• No results found

De invloed van leeftijdsgenoten op delinquent gedrag van jongeren : een literatuuroverzicht

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De invloed van leeftijdsgenoten op delinquent gedrag van jongeren : een literatuuroverzicht"

Copied!
25
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Bachelorscriptie Pedagogische Wetenschappen Universiteit van Amsterdam

De Invloed van Leeftijdsgenoten op Delinquent Gedrag van Jongeren: Een Literatuuroverzicht

Naam: Zinzi Wolff Studentnummer: 10784780

Datum: 23-03-18

Scriptiebegeleider: Marita van Langen Aantal woorden: 4927

(2)

Inhoudsopgave

Abstract ... 3

De Invloed van Leeftijdsgenoten op Delinquent Gedrag van Jongeren: Een Literatuuroverzicht ... 4

Is delinquent gedrag van leeftijdsgenoten een risicofactor voor delinquentie bij adolescenten van 12 tot 18 jaar? ... 8

Op welke wijze zijn delinquente vrienden van invloed op delinquent gedrag bij adolescenten tussen de 12 en 18 jaar? ... 13

Het selectieproces:... 13

(Groeps)druk van leeftijdsgenoten ... 15

Conclusie en discussie ... 17

(3)

Abstract

Jongeren gaan in de adolescentiefase veel om met leeftijdsgenoten en ontwikkelen een bepaalde mate van autonomie. In dit literatuuroverzicht wordt daarom de vraag beantwoord in hoeverre delinquente leeftijdsgenoten een risicofactor zijn voor delinquent gedrag bij adolescenten tussen de 12 en 18 jaar. In het eerste deel van de scriptie wordt beschreven dat leeftijdsgenoten een risicofactor zijn voor delinquentie bij adolescenten, en dat

persoonlijkheidskenmerken en de nabijheid van de leeftijdsgenoot hierbij een rol spelen. Ook zijn er aanwijzingen dat delinquente adolescenten hetzelfde type delinquentie vertonen als hun leeftijdsgenoten. In het tweede hoofdstuk wordt beschreven dat twee mechanismen – selectie van delinquente leeftijdsgenoten en (groeps)druk van leeftijdsgenoten- kunnen bijdragen aan delinquent gedrag van de adolescent. Bij selectieprocessen spelen sociale en genetische factoren een rol. Bij (groeps)druk van leeftijdsgenoten lijkt geslacht een moderator te zijn. Er is getracht een breed beeld over de mate en de wijze waarop delinquente

leeftijdsgenoten een risicofactor zijn voor delinquentie bij adolescenten te geven. Wellicht kan dit brede beeld een bijdrage leveren aan het verminderen van recidive.

Keywords: youth delinquency, selection, peer pressure, social learning, influence, peers, peer delinquency, offending.

(4)

De Invloed van Leeftijdsgenoten op Delinquent Gedrag van Jongeren: Een Literatuuroverzicht

Delinquent gedrag is problematisch fenomeen voor de maatschappij. Llorca-Mestre, Malonda-Vidal, en Samper-García, (2017) beschrijven delinquent gedrag als gedrag waarbij de wet wordt overtreden en waarbij de persoon in kwestie de omgeving schaadt. Van der Laan en Blom (2011) stellen dat onder delinquent gedrag verscheidene gedragingen worden verstaan die strafbaar zijn gesteld. In deze scriptie zal op basis van netgenoemde definities de volgende definitie voor delinquentie worden aangehouden: onder delinquent gedrag vallen alle gedragingen die kunnen worden bestraft op basis van de wet. Aangezien adolescenten pas vanaf het twaalfde levensjaar kunnen worden veroordeeld, zijn alleen vanaf deze

leeftijdsfase officiële prevalentiecijfers bekend en kan vanaf deze leeftijd gesproken worden over officieel gemeten delinquent gedrag (Van der Laan & Blom, 2011). Van de adolescenten tussen de 12 en 17 jaar geeft 35 procent aan in het jaar 2015 één of meerdere delicten te hebben gepleegd (Van der Laan & Goudriaan, 2016). Echter wordt in data van de politie in 2016 geregistreerd dat slechts 1,6 procent van de adolescenten tussen de 12 en de 17 jaar verdacht wordt van een misdrijf (Van der Laan & Beerthuizen, 2018), wat duidt op een kloof tussen geregistreerde en reële delinquentie.

In reeds gepubliceerde studies komen verschillende risico- en protectieve factoren naar voren die een rol spelen bij het ontstaan en in stand houden van delinquent gedrag bij adolescenten, of juist delinquent gedrag kunnen verminderen (Keijsers, Branje, Hawk, Schwartz, Frijns, Koot & Meeus, 2012; Lanza, Cooper & Bray, 2014). Deze risico- en protectieve factoren bevinden zich op verschillende domeinen, zoals de ouders, de school, leeftijdsgenoten en individuele factoren (Lanza et al., 2014). In deze scriptie zal de nadruk liggen op risicofactoren voor delinquent gedrag. Voorbeelden van risicofactoren binnen de netgenoemde domeinen zijn het verbod van ouders om met leeftijdsgenoten om te gaan, een lage mate van steun vanuit school voor pro-sociale activiteiten en een anti-sociale houding

(5)

van leeftijdsgenoten en het individu (Keijsers et al., 2012; Lanza et al., 2014). In het huidige literatuuroverzicht zal het domein leeftijdsgenoten centraal staan.

Jongeren beginnen in de vroege adolescentie aan de middelbare school, waar ze intensief contact hebben met andere jongeren van hun eigen leeftijd. Volgens Brown (2004) worden jongeren in de vroege adolescentie minder afhankelijk van hun ouders en spenderen zij meer tijd met leeftijdsgenoten. Hierdoor neemt de invloed van leeftijdsgenoten in de adolescentie toe en neemt de invloed van ouders neemt af (Brown, 2004; Keijsers et al., 2012). Daarom is het van belang om een beeld te krijgen van de invloed van leeftijdsgenoten op adolescenten en in het kader van dit artikel op het gebied van delinquentie.

Uit eerder onderzoek blijkt dat de invloed van leeftijdsgenoten significant in verband staat met delinquent gedrag bij adolescenten (Pyrooz, Turanovic, Decker, & Wu, 2015; Lanza et al., 2014; Müller, Hofmann & Arm, 2017; Smith & Ecob, 2013). In eerder onderzoek wordt dit verband vanuit verschillende invalshoeken onderzocht. Sommige onderzoeken vergelijken verschillende risicofactoren voor delinquentie van adolescenten, waar de invloed van leeftijdsgenoten onder valt (Lanza et al., 2014). Andere onderzoeken specificeren het type leeftijdsgenoten binnen hun onderzoek (Pyrooz et al., 2015; Müller et al., 2017; Smith & Ecob, 2013). In het onderzoek van Müller en collega’s kwam naar voren dat de normen van klasgenoten en de mate waarin klasgenoten delinquent gedrag vertonen een risicofactor is voor delinquentie bij adolescenten. Smith en Ecob (2013) beschrijven vrienden als

risicofactor voor delinquentie van een adolescent en Pyrooz en collega’s (2015) concluderen dat er een robuust verband is tussen het deelnemen in een bende en eigen delinquent gedrag. Deze onderzoeken beschrijven leeftijdsgenoten als risicofactor voor delinquentie vanuit verschillende invalshoeken. Er is nog geen samenhangend literatuuroverzicht beschikbaar waarin deze invalshoeken worden belicht.

(6)

Niet alleen het verband tussen delinquentie van leeftijdsgenoten en delinquentie bij adolescenten is onderzocht, ook de manier waarop leeftijdsgenoten invloed uit kunnen oefenen op delinquentie komt in eerder onderzoek naar voren. Zo kan er sprake zijn van (groeps)druk die door leeftijdsgenoten kan worden uitgeoefend. Farrel, Thompson en Mehari (2017) beschrijven in hun inleiding dat (groeps)druk van leeftijdsgenoten een actieve

aanmoediging is van adolescenten om zich op een bepaalde manier te gedragen. In andere onderzoeken wordt niet expliciet een definitie gegeven, maar wordt de mate van groepsdruk om delinquent gedrag te vertonen wel gemeten. Zowel bij Sullivan (2006) als bij Walters (2014) wordt bij het meten van druk de mate waarin de jongere het gevoel heeft iets te moeten doen betrokken. Bij (groeps)druk van leeftijdsgenoten gaat het zowel om de druk die de leeftijdsgenoten geven als de mate waarin de adolescent zelf deze druk ervaart.

Daarnaast is onderzoek beschikbaar over selectieprocessen die mogelijk een

verklaring vormen voor het feit dat delinquente vrienden een rol spelen in het ontstaan van delinquent gedrag van adolescenten. Selectieprocessen worden verschillend omschreven, maar in het kader van delinquentie kan de selectie van leeftijdsgenoten worden omschreven als een proces waarbij bestaand delinquent gedrag van de adolescent kan leiden tot

verbinding met leeftijdsgenoten die ook delinquent gedrag vertonen (Knecht, Snijders, Baerveldt, Steglich & Raub, 2010; Walters, 2016). Daarnaast wordt beschreven dat adolescenten die geen delinquent gedrag vertonen adolescenten selecteren die ook geen delinquent gedrag vertonen, waardoor adolescenten die wel delinquent zijn minder snel omgaan met niet-delinquente jongeren. Dit leidt ertoe dat delinquente adolescenten op elkaar zijn aangewezen (Knecht et al., 2010).

In dit artikel zal een overzicht worden gegeven van de bestaande literatuur over de leeftijdsgenoten als risicofactor op delinquentie van adolescenten. De hoofdvraag die in dit artikel zal worden beantwoord luidt als volgt: In hoeverre zijn delinquente leeftijdsgenoten

(7)

een risicofactor voor delinquent gedrag bij adolescenten tussen de 12 en 18 jaar? In twee hoofdstukken wordt nader ingegaan op deze vraag. In het eerste hoofdstuk zal de vraag beantwoord worden of delinquent gedrag van vrienden een risicofactor is voor delinquentie bij adolescenten tussen de 12 en 18 jaar. In het tweede hoofdstuk zal de vraag worden beantwoord op welke wijze delinquente vrienden van invloed zijn op delinquent gedrag bij adolescenten tussen de 12 en 18 jaar. In het tweede hoofdstuk zullen selectieprocessen en de (groeps)druk van leeftijdsgenoten worden besproken als mogelijke mechanismen. Op basis van bovenstaande onderzoeken wordt verwacht dat leeftijdsgenoten een risicofactor zijn voor delinquent gedrag. Verder wordt verwacht dat (groeps)druk van leeftijdsgenoten en de selectie van delinquente leeftijdsgenoten mechanismen zijn waardoor leeftijdsgenoten een risicofactor kunnen zijn voor adolescenten.

Met het beantwoorden van de hoofdvraag en deelvragen wordt een overzicht gegeven van bestaande literatuur over leeftijdsgenoten als risicofactor op de individuele delinquentie van een adolescent en de eventuele mechanismen die hieraan ten grondslag liggen. Het is relevant om inzicht te verkrijgen in risicofactoren die kunnen leiden tot delinquent gedrag (Llorca-Mestre et al., 2017). De ontwikkeling van delinquent gedrag tijdens de adolescentie is problematisch voor de omgeving van het individu en kan gevaren opleveren voor de maatschappij als geheel (Llorca-Mestre et al., 2017). Het verkrijgen van inzicht in risicofactoren kan bijdragen aan vermindering van delinquent gedrag.

(8)

Is delinquent gedrag van leeftijdsgenoten een risicofactor voor delinquentie bij adolescenten van 12 tot 18 jaar?

In dit hoofdstuk zal antwoord worden gegeven op de vraag of delinquent gedrag van leeftijdsgenoten een risicofactor is voor delinquentie bij adolescenten tussen de 12 en 18 jaar oud. Uit verschillende onderzoeken komt naar voren dat het hebben van delinquente vrienden een risicofactor kan zijn voor delinquentie bij een individu. Dit kwam onder andere naar voren in een longitudinaal onderzoek dat is gedaan onder 285 Nederlandse jongeren (Slagt, Dubas, Deković, Haselager, & Van Aken, 2015). In dit onderzoek werden jongeren met een gemiddelde leeftijd van 15 jaar twee maal geïnterviewd. Daarnaast dienden hun beste vrienden eenmalig een vragenlijst online in te vullen. Uit de resultaten bleek dat de

waargenomen delinquentie van vrienden gerelateerd was aan individuele delinquentie bij de adolescent. Dit verband wordt gemodereerd door de mate waarin de adolescent gewetensvol is. Als de adolescent minder gewetensvol is zal het individu sneller geneigd zijn om

delinquent gedrag van in dit geval beste vrienden over te nemen. Daarnaast speelt

gevoeligheid voor het gedrag van anderen een rol in het overnemen van delinquent gedrag van vrienden (Slagt et al., 2015). De persoonlijkheidsfactoren ‘gewetensvol’ en ‘gevoeligheid voor het gedrag van anderen’ zijn van belang voor de invloed van leeftijdsgenoten op

delinquent gedrag.

Uit een ander longitudinaal onderzoek komt ook naar voren dat delinquent gedrag van leeftijdsgenoten een risicofactor is voor delinquent gedrag bij adolescenten, waarbij de mate waarin de adolescent gevoelig is voor het overnemen van delinquent gedrag en de mate van zelf-controle als persoonlijkheidsfactor van belang is (Meldrum, Miller & Flexon, 2013). De laatste twee metingen van National Institute of Child Health and Human Development's Study of Early Child Care and Youth Development (SECCYD) zijn meegenomen in dit onderzoek waarbij de jongeren een leeftijd hadden tussen de 12 en de 15 jaar. Tijdens deze metingen werden bij 908 adolescenten de mate van delinquentie, de mate van gevoeligheid

(9)

voor invloed van leeftijdsgenoten, de mate van zelf-controle en controle variabelen onderzocht. Uiteindelijk werd geconcludeerd dat het omgaan met delinquente

leeftijdsgenoten een risicofactor is voor eigen delinquentie en dat sommige adolescenten gevoeliger zijn voor de invloed van leeftijdsgenoten dan andere adolescenten. Dit sluit aan bij het onderzoek van Slagt en collega’s (2015). Echter wordt in het artikel van Meldrum en collega’s (2013) ook nog zelf-controle betrokken, waarbij een hoge mate van zelf-controle leidt tot een verminderde gevoeligheid voor de invloed van delinquente leeftijdsgenoten. Bij beide artikelen spelen persoonlijkheidsfactoren een rol.

Vergelijkbare resultaten worden gevonden in het onderzoek van Reynolds en Crea (2015). Reynolds en Crea maken gebruik van informatie uit de ‘Add Health’ vragenlijsten. Er zijn op twee meetmomenten vragenlijsten afgenomen met een wijd spectrum aan vragen over gezondheid en gedrag. Uiteindelijk zijn bij beide meetmomenten (in 1994/1995 en in 1996) ongeveer 13.000 leerlingen meegenomen in het onderzoek, tussen de 12 en de 18 jaar oud. In dit artikel wordt geconcludeerd dat delinquentie van leeftijdsgenoten een voorspeller is voor delinquentie van een individu. Hiermee kan het delinquente gedrag van een leeftijdsgenoot als risicofactor van de adolescent worden beschouwd. Daarnaast wordt wederom een bepaalde mate van gevoeligheid voor invloed van leeftijdsgenoten besproken in dit artikel. Volgens de onderzoekers nemen adolescenten die populairder zijn sneller gedragingen van anderen over. Dit wordt de populariteits-socialisatie hypothese genoemd (Reynolds & Crea, 2015).

Tevens wordt ook in andere artikelen besproken dat delinquente leeftijdsgenoten een risicofactor is voor delinquent gedrag bij adolescenten. Hierbij komt specifiek naar voren dat de nabijheid van leeftijdsgenoten/vrienden van belang is. Een voorbeeld hiervan is een onderzoek dat is uitgevoerd door Brauer en de Coster (2015). De onderzoekers hebben gebruik gemaakt van informatie uit de National Youth Survey (NYS), een longitudinaal

(10)

onderzoek waarbij in de jaren 70 verschillende keren interviews zijn afgelegd door jongeren. Brauer en de Coster (2015) onderzochten op welke manieren ouders en leeftijdsgenoten invloed hebben op delinquent gedrag bij jongeren. Uit de resultaten kwam naar voren dat het omgaan met delinquente leeftijdsgenoten aanmoedigt om ook zelf delinquent gedrag te gaan vertonen. Aangezien het omgaan met delinquente leeftijdsgenoten aanmoedigt om delinquent gedrag te vertonen als individu, zijn de delinquente leeftijdsgenoten in die situatie een

risicofactor voor eigen delinquentie. Ook komt uit dit onderzoek naar voren dat de mate waarin je bevriend/ verbonden bent met de leeftijdsgenoot invloed heeft op de mate van eigen delinquent gedrag. Goede vrienden oefenen meer invloed uit op elkaar dan jongeren die minder goed met elkaar bevriend zijn (Brauer & de Coster, 2015).

Bovendien komen uit het onderzoek van Rokven, de Boer, Tolsma en Ruiter (2017) vergelijkbare resultaten naar voren. In dit longitudinale onderzoek is gebruik gemaakt van een Nederlandse steekproef waarbij 717 adolescenten en volwassenen tussen de 16 en de 45 jaar zijn meegenomen in het onderzoek. De respondenten moesten leeftijdsgenoten

nomineren die zij omschreven als vrienden en daarnaast werd er gebruik gemaakt van zelf-rapportage van delinquentie in een vragenlijst. Bij deze studie moeten drie dingen worden opgemerkt: (1) de steekproef omvat niet alleen adolescenten maar ook volwassenen. (2) De studie is niet alleen gericht op delinquentie maar ook op slachtofferschap. Slachtofferschap zal niet verder worden besproken. (3) Er is gecontroleerd voor selectie. Dat houdt in dat ondanks dat er sprake is van selectie ook los van een selectieproces delinquente

leeftijdsgenoten nog steeds invloed uitoefenen op delinquent gedrag van individuen. Uit de resultaten van dit onderzoek kwam naar voren dat delinquentie van

leeftijdsgenoten positief gerelateerd is aan delinquentie van een individu. Daarnaast werd geconcludeerd dat voornamelijk sprake was van deze relatie als de mensen een hoge mate van nabijheid voelden, ofwel bevriend met elkaar waren (Rokven et al., 2017). Dit sluit aan

(11)

bij het eerdergenoemde onderzoek van Brauer & de Coster (2015) die de relevantie van de mate van vriendschap van de desbetreffende personen ook benoemden.

Haynie en Osgood (2005) hebben ook onderzoek gedaan naar delinquentie van leeftijdsgenoten als risicofactor op delinquentie bij jongeren. In dit artikel werd de bijdrage van relaties van leeftijdsgenoten tot delinquentie vanuit het perspectief van twee

sociologische tradities onderzocht: socialisatie en normatieve invloed en kansen. In dit onderzoek is gebruik gemaakt van informatie uit de National Longitudinal Study of Adolescent Health ofwel ‘Add Health’ vragenlijsten waarbij in dit specifieke artikel

informatie is gebruikt van een deel van de vragenlijsten. Uiteindelijk is er informatie gebruikt van 2.274 respondenten. Ook bij dit onderzoek is geprobeerd te controleren voor selectie van delinquente leeftijdsgenoten om een objectiever beeld te krijgen. Uiteindelijk kwam uit de resultaten naar voren dat jongeren zich vaker schuldig maken aan delinquent gedrag als ze veel delinquente vrienden hebben. In dit onderzoek wordt echter tegengesproken dat de nabijheid van de delinquente leeftijdsgenoot invloed heeft op de mate van delinquent gedrag bij de jongere.

Tot slot wordt in een onderzoek van Thomas (2015) bevestigd dat delinquente leeftijdsgenoten een risicofactor kunnen zijn van delinquentie bij de adolescent. Bij dit onderzoek is gebruik gemaakt van informatie uit twee datasets, de G.R.E.A.T evaluatie (gemiddelde leeftijd van de adolescenten is 13 jaar) en de ‘Add Health’ vragenlijsten

(gemiddelde leeftijd van de adolescenten is 15 jaar), waarbij zowel de attitude van de jongere zelf als de attitude van de leeftijdsgenoten zijn meegenomen in het onderzoek. Beide

vragenlijsten zijn door meer dan 1000 jongeren ingevuld. In dit onderzoek komt niet alleen naar voren dat het hebben van delinquente vrienden een risicofactor is voor het vertonen van delinquent gedrag, ook wordt omschreven dat mensen zich in verschillende mate

(12)

voorspeller zijn voor deze variatie. Deze conclusie kan worden getrokken omdat er gecontroleerd is op vroegere/eerdere specialisatie van het individu en de vriend, waardoor kan worden uitgesloten dat deze verschillen al eerder aanwezig waren (Thomas, 2015). Daarbij wordt geconcludeerd dat adolescenten dezelfde vormen van delinquentie vertonen als zijn/haar delinquente vrienden.

Concluderend kan worden gesteld dat delinquent gedrag van leeftijdsgenoten een risicofactor is voor delinquentie bij adolescenten tussen de 12 en 18 jaar oud. Uit meerdere longitudinale onderzoeken komt naar voren dat dit het geval is, waarbij verschillende

concepten worden aangedragen. Zo spelen persoonlijkheidsfactoren zoals gevoeligheid voor het overnemen van gedrag en de mate van zelf-controle een rol bij de invloed die delinquente leeftijdsgenoten hebben op delinquent gedrag bij adolescenten. Daarnaast is de nabijheid van de vriendschap beschreven die een zekere invloed zou kunnen hebben op de mate waarin delinquente leeftijdsgenoten een risicofactor zijn voor delinquent gedrag bij adolescenten. De literatuur is hier echter niet eenduidig over. Het hebben van delinquente vrienden is niet alleen een risicofactor voor delinquentie bij adolescenten, ook kunnen delinquente vrienden invloed hebben op de mate van delinquentie en het type delinquentie bij een individu.

(13)

Op welke wijze zijn delinquente vrienden van invloed op delinquent gedrag bij adolescenten tussen de 12 en 18 jaar?

In dit tweede hoofdstuk zal de vraag worden beantwoord op welke wijze delinquente vrienden van invloed zijn op delinquent gedrag bij adolescenten tussen de 12 en 18 jaar. In dit hoofdstuk zullen selectieprocessen en de (groeps)druk van leeftijdsgenoten worden besproken als mogelijke mechanismen.

Het selectieproces:

Het eerste mechanisme dat onderdeel zou kunnen zijn van de wijze waarop delinquent gedrag bij zou kunnen dragen aan delinquent gedrag bij adolescenten tussen de 12 en 18 jaar is de selectie van leeftijdsgenoten. Allereerst zou kunnen worden gesteld dat er sprake is van selectie op basis van sociale factoren. Walters (2016) onderzocht de relatie tussen de

omgeving waarin iemand opgroeide, selectie en invloed van leeftijdgenoten en delinquent gedrag. Het onderzoek werd uitgevoerd onder 1.725 jongeren tussen de 11 en de 17 jaar door middel van de National Youth Survey. In dit onderzoek participeerde 918 jongens en 807 meisjes met een gemiddelde leeftijd van 13,9 jaar. Uit dit onderzoek kwam naar voren dat er sprake is van selectie van leeftijdsgenoten op delinquent gedrag en tevens dat de buurt waar een jongere vandaan komt invloed heeft op deze selectie. Adolescenten die uit een omgeving komen die weinig structuur biedt, zijn eerder geneigd om delinquente jongeren te selecteren. Bovendien is er een moderator-effect gevonden voor geslacht, waarbij jongens eerder

geneigd zijn om delinquente vrienden te selecteren dan meisjes.

Vergelijkbare resultaten zijn ook in een ander artikel gevonden waarbij 1284

adolescenten van 12 kleine en één grote school zijn onderzocht (Jose, Hipp, Butts, Wang & Lakon, 2016). Deze adolescenten hadden een gemiddelde leeftijd van 14 jaar bij de kleine scholen en 15 jaar bij de grote school. In dit onderzoek werden selectieprocessen van

leeftijdsgenoten en de invloed van leeftijdsgenoten onderzocht, waarbij ook de buurt waar de adolescent vandaan komt werd meegenomen in het onderzoek. Uit de resultaten kwamen

(14)

significante selectie-effecten naar voren. Hieruit kan worden geconcludeerd dat adolescenten een voorkeur hebben om zich te binden aan leeftijdsgenoten die in vergelijkbare mate

delinquent gedrag vertonen. Daarnaast werd in dit onderzoek gevonden dat adolescenten sneller geneigd zijn elkaar te selecteren als zij allebei uit een achterstandswijk kwamen (Jose et al., 2016). Dit sluit aan bij het eerder beschreven artikel van Walters (2016), waarbij ook de relevantie van de buurt waaruit de adolescent komt naar voren komt.

Dit is in overeenstemming met ander onderzoek waaruit naar voren komt dat er sprake is van selectie op basis van delinquent gedrag (Knecht et al., 2010). In dit onderzoek onder 544 Nederlandse jongeren uit de eerste klas van de middelbare school is gebruik gemaakt van zelf-rapportage. Uit de resultaten blijkt dat er sprake is van selectie van delinquente vrienden. Jongeren hebben de neiging vrienden te worden met leeftijdsgenoten die ook/in dezelfde mate delinquent gedrag vertonen. Hiermee wordt geselecteerd op sociaal gedrag van de ander (Knecht et al., 2010).

Daarnaast kunnen genetische factoren een rol spelen van de selectie van

leeftijdsgenoten. Ten Eyck en Barnes (2015) gebruiken de gegevens van de “Add Health” vragenlijsten die zijn afgenomen in de leeftijd van ongeveer 12 tot 17 jaar (grades 7-12). Hierbij is gebruik gemaakt van tweelingonderzoek en de gen-omgeving correlatie. Er werd gekeken hoe de verhouding was tussen de selectie van leeftijdsgenoten en de invloed van leeftijdsgenoten bij adolescenten. Het onderzoek van Ten Eyck en Barnes (2015) bevestigt het idee dat delinquente jongeren elkaar kiezen op basis van bepaalde genetische kenmerken. In de eerste instantie leek de invloed van leeftijdsgenoten een significant effect te hebben op delinquent gedrag. Echter, wanneer werd gecontroleerd op genetische factoren bleek de invloed van leeftijdsgenoten niet langer significant. De genetische persoonlijkheidsstructuur van de adolescent leidt er toe dat deze geneigd is deel uit te maken van een delinquente groep en dat op deze wijze sprake is van zelf selectie in delinquente groepen van leeftijdsgenoten.

(15)

(Groeps)druk van leeftijdsgenoten

Het tweede mechanisme dat een rol zou kunnen spelen bij de delinquentie van leeftijdsgenoten als risicofactor is de (groeps)druk van leeftijdsgenoten, ook wel peer

pressure genoemd. In dit deel zal dieper worden ingegaan op de druk die leeftijdsgenoten op elkaar uitoefenen. Farrel en collega’s (2017) benadrukken in hun onderzoek de grote invloed die directe druk van leeftijdsgenoten heeft op het in stand houden van het gedrag van

jongeren. Dit onderzoek werd afgenomen onder 1787 leerlingen in de leeftijdscategorie 10-14 jaar, middels door deze leerlingen ingevulde vragenlijsten. “Peer pressure for fighting”, de druk die jongeren op elkaar uitoefenen om te gaan vechten bleek de meest significante voorspeller voor probleemgedrag. Hoewel het delinquente gedrag van vrienden als een belangrijke factor naar voren komt, is de druk van leeftijdsgenoten ook een relevante factor voor probleemgedrag, waaronder delinquent gedrag. Druk dat wordt uitgeoefend door de leeftijdsgenoot om te vechten is in dit onderzoek specifiek onderzocht. Ook is naar voren gekomen in dit onderzoek dat druk wat wordt uitgeoefend door de leeftijdsgenoot om te vechten in een hogere mate voorkomt bij jongens in vergelijking met meisjes (Farrel et al., 2017).

Het idee dat druk van leeftijdsgenoten invloed heeft op het delinquent gedrag van een individu wordt ondersteund door het onderzoek van Walters (2014). De onderzoeksgegevens werden verzameld uit een steekproef van 4.144 (2.079 mannen en 2.065 vrouwen)

participanten. Zij hebben deelgenomen aan ‘The National Longitudinal Survey of Youth-Child’. Dit is een longitudinaal onderzoek waarbij jongeren in de kinderfase tot het eind van de adolescentie worden gevolgd en informatie wordt verkregen. Uit dit onderzoek blijkt een verband tussen druk van leeftijdsgenoten en verhoogde mate van delinquentie bij jongens, bij meisjes is dit verband minder sterk. Volgens Walters (2014) kan dit worden verklaard door het feit dat jongens meer worden blootgesteld aan externaliserend probleemgedrag van hun leeftijdsgenoten. Bij meisjes is dit in mindere mate het geval.

(16)

Ook Sullivan (2006) heeft onderzoek gedaan naar onder andere druk van

leeftijdsgenoten op delinquent gedrag bij adolescenten, waarbij de resultaten vergelijkbaar waren met de resultaten die bij Walters (2014) naar voren kwamen. De leeftijd die de jongeren hadden tijdens het onderzoek was gemiddeld 11 jaar (range van 10-14). In dit onderzoek zijn naast jongeren ook moeders gevraagd om vragenlijsten in te vullen. Bij deze longitudinale studie is gebruik gemaakt van zelf-rapportage om delinquent gedrag en de mate van (groeps)druk van leeftijdsgenoten te onderzoeken. Hoewel dit onderzoek zich vooral richt op familieomstandigheden die invloed zouden kunnen hebben en daarnaast de

problematiek die ervaren is tijdens de jeugd, kwam uit dit onderzoek naar voren dat de druk van leeftijdsgenoten de hoogste correlatie had met delinquent gedrag bij de adolescent. Sullivan (2006) vond dat peer pressure de sterkste voorspeller was om deel te nemen aan delinquente handelingen in de vroege adolescentie.

In ander onderzoek werd specifiek gekeken naar groepsdruk en de mate waarin groepsdruk invloed had op delinquentie bij adolescenten. In dit onderzoek werd gekeken of groepsdruk en groepscontrole een voorspeller was voor middelenmisbruik en delinquent gedrag (Dumas, Ellis, & Wolfe, 2012). Daarbij is onderzocht in hoeverre

identiteitsontwikkeling een modererende factor was op dit verband. Adolescenten tussen de 14 en 17 jaar dienden ‘Add Health’ vragenlijsten in te vullen om deviant gedrag te meten. Daarnaast werd onder andere middelengebruik, groepsdruk, groepscontrole en twee vormen van identiteitsontwikkeling gemeten. Uit de resultaten kwam naar voren dat groepsdruk een positieve voorspeller was voor middelengebruik en deviant gedrag, waar delinquent gedrag onder valt. Identiteitsontwikkeling had een modererend effect, waarbij een hogere mate van identiteitsontwikkeling de invloed van groepsdruk op delinquentie van de adolescent kan verminderen (Dumas et al., 2012).

(17)

Concluderend kan worden gesteld dat twee mechanismen, namelijk selectie van leeftijdsgenoten en de mate van (groeps)druk van invloed zijn op delinquent gedrag van jongeren tussen de 12 en 18 jaar. Door een selectieproces ten aanzien van leeftijdsgenoten kan delinquent gedrag bij jongeren in stand worden gehouden. Zowel sociale als genetische factoren kunnen een rol spelen in het selecteren door jongeren van leeftijdsgenoten met delinquent gedrag. Ook lijkt de buurt waar de adolescent vandaan komt van invloed te zijn op hoe de adolescent zijn of haar leeftijdsgenoot selecteert. Daarnaast kan (groeps)druk van leeftijdsgenoten een manier zijn waarop delinquente vrienden invloed uitoefenen op

delinquent gedrag van adolescenten tussen de 12 en 18 jaar. Uit meerdere onderzoeken komt naar voren dat er bij jongens meer sprake is van (groeps)druk van leeftijdsgenoten dan bij meisjes.

(18)

In deze scriptie is antwoord gegeven op de hoofdvraag in hoeverre delinquente leeftijdsgenoten een risicofactor zijn voor delinquent gedrag bij adolescenten tussen de 12 en 18 jaar. De hoofdvraag bestond uit twee samenhangende deelvragen: (1) Is delinquent gedrag van vrienden een risicofactor voor delinquentie bij adolescenten tussen de 12 en 18 jaar? En (2) Op welke wijze zijn delinquente vrienden van invloed op delinquent gedrag bij

adolescenten tussen de 12 en 18 jaar?

Uit literatuuronderzoek is gebleken dat de vraag of delinquent gedrag van

leeftijdsgenoten een risicofactor is voor delinquentie bij jongeren tussen de 12 en 18 jaar met een ja kan worden beantwoord. Uit meerdere longitudinale onderzoeken komt delinquentie van leeftijdsgenoten als risicofactor naar voren. Daarnaast kan ook worden geconcludeerd dat persoonlijkheidsfactoren een rol spelen bij dit verband. De gevoeligheid van een individu en de mate van zelf-controle kunnen van invloed zijn op hoe er wordt omgegaan met

leeftijdsgenoten als risicofactor. Bovendien wordt in verschillende onderzoeken de nabijheid van de leeftijdsgenoot besproken, waarbij leeftijdsgenoten die beter bevriend zijn met de adolescent kunnen worden gezien als een grotere risicofactor. Nabijheid is een mogelijke factor die aangeeft in hoeverre delinquente leeftijdsgenoten een risicofactor zijn voor delinquent gedrag bij adolescenten. Echter werd dit niet door alle onderzoeken bevestigd. Tevens lijkt het omgaan met delinquente leeftijdsgenoten niet alleen een risicofactor voor delinquent gedrag in het algemeen maar ook het type delinquentie dat door de leeftijdsgenoot wordt uitgeoefend kan een risicofactor zijn voor soortgelijke delinquentie.

Het antwoord op de tweede deelvraag, op welke wijze delinquente vrienden van invloed zijn op delinquent gedrag bij adolescenten tussen de 12 en 18 jaar, is hierboven uitvoerig belicht. Bij deze deelvraag werden twee beïnvloedingsfactoren besproken: selectie van leeftijdsgenoten en (groeps)druk van leeftijdsgenoten. Op basis van literatuuronderzoek kan geconcludeerd worden dat deze twee genoemde beïnvloedingsfactoren van invloed zijn

(19)

op delinquent gedrag van jongeren. Selectie van leeftijdsgenoten is geen willekeurig proces en vindt plaats op basis van sociale en genetische factoren, waarbij de buurt waar de

adolescent vandaan komt een belangrijke rol kan spelen in het selectieproces. Tenslotte kan op basis van literatuuronderzoek geconcludeerd dat ook (groeps)druk van leeftijdsgenoten van invloed is op delinquent gedrag bij jongeren. Door peer pressure worden jongeren op directe wijze beïnvloed om delinquent gedrag te vertonen. Hierbij is kort benoemd dat er mogelijk verschil bestaat tussen jongens en meisjes in de mate van beïnvloeding en

gevoeligheid voor peer pressure. Jongens lijken gevoeliger te zijn voor peer pressure en/of worden in ruimere mate blootgesteld aan peer pressure.

Met de beantwoording van de twee deelvragen is tevens het antwoord op de hoofdvraag gegeven: delinquente leeftijdsgenoten zijn een risicofactor voor delinquent gedrag bij adolescenten tussen de 12 en 18 jaar, waarbij selectie en de (groeps)druk van leeftijdsgenoten twee mechanismen zijn die een rol spelen. Dit sluit aan bij de

eerdergenoemde verwachtingen.

Hoewel de bovenstaande conclusie een breed beeld geeft van de bestaande literatuur over de invloed van leeftijdsgenoten op delinquent gedrag bij jongeren, zijn er meerdere kanttekeningen te plaatsen bij deze scriptie. Niet alle onderzoekers gebruiken dezelfde vragenlijsten en zijn niet alle onderzoeken van dezelfde kwaliteit. Een voorbeeld hiervan is het artikel van Walters (2014), die gebruik maakt van informatie uit de ‘National

Longitudinal Survey of Youth-Child’. De representativiteit van de steekproef is onbekend. Bovendien gebruiken meerdere onderzoekers informatie van de “Add Health” vragenlijsten. Hoewel deze vragenlijst longitudinaal is en als representatief gezien wordt, is deze vragenlijst te algemeen gericht op gezondheid van de jongeren (Harris, 2013). Hierdoor richt de ‘Add Health’ vragenlijst zich minder specifiek op het onderwerp delinquentie (Harris, 2013). Dit

(20)

laatste kan invloed hebben op de juistheid van meting van delinquentie, omdat wellicht de mate en/of vorm van delinquentie niet specifiek genoeg worden uitgevraagd.

Vervolgens worden in bijna alle artikelen gebruik gemaakt van zelf-rapportage. Bij zelfrapportage kan zowel sprake zijn van onder- als overrapportage, waardoor deze databron wellicht minder geschikt zou kunnen zijn voor het onderzoeken van patronen in crimineel gedrag (Kirk, 2006). Bij onderrapportage worden mogelijk sociaal-wenselijke antwoorden in gevuld. Wellicht zullen jongeren die de zwaarste delinquente gedragingen vertonen het snelste uit vallen. Immers is het toegeven van een kleine diefstal makkelijker dan het toegeven van een zware mishandeling.

Verder is niet altijd duidelijk welke vorm van invloed leeftijdsgenoten hebben op delinquentie bij de adolescent. Mogelijk interacteren de twee in deze scriptie los van elkaar besproken onderwerpen, namelijk het hebben van delinquente vrienden zoals is beschreven in het eerste deel van de scriptie en de druk door de leeftijdsgenoten zoals beschreven in het tweede deel van de scriptie. Jongeren kunnen ook druk op elkaar uitoefenen zonder dit heel direct te zeggen, waardoor niet duidelijk is of de delinquentie die door de adolescent is

ontwikkeld voortkomt uit het hebben van delinquente leeftijdsgenoten of door enige mate van druk door de leeftijdsgenoten.

Aan de hand van netgenoemde kanttekeningen kan een suggestie voor

vervolgonderzoek worden gedaan. Bij vervolgonderzoek is het van belang om de informatie over delinquentie van de adolescenten niet alleen te vergaren op basis van zelf-rapportage, maar ook andere mensen die in de omgeving van de adolescent zijn te betrekken in het onderzoek, bijvoorbeeld de leeftijdsgenoten of de ouders. Dit geeft een meer betrouwbaar beeld van de eventuele mate van delinquentie en voorkomt onderraportage. Bovendien is het domein leeftijdsgenoten niet het enige domein die een risicofactor zijn voor delinquentie bij de adolescent, maar bevinden deze risicofactoren zich op verschillende domeinen (Lanza et

(21)

al., 2014). Het lijkt daarom relevant op mensen uit meerdere domeinen te betrekken in vervolgonderzoek.

Uiteindelijk hebben adolescenten relatief veel invloed op elkaar, omdat de invloed van de ouders afneemt tijdens de adolescentie en de invloed van leeftijdsgenoten toeneemt tijdens de adolescentie (Brown, 2004; Keijsers et al., 2012). Het is relevant om inzicht te krijgen in deze invloed tijdens de adolescentiefase. In het huidige literatuuroverzicht zijn

leeftijdsgenoten als risicofactor voor delinquent gedrag en mechanismen die hierbij horen uitgelicht. Dit kan een bijdrage leveren aan het inzicht in delinquent gedrag onder jongeren. Het verkrijgen van inzicht in risicofactoren kan bijdragen aan vermindering van delinquent gedrag. Onderzoek naar de ontwikkeling van delinquent gedrag en het aandeel van risico- en protectieve factoren in delinquent gedrag kan bijdragen aan het verminderen van recidive (Shepherd, Luebbers & Ofloff, 2016). De maatschappij heeft baat bij adolescenten die worden geholpen bij het doormaken van een goede ontwikkeling en daarnaast bij jongeren die zich verminderd delinquent en meer pro-sociaal ontwikkelen.

(22)

Literatuur:

Brauer, J. R., & De Coster, S. (2015). Social relationships and delinquency: Revisiting parent and peer influence during adolescence. Youth and society, 47(3), 374394. doi: 10.1177/0044118X12467655

Dumas, T. M., Ellis, W. E., & Wolfe, D. A. (2012). Identity development as a buffer of adolescent risk behaviors in the context of peer group pressure and control. Journal of adolescence, 35(4), 917-927. doi:10.1016/j.adolescence.2011.12.012

Farrell, A. D., Thompson, E. L., & Mehari, K. R. J. (2017). Dimensions of peer influences and their relationship to adolescents’ aggression, other problem behaviors and prosocial behavior. Journal of youth and adolescence, 46(6), 1351–1369. doi: 10.1007/s10964-016-0601-4

Harris, K. M. (2013). The Add Health Study: Design and accomplishments. Chapel Hill: Carolina Population Center, University of North Carolina at Chapel Hill. Retrieved from:

www.cpc.unc.edu/projects/addhealth/documentation/guides/DesignPaperWIIV.pdf Haynie, D. L., & Osgood, D. W. (2005). Reconsidering peers and delinquency: how do

peers matter? Social forces, 84, 1109-1130. doi: 10.1353/sof.2006.0018

Jose, R., Hipp, J. R., Butts, C. T., Wang, C., & Lakon, C. M. (2016). Network structure, influence, selection, and adolescent delinquent behavior. Criminal justice and behavior, 43(2), 264-284. doi: 10.1177/0093854815605524

Keijsers, L., Branje, S., Hawk, S. T., Schwartz, S. J., Frijns, T., Koot, H. M., & Meeus, W. (2012). Forbidden friends as forbidden fruit: Parental supervision of friendships, contact with deviant peers, and adolescent delinquency. Child development, 83, 651– 666. doi: 10.1111/j.1467-8624.2011.01701.x

(23)

inferences about the adolescent life-course of crime. Journal of quantitative criminology, 22, 107-129. doi: 10.1007/s10940-006-9004-0

Knecht, A., Snijders, T. A. B., Baerveldt, C., Steglich, C. E. G., & Raub, W. (2010). Friendship and delinquency: Selection and influence processes in early adolescence. Social development, 19, 494-514. doi:10.1111/j.1467-9507.2009.00564

Lanza, S. T., Cooper, B. R., & Bray, B. C. (2014). Population heterogeneity in the salience of multiple risk factors for adolescent delinquency. Journal of adolescent health official publication of the society for adolescent medicine, 54, 319-325. doi: 10.1016/j.jadohealth.2013.09.007

Llorca-Mestre, A., Malonda-Vidal, E., & Samper-García, P. (2017). Prosocial reasoning and emotions in young offenders and non-offenders. The european journal of psychology

applied to legal context, 9, 65-73. doi: 10.1016/j.ejpal.2017.01.001

Müller, C., Hofmann, V., & Arm, S. (2017). Susceptibility to classmates’ influence on delinquency during early adolescence. Journal of early adolescence, 37(9),1221-1253. doi: 10.1177/0272431616653475

Meldrum, R. C., Miller, H, V., & Flexon, J. L. (2013). Susceptibility to peer Influence, self‐ control, and delinquency. Sociological inquiry,83(1), 106-129. doi: 10.1111/j.1475-682x.2012.00434.x

Pyrooz, D. C., Turanovic, J. J., Decker, S. H., & Wu, J. (2015). Taking stock of the relationship between gang membership and offending: A meta-analysis: Criminal justice and behavior, 43(3), 365-397. doi: 10.1177/0093854815605528

Reynolds, A. D., & Crea, T. M. (2015). Peer influence processes for youth delinquency and depression. Journal of adolescence, 43, 83-95. doi:

10.1016/j.adolescence.2015.05.013

(24)

crime affects the risk of offending and victimization. European journal of criminology, 14, 697-719. doi: 10.1177/1477370816684150

Shepherd, S. M., Luebbers, S., & Ogloff, J. R. (2016). The role of protective factors and the relationship with recidivism for high risk young people in detention. Criminal justice and behavior, 43(7), 863–878. doi: 10.1177/0093854815626489

Slagt, M., Dubas, J. S., Deković, M., Haselager, G. J. T., & van Aken, M. A. G. (2015). Longitudinal associations between delinquent behaviour of friends and delinquent behaviour of adolescents: Moderation by adolescent personality traits. European journal of personality, 29(4). 468-477. doi: 10.1002/per.2001

Smith, D. J., & Ecob, R. (2013). The influence of friends on teenage offending: How long does it last? European Journal of Criminology, 10, 40-58. doi:

10.1177/1477370812456345

Sullivan, C. J. (2006). Early adolescent delinquency: Assessing the role of childhood

problems, family environment, and peer pressure. Youth violence and juvenile justice, 4, 291-313. doi: 10.1177/1541204006292656

Ten Eyck, M., & Barnes, J. C. (2015). Examining the impact of peer group selection on self- reported delinquency: A consideration of active gene–environment correlation. Criminal Justice and behavior. doi:10.1177/0093854814563068

Thomas, K. (2015). Delinquent peer influence on offending versatility: Can peers promote specialized delinquency? Criminology, 53, 280–308. Doi: 10.1111/1745-9125.12069 Van der Laan, A., & Beerthuizen, M.G. (2018). Monitor Jeugdcriminaliteit 2017.

Ontwikkelingen in de geregistreerde jeugdcriminaliteit in de jaren 2000-2017. Den Haag: Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC).

(25)

ontwikkelingen in zelfgerapporteerde daders, door de politie aangehouden verdachten en strafrechtelijke daders op basis van de Monitor Jeugdcriminaliteit 2010'. Den Haag: Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC).

Van der Laan, A., & Goudriaan, H. (2016). Monitor Jeugdcriminaliteit. Ontwikkelingen in

jeugdcriminaliteit 2007-2015. Den Haag: Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC).

Walters, G. D. (2014). Sex as a moderator and perceived peer pressure as a mediator of the externalizing-delinquency relationship: A test of gendered pathways theory. Journal of criminal justice, 42, 299-305. doi: 10.1016/j.jcrimjus.2014.02.003

Walters, G. D. (2016). Neighborhood context, youthful offending, and peer selection: does it take a village to raise a nondelinquent? Criminal justice review, 41, 5-20. doi:

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Finally, this chapter will look at the grant lists and programs of the MNE foundations to further determine their precise targets with respect to health, primary education,

This paper uses an online experiment to try and estimate the willingness to pay of individuals in facing a catastrophic scenario, estimate the probability threshold above

Over the past decades, the Kabompo River Basin in Zambia is affected by deforestation and land degradation as a consequence of intensified agriculture and

Methods: The efficiency of the procedure was determined by spiking blood with SKBR-3 cells, enrichment with the CellSearch system, followed by single cell sorting

Integrated RF filtering, RF channel selection, interference rejection, active feedback receiver, fre- quency translation loop, down-conversion, up-conversion, passive mixers,

Op basis hiervan kan verwacht worden dat in wat voor stemming de consument verkeert – positief of negatief – dit weinig tot geen effect zal hebben op de attitude die de

Differently, if the increased load on processing of behaviorally neutral feature is accompa- nied by decrease in the selective bias toward action-relevant feature, this would

Note that this experimental apparatus, as combined with the electromagnetic position tracking system (miniBIRD 800TM, Ascension Technology Corporation, Shelburne, VT, USA),