ~ d -\— d r -,— d -r— co CD CD O O CD S CNJ CD OO L O r— d -C D C D C O CO - d " L D Q O O r— r * -•s— C D CO r^-r— L O O O oo C D C D O O st-en i — d -i — CNJ CO CD L O O O L O L O r— oo r -C N I L O d -r— r -CNJ O O L O T — CD L O C D v — co oo f -r— d -L O S O O C D L O r d r -L O ~ d * oo X — C D C D L O CNJ CNJ L O r— co -^" co oo 3 t — C D L O L O O O oo ,,— C D O O C D CD C D O O O O L O co d ~ d -C D ^— • L O T— C N J O O v -L O r-L O c o L O L O c o CNJ L O 1 , s co cz r— CD > • •—l CNJ £_ oo _a L O CD •c— _ o d --—• C D T — d -L O C D C D r -T — ca zz: CD r~~ r~-cn x— L O O O d -- d " •ï— v — O O d -L O C N J v -1 O O oo O-J d -oo oo ^— C N l d -C D L O d -x — s f CO CO i - O T ~ ~ r— co co CNJ ^~ LO oo ^— c o L D r— \— C D CNJ T — co d -c o d -v — oo CNJ co ^— L D r J -L O CD CD L O **"" co LO C D ^ L O d -o L O CNJ c o C D L D st-oo C D L O - d " I { v — CD O O C O co CNJ *— 1 — oo ^~ d -O v J oo ^-* C O d -c o ^— CNJ ~ d -C D L O C N J r— C D r ^ L O C O co CD oo CD CNJ X— CD CNJ L O T -O -O co C N l C N J C O r— CNJ L O CD CD L O T — C D LO C D *~ s f • Ï — L O C D CNJ C D L D r— ^~ C D L D r— ï — ( t r ^ co CNJ d -•*CD r— co ^— C D r -CNJ •ï— L O d r -r -C N I C N l L O C D C N l L O r*-C N l \*~ d -CNJ L O d -CD CNJ V—• ,_ O O C N J L O co T — oo L O CNJ d -C D U O r~ CD d -L D L O CD O O CD x— L O C O CD \— L D c o ( I 1 ^— L O L O - d * C D L O L O L O d -CD O O CNJ %— d -L O O " ) L O CNJ C O L O L O CNJ C D L O C O O O d -oo C O st-CD CNJ t — d -o g co L D L D C O CNJ r— CNJ L D C D T C O CD CD t o T — C D L O C D x — *"" T — L O C D •<— CNJ O O CNl

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

The investigation was justified through the exploration of similar building types and their effects on the user (precedent and case studies); how such an institute would work on

Vernieuwende initiatieven die tijdens de lockdown ontstonden, waren ener- zijds initiatieven die naar verwachting vooral bruikbaar zijn in crisistijd. Anderzijds ontstonden

Omdat het doel van deze filetmonsters primair de vergelijking met de gehalten in de gehele sub- adulte vis was zijn alleen filet monsters geproduceerd voor soorten en

De FSMA verwacht dat de sector inspanningen levert om onder meer de duidelijkheid en de begrijpelijkheid van de KID’s te verbeteren, om zo de duidelijke doelstelling

Het bevat een brede waaier aan rechten die vaak al in andere mensenrechtenverdra- gen voorkwamen, maar die nu voor het eerst met een specifi eke focus op personen met een

Zo behandelt Vincent Sagaert uitvoerig wat het lot is van de zakelijke en persoon- lijke gebruiks- en genotsrechten in geval van onteigening, meer bepaald of, en zo ja wanneer,

Uit het onderhavige onderzoek blijkt dat veel organisaties in de quartaire sector brieven registreren (van 51% in het onderwijs tot 100% of bijna 100% in iedere sector in het

Daarnaast is het percentage HBO-afgestudeerden dat op zoek is naar een andere functie in de sector cultuur en overige dienstverlening hoger dan bij de overheid als geheel, en