• No results found

Licht verstandelijk beperkt en online uit de kleren : sexting, sextortion en grooming bij jongeren met LVB in de intramurale jeugdhulp

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Licht verstandelijk beperkt en online uit de kleren : sexting, sextortion en grooming bij jongeren met LVB in de intramurale jeugdhulp"

Copied!
46
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Licht Verstandelijk Beperkt en Online uit de Kleren

Sexting, sextortion en grooming bij jongeren met LVB in de intramurale jeugdhulp

Masterscriptie Forensische Orthopedagogiek Graduate School of Child Development and Education Universiteit van Amsterdam Student: Anita Kuipers Studentnummer: 11044659 Eerste beoordelaar: dr. Inge B. Wissink Tweede beoordelaar: prof. dr. Geert-Jan J. M. Stams Inleverdatum: 5 december 2018

(2)

Abstract

The aim of this study was to provide insight in the incidence of sexsending and different types of online sexual abuse (sexsharing, sextortion and grooming) among youngsters with mild intellectual disabilities in residential youth care centers in the Netherlands, and to find out whether there were sex differences. To our knowledge, this is the first study that investigated how often these online sexual behaviors occurred among young people (9-18 years) with mild intellectual disabilities, using data provided by the participants themselves (self-report data). Via an online questionnaire, that consisted of questions for sexting, sextortion and grooming (self-structured), the Rosenberg Self-Esteem Scale and the Network of Relationships

Inventory, data were collected. Interestingly, this study shows quite high percentages of all the investigated online sexual behaviours among the young people with mild intellectual disabilities (N = 61, mean age = 14.39). The percentages also seem higher than percentages found in studies focusing on peers without mild intellectual disabilities. Furthermore, no significant differences between boys and girls with mild intellectual disabilities were found for sexsending, sexsharing, sextortion and grooming, but with older age the percentages of sexsending and grooming increased significantly. Lastly, this study revealed that a higher level of self-esteem can be seen as a preventive factor for the chance of sexual risk behavior on the internet, while an antagonistic relationship with parents turned out to be a risk. Finally, the results and implications of this study are reviewed in discussion.

Keywords: online sexual abuse, sexting, sextortion, grooming, youngsters, mild intellectual disabilities

(3)

Licht Verstandelijk Beperkt en Online uit de Kleren

Ondanks dat jongeren op steeds latere leeftijd beginnen met offline seks, gaan zij steeds vaker en al op jongere leeftijd online ‘uit de kleren’ (De Graaf, Van den Borne, Nikkelen, Twisk, & Meijer, 2017). Zo stuurden in 2012 nog 6% van de jongens en 4% van de meisjes naaktfoto’s en seksfilmpjes van zichzelf naar anderen, maar in 2017 betrof dit 13% van de jongens en 12% van de meisjes. Dit is gebleken uit het grootschalige ‘Seks onder je 25e’ onderzoek naar de seksuele gezondheid van de Nederlandse jeugd tussen de 12 en 25 jaar, dat in 2012 bij bijna 8000 Nederlandse jongeren is verricht en in 2017 bij 20.500 Nederlandse jongeren (De Graaf, Kruier, Acker, & Meijer, 2012; De Graaf et al., 2017). Voor de seksuele gezondheid van jongeren is de laatste jaren meer belangstelling, en specifiek voor de rol van het internet in de seksuele ontwikkeling van jongeren (Doornwaard, 2015). Het internet is namelijk niet meer weg te denken uit het leven van jongeren, gelet op het intensieve gebruik van dit

medium onder de jeugd en de educatieve- en sociale toepassingsmogelijkheden (Livingstone, Haddon, Görzig, & Ólafsson, 2011). Daarnaast maakt het grenzeloze karakter van het internet het mogelijk voor jeugdigen om online te exploreren op seksueel gebied en hierover met anderen te communiceren. Kortom, het internet biedt jongeren de kans om hun eigen seksualiteit online te ontdekken, ervaren en te openbaren (Valkenburg & Peter, 2011). Behalve de mogelijkheden van het internet is het gebruik van dit medium ook

risicovol, doordat jongeren online te maken kunnen krijgen met seksueel grensoverschrijdend gedrag van anderen. Hieronder worden toenaderingspogingen en gedragingen verstaan die de grenzen van een persoonlijk individu te buiten gaan, zoals het ongevraagd maken van

seksuele opmerkingen en het ongewild toezenden van pornografisch beeldmateriaal (De Haas, 2012). Ook het verspreiden en delen van naaktfoto’s en seksfilmpjes, het zogenoemde

‘sexting’, kan worden gezien als seksueel grensoverschrijdend gedrag, indien hiervoor door de zender geen toestemming is gegeven (Döring, 2014). De term ‘sexting’ is niet eenduidig afgebakend en om meer duidelijkheid te verschaffen wordt in deze thesis onderscheid gemaakt in ‘sexsharing’ (in de populaire media ook wel eens ‘wraakporno’ genoemd en ‘sexsending’. Hierbij verwijst sexsending in deze thesis naar het maken en versturen van een naaktfoto en/of seksfilmpje naar anderen, en sexsharing naar het doorsturen van naaktbeelden door de ontvanger naar anderen, terwijl de zender daar geen toestemming voor heeft gegeven.

Van seksueel grensoverschrijdend gedrag is eveneens sprake als jongeren gechanteerd worden met het beeldmateriaal (‘sextortion’) of benaderd worden door een volwassen persoon om met elkaar in het echt af te spreken met als doel om met elkaar seks te hebben, het

(4)

risico’s hebben jongeren vaak te weinig aandacht, waardoor ze kwetsbaar zijn (Baumgartner, 2013; Macmillan, 2017).

Dit gebrek aan bewustzijn voor de risico’s van online seksuele gedragingen is

verontrustend, gelet op de mogelijke gevolgen hiervan voor het psychosociaal welzijn. Naast schaamte die jongeren ervaren, wanneer ongevraagd en ongewenst een naaktfoto en/of seksfilmpje door een dader wordt gedeeld met anderen (sexsharing), worden zij hier later vaak mee gepest en ondervinden ze reputatieschade (Van Ouytsel, Van Gool, Walrave, Ponnet, & Peeters, 2017). Uit angst durven jongeren vaak niet meer naar school en/of werk te gaan en kunnen ze in een sociaal isolement raken. Daarnaast lopen jongeren als slachtoffer van sexting (sexsharing) een verhoogd risico op middelengebruik en een depressie (Temple et al., 2015). De ernst van de mogelijke gevolgen van sexsharing blijkt ook uit de jaarlijkse toename van het aantal jongeren dat in een psychiatrische instelling wordt opgenomen, nadat hun naaktfoto of seksfilmpje door een dader is gedeeld met anderen (RTL Nieuws, 2017). Volgens behandelaren is de impact van het slachtoffer worden van het ongewenst delen van seksueel getint beeldmateriaal vergelijkbaar met het ervaren van een trauma, gelet op de angst, herbelevingen en de continue staat van alertheid waarin slachtoffers zich bevinden (Knipschild & Bicanic, 2018). Tenslotte kan het plegen van suïcide een reactie zijn op sexsharing (of: wraakporno), waarvan in Nederland het bekendste voorbeeld de 14-jarige jongen Onur is, die geen andere uitweg meer zag, nadat hij ontdekte dat er van hem online een naaktfoto was verspreid op Instagram (De Volkskrant, 2017).

Gelet op bovenstaande mogelijke gevolgen voor het psychosociaal welzijn is het zorgelijk dat onderzoek naar sexting, sextortion en grooming, nog in de kinderschoenen staat. Dit gebrek aan onderzoek naar sexting, sextortion en grooming is nog sterker, als we ons richten op jongeren met licht verstandelijke beperkingen (Kerstens & Stol, 2012). De reden dat dit als een belangrijk gemis wordt gezien, is omdat deze doelgroep online extra kwetsbaar is (Livingstone, Görzig, & Ólafsson, 2011), terwijl zij in verhouding tot jongeren zonder verstandelijke beperkingen minstens evenveel tijd, zo niet meer, besteden aan het internet (Didden et al., 2009). Online lopen jongeren met licht verstandelijke beperkingen meer risico’s, door een tekort aan vaardigheden op het internet om gevaarlijke situaties te herkennen en hierin verantwoorde keuzes te maken (Vergeer & Nikken, 2015). Dit risico wordt bevestigd door de praktijk, aangezien professionals werkzaam binnen de jeugdhulp steeds vaker melding doen van sexting en online seksueel slachtofferschap bij cliënten met licht verstandelijke beperkingen (Nikken, Berns, & Van Beekhoven, 2018; Stichting Kennisnet, 2014). Evenwel zijn er meer gegevens over jongeren met licht verstandelijke

(5)

beperkingen en sexting (zowel sexsending -actief- als sexsharing slachtofferschap),en sextortion en grooming slachtofferschap gewenst, en huidig onderzoek richt zich hierop.

Van licht verstandelijke beperkingen (verder: LVB) is sprake indien er beperkingen in cognitief en adaptief gedrag (sociaal-aanpassingsvermogen) worden waargenomen. Deze beperkingen moeten reeds gedurende de kinderjaren zijn ontstaan (American Psychiatric Association, 2013). Sinds de komst van de DSM-5 is bij de bepaling van het bestaan van LVB de nadruk komen te liggen op problemen in het adaptief functioneren, ofwel op tekorten in conceptuele-, sociale- en praktische vaardigheden. Het strikt hanteren van enkel IQ-scores is juist meer naar de achtergrond verdwenen, maar nog steeds wordt ervan uitgegaan dat deze score bij jongeren met LVB meer dan twee standaarddeviaties beneden het

populatie-gemiddelde ligt. Volgens de vigerende definitie van de American Association on Intellectual and Developmental Disabilities (AAIDD) is er sprake van LVB bij een IQ-score tussen de 50-70 en van zwakbegaafdheid bij een IQ-score tussen de 50-70-85 (Schalock et al., 2010). Toch spreken we in Nederland ook van LVB bij een IQ-score tussen de 70-85, mits er daarnaast nog problemen zijn in het adaptief functioneren en er sprake is van bijkomende problematiek (Douma, Moonen, Noordhof, & Ponsioen, 2012). Hierbij kan gedacht worden aan medische organische problemen, psychische stoornissen en problemen in gezin en sociale context. Deze problemen uiten zich vaak in (zeer) ernstige gedragsproblemen, waardoor behandeling dan wel langdurige begeleiding van jongeren met LVB noodzakelijk wordt geacht.

In Nederland heeft naar schatting 15% van de jongeren een IQ-score tussen de 50-80. Van deze groep heeft 13.6% van de jongeren een IQ-score tussen de 70-85 (zwakbegaafd) en 1.4% van de jongeren een IQ-score tussen de 50-70 (LVB) (Stoll, Bruinsma, & Konijn, 2004). Niet duidelijk is hoeveel van deze jongeren bekend zijn bij jeugdhulp organisaties, aangezien specifiek onderzoek hiernaar voor jongeren met LVB ontbreekt. Wel laat algemeen onderzoek onder de Nederlandse jeugd, waaronder jongeren met LVB, zien dat er in 2016 388.655 jongeren waren die jeugdhulp ontvingen (Centraal Bureau voor de Statistiek, 2017). In totaal waren van deze groep 12% jongeren vrijwillig of gesloten geplaatst binnen de intramurale jeugdhulp. Dit betekent dat jongeren 24-uurs zorg in de vorm van behandeling en begeleiding ontvingen, waarbij ze gedurende een onafgebroken periode tijdelijk verbleven bij een (zorg)instelling. Tot zo’n opname binnen de intramurale jeugdhulp werd (en wordt) alleen overgegaan indien de problematiek van de jeugdige dusdanig complex en/of de gezinsrelaties dermate verstoord zijn, dat ambulante hulp niet meer toereikend is (Boendermaker, Van Rooijen, Berg, & Bartelink, 2013). Het gaat hierbij vaak om jongeren met (zeer) ernstige

(6)

gedragsproblemen op meerdere levensgebieden, waardoor zij ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd en behandeling noodzakelijk is (Van de Mortel & Valenkamp, 2011).

In het vrijwillig kader binnen de intramurale jeugdhulp hebben jongeren toegang tot elektronische communicatiemiddelen (Schraepen, Maelstaf, Dehertogh, Halsberghe, & Van de Mosselaer, 2016). Het gebruik van een mobiele telefoon, laptop of tablet wordt veelal toegestaan, omdat dit passend is bij het karakter van het vrijwillig kader en de rol die het internet speelt in het dagelijks leven van jongeren. In het geval dat er echter veel risico’s worden gezien rondom het internetgebruik van jongeren kunnen er vrijheidsbeperkende maatregelen worden ingezet. Belangrijk is dat het inzetten van eventuele maatregelen in overleg met de cliënt en diens wettelijk vertegenwoordiger(s) gebeurt, en waarbij er afspraken worden gemaakt over de inname van elektronische communicatiemiddelen en de toegang tot en het gebruik van het internet. Deze maatregelen worden echter niet standaard ingezet, waardoor het merendeel van de jongeren met LVB toegang heeft tot het internet en vrijwel dagelijks online zijn (Didden et al., 2009). Onderzoek laat zien dat jongeren met LVB actief zijn op social media, online games spelen en diverse sites en fora bezoeken (Van der Geest, Roctus, & Tas, 2014). Op deze online bezigheden van jongeren met LVB kan door

pedagogisch medewerkers niet altijd toezicht worden geboden, waardoor niet duidelijk is in welke mate deze jongeren zich op het internet seksueel risicovol gedragen en er mogelijk sprake is van online seksueel slachtofferschap, terwijl deze jongeren met LVB onder verantwoordelijkheid van een jeugdhulpinstelling zorg en behandeling ontvangen.

Een eerste vorm van online risicovol seksueel gedrag die in huidig onderzoek wordt onderzocht voor jongeren met LVB betreft sexsending, waar dus het -actief- zelf maken en versturen van expliciet seksueel beeldmateriaal, zoals naaktfoto’s en seksfilmpjes onder valt, dat de laatste jaren lijkt te zijn toegenomen in frequentie (Benotsch, Snipes, Martin, & Bull, 2013). Onder seksfilmpjes wordt in huidig onderzoek videomateriaal verstaan, waarop te zien is dat het slachtoffer bij zichzelf en/of anderen seksuele handelingen uitvoert. Een tweede vorm van sexting die in huidige studie bestudeerd wordt noemen we ‘sexsharing’, en dit verwijst naar dat een andere jongere dan degene die op het seksueel beeldmateriaal is te zien, naaktfoto’s en/of seksfilmpjes van de jongere in kwestie deelt met anderen. In het verlengde van deze twee vormen van sexting wordt het zelf versturen van seksueel getinte foto’s in bijvoorbeeld ondergoed op social media niet gezien als sexsending, aangezien dit een vorm van seksuele zelfpresentatie is (Baumgartner, Sumter, Peter, & Valkenburg, 2015). In het geval dat de seksueel getinte foto’s door iemand anders dan de eigenaar worden gedeeld met

(7)

en verspreid met anderen, zonder dat hiervoor toestemming is verkregen, betreft dit wel weer sexting en meer specifiek, slachtofferschap van sexsharing.

Het is onduidelijk hoeveel jongeren met LVB naaktfoto’s en seksfilmpjes van zichzelf maken en of ze dit seksueel getint beeldmateriaal vervolgens met anderen delen. Eveneens is het niet bekend of eventuele naaktfoto’s en seksfilmpjes van jongeren met LVB zonder hun toestemming online worden gedeeld door anderen. Voor jongeren zonder een verstandelijke beperking zijn wel diverse vormen van sexting onderzocht. Zo bleek uit de meta-analyse van Madigan, Ly, Rash, Van Ouytsel en Temple (2018) onder 110.380 jongeren afkomstig uit Amerika, Australië, Azië, Canada, Europa en Zuid-Afrika dat 14.8% van de jongeren tussen de 12 en 17 jaar wel eens een naaktfoto of seksfilmpje van zichzelf had gemaakt en gedeeld had met anderen (sexsending). Ook concludeerden de onderzoekers dat wanneer jongeren ouder werden, ze een toename lieten zien in het versturen en ontvangen van naaktfoto’s en seksfilmpjes. Daarnaast had 12% van de jongeren wel eens ervaren dat tegen hun wil en zonder hun toestemming een naaktfoto of seksfilmpje van hen door de ontvanger online was gedeeld en verspreid onder anderen wat gezien kan worden als sexsharing -slachtofferschap-.

De toename in het maken en versturen van naaktfoto’s en/of seksfilmpjes tijdens de adolescentiefase (Madigan et al., 2018), past geheel binnen de ontwikkelingen gedurende deze fase, omdat jongeren gedurende de adolescentie seksueel steeds actiever worden en daarnaast op zoek gaan naar spanning en sensatie in het algemeen (Baumgartner et al., 2015; Chrone, 2015). De hersenen van pubers zijn tijdens de adolescentie nog volop in ontwikkeling en dit gaat samen met het verkennen van grenzen en het gericht zijn op beloningen bij

jongeren. Dit zorgt ervoor dat jongeren ook eerder risicovolle situaties kunnen opzoeken, aangezien deze momenten veelal leiden tot directe behoeftebevrediging. Voor jongeren met LVB geldt dit waarschijnlijk nog sterker, omdat zij enerzijds hun behoeften en anderzijds hun gedragingen niet kunnen overzien en uitstellen (De Beer, 2011). Tevens verloopt de seksuele ontwikkeling van jongeren met LVB, in tegenstelling tot de sociaal-emotionele ontwikkeling, vaak wel synchroon met hun ware leeftijd (Teeuwen, 2012). Deze discrepantie tussen wat jongeren met LVB fysiek ‘kunnen’ en sociaal-emotioneel ‘aankunnen’ maakt het online seksuele experimenteergedrag van jongeren met LVB mogelijk extra risicovol.

Naast het risico op sexsending en sexsharing -slachtofferschap- bij jongeren met LVB zal in huidige studie een tweede vorm van online seksueel slachtofferschap onderzocht worden, namelijk: sextortion. De term sextortion wordt gebruikt om te verwijzen naar situaties waarin jongeren gechanteerd en afgeperst worden met naaktbeelden en seksfilmpjes die van hen gemaakt zijn (Wittes, Poplin, Jurecic, & Spera, 2016). Sextortion is hierbij een

(8)

samenvoeging van de woorden ‘sexual’ en ‘extortion’, wat seksuele afpersing betekent

(Europol, 2016). Sextortion komt voor in twee verschillende vormen: op inhoud en financieel. Bij de eerste vorm gaat het om het chanteren voor seksuele doeleinden, dus om ervoor te zorgen dat het slachtoffer seksuele handelingen verricht. Hierbij kan gedacht worden aan slachtoffers die zich voor de webcam moeten bevredigen of juist nog meer naaktfoto’s of seksfilmpjes van zichzelf moeten maken en versturen. Daarentegen gaat het bij financiële sextortion om het chanteren voor financieel gewin, dus om ervoor te zorgen dat het

slachtoffer (stelselmatig) geldbedragen betaalt aan de pleger. Indien het slachtoffer hierbij niet voldoet aan deze wederdienst, dan dreigt de dader het seksueel beeldmateriaal met zowel onbekende als bekende personen, zoals vrienden en familie van het slachtoffer, te delen. Opvallend is dat er in vergelijking met sexsending en sexsharing -slachtofferschap- slechts beperkt aandacht is voor sextortion (Wittes et al., 2016; Wolak, Finkelhor, Walsh, & Treitman, 2018). Evenwel wordt er wel degelijk een toename in het aantal gevallen van sextortion gezien (Spijkers, 2017; Van de Kuilen, 2017). Deze toename bleek ook uit een online nieuwsbericht waarin werd aangegeven dat het aantal meldingen van sextortion in 2016 was gestegen met 18% ten opzichte van 2015 (RTL Nieuws, 2017). Vermoedelijk liggen de werkelijke percentages nog hoger, doordat niet alle jongeren die slachtoffer zijn geworden van sextortion zich melden of naar de politie (durven te) gaan, soms ook uit angst voor represailles door de dader. Het gevolg is dat sextortion waarschijnlijk veelal onder de radar blijft, wat versterkt wordt door de anonimiteit van het internet. Zelden is de identiteit van de dader van sextortion namelijk bekend, aangezien het expliciet seksueel beeldmateriaal van het slachtoffer meestal verkregen wordt doordat de dader eerst een webcam, mobiele telefoon of e-mailaccount hackt (Wittes et al., 2016). Dit soort sextortion zaken doen zich vaak op grote schaal voor en er zitten vaak criminele organisaties achter, die actief zijn vanuit andere landen zoals Marokko, de Filipijnen en Ivoorkust (Help Wanted, 2016). Sextortion kan echter ook in de privésfeer plaatsvinden, bijvoorbeeld als gevolg van een verbroken relatie, doordat een ex-partner uit rancune en wraak onderling beeldmateriaal online zet en hiermee zijn/haar ex-partner financieel of inhoudelijk chanteert (Wolak & Finkelhor, 2016).

Een laatste vorm van online seksueel slachtofferschap die in huidige studie onderzocht wordt is grooming. In de volksmond wordt dit ook wel ‘digitaal kinderlokken’ genoemd. Grooming betreft het proces waarbij een meerderjarige persoon actief online een jongere benadert, in de hoop dat dit uiteindelijk leidt tot een ontmoeting. Het doel van deze (offline) ontmoeting is het plegen van een seksueel misdrijf, zoals het verrichten van seksuele

(9)

Gilchrist, 2006). Kenmerkend voor grooming is dat de groomer een vertrouwensrelatie probeert aan te gaan met de jongere, om uiteindelijk de seksuele handelingen te kunnen rechtvaardigen. Groomers gaan te werk door voortdurend gebruik te maken van de

nieuwsgierigheid van de jongere, waarbij de groomer aansluit bij de interesses van de jongere en iedere keer de uniekheid van hem/haar benadrukt (Lorenzo-Dus & Izura, 2017). Het stapsgewijs verleiden maakt dat de grens tussen normaal en seksueel grensoverschrijdend gedrag langzaam vervaagt. Nadat de jongere vervolgens door de groomer zoveel mogelijk geïsoleerd wordt van familie en vrienden, neemt de afhankelijkheid in de relatie en de kans op seksueel slachtofferschap van de jongere door de groomer toe (McAlinden, 2006).

Slachtoffers van grooming zijn veelal jongeren met psychische problemen (Whittle, Hamilton-Giachritsis, & Beech, 2015). Het gaat hierbij vaak om jonge, kwetsbare meiden en homoseksuele jongeren tussen de 13-17 jaar (Winters, Kaylor, & Jeglic, 2017). Doordat een groomer vrijwel altijd online op zoek gaat naar kwetsbare jongeren, lopen ook jeugdigen met LVB een groter risico. Het is voor jongeren met LVB ook lastiger om te bepalen wanneer iemand een vriend of vreemde is, waarbij eveneens het besef ontbreekt dat mensen zich online ook anders kunnen voordoen. Jongeren met LVB vragen ook niet door aan degene met wie ze aan het chatten zijn met wie ze ‘echt’ te maken hebben of hoe ze dit kunnen verifiëren, omdat ze in de veronderstelling zijn dat het een leeftijdsgenoot van hen betreft. Ook hebben jongeren met LVB moeite met het stellen van grenzen, waardoor zij eerder meegaand en beïnvloedbaar zijn en zich sneller letterlijk seksueel blootgeven. Tenslotte ervaren jongeren met LVB moeite om goede- en slechte intenties van anderen te onderscheiden, waardoor ze eveneens online extra gevaar lopen (Livingstone et al., 2011; Wissink, Van Vugt, Moonen, Stams, & Hendriks, 2015; Wissink, Van Vugt, Smits, Moonen, & Stams, 2018).

Of jongeren met LVB op het internet een verhoogd risico lopen op sexsending en online seksueel slachtofferschap van sexsharing, sextortion en grooming, hangt mogelijk ook af van hoe zij over zichzelf denken en zichzelf als waardevol beschouwen. Deze subjectieve evaluatie die jongeren over de waarde van zichzelf als persoon hebben, wordt in de literatuur ‘zelfwaardering’ genoemd (DeHart, Peña, & Tennen, 2013). Over jongeren met LVB is bekend dat ze, in vergelijking tot jongeren zonder LVB gemiddeld een lagere zelfwaardering hebben (Popovicia & Buic-Belciua, 2013). Vooral gedurende de adolescentieperiode wordt gezien dat de zelfwaardering van jongeren met LVB afneemt, als gevolg van de verschillen die jongeren met LVB opmerken in hun (cognitieve) vaardigheden in vergelijking met jongeren zonder lVB. Daarnaast kan de verminderde zelfwaardering van jongeren met LVB verklaard worden door eerdere faalervaringen en een verhoogde mate van afhankelijkheid van

(10)

de omgeving (Jahoda, Wilson, Stalker, & Cairney, 2010). Een verminderde zelfwaardering is op zichzelf zorgelijk, maar nog eens extra omdat is gevonden dat een lagere zelfwaardering een risicofactor is voor slachtofferschap van sextortion (Patchin & Hinduja, 2018) en voor grooming (Soo & Bodanovskaya, 2012; Whittle, Hamilton-Giachritsis, Beech, & Collings, 2013). Anders gezegd kan een hogere mate van zelfwaardering juist worden gezien als een beschermende factor voor de kans dat jongeren slachtoffer worden van sextortion en

grooming, dat eveneens geldt voor sexsending (Scholes-Balog, Francke, & Hemphill, 2016; Ybarra & Mitchell, 20140. Voor zover bekend is er echter geen wetenschappelijke literatuur voor de relatie tussen zelfwaardering en sexsharing voorhanden, maar dit geldt merkwaardig genoeg voor alle vormen van sexting en slachtofferschap van sextortion en grooming bij jongeren met LVB. Dit is zorgwekkend, aangezien verwacht wordt dat een lagere mate van zelfwaardering bij jongeren met LVB eveneens de kans op al deze risico’s doet toenemen.

Naast persoonskenmerken speelt ook de omgeving een rol in de kwetsbaarheid van de jeugd online. Zo is uit onderzoek gebleken dat jongeren eerder het internet opgaan en online vriendschappen met vreemden sluiten, indien hun thuissituatie wordt gekenmerkt door conflicten met hun ouders (Wolak, Mitchell, & Finkelhor, 2003). Hierdoor zijn deze jongeren vaker online in vergelijking met hun leeftijdsgenoten en lopen zij een groter risico op online seksueel slachtofferschap van sextortion en grooming (Soo & Bodanovskaya, 2011; Whittle et al., 2013; Wolak et al., 2018). Ook uit de studie van Kerstens en Stol (2012) bleek dat

jongeren die aan sexsending deden een minder goede relatie hadden met hun ouders. Het is dan ook verontrustend dat jongeren met LVB vaak uit multiprobleemgezinnen komen: een gezin waar minimaal één ouder en één kind langdurig kampt met zowel psychosociale als sociaaleconomische problemen (Van der Steege & Zoon, 2017). Binnen deze gezinnen is er vaak sprake van een (zeer) beperkt gezinsfunctioneren, dat wordt gekenmerkt door onderlinge relatieproblemen tussen de gezinsleden, conflicten, communicatieproblemen en een lagere mate van gezinscohesie. In het geval dat de ouders van de jongere zelf ook een LVB hebben worden er nog meer problemen gezien, aangezien het voor ouders met LVB lastig is om een veilige hechtingsrelatie met hun kind aan te gaan vanwege voortdurende stress in het gezin en een gebrek aan opvoedvaardigheden (Van der Helm, Van der Linden, Staal, & De Jong, 2015). Daarnaast geven jongeren met LVB zelf ook beperkte en moeilijk afleesbare signalen af aan hun ouders, wat maakt dat ouders met LVB problemen ervaren om sensitief en

responsief te reageren en positieve wederkerige interacties en relaties met hun kinderen op te bouwen en te onderhouden (Didden, 2006). In de literatuur komt echter minder eenduidig

(11)

naar voren hoe jongeren met LVB zelf de kwaliteit van de relatie met hun ouders ervaren en beoordelen, waardoor dit in huidige studie onderzocht wordt.

Behalve de band met ouders spelen relaties met leeftijdsgenoten ook een belangrijke rol. Gedurende de adolescentie vindt een verschuiving plaats op relationeel gebied, waarbij de focus van ouders steeds meer op leeftijdsgenoten komt te liggen (Teeuwen, 2012). Dit proces van het vormgeven en onderhouden van relaties met vrienden gaat veelal gepaard met

groepsdruk, als gevolg van de verwachtingen die anderen over de jongere in kwestie hebben. Voor groepsdruk zijn adolescenten gevoelig en kwetsbaar, en in het bijzonder jongeren met LVB (Bexkens, 2013). Dit wordt mede veroorzaakt door de verminderde cognitieve- en adaptieve vaardigheden, waardoor jongeren met LVB moeilijk weerstand kunnen bieden aan risicovolle situaties. Om deze redenen hebben jongeren met LVB ook vaker ‘foute’ vrienden en slechtere relaties met leeftijdsgenoten (Grundy, 2011). Onbekend is echter of het al dan niet hebben van dit soort relaties met ‘foute’ vrienden en het hebben van slechtere relaties met leeftijdsgenoten ook samenhangt met sexsending en online seksueel slachtofferschap van sexsharing, sextortion en grooming bij jongeren met een LVB. Beperkt onderzoek hiernaar voor jongeren zonder verstandelijke beperking laat zien dat dit voor sexsending niet het geval bleek te zijn en ook niet voor het krijgen van seksuele opmerkingen over het uiterlijk of het verkrijgen van seksuele verzoeken om elkaar te ontmoeten, met als doel om met elkaar seks te hebben (Kerstens & Stol, 2012). Een kanttekening aan het onderzoek van Kerstens en Stol (2012) is echter dat bij het ontvangen van seksuele opmerkingen en verzoeken niet altijd duidelijk is geworden of het hierbij ging om een volwassen persoon of leeftijdsgenoot, waardoor we niet met zekerheid kunnen vaststellen dat het daadwerkelijk ging om grooming.

Met het oog op bovenstaande bevindingen richt huidig onderzoek zich op een nieuw onderzoeksterrein, namelijk sexting (sexsending en sexsharing), sextortion en grooming bij jongeren met LVB. Over dit onderwerp is vrijwel nog niets bekend, terwijl het aantal

meldingen van sexsending en de drie vormen van online seksueel slachtofferschap bij cliënten met LVB toeneemt (Nikken et al., 2018; Stichting Kennisnet, 2014). Ook wordt op basis van onderzoek naar sexsending en online seksueel slachtofferschap bij jongeren zonder LVB duidelijk dat deze leeftijdsgroep (van adolescenten) hier steeds meer te maken mee heeft (Benotsch et al., 2013; De Graaf et al., 2017; Madigan et al, 2018; Spijkers, 2017). Het is dan ook de verwachting dat ook jongeren met LVB te maken hebben met sexsending en online slachtofferschap van sexsharing, sextortion en grooming, en wellicht nog in een sterkere mate dan jongeren zonder een LVB, gelet op de kwetsbaarheid van jongeren met LVB op het internet (Livingstone et al., 2011; Nikken et al., 2018; Vergeer & Nikken, 2015).

(12)

Het doel van dit onderzoek is dan ook om in kaart te brengen of en in welke mate (percentueel) jongeren met LVB te maken hebben (gehad) met sexsending, waarbij de jongere met LVB zelf sexting materiaal vervaardigd en dit verstuurt naar anderen, zodat enigszins inzicht kan worden verkregen in het actieve gedrag van jongeren met LVB online. Daarnaast richt het onderzoek zich op de drie beschreven vormen van online seksueel slachtofferschap, namelijk: sexsharing, sextortion en grooming. Meer specifiek gezegd zal allereerst onderzocht worden in welke mate (percentueel) sexsending en de drie slachtoffergedragingen voorkomen per geslachtsgroep (jongens en meisjes) en of deze percentages significant verschillen voor jongens en meisjes. In het verlengde hiervan wordt ook onderzocht of de percentages van sexsending en online seksueel slachtofferschap significant verschillen voor de verschillende leeftijdscategorieën1. Ten derde wordt in huidige studie onderzocht of er een verband bestaat tussen zelfwaardering en sexsending enerzijds en de drie verschillende vormen van online seksueel slachtofferschap anderzijds. Tot slot wordt onderzocht of er sprake is van een

verband tussen zowel de kwaliteit van de relatie met ouders als met leeftijdsgenoten enerzijds en sexsending en de drie beschreven vormen van online seksueel slachtofferschap anderzijds.

Zoals beschreven is voor zover bekend dit onderzoek de eerste studie die zich richt op sexsending en slachtofferschap van sexsharing, sextortion en grooming bij jongeren met LVB zelf. In het verlengde hiervan zijn er geen hypothesen gevormd, omdat er nog geen eerdere studies op dit vlak zijn verricht. Het is mogelijk dat de bevindingen bij jongeren met LVB nog sterker gelden dan bij jongeren zonder LVB, het onderzoek is daarmee exploratief van aard.

Methode Procedure

Huidig onderzoek is uitgevoerd bij orthopedagogisch behandelcentrum Ambiq, de specialist op het gebied van kinderen, jongeren en (jong)volwassenen met LVB en

bijkomende problematiek. Ambiq kenmerkt zich door het grootschalige behandelaanbod en is als organisatie te vinden in de provincies Friesland, Groningen, Drenthe, Overijssel en

Gelderland. In dit onderzoek lag de focus op kinderen en jongeren die verbleven op een Zeer Intensieve Behandelgroep in Hoogeveen (Drenthe) en in Hengelo (Overijssel). Dit betreft een intramurale vorm van behandeling in het vrijwillig kader met een drie-milieuvoorziening, waarbij wonen, onderwijs en vrijetijdsbesteding op hetzelfde terrein zijn gesitueerd. Op de Zeer Intensieve Behandelgroepen van Ambiq wordt gedurende negen maanden behandeling

1 In het geval dat de resultaten van onderzoeksvraag 1 en 2 hier aanleiding toe geven, zal eveneens onderzocht

(13)

aan jongeren (en hun ouders geboden), waarbij deze periode verlengd kan worden tot drie jaar indien er sprake is van een Jeugd Sterk Gestoord Gedrag Licht Verstandelijk Beperkt (J-SGLVB) indicatie. Iedere Zeer Intensieve Behandelgroep kenmerkt zich door haar eigen accent en specialisatie, gericht op zowel de problematiek als de leeftijd van de jongeren.

Voorafgaand aan het onderzoek heeft de Commissie Ethiek van de Universiteit van Amsterdam het onderzoeksplan voor huidig onderzoek goedgekeurd (2018-CDE-9028). Na deze goedkeuring hebben er meerdere overleggen plaatsgevonden tussen de onderzoeker, gedragswetenschappers betrokken bij het kernthema seksualiteit en de verantwoordelijke clustermanagers en gedragswetenschappers van de Zeer Intensieve Behandelgroepen.

Vervolgens heeft de onderzoeker zowel de deelnemende Zeer Intensieve Behandelgroepen in Hoogeveen (6 behandelgroepen) als in Hengelo (5 behandelgroepen) bezocht, om het

onderzoek te introduceren bij de pedagogisch medewerkers werkzaam op de behandelgroepen en om de onderzoeksprocedure verder toe te lichten. Deze informatie is ook per mail gedeeld door de onderzoeker met de pedagogisch medewerkers werkzaam op de Zeer Intensieve Behandelgroepen en de betrokken gedragswetenschappers. In het verlengde hiervan heeft de onderzoeker ook aan de clustermanager en gedragswetenschappers persoonlijk gevraagd om het onderzoek tijdens de teamvergaderingen onder de aandacht te brengen. Tot slot zijn er drie herinneringsmails verstuurd door de onderzoeker aan de pedagogisch medewerkers, mede omdat de jongeren slechts één maand de tijd hadden om de vragenlijst in te vullen.

De leeftijdsrange van de jongeren die verbleven op de verschillende Zeer Intensieve Behandelgroepen (variërend van 9 tot en met 18 jaar) had implicaties voor het verkrijgen van toestemming voor deelname van de jongeren aan het onderzoek. Zo moest(en) de wettelijk vertegenwoordiger(s) van minderjarige jongeren ook van het onderzoek op de hoogte worden gesteld en actieve toestemming van hen verkregen worden. Om deze reden hebben alle ouder(s)/verzorger(s)/voogden van de jongeren jonger dan 16 jaar een informatiebrief en toestemmingsformulier ontvangen van de persoonlijk begeleider van hun kind, die reeds eerder door de onderzoeker verspreid waren op de behandelgroepen door de onderzoeker. Pas na akkoord voor deelname aan het onderzoek door de wettelijk vertegenwoordiger(s) van deze (16-) jongeren, is de informatiebrief en het toestemmingsformulier ook aan de jongeren zelf gegeven voor akkoord voor deelname aan het onderzoek. Dit gold overigens niet voor de jongeren van 16 jaar en ouder, zij mochten conform huidige wetgeving zelfstandig beslissen of zij wilden deelnemen aan het onderzoek. Wel dienden ook de meerderjarige jongeren het toestemmingsformulier in te vullen. Bij aanvang van de online vragenlijst werd alsnog (extra)

(14)

digitaal aan iedere jongere gevraagd of ze op de hoogte waren van de inhoud van de informatiebrief en toestemming gaven voor vrijwillige deelname aan het onderzoek.

Na akkoord voor deelname aan het onderzoek hebben de persoonlijk begeleiders van de jongeren met hen een afspraak gemaakt over het invulmoment van de digitale vragenlijst. De online vragenlijst werd vervolgens anoniem ingevuld door de jongeren, op een aanwezige tablet of groepscomputer. Gelet op de doelgroep is er bewust voor gekozen voor het toestaan van het bieden van hulp door de groepsleiding, indien de jongeren vragen niet begrepen. Met het oog op het gevoelige, beladen onderwerp mochten de jongeren echter ook contact met de onderzoeker opnemen indien zij dit prettiger vonden. Geen van de jongeren met LVB heeft van deze mogelijkheid gebruik gemaakt. Tenslotte kwam er bij het afronden van de online vragenlijst een melding in beeld, waarbij de jongeren te lezen kregen dat zij terecht konden bij de onderzoeker, hun persoonlijk begeleider of de organisatie ‘Help Wanted’, indien zij nog vragen hadden of hulp wenselijk vonden. De jongeren die de vragenlijst volledig hadden ingevuld en verstuurd hadden, kregen als dank voor hun deelname een chocoladereep, die reeds eerder door de onderzoeker op alle Zeer Intensieve Behandelgroepen verspreid waren.

Tot slot heeft de onderzoeker alle pedagogisch medewerkers van de deelnemende Zeer Intensieve Behandelgroepen een lijst gestuurd, waarop voor ieder (mogelijk) lastig item omschreven stond in welke mate en bewoordingen eventuele vragen van de jongeren door de pedagogisch medewerkers mochten worden toegelicht, in het kader van de standaardisatie.

Participanten

In totaal zijn er 84 jongeren (59 jongens en 25 meisjes) die gedurende het onderzoek

verbleven op een Zeer Intensieve Behandelgroep in Hoogeveen (45 jongeren) of in Hengelo (39 jongeren) benaderd voor deelname aan het onderzoek. Van deze groep hebben er

uiteindelijk 61 jongeren aan het onderzoek deelgenomen, onder wie 32 jongeren die op een Zeer Intensieve Behandelgroep in Hoogeveen verbleven en 29 jongeren in Hengelo. Dit is 71.1% van het totaal aantal benaderde jongeren in Hoogeveen en 74.4% van het aantal

jongeren in Hengelo. Deze (geringe) uitval deed zich voor, doordat in Hoogeveen 12 jongeren niet wilden deelnemen aan het onderzoek en daarnaast gaf één ouder van een minderjarige jongere geen toestemming voor deelname. In Hengelo werd wel van iedere wettelijk vertegenwoordiger toestemming verkregen voor deelname aan het onderzoek, maar wilden zelf tien jongeren niet deelnemen. Dit leidde uiteindelijk tot een totale uitval van 23 jongeren, waarvan 4 jongeren in de leeftijd van 13-14 jaar, 9 jongeren in de leeftijd van 15-16 jaar en 10 jongeren in de leeftijd van 17-18 jaar. Over de redenen voor weigering van deelname aan het

(15)

onderzoek werd bekend dat een aantal jongeren het niet zinvol vonden om deel te nemen, het merendeel van de jongeren had echter geen zin om de online vragenlijst in te vullen.

Binnen de steekproef (N = 61) liep de leeftijd van de jongeren uiteen van 9 tot en met 18 jaar oud, waarbij het merendeel van de jongeren (36.1%) tussen de 15 en 16 jaar oud was, gevolgd door 24.6% van de jongeren tussen de 13 en 14 jaar oud en 18% van de jongeren tussen de 17 en 18 jaar oud. De steekproef bestond verder voor 67.2% uit jongens (n = 41) en voor 32.8% uit meisjes (n = 20). Daarnaast had 80.3% van de participanten een Nederlandse etniciteit achtergrond, 6.6% jongeren een Antilliaanse etnische achtergrond en 3.3% een Surinaamse etnische achtergrond. De overige deelnemers (18%) hadden een andere of gemengde etnisch achtergrond (Afrikaans, Aziatisch, Pools en Zuid-Amerikaans) (zie ‘Instrumentarium’ voor informatie over hoe de etnische achtergrond is vastgesteld). Tot slot volgden gedurende het onderzoek 45.9% van de jongeren cluster 4 onderwijs (gedrags- en psychiatrische problemen), 31.1% praktijkonderwijs, 14.8% regulier onderwijs en 8.2% ging op het moment van het invullen van de vragenlijst niet naar school. Het is niet duidelijk waarom deze jongeren niet naar school gingen, aangezien zij wel leerplichtig waren. Binnen Ambiq is echter ook een uniek ‘schooltoeleidingsprogramma’ (STP), gericht op kinderen en jongeren met (zeer) ernstige gedragsproblemen die vaak een langere periode niet naar school zijn geweest. Middels dit schooltoeleidingsprogramma worden deze jongeren met afstand tot het onderwijs weer voorbereid op het volgen van toekomstig onderwijs. Het is dus mogelijk dat de jongeren die gedurende het invullen van de vragenlijst kenbaar hebben gemaakt geen onderwijs te volgen, destijds het intern schooltoeleidingsprogramma binnen Ambiq volgden.

Instrumentarium

Huidig onderzoek richtte zich op de mate van voorkomen van sexsending en online seksueel slachtofferschap (sexsharing, sextortion en grooming) bij jongeren met LVB, zelfwaardering en tenslotte de kwaliteit van de relatie met zowel ouders als leeftijdsgenoten. Om dit meten is er voor sexsending en de drie vormen van online seksueel slachtofferschap (sexsharing, sextortion en grooming) zelf een vragenlijst opgesteld en voor de constructen zelfwaardering en de kwaliteit van de relatie met zowel ouders als leeftijdsgenoten gebruik gemaakt van (delen van) bestaande vragenlijsten, die allen in één online vragenlijst zijn verwerkt. Achtergrondvariabelen

In de online vragenlijst zijn allereerst een aantal algemene sociaal-demografische items verwerkt, zoals: geslacht, leeftijd, etniciteit, de plaats van de Zeer Intensieve

(16)

huis ging. Hierbij is het geslacht van de participanten bevraagd middels de vraag: ‘Ben je een jongen of een meisje?’ (1 = jongen, 2 = meisje). Om de leeftijd van de deelnemende jongeren vast te stellen is ervoor gekozen om gebruik te maken van leeftijdscategorieën (1 = 7-8 jaar, 2 = 9-10 jaar, 3 = 11-12 jaar, 4 = 13-14 jaar, 5 = 15-16 jaar, 6 = 17-18 jaar), zodat de

anonimiteit van de jongeren zoveel mogelijk gewaarborgd werd. Daarnaast is aan de participanten gevraagd om hun etnische achtergrond te vermelden (1 = Nederlands, 2 = Antilliaans, 3 = Marokkaans, 4 = Surinaams, 5 = Turks, 6 = andere etniciteit dan genoemd, vul eventueel in). Vervolgens moesten de deelnemende jongeren aangeven in welke plaats zij woonden op de Zeer Intensieve Behandelgroep (1 = Hoogeveen, 2 = Hengelo) waarbij

wederom, gelet op het garanderen van de anonimiteit ervoor is gekozen om deze vraag niet verder te specificeren naar het specifieke type behandelgroep. Ten vijfde is aan de

participanten gevraagd of zij gedurende het onderzoek naar school gingen en welk type onderwijs zij volgden (1 = praktijkonderwijs, 2 = regulier onderwijs, 3 = cluster 2 onderwijs - doof en/of slechthorend, communicatieve beperking-, 4 = cluster 3 onderwijs -verstandelijke- en/of lichamelijke beperking, zeer moeilijk lerende kinderen-, 5 = cluster 4

onderwijs-gedragsproblemen/psychiatrische problemen-, 6 = nee, ik ga momenteel niet naar school). Tenslotte is aan de deelnemers gevraagd bij wie ze verbleven wanneer zij naar huis gingen tijdens het weekend of vakantieperioden (1= bij mijn moeder, 2 = bij mijn vader, 3 = bij mijn ouders -wonen samen-, 4 = afwisselend bij mijn moeder en vader -wonen niet meer samen-, 5 = bij mijn oma en/of opa, 6 = bij mijn tante en/of oom, 7 = bij iemand anders -vul eventueel in-, 8 = ik ga in het weekend of tijdens vakantieperioden niet naar huis.

Onderzoeksvariabelen

Sexsending en online slachtofferschap van sexsharing, sextortion en grooming is gemeten aan de hand van een zelf geconstrueerde vragenlijst, bestaande uit 7 items met een driepunts likertschaal (1= nee, dat is niet gebeurd, 2= ja, een enkele keer, 3 = ja, vaak). Een voorbeelditem item van sexsending is: ‘Ik heb wel eens een naaktfoto of seksfilmpje van mijzelf gemaakt en gestuurd naar anderen’. Van online seksueel slachtofferschap is een voorbeelditem: ‘Ik ben online door een volwassene gevraagd om hem/haar in het echt te ontmoeten om seks met elkaar te hebben’. Per item hebben de analyses plaatsgevonden, gelet op de diverse vormen van online risicovol seksueel gedrag (sexsending) en online seksueel slachtofferschap (sexsharing, sextortion en grooming).

Om zowel de kwaliteit van de relatie met ouders als met leeftijdsgenoten te meten zijn de schalen ‘tevredenheid’ en ‘antagonisme’ van de bestaande vragenlijst ‘The Network of Relationship Inventory’ (Furman & Buhrmester, 2009) gebruikt. Beide schalen bestaan ieder

(17)

uit drie items met een vijfpunts likertschaal (1= weinig of niet, 2 = een beetje, 3 = erg, 4 = heel erg, 5 = het meest). Een voorbeelditem van de schaal tevredenheid is: ‘Hoe goed is de relatie met je ouder(s)/leeftijdsgenoten? Een voorbeeld item van de schaal antagonisme is: ‘Hoeveel zeuren jij en je ouder(s) op elkaar en vallen jullie elkaar lastig? De schaal

tevredenheid met de relatie met ouder(s) bezat een cronbach’s alfa van .93, terwijl er een cronbach’s alfa van .88 werd gevonden voor de relatie met leeftijdsgenoten. Ten aanzien van de schaal antagonisme is er voor de relatie met ouders een cronbach’s alfa van .78 gevonden. Deze gevonden waarde (α.= .78 valt hierbij net beneden de ondergrens van .80, wat in de literatuur als vuistregel wordt gezien voor het bepalen van de interne consistentie van items. In de sociale wetenschappen is het echter vaak niet mogelijk om waarden van .80 of hoger te vinden, waardoor een ondergrens van .60 voor de interne consistentie van items ook nog wordt geaccepteerd (Bijleveld & Commandeur, 2012). Tenslotte werd er voor de schaal antagonisme voor de relatie met leeftijdsgenoten een cronbach’s alfa van .82 gevonden.

Tot slot is zelfwaardering gemeten middels de Nederlandse vertaling van de

Rosenberg Self Esteem-Scale vragenlijst (Franck, De Raedt, Barbez, & Rosseel, 2008). Deze vragenlijst bestaat uit tien items met een vierpunts likert schaal (1 = helemaal mee oneens, 2 = mee oneens, 3 = mee eens, 4 = helemaal mee eens) en bezat een cronbach’s alfa van .86. Een voorbeeld item van zelfwaardering is: ‘Ik vind dat ik als persoon de moeite waard ben’.

Analysestrategie

Nadat de data verzameld en verwerkt waren, werden de data vervolgens middels het statistische softwareprogramma SPSS (versie 24 geanalyseerd. De operationalisatie van de items en globale categorieën van online risicovol seksueel gedrag (sexsending) en online seksueel slachtofferschap (sexsharing, grooming en sextortion) zijn verwerkt in Tabel 1. Onder het kopje resultaten zijn de beschrijvende gegevens (de percentages) van sexsending en online seksueel slachtofferschap van sexsharing, sextortion en grooming voor jongens en meisjes met LVB in Tabel 2 weergegeven.

Tabel 1

Sexsending en online seksueel slachtofferschap

Items Globale categorieën

1.Ik heb wel eens een naaktfoto of seksfilmpje Sexting (sexsending) van mijzelf gemaakt en gestuurd naar anderen.

2.Andere mensen hebben een naaktfoto of seks- Sexting (sexsharing) slachtofferschap filmpje van mij doorgestuurd.

(18)

3.Iemand heeft gedreigd mijn naaktfoto of seks- Sextortion slachtofferschap filmpje online te zetten als ik hem/haar geen

geld gaf.

4. Iemand heeft gedreigd mijn naaktfoto of seks- Sextortion slachtofferschap filmpje online te zetten als ik hem/haar geen

nieuwe naaktfoto’s of seksfilmpjes van mijzelf naar hem/haar zou sturen.

5. Een volwassene heeft online seksuele Grooming slachtofferschap opmerkingen gemaakt over hoe ik eruit zie,

zoals: ‘Ik vind je geil’.

6 Een volwassene heeft mij online gevraagd. Grooming slachtofferschap met mijzelf te spelen (jezelf te bevredigen)

voor de webcam.

7. Ik ben online door een volwassene gevraagd. Grooming slachtofferschap om hem/haar in het echt te ontmoeten om seks

met elkaar te hebben.

Als tweede is onderzocht of de percentages van sexsending en online seksueel

slachtofferschap (per item) significant verschilden voor sekse (tussen jongens en meisjes met LVB ) middels de chi-kwadraattoets. Deze toets sluit aan bij de categoriale variabelen in huidig onderzoek en toetst het verschil in frequenties. Om de chi-kwadraattoets te mogen uitvoeren moeten er aan twee assumpties worden voldaan: (1): alle verwachte celfrequenties (expected) moeten groter dan of gelijk zijn aan één en (2): maximaal 20% van de verwachte celfrequenties mag tussen één en vijf liggen (De Vocht, 2016). In huidig onderzoek voldeden vijf van de zeven items niet aan de tweede assumptie, waardoor ervoor is gekozen om de data van sexsending en online seksueel slachtofferschap verder te analyseren op basis van twee antwoordopties (1= nee, dat is niet gebeurd, 2 = ja, dat is gebeurd). Toch leverde ook dit niet het gewenste resultaat op, aangezien er in het geval van item 3 t/m 7 (voor de omschrijving van deze items, zie Tabel 1) verwachte celfrequenties werden gevonden lager dan vijf. Zo had item 3 een verwachte celfrequentie dat in 50% van de cellen onder de vijf lag, terwijl dit 25% betrof voor de items 4 t/m 7. Een alternatief voor de chi-kwadraat toets in deze gevallen is de fisher’s exacte toets, welke als toets geen statistische assumpties kent waaraan voldaan moet worden. Om deze reden is er voor item 3 t/m 7 ervoor gekozen om gebruik te maken van de fisher’s exacte toets, welke als toets ook passend is bij de relatief kleine steekproef (N = 61).

Om te onderzoeken of er verschillen waren in de mate van voorkomen van sexsending en online seksueel slachtofferschap voor de diverse leeftijdscategorieën is wederom gebruik

(19)

gemaakt van de chi-kwadraattoets. Ook nu werden er problemen ondervonden in te lage verwachte celfrequenties, doordat er maar vier jongeren van 9-10 jaar en negen jongeren van 11-12 jaar waren die hebben deelgenomen aan het onderzoek. Dit leverde voor het analyseren van alle items problemen op, waardoor ervoor is gekozen om de leeftijdscategorie van 9-10 jaar en 11-12 jaar samen te voegen. Toch leverde dit alsnog niet het gewenste resultaat op, aangezien er voor alle items (behalve item 1 en 3) variërend van 25% tot en met 50% lagere verwachte celfrequenties dan vijf gevonden. Om deze reden is ervoor gekozen drie

leeftijdscategorieën te hanteren, namelijk: 9-14 jaar, 15-16 jaar en 17-18 jaar. Voor item 3 werd er echter in 50% van de verwachte celfrequentie waarden een lagere waarde dan 5 gevonden en voor item 6 en 7 betrof dit 33% van de verwachte celfrequentie waarden. Gelet op het niet voldoen aan de assumpties voor de chi-kwadraattoets is er uiteindelijk voor gekozen om slechts twee leeftijdscategorieën te hanteren, te weten: 9-14 jaar en 15-18 jaar. Deze tweedeling in leeftijdscategorieën leverde alleen voor item 3 een lagere verwachte celfrequentie dan vijf op in 50% van de cellen. Dit betekende dat alleen voor item 3 de fisher’s exacte toets is uitgevoerd en voor alle andere items de chi-kwadraattoets.

Tenslotte is middels een logistische regressieanalyse onderzocht of er een verband bestaat tussen zelfwaardering en zowel de kwaliteit van de relatie met de ouders als met leeftijdsgenoten enerzijds en sexsending en slachtofferschap van sexsharing, sextortion en grooming anderzijds. Voor het uitvoeren van een logistische regressieanalyse dient de

afhankelijke variabele dichotoom van aard te zijn (bijvoorbeeld: de jongere met LVB was wel of niet slachtoffer geweest van sexsharing). Als uitkomstmaat geeft logistische regressie de kans op een bepaalde gebeurtenis weer in odds-ratio.

Resultaten

Mate waarin sexsending en online seksueel slachtofferschap voorkomt bij jongeren met LVB De resultaten van de percentuele statistieken voor sexsending en de bestudeerde vormen van online seksueel slachtofferschap (percentages per item) voor jongens en meisjes met LVB (zie Tabel 2) laten zien dat beide seksen te maken hebben gehad met zowel

sexsending als met alle gemeten vormen van online seksueel slachtofferschap (sexsharing, sextortion en grooming). Voor jongens met LVB was sexsharing slachtofferschap het meest voorkomend. Van alle jongens met LVB heeft 29.3% wel eens en 4.9% vaak ervaren dat een naaktfoto en/of seksfilmpje van hen was gedeeld door de ontvanger met anderen, zonder dat de jongen met LVB daar toestemming voor hadden gegeven. Bij meisjes met LVB was

(20)

van zichzelf gemaakt en verstuurd naar anderen en 10% van de meisjes met LVB heeft dit vaak gedaan. Voor beide seksen was de minst voorkomende melding gelijk, dit was namelijk slachtofferschap van financiële sextortion, waarbij de jongeren met LVB gechanteerd werden met hun naaktbeelden voor financieel gewin. Jongens vaker dan meisjes met LVB zijn slachtoffer geworden van financiële sextortion (respectievelijk 12% en 10%).

Tabel 2

Items van sexsending en online seksueel slachtofferschap voor jongens en meisjes met LVB Alle categorieën (concreet beschreven) Frequentie in percentages

Nee, dat is niet gebeurd Ja, een enkele keer Ja, vaak

Jongens Meisjes Jongens Meisjes Jongens Meisjes Sexsending (sexting)

1.Ik heb wel eens een naaktfoto of 68.3% 60% 29.3% 30% 2.4% 10% seksfilmpje van mijzelf gemaakt en

gestuurd naar anderen. Sexsharing (sexting)

2.Andere mensen hebben een naaktfoto 65.9% 80% 29.3% 15% 4.9% 5% of seksfilmpje van mij doorgestuurd.

Sextortion

3.Iemand heeft gedreigd mijn naaktfoto 87.8% 90% 12.2% 10% 0% 0% of seksfilmpje online te zetten als ik

hem/haar geen geld gaf.

4.Iemand heeft gedreigd mijn naaktfoto 73.2% 80% 26.8% 20% 0% 0% of seksfilmpje online te zetten als ik

hem/haar geen nieuwe naaktfoto’s of seksfilmpjes van mijzelf naar hem/haar zou sturen.

Grooming

5.Een volwassene heeft online seksuele 75.6% 75% 19.5% 20% 4.9% 5.0% opmerkingen gemaakt over hoe ik eruit

zie, zoals: ‘Ik vind je geil’.

6.Een volwassene heeft mij online 75.6% 85% 24.4% 15.0% 0% 0% gevraagd met mijzelf te spelen

(jezelf te bevredigen) voor de webcam.

7.Ik ben online door een volwassene 78% 85% 22% 15% 0% 0% gevraagd om hem/haar in het echt te

ontmoeten om seks met elkaar te hebben.

(21)

Sekseverschillen

Met behulp van de chi-kwadraattoets (voor item 1 t/m 2) en de fisher’s exacte toets (voor item 3 t/m 7) is voor sexsending en voor ieder item van online slachtofferschap van sexsharing, sextortion en grooming onderzocht of er sprake was van een significant

sekseverschil. De resultaten (Tabel 3) laten zien dat zowel voor sexsending als voor alle items van online slachtofferschap van sexsharing, sextortion en grooming er geen significante verschillen zijn gevonden voor sekse. Dit betekent dat er dus geen verschillen bestaan tussen jongens en meisjes met LVB in de mate waarin zij de bevraagde gedragingen van sexsending en slachtofferschap gedragingen van sexsharing, sextortion en grooming meegemaakt hadden.

Tabel 3

Chi-kwadraattoets en fisher’s exacte toets voor sexsending en online seksueel slachtofferschap en sekse Alle categorieën (concreet beschreven) χ2 df p Fisher’s exacte toets

(p tweezijdig) Sexsending (sexting)

1.Ik heb wel eens een naaktfoto of seksfilmpje van mijzelf gemaakt en gestuurd naar anderen.

0.41 1 .52 Sexsharing (sexting)

2.Andere mensen hebben een naaktfoto of seks-filmpje van mij doorgestuurd.

1.29 1 .26

Sextortion 1.00

3.Iemand heeft gedreigd mijn naaktfoto of seks- Filmpje online te zetten als ik hem/haar geen geld gaf.

4. Iemand heeft gedreigd mijn naaktfoto of seksfilmpje online te zetten als ik hem/haar geen nieuwe naaktfoto’s of seksfilmpjes van mijzelf naar hem/haar zou sturen.

.75

Grooming

5. Een volwassene heeft online seksuele opmerkingen gemaakt over hoe ik eruit zie,

zoals: ‘Ik vind je geil’.

1.00

6. Een volwassene heeft mij online gevraagd. met mijzelf te spelen (jezelf te bevredigen) voor de webcam.

.52

7. Ik ben online door een volwassene gevraagd om hem/haar in het echt te ontmoeten om seks met elkaar te hebben.

(22)

Leeftijdsverschillen

Vervolgens is middels de chi-kwadraattoets onderzocht of de diverse typen meldingen van online seksueel gedrag (sexsending en slachtofferschap van sexsharing, sextortion en grooming) verschilden voor de twee leeftijdscategorieën (9-14 jaar en 15-18 jaar). Uit de resultaten komt naar voren dat er voor sexsending een significant leeftijdsverschil is gevonden voor leeftijd, χ2 (1) = 6.29, p < .01, Cramers V = .32 (middelmatig effect). Jongeren met LVB

in de leeftijdscategorie van 15-18 jaar hadden significant meer een naaktfoto of seksfilmpje van zichzelf gemaakt en verstuurd naar anderen (26.2%) dan de jongeren met LVB in de leeftijdscategorie van 9-14 jaar (8.2%). Ook voor grooming slachtofferschap is zowel voor het ontvangen van seksuele opmerkingen van volwassen over het uiterlijk van de jongeren met LVB , χ2 (1) = 5.37, p < .05, Cramers V = .30 (middelmatig effect), als voor het verzoek van

volwassenen aan de jongeren met LVB om zichzelf voor de webcam te bevredigen, χ2 (1) = 3.47, p < .10, Cramers V = .24 (klein effect) een significant leeftijdsverschil gevonden. Van de jongeren met LVB tussen de 15-18 jaar was een hoger percentage (19.7%) slachtoffer geworden van volwassenen die een seksuele opmerking over hun uiterlijk maakten, in vergelijking met de jongeren met LVB in de leeftijd van 9-14 jaar (4.9%). Voor de oudere leeftijdsgroep (15-18 jaar) werd eveneens een hoger percentage gevonden voor het ontvangen van verzoeken van volwassenen aan jongeren met LVB om zichzelf voor de webcam te bevredigen, , in vergelijking met de jongeren met LVB tussen de 9-14 jaar (respectievelijk 16.4% en 4.9%).

Tabel 4

Chi-kwadraattoets voor sexsending en online seksueel slachtofferschap en leeftijd bij jongeren met LVB Alle categorieën (concreet beschreven) χ2 df p

Sexsending (sexting)

1.Ik heb wel eens een naaktfoto of seksfilmpje van mijzelf gemaakt en gestuurd naar anderen.

6.29 1 .01***

Sexsharing (sexting)

2.Andere mensen hebben een naaktfoto of seks- filmpje van mij doorgestuurd.

.051 1 .48

Sextortion

3.Iemand heeft gedreigd mijn naaktfoto of seks- filmpje online te zetten als ik hem/haar geen geld gaf.

(23)

4. Iemand heeft gedreigd mijn naaktfoto of seks- filmpje online te zetten als ik hem/haar geen nieuwe naaktfoto’s of seksfilmpjes van mijzelf naar hem/haar zou sturen.

1.27 1 .26

Grooming

5.Een volwassene heeft online seksuele opmerkingen gemaakt over hoe ik eruit zie,

zoals: ‘Ik vind je geil’

5.37 1 .02**

6. Een volwassene heeft mij online gevraagd. met mijzelf te spelen (jezelf te bevredigen)

voor de webcam.

3.47 1 .06*

7.Ik ben online door een volwassene gevraagd om hem/haar in het echt te ontmoeten om seks met elkaar te hebben.

2.63 1 .11

*** p < .01, ** p <. 05, * p <. 10 Tabel 5

Mate waarin sexsending en online seksueel slachtofferschap voorkomt bij jongeren met lVB voor leeftijd Alle categorieën (concreet beschreven) Frequentie in percentages

9-14 jaar 15-18 jaar Sexsending (sexting)

1.Ik heb wel eens een naaktfoto of seksfilmpje van mijzelf gemaakt en gestuurd naar anderen.

8.2% 26.2%

Sexsharing (sexting)

2.Andere mensen hebben een naaktfoto of seksfilmpje van mij doorgestuurd.

11.5% 18.0% Sextortion

3.Iemand heeft gedreigd mijn naaktfoto of seksfilmpje online te zetten als ik hem/haar geen geld gaf.

1.6% 9.8%

4.Iemand heeft gedreigd mijn naaktfoto of seksfilmpje online te zetten als ik hem/haar geen nieuwe naaktfoto’s of seksfilmpjes van mijzelf naar hem/haar zou sturen.

8.2% 16.4%

Grooming

5.Een volwassene heeft online seksuele opmerkingen gemaakt over hoe ik eruit

(24)

zie, zoals: ‘Ik vind je geil’. 6.Een volwassene heeft mij online gevraagd met mijzelf te spelen (jezelf te bevredigen) voor de webcam.

4.9% 16.4%

7.Ik ben online door een volwassene gevraagd om hem/haar in het echt te ontmoeten om seks met elkaar te hebben.

4.9% 14.8%

Zelfwaardering en de kwaliteit van de relatie met de ouders en leeftijdsgenoten enerzijds en sexting, sextortion en grooming anderzijds

Door middel van een logistische regressieanalyse is onderzocht of zowel de zelfwaardering van de jongeren met LVB als de kwaliteit van de relatie met ouders en de kwaliteit van de relatie met leeftijdsgenoten enerzijds verklarend waren voor zowel sexsending als voor de verschillende items van online slachtofferschap (sexsharing, sextortion en grooming) anderzijds. Voor sexsending bleek dat het model significant een betere weergave was, χ2 (5, N =

61, 25.86, p = <.001), ofwel het gehele model was beter dan een inschatting op basis van een kans in staat om onderscheid te maken tussen jongeren met een LVB die wel (eens) of nog nooit aan sexsending hadden gedaan. Het totale model verklaarde tussen 34.6% (Cox and Snell R square) en 47.7% (Nagelkerke R square) van de variantie en was in 66.7% van de gevallen voor sexsending correct verklarend. Zoals te zien is in Tabel 6 zijn zelfwaardering en antagonisme in de relatie met ouders significant verklarend voor sexsending, waarbij een hogere mate van zelfwaardering een beschermende factor bleek voor sexsending (odds ratio .85), terwijl een antagonistische relatie met de ouders juist een risicofactor was voor sexsending (odds ratio 1.46). Dit betekent dat hoe hoger de zelfwaardering van jongeren met LVB was, des te kleiner de kans dat zij aan sexting hadden gedaan, terwijl de kans hierop met 1.46 toenam wanneer jongeren met LVB een antagonistische relatie met hun ouders hadden.

Tabel 6

Sexting (sexsending)

Item voor sexsending (concreet beschreven)

B S.E Wald df p Odds

Ratio 95% C.I. Odds Ratio Onder-

grens Boven- grens 7. Ik heb wel eens een naaktfoto of

seksfilmpje van mijzelf gemaakt en gestuurd naar anderen.

(25)

Zelfwaardering -.17 .08 4.93 1 .03* .85 .73 .98 Tevredenheid relatie met ouders -.07 .13 .32 1 .57 .93 .72 1.20 Tevredenheid relatie met leeftijdsgenoten -.01 12 .01 1 .91 .99 .78 1.25 Antagonisme relatie met ouders .38 .17 5.24 1 .02* 1.46 1.06 2.03 Antagonisme relatie met leeftijdsgenoten -.02 .20 .01 1 .94 .99 .67 1.45

Constant 3.09 2.80 1.22 .27

* p < .05

Als tweede is middels een logistische regressieanalyse onderzocht of het model van verklarende waarde was voor sexsharing slachtofferschap, waarbij wederom zelfwaardering en de kwaliteit van de relatie met ouders en de kwaliteit van de relatie met leeftijdsgenoten als

onafhankelijke variabelen met elkaar zijn vergeleken. Alhoewel ook dit model een significant betere weergave betrof χ2 (5, N = 61, 20.57, p = <.05) en tussen de 28.6% (Cox and Snell R

square) en 40.7% (Nagelkerke R Square) van de variantie verklaarde, was zoals te zien in Tabel 7 geen enkele onafhankelijke variabele op zichzelf significant verklarend voor sexsharing

slachtofferschap. Kortom, er is geen verband gevonden tussen zelfwaardering, de kwaliteit van de relatie met ouders en met leeftijdsgenoten enerzijds en sexsharing slachtofferschap anderzijds.

Tabel 7

Sexsharing (sexting)

Item voor sexsharing (concreet beschreven)

B S.E Wald df p Odds

Ratio 95% C.I Odds Ratio

Onder-grens Boven-grens 8. Andere mensen hebben een naaktfoto of

seksfilmpje van mij doorgestuurd.

Zelfwaardering -.12 .08 2.43 1 .12 .87 .76 1.03

Tevredenheid relatie met ouders .03 .14 .04 1 .84 1.03 .79 1.34 Tevredenheid relatie met leeftijdsgenoten -.17 .12 1.88 1 .17 .85 .67 1.07 Antagonisme relatie met ouders .24 .17 1.93 1 .17 1.27 .91 1.79 Antagonisme relatie met leeftijdsgenoten .25 .20 1.57 1 .21 1.28 .87 1.87

Constant 1.49 2.85 .27 .69

Ook voor sextortion slachtofferschap (de financiële- en inhoudelijke vorm) is door middel van een logistische regressieanalyse onderzocht of zowel zelfwaardering als de kwaliteit van de relatie met zowel ouders als leeftijdsgenoten verklarend waren. Allereerst bleek dat het model

(26)

voor slachtofferschap van financiële sextortion een goede weergave betrof χ2 (5, N = 61, 28.64, p

= <.001) en tussen de 37.5% (Cox & Snell R Square) en 73.5% (Nagelkerke R Square) verklaarde van de variantie. Zelfwaardering ( p <.10) bleek alleen (marginaal) significant verklarend te zijn voor financiële sextortion slachtofferschap (odds ratio: .46). Ofwel, jongeren met LVB met een hogere mate van zelfwaardering liepen .46 keer minder kans om slachtoffer te worden van financiële sextortion. In het verlengde hiervan is ook voor inhoudelijk sextortion slachtofferschap onderzocht of het model een betere weergave betrof en dit bleek het geval te zijn, χ2 (5, N = 61, 35.49, p = <.001). Dit model verklaarde tussen de 44.1% (Cox & Snell R

Square) en 65.6% (Nagelkerke R Square) van de variantie en was in 80% van de gevallen correct verklarend voor inhoudelijke sextortion slachtofferschap. Zelfwaardering en de antagonistische relatie met ouders bleken beiden significant verklarend te zijn voor slachtofferschap van

inhoudelijke sextortion. Ook nu werd weer een hogere mate van zelfwaardering als beschermende factor gevonden (odds ratio: .74) voor inhoudelijke sextortion slachtofferschap, terwijl een

antagonistische relatie met ouders juist een risicofactor bleek (odds ratio: 1.69). Dit betekent dat jongeren met LVB met een hogere mate van zelfwaardering .74 minder kans liepen op de

inhoudelijke vorm van sextortion slachtofferschap, terwijl deze kans met 1.69 toenam wanneer de jongere met LVB een antagonistische relatie met zijn/haar ouders had.

Tabel 8 Sextortion

Items voor sextortion (concreet beschreven)

B S.E Wald df p Odds

Ratio 95% C.I Odds Ratio

Onder-grens Boven- grens 9.Iemand heeft gedreigd mijn naaktfoto of

seksfilmpje online te zetten als ik hem/haar geen geld gaf.

Zelfwaardering -.79 .47 2.84 1 .09 .46 .18 1.14

Tevredenheid relatie met ouders -.23 2.13 1.22 1 .27 .10 .00 6.16 Tevredenheid relatie met leeftijdsgenoten -.31 .37 .69 1 .41 .73 .36 1.51 Antagonisme relatie met ouders .32 .43 .56 1 .45 1.38 .60 3.20 Antagonisme relatie met leeftijdsgenoten .38 .86 .20 1 .67 1.46 .27 7.80

Constant 30.30 20.39 2.21 .14

10. Iemand heeft gedreigd mijn naaktfoto of seksfilmpje online te zetten als ik hem/haar geen nieuwe naaktfoto’s of seksfilmpjes van mijzelf naar hem/haar zou sturen.

(27)

Tevredenheid relatie met ouders -.10 .19 .27 1 .60 .90 .62 1.32 Tevredenheid relatie met leeftijdsgenoten -.04 .15 .08 1 .77 .96 .72 1.28 Antagonisme relatie met ouders .53 .25 4.5 1 .03* 1.69 1.04 2.75 Antagonisme relatie met leeftijdsgenoten .43 .26 .03 1 .87 1.04 .62 1.75 Constant

**p <.01, * p <.05

5.54 3.93 1.99 .16

Tot slot is voor alle items van grooming slachtofferschap middels een logistische

regressieanalyse onderzocht of zelfwaardering en de kwaliteit van de relatie met zowel ouders als leeftijdsgenoten verklarend waren voor grooming slachtofferschap. Voor de variant van grooming slachtofferschap waarbij een volwassene online seksuele opmerkingen had gemaakt over hoe de jongere met LVB eruit zag, bleek dat het model significant een betere weergave betrof, χ2 (5, N =

61, 23.98, p = <.001), ofwel ook dit model was beter in staat om onderscheid te maken tussen jongeren met LVB die wel (eens) of nog nooit slachtoffer zijn geworden van deze variant van grooming. Het totale model verklaarde tussen 32.5% (Cox and Snell R Square) en 48.4% (Nagelkerke R Square) van de variantie en was in 66.7% voor deze variant van grooming slachtofferschap correct verklarend. De resultaten van Tabel 9 laten zien dat dat wederom zelfwaardering en de antagonistische relatie met ouders significant verklarend waren voor slachtofferschap van grooming (het maken van online seksuele opmerkingen door volwassenen over het uiterlijk van de jongeren met LVB), waarbij een hogere mate van zelfwaardering een beschermende factor was (odds ratio. 82) en een antagonistische relatie met de ouders een

risicofactor betrof (1.68). Dit betekent dat jongeren met LVB .82 keer minder kans liepen op deze variant van grooming slachtofferschap bij het hebben van een hogere mate van zelfwaardering en dat zij 1.68 keer zoveel kans liepen hierop, wanneer ze een antagonistische relatie met hun ouders hadden. Ook voor de variant van grooming slachtofferschap, waarbij een volwassene aan de jongere met LVB had gevraagd om zichzelf voor de webcam te bevredigen bleek dat het model wederom significant verklarend was χ2 (5, N = 61, 23.15, p = <.001 en dus een betere weergave betrof . Dit model verklaarde tussen de 31.6% (Cox and Snell R Square) en 48.9% (Nagelkerke R Square) van de variantie en was in 69.2% van de gevallen voor deze variant van grooming

slachtofferschap correct verklarend. Ook nu werd zelfwaardering als beschermende factor gevonden (odds ratio: .81) en vormde wederom antagonisme in de relatie met de ouders een risicofactor (odds ratio: 1.6). Jongeren met een hogere mate van zelfwaardering hadden dus .66 minder zoveel kans op slachtofferschap van grooming waarbij zij zichzelf moesten bevredigen

(28)

voor de webcam voor een volwassen persoon, terwijl de kans hierop met 1.44 vergroot werd wanneer de jongere met LVB en antagonistische relatie met zijn/haar ouders had. Tenslotte is ook voor de laatste stap van het groomingsproces, waarbij er dus door een volwassen persoon aan een jongere met LVB is gevraagd om in het echt af te spreken om seks met elkaar te hebben,

onderzocht hoe het logistisch regressiemodel eruit zag. Uit de resultaten is gebleken dat ook dit model een betere weergave betrof χ2 (5, N = 61, 19.61, p = <.001) en tussen de 27.5% (Cox and

Snell R Square) en 43.7% (Nagelkerke R Square) van de verklaarde variantie verklaarde. Voor dit item van grooming slachtofferschap was het model in 66.7% van de gevallen correct

verklarend. Tenslotte werd ook nu gevonden dat zelfwaardering een beschermende factor betrof voor grooming (odds ratio: .81), terwijl een antagonistische relatie met de ouders wederom een risicofactor betrof (odds ratio: 1.53).

Tabel 9 Grooming

Items van grooming (concreet beschreven)

B S.E Wald df p Odds

Ratio 95% C.I Odds Ratio

Onder-grens Boven-grens 11. Een volwassene heeft online

seksuele opmerkingen gemaakt over hoe ik eruit zie, zoals: ‘Ik vind je geil’.

Zelfwaardering -.20 .09 4.5 1 .03* .82 .69 .99

Tevredenheid relatie met ouders -.09 .16 .27 1 .60 .92 .67 1.26 Tevredenheid relatie met leeftijdsgenoten .18 .14 1.58 1 .21 1.20 .91 1.58 Antagonisme relatie met ouders .52 .20 6.77 1 .01** 1.68 1.14 2.48 Antagonisme relatie met leeftijdsgenoten -.07 .23 .10 1 .75 .93 .59 1.46

Constant .62 3.38 .03 .86

12. Een volwassene heeft mij online gevraagd met mijzelf te spelen (jezelf te bevredigen) voor de webcam.

Zelfwaardering -.21 .10 4.24 1 .04* .81 .66 .99

Tevredenheid relatie met ouders -.06 .18 .12 1 .73 .94 .67 1.33 Tevredenheid relatie met leeftijdsgenoten .07 .14 .24 1 .62 1.07 .82 1.40 Antagonisme relatie met ouders .47 .22 4.57 1 .03* 1.6 1.40 2.45 Antagonisme relatie met leeftijdsgenoten .49 .23 .17 1 .83 1.05 .67 1.66

Constant 1.49 3.62 .17 .68

(29)

Gevraagd om hem/haar in het echt te ontmoeten om seks met elkaar te hebben.

Zelfwaardering -.21 .10 4.02 1 .05* .81 .67 1.00

Tevredenheid relatie met ouders -.05 .17 .09 1 .77 .95 .68 1.34 Tevredenheid relatie met leeftijdsgenoten .07 .14 .29 1 .59 1.08 .82 1.41 Antagonisme relatie met ouders .43 .22 3.94 1 .05* 1.53 1.01 2.33 Antagonisme relatie met leeftijdsgenoten .20 .24 .01 1 .93 1.02 .64 1.62 Constant

** p <. 01, * p < .05

1.52 3.63 .17 .68

Concluderend bleek zelfwaardering significant verklarend te zijn voor sexsending, en slachtofferschap van sextortion (inhoudelijke vorm) en grooming. Voor slachtofferschap van sexsharing bleek zelfwaardering niet significant te zijn en voor slachtofferschap van financiële sextortion was zelfwaardering marginaal significant (p < .10). Daarnaast bleek de antagonistische relatie met de ouders voor sexsending, sextortion (inhoudelijk slachtofferschap) en grooming verklarend te zijn. Net zoals bij zelfwaardering bleek ook nu dat de antagonistische relatie met ouders niet verklarend was voor sexsending, maar dit was ook niet het geval voor financieel sextortion slachtofferschap. Voor een schematisch overzicht van de verklarende onafhankelijke variabelen (zelfwaardering en antagonistische relatie met de ouders) voor de afhankelijke variabelen van sexsending, en sextortion en grooming slachtofferschap, zie Tabel 10.

Tabel 10

Zelfwaardering en de antagonistische relatie met de ouders als verklarende factoren voor sexting (sexsending en sexsharing), sextortion en grooming

Items van sexsending, en sexsharing, sextortion en grooming slachtofferschap (concreet beschreven)

Zelfwaardering Antagonistische relatie met ouders 1.Ik heb wel eens een naaktfoto of seksfilmpje van mijzelf gemaakt

en gestuurd naar anderen (sexsending)

* *

2.Andere mensen hebben een naaktfoto of seksfilmpje van mij doorgestuurd (sexsharing slachtofferschap)

3.Iemand heeft gedreigd mijn naaktfoto of seksfilmpje online te zetten als ik hem/haar geen geld gaf (financieel sextortion slachtofferschap)

(*)

4.Iemand heeft gedreigd mijn naaktfoto of seksfilmpje online te zetten als ik hem/haar geen nieuwe naaktfoto’s of seksfilmpjes van mijzelf naar hem/haar zou sturen (inhoudelijk sextortion slachtofferschap)

* *

5.Een volwassene heeft online seksuele opmerkingen gemaakt over hoe ik eruitzie, zoals: ‘Ik vind je geil’ (grooming slachtofferschap)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

1. Aantal comments over de onderwerpen aan gedragen door #BOOS Polertiek in procenten. Als we kijken naar de overige drie afleveringen over stagevergoeding, bloeddonatie van homo’s

Tot slot willen we weten of de jongeren die alleen een virus hebben verstuurd of iemand online hebben bedreigd, afwijken qua achtergrondkenmerken van jongeren die geen of

Haat is geen boek met hoge literaire kwaliteiten, maar wel een verhaal met leesbevorderende elementen, geschreven voor een breed publiek en daarom buitengewoon geschikt voor

De mate waarin ouders stress ervaren hangt niet samen met de leeftijd van de jongere, noch met de internetvaardigheden van de ouders, maar wel met de mate waarin ouders het

3 Nu sociale media een steeds groter onderdeel worden van de leefwereld van jongeren is het voor jongerenwerkers niet langer voldoende alleen offline actief te zijn.. In de

Dit online leerprogramma is een onderdeel van Smart met Geld, een programma van MEE dat zich richt op het vergroten van de financiële weerbaarheid van jongeren met een

Bij verschillende gemeenten worden sociale wijkteams ingezet om de vragen en behoeften bij (in dit geval) jongeren in kaart te brengen en voor hen de drempel te verlagen om bij

richt zich op hoe jongerenwerkers in de online leefwereld individuele en groepen (kwetsbare) jongeren kunnen vinden, contact met hen kunnen maken, een betekenisvolle relatie