• No results found

25 jaar IBVT, 1936 - 1961

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "25 jaar IBVT, 1936 - 1961"

Copied!
65
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

25 JAAR

1936-1961

Instituut voor Bewaring en Verwerking van Tuinbouwproducten Wageningen - Haagsteeg 6 - telefoon 08370-2045

(2)

INHOUD

Pagina

T E N GELEIDE 4

D E ONTWIKKELING V A N H E T INSTITUUT T O T ZIJN

HUIDIGE VORM 6

D E WERKZAAMHEDEN V A N H E T INSTITUUT 19

Het rassensortiment 19

Sortering 20 Verpakking 23

Reinigen en verzorgen van tuinbouwprodukten 24

Fust 27 Pakstations 29 Ons afzetsysteem gezien in het licht van bewaring en verwerking 29

Het I.B.V.T. en de handel 30 Het economisch onderzoek 33 Het bedrijfseconomisch onderzoek 33

Veilingen 34 Bewaarplaatsen en koelhuizen 35 Intern transport 36 Extern transport 39 Diepvriezen 41 Steriliseren 42 Drogen 45 Zuurkool 46 Tafelzuren 49 Jams 50 Conf ij ten 51 Vruchtesap en vruchtenwijn 51 Vruchtenijs 52 Tuinbouwprodukten in de huishouding 52 Kwaliteitsonderzoek 55 Voorlichting en Onderwijs 59 MOGELIJKHEDEN E N DESIDERATA 63

(3)

T E N G E L E I D E

Op 12 juni 1936 werd op initiatief van wijlen Prof. Ir. A. M. Sprenger, destijds hoogleraar en directeur van het Laboratorium voor Tuinbouwplanten-teelt te Wageningen, met krachtige medewerking van de toenmalige Inspecteur van de Tuinbouw en het Tuinbouwonderwijs Ir. A. W. v. d. Plassche, e.a. het Instituut voor Bewaring en Verwerking van Tuinbouwproducten (I.B.V.T.) gesticht.

Doel van deze Stichting was een instelling te verkrijgen, die het onderzoek, de voorlichting en het onderwijs op het terrein van de bewaring en verwerking van tuinbouwprodukten zou kunnen verzorgen.

Aanleiding tot het stichten van het I.B.V.T. was het inzicht dat de, door betere cultuurmaatregelen verkregen grotere produktie van onze tuinbouwgewas-sen, aan de tuinbouwers slechts bevrediging kon schenken, indien de grotere produktie ook tegen lonende prijzen kon worden afgezet. Dit is geen een-voudige zaak; vele tuinbouwprodukten worden immers slechts in een bepaalde tijd van het jaar geoogst en door hun bederfelijke aard aangewezen op spoedige verkoop. Spreiding van de afzet en consumptie over een langere tijd is, voor de meeste tuinbouwprodukten, slechts mogelijk, indien hiervoor bijzondere maat-regelen worden getroffen. Hiertoe geëigende bewaar- en verwerkingsmethoden zijn dan ook voor de afzet van onze tuinbouwprodukten van de allergrootste betekenis. Hoe belangrijk goede bewaar- en verwerkingsmethoden voor de af-zet van onze tuinbouwprodukten wel zijn, moge blijken uit het feit, dat circa 2/3 deel van deze produkten een weg volgt, waarbij bewaring of verwerking in één of andere vorm te pas komen.

Onderzoek kan leiden tot ontwikkeling van betere bewaar- en verwerkings-methoden die tot een vergroting van het afzetgebied van tuinbouwprodukten kunnen bijdragen. De taak van het I.B.V.T. is nieuwe en betere toepassingen voor bewaring en verwerking te ontwikkelen en voor praktische toepassing bruikbaar te maken.

Nu op 12 juni 1961 het 25-jarig bestaan van het I.B.V.T. kan worden her-dacht, werd hierin aanleiding gevonden dit boekwerkje te doen samenstellen, waarin een overzicht wordt gegeven van de wijze waarop in de achter ons lig-gende 25 jaren is getracht de doelstellingen van het instituut te verwezenlijken. Tevens is hierin een aantal desiderata opgenomen, die als toekomstige activi-teiten van het I.B.V.T. kunnen worden gezien.

De aanvankelijk bescheiden opgezette instelling heeft zich in de afgelopen 25 jaren ontwikkeld tot een omvangrijk, goed toegerust onderzoekinstituut, dat in staat is de problemen, die met de afzet van onze tuinbouwprodukten samen-hangen, op wetenschappelijk verantwoorde wijze te analyseren.

Het stemt tot dankbaarheid dat de Overheid de bouw en inrichting, alsmede een belangrijk deel van de aan het onderzoek verbonden kosten voor haar reke-ning heeft willen nemen.

(4)

die het, bij de teelt, de verwerking en de afzet van tuinbouwprodukten, betrok-ken bedrijfsleven aan het werk van het I.B.V.T. verleent.

De alleszins bevredigende ontwikkeling van het I.B.V.T. in de achter ons lig-gende 25 jaren mag stellig ook voor een belangrijk deel worden toegeschreven aan de bekwame en enthousiaste wijze waarop directie en medewerkers hun taak vervullen.

Indien het I.B.V.T. ook in de komende jaren mag blijven rekenen op de be-langstelling en daadwerkelijke steun van Overheid en bedrijfsleven dan zal het instituut stellig nog belangrijke bijdragen kunnen leveren tot versterking van de afzetpositie van onze tuinbouwprodukten.

C. Boudewijn,

voorzitter bestuur I.B.V.T. 's-Gravenhage, juni 1961.

(5)

D E ONTWIKKELING VAN HET INSTITUUT TOT ZIJN HUIDIGE VORM.

Wie zich een idee wil vormen van het Instituut voor Bewaring en Bewerking van Tuinbouwprodukten, wie zich op de hoogte wil stellen van zijn taak, zijn doelstelling, zijn manier van werken, kortom van zijn gehele wezen, zal daar slechts in slagen, wanneer hij dit Instituut als een organisch geheel ziet.

Daarbij komen vooral twee dingen in reliëf. Allereerst blijkt, dat het Instituut is ontstaan uit de praktijk en dat het de herinnering daaraan nooit verloochend heeft of vergeten zal. Met andere woorden: het richt ook thans zijn werk-zaamheden in laatste instantie volledig op de praktijk, op het betreffende be-drijfsleven en uiteindelijk ook op de belangen van de consument.

Bovendien en vooral moet geconstateerd worden, dat het I.B.V.T. is voort-gekomen uit de initiatieven van Professor Ingenieur A. M. Sprenger, destijds

hoogleraar aan de Landbouwhogeschool. Ook thans nog leeft zijn onverwoest-baar idealisme, dat — hoewel niet altijd even praktisch — volledig op de prak-tijk was gericht, voort in de activiteiten van het I.B.V.T. en de daaraan ver-bonden staf van onderzoekers.

In verband met dit alles is het even interessant als noodzakelijk, in grote trek-ken de ontwikkelingsgang na te gaan, die leidde tot het I.B.V.T. in zijn huidige vorm.

Wij kunnen veilig aannemen, dat bij professor Sprenger reeds bij het aan-vaarden van zijn taak als hoogleraar in de algemene grondslagen van de teelt der tuinbouwgewassen aan de Landbouwhogeschool, de overtuiging leefde, dat er iets gedaan moest worden op het gebied van de afzet der tuinbouwproduk-ten. De aan de afzet verbonden problematiek was hem bekend uit de tijd, dat hij in Limburg voorzitter was van een vijftal veilingen.

Toen dan ook het Laboratorium voor Tuinbouwplantenteelt werd ontworpen, leefden reeds de plannen voor de koelproeven. Niet alleen wilde men nagaan hoe de groei- en bloeiprocessen van de plant gunstig konden worden beïnvloed, maar tevens bestond het verlangen naar meer kennis omtrent de mogelijkheid tot marktspreiding door doelmatige bewaring.

Professor Sprenger was er steeds op uit, de produktie van onze tuinbouw-gewassen per oppervlakte-eenheid te vergroten en de kwaliteit te verbeteren. Dit streven kon echter slechts dan nut hebben, wanneer ook de afzetmogelijkheden werden vergroot en dit was weer niet te scheiden van de juiste bewaarmethoden.

We kunnen niet nader uitweiden over de vele moeilijkheden en tegenslagen, waarmee Professor Sprenger te kampen kreeg (onder andere bezuiniging), moeilijkheden, die zijn energie nog slechts deden toenemen. In 1920 begonnen de eerste werkzaamheden in zijn laboratorium en zes jaar later maakte men een begin met inhulproeven van fruit. Na een oorspronkelijk vrij sceptische houding, begon het bedrijfsleven langzamerhand wat belangstelling te tonen en ook de regering gaf blijk van begrip en stelde een speciale assistent voor koelproeven ter beschikking.

(6)
(7)
(8)

Deze koelproeven besloegen een bijzonder groot terrein, doch we noemen hier alleen de proeven met tomaten, waarvan de produktie in die tijd in Neder-land snel toenam. Aanvankelijk werden de proeven alleen ten behoeve van de teler genomen, later hield men evenwel ook het oog gericht op de belangen van handel en vervoerder.

In dezelfde tijd werden ook de eerste proeven genomen met het verwerken van fruit tot dranken : het eindprodukt werd alleen nog aangeduid met de naam 'wijn'.

De economische moeilijkheden beginnen zich reeds af te tekenen, ook voor de tuinbouw. Vele landen bemoeilijken de import, terwijl Nederland over het al-gemeen nog vrije invoer toestaat. De moeilijkheden, die het Westland gaat

ondervinden bij de afzet van druiven, doen een contact ontstaan tussen professor Sprenger en de 'Bond Westland'. Hij ziet mogelijkheden in het koelen van druiven en gaat daarmee proeven doen, samen met Ir. R. Mulder.

Natuurlijk gaan de gedachten steeds sterker uit naar het fabriceren van 'wijn', maar nu ontstaan moeilijkheden bij de heffing van accijnzen. Inmiddels is even-wel het ontkiemingsfilter uitgevonden en nu gaat men over tot het verwerken van fruit tot 'alhoholvrije wijn', die in 1932 de naam 'Zoete Most' krijgt. Ook vruchten uit Suriname worden hierbij verwerkt. Professor Sprenger had een uitzonderlijk sterk ontwikkeld onderscheidingsvermogen voor smaak en aroma en hij stelde op de toen gangbare wijze gepasteuriseerde sappen kwalitatief achter bij sappen die door filtratie houdbaar waren gemaakt. In dit stadium beginnen de organoleptische keuringen (dit is keuren op smaak, aroma, kleur, consistentie enz.).

Professor Sprenger had te kampen met een minder goede gezondheid en vond slechts ten dele baat bij medische hulp. Zelf ontdekte hij nu, dat zijn gezond-heidstoestand ten nauwste samenhing met zijn voeding, vooral wanneer het ging om zijn gevoeligheid voor eczeem en rheumatiek. Dit prikkelde des te meer zijn belangstelling voor het onderzoek naar de voedingswaarde van de tuin-bouwprodukten en de mogelijkheid om hun gehalte aan vitaminen en andere waardevolle bestanddelen zo volledig mogelijk te behouden. Het chemisch onderzoek, gericht op de kwalitatieve samenstelling deed zijn intrede. In 1933 verschijnt een aantal publikaties op dit gebied en Ir. R. Mulder wordt benoemd tot Rijkstuinbouwconsulent, belast met koelaangelegenheden.

De manier, waarop in deze tijd een contact tot stand komt met bedrijfsleven en consument, mag een unicum worden genoemd. Er ontstaat een 'Commissie tot bevordering van de conservering van tuinbouwprodukten', zeer karakteristiek kortweg 'Wijncommissie' genoemd. Professor Sprenger stelt zich in verbinding met geheelonthoudersverenigingen en huisvrouwenorganisaties. Nu ook het be-drijfsleven geïnteresseerd blijkt te zijn, worden overal in het land lezingen gehouden, ook via de radio. Een zestal fabrikanten gaat vruchtensappen en

-wijnen maken volgens de aanwijzingen van het Laboratorium.

(9)

De veelzijdige belangstelling van Professor Sprenger had zich inmiddels ook gericht op het sorteren van fruit. Er ontstaat contact met de Nederlandse Heide Maatschappij, die in de toekomst een belangrijke steun bij dit werk zal blijken, niet in de laatste plaats financieel.

Onder al deze bedrijven was ook de oorspronkelijke opzet van het Labora-torium niet uit het oog verloren. Organoleptische keuringen, inhulproeven en experimenten op het gebied van verpakken en drogen vonden onvermoeid

voortgang.

Er is bij dit alles één groot probleem: de financiën. Het bedrijfsleven wil zich beperken tot de concrete problemen en het onderzoek overlaten aan het Rijk. Toegezegde overheidsgelden laten op zich wachten of komen in het geheel niet. Professor Sprenger past grote bedragen uit eigen middelen bij, maar dat kan hij niet blijven doen. Er moet dus een andere oplossing gezocht worden.

In 1935 had Ir. A. W. van de Plassche zijn taak aanvaard als Inspecteur van de Tuinbouw en het Tuinbouwonderwijs en hij stond geheel achter de plannen van Professor Sprenger. Mede hierdoor geeft de Directeur Generaal van de Landbouw — Ir. A. H. L. Roebroek — gehoor aan een voorstel tot financiering en reorganisatie van de onderzoekingen in een apart te vormen Stichting, tot stand te brengen door Professor Sprenger en Ir. v. d. Plassche. Na de nodige moeilijkheden onder andere een personeelstekort, dat hem dwingt, zijn eigen assistent voor de fruitteelt, Ir. A. K. Zweede voor de nieuwe stichting af te staan, ziet Professor Sprenger op 12 juni 1936 zijn plannen verwezenlijkt. Dan wordt de stichtingsacte van het 'Instituut voor Onderzoek op het gebied van de Verwerking van Fruit en Groenten' gepasseerd. Ir. Zweede is inmiddels be-noemd tot Rijkstuinbouwconsulent in algemene dienst. Hij wordt onderdirecteur van het nieuwe instituut, Professor Sprenger zelf is directeur en er wordt een bestuur gevormd in plaats van de vroegere Wijncommissie.

Bij dit alles zat bij Professor Sprenger de gedachte voor, die hij ook tot uiting bracht: 'Het tuinbouwkundig onderzoek moet georganiseerd worden'.

Met het ontstaan van de nieuwe Stichting waren verschillende moeilijkheden wel verschoven, maar niet opgelost. De financiën blijven zorgelijk. De Ne-derlandse Heide Maatschappij steunt en ook enkele veilingen verlenen mede-werking, maar het overige bedrijfsleven laat — althans financieel — verstek gaan. Wetenschappelijk wordt in die tijd een belangrijke vordering gemaakt door de promotie van Dr. O. Banger op een onderwerp dat tot de basiskennis van de bewaring behoort.

Het diepvriezen van fruit komt op het programma. Telkens weer wordt ge-tracht het contact met het bedrijfsleven meer vruchtbaar te maken, door het inzicht inzake de werkzaamheden van het Instituut te verdiepen. In 1939 over-lijdt Ir. R. Mulder en met hem gaat een zeer gewaardeerde kracht heen.

Professor Sprenger streeft naar coördinatie in het onderzoek naar

(10)

Ir. R, Mulder

Dr. S. L. Mansholt, minister van Landbouw, Visserij en Voedsel-voorziening en h. A. K. Zweede, toenmalig Directeur van het I.B.V.T., bij de opening van het nieuwe gebouw 12 juni 1952.

TOTO*

(11)

-•A, .

ük'

Hel gebouwtje waarin mei de bereiding van ..Zoete Mvsf' werd begonnen

Het huidige l.B.V.T.

iV... ., n .-s

*• U

(12)

betering van fruit en groenten en naar een duidelijker beleidslijn bij het tuin-bouwkundig onderzoek. Hij wil centralisatie daarvan, met behoud van wat reeds door particulier initiatief tot stand werd gebracht.

Ook thans weer speelt zijn eigen minder goede gezondheid een rol bij zijn streven om het onderzoek aan de volksgezondheid ten goede te doen komen. Hij neemt contact op met de medische wereld en er wordt een onderzoek in-gesteld naar het bereiden van sterk vitaminehoudende produkten, waarbij de aandacht valt op zwarte bessen en rozebottels als Vitamine C-bron.

Het contact met het bedrijfsleven begint hechter te worden en aan het einde van 1939 gaat men over tot het — toen belangrijke — onderzoek naar de mogelijkheden van het drogen van fruit.

Dan komt de tweede wereldoorlog, waardoor de verdere ontwikkeling der werkzaamheden sterk belemmerd, doch ook in hoge mate beïnvloed werd. Hoewel men het oog gevestigd blijft houden op het verhogen van de kwaliteit der produkten gaan de gedachten toch ook sterk uit naar verhoging van de kwantiteit. Veel aandacht wordt besteed aan de bewaring van aardappelen en uien. Ook het vervoer dezer produkten heeft de volle aandacht.

In 1941 wordt Ir. Zweede directeur van het instituut, doch Professor Spren-ger blijft er als adviseur aan verbonden. De taak wordt evenwel steeds moei-lijker. Personeel wordt naar Duitsland gevoerd, in 1944 moet Wageningen worden ontruimd en wanneer men in 1945 daar terugkeert, blijken vele ge-gevens zoek en is het instrumentarium grotendeels vernield. Pas in het voorjaar van 1946 kan men weer behoorlijk aan het werk.

Er komt nu ook behoefte aan controle op de kwaliteit van verschillende pro-dukten, terwijl er grote belangstelling bestaat voor het bouwen van koelhuizen en bewaarplaatsen. De uitvoeringsmogelijkheden zijn in verband met de materiaalpositie zeer beperkt. Daarnaast komt de belangstelling voor de voor-verpakking van groenten en fruit naar voren, waarbij de kunststofvoor-verpakking een grote rol speelt. Het feit, dat de onderzoekingen zich steeds verder uit-breiden, vraagt om een reorganisatie. De min of meer los naast elkaar werkende instanties, commissies en personen moeten gecoördineerd worden. Dit gebeurt op 7 januari 1948 door een herziening van de Statuten. Van nu af draagt de stichting de naam: INSTITUUT VOOR BEWARING EN VERWERKING VAN TUINBOUWPRODUKTEN.

Deze nieuwe benaming omschreef tevens de taakstelling van de stichting beter. Zo komt er in tot uiting, dat het tevens tot deze taak behoort, onderzoek te verrichten en onderwijs en voorlichting te geven op het gebied van de be-waring en verwerking van tuinbouwprodukten (met uitzondering van bloem-bollen) . In de praktijk komt dit neer op de problemen betreffende bewaring en verwerking van groenten en fruit.

Uit dat gedeelte van het voor u liggende boekje, dat zich meer gedetailleerd 13

(13)

bezighoudt met de werkzaamheden van het Instituut, zal duidelijker naar voren komen, op welke manier het zich van zijn taak kwijt, maar enkele facetten mo-gen hier worden aangegeven.

~k Voortgezet onderzoek betreffende constructie van spoorwagons en scheeps-ruimen voor het vervoer van groente en fruit.

ir Inrichting van veilingen en pakstations.

it Aanpassing van de sorteermachines en het interne transport aan de steeds groeiende kwantiteiten.

ie Onderzoek van het fust ter bevordering der uniformiteit en de doelmatig-heid.

^ - Ontwikkeling en verbetering van opslagmethoden voor groenten en fruit, onder andere gasbewaring.

•fa Bestudering van de raseigenschappen van groenten en fruit in verband met de verschillende verwerkingsmethoden.

TAT Het samenstellen van een drank, waarbij een mengsel van vruchtesap en melk tijdens de pasteurisatie niet tot schifting overgaat.

•k Bestudering chemische samenstelling Nederlands fruit.

•k Effectuering van de kwaliteitscontrole op jam, vruchten op sap (helaas nu weer verdwenen!), diepvriesprodukten en gesteriliseerde augurken en komkommers.

-k Vele waarnemingen betreffende warmte- en vochtoverdracht bij verschil-lende wijzen van bewerking.

if Een belangrijke bijdrage tot het verbeteren van de kwaliteit van gedroogde groenten ten behoeve van de droge-soepenindustrie.

Deze voorbeelden zijn nog met vele andere aan te vullen. Natuurlijk leidde niet elk onderzoek tot gunstige resultaten, maar het bereikte steekt ver uit boven de enkele mislukkingen.

Het houdt een gevaar in, namen te noemen in een publikatie als deze, daar allicht een naam, die het vermelden zeker verdient achterwege blijft. Immers alle vroegere en tegenwoordige medewerkers wijdden en wijden zich met vol-ledige inzet van hun niet geringe krachten aan hun taak.

Toch mogen nog de volgende namen in het bijzonder worden genoemd: In 1941 nam Dr. Ir. H. J. Mathot, in dienst van het Instituut, met kracht de bestudering ter hand van de factoren, die de variatie van vitamine C in de plant bepalen. Hij leverde met zijn dissertatie in 1945 een belangrijke bijdrage ten behoeve van de volksgezondheid.

Op 4 september 1955 kwam de directeur van het Instituut, Ir. A. K. Zweede ten gevolge van een noodlottig verkeersongeval om het leven. Zijn plaats werd ingenomen door Ir. T. van Hiele, die destijds Ir. R. Mulder was opgevolgd als Rijkstuinbouwconsulent en van de oprichting af adjunct-directeur van het I.B.V.T. was geweest. Zijn taak als adjunct-directeur werd overgenomen door de heer L. de Vos.

(14)
(15)
(16)

Op 20 november 1958 overleed Professor Ingenieur A. M. Sprenger, wiens naam nog steeds met eerbied in het Instituut wordt genoemd en wiens geest er zal voortleven, zolang het blijft bestaan.

N u wij toch verschillende namen geven, mag de huidige samenstelling van het Bestuur niet onvermeld blijven.

Voorzitter: C. Boudewijn te 's-Gravenhage.

Secretaris : M. Prins te Honselersdijk — voor de tuinbouwveilingen. Bestuursleden :

F. J. C. B. Jansen — voor de conservenindustrie D. M. van IJsselstein — voor de diepvriesindustrie R. C. Zwaardemaker — voor de jamindustrie J. J. J. Bos — voor de handel Dr. Ir. J. R. Jensma — voor de groentetelers Mr. H. van Steennis — voor de fruittelers Adviserende bestuursleden :

D. J. A. M. van Arcken — voorzitter Produktschap voor Groenten en Fruit D. R. d'Arnaud Gerkens — voor de droogindustrie

Ir. J. D. Gerritsen — Rijkstuinbouwconsulent

Prof. Dr. C. den Hartog — Directeur Voorlichtingsbureau v. d. Voeding Dr. B. A. Honing-Tiddens — Lid Ned. Huishoudraad

Prof. Dr. Ir. H. A. Leniger — Laboratorium voor Technologie der

Land-_ T.. bouwhogeschool

R. Lijsten &

Prof. Dr. Ing. L. Vâhl — Laboratorium voor Koudetechniek en Verwar-ming der Technische Hogeschool te Delft. Vertegenwoordiger van de Minister:

Dr. Ir. G. de Bakker — Directeur van de Tuinbouw

Vertegenwoordiger van de Nationale Raad voor Landbouwkundig Onderzoek T.N.O.:

Ir. G. Wansink

Wie dit lijstje wat aandachtiger beziet kan daaruit een belangrijk feit af-leiden, wanneer hij weet, dat de samenwerking tussen Instituut en Bestuur bij-zonder hecht en vruchtdragend is :

Het contact tussen het I.B.V.T., het bedrijfsleven en de betrokken overheids-instanties laat in geen enkel opzicht meer iets te wensen over.

DE PLAATS VAN HET INSTITUUT IN DE SAMENLEVING

De mogelijkheid tot samenwerking met de Landbouwhogeschool rechtvaar-digt de keuze van Wageningen als standplaats van het Instituut, zodat een nauw contact met de hoogleraren en hun staf mogelijk is. Hier komt nog bij, dat de ontwikkeling zich in de loop der jaren verplaatste van het zuiver praktische voorlichtingswerk naar het basisonderzoek.

(17)

Het feit, dat de directeur van het Instituut tevens Rijkstuinbouwconsulent in algemene dienst is, wijst erop, dat het Instituut ook binnen het eigen Ministerie een voorlichtende taak heeft. De Directie Tuinbouw neemt een aparte plaats in binnen de Directie van de Landbouw en kan beschouwd worden als de centrale plaats van waaruit het gehele onderzoek en de voorlichting betreffende de tuin-bouw wordt gecoördineerd. Binnen dit mechanisme is het I.B.V.T. één van de raderen, waarop het geheel draait.

De status van het Instituut als semi-rijksinstelling bepaalt zijn houding ten opzichte van de verschillende groepsbelangen : een volstrekt neutrale !

Internationaal mag het Instituut bogen op een uitstekende verstandhouding en het heeft zijn contacten met instellingen over de gehele wereld. Uitwisseling op het gebied van sortering, verpakking, transport, bewaring en verwerkings-vormen heeft voortdurend plaats en in het buitenland is het letterwoord I.B.V.T. een begrip geworden, ook daar, waar men de juiste betekenis der letters niet begrijpt.

Met het bedrijfsleven bestaat, zoals we reeds zeiden een uitstekend contact. De vroegere terughoudendheid heeft plaats gemaakt voor een beter begrip en men is gaan inzien, dat het werk van het Instituut los staat van elke neiging tot 'pottenkijkerij' en integendeel van groot belang is voor het bedrijfsleven en de toeleverende industrieën.

In direct verband hiermede staat de financiering, die nog steeds problemen oplevert, al liggen deze ander dan vroeger. Velen zijn namelijk van mening, dat het bedrijfsleven meer zou moeten bijdragen, terwijl de kosten nu groten-deels door de Overheid worden gedragen.

Wel toont het bedrijfsleven zich ook nu bereid tot medefinanciering, doch dan voor die problemen, waarvan men op korte termijn resultaten kan ver-wachten, zodat men bijvoorbeeld bij de export een voorsprong op andere landen krijgt. Hoewel dit begrijpelijk is, mocht toch een grotere bijdrage van het be-drijfsleven worden verwacht, vooral ten behoeve van de Voorlichting, waarvan het rechtstreeks profijt zou kunnen trekken.

Voor degene, die bang mocht zijn dat ons Instituut teveel verslindt aan be-lastinggelden het volgende:

De jaarlijkse bruto opbrengst aan groenten en fruit bedragen ƒ 600.000.000 tot ƒ 750.000.000. Aan de verbetering van de afzet met behulp van het In-stituut wordt nog geen 0,2% hiervan besteed, namelijk 1,3 miljoen gulden, een bedrag, dat dus verhoudingsgewijze zeer laag geacht mag worden.

Het gebouw, zoals dit nu in gebruik is werd op 12 juni 1952 geopend door Z. E. Minister Mansholt. Nadien werden nog enkele uitbreidingen aangebracht, waaronder meer koelcellen. Vanzelfsprekend zal de apparatuur een voortdurende aanvulling behoeven om aan de steeds wijzigende behoeften te voldoen en met de voortschrijdende ontwikkeling van techniek en wetenschap bij te blijven.

(18)

DE WERKZAAMHEDEN VAN HET INSTITUUT

HET RASSENSORTIMENT

Van de oprichting af heeft het Instituut aandacht geschonken aan de eigen-schappen der groenten- en vruchtenrassen en de waarnemingen hierover werden stelselmatig verwerkt in de rassenlijsten.

Oorspronkelijk lieten de telers zich bij hun keuze in hoofdzaak leiden door de opbrengst, die van de verschillende rassen verkregen werd. Later gingen de betere telers over tot die rassen, welke grote eisen stellen aan de teelt, en uit-eindelijk een beter resultaat te zien geven.

Men moet hierbij bedenken, dat het verhogen van de opbrengsten een grotere kwetsbaarheid van het produkt meebracht en een vermindering van smaak-kwaliteit en droge-stof gehalte.

De betere inzichten bij de telers leidden, voorzover het hard fruit betreft, tot een zeer grote beperking van het sortiment en een verschuiving naar de nieu-were — op struik of spil — geteelde rassen. Aanplant van nieuwe appelrassen als Jonathan en Golden Delicious ging hand in hand met de verbetering van de bewaarmogelijkheden. De hoogstamteelt liep steeds verder terug, waardoor een aantal, voor de verwerking bijzonder geschikte rassen (Brabantse Belief leur, Ossekop, Klumpkes) vrijwel verdween.

In de loop der jaren zijn vele pogingen aangewend, telers en consumenten meer bekendheid te geven met de karakteristieke eigenschappen van rassen, welke om een speciale reden in de belangstelling verdienden te komen. Waar het mogelijk was, werd het aanvoeren onder onjuiste of misleidende namen verboden.

De verschuivingen die bij de groenterassen hebben plaatsgevonden zijn niet groot geweest. Er werd en wordt geteeld voor de verse markt en de consument vraagt bij bonen en tomaten bijvoorbeeld niet naar een bepaald ras, maar een-voudig naar bonen en tomaten. Voor bewaring en verwerking daarentegen is de rassenkeuze wèl van groot belang.

Door eenzijdige selectie op produktie is bijvoorbeeld de houdbaarheid van de Nederlandse zaaiui sterk verminderd, een reden waarom aan dit facet weer bijzondere aandacht moet worden geschonken.

Speciaal met het oog op mechanisatie van de oogstwerkzaamheden en spreiding van de oogstperiode zijn rassenselectie en -veredeling van eminente betekenis. Het droge-stofgehalte van gewassen is bepalend voor het rendement van de droogindustrie.

(19)

Ook wat klein fruit betreft zijn de verschuivingen in de afgelopen 25 jaar niet groot geweest en bij verschillende soorten (rode bessen en frambozen bij-voorbeeld) is het zoeken nog steeds naar het ideale ras.

SORTERING

De fruitsortering is voor het binnenlands produkt in de twintiger jaren eerst individueel en later georganiseerd ingevoerd.

Na 1930 werden de sortering en verzorging van het Nederlandse fruit beter ter hand genomen ('Elite-commissie'). Zo werden de appels ingedeeld in taf el-fruit, keukenfruit en huishoudel-fruit, elk weer onderverdeeld naar de kwaliteit, waarvan de eisen nauwkeurig werden vastgesteld tegelijk met een aantal sor-teringsvoorschriften naar de grootte.

Het was allemaal nogal ingewikkeld en het duurde wel even vóór de fruit-telers de noodzaak inzagen tot het verlenen van hun medewerking. Later kwam daar verbetering in. Het Elitefruit heeft zich echter niet lang kunnen hand-haven, daar de kosten te hoog lagen in verhouding tot het profijt.

Mede tengevolge van betere cultuurzorgen en een efficiënter ziektebestrijding werd de aanvoer op de Zeeuwse veilingen zo groot, dat er nieuwe mogelijk-heiden tot een behoorlijke sortering moesten komen. Sedert 1933 beschikte de veiling van Goes over een Amerikaanse Cutler-sorteermachine en twee andere veilingen hadden deze eveneens aangeschaft. Het was een eerste stap in de richting van een uniform gestandaardiseerd produkt. Reeds in 1934 ging men echter over tot het installeren van lopende banden, waar de sortering op grootte weer door mensen werd uitgevoerd. De machines bleken namelijk het produkt teveel te beschadigen. Deze banden worden in enigszins gewijzigde vorm nu nog gebruikt als leesband, waarop kwaliteitssortering plaatsvindt, vóór de maat-sortering. Tot 1947 betekenden zij de enige hulpmiddelen bij het sorteren. Na die tijd kwamen er weer sorteermachines, waarvan de uitvoering langzamerhand verbeterd werd. Bij de beoordeling ervan had het Instituut een werkzaam aan-deel, evenals bij het geven van adviezen voor de bouw en inrichting der sorteer-stations.

In bepaalde streken van ons land wilden de telers evenwel liever zelf sorte-ren, tijdens de wintermaanden terwille van een goede arbeidsverdeling en bo-vendien als garantie voor een goede behandeling van het fruit, die bij de pak-stations nog wel eens te wensen overliet.

Om dezelfde reden is in de laatste jaren een aantal handelaren eveneens tot zelf-sorteren overgegaan.

Geen ideale toestand, daar de uniformiteit van de sortering eronder te lijden heeft. Alleen in goed geoutilleerde pakstations onder eminente leiding en met deskundig personeel valt een uniform standaardprodukt af te leveren.

(20)
(21)

KUinrvtpLtkk'ni^

(22)

VERPAKKING

Voor hard fruit maakte de diagonale verpakking het meeste opgang, daar deze de vruchten het best beschermt (vaste verpakking), terwijl ze er ook het voordeligst in uitkomen.

Toen na 1946 meer aandacht aan het sorteren werd gewijd, kwam ook de verpakking in de belangstelling te staan. De hogere kosten houden het verpak-ken nog wel eens tegen, zodat het nog slechts in beperkte mate wordt toegepast.

Voor export is het evenwel zeer gewenst, alleen al uit het oogpunt van be-schadiging. Bovendien moet fruit, bestemd voor export over zee volgens UCB-voorschriften verpakt zijn in eenmalige emballage en wel zo, dat alle vruchten van elkaar gescheiden liggen. (Papieren wikkels, z.g. strips en ook wel pak-bladen).

Bij verpakken van hard fruit vallen verschillende belemmerende factoren aan te wijzen. De telers verkopen het produkt via de veiling en al voeren zij het daar aan, verpakt voor de export, dan is het nog niet zeker, dat het daartoe ook zal worden verkocht en dus de verpakkingskosten oplevert. De handel verpakt nog zeer weinig, wat in verband met de buitenlandse concurrentie te kortzichtig genoemd mag worden.

In dit verband moeten ook de kosten van de eenmalige emballage worden genoemd. Deze drukken op het produkt en maken dit duurder dan bij gebruik van meermalige emballage. Door het I.B.V.T. is gedurende een aantal jaren uitgebreid onderzocht, hoe de fruitverpakking goedkoper, beter en vlugger kan geschieden. Dit onderzoek resulteerde in de introductie van kartonnen dozen, waarin de vruchten in pakbladen werden verpakt. Gezien de ontwikkeling van dit type verpakking in de Verenigde Staten zou men het ook hier een goede toekomst durven voorspellen.

De doelstelling van het verpakken in het oog houdend, mag de vraag worden gesteld, of uiterlijk en opmaak van de verpakking en het verpakkingsmateriaal nog die rol zullen spelen, welke men er voorheen aan toekende. 'Verpakt fruit' was toen steeds identiek aan 'goed fruit'. Ook minder goed fruit vraagt echter om een doelmatige verpakking bij het transport. En wanneer ziet de consument ooit een kist met verpakt fruit, of koopt hij regelrecht daaruit? Het blijft dus een open vraag of de vele moeiten en kosten, verbonden aan uiterlijk en op-maak, al of niet gestript, wel lonend zijn.

Een nieuwe ontwikkeling uit de na-oorlogsjaren is de opkomst van de con-sumenten verpakking (klein-verpakking). Eenheden van l/2> 1 e n meer kilo worden in een doosje of zak van al of niet doorzichtig materiaal verkocht. Het kleinverpakken neemt veel tijd en handenarbeid, daar er (nog) geen goede machines voor bestaan. Hier ligt dus nog een taak open. Een volgende stap kan dan zijn het garanderen van sortering en kwaliteit in deze verpakking, zodat een merkartikel kan worden gebracht.

(23)

REINIGEN EN VERZORGEN VAN TUINBOUWPRODUKTEN

In vergelijking met het buitenland zal er op dit gebied nog veel moeten ver-beteren. De Nederlandse producent staat er nog wat onwennig en afwijzend tegenover, zich nog te weinig bewust van het feit, dat een schoon uitziend pro-dukt zichzelf verkoopt. Wel zijn in de loop der jaren wasmachines voor was-peen ontwikkeld, terwijl boswas-peen nog met de hand wordt gespoeld.

Zeer veel werk zal hier nog moeten worden verzet om de noodzakelijke ver-betering aan te brengen, aangepast aan de Nederlandse omstandigheden. De behandeling mag de houdbaarheid van het produkt niet nadelig beïnvloeden. In Amerika houdt men het bijvoorbeeld in goede conditie door het na het rei-nigen en verpakken op een lage temperatuur te brengen en het daarop te hou-den tijhou-dens het vervoer naar de consument. Ook de verkoop gebeurt in gecondi-tionneerde ruimten, waarbij koelvitrines worden gebruikt.

Met het behoud van een goede conditie staat ook het desinfecteren in ver-band, en onschadelijke methoden hiervan dienen dus tot ontwikkeling te worden gebracht. Er zijn reeds goede resultaten verkregen met vloeibare desinfectantia, die evenwel steeds drooginstallaties en dus extra-investering vereisen.

Een gasvormig desinfectans zal ideaal zijn, mits het niet, zoals S 02 dat bij druiven wordt gebruikt, metalen aantast. Proeven zijn gaande met desinfectie door ioniserende stralen.

Voor de kleinverpakking van gesneden produkten is het van belang, goede machines te hebben, die het produkt werkelijk snijden en niet uit elkaar trek-ken. Ook op dit gebied kan nog veel worden gedaan.

Tenslotte zij nog vermeld, dat vele produkten, hoe goed verzorgd ook, de aantrekkelijke kleur missen. Dan is kunstmatig rijpen noodzakelijk, zoals dit met bananen reeds wordt gedaan. Onderzoekingen in het Instituut openden eenzelfde mogelijkheid voor tomaten en deze wordt op bescheiden schaal toe-gepast.

* i > #

(24)
(25)

— t — ~ 1 — Ï * =r-4,— ;-.-• j i — — i—» J ' l b o . , 1 1

TT-* .••*-•-! ! - 4 » ' j i. . •-^rTJllifl

(26)

FUST

Van het eerste begin af hebben de veilingen aan teler, handelaar en industrie fust ter beschikking gesteld. Vroeger bestond dit uit manden, zakken, bakken en velerlei soorten kisten, maar geleidelijk werd het beperkt tot kisten alleen.

Toen door de oorlog een belangrijk gedeelte van de fustvoorraad verdwe-nen was, kwam daarmee tevens een einde aan de uitzonderlijk grote variatie ervan. In 1946 stelde het Centraal Bureau van de Tuinbouwveilingen in Neder-land een 'Fustcommissie' in, die uitstekend werk heeft verricht. Er kwam een nieuw model 'Standaard Fruitkist', zomede een 'Halve Standaardkist'. Verder ontwierp men een speciale fruitkist ten behoeve van de koudverpakking van hard fruit en zag de commissie de mogelijkheid onder ogen, een typenbeperking in te voeren bij de verpakking van zacht fruit. Dit laatste had evenwel heel wat minder succes.

De behoefte aan kisten voor groenten en fruit leidde tot het invoeren van de zogenaamde C.B.-kist ten gebruike als meermalig fust en van dezelfde maten als de reeds bestaande groentekist, welke reeds op vrijwel alle groenteveilingen aanwezig was. Deze C.B.-kist werd ingezet, wanneer ergens een tekort aan fust dreigde te ontstaan, door plotselinge grote aanvoer of doordat de telers Pro-dukten moesten opslaan. Op die manier deed men voor het eerst ervaring op bij de exploitatie van centraal fust.

In 1947, na het instellen van de Technische Commissie voor de Veilingen, ging men ook meer aandacht schenken aan het onderhoud van het fust. Tot nu toe was dit in de 'slappe tijd' verricht door het veilingspersoneel in eigen beheer. Nu zag men de noodzaak in om zich bezig te houden met de oorzaken der beschadigingen. Een eerste oriëntering dienaangaande had plaats in samen-werking tussen het I.B.V.T. en het Hout Instituut T.N.O. Later organiseerde het I.B.V.T. ook een aantal proeven betreffende de reiniging van fust.

Inmiddels kwam een ander aspect naar voren en wel, de noodzaak om in bepaalde situaties de voorkeur te geven aan eenmalig fust. Hierbij speelden het minder aantrekkelijke uiterlijk van het meermalige fust (ook al was dat dan wel schoongemaakt) en de moeiten en kosten verbonden aan het terugzenden, een grote rol.

In Nederland is men in de loop der tijden tot een vrij behoorlijke uniformi-teit van fust gekomen, maar internationaal blijft er op dit gebied nog heel wat te wensen over. Het is een haast ondoenlijke taak voor de kleinhandelaar, een vrachtauto behoorlijk te laden met Nederlandse, Franse, Duitse en Italiaanse produkten.

* * *

(27)

Geen wonder dat men zoekt naar goede normen niet alleen wat de afmetin-gen, maar ook wat de sterkte betreft. In 1954 kwam men tot een eerste ontwerp overeenkomst voor het standaardiseren van de fustmaten. Bij de standaardisatie van laadborden had men zich reeds internationaal vastgelegd op de maat 80 x 120 cm, hoewel enkele landen, waaronder Nederland een goede toekomst zagen voor laadborden van 100 x 120 cm en zich wat dat betreft het recht voorbe-hielden.

In 1956 werd door het Produktschap voor Groenten en Fruit een 'Studie-commissie Groente- en Fruitverpakkingen' ingesteld, met het doel eigenschap-pen en mogelijkheden der verschillende verpakkingen onder ogen te zien. Eén van de programmapunten was het verbeteren van een kist, zo mogelijk met verlaging van de kosten.

Voorts werd door het Proefstation voor Verpakkingen T.N.O. gestart met een onderzoek naar de mogelijkheden van standaardisatie van fust, uitgaande van de houtmaten.

De reeds gesignaleerde bestaande uniformiteit in Nederland doet de behoefte aan werkelijke standaardisatie niet sterk beseffen en toch zou deze een kleiner aantal typen tengevolge hebben, een beperking van het totale aantal in omloop zijnde kisten, een vermindering van de benodigde bergruimte en een vereen-voudiging in de fabricage. Tenslotte zou deze standaardisatie de transportpro-blemen belangrijk doen verminderen.

Dit alles geldt niet alleen voor houten, doch ook voor kartonnen fust om nog te zwijgen van nog te ontwikkelen soorten van andere samenstelling.

Het lijkt noodzakelijk, in de toekomst steeds meer over te schakelen naar eenmalig fust, waarbij in het bijzonder kartonnen en kunststof verpakkingen verder ontwikkeld moeten worden.

Bij deze ontwikkeling moet vooral de doelmatigheid voor de verzending de ontwerpers voor ogen staan en eerst secudair het uiterlijk ervan.

Groenten en vruchten zijn levende produkten, die warmte produceren en lucht nodig hebben voor hun ademhaling. Zelfverwarming bij groenten is een nor-maal verschijnsel, dat in ernstige gevallen aanleiding kan geven tot broei. De warmte moet dus verwijderd en excessieve ontwikkeling voorkomen.

Construc-tie van de emballage, het gebruik van papier en de wijze van stapeling hebben hiermede rekening te houden. Over dit alles dient meer kennis verzameld te worden, alvorens een verantwoord advies voor de standaardisatie kan worden gegeven.

* * *

(28)

PAKSTATIONS

De opzet van de meeste pakstations in ons land is nog zeer eenvoudig. Op een enkele uitzondering na zijn ze ondergebracht bij veilingen en worden be-schouwd als onderdeel van de dienstenverlening. Gewoonlijk zijn ze gevestigd in een deel van het veilinggebouw en slecht enkele beschikken over een speciaal voor dit doel geconstrueerde outillage.

De werkzaamheden van de pakstations beperken zich voornamelijk tot het sorteren van hard fruit en soms van tomaten en spruiten.

Aangezien de meeste veilingen gespecialiseerd zijn op fruit of groenten is dit ook met de pakstations het geval. Het zal duidelijk zijn, dat de fruitopslag uit bewaarplaatsen en koelhuizen ruimer werkgelegenheid biedt dan de groenten, die een kortere produktieperiode bezitten.

Verder wil de teler het werk, dat op de pakstations kan worden verricht vaak liever zelf doen. Hij gelooft, dat het dan beter en goedkoper gebeurt. Hij ver-liest dan wel eens uit het oog, dat zijn mening niet met de werkelijkheid over-eenstemt en dat hij bovendien de tijd aan deze arbeid besteed beter had kunnen gebruiken voor zijn eigenlijke werk, zoals snoeien, ontwateren, grondbewerken enz.

Gaan de telers ruimer gebruik van de pakstations maken, dan zijn deze in staat goed geschoold personeel aan te trekken. Er zou een blijvende personeels-kern worden gevormd en ongetwijfeld zouden alle partijen hierbij zijn gebaat.

In de huidige situatie vormen mede de tarieven op de pakstations een belet-sel voor de telers, het werk daaraan over te dragen.

Ook de centrale verzorging van groenten, het schoonmaken (peen, uien, prei, kroten, asperges, champignons enz.) kan een taak der pakstations worden en in vele gevallen zal vóórverpakking hierbij kunnen aansluiten.

ONS AFZETSYSTEEM GEZIEN IN HET LICHT VAN BEWARINO EN VERWERKING

Toen het I.B.V.T. tot ontwikkeling begon te komen, werd de afzet reeds ge-regeld via de veilingen, een systeem, dat uit nood geboren, niettemin voortref-felijk werkte bij een kleine gedifferentieerde aanvoer van produkten, die spoe-dig aan bederf onderhevig zijn. De ontwikkeling van de veilingen, in het bij-zonder na de oorlog heeft er sterk toe meegewerkt, dat de sortering werd ver-beterd en de opslag eveneens. Centralisatie van sortering en verpakking had tot gevolg, dat grote partijen van redelijk uniforme kwaliteit en maat konden worden gevormd uit kleine hoeveelheden, die voordien voor handel en industrie oninteressant waren.

De algehele ontwikkeling heeft blokvorming tengevolge gehad, o.a. bij to-maten, komkommers, asperges, appelen en pruimen, terwijl men eveneens de mogelijkheid tot poolvorming heeft gevonden naar Amerikaans voorbeeld. Dit alles heeft ertoe geleid, dat de naam van de individuele teler grotendeels ver-dwijnt, voorzover deze al niet verdwenen is.

(29)

De binnenlandse markt is onvoldoende om de gehele tuinbouwproduktie te kunnen opnemen en het al dan niet rendabel telen staat en valt met de export-mogelijkheden.

De export stelt de volgende eisen : a. grote, gelijkvormige partijen; b. een regelmatige aanvoer;

c. een snelle verhandelingsmogelijkheid.

Het is duidelijk, dat deze eisen vooral bij hoogbederfelijke produkten de no-dige moeilijkheden meebrengen. Zij gaan snel in kwaliteit achteruit na de oogst en de ontwikkeling van de exportmarkt had tengevolge, dat de consumptie-centra verder weg kwamen te liggen.

Het Instituut houdt zich dus bezig met de mogelijkheden hier een oplossing te vinden, waarbij gedacht wordt aan o.a. een groter concentratie van aanbod, verdere mechanisering en standaardisering van sortering, verpakking en transport en groter benutting van de koelmogelijkheden. Er zijn op dit gebied resultaten bereikt, maar nog niet voldoende. Dit is wel begrijpelijk, want om een en ander te bereiken zijn hoge investeringen noodzakelijk en zo ergens, dan gaat hier de kost voor de baat uit.

Het Instituut vraagt zich af, of de producent in verband met dit alles wel voldoende is doordrongen van de betekenis, die de verwerkende industrie voor de afzet heeft. Deze heeft een ver doorgevoerd voorverkoopsysteem voor het doorverkopen van haar eigen produkten en de investeringen voor haar accomo-datie nemen geweldige afmetingen aan. Dit noodzaakt haar, zekere garanties te hebben en te beschikken over voldoende grondstoffen. Deze industrie zoekt dus naar middelen om de aanvoer veilig te stellen en één daarvan is de contract-teelt, gekoppeld aan gemechaniseerde oogstmethoden.

De verwerkende industrie is volkomen doordrongen van het belang, de pe-riode tussen oogst en verwerking zo sterk mogelijk te bekorten om achteruit-gang van het produkt te voorkomen.

HET I.B.V.T. EN DE HANDEL

De handel heeft lange tijd enigszins vreemd tegen het Instituut aangekeken. Een dienst, die wilde (en kon) helpen, zonder daar een geldelijke beloning van te verwachten was een wonderlijk verschijnsel, meende men. Ook had men lange tijd de indruk, dat het Instituut er eigenlijk alleen was ten behoeve van de teler.

In later jaren werd dit gelukkig anders. De eerste aanrakingspunten lagen bij de opslag van hard fruit en uien, daar men zag, dat op dit terrein ook voor telers en veilingen werd gewerkt. Later zag men in, dat ook op het gebied van verpakking en transport efficiente hulp van het Instituut verwacht mocht worden.

(30)
(31)
(32)

Een factor, die het contact tussen de handel en het Instituut bemoeilijkt, is het feit, dat de handel meer individuele belangen heeft dan de teler. Dit maakt groepsgewijze voorlichting niet gemakkelijker.

Toch zou een meer georganiseerde aanpak van bepaalde problemen op het gebied van verpakking, transport, narijping zeer wel mogelijk zijn, zowel bij import- als bij exportprodukten. Ten behoeve van de detailhandel zou een ge-organiseerde aanpak van problemen betreffende voorbewerking, snijden, schil-len, plaats van koelaccomodatie en zorg voor het onderhoud daarvan zeker kun-nen worden uitgebreid.

Indirect heeft de handel reeds zeer veel profijt gehad van het onderzoek, dat elders in dit boekje staat vermeld. Zo is ook het verschaffen van een beter transport, een betere verpakking en een betere opslag in het belang van de han-del geweest.

HET ECONOMISCH ONDERZOEK

Destijds startte het Instituut met het onderzoeken van zuiver technische pro-blemen, maar daarbij kwam regelmatig het economisch facet om de hoek kijken. In het begin werd daar slechts incidenteel enige aandacht aan besteed, maar daar steeds de latente behoefte aanwezig was aan meer kennis op dit ge-bied, ging men tenslotte over tot het stichten van een afzonderlijke economi-sche afdeling.

Naarmate de technische ontwikkeling voortgaat, blijkt er een steeds grotere behoefte te bestaan aan kennis ten opzichte van de betekenis en omvang der verschillende onderdelen, onder meer de produkten, de voor export meest ge-schikte hoeveelheden, de verwerkte hoeveelheden en de opslagmogelijkheden om slechts enkele aspecten te noemen. Voor koelhuis- en bewaarplaatsbouw zal het beleid ten aanzien van de voorlichting in belangrijke mate steunen op statistische gegevens.

HET BEDRIJFSECONOMISCH ONDERZOEK

Dit heeft zich in eerste instantie uitgestrekt over de sector van het verse produkt, doch later kwamen er steeds andere punten naar voren.

Bij dit alles is het een eerste vereiste, het kostenbesef te verbeteren, waarbij blijkt dat men dikwijls niet genoeg begrip heeft van de kosten per sectie.

Met het lokaliseren van de kosten houdt het onderzoek echter niet op. Pas daarna gaat men een begin maken met het onderzoek naar mogelijke besparin-gen en/of verbeterinbesparin-gen, met een open oog voor te verwachten — of te wensen — ontwikkelingen.

Zo werden onderzoekingen verricht naar de exploitatiekosten van verschillen-de typen koelhuizen en wegen tot renverschillen-dementsverbetering gezocht. De kosten van het sorteren en verpakken waren eveneens onderwerpen van studie, die weer leidden tot een nadere bestudering van de technische uitvoering van beide handelingen en van de verdeling in kosten naar arbeid, investering en overige

(33)

kosten. Een gedetailleerde studie van het intern transport op de veilingen gaf aanwijzingen tot opvoering van de efficiency door invoering van laadborden en hef trucks.

Gewenst zou zijn een onderzoek naar de verliezen aan produkten en geld in de distributieketen, omdat langs deze weg misschien middelen zouden kunnen worden aangegeven ter vermindering van deze verliezen.

In een bedrijfstak waar de ontwikkelingen zich zo snel voltrekken en de ver-anderingen in koopgewoonten duidelijk op de voorgrond treden, is marktonder-zoek een eerste vereiste. Tot voor kort werd deze noodzaak in Nederland nog te weinig onderkend, zodat van een diepgaand onderzoek nog geen sprake is. Jam-mer, want langs deze weg zouden onschatbare gegevens verkregen kunnen worden betreffende de verpakking in het algemeen en in het bijzonder de kleinverpakking en de voorverpakking nodig voor de afzet in de zelfbedienings-bedrij ven.

Ook moet de mogelijkheid bestaan om door samenwerking van handel, econo-men en technici eventuele nieuwe markten te ontdekken, te bestuderen of zelf te creëren!

VEILINGEN

De veilingen, die reeds vóór de tweede wereldoorlog een belangrijke taak vervulden bij de afzet van tuinbouwprodukten, zoals reeds uit het bovenstaan-de bleek, hebben na bovenstaan-de stilstand en zelfs achteruitgang tijbovenstaan-dens bovenstaan-de oorlog een nieuwe bloeiperiode beleefd. Niet dat er nieuwe veilingen bijkwamen, maar de veilingen die er waren (er kwam hier en daar een fusie voor, zodat het aantal daalde), maakten een periode van snelle ontwikkeling door. Hun omvang nam toe en de outillage werd verbeterd. Er werden koelruimten en bewaarplaatsen gebouwd, terwijl nieuwe pak- en sorteerstations verrezen, met een nieuwe outillage.

Voorvaar- en voorrij veilingen gingen over tot het organiseren van neerzet-ruimten althans voor een aantal produkten. Zo wordt de tomaat wèl neergezet, doch vele andere produkten niet of bijna niet. Dit zal wel veranderen, wan-neer men de voordelen van het wan-neerzetten gaat appreciëren, een systeem, dat voor teler en handel tijdwinst oplevert.

De vooruitgang van het veilingwezen is gestimuleerd door de Technische Commissie van het Centraal Bureau. In deze commissie werd door het I.B.V.T. intensief meegewerkt aan verbeteringen, waarvan we noemen: nieuwbouwplan-nen van veilingcomplexen, uitbreidingsplannieuwbouwplan-nen, inrichting van pakstations, be-oordeling van sorteermachines, testen van nieuwe middelen voor intern transport. Daarnaast heeft het I.B.V.T. vele adviezen verstrekt voor de bouw van sorteermachines, gascellen en bewaarplaatsen.

Dat er nog verschillende desiderata bestaan ook op dit gebied moge blijken uit het laatste hoofdstuk van dit boekje.

(34)

BEWAARPLAATSEN EN KOELHUIZEN

Vóór de tweede wereldoorlog vond het bouwen van bewaarplaatsen en koel-huizen slechts sporadisch plaats. In 1935 gaf het 'Werkfonds' hiertoe aange-spoord door Ir. v. d. Plassche evenwel bij enkele veilingen de stoot.

Toen na 1945 de produktie toenam, groeide ook het afzetprobleem. Ieder produktieproces moet zich afstemmen op de vraag, maar bij de tuinbouw is men bovendien meestal gebonden aan een bepaalde produktieperiode.

De vraag die daar tegenoverstaat bestrijkt echter een veel langere tijd. Wil men nu het aanbod aanpassen aan de vraag, dan is gedeeltelijke opslag de enige oplossing en dit is bij aan bederf onderhevige produkten nog niet zo eenvoudig. Dank zij de snelle ontwikkeling van de koeltechniek en de betere kennis van de produkten, bleek de houdbaarheid van hard fruit aanzienlijk verbeterd te kunnen worden, wat een geweldige uitbreiding van de bewaar- en koelruimte in ons land tengevolge had (1959: 1945 = 640 : 100). In de laatste jaren gaat de bouw van bewaarplaatsen, koelhuizen en vooral gaskoelruimten nog gestadig verder. Bij het grootste deel van de bouwplannen werd de voorlichting van het I.B.V.T. ingeschakeld.

Wanneer wij de weg van het produkt naar de consument als volgt zien, teler-veiling-groothandel-(of export of industrie)-kleinhandel-consument, dan kan men zich afvragen, welke plaatsen gunstig zijn voor voorraadvorming. Het antwoord daarop hangt samen met de duur. Bij langdurige opslag dient het produkt zo snel mogelijk in de opslagruimte gebracht te worden, waarbij elke herkomst zijn eigen eisen kan meebrengen. De teler is het beste op de hoogte van zijn produkt en weet, welke bewaarziekten er verwacht kunnen worden. Voor de veilingen geldt in grote lijn hetzelfde. Het lijkt ons daarom juist, dat de meeste opslagruimte zich bij de telers en de veilingen bevindt, respectievelijk 45% en 30% van het totaal. Natuurlijk is het van belang, dat ook de handelaar over kleinere opslagruimten beschikt die aan bepaalde eisen voldoen, temeer, daar juist in de laatste fase van het afzetproces grote kwaliteitsverliezen kunnen ontstaan. Door korte tot zeer korte gekoelde opslag bij de kleinhandel kan in veel gevallen een beter produkt aan de consument worden geleverd. De koel-capaciteit bij kleinhandel en verwerkende industrie is evenwel nog gering en zal dus sterke uitbreiding behoeven. Dit brengt kosten mee en alleen wanneer deze meer dan gedekt worden door betere resultaten, zijn ze verantwoord. Hier-toe de weg te vinden, behoort mede tot de taak van het Instituut.

Wat de constructie en het conditioneren van de koelhuizen betreft, dient te worden opgemerkt, dat de toestand nog verre van stationair is, zodat wij onze volle aandacht op deze punten gericht houden. Vergeleken bij de ontwikkeling op het gebied van het klimatiseren van woonhuizen en vooral grote kantoor-gebouwen, is de luchtconditionering van koelcellen nog verre achtergebleven. Een bestudering der mogelijkheden is dus gewenst, waarbij ook nadere aandacht

(35)

moet worden besteed aan de constructie van verdampers in hun verschillende uitvoeringen.

Het wachten is onder andere ook op een nadere beschrijving van de nabe-handeling der verschillende tuinbouwprodukten, zoals het narijpen van peren en appelen. Is hierover een duidelijk advies verschenen, zoals voor tomaten en bananen reeds gegeven is, dan zal de uitwerking van de hiervoor benodigde conditioneerruimten beter tot haar recht gebracht kunnen worden.

Met dit alles hangen ten nauwste de onderzoekingen samen betreffende de manier waarop de produkten zich gedragen tijdens de bewaring.

De kwaliteit van ons bewaarfruit bijvoorbeeld kan sterk worden beïnvloed door de zogenaamde bewaarziekten, zoals lage-temperatuurbederf, Jonathan-bederf, scald, stip en dergelijke. De financiële steun, welke het Instituut hierbij geniet van het Produktschap voor Groente en Fruit, van veilingen en uit telers-kringen moge hier met dankbaarheid worden vermeld.

Tot het bewaaronderzoek behoren ook verpakkings- en transportonderzoek. We noemen hierbij tevens de hardheids- en kleurbepalingen en de metingen van de ademhaling als indicatie voor de rijpheid, welke thans zover in het Instituut werden ontwikkeld, dat betrouwbare uitkomsten mogelijk zijn (voor appels: met behulp van het 'respirotron' een unieke installatie die steeds meer gedetailleerde gegevens verschaft).

INTERN TRANSPORT

Evenals de grotere industrie wordt ook de tuinbouw en met name de veilin-gen en pakstations met het transportprobleem geconfronteerd. Grote veilinveilin-gen zetten soms honderden tonnen per dag om van zeer aan bederf onderhevige produkten. Snelheid is dan van het grootste belang, ook al doordat de consu-ment in binnen- en buitenland een vers produkt wil hebben. Mechanische hulp-middelen moeten dus de handarbeid vervangen. Dit proces is reeds gaande, doch zal steeds groter vormen aannemen.

Verschillende veilingen, sorteer- en bewaarinrichtingen hebben perronbouw toegepast en dit maakt het lossen en laden met behulp van klemsteekwagens mogelijk. Een variatie op de perronbouw is de verlaagde rijweg. Rollenbanen en transportbanden zijn voor dit doel nooit tot grote ontwikkeling gekomen.

Van grote betekenis was het invoeren van heftrucks, al dan niet met pallets. Met een dergelijke truck kunnen vrachten van 1000 kilogram en meer worden opgetild en verplaatst. Ze zijn bestemd voor het heffen en vervoeren van vrachten over korte afstand. Met een heftruck kan per uur soms 30 ton en meer worden geladen en gelost. Hoe meer uniform de partijen, des te gunstiger het rendement. Voor kisten van kleine afmetingen, zoals bijvoorbeeld het 6 kg tomatenkistje, moeten pallets worden gebruikt. Deze pallets kunnen over korte afstand ook worden verplaatst met een zogenaamde handhefwagen.

Gaat men over tot het invoeren van een dergelijk systeem, dan brengt dit 36

(36)

Transp/nt van tomdti-ii op palh-l

fh\

Inschepen van loratileu voor export

\

Wil

4* i

(37)
(38)

grote kosten mede, zodat voor elk geval afzonderlijk moet worden nagegaan of dit verantwoord is. Hierbij moet het bedrijf worden beoordeeld in verband met zijn plaats in het grote geheel en niet alleen als zelfstandige eenheid.

De vraag die daarbij rijst is : zijn situatie en systeem aan elkaar aan te passen? Een groot aantal kleine partijtjes bij een veiling bemoeilijkt bijvoorbeeld de mechanisatie, terwijl het samenvoegen van grote uniforme partijen (blokken) gunstig werkt. Zijn koelruimten ingericht voor het gebruik van heftrucks, dan ontstaat de mogelijkheid tot het opslaan in voorraadkisten. Op dit terrein wordt thans onderzoek gedaan en de verwachtingen liggen gunstig.

Hierbij dient tevens te worden opgemerkt, dat het produkt zelf bij een mechanisch intern vervoer minder te lijden heeft dan wanneer dit met man-kracht geschiedt.

Natuurlijk brengen de mechanische hulpmiddelen hun eigen voorwaarden mee, betreffende de constructie van gebouwen, met name wat betreft vloeren en deuren, terwijl ze ook zelf aan bepaalde eisen (wendbaarheid, verplaatsings-mogelijkheden) moeten voldoen.

Een doelmatige ontwikkeling mag alleen verwacht worden met gebruik-making van het palletsysteem, daar hiermede alle soorten verpakking (hout en karton) verwerkt kunnen worden.

EXTERN TRANSPORT

Het vervoer van tuinbouwprodukten heeft in de afgelopen 25 jaar een sterke ontwikkeling doorgemaakt. In de dertiger jaren werd er voor tuinbouwprodukten geen gekoeld vervoer gebruikt. Er bestonden geventileerde wagens en verder open vrachtwagens die met zeilen werden afgedekt.

Na de oorlog is dit alles verbeterd en door de activiteiten van de toen op-gerichte Internationale Organisatie 'Interfrigo', die ten doel had, koelwagens te exploiteren, is een verdere ontwikkeling gestimuleerd. Thans beschikt men over doelmatig geïsoleerde wagons met ventilatoren, die of door een generator op de wielen, of door elektrische stroom van een emplacement worden aangedreven.

Bij de ontwikkeling van de koelwagon met luchtcirculatie heeft het I.B.V.T. een zeer werkzaam aandeel gehad.

Minder spectaculair is de ontwikkeling, die het wegvervoer heeft meege-maakt. Pas tijdens de laatste tien jaar zijn er ondernemers overgegaan tot het bouwen van auto's voor gekoeld vervoer. Slechts langzaam neemt het gebruik hiervan toe, daar de klimatologische omstandigheden in onze produktie- en af-zetgebieden een snellere groei overbodig maken.

Het scheepsvervoer van de Nederlandse tuinbouwprodukten is betrekkelijk gering. Op Engeland en Zweden wordt met normale lijndiensten gevaren en deze zijn niet bereid voor de onregelmatig aangeboden kleine kwanta fruit en groente bijzondere voorzieningen te treffen.

(39)

Door het I.B.V.T. zijn verschillende onderzoekingen uitgevoerd naar de mogelijkheden tot verbetering van bestaande scheepsruimen en dit onderzoek leidde tot goede verbeteringen. Het bleek wel, dat de scheepsbouwers de ruimen op zeer gebrekkige wijze ventileren en dat het uiterst moeilijk was, daar later verandering in te brengen.

Op vervoersgebied blijven nog vele vraagstukken ter beantwoording open. We noemen: voorkoelen, doorkoelen tijdens transport, ventileren, stuwen. Daar-naast dient de constructie van wagons, auto's, schepen voor gekoeld respectieve-lijk geventileerd vervoer van groente en fruit nadere aandacht te krijgen.

* * *

(40)

HET DIEPVRIEZEN VAN TUINBOUWPRODUKTEN

De ontwikkeling van koude langs mechanische weg heeft ertoe geleid, dat de meeste levensmiddelen tegenwoordig kunnen worden geconserveerd door ze te onderwerpen aan de koudebehandeling. Aan het bevriezen van groente en fruit waren echter in het begin grote moeilijkheden verbonden. Verschijnselen als zwart worden en afwijkende smaak belemmerden een goede ontwikkeling van dit procédé. Pas het inzicht, dat voor vele produkten eerst verschillende enzymen moeten worden geïnactiveerd door middel van een warmtebehandeling effende de weg, waarna de methodiek zich snel verder ontwikkelde, waaraan ook de voedselpolitiek van de bezetter in de tweede wereldoorlog niet vreemd was. Na de bevrijding (Nederland beschikte toen over elf diepvriesbedrijven met een totale capaciteit van 30.000 ton) stak de deviezenschaarste evenwel een spaak in het wiel. Hier kwam nog bij, dat men juist in deze tijd een groot aantal minderwaardige produkten aan de markt bracht, waardoor de consument natuur-lijk ongunstig beïnvloed werd.

Omstreeks 1952 veranderde de toestand weer ten goede door het toegenomen welvaartspeil en de omstandigheid, dat ook veel gehuwde vrouwen in het arbeidsproces werden opgenomen. Zij hebben weinig tijd voor het huishouden over en kopen graag panklare produkten. Ook de reclame en de voorlichting door de industrie (demonstraties) hebben veel bijgedragen tot de hernieuwde belangstelling.

Dat deze toeneming niet onbelangrijk mag worden genoemd blijkt uit het aantal in Nederland bij detaillisten geplaatste diepvriesconservatoren. Het was in 1956 ongeveer 6000 tegenover 3000 in 1954.

Het assortiment, dat na de tweede wereldoorlog sterk was ingekrompen, is inmiddels reeds weer aanzienlijk uitgebreid (Bami, kip met appelmoes en der-gelijke). Een belangrijk artikel op de binnenlandse markt is nog steeds spinazie, terwijl daarnaast aanzienlijke hoeveelheden andijvie, doperwten, snijbonen, tuin-bouwen, soepgroenten, aardbeien en frambozen hun weg naar de consument vinden. Evenals bij het inblikken, hebben ook bij het diepvriezen de rassen een belangrijke invloed op het eindprodukt. Voor een produkt als aardbeien heeft men nog steeds niet het gewenste ras kunnen ontdekken, al voldoet het ras Sen-ga SenSen-gana redelijk.

De ontwikkeling van deze industrie heeft zijn eindpaal nog lang niet be-reikt. Ook de diepvrieskluizen en vrieskisten op het platteland blijven een niet te verwaarlozen invloed uitoefenen op het toenemend gebruik van diep-gevroren artikelen. Daarbij komt dat er tegenwoordig steeds meer gezinnen schikken over een koelkast, gewoonlijk met accomodatie voor opslag van be-vroren produkten, waardoor een kleine voorraadvorming in de huishouding mogelijk wordt.

Nu ook voor de diepvriesindustrie hoe langer hoe meer produkten op con-tract worden geteeld, is het mogelijk ook de kwaliteit van verschillende

(41)

dukten, waaronder doperwten, sperziebonen en spinazie nog meer op te voeren. Het vaststellen van het meest gewenste oogststadium zal nog veel wetenschap-pelijke arbeid vergen. De tenderometer van de I.M.C. (International Machinery Corporation) en de hardheidsmeter van het I.B.V.T. hebben er al toe bijge-dragen, dat men het oogsttijdstip van doperwten langs objectieve weg kan vast-stellen.

Bijzonder heilzaam hebben in deze industrie de kwaliteitsnormen gewerkt, zoals ze door de fabrikant zelf werden vastgesteld.

HET STERILISEREN

In tegenstelling tot vele andere industrieën is de conservenindustrie zeer af-hankelijk van de klimatologische omstandigheden. Er zijn trouwens ook andere factoren, die de onbelemmerde ontwikkeling van de groente- en fruitverwerken-de industrie in fruitverwerken-de weg stonfruitverwerken-den, zo bijvoorbeeld fruitverwerken-de bepaling, dat men zijn verse produkten niet mocht betrekken, waar men wil, doch bijna alles wat men nodig had van de veilingen diende te betrekken. Dit neemt niet weg, dat de verhou-ding tussen de veilingen en verwerkende industrie over het algemeen goed is te noemen en dat er in bepaalde gevallen ook wel in overleg wordt gehandeld als bij grote aanvoer doordraaien wordt voorkomen, respectievelijk doorgedraaide produkten worden verwerkt.

Het I.B.V.T. verricht heel wat researcharbeid op het gebied van raseigen-schappen, rijpheid, oogsttijdstip en technologische kwesties naast het onder-zoek, dat reeds door de industrie zelf wordt verricht. De resultaten van het I.B.V.T.-onderzoek worden dan in de vorm van rapporten en mededelingen aan de industrie verstrekt. Tevens bestaat de mogelijkheid — waarvan dikwijls gebruik wordt gemaakt — om bepaalde onderzoekingen door het I.B.V.T. in opdracht te laten verrichten, natuurlijk tegen vergoeding van de kosten. In een dergelijk geval blijven de resultaten, die bereikt werden uitsluitend bestemd voor de opdrachtgever.

Ook in deze tak van industrie neemt de mechanisatie voortdurend toe. De klassieke autoclaven worden steeds meer vervangen door steriliseersystemen als continu werkende cooker-coolers, de torensterilisator en dergelijke. Men gaat meer en meer over tot het gebruik van sluitapparatuur van zeer grote capaciteit.

Er bestaat een streven, het aantal artikelen hoe langer hoe meer op te voeren en ook het verwerken van kant-en-klare maaltijden neemt toe. Vallen in Europa de belemmerende importbepalingen weg, dan kan internationaal nog veel meer worden bereikt, waarbij men niet uit het oog mag verliezen, dat aan de kwaliteit der conserven steeds hoger eisen gesteld zullen worden.

Factoren als kleur en consistentie, doch vooral ook smaak en aroma spelen hierbij een grote rol. De kwalitatief betere kleur, die men bij de in glas ge-brachte produkten zo belangrijk acht, zal ook vereist worden voor conserven in blik. In het bijzonder de kwaliteit van vruchten en appelmoes in blik

(42)
(43)
(44)

vraagt vaak nog om een belangrijke kwaliteitsverbetering, waarbij vooral de gebruikte grondstoffen in het oog gehouden dienen te worden.

In dit verband moeten we ook letten op de mogelijkheid, dat andere verpak-kingsmaterialen, zoals aluminium en plastics mogelijkheden bieden tot kwali-teitsverhoging bij gelijke prijs. Methoden, welke de produktiesnelheid kunnen opvoeren zullen steeds de aandacht vragen.

Over het algemeen zouden we niet willen beweren, dat het in Nederland gefabriceerde produkt een bijzondere plaats inneemt, vergeleken met het buiten-landse. Terwijl de verse Nederlandse produkten een buitengewone naam hebben, tengevolge van de ver doorgevoerde exportcontrole, hebben de verwerkte pro-dukten in het buitenland geen bijzondere bekendheid verworven. Dit hangt niet alleen samen met de wisselvalligheid in de aanvoer, doch ook en vooral met het ontbreken van voldoende kwaliteitsnormen. In dit verband valt het zeer te betreuren, dat de bestaande kwaliteitsnormen voor vruchten in blik ter-zijde werden geschoven.

DROGEN

Verdelen we dit verwerkingsgebied in het drogen van groente, fruit en krui-den, dan zien we, dat thans de groentedrogerij de belangrijkste plaats inneemt. Afgezien van vroegere primitieve droogmethoden, die in bepaalde streken voor enkele gewassen gebruikelijk waren, heeft de groentedrogerij pas tijdens de eerste wereldoorlog een grote vlucht genomen om na 1918 evenwel weer op de achtergrond te raken. De tweede wereldoorlog deed een nieuwe bloei ont-staan, doch pas na 1950 is door de verhoogde populariteit van droge soepen en door kwaliteitsverbetering een basis gevormd voor een werkelijke 'vredes-produktie' met een steeds stijgende uitvoer (meer dan de helft van de totale produktie!) als gevolg.

Natuurlijk zijn de technische verbeteringen bij het drogen niet uitgebleven. De vroeger veelal gebruikte open eestvloeren zijn óf gemoderniseerd, óf ver-vangen door droogkasten, banddrogers en dergelijke van roestvrij metaal. Bij de voorbewerking is het blancheren en sulfiteren tegen enzymatische en chemische omzettingen voor verschillende produkten meer algemeen geworden. Betere snij machines zorgen voor een goede snit. De verpakking maakt gebruik van grondstoffen als asfalt en polyethyleen terwijl gasverpakking en gebruik van calciumoxyde als droogmiddel-in-de-verpakking bij verschillende fabrieken worden toegepast.

Was van laboratoriumonderzoek vlak na de 2e wereldoorlog nauwelijks sprake, thans zijn in de belangrijker bedrijven laboratoria ingericht. De voor-naamste onderzoekingen betreffen vochtgehalte, S02, peroxydase, wateropne-mend vermogen en organoleptische kwaliteiten. Van groot belang is het geheel van eisen, dat door de afnemers (soepfabrieken bijvoorbeeld) wordt gesteld.

De laatste jaren is als spectaculaire technische mogelijkheid het vriesdrogen

(45)

naar voren gekomen, een methode, die voor farmaceutische produkten normaal is, maar voor levensmiddelen haar economische mogelijkheden nog moet be-wijzen.

De ontwikkeling van de teelt voor de verse markt, waarbij een hoge op-brengst van meer belang werd geacht dan een hoog droge-stofgehalte is voor de gedroogde-groenteïndustrie niet zeer gunstig geweest. Nu echter de con-tractteelt zich uitbreidt en de droger de verbouw van grondstof meer in de hand heeft, zal wel meer aandacht aan de opvoering van het rendement kunnen wor-den geschonken.

Het I.B.V.T. heeft zich van 1952 af met gedroogde groente bezig gehouden, eerst slechts wat verpakking en bewaring betrof, later ook met voorbewerking en droging. Een en ander culmineerde in een tamelijk uitgebreid 'pilot plant' onderzoek aangaande de mogelijkheden bij vriesdroging.

Hoewel het drogen van fruit (appelen) vóór en na de laatste oorlog een groeiend aantal beoefenaars vond, zijn de verwachtingen, die men daaromtrent koesterde, niet in vervulling gegaan. De afname van het produkt bleek na de oorlog niet hoog, terwijl de kosten tegenvielen.

De kruidenteelt, annex kruidendrogerij wordt tegenwoordig grootscheeps aan-gepakt na de oprichting van een viertal kruidteeltcooperaties. Het I.B.V.T., heeft enige bemoeienis gehad door het uitvoeren van onderzoekingen, bijvoor-beeld in geval van pepermuntbladdroging, schilproblemen en het drogen van soepkruiden.

Er zijn nog veel verbeteringen mogelijk, na een grondig onderzoek. In deze tak van drogen komen namelijk geheel andere problemen naar voren dan bij het drogen van groenten.

Behalve voor kruiden kent men in deze bedrijfstak nog geen algemeen aan-vaarde kwaliteitsnormen, noch voor het uitgangs- noch voor het eindprodukt. Hierin zal men ter bevordering van een efficiënte handel stellig verandering moeten brengen.

ZUURKOOL

Zuurkool behoort niet alleen tot de oudst bekende voedingsmiddelen, maar wordt ook tegenwoordig weer erkend als een produkt van grote waarde voor de gezondheid van de mens (vitaminen, mineralen, organische zuren, lichte verteer-baarheid) .

Het geheel van biochemische en chemische omzettingen is bij de zuurkoolbe-reiding zeer gecompliceerd en ofschoon het fabrieksproces op vrij eenvoudige wijze verloopt, vraagt het fabriceren van goede zuurkool de uiterste zorg. Naast factoren als temperatuur, anaerobie, zoutgift, zoutverdeling en koolras, speelt de uiterste hygiëne een belangrijke rol.

Al begint de vraag in ons land meestal pas in de tweede helft van september

(46)
(47)

Vuïsct

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In een Amerikaanse studie (Matera, 2009) wordt de vrees geuit dat men, in de haast om massaal groene banen te creëren, in de Verenigde Staten maar weinig oog heeft voor hun

Wat wel gezegd kan worden op basis van deze eerste waarnemingen: • Inoculatie op kruidig weefsel in juli was bij 1/3 van de planten lastig,. deze hebben naar schatting maar 50% van

Samenvattend: omdat de voorstellen voor de klassengrenzen van P-CaCl2 zijn afgeleid uit de huidige klassengrenzen van het Pw-getal, en de gecombineerde indicator het perspectief

Een belangrijke en relevante theorie binnen deze benadering is de zogenaamde culturele-indicatorenbenadering van Gerbner (1994). Volgens hem kunnen de massamedia veel

Bij de eerste casus van het ministerie van BZK werd gekeken naar ontwikkelingen op het gebied van de Europese Unie en welke richtlijnen er de afgelopen 10 jaar zijn verschenen

In writing on the principle of equality in his much renowned treatise on nineteenth- century American democracy, Alexis de Tocqueville pointedly warns in Democracy in America

Die m useum versam el op sistem atiese en selektiew e w yse voorw erpe, eksem plare en voorbeelde sowel as inligting van n atu urw etenskaplike, kulturele,

Uiteraard zijn lang niet alle vierdegraadsfuncties symmetrisch, maar de verschilfunctie met de lijn door beide buigpunten (indien aanwezig) is dat wel.. Om dit laten zien gaan