A technologybank for designing ballasts for discharge lamps
Citation for published version (APA):
Oortwijn, E. (1987). A technologybank for designing ballasts for discharge lamps. (TH Eindhoven. Afd. Werktuigbouwkunde, Vakgroep Produktietechnologie : WPB; Vol. WPA0430). Technische Universiteit Eindhoven.
Document status and date: Published: 01/01/1987
Document Version:
Publisher’s PDF, also known as Version of Record (includes final page, issue and volume numbers)
Please check the document version of this publication:
• A submitted manuscript is the version of the article upon submission and before peer-review. There can be important differences between the submitted version and the official published version of record. People interested in the research are advised to contact the author for the final version of the publication, or visit the DOI to the publisher's website.
• The final author version and the galley proof are versions of the publication after peer review.
• The final published version features the final layout of the paper including the volume, issue and page numbers.
Link to publication
General rights
Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of accessing publications that users recognise and abide by the legal requirements associated with these rights. • Users may download and print one copy of any publication from the public portal for the purpose of private study or research. • You may not further distribute the material or use it for any profit-making activity or commercial gain
• You may freely distribute the URL identifying the publication in the public portal.
If the publication is distributed under the terms of Article 25fa of the Dutch Copyright Act, indicated by the “Taverne” license above, please follow below link for the End User Agreement:
www.tue.nl/taverne
Take down policy
If you believe that this document breaches copyright please contact us at:
openaccess@tue.nl
providing details and we will investigate your claim.
STAGEREPORT
TITLE
AUTHOR
ABSRTACT
PRODUCT DEVELOPMENT LIGHT OSS
OVO 4000/87 Deel 1
A TECHNOLOGYBANK FOR DESIGNING BALLASTS
FOR DISCHARGE LAMPS
E. OORTWIJN
MARCH 1987
Because of the fast succession of new
ballast-designs,
Philips Oss would like to have a flexible program to make
calculations on ballast-designs leading to an optimal design.
In a word, a technologYbank.
Therefor an analysis has been made
on the theory concerning
ballast-technology after which a technologybank was developed
following the example of the existing C.F.T.
technolo~ybanks(C.F.T.
= Centre For manufacturing Technology).
The first part of this report contains the theory on
ballast-technology that was used for the ballast-technologybank, the second
part describes the realization of the program.
KEYWORDS
LANGUAGE
Technology bank
Designing of ballasts for discharge
lamps
Magnatic induction
Watt-loss
Airgap
Winding parameters
DUTCH
MAILING LIST:
Examencommissie: Prof. Ir. F. Doorschot
(voorzitter)
Prof. Ir.
J.
Balkestein
Ir. P. Mikkers
lng. F. Langemeijer
Ir. P. Wijnands, Philips Oss
De heren
Beekmans
Droomers
van Esch
van de Helm
van Merrienboer
Paulusse
Penning
van Riel
Smit
Streefland
Teunisse
Thiessens
van de Wielen
FORMULERING EINDOPDRACHT VOOR: E. Oortwijn
TU-Eindhoven
Faculteit der Werktuigbouwkunde
Afstudeerhoogleraar: Prof.Ir. F. Doorschot
OPDRACHT:
Het ontwerpen van een technologiebank voor het berekenen van voorschakelapparaten (V.S.A.'s), ten behoeve van Philips 055. Het voorschakelapparaat zorgt voor het stabiel branden en goed starten van een gasontladingslarnp. Bij de ontwikkeling van een nieuw type lamp, hoort ook de ontwikkeling van een nieuw type V.S.A. dat voor de nieuwe lamp optimaal funktioneert.
Daar de nieuwe lamptypen elkaar steeds sneller opvolgen, is de technologiebank een gewenst hulprniddel om snel tot maakbare V.S.A.-ontwerpen te kornen.
Bij het ontwerp van de technologiebank dient erop gelet te
worden dat deze in de toekornst nog uitgebreid moet kunnen worden.
AANPAK:
-Analyseer de bestaande technologie op het gebied van het ontwerpen van V.S.A.'s, en forrnuleer deze op een wijze die in de vorrn van een algoritrne is te schrijven.
-Analyseer het V.S.A.-ontwerpproces en korn op grond daarvan tot een een rnogelijke structuur voor de technologiebank.
-Zet de beide uitgevoerde analyses om in een werkend programma.
Oktober 1986 Ir. P.N.G. Wijnands Philips 055 Prof.Ir. F. Doorschot
TU-Eindh'J;4
~---Inhoudsopgave deel 1: Abstract Opdrachtomschrijving Inhoudsopgave Symbolenlijst Samenvatting Voorwoord Inleiding
Boofdstuk 1 : Waarom VSA's
?
bIz. 3 5 8 9 10
§ 1.1 De functies van het voorschakelapparaat
11 11 14 16 17 18
§ 1.2 Een weerstand als VSA
§ 1.3 Een spoel als VSA
§ 1.4 Een kapaciteit. als VSA
§ 1.5 De keuze
Boofdstuk 2: De functie van een t.echnologiebank 20
§ 2.1 Technologieprogramma's 20
§ 2.2 Technologieprogramma voor VSA ontwerpen 21
Boofdstuk 3: De bouw van het VSA
§ 3.1 Onderdelen en afmet.ingen
Boofdstuk 4: Berekeningen bij het. ont.werp
§ 4.1 Bet ontwerpproces § 4.2 Bet wikkelen § 4.2.1 Wikkelmethoden 23 23 28 28 29 29
§ 4.2.2 Bet orthocyclisch maximum 30
§ 4.2.3 Bet technisch maximum 31
§ 4.3 De Iuchtspleet 33
§ 4.3.1 Afleiding van de formule 33
§ 4.3.2 De permeabiliteit van het blik 35
§ 4.3.3 Berekening korrektie faktoren 36
§ 4.3.4 VergeIijking met bestaande
programma 38
bIz. § 4.4 De vermogensverliezen 38 § 4.4.1 De specifieke Watt-verliezen in ijzer 39 § 4.4.2 De anisotropie faktor § 4.4.3 De deformatie faktor § 4.5 De induktie § 4.6 De materiaalkosten § 4.7 De stapelhoogte § 4.8 De draaddiameter
Hoofdstuk 5: Vergelijking en conclusies
§ 5.1 Vergelijking met metingen en
huidige berekeningen § 5.2 Conclusies en aanbevelingen Literatuuropgave Bijlagen 40 41 42 44 45 46 47 47 48 50
Lijst van gebruikte symbolen,
a A ex ex B B Bo d dodksch
DDmpt
Dmax
t. ffa
fd
Fij
¢ ~Pootbreedte van het blikprofiel
Fluxoppervlak binnen een winding
Relatieve verhoging van Watt-verliezen in
gedeformeerd blik
Richtingscoijfficiijnt in de relatie tussen
8 (gemeten) en 8(berekend)
Netto wikkelbreedte
Magnetische induktie
Induktie waarop genormeerd wordt
Induktie in de luchtspleet
Induktie in het stootvoeg gebied
Induktie in het ijzercircuit
Konstante in de relatie tussen 8(gemeten)
en 8(berekend)
Kerndraaddiameter
Kerndraaddiameter waarop genormeerd word
Kopschotdikte
Overall diameter van de gerekte draad
Middelpuntsafstand tussen twee draden in
een laag windingen
Overall diameter van de ongerekte draad
Luchtspleetgrootte
Lengterek in de draad
Netfrequentie
Anisotropiefaktor
Deformatiefaktor
Stapelfaktor
Flux van de spoel
Korrektiefaktor voor de stootvoeg en
de circuit onderbreking
l'
Verbeterde korrektiefaktor voor de stootvoeg
h
hs
H HHa
en de circuit onderbreking
Hoogteverschil tussen twee lagen windingen
Stapelhoogte
Netto wikkelhoogte
Veldsterkte
Aangelegde veldsterkte
(m) (m2 ) (-) (-) (m)(Tesla)
(Tesla)
(Tesla)
(Tesla)
(TesIa)
(m) (m) (m) (m) (m) (m) (m) em) (-)(Hz)
(-) (-) (- )(V*sec)
(m) (m) (m) (m) (m) (Aim) (Aim)Ho
Ha'
Hij
I kk'
kbr
lij
1gem
L L nNortho
Nmax
Nproef
Nextra
w PI.O Pl,oll Pl J 5I I
Pi ndI I
Veldsterkte in de luchtspleet
Veldsterkte in het stootvoeg gebied
Veldsterkte in het ijzercircuit
Stroomsterkte
Korrektiefaktor voor de luchtspleet
Verbeterde korrektiefaktor
v~~rde
luchtspleet
Kernbreedte van de spoel
Gemiddelde lengte van veldlijnen in
ijzercircuit
Gemiddelde lengte van een winding
Aantal lagen met windingen
Coefficient van de zelfinduktie
Aantal windingen
Orthocyclisch wikkelmaximum
Technisch wikkelmaximum
Technisch wikkelmaximum uit proeven
Aantal windingen dat eventueel extra
(Aim)
(A/m)
(A/m)
(A) (-) (-) (m) (m) (m) (-) (Ohm) (-) (-) (-) (-)in het wikkelvenster zou passen
(-)
Permeabiliteit van het vacuUm (4x*10-
7 )(V*sec/A*m)
Relatieve permeabiliteit bij een
wisselveld
. Hoekfrequentie
Specifieke Watt-verliezen bij
1,0 Tesla
Specifieke Watt-verliezen bij
1,0 Tesla in walsrichting
Specifieke Watt-verliezen bij
1,0 Tesla loodrecht op walsrichting
Specifieke Watt-verliezen bij
1,5 Tesla in walsrichting
Specifieke Watt-verliezen bij
1,5 Tesla loodrecht op walsrichting
Specifieke Watt-verliezen bij een
induktie in walsrichting
Specifieke Watt-verliezen bij een
induktie loodrecht op walsrichting
(-) (-)
(Watt/kg)
(Watt/kg)
(Watt/kg)
(Watt/kg)
(Watt/kg)
(Watt/kg)
(Watt/kg)
R
Weerstand
(Ohm)
Rspec
Draadweerstand per lengte eenheid
(Ohm/m)
t
Tijd
(sec)
U
Spanning
(V)
Ueff
Effektieve spanning
(V)
U. poel
Spanning over de spoel
(V)
Wcu
Watt-verliezen in de koperdraad
(Watt)
Wfe
Watt-verliezen in het blik
(Watt)
z
Impedantie
(Ohm)Samenvatting,
Bij de ontwikkeling van een nieuw type V.S.A. is de ontwerper
gebonden aan eigenschappen van de lamp (lampspanning,
lampstroom) en aan afmetingen die gestandaardiseerd zijn in
verband met het produktieproces (stapelhoogte en
blikpro-fiel).
Maar ook heeft de ontwerper een aantal vrijheden zoals o.a.
het aantal windingen en de te gebruiken draaddiamater.
Binnen deze vrijheden moet de ontwerper het V.S.A.
optimali-sereno Hierbij kan een technologiebank een goed hulpmiddel
zijn. In het eerste deel van het verslag is de funktie en de
opbouw van een V.S.A. vastgelegd, alsmede de modelvorming die aan de basis van de technologiebank staat. De belangrijkste
.delen van dit model beschrijven het wikkelen van de spoel,
het berekenen van de luchtspleet in het V.S.A. en de
bereke-ning van de vermogensverliezen in het V.S.A.
Het tweede dee 1 van het verslag laat zien hoe uitgaande van
de ontwerpberekeningen het technologiebank programma werd
opgesteld. In dit deel is ook een beschrijving van het
gerealiseerde programma gegeven.
De berekeningsresultaten die met het opgestelde programma
werden bereikt geven aan dat vooral de berekening van de
Watt-verliezen in het blikpakket nog niet de gewenste
Voorwoord,
Als afronding van mijn studie aan de TU Eindhoven, faculteit
der werktuigbouwkunde, heb ik mijn afstudeeropdracht
uitge-voerd bij de Nederlande Philips Bedrijven B.V.
De opdracht omvatte het ontwikkelen van een technologiebank programma ten behoeve van de VSA ontwikkeling bij Philips in
055. Hierbij was het gewenst dat het voorbeeld werd gevolgd
van technologiebanken die eerder werden ontwikkeld bij het
C.F.T. (het Centrum voor Fabricage Technieken van Philips).
De opdracht viel uiteen in twee delen: het verzamelen en
analyseren van de huidige technologie op het gebied van de VSA ontwikkeling en het onderbrengen van deze technologie in een programma.
Het eerste gedeelte van mijn afstudeerwerk heb ik daartoe
uitgevoerd bij Philips in Oss waar de VSA ontwikkeling en
produktie plaatsvindt. De realisatie van het programma werd op het CFT in Eindhoven uitgevoerd.
Ook de verslaglegging van deze opdracht is op die wijze in
twee delen gesplltst. Deel 1 bevat de theorie en de analyse
van de VSA technologie terwijl deel 2 de realisatie van het
programma beschrijft.
Mijn dank gaat uit naar de heren Doorschot, Wijnands en
Paulusse die mij gedurende mijn afstudeerperiode uitstekend begeleid hebben. Verder bedank ik iedereen met wie ik in deze
periode zo prettig heb samengewerkt. Zonder volledig te zijn
noem ik: A. van Merrienboer, C. Smit, A. Teunisse, F.
Droomers,
J.
Pannekoek en F. de Klein. Zij allen hebbenervoor gezorgd dat mijn afstudeerperiode niet aIleen een zeer
leerzame periode werd maar daarnaast ook een zeer leuke
periode was.
Bijzondere dank ben ik verschuldigd aan Petra Wij5beck die
mij enorm heeft geholpen door a1 het typewerk voor mij te
verzorgen.
Eindhoven. maart 1987
41:,e::>
Inleiding,
In dit deel van het verslag wordt de theorie beschreven die
in het tweede deel wordt verwerkt in de technologiebank.
Om
goed te kunnen begrijpen wat er bij het ontwerp van eenV.S.A. allemaal van belang is wordt eerst de funktie en de
opbouw van een V.S.A. behandeld. Hierna worden aIle
bereke-ningen die aan het V.S.A. worden uitgevoerd geanalyseerd en
dusdanig geformuleerd dat zij in de technologiebank kunnen
Hoofdstuk 1: Waarom VSA's ?
I 1.1
Defunctles van het voorschakelapparaat,
Om de functies van het voorschakelapparaat (VSA) te
begrij-pen, dient eerst wat dieper op de werking van SL, PL, en TL lampen, de gasontladingslampen, in te worden gegaan.
In principe is de lamp een met gas gevulde buis waarin aan
beide uiteinden een elektrode is ingesmolten. Wanneer over
deze elektroden een voldoende groot spanningsverschil wordt
aangebracht, dan zullen er elektronen van de kathode naar de
anode worden geemitteerd. Doordat de buis gevuld is met een
gas zullen er botsingen gaan optreden tussen de gasatomen en
de elektronen. Bij deze botsingen zijn drie situaties te
onderscheiden:
1. De botsing is elastisch. er ontstaat bij deze botsing
enkel warmte. Voor lichtproduktle gaat deze energie
verloren.
2. De botsing brengt het gasatoom in aangeslagen toestand.
Dat wil zeggen, door de botsing wordt binnen het gasatoom een elektron in een hogere energetische toestand gebracht
waaruit het na korte tijd weer terugvalt. Bierbij komt de
energie vrij in de vorm van licht.
3. De botsing maakt een elektron geheel vrij uit het gas
atoom. Na de botsing zijn er dus twee ~lektronen en een
gasion, waarvan de elktronen op hun beurt weer atomen
kunnen aanslaan of ioniseren. Bet ion verplaatst zich naar
de kathode om daar elektronen vrij te maken zodat de
stroomdoorgang gegarandeerd is.
ioniseren aangeslagen figuur 1 ,.--... /' " A I " .. - , \l,r I I ' \ J , I (i) I ~\ I \ \ \ I I ,.'
f'
" ' - - ' .f ...'--
...---- i
'"
"
"
,-/ -/' 'S,-"':1
, I 4' Ln-1 \ \ , ~ I-'~:" r .... , , - _ ... I"
...__
..
"'" elastisch .... --/ .... I / ' - " , I I \ \ : 1 0 I J _ \ , \ ,_",,~ I / ~_\ ... 1...
..._-;
"'-Het hierboven beschreven proces treedt pas op wanneer de
spanning over de elektroden een minimum waarde overschrijdt:
de ontsteekspanning. Pas bij deze ontsteekspanning is de
veldsterkte in de lamp voldoende hoog om elektronen aan de kathode vrij te maken en gasatomen te ioniseren. Wanneer het ionisatieproces eenmaal op gang is gebracht kan de
lampspan-ning weer iets dalen terwijl het ionisatieproces in stand
blijft.
De ontsteekspanning is niet veer iedere lamp gelijk maar is
afhankelijk van een aantal faktoren.
Het soort gas waarmee de buis gevuld is.
De ionisatiespanning is een soortelijke eigenschap van het gas.
- De gasdruk.
Bij een lage gasdruk zijn er weinig gasatomen in de
buis aanwezig, zodat de kans dat een elektron en
gasatoom treft erg klein is. Ook bij een hoge gasdruk
is er weinig ionisatie: de elektronen bot sen zo vaak op een atoem dat de elektronen tussen twee botsingen te weinig tijd hebben om voldoende snelheid voor een
volgende ionisatie te verkrijgen. Zowel hoge als lage
gasdruk vraagt dus een hoge ontsteekspanning. Er
tussen in bevindt zich een optimum, waar de ontsteek
spanning minimaal is - De buisdiameter
Bij een kleine buisdiameter is er relatief een groot
glasoppervlak aanwezig. De elektronen hebben dus een
grote kans om de glaswand te treffen. inplaats van een
gasatoom. Een kleine buisdiameter vraagt dus een
hogere ontsteekspanning.
- Bet materiaal en de vorm van de elektrode.
Een elektrode met een puntige, scherpe, vorm verhoogt
plaatselijk de veldsterkte hetgeen het emitteren van
elektronen bevordert.
Ook kan men de elektrode bedekken met een materiaal
dat gemakkelijk elektronen uitzendt (bijv. BaO of
- De lengte van de buis.
Hoe langer de buis is, hoe hoger de spanning zal zijn
die nodig is om elektronen aan de kathode ~rij te
maken. Om het ontsteken toch te vergemakkelijken kan
men gebruik maken van een hulpelektrode halverwege de buis.
Het leveren van de piekspanning die voor de ontsteking nodig is, is de eerste funktie van het VSA.
Na ontsteking van de lamp zal de gasontlading zich gedragen
volgens een negatieve spanning-stroom karakteristiek. Dit
houdt in dat bij een toenemende stroomsterkte, de spanning om de gasontlading in stand te houden afneemt.
figuur 2
u
i
--- R,
AU ___ :__
R.t
I I I I I •.
dR <0
dl
1-+
Spanning-stroom Karakteristiek.Het gevolg van zo'n karakteristiek is. dat een zelfstandige
gasontlading niet stabiel is. Wanneer de stroom door de lamp
met ~I toeneemt, neemt ook het aantal vrije elektronen in de
buis toe, waardoor er meer ionisatie gaat optreden. De
geleidbaarheid neemt hierdoor toe waardoor de lamps spanning
kan afnemen tot de waarde die bij de nieuwe stroomsterkte
hoort. Indien de lampspanning toch constant gehouden wordt.
dan zal deze spanning, die hoger is dan strikt noodzakelijk
voor het in stand houden van de gasontlading, de lampstroom blijven opjagen totdat de lamp defekt raakt.
Het blijkt dus nodig om de gasontlading te stabiliseren en op
die wijze de lampstroom te begrenzen. Dit is de tweede
functie van het VSA.
Een eis die aan het VSA gesteld moet worden, is dus dat het
een positieve spannings-stroom karakteristiek bezit, zodat de serieschakeling van VSA en lamp een karakteristiek heeft die, tenminste gedeeltelijk, positief en dus stabiel is.
/
/
, / ~.
~/:::'~=-·
___
--.JI...l,_-=:::t=t:=:==-gasontlading
figuur 3
De weerstand of impedantie van het VSA mag niet te klein zijn
omdat er dan bij kleine variaties in de netspanning de
stroomsterkte te sterk gaat varieren. De spanning-stroom
karakteristiek gaat namelijk vlakker lopen naarmate de
impedantie van het VSA afneemt. Daar er altijd fluctuaties in
de netspanning ~ullen optreden moet hier weI degelijk
rekening mee worden gehouden; anders zouden de elektroden het door deze fluctuaties al begeven.
De twee hiervoor beschreven functies, leveren van
piekspan-ning en stabilisatie, kunnen worden gerealiseerd door een
weerstand, een spoel, een kapaciteit of kombinaties hiervan als VSA toe te passen.
I
1.2 len weeratand ala
VSA
R
starter·
yl
Uonts
figuur 4 I I I I II
k
)Idonkerperiode
t
---+Ulamp
Wanneer een weerstand als VSA wordt toegepast treedt er geen
fasedraaiing op tussen netspanning, lampstroom en
lampspan-ning. De lamp zal ontsteken zodra de netspanning groter wordt
dan de herontsteekspanning. Daarna loopt de netspanning
verder op tot zijn maximum en zakt de lam~spanning iets terug
tot zijn stabiele waarde. Het verschil tussen de door het net
toegevoerde energie en de door de lamp opgenomen energie
wordt in de weerstand gedissipeerd. Zodra de netspanning weer
onder de herontsteekspanning daalt dooft de lamp tot nieuwe
ontsteking volgt. Het gevolg van deze donkerperioden is dat
de lamp flikkert.
Het starten van de lamp moet gebeuren door eerst bij gesloten
starterschakelaar de elektroden middels de kortslultstroom
voor te verw?rmen, waarna bij opening van de schakelaar het spanningsverschil over de lamp moet doen branden.
De spanningspiek die nodig is om de lamp te starten wordt
niet, of slechts met moeite, geleverd: het starten gaat
slecht. Op het moment dat de starterschakelaar (het
glimmer-licht) zich opent is de spanning over de elektroden gelijk
aan de netspanning. De lamp zal aIleen starten wanneer zijn
ontsteekspanning zo laag is dat hij onder de netspanning
De nadelen van een weerstand als VSA zijn nu:
1., Laag rendement (± 50 %)
2. Stroboscopisch effekt (relatief grote donkerperioden) 3. Grote stroomvervorming
4. Start problemen
Het voordeel van een weerstand VSA is de lage prijs.
I 1.3
Ken spoel als VSA
glimmerlicht
lamp
Ulamp
figuur 5
In feite is de spoel een serieschakeling van een zuivere
zelfinduktie en een kleine weerstand. Doordat er in de
zuivere zelfinduktie een fase draaiing van 90° optreedt lopen
de netspanning en de lampstroom niet meer in fase. Op het
moment dat de lampstroom door nul gaat is de netspanning
boven de herontsteekspanning van de lamp zodat de lamp direkt
weer stroom gaat voeren en blijft branden. Er is dus geen
donkerperiode meer.
Ook het starten van de lamp gaat goed met de spoel. Op het
moment dat de starter opent ontstaat een spanningspiek ter
Voordelen van de spoel als VSA
1. Hoog rendement
2. Geen donkerperioden
3. Geringe stroomvervorming
- 4. Geen startproblemen
Een nadeel is het feit dat deze oplossing duurder is dan een
weerstand.
§
1.4 Een kapaciteit als VSA
-
glimmerlicht
vl
!lamp
figuur 6
Deze
oplossing is niet zondermeer toepasbaar. Wanneer de
spanning van teken wisselt ontlaadt de condensator met een
heel hoge stroom over de lamp hetgeen een te grote belasting
van de elektroden inhoudt.
Om toch de kapaciteit toe te kunnen passen moet men de stroom
begrenzen door de kapaciteit te kombineren met een spoel, of
door te werken bij hoge frequenties. In die gevallen kan men
toch nog gebruik maken van het voordeel van de kapaciteit,
namelijk het hoge rendement. Samenvattend geldt dus:
Bet voordeel van een kapaciteit als VSA is - het hoge rendement.
De nadelen zijn:
- de beperkte toepasbaarheid - de grote stroomvervorming
- de aanwezigheid van donkerperioden
i
1.5
Dekeuze
Om tot een nog beter funktionerend voorschakelapparaat te
komen, kan een kombinatie van de
worden gebruikt. In de meest optimale
elektronische VSA waarmee exact de
elektroden, het ontsteektijdstip, de
lampstroom kunnen worden ingesteld.
beschreven komponenten situatie ontstaat een voorgloeitijd van de ontsteekspanning en de
De nadelen van zo'n elektronische VSA zijn vooral de hoge
kostprijs en daarnaast de temperatuursafhankelijkheid van
zo'n circuit.
Vandaar dat het VSA zoals het bij Philips in Oss geproduceerd wordt, bestaat uit een spoel, die, mede gelet op de relatief
lage kostprijs, van de genoemde oplossingen de beste
eigen-schappen heeft. De positieve spanning-stroom karakteristiek
van de spoel met ijzerkern is te be1nvloeden door een
luchtspleet in de ijzerkern aan te brengen. Door de
lucht-spleet te varieren kan de karakteristiek van de
gasont-ladingslamp met VSA geoptimaliseerd worden, zodat een goede
/ aHeen
- - - ---aUeen IJzer
lucht
..
/,1
ijzerkern met luchtspleet
/1
/~
ul
I
Hoofdstuk 2: De functie van een Technologiebank
I 2.1 Technologie progra.aa's
Voor nieuwe VSA
ontwerpen geldt net als voor aIle nieuwe
produkten dat de nieuwe typen elkaar snel opvolgen. Hierdoor
is er voor de ontwikkelaar slechts weinig tijd om ontwerpen
die aan de nieuwe eisen voldoen te realiseren. Voor het snel
maken van de
juiste keuzes kan de technologiebank,
of
analyseprogramma, een goed hulpmiddel zijn.
Onder een technologiebank dient men
een combinatie van
computerprogramma's en gegevensbestanden te verstaan. Hiermee
kan de ontwikkelaar zelfstandig tot nieuwe ontwerpen komen.
De voordelen van het gebruik van de technologische kennis die
in de technologiebank gelntegreerd is, zijn (lit. [lJ):
- hoge nauwkeurigheid
- goede controle en terugkoppeling mogelijk
- optimalisatie van het ontwerp
- mogelijkheid tot integratie in C.A.D. systemen
- inzicht in tolerantie gevoeligheid
- geen beperkingen door problemen bij toepassing van de,
soms complexe, theorie.
De opbouw van een technologiebank is voor iedere toepasssing
gelijk: een invoergedeelte, een informatie- en rekengedeelte
en een uitvoergedeelte.
In het invoergedeelte legt de gebruiker een aantal variabelen
vast die nodig zijn om de berekening uit te kunnen voeren.
Deze invoer is een keuze van de gebruiker welke hij maakt op
basis van de eisen die hij aan zijn ontwerp stelt.
Het informatie- en rekengedeelte leest gegevens uit het
data-bestand van het programma en voert hierna de gewenste
berekening uit.
De nauwkeurigheid van de modelvorming die in
dit gedeelte gehanteerd wordt, bepaalt de nauwkeurigheid van
de berekeningsresultaten.
Deze resultaten worden in het uitvoergedeelte tesamen met de
gepre-I
2.2
Technologieprogramma voor VSA ontwerpen.
Het ontwerp van nieuwe VSA typen kent vele aspecten op grond waarvan men het ontwerp kan beoordelen. Dit zijn aspecten als kostprijs, verlies aan rendement (Watt-verliezen), opwarming,
standaardisatie en grootte van de toegepaste luchtspleet.
Deze laatste twee punten hangen samen met de keuze van
voorkeurswaarden voor bepaalde afmetingen van het VSA. De
andere aspecten volgen tevens uit berekeningen die aan het
elektrische circuit van het VSA worden uitgevoerd.
Juist doordat er bij dit ontwerpproces deze combinatie van
voorkeursafmetingen en rekenalgoritmes bestaat, is de
toepassing van een technologiebank voor de hand liggend. De
technologiebank ligt qua werking immers tussen het
software-pakket met rekenalgoritmen en het zelflerende expertsystem
met ervaringsgegevens in.
Het gemak van een computerprogramma als hulp bij het
ontwerp-proces is uiteraard reeds eerder onderkend. Vandaar ook dat
er bij Philips in Oss reeds een programma is ontwikkeld. Aan dit programma kleven echter wat nadelen.
In de eerste plaats betreft het het gebruikersgemak.
Drie variabelen die van primair belang voor het ontwerp zijn,
en slechts een aantal diskrete waarden kunnen aannemen,
kunnen aIleen via afgeleide variabelen worden ingegeven. Dit
houdt tevens in dat de gebruiker zelf buiten het programma
om, een kleine berekening moet uitvoeren om via de afgeleidde variabele de gewenste waarde voor de primaire variabele in te kunnen voeren. Voorbeelden hiervan zijn:
- Het aantal windingen van de spoel dat via de
koper-vulfaktor wordt ingevoerd. Deze is gedefini~erd als de
verhouding tussen de ruimte beschikbaar voor de
win-dingen en de door de winwin-dingen ingenomen ruimte in het VSA.
De draaddiameter die via de spoelstroom en de stroom dichtheid in de draad wordt ingegeven.
- De lengte van het blikpakket die via de induktie wordt ingevoerd.
Het gevolg hiervan is dat men de opgewekte induktie in een aantal decimalen dient te berekenen om de gewenste, diskrete,
waarde van de stapelhoogte in het ontwerp te krijgen. Dit
geldt analoog voer de draaddiameter en het aantal windingen.
In de tweede plaats zijn er nadelen bij het bestaande
programma omtrent de mogelijkheid tot het aanpassen en
uitbreiden ervan. Het programma werkt veelvuldig met sprongen
naar regelnummers en subroutines, hetgeen tesamen met het
ontbreken van commentaar, zorgt voor een onoverzichtelijk
geheel. In het programma zijn de variabelen ook niet
duide-lijk herkenbaar doordat geen duideduide-lijke, zinvolle, naamgeving
is toegepast. Onderhoud of aanpassingen aan het programma
zijn hierdoor niet meer mogelijk.
Een derde nadeel is het feit dat met het huidige programma
geen inzicht wordt verkregen omtrent de eventuele optima veer de variabelen en de tolerantiegeveeligheid daarvan.
Het nieuw te ontwerpen technologieprogramrna moet de hiervoor
genoemde problemen ondervangen. De technologiebank zal door
toepassing van ervaringsgegevens en voorkeursafmetingen
moeten zorgen voor rnaakbare, optimale, ontwerpen die aan de
vooraf gestelde specificaties voldoen.
Dankzij de standaard opbouw van het technologieprogramma kan het in de loop van zijn bestaan steeds worden aangepast en
verbeterd, simpelweg door een stukje uit het rekenhart, of
het databestand, te vervangen of er wat aan toe te voegen.
Wanneer er een flexibele bruikbaarheid van het programma
wordt gecreeerd kan men het entwerp uit vele hoeken
benade-ren. Zo kan men dan bijvoorbeeld een ontwerp maken op grond
van minirnale kostprijs, minimale verliezen, danwel voor een
vaste luchtspleet of vaste lengte van het blikpakket.
Het te ontwikkelen programma moet op een effektieve wijze
VSA-ontwerpen leveren en werken met een modulaire opbouw, die
er voor zorgt dat het programma gemakkelijk in onderhoud is
HQofdstuk 3: De bouw van bet YSA
I 3.1 Onderdelen en afmetingen
Het VSA is opgebouwd uit een negental componenten die ieder
hun invloed op de uiteindelijke eigenscbappen van bet VSA
hebben. Eerst moeten deze componenten even op een rijtje
gezet worden, s~men met de karakteristieke afmetingen van bet
VSA, zodat in bet volgende boofdstuk de verschillende
berekeningen die binnen het ontwerpproces moeten worden uitgevoerd, kunnen worden besproken.
..0
c
figuur 8 "L Cu" wiklletinv :to .1111." ... 1 S. _ _ mplaal 4. K""ocftOl s. Konl ... lv ... n; •. Nome. Ilol."e 7. LUChl.p . . . I ... ullinll· I. .000 .... "I •• h .. III"II'2---+
6---~::;;-'4
Sl; ..
~~:~3
8
1
~--7Naamgeving bij de belangrijkste afmetingen zoals die in de
rest van dit verslag wordt gebanteerd:
a - Stapelboogte in (m) b Profielboogte in ( m) c - Profielbreedte in (m) d Kernbreedte in (m) e - Lucbtspleet in (m) f - Wikkelboogte in (m) g - Wikkelbreedte in (m)
23
De componenten:
1. Koperdraad met coating,
In principe kan men slechts een beperkt aantal
draaddia-meters toepassen. Binnen het pakket dat door de firma Pope
kan worden geleverd worden een aantal voorkeurdiameters
gehanteerd. Voor de SL en PL VSA's gebruikt ean diameters
varierend van 0,18 rom tot 0,224 rom. In de TL VSA wordt
dikkere draad toegepast, namelijk 0,25 rom tot 0,43 mm.
De koperen kerndraad is bekleed met een lak die voor
isolatie zorgt. Wanneer men spreekt over een draad van
diameter 0,18 mm, duidt men op de kerndraad. De diameter
met coating heet over-all diameter. Voor de bekleding van de draad bestaan twee typen coating die in dlkte
verschil-len. Een coating grade 2 is dikker dan grade 1 en geeft
dus een betere isolatie.
2. Blikpakket
Het blikpakket is een opeenstapeling van gestampte
profielen. De lengte van dit bllkpakket, de stapelhoogte,
is aan vaste afmetingen gebonden. Indlen men nieuwe
stapelhoogten gaat invoeren brengt dit, door de nodige
aanpassingen in de assemblage lijn, hoge kosten met zicht
mee.
instelbare luchtspleet
voor SL/PL" TL
figuur 9vaste luchtspleet
voor
HK
De blikprofielen zijn momenteel opgebouwd uit twee delen. Voor SL/PL en TL VSA's is dlt een T en een U profiel, voor
Het afvalpercentage bij rechtstreeks samen met het
het stampen van het blik hangt blikprofiel. Ook de verliezen
en het VSA hangen hierrnee sarnen, imrners wanneer men het
blikprofiel uit meerdere delen samenstelt komen er meer
onderbrekingen in het ijzer circuit en daarmee nemen de
verliezen toe.
Het soort blik dat momenteel toegepast wordt (silicium
ijzer) bestaat uit twee typen. geklassificeerd naar de
specifieke Watt-verliezen en heeft een dikte van 0,5 mrn.
3. De bodemplaat.
De bodemplaat dient ter bevestiging van het VSA in het
armatuur van de lamp. Tevens geeft de bodemplaat het VSA
zijn stijfheid. In de bodemplaat treedt ook enig
Watt-verlies op, dit ligt in de orde van 0,1 Watt, hetgeen in
dit verslag verder niet wordt meegenomen.
·i. Het kopschot,
De kopschotten worden bij assemblage gebruikt voor bet
wikkelen van de spoel. De kopschotten worden hierbij
namelijk op de wikkeldoorn geplaatst waarna de spoel om de kopschotten wordt gewikkeld.
De spoel wordt nu met de kopschotten op de T-profielen
geschoven.
De kopschotten aan beide uiteinden van het VSA zijn
verschillend, in een van beiden zijn de kontakten
ge-plaatst waarmee het VSA wordt aangesloten.
Onder de dikte van het kopschot verstaan we de maat die in bet onderstaande figuur is aangegeven.
I' _·c::::':: .'-.
koota
kt
...
cv .lI: .lI: ro c. .lI: ' -.0---
~kopscho
tdikte
figuur 10 255. De kontakten,
Het gebruikte kontakt bezit twee verschillende zijden. De zijde waar de spoel wordt aangehecht wordt gevormd door
een I.D.C. (isolation displacement contact) of een
krimpkontakt. De andere zijde is een insteek kontakt
waarmee het VSA wordt aangesloten. Voor de verschillende
kategorieen draaddiameters worden ook verschillende
kontakten toegepast. Ze worden geleverd door de firma's
A.M.P. en Grote und Hartmann.
6. De nomex,
Tussen de windingen en het blikpakket zit een laag nomex
ter isolatie van de koperdraden. Bij hoogkant VSA's
bevindt zich de nomex slechts aan een zijde van het pakket met koperwindingen.
De andere zijden worden afgeschermd door de kunststof
spoelkoker, die als basis bij bet wikkelen van de spoel
wordt gebruikt. Bij hoogkant VSA's zijn de kopschotten met elkaar doorverbonden d.m.v. de kunststof spoelkoker.
nomex
nomex-+~
spoelkoker
figuur 11
7. De luchtspleetvulling,
De lucbtspleet in SL/PL en TL VSA's is instelbaar door de
T meer of minder in de U te drukken. De ingestelde
lucbtspleet wordt op maat gebouden door wrijving tussen de blikprofielen. De luchtspleetvulling wordt aangebracht ter voorkoming van bromo Deze vulling bestaat uit het weinig compressibele materiaal vicotex.
n-,...,.~.
[a s
, vast
figuur128. De bodemplaatvulling,
Tussen het T-profiel en de bodemplaat bevindt zich de
bodemplaatvulling. Indien deze zou worden weggelaten, zou de bodemplaat onder invloed van het wisselende magnetische veld gaan trillen en hierdoor brom veroorzaken.
9. De impregneerlak,
Na assemblage wordt het VSA ge~mpregneerd met lak. Dit
heeft meerdere bedoelingen. Door de uithardende lak is er
geen beweging meer mogelijk tussen de VSA componenten
onderling. De lak voorkomt dus bromo Verder vormt de lak
een beschermende laag rondom het VSA. bijvoorbeeld tegen
corrosie. Als laatste is er het estetische oogpunt: het
HQofdstuk 4: Berekeningen bij bet ontwerp
I 4.1
Bet ontwerpproces.
Indien er een nieuw type VSA bij een nieuwe lamp moet worden ontworpen, krijgt de ontwerper gegevens en eisen waara an bet
VSA moet voldoen. De gegevens zijn de spanning en stroom
waarbij bet VSA moet funktioneren, alsmede de netfrequentie
en bet type blikprofiel dat bepaald wordt door het type lamp.
Tevens ligt het maximum vast wat er aan Watt-verliezen mag
optreden, het VSA mag immers niet te veel opwarmen.
Op grond van deze gegevens moet nu het VSA gedimensioneerd
worden. Of we 1 de volgende eigenschappen moeten worden
bepaald:
1. Bet aantal windingen
2.
De Watt-verliezen3. De afmeting van de luchtspleet
4.
De induktie5. De materiaalkosten
6. De stapelhoogte
7.
De draaddiameterD~~ genoemde eigenschappen staan allen met elkaar in verband
en vormen dus een stelsel vergelijkingen dat de ontwerper
d:lent op te lossen. Hij moet hierbij een aantal variabelen
kiezen waarna hij de rest kan
ontwerper doet is afhankelijk
berekenen. Welke keuze de
van de prioriteiten die hij
stelt. Wil hij in eerste plaats een bepaald aantal windingen
r~,aliseren of moet de luchtspleet een vaste waarde krijgen ?
Wil hij de Watt-verliezen minimaliseren of moet een gegeven
stapelhoogte worden gerealiseerd ?
De keuze verscbilt dus van ontwerp tot ontwerp. Hoe de in
deze paragraaf genoemde eigenschappen worden berekend en boe
ze samenhangen met de andere ontwerpparameters, wordt in de
I 4.2 Bet wikkelen
i
4.2.1 Wikkel.ethoden.
Er
bestaan drie methoden voor het wikkelen van een spoel. Hetideale proces is het orthocyclisch wikkelen waarbij de draden
in een dichtste pakking op elkaar komen te liggen. Op deze
wijze krijgt men het grootst aantal windingen in een vaste
ruimte. Bet andere uiterste is het wilde wikkelen waarbij de
w:lndingen volstrekt willekeurig ten opzichte van elkaar komen
te liggen. Tussen de windingen bevindt zich nu veel loze
ruimte.
Bier tussen in ligt het proces dat voor de VSA produktie in
055 wordt toegepast: gericht wild wikkelen. Men tracht het
orthocyclische wikkelproces zo goed mogelijk te benaderen,
maar door optredende wikkelfouten kan men het orthocyclische
proces slechts tot op zekere hoogte benaderen. De
wikkel-fouten ontstaan doordat de wikkelmachines een eindige
bE~wegingsnauwkeurigheid bezi tten.
Bet maximum aan windingen dat men met orthocyclisch wikkelen
in het ter beschikking staande wikkelvenster kan plaatsen, is
exact te berekenen. Het is een theoretisch maximum. Het
tE~chnisch, werkelijk haalbare gericht wild gewikkelde maximum leert men uit de praktijk. Het ligt momenteel op ongeveer
I
4.2.2
He~ or~hoeyelisehmaximum.
De ruimte in het wikkelvenster, dat beschikbaar is voor het leggen van windingen, is het bruto wikkelvenster verminderd
met de ruimte die de aangebrachte nomex inneemt. Dit netto
wikkelvenster wordt gevuld volgens 'het orthocyclische
patroon.
B
...'-"<-1.ex
figuur 13
Bij het wikkelen wordt eerst de grondlaag gelegd. waarbij aan
het einde van de laag een halve draaddiameter ruimte moet
worden uitgespaard om de volgende laag goed te kunnen
plaatsen. De draaddiameter waarmee gerekend dient te worden
is de diameter van de door het wikkelen gerekte draad met
coating. De lengterek in de draad ontstaat door buigen van en
trekken aan de draad bij het wikkelen. De exacte grootte van
deze rek wordt momenteel bepaald in een aantal wikkelproeven. Totdat de resultaten hiervan bekend zijn is de aanname dat de rek 3 % bedraagt.
De diameter van de te wikkelen draad is, uitgaande van volume invariantie:
D
=
Dmax* .(
(1/ (1 + l»
(
m )In de breedte van het netto wikkelvenster kunnen n draden
liggen, waarbij n altijd een geheel getal moet zijn:
B - O,5D
n
= [
J
( - )
( [ J=
entier funktie)D
Het aantal draden dat nu is berekend wordt nu gelijkmatig
over de wikkelbreedte verdeeld waarbij de middelpuntsafstand
wikkel-De middelpuntsaftand tussen de draden is:
B - O,5D
1
Dmpt
= [ ( - - - - -
•
)] *
stapgr.
(m)n
stapgr.
Nu moet worden berekend hoeveel lagen met windingen er in de
wikkelhoogte kunnen worden gelegd, we noemen dit aantal
L:
h
= {
(D2 - O,25Dmpt
2 ) (m)H - D
L
= [
]
(-)
{(D2 - O,25Dmpt2)
+
1figuur 14
Bet orthocyclisch maximum aantal windingen is dus:
Northo
=
n
*
L (-)i
4.2.3 Bet technisch maximum,
Voor de bepaling van het technisch maximum aantal windingen,
als functie van het gebruikte blikprofiel en de gebruikte
draaddiameter,
zijn er drie methoden die men zou kunnen
hanteren:
1. Men gebruikt de gegevens die naar voren komen uit de
wikkelproeven. Momenteel zijn er echter hieruit nog te
weinig gegevens beschikbaar om
voor iedere draaddiameter
en bij ieder blikprofiel een waarde voor Nmax
te kunnen
geven. Bovendien wordt in de proeven aIleen gecontroleerd
of een gegeven aantal windingen gewikkeld kan worden. Dit
santal is niet per definitie gelijk aan Nmax.
:2.
Men gebruikt de gegevens van alle tot nu toe ontworpen VSA
typen en bekijkt daarbij van ieder type wat het maximum
aantal windingen
is dat in het verleden is toegepast. Ook
hier is het niet zeker dat dit aantal het echte technische
maximum is.
3. Men gebruikt uit de wikkelproeven de gegevens over het
aantal windingen en de daarbij bereikte spoeldikte. De
spoeldikte is gedefinieerd als de kernbreedte plus
tweemaal de wikkelhoogte en mag maximaal 25,5mm bedragen,
daar anders het U-blik niet meer over de spoel past. Uit
deze gegevens kan dan een indicatie voor Nmax worden
bepaald.
Er is gekozen voor deze derde methode. In de tabel van
bijlage I staan in de eerste drie kolommen de draaddiameter,
het aantal windingen uit de proef en vervolgens de
spoel-dikte. Hieruit is een schatting gemaakt van het aantal
windingen dat nog extra geplaatst zou kunnen worden. Daarbij
is de volgende formule gebruikt:
25,5 - spoeldikte B
Next r a
=
*
(-)2
*
d dDe indicatie v~~r Nmax is dan:
<Nmax>
=
Nproef + Nextra (-)Voor de punten<Nmax> is vervolgens de best passende kurve
gezocht, met een regressie methode. De resultaten hiervan
staan in de volgende kolom. Als dan de wikkelefficientie
(Nmax/Northo) wordt berekend blijkt deze te schommelen rond de 89,5 %.
In het technologie programma kan nu of weI de exponentiele
kurve voor Nmax worden verwerkt, of we 1 een berekening van
Nmax via de wikkelefficientie. Deze tweede manier is gekozen omdat er daarbij een connectie blijft bestaan tussen Nmax en
Northo en dus ook tussen Nmax en de afmetingen van het
wikkelvenster. Dit is van belang omdat Nmax dan ook berekend
kan worden voor blikprofielen met nieuwe afmetingen. Wanneer
voor het gebruik van de exponentiele kurve van Nmax zou zijn
gekozen, dan zou voor ieder blikprofiel, bij gelijke
draad-diameter, dezelfde waarde voor Nmax gelden. Dit is niet in
overeenstemming met de werkelijkheid.
Omdat er bij de HK profielen geen afmetingen van spoeldlktes voor hand en waren, is de wikkelefficientie daarvoor, evenals
voor de niet standaard blikprofielen, constant genomen op
0,9.
Steeds blijft gelden:
Nmax
=
wikkelefficientie*
Northo (-)§ 4.3
De
luchtspleet,De luchtspleet in de ijzerkern van de spoel dient ervoor om
de impedantie van de spoel op de gewenste waarde in te
stellen. Daarnaast heeft toepassing van een luchtspleet,
zoals gezegd in § 1.5, een gunstige invloed op de vorm van de
stroom-spanningskarakteristiek van het VSA.
De formule die voor de luchtspleet berekening in de volgende paragrafen wordt afgeleid bevat twee onbekende faktoren. Deze
worden later met behulp van gemeten waarden ingevuld.
Uiteindelijk zal de gevonden formule nog worden vergeleken
met de berekening die in het bestaande computerprogramma
wordt ultgevoerd.
I 4.3.1 Afleiding van de formule,
veldlijn
flguur 15
De afmeting die in figuur met
0
is aangegeven omvat een zonein het circuit die door de aanwezigheid van een kleine
luchtspleet, de stootvoeg en door aanwezigheid van
stampde-formatie een verhoogde weerstand tegen het aangelegde
De grootte van de luchtspleet
die afhankelijk zijn van het
is te
vari~renbinnen grenzen
gekozen blikprofieltype. Het
minimum wordt bepaald door de minimale maat van de toe te
passen luchtspleetvulling.
De maximale luchtspleet mag niet
overschreden worden omdat dan het T-profiel niet diep genoeg
in de U is geplaatst en er dus een te grote onderbreking in
het ijzer circuit ontstaat.
Voor de reactantie van de spoel vinden we (zie bijlage
II):2
*
'1[*
j.,lo* f * n2 * A * Fij
w
*
L=
(Ohm)ll.i
/.Ar
+k * 6
+ ~Waarin k
en
(fnog onbekende
corrigeert
v~~rhet feit dat
faktoren
zijn.
De faktor k
in verband met het grillige
de luchtspleet plaatselijk veel
verloop van de luchtspleet,
kleiner is dan de nominale waarde.
De term
~verrekent de
grootte van de aanwezige stootvoeg en de storende invloed die
deze op het magnetisch circuit heeft.
Voor de weerstand van de spoel wordt in bijlage III afgeleid:
R
=
n*
l(!em*
Rs pee (Ohm)Hierin is 1gem de lengte van een winding en Rspec de
weer-st,and van de draad per lengte eenheid.
De impedantie van een spoel is gedefinieerd als (bijlage IV):
(Ohm)
Wanneer nu de
laatste drie formules worden samengevoegd,
ontstaat de formule waarmee we de
luchtspleet kunnen
bereke-nen:
(Ohm) 2
*
'1[*
j.,lo*
f
*
nOl
*
A
*
Fij
=> {(
Z2 - R2)
=
(Ohm)l i . j
I 4.3.2
De
permeabllitelt van het bIik,
Voordat we de grootte van k en
r
kunnen bepalen moet nogworden. vastgelegd hoe de relatieve permeabillteit zich
gedraagt als funktie van de induktie.
Uit de grafieken die door de blikleverancier E.B.G. worden
geleverd (bijlage V) is het verband tussen de induktie en de
permeabiliteit af te lezen. Dit is gedaan in de tabel van
bijlage VI. Deze funktie is in gedeelten te beschrijven door de volgende kurven, die gevonden zijn met lineaire regressie. Ter vergelijking van de exacte waarden van de permeabiliteit
met de berekende waarden daarvoor, zijn beiden in
onder-staande grafiek uitgezet.
De vergelijkingen voor de permeabiliteit van STABOLEC 170-50A zi.jn:
1.1
1.1
() (T)<
Bo ~ 0,70 (T) ~r=
103 ,866*
(Bo )0,530 (- ) ~1.1
O,70(T)<
Bo ~ 1,01 (T) ~r=
-1392*
(Bo ) + 7048 (-)1.1
E
1,01(T)<
Bo ~ 1,36 (T) ~r=
-8869*
(Bo ) +14627 (-)1.1
1.1
1,36(T)<
Bo ~ 1,80 (T) ~r=
104 ,975*
(Bo ) -1 1 , 6 5 1 (-
)E
1,80(T)<
Bo ~r=
100 (-) Bo=
1 TeslaGrafisch wordt dat:
veroel i jk i.nQ tu .... e .... l'1u.exAk t en l'1u.ber.
7 I>
....
~+ ... ~ I -' A '\ - ~ /\
-
,n 1-"'"
...
u .... ,:..-
...
-
of. =. ~ .. ~ ':' 3 f~ ,:..'
.:.. 2 l't
\..,
\
......
\.
I
./~
.
..
~ ~ ~....
figuur 16 0.8 1. ~ lndu~t.e l'e~l~1Duidelijk is te zien dat het weinig zinvol is, de induktie kleiner dan 0,5 Tesla of groter dan 1,4 Tesla te kiezen. De relatieve permeabiliteit van het blik wordt dan zo laag dat
het blik te veel weerstand biedt tegen het aanleggen van een
magnetisch veld: het blik is verzadigd.
I 4.3.3 Berekening
ko~rektiefaktoren,
Voor 35 bestaande VSA ontwerpen wordt nu met de afgeleide
formule de luchtspleet berekend. Voor de korrektie faktoren
gebruiken we in eerste instantie k ::: 1 en
'6:::
0. De op diewijze berekende luchtspleten worden vergeleken met de gemeten
waarden. De korrektie faktoren worden dan zodanig bijgesteld
dat de berekende en gemeten waarden aan elkaar gelijk worden.
Indien bij deze korrektie faktoren reeds de juiste waarden
voor de luchtspleet worden berekend dan liggen aIle berekende
punten op een lijn onder 45 graden in de grafiek van de
gemeten luchtspleet tegen de berekende luchtspleet. Zo niet, dan bestaat er een lijn die het verband tussen 6 (gemeten) en 6 (berekend) vastlegt.
J
(ber)
Er geldt nu 6 (gemeten) = a
*
6 (berekend) +a
(m) 1 2*
n *~o*
f*
n2*
A * Fij6
(berekend)= --{---k ..f (ZZ - R2 ) => 6 (gemeten) = a 2 * n * uo*
f*
n2*
A*
Fij lij { k lij - ~} (m) ~ro }
+f3
(m)We kunnen de luchtspleet dus berekenen met de volgende
formule, waarin k' en ~' de juiste korrektie faktoren zijn:
2
*
n*
~o * f*
'n2*
A
*
Fij lij ~'0 =
-
---
(m)k'
*
..f (Z2 - R2 ) k'*ur k'en
3'
De korrektie faktoren k'
eerder gekozen waarden k en ~ en
zijn te berekenen uit de
de waarden voor a en
a.
(Stel hiervoor beide laatste
gelijk) .
k
k'
=
(-
) ent'
=
-f3
*
k'a
vergelijkingen aan elkaar
(m)
De afleiding van a en
f3
is, voor ieder profiel afzonderlijk,gebeurd in bijlage VI. De juiste korrektie faktoren zijn
geworden: profieltype korrektiefaktoren
SL/PL
a = 1,113 k' = 0,898 (-)f3
= -0,027 ~' = 0,024 (mm)TL
a = 1,466 k' = 0,682 (-)a
=
-0,133 ~' = 0,091 (mm)HK
a = 1,215 k'=
0,823 (- )f3
=
-0,0370'
= 0,030 (mm)I 4.3.4 Veraelijking .et bestaande proaramma,
Wanneer nu met de juiste korrektie faktoren de Iuchtspleet
wordt uitgerekend en men vergelijkt deze antwoorden met de
uitkomsten van het oude computerprogramma en met de gemeten
waarden, dan blijkt er een verbetering te zijn opgetreden. De
gemiddelde afwijking met de gemeten Iuchtspleet is tot de
helft (of minder) gereduceerd. Voor TL en HK profielen is de
verbetering minder dan voor SL en PL profielen. De reden is
dat in de afleiding enkel de permeabiliteit van
STABOLEC 170-50A blik is gebruikt, terwijl voor TL en HK
profielen meestal STABOLEC 260-50A wordt toegepast. Er is dus een nog grotere verbetering mogelijk.
(Zie v~~r de vergelijking ook bijlage VII)
Profieltype SL/PL TL HK
Gern.verschil
oud prograrn- 0,0291 (mm) 0,0600 (rom) 0,0208 (rnrn)
rna-gerneten Gem.verschil
nieuwe for- 0,0100 (rom) 0,0271 (rnrn) 0,0116 (rnrn)
mule-gerneten
Verhouding 1 : 0,34 1
.
.
0,45 1 : 0,56• 4.4
Devermogensverliezen,
DE~ vermogens- of Watt-verliezen van het VSA zijn in twee
delen te splitsen. Het eerste en grootste gedeelte bestaat
uit de Watt-verliezen die in de koper windingen optreden, het
tweede gedeelte van de verliezen ontstaat in het ijzer
circuit. In het algerneen zijn de verliezen in het
koperge-deelte twee tot drie maal zo hoog als in het ijzergekoperge-deelte. Over de verliezen in de koperdraad kunnen we kort zijn:
ze zijn enkel afhankelijk van de weerstand van de draad en de
stroornsterkte. In bijlage III is de weerstand in de draad
reeds berekend. Het in de draad ontwikkelde vermogen is dan:
Voor de verliezen in het ijzergedeelte spelen meer zaken een
rol. De verliezen worden bepaald door de specifieke
eigen-schappen van het blik, namelijk de specifieke Watt-verliezen
en de anisotropie en verder door de stampdeformatie in het
blik en de induktie waarbij het VSA wordt gebruikt. Uit het
werk van H. Coppelmans (lit [3J), uitgevoerd bij Philips in
Oss, is gebleken dat de berekening van de ijzer Watt-verlie-zen vol gens onderstaande formule kan gebeuren:
WFe
=
Massa*
Pl,O//*
B2*
fa*
fd (Watt)D~~ ijzermassa is eenvoudig te berekenen ui t de oppervlakte
van het blikprofiel, de stapelhoogte en de dichtheid van het
gebruikte ijzer. De induktie wordt verder besproken in §
4.5.
D~~ overige faktoren worden in de komende paragrafen
toege-licht.
§
4.4.1
De
specifieke
Wattverliezen in bet ijzer,
De specifieke Watt verliezen worden gedefinieerd bij een
vaste induktie en een bepaalde richting van het aangelegde
magnetische veld. De induktie waarbij deze specifieke
verliezen worden vastgelegd is 1,0 of 1,5 Tesla. De verliezen
zijn altijd het laagst wanneer de veldlijnen van het
aange-legde veld evenwijdig lopen met de walsrichting van het blik.
Het verschil tussen de verliezen in walsrichting en in de
richting loodrecht daarop, wordt uitgedrukt met het anisotro-pie percentage.
anisotropie %
=
PIJ 0
.1 -
PI J 0 / /*
100 % (-) PI , 01-
+ PI I 0 / /Wanneer wordt gesproken over de Watt verliezen bij 1,0 Tesla
(Pl,O) dan is dit het gemiddelde van de verliezen in beide
richtingen:
In de formule die wordt gebruikt ter berekening van de ijzer
Watt-verliezen, wordt aIleen P1,O// meegenomen. Via de
anisotropiefaktor fa wordt al rekening gehouden met het feit dat de verliezen in verschillende richtingen anders zijn. De
relatie tussen de verliezen en de hoogte van de induktie
wordt door de faktor B2 verrekend. De te gebruiken faktor
Pl,O/1
kan worden gemeten aan het blik maar men kan hem ookberekenen uit P1,O en het anisotropie percentage die beiden uit tabellen zijn af te lezen.
I 4.4.2 De
anisotropie faktor,
Middels deze faktor houdt men er rekening mee dat de
veld-lijnen niet in ieder deel van het blikprofiel evenwijdig
lopen aan de walsrichting van het blik. Terwiji weI gerekend
wordt met de specifieke Watt-verliezen in walsrichting. De
anisotropie faktor wordt berekend bij de induktie waarbij het VSA moet werken.
Wanneer de verhouding van de verliezen in beide richtingen
van het blik bekend is bij 1,0 Tesla en 1,5 Tesla, dan kan
hij ook worden berekend voor het werkpunt van het VSA.
Hiervoor wordt de volgende lineaire relatie gebruikt:
Pi ndl. Pl.
o.l
(PI , 5 .l I PI, 5 I I ) - (PI, 0.l
I PI, 0 I I )*
(ind - 1,0) (-)Ptnd/I PI,ol1 (1,5 - 1,0)
De verliezen wanneer de veldlijnen onder 45 graden met de
walsrichting Iiggen, worden op het gemiddelde gesteid van de
verliezen in walsrichting en loodrecht daarop.
Pi nd " Pi nd
.1
Pind II=
{ + }*
0.5 (-)Pi nd II Pind II Pi nd II
In het blikprofiel zijn drie gebieden te onderscheiden: )
I Het gebied waar de ~eldlijnen evenwijdig aan de
wals-richting zijn (=
OP~.
I)II
Het gebied waar d~ veldlijnen loodrecht staan op dewalsrichting (= OPPf II)
III
Het gebied waar de veldlijnen onder45
graden met dewalsrichting staan
~=
Opp. III)I
wa[srichting :
figuur 18
i
De anisotropiefaktor W01dt nu gedefinieerd als:
fa=
(Pi nd / / IPi nd / / )*OPPI\+ (Pi ndllPi nd / /) *OppII+ (Pi nd", IPi nd / / )*OppIII
i
TOraal profiel oppervlak
I 4.4.3
Dedeformatie faktor.
De deformatie faktor verdiskonteert het extra Watt-verlies
dat optreedt ten gevolge van (stamp) deformatie langs de
gehele omtrek van het blikprofiel. Hiertoe is fd als volgt
gedefinieerd:
ongedeformeerd volume + gedeformeerd volume
*
afd
=
(-)totaal blik volume
41
Hierin geeft a de verhouding aan tussen Watt verliezen in een
bepaald volume van gedeformeerd blik ten opzichte van dat
zelfde volume blik maar dan ongedeformeerd. In plaats van
volumes kan men in de formule ook het oppervlak van het
blikprofiel invullen.
Het gedeformeerde oppervlak is gelijk aan de omtrek van het
blikprofiel vermenigvuldigd met de dikte van de deformatie
zone, welke volgens metingen van K.H. Schmidt gelijk is aan
0,35
mm
(bijlage VIII). De deformatie faktor is nu teherschrijven tot:
omtrek*deformatie dikte omtrek*deformatie dikte
fd=
*a+(l-
)
totaal opp totaal opp
=>
fd=
1 + (a - 1)*
perc. gedeformeerd oppervlak (-)De bepaling
hand van 1
van a is door H. Coppelmans uitgevoerd aan de
berekening. Er werd toen voor a de waarde 2
gevonden. Beproeving van de formule gaf nu echter aan dat
deze waarde te laag is. Daarom is in bijlage IX opnieuw de
bepaling van a uitgevoerd. Het resultaat is:
a
=
3,8 (-)§ 4.5 De
induktie.
Uit het oogpunt van de kostprijs van het VSA zou men de
induktie liefst zo hoog mogelijk kiezen. Het VSA kan dan het
meest compact worden gebouwd. De stapelhoogte en dus de
ijzerkosten, worden daarmee geminimaliseerd.
Men kan dit echter niet zonder meer doen omdat verhoging van
de toegepaste induktie ook andere, nadelige, gevolgen heeft.
Verder zullen er bij een hoge induktie enige trillingen ontstaan tussen de ijzeren componenten van het VSA onderling.
Dit veroorzaakt een hinderlijke bromo Een te hoge induktie
vervormt de spanning-stroom karakteristiek van het VSA. Een
vaste variatie in de netspanning, bijvoorbeeld plus of min
10% van de nominale waarde, veroorzaakt een vergrootte
variatie in de stroomsterkte.
ul
figuur 19u ...
u;.
u,..
vsa1
B(vsa1) c::::B(vsa2)
---1-+
De laatste beperking van de induktie wordt door de ijzer
Watt-verliezen opgelegd. Zoals in § 4.4 te zien is nemen deze
verliezen toe met het kwadraat van de induktie.
Voor de berekening van de induktie wordt de volgende formule
gehanteerd:
..f2
*
UB
=
(Tesla)2
*
~*
f*
n*
A*
FijZie voor de afleiding hiervan bijlage X