• No results found

De invloed van de transitie naar een circulaire agri- en foodbusiness op ondernemerscompetenties

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De invloed van de transitie naar een circulaire agri- en foodbusiness op ondernemerscompetenties"

Copied!
46
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

AFSTUDEERWERKSTUK

DE INVLOED VAN DE TRANSITIE NAAR

EEN CIRCULAIRE AGRI- EN

FOODBUSINESS OP

ONDERNEMERSCOMPETENTIES

DAPHNE DE WITTE

(2)

De invloed van de transitie naar een circulaire agri- en foodbusiness op

ondernemerscompetenties

Student:

Daphne de Witte

Studentnummer:

3022410

Opleiding:

Bedrijfskunde & Agrifoodbusiness

Onderwijsinstelling:

Aeres Hogeschool Dronten

Plaats:

Haaksbergen

Datum:

16-05-2019

Afstudeerdocent:

E.A. van Dijken

2

e

Beoordelaar:

M. van Vugt

DISCLAIMER

Dit rapport is gemaakt door een student van Aeres Hogeschool als onderdeel van zijn/haar opleiding. Het is géén officiële publicatie van Aeres Hogeschool. Dit rapport geeft niet de visie of mening van Aeres Hogeschool weer. Aeres Hogeschool aanvaardt geen enkele aansprakelijkheid voor enige schade voortvloeiend uit het gebruik van de inhoud van dit rapport.

(3)

Voorwoord

Het afstudeerwerkstuk dat voor u ligt, is geschreven door Daphne de Witte. Een gemotiveerde vierdejaars studente die het doel had om nog eenmaal één studie op te pakken en te gaan voor de kansen die voorbij zouden komen. Een boeiend traject al zeg ik het zelf, maar het is nog niet klaar. De voltooiing van je studie en de kroon op het harde werken, het afstudeerwerkstuk.

Het ondernemerschap lag in eerste instantie ver buiten mijn persoonlijke interesses en comfortzone. Toch bleek er een manier om het te omarmen. Het ondernemen vanuit je eigen kernwaarden en met het werken met gelijkgestemden om je heen maken het dat wat zo onzeker is toch ineens een stuk zekerder wordt.

Daarom wil ik graag het team van The Green East bedanken voor de begeleiding tijdens het afstudeerjaar, het luisterend oor, het enthousiasme, de vele leuke momenten en het rotsvaste vertrouwen in elkaar en in de basis waarop wij met elkaar hebben samengewerkt. Daarnaast bedank ik nogmaals bij deze de personen die medewerking hebben verleend aan de tot standkoming van dit afstudeerwerkstuk.

Tevens wil ik van de gelegenheid gebruik maken om afstudeerdocent dhr. Eric van Dijken en de medestudenten te bedanken voor de feedback tijdens de afstudeerkringbijeenkomsten.

Tot slot wil ik graag afsluiten met een gedeelte van een gedicht omdat dit laat zien dat de drang naar verbetering en verandering in ons zit, daarnaast typeert het in mijn beleving ondernemers.

Mens. kijk eens naar jezelf.

En bewonder

hoe bijzonder je eigenlijk bent. Met je drang.

Je plan.

Je ‘tevreden, maar nooit lang’. Omdat het altijd beter kan.

Beter dan! (Jongenelen, 2014).

(4)

Inhoudsopgave

Samenvatting ... 5 Summary ... 6 1. Inleiding ... 7 1.1 Aanleiding ... 7 1.2 Theoretisch Kader ... 8 1.2.1 Transitie ... 8 1.2.2 Circulaire economie ... 9 1.2.3 Ondernemers competenties ... 11

1.2.4 Business Model Canvas ... 14

1.3 Knowledge gap en handelingsvraagstuk ... 15

1.4 Afbakening ... 15

1.5 Hoofd- en deelvragen ... 16

1.6 Doelstelling ... 16

2. Materiaal en Methode ... 17

2.1 Onderzoeksopzet en -object ... 17

2.1.1 Meervoudige case study ... 17

2.1.2 Het onderzoeksproces ... 17

2.2 Methode dataverzameling ... 17

2.2.1 Case 1 Regionale transitie agenda biomassa en voedsel ... 17

2.2.2 Case 2 Een ondernemer ... 18

2.2.3 Case 3 Onderzoek en onderwijs ... 18

2.3 Validiteit en betrouwbaarheid ... 18

2.3.1 Validiteit ... 18

2.3.2 Betrouwbaarheid ... 18

2.4 Methode data-analyse ... 18

2.4.1 Elke case individueel benaderen ... 19

2.4.2 Matrix voor een integraal beeld ... 19

3. Resultaten ... 20

3.1 Case 1 regionale transitie agenda biomassa en voedsel ... 20

3.1.1 Kernbegrip 'Transitie' ... 21

3.1.2 Kernbegrip 'circulaire agri- en foodbusiness' ... 21

3.1.3 Deelvraag 1; ... 22

3.1.4 Deelvraag 2; ... 22

3.1.5 Deelvraag 3; ... 22

(5)

3.2.1 Canvas Model You ... 23

3.2.2 Program Canvas ... 24

3.3 Case 3 ... 26

3.3.1 Taal geven aan diepere drijfveren ... 27

4. Discussie ... 28

4.1 De doelstelling van het afstudeerwerkstuk ... 28

4.2 Samenvatting resultaten per deelvraag ... 28

4.2.1 Deelvraag 1 ... 28

4.2.2 Deelvraag 2 ... 28

4.2.3 Deelvraag 3 ... 29

4.3 Kritische reflectie op het onderzoek ... 29

4.3.1 Reflectie op het proces ... 29

4.3.2 Reflectie op de methode ... 29

4.3.3 Reflectie op de resultaten ... 31

5. Conclusies en aanbevelingen ... 32

5.1 Conclusie invloed transitie op competentiecluster 'vakkennis' ... 32

5.2 Conclusie deelvraag 2 ... 33

5.3 Conclusie deelvraag 3 ... 33

5.4 Conclusie hoofdvraag ... 34

5.5 Relevantie ... 35

5.6 Aanbevelingen voor de korte termijn (<1 jaar) ... 35

5.7 Voor de lange termijn (<5 jaar) ... 35

Bibliografie ... 37

Bijlagen ... 39

Bijlage 1 Visie Leven- Lang-Leren – Ondernemerschap ... 39

Bijlage 2 Integrale matrix ... 40

(6)

5

Samenvatting

Een transitie is een ingrijpende en onomkeerbare kanteling van systemen in de samenleving. We leven niet in een tijdperk van verandering maar in een verandering van tijdperk. Het besef dat één lineair business model niet meer het model van de toekomst is, is een gegeven waar een

ondernemer mee om moet kunnen gaan.

Dit onderzoek staat in het teken van de transitie naar een circulaire agri- en foodbusiness. Wat doet de transitie met een ondernemer en welke invloed heeft de transitie op de competenties van een ondernemer. De hoofdvraag luidt:

'' In hoeverre heeft de transitie naar een circulaire agri- en foodbusiness invloed op de competentieclusters 'vakkennis', 'vakvaardigheden' en 'reflectief vermogen'?''

Om antwoord te geven op de hoofdvraag zijn drie cases diepgaand bestudeert. Deze methode heet een casestudy. De diversiteit betreft de cases gecombineerd met drie verschillende methodes maken het mogelijk dat er resultaten gepresenteerd kunnen.

• Case 1; Op basis van vier diepte interviews met ondernemers die gerelateerd zijn aan de regionale transitie agenda biomassa en voedsel.

• Case 2; Op basis van een ondernemer die vanuit kernwaarden een onderneming gestart. • Case 3; Op basis van een onderzoeker op het gebied van ondernemerschap en de ontwikkeling

van dit vakgebied. Resultaat 'Vakkennis'

Vakkennis is belangrijk bij het goed kunnen van de dagelijkse bedrijfsvoering. Bij een transitie in die bedrijfsvoering is andere 'vakkennis' benodigd. Is die 'vakkennis' niet aanwezig dan zal dit worden ingewonnen.

Resultaat 'vakvaardigheden'

De transities bij individuele bedrijven zijn niet te realiseren met één druk op de knop omdat er veel dingen zijn die veranderen. Het stellen van realistische doelen helpt bij de realisatie van de transitie op individuele bedrijven.

Resultaat 'reflectief vermogen'

Het weten wat de kernwaarden zijn maakt het transitieproces niet per definitie minder complex maar zorgt voor het feit dat de keuzes makkelijker gemaakt kunnen worden.

• De transitie naar een circulaire agri- en foodbusiness is het minst van invloed op het competentiecluster 'vakkennis'.

• De transitie naar een circulaire agri- en foodbusiness is meer van invloed op het competentie-cluster 'vakvaardigheden'.

• De transitie naar een circulaire agri- en foodbusiness is het meest van invloed op het competentiecluster 'reflectief vermogen'.

Op basis van deze conclusies is het interessant om te kijken hoe het competentiecluster 'reflectief vermogen' kan worden toegepast in het onderwijs om te worden wie je bent. Daarnaast is het voor ondernemers interessant om de mogelijkheden te onderzoeken betreft het werken volgens een kernwaarden gedreven business model.

(7)

6

Summary

A transition is an radical and irreversible tilt of systems in the society. We don't live in an era of change but in a change of era. The awareness that a linear business model is no longer the model of the future, is a fact that an entrepreneur must be able to handle.

This research is all about the transition to a circular agri- and food business. What does the transition do to an entrepreneur and what influence does the transition have on the competences of an entrepreneur. The main question is:

''Whether the transition to a circular agri- and foodbusiness influences the competence clusters of 'vakkennis', 'vakvaardigheden' and 'reflectief vermogen'?''

To answer the main question three cases were studied in depth. This method is called a case study. The diversity concerns the cases combined with three different methods make it possible tot present results.

• Case 1; Based on four in-depth interviews with entrepreneurs related to the regional transition agenda for biomass and food.

• Case 2; Based on an entrepreneur who started a business based on core values.

• Case 3; Based on a researcher who conducts research in the field of entrepreneurship and the development of entrepreneurship.

Result 'Vakkennis'

'Vakkennis' is important for being able to manage day-to-day operations. With a transition in that business operations, different 'vakkennis' is required. If that 'vakkennis' isn't available, this will be collected.

Result 'Vakvaardigheden'

The transitions at individual companies cannot be achieved with the push of a button because many things are changing. Setting realistic goals helps individual companies with the transition.

Result 'Reflectief vermogen'

Knowing what the core values are does not make the transition process less complex by definition. But ensures that the choices can be made more easily.

• The transition to a circular agri- and foodbusiness has the least impact on the competence cluster 'vakkennis'.

• The transition to a circular agri- and foodbusiness has a greater impact on the competence cluster 'vakvaardigheden'.

• The transition to a circular agri- and foodbusiness hat the most impact on the competence cluster 'reflectief vermogen'.

Based on these conclusions, it is interesting tot see how the competence cluster 'reflectief vermogen' can be applied in education to become who you are. In addition, it is interesting for entrepreneurs to explore the possibilities of working according to a core values-driven business model.

(8)

7

1. Inleiding

De inleiding van dit onderzoek bevat de aanleiding en waar de vraag eigenlijk vandaan komt. In het theoretisch kader wordt uiteengezet wat er al bekend is en wat nog niet (knowledge gap). Vanuit de knowledge gap worden de hoofd- en deelvragen geformuleerd, de doelstellingen van dit onderzoek zijn als laatste weergegeven in de inleiding.

1.1 Aanleiding

Ondernemer is men, met hoofd en hart. Het besef dat één lineair business model niet meer het model van de toekomst is, kan een ondernemer in het hart raken. Wat doet het met een

ondernemer en welke competenties heeft men nodig om het perspectief te veranderen (Stichting Maatschappij en Onderneming, 2014).

Er zijn een aantal trends waarneembaar in de wereld die onder andere ondernemers op een bepaalde manier zullen raken, positief dan wel negatief. Om deel te nemen aan het bredere debat en om in te schatten wat de gevolgen zijn voor de klanten, de maatschappij en voor PWC Nederland zelf zijn onderstaande trends zeer relevant.

• Demografische veranderingen; Tot 2025 komen er wereldwijd één miljard mensen bij, dit in tegenstelling tot Nederland waar de bevolkingsgroei afneemt (PWC, Demografie, 2019). • Verschuiving in economische macht; Verschuiving van de economische macht zal grote impact

hebben op waar groeimogelijkheden liggen voor bedrijven, en in welke landen toekomstige investeringen gedaan zullen worden (PWC, Economie, 2019).

• Verstedelijking; De versnelde groei van de stedelijke populatie stelt hogere eisen aan de infrastructuur in en rondom de steden. Het zorgt voor een grotere vraag naar zorg, voedsel, energie en veiligheid. Echter zijn er ook krimpregio’s waar zich het tegenovergestelde afspeelt (PWC, 2019).

• Klimaatverandering en grondstoffenschaarste; Door de groei van de wereldbevolking en de welvaart neemt ook de vraag naar water, energie, mineralen, metalen en voedsel toe. De planeet kan de stijgende consumptie niet bolwerken. De economische impact wordt vergroot door de onderlinge afhankelijkheid tussen klimaatverandering en grondstoffenschaarste, dit heeft grote invloed op voedsel-en waterproblematiek (PWC, Duurzaamheid, 2019).

• Technologische verandering; De impact van technologie wordt zichtbaar, het gaat niet meer om toekomstbeelden maar om concrete investeringsbeslissingen (PWC, Technologie, 2019). Nederland heeft zich in 2015, tijdens de VN-klimaattop van Parijs verbonden aan het doel om de opwarming van de aarde te beperken tot twee graden Celsius. Naar aanleiding van deze

internationale afspraken is ook de nationale doelstelling geformuleerd (Rijksoverheid, 2019). Namelijk 49% minder emissie van broeikasgassen in 2030 ten opzichte van het jaar 1990 (RVO, 2019). Naast de doelstelling omtrent uitstoot broeikasgassen is er nog de doelstelling omtrent circulaire economie, waarbij de doelstelling van 50 % minder verbruik van primaire grondstoffen in 2030 een hard gegeven is waar niet van wordt afgeweken (LenW & EZK, 2018).

Een sector die als geen ander te maken heeft met verandering is de Nederlandse Landbouw, enerzijds een sector van wereldfaam anderzijds staat de sector onder druk. Teruglopende insectenpopulaties, achteruitgang weidevogelstand en de uitstoot van broeikasgassen zijn geen zaken die bij de toekomst van de landbouw in Nederland passen (Plan Bureau van Leefomgeving, 2018).

Het is geen kwestie van een druk op de knop, en de systeemverandering zet zich in gang. Een systeemverandering in de agrarische sector raakt vele boeren en agri-bedrijven (Plan Bureau van Leefomgeving, 2018) tevens omdat een systeemverandering een diepe persoonlijke verandering vraagt (Rotmans, 2017).

(9)

8 Een systeem verandering brengt ook een business model verandering met zich mee, daar kan

verscheidenheid inzitten omdat elk bedrijf andere mogelijkheden biedt. Echter het gaat niet zozeer om de bedrijfsactiviteiten die wellicht anders worden ingevuld dan voorheen. De bal ligt zoals wel vaker bij de ondernemers, echter ook bij het Planbureau voor Leefomgeving leeft de vraag welke ondernemer in staat is om het vraagstuk aan te pakken en de verandering in gang te zetten (Plan Bureau van Leefomgeving, 2018)?

Om impact te creëren met het onderzoek wordt de aandacht in dit geval gevestigd op de (ondernemers)competenties die een ondernemer nodig heeft om een systeemverandering te kunnen realiseren en waardevol te zijn betreft de transitie naar een circulaire economie.

1.2 Theoretisch Kader

Het theoretisch kader is opgesplitst in de begrippen transitie naar kringlooplandbouw, circulaire economie, (agrarische) ondernemercompetenties en als laatste thema wordt het business model canvas behandeld.

1.2.1 Transitie

Transitie is een ingrijpende en onomkeerbare kanteling van systemen in de samenleving (Posthuma, 2015). We leven niet in een tijdperk van verandering maar in een verandering van tijdperk geeft Jan Rotmans aan, hoogleraar transitiekunde en duurzaamheid (Marsman, 2018).

Het boek, Omwenteling van mensen, organisaties en samenleving geschreven door Jan Rotmans geeft aan dat mensen het verloop van de transities bepalen. Een systeemverandering vraagt een diepe persoonlijke verandering op het gebied van denken, handelen en organiseren (Rotmans, 2017).

Op 8 september 2018 presenteerde minister Schouten van landbouw, voedsel en natuur haar visie waarin de omslag naar kringlooplandbouw liever nu begint dan later (Rijksoverheid, 2018).

Kenmerken van kringlooplandbouw zijn:

• Minimale verliezen van grondstoffen bij de productie van biomassa door de kringloop van stoffen en geproduceerde biomassa binnen het landbouwsysteem zo veel als mogelijk te sluiten. • Als onderdeel van een circulair voedselsysteem worden reststromen van biomassa

hergewaardeerd.

• Landbouwgrond wordt ingezet voor het telen van voedsel voor humane consumptie, reststromen van het voedsel kunnen wel als veevoer dienen.

Een belangrijk gevolg van een gesloten kringloop is de verminderde afhankelijkheid van importeren van essentiële grondstoffen en biomassa.

Een systeembenadering zou veel meer passen dan een ketenbenadering, echter een

ketenbenadering is de eerste stap in de goede richting. Individuele agrarische ondernemers zijn bezig met hen of haar bedrijf en om dat zo efficiënt mogelijk te laten werken. De transitie naar een kringlooplandbouw toe betekent een fundamentele omslag van de Nederlandse landbouw. Dat vraagt een gedeelde visie op de toekomst van de landbouw, waarbinnen er diverse mogelijkheden zijn betreft de activiteiten toegespitst op bedrijfssituaties en typen van ondernemerschap. Naar aanleiding van de keuze voor bepaalde activiteiten en het type ondernemer zullen er nieuwe verdienmodellen ontstaan. Om een uitgedacht concept te vertalen naar de praktijk is er daadkracht en snelheid nodig om de stap te realiseren (LNV, Ministerie, 2018).

Dit proces kan opgedeeld worden in vier fasen:

• Het ontwerpen en accepteren van een gedeelde visie. (Over de gehele keten, inclusief eindgebruiker)

• Het signaleren en erkennen van barrières die het concreet maken van de visie in de weg staan. • Het vormen van een groep die de transitie aanjaagt en versnelt.

(10)

9 • Bruggen slaan van visie naar praktijk, de overwinning van de barrières zijn de succesmomenten

waardoor er inspiratie wordt gevormd voor verbreding en daarmee wordt geleerd van doen (LNV, Ministerie, 2018).

Het is niet alleen aan de ondernemers om initiatieven te nemen, zo zijn er nog meer zaken die in dienst moeten staan van het uitgedachte concept, namelijk:

• Wet- en regelgeving worden aangepast naar circulaire economie

• Financiële ondersteuning voor verdienmodellen waar ook maatschappelijke verdiensten een waarde krijgen. True pricing die recht doet aan de waarde van circulariteit in de

voedselproductie.

• Investeren in het ontwikkelen en verbreden van kennis en het opdoen van praktijkervaring met circulaire voedselproductie. Mede door het vernieuwen van het onderwijs, bijscholing van professionals en het onderzoek.

• Er volop ruimte en steun wordt geboden aan leerzame initiatieven. Diverse initiatieven met elkaar verbinden zodat kennis verspreidt kan worden.

• Er een landelijk portaal voor kringlooplandbouw, waar men kan zoeken naar oplossingen in het geval dat bijvoorbeeld regelgeving het initiatief tegen houdt. Tevens om inzicht te geven in de benodigde investeringen ten behoeve van de innovaties. (Scholten, 2018)

Transformatief leiderschap is het vermogen om grote groepen te mobiliseren en die mensen te mobiliseren en die mensen meenemen in een visie en een bepaalde richting. Het maken van een radicale keuze is hen niet vreemd en slaan daarmee in een nieuwe weg in. Vanuit de eigen visie een beweging creëren vraagt ook om charisma, persoonlijke aantrekkingskracht en mensen raken op een emotionele manier zowel geestelijk als lichamelijk. Het oproepen van optimisme bij een groep mensen zodat er een collectief ontstaat waar mensen zich aan committeren is het ultieme doel. De volgende ‘zachte competenties’ zijn daarbij benodigd namelijk: empathie, inlevingsvermogen en sensitiviteit. Maatschappelijke transformatieve leiders handelen niet uit egoïsme of politieke motieven maar vanuit positieve maatschappelijke waarden om een ideaal te verwezenlijken (Rotmans, 2017).

1.2.2 Circulaire economie

De definitie van circulaire economie zoals MVO Nederland dat weergeeft gaat het om een economisch systeem dat bedoeld is om herbruikbaarheid van producten en grondstoffen te maximaleren en waardevernietiging te minimaliseren. Dit in tegenstelling tot het lineaire systeem, waarin grondstoffen worden omgezet in producten die aan het einde van hun levensduur worden vernietigd (van Balgooi, 2018).

Circulaire economie richt zich op waardecreatie door het organiseren van waardebehoud in kringlopen. De twee principes die daar aan ten grondslag liggen zijn:

• Kringlopen organiseren, een immense opgave waarbij partijen samen moeten werken. Door een keten te sluiten wordt afval weer een grondstof.

• Benutten van functionaliteit is het tweede principe. De functionaliteit van producten, materialen en grondstoffen is belangrijker dan het eigendom (Jonker, Kothman, Faber, & Montenegro Navarro, 2018).

Het gebruiken van zo min mogelijk grondstoffen is de essentie van circulaire economie. Deze benadering heeft twee voordelen:

• Het vermindert de belasting op het milieu

• De afhankelijkheid van internationale grondstoffenleveranciers wordt daarmee vermindert (Rood, et al., 2019).

Activiteiten die bijdragen aan het efficiënter omgaan met grondstoffen zijn circulaire activiteiten. Grofweg zijn er 85.000 activiteiten in Nederland gaande die men circulair kan noemen. Bedrijven en organisaties dragen soms bewust en soms onbewust bij aan de Nederlandse circulaire economie.

(11)

10 Deze activiteiten vallen onder de noemer normaal, voorbeelden zijn onder andere het laten

repareren van de fiets en het vervangen van fossiele grondstof door biomassareststromen. Bij innovatieve initiatieven gaat het om:

• Vernieuwde productontwerpen, technologieën of businessmodellen. • Nieuwe toepassingen voor bestaande productontwerpen, technologieën of

businessmodellen.

Tot de innovatieve initiatieven behoren 1.500 initiatieven. Het merendeel van de innovatieve initiatieven is gericht op recycling, dit in tegenstelling tot initiatieven op bijvoorbeeld het gebied van producthergebruik en reparatie (Rood, et al., 2019).

Figuur 1.: activiteiten circulaire economie per gemeente, 2018 (Rood & Kishna, 2019)

(12)

11 Niet alleen het bedrijfsleven is bezig met het bewerkstelligen van een circulaire economie, tevens wil en kan het kabinet daar aan bij dragen. Echter de vraag hoe dit te bereiken is wat het kabinet betreft ook nog niet beantwoord.

Er zijn twee aanknopingspunten te noemen waarop ingezet kan worden: • Zet in op het vergroten van draagvlak en de betrokkenheid;

Verandering van gewoontes en opvatting gaat niet altijd gemakkelijk, de transitie naar een circulaire economie vraagt die verandering wel. Door het goede voorbeeld te geven en circulaire initiatieven te combineren met lokale en sociale doelen wordt het tastbaar en is de mogelijkheid aanwezig het principe stevig te verankeren in de maatschappij (Rood, et al., 2019).

• Geef aandacht aan alle mogelijkheden voor een circulaire economie;

Waar nu relatief veel aandacht wordt gegeven aan de recycling van producten zijn er nog andere mogelijkheden om aan te denken, af te leiden uit een circulariteitsladder (R-Ladder), figuur 2. Hoe hoger op de ladder hoe minder materialen er benodigd zijn (Rood, et al., 2019).

1.2.3 Ondernemers competenties

In de publicatie ‘De kunst van het zien en realiseren’ geschreven door Thomas Lans en Jos Verstegen wordt aangegeven dat het ministerie van LNV in 2006 al wou weten welke competenties bepalend zijn voor succesvol ondernemerschap, zodat het ministerie inhoud kon geven aan de

competentieontwikkeling. (Verstegen & Lans, 2006)

De definitie van competenties: een vermenigvuldiging van (bestaande) expertise met het (bestaande) gedragsrepertoire. Weten hoe iets werkt of het hebben van vaardigheden is niet genoeg, maar het gaat juist om bepaalde acties kunnen uitvoeren in een specifieke context. Dat competenties geen vaststaande feiten zijn komt door het feit dat er wordt gesproken over competentieontwikkeling, blijkbaar kan men dit ontwikkelen. Dit in tegenstelling tot

persoonlijkheidskenmerken, zo wordt verondersteld dat deze kenmerken voor een langere tijd vaststaan. Traumatische gebeurtenissen buiten beschouwing gelaten (Verstegen & Lans, 2006). Competenties herkennen en meten zijn voorwaarden om ze te kunnen ontwikkelen. Ten behoeve van het herkennen en meten is een competentieprofiel ontwikkeld waarbij zes clusters zijn te onderscheiden. Opportunity-competenties, relationship-competenties, conceptual-competenties, organising-competenties, strategic-competenties en commitment-competenties (Lans, Bergevoet, Mulder, & Van Woerkum, 2005).

Welke competenties een agrarische ondernemer nodig heeft, zijn in dit onderzoek niet duidelijk naar voren gekomen echter zijn het meer twee centrale begrippen die belangrijk zijn bij het

ondernemerschap in brede zin. Tevens weergegeven in de titel maar het gaat om het ‘zien’ en ‘realiseren’. Als een ondernemer gericht is op de externe omgeving dan kan het bedrijf aangepast worden aan de wensen van de markt en maatschappij. Met als gevolg dat een ondernemer

maximaal de kansen in de markt weet te benutten. Om de marktkansen volledig te benutten kan de ondernemer de volgende stappen doorlopen:

• De ontwikkelingen in de omgeving van het bedrijf in de gaten houden, zowel intern maar voornamelijk extern. Een relatienetwerk kan daarbij van pas komen, als dit nog niet voorhanden is dan zal dit netwerk opgebouwd moeten worden.

• De waargenomen ontwikkelingen beoordelen op basis van of het wel/geen invloed gaat hebben op de eigen onderneming. De basis om te beoordelen is altijd de eigen

onderneming, tevens om te beoordelen of mogelijke kansen wel passen bij de ondernemer en eventuele medewerkers.

• Als er daadwerkelijk kansen/bedreigingen zijn waargenomen dan zal de ondernemer de ‘drive’ moeten hebben om daadwerkelijk tot actie over te gaan. Dit gegeven gaat dan echt om het punt van realiseren. (Verstegen & Lans, 2006)

(13)

12 De ontwikkeling van de groene beroepskolom heeft de aandacht van verschillende partijen

waaronder het ministerie van LNV en het bedrijfsleven. Omdat er uitgegaan werd van Competentie Gericht Onderwijs (CGO) is gekozen voor een methode waar gewerkt wordt met een

waarderingskader, het idee achter dit waarderingskader wordt toegelicht. Echter is het noodzakelijk om eerst het woord ‘competentie’ te definiëren. (van der Wel & Schuring, 2009)

Definitie van competentie: Bij een taak behorende handelingsstructuur, dat is een set samenhangende werkwoorden die in combinatie tot een afgeronde actie leiden.

Een handelingsstructuur is een onvolledig als een werkwoord ontbreekt. In relatie tot het begrip competentie worden een viertal aspecten onderscheiden.

• Vakkennis: weten hoe het zit, welke kennis belangrijk is voor het uitoefenen van een taak. • Vakvaardigheid: weten welke vaardigheden (hulpmiddelen, handelingen) te gebruiken zijn om

goed werk te kunnen leveren.

• Praktijkrepertoire: situaties aanvoelen, realiteitszin bezitten, gemotiveerd zijn en

beroepsidentiteit hebben. Dit repertoire wordt ontwikkeld door het werken in de praktijk. • Reflectief vermogen: kunnen praten over de opgaven, producten en processen om situaties te

overzien en te leren begrijpen.

Bij het verweven van (ondernemerschaps)competenties staan twee leerprocessen namelijk: • Ervarings leren: waarbij je leert door te handelen, te ervaren en daarin keuzes te maken. • Verklarend leren: waarbij je leert door te analyseren, verklaren, van een situatie en daardoor

gefundeerde keuzes te kunnen maken.

Een competentie is verworven als iemand van zijn werkgemeenschap het vertrouwen krijgt om bepaald werk te doen. Werk afronden, het vermogen om de zin van het werkproces te beoordelen en de eigen (on)mogelijkheden scherp te zien, geven vertrouwen om competenties verder te ontwikkelen.

De handelingsstructuur behorende bij een competentie bestaat uit:

• Zien: Herkennen of reproduceren van aangeboden informatie (vakkennis en vakvaardigheid) • Denken: Ordenen of structureren van de aangeboden informatie

• Kiezen: Er worden afwegingen gemaakt, wat is er aan de orde? Wat is het belangrijkste? Waaruit kan ik kiezen? Waarom maak ik dan die keuze?

• Doen: Het uitvoeren van een vaardigheid.

Kiezen is cruciaal, door te kiezen kunnen er fouten gemaakt worden. Waar men dan wel weer van kan leren.

Om fouten in het vervolg te voorkomen is het zinvol om na te denken over het handelen tot dan toe en vervolgens te komen tot ander handelen. Dit noemt men ook reflecteren.

De definitie van reflecteren: ‘Reflecteren is een vorm van oriëntering achteraf, dat wil zeggen nadat een handeling (of reeks handelingen) voltrokken is, bezint de handelende persoon zich op die

handeling(en) en de resultaten daarvan, om daardoor in het vervolg beter beslagen ten ijs te komen. De niveaus van reflectie:

• 1e orde; Reflectie op het resultaat: Doen we het werk goed, komen we onze afspraken na?

• 2e orde; Reflectie op het proces: Hebben de resultaten het goede effect, moeten we de

afspraken verbeteren?

• 3e orde; Reflectie op Metaniveau: Zijn we wel goed bezig, wat is de kern van het probleem?

Samenvattend leidt dit tot het waarderingskader, te zien in figuur 3.

Om te bepalen of gedane activiteiten behoren tot competentieontwikkeling hebben Van der Wel en Schuring (2009) een procedure opgesteld, waarbij stap 1 tot en met 4 worden doorlopen.

(14)

13 Figuur 3: Het waarderingskader voor de waardering van projecten.

Stap 1: Is in de handelingsstructuur ‘kiezen’ aanwezig?

Antwoord: Nee Dan gaat de activiteit niet over competentieontwikkeling Antwoord: Ja Ga door naar stap 2

Toelichting bij stap 1:

Ondernemers maken voortdurend keuzes, in het onderwijs komen termen naar voren als zelfredzaamheid, zelfstandig werken, leiding geven, ondernemen en besturen.

Stap 2: Is er sprake van reflectie?

Antwoord: Nee Dan vindt er geen klassering plaats

Antwoord: Ja Kijken naar waarop er dan wordt gereflecteerd Toelichting bij stap 2:

Reflecteren op het resultaat of het effect van de handeling is te koppelen aan klasse 4. Reflectie op metaniveau komt het dichts bij de ontwikkeling van de persoon aangezien dit gaat om de keuzes die een persoon heeft gemaakt en deze kunnen verantwoorden en toelichten. Metareflectie valt daarom in klasse 3.

Stap 3: Hoe wordt het keuzeproces van de handelingsbeslissing doorlopen?

Is er sprake van interpreteren, waarderen, normeren of integreren? Antwoord: Nee Dan blijft het klasse 3

Antwoord: Ja Dan is er sprake van klasse 2

Stap 4: Is het geheel gericht op ondernemerschapscompetenties?

De indeling van de ondernemerschapscompetenties is overgenomen uit het eerder beschreven onderzoek ‘de kunst van het zien en realiseren’. (opportunity, relationship, conceptual, organising, strategic en commitment competenties). (Lans, Bergevoet, Mulder, & Van Woerkum, 2005)

Antwoord: Nee Dan blijft het klasse 2

Antwoord: Ja Dan is het project gericht op competentieontwikkeling ten behoeve van ondernemerschap waardoor klasse 1 wordt bereikt (van der Wel & Schuring, 2009).

Een andere definitie van competentie is een combinatie van kennis, vaardigheden en houding. De houding van een individu wordt ook wel omschreven als gedrag dat een persoon laat zien. Dit gedrag wordt niet alleen beïnvloedt door diens houding maar ook door de mening van anderen en de mate waarin het individu denkt dat hij/zij competent is. (Kortstee, et al., 2009)

Het blijkt dat houding zich laat ontwikkelen, maar dat het afhankelijk is in welke mate iemand openstaat voor verandering, de aard van die persoon en of er daadwerkelijk stappen worden

(15)

14 ondernomen om te veranderen. Het begint dan allemaal met bewustzijn betreft de eigen situatie en vervolgens de motivatie om te willen veranderen. Er zijn diverse stadia van bewustzijn:

• Stadium 1 – Onbewust onbekwaam

Je hebt niet door dat je niet bekwaam bent of dat gedrag niet effectief is, anders gezegd het noodzakelijke gedrag wordt niet of niet effectief genoeg toegepast.

• Stadium 2 – Bewust onbekwaam

Het toepassen van het gewenste gedrag lukt nog niet maar de persoon is zich wel bewust van het feit welk gedrag gewenst is.

• Stadium 3 – Bewust bekwaam

Met succes, het nieuwe aangeleerde gedrag toepassen. • Stadium 4 – Onbewust bekwaam

Het toepassen van bepaald gedrag gaat automatisch, dit gedrag is dan ook effectief. Zonder er bij na te denken gaat het goed.

Stadium 2 is echt de leerfase, deze fase is verder onder te verdelen in volgende begrippen: weten, accepteren, herkennen en begrijpen, objectief naar jezelf kijken, onderzoeken en acties bedenken en proberen, experimenteren en ervaren.

In het kader van duurzaamheid zijn er twee belangrijk kenmerken van duurzaamheid: • Transparantie: Doen wat men zegt, en zeg wat je doet.

• Het bewust inrichten van ondernemersactiviteiten gericht op waardecreatie op het gebied van people, planet en profit (Kortstee, et al., 2009)

1.2.4 Business Model Canvas

Een hulpmiddel om een bedrijf in beeld te brengen is middels het Business Model van Canvas ontwikkeld in 2010, door Alexander Osterwalder en Yves Pigneur (KvK, 2019). Gezien de snelheid waarmee de wereld verandert is het invullen van een Business Model Canvas sneller dan wanneer er weer een heel ondernemingsplan geschreven moet worden. De bouwstenen die ingevuld dienen te worden zijn: klantsegmenten, waardeproposities, kanalen, klantrelaties, inkomstenstromen, key resources, kernactiviteiten, belangrijkste partners en kostenstructuur. Na het invullen van de bouwstenen geeft het Business Model Canvas inzicht in de volgende drie punten:

➢ Waar liggen de kansen?

➢ Waar kan je beter mee stoppen? ➢ Waar je aan moet werken.

Het beantwoorden van de drie bovenstaande punten moet er toe leiden dat bedrijven/organisaties blijven groeien en innoveren (Osterwalder & Pigneur, 2009).

Innovatie Business Model Canvas

De impact dat een business model kan hebben op de omgeving wordt eigenlijk niet meegenomen in het model uit 2010. Echter blijkt dit wel degelijk van belang aangezien ook het kabinet aangeeft dat er draagvlak en betrokkenheid gecreëerd moet worden om de transitie naar circulaire economie te kunnen maken en daarna te verankeren in de maatschappij.

Het sluiten van een kringloop is een immense opgave (Jonker, Kothman, Faber, & Montenegro Navarro, 2018). Om de opgave wat sneller te laten verlopen kan gebruik worden gemaakt van het Program Canvas, ontwikkeld om snel, middels een dialoog de kern van een programma te

beschrijven (van der Tak, Prevaas, & Cremer, 2019). De bouwstenen van het Program Canvas zijn: • Waarbinnen; kansen, bedreigingen en randvoorwaarden

• Waartoe; context, ambitie en aanleiding • Hoe; strategie, doelen en belanghebbenden • Wat; inspanningen, baten en resultaten • Wat niet; afbakening en ongewenste effecten • Waarmee; middelen

(16)

15

1.3 Knowledge gap en handelingsvraagstuk

Uit het theoretisch kader blijkt dat de circulaire economie zich richt op waardecreatie door het organiseren van waardebehoud in kringlopen. Betreft de circulaire economie zijn er twee basisprincipes:

1. Het organiseren van kringlopen, waarbij afval weer een grondstof wordt.

2. Het benutten van functionaliteit van producten, materialen en grondstoffen is belangrijker dan het eigendom ervan.

Het merendeel van innovatieve initiatieven in Nederland is gericht op recycling, op het gebied van biomassa en voedsel zijn verschillende strategieën toepasbaar die verder gaan dan alleen recycling. Om snel inzicht te krijgen in waar de kansen liggen, waar de ondernemer beter mee kan stoppen en waar aan gewerkt kan worden is het Program Canvas een geschikt middel om te gebruiken. Tevens omdat er wordt gekeken naar de impact op de omgeving.

In allerlei sectoren is op dit moment niet een tijdperk van verandering maar een verandering van tijdperk aan de gang. De mensen in organisaties geven uiteindelijk richting aan de transitie waarbij een verandering wordt gevraagd op het gebied van denken, handelen en organiseren.

De transitie naar een kringlooplandbouw toe kan alleen gerealiseerd worden als ook in die sector een fundamentele omslag plaats vindt waarbij de basisprincipes van de circulaire economie leidend zijn.

Als ondernemer is het hebben van vaardigheden of weten hoe iets werkt niet genoeg om de transitie naar een circulaire economie te kunnen maken. Het gaat onder andere om:

• Bepaalde acties uitvoeren in een bepaalde context.

• De aandacht vestigen op de externe omgeving en de onderneming daar op aanpassen. In relatie tot de ontwikkeling van personen wordt gesproken over competenties en

competentieontwikkeling, dit geeft aan dat er iets valt te ontwikkelen. Echter is er nog niet duidelijk weergegeven welke competenties een ondernemer nodig heeft of mogelijk kan ontwikkelen om die transitie naar een circulaire economie te kunnen realiseren.

Het volgende handelingsvraagstuk ontstaat door de knowledge gap: ‘’ Welke competenties heeft een (agrarische) ondernemer nodig om de transitie naar een circulaire economie te kunnen realiseren?’’

1.4 Afbakening

Het handelingsvraagstuk is een groot vraagstuk, daarom wordt de vraag in deze paragraaf afgebakend tot een smaller perspectief. Op het gebied van:

• Competenties: dit wordt beperkt tot drie competentieclusters, vakkennis, vakvaardigheden en reflectief vermogen. In paragraaf 1.5 betreft hoofd- en deelvragen wordt gedefinieerd danwel geoperationaliseerd wat er wordt verstaan onder competentiecluster, vakkennis,

vakvaardigheden en reflectief vermogen.

• Transitie naar een circulaire economie: zoals eerder aangegeven is de gewenste

systeemverandering niet met één druk op de knop gerealiseerd. Echter is het wat het onderzoek betreft ook waardevol om te kijken naar ondernemers die de intentie hebben maar nog niet zover zijn dat de onderneming volledig circulair functioneert.

(17)

16

1.5 Hoofd- en deelvragen

In deze paragraaf worden de hoofd- en deelvragen voor dit onderzoek weergegeven. Voor het beantwoorden van de hoofdvraag zijn er drie deelvragen opgesteld.

De hoofdvraag luidt: ''In hoeverre is de transitie naar een circulaire agri- en foodbusiness van invloed op de competentieclusters vakkennis, vakvaardigheden en reflectief vermogen?''

De volgende definities worden gehanteerd voor de kernbegrippen in dit onderzoek. Afgeleid uit de hoofdvraag zijn dat de volgende kernbegrippen.

• Transitie: Een ingrijpende en onomkeerbare kanteling van systemen in bedrijfsvoering (Posthuma, 2015).

• Circulaire agri- en foodbusiness: Richt zich op waardecreatie door het organiseren van waardebehoud in kringlopen. De twee principes die daar aan ten grondslag liggen zijn:

1. Kringlopen organiseren, een immense opgave waarbij partijen samen moeten werken. Door een keten te sluiten wordt afval weer een grondstof.

2. De functionaliteit van producten, materialen en grondstoffen is belangrijker dan het eigendom (Jonker, Kothman, Faber, & Montenegro Navarro, 2018).

• Competentiecluster: Een geheel van bij elkaar horende personen of dingen (Kernerman Nederlands Leerderswoordenboek, 2019). Waarbij het in dit geval gaat om competenties. • Competentiecluster ‘vakkennis’: Weten hoe het zit, weten welke kennis benodigd is voor het

uitvoeren van taken (van der Wel & Schuring, 2009).

• Competentiecluster ‘vakvaardigheden’: Welke vaardigheden nodig zijn voor het uitvoeren van taken. Vaardigheden als situaties aanvoelen, realiteitszin bezitten en gemotiveerd blijven (van der Wel & Schuring, 2009).

• Competentiecluster ‘reflectief vermogen’: Helder hebben wat de kernwaarden zijn (eigen identiteit). Op strategisch niveau kunnen nadenken wat de opgaven zijn op bedrijfsniveau en sectorniveau. Interpreteren wat dit betekent voor het eigen businessmodel en wat de impact is op jezelf en de omgeving. Vanuit denkwerk tot actie overgaan (van der Wel & Schuring, 2009). Om de hoofdvraag te kunnen beantwoorden zijn de volgende drie deelvragen opgesteld:

1. In hoeverre is de transitie naar een circulaire agri- en foodbusiness van invloed op het competentiecluster 'vakkennis'?

2. In hoeverre is de transitie naar een circulaire agri- en foodbusiness van invloed op het competentiecluster 'vakvaardigheden'?

3. In hoeverre is de transitie naar een circulaire agri- en foodbusiness van invloed op het competentiecluster 'reflectief vermogen'?

1.6 Doelstelling

Middels dit onderzoek wordt aantoonbaar gemaakt dat de transitie naar een circulaire agri- en foodbusiness wel/niet van invloed is op een bepaald competentiecluster of bepaalde onderdelen van competentieclusters.

De resultaten worden gedeeld via de persoonlijke LinkedIn pagina, waar een artikel zal verschijnen met de belangrijkste resultaten. Daar zal ook worden toegelicht welke methode is gebruikt om zowel de ondernemer als onderneming in beeld te brengen. Dit geeft handvaten aan andere ondernemers om helder te krijgen waar de kansen liggen, waar men beter mee kan stoppen en waar aan gewerkt moet worden.

(18)

17

2. Materiaal en Methode

In de methode staat beschreven welke methode gebruikt gaat worden en hoe dit uiteindelijk resulteert in een antwoord op de hoofdvraag in zijn geheel danwel de deelvragen afzonderlijk van elkaar. Voor de beantwoording van de hoofdvraag is er als methode gekozen voor de case study of in het Nederlands aangeduid als gevalsstudie. Dit onderzoekstype wordt gekenmerkt door het feit dat er één case of enkele cases diepgaand bestudeert worden (Peters, 2019). Tevens worden er een aantal aspecten bestudeert in relatie tot elkaar en in relatie tot de context waar die aspecten zich in bevinden (Peters, 2019).

2.1 Onderzoeksopzet en -object

Waarom een case study:

• Door de aard van de vraagstelling; Het te bestuderen gedrag (competenties) kan niet los

worden gezien van de context (transitie naar een circulaire agri- en foodbusiness) waarbinnen dit gedrag plaatsvindt (Peters, 2019).

2.1.1 Meervoudige case study

Meervoudig holistisch; In eerste instantie wordt er onderscheid gemaakt tussen drie casussen. Door te bevragen op de competentieclusters afzonderlijk ontstaat er uiteindelijk een gecombineerd totaalbeeld.

De cases in een meervoudige holistische case study moeten zodanig worden gekozen dat: • Dezelfde resultaten te zien zijn.

• of contrasterende resultaten zullen produceren (Peters, 2019).

2.1.2 Het onderzoeksproces

Het onderzoeksproces van deze case study bestaat uit drie fases (De afstudeerconsultant, 2018).

Fase 1. Casestudy definiëren en ontwerpen;

Onderdeel van fase 1 is het lezen van literatuur omtrent de kernbegrippen van het onderzoek. Vervolgens wordt in het theoretisch kader relevante informatie per kernbegrip weergegeven. Op basis van het theoretisch kader wordt een voorselectie gemaakt van personen die toegang kunnen geven tot potentieel case materiaal.

Fase 2. Casestudy voorbereiden, verzamelen en analyseren;

De praktische voorbereiding van de case en het daadwerkelijk verzamelen van de data gebeurd in deze fase. Interviews afnemen, transcriberen en coderen zijn de stappen te doorlopen alvorens er een caserapportage wordt opgesteld.

Fase 3. Casestudy analyseren en concluderen;

De meervoudige casestudy wordt afgesloten door alle bevindingen te combineren zodat het mogelijk wordt om de hoofdvraag te beantwoorden (De afstudeerconsultant, 2018).

2.2 Methode dataverzameling

2.2.1 Case 1 Regionale transitie agenda biomassa en voedsel

In geval van Case 1 worden vier diepte-interviews bestudeert die afgenomen zijn in het kader van de regionale transitie agenda biomassa en voedsel. De kernbegrippen uit paragraaf 1.5 zijn criteria waarop wordt gefocust. De uitgewerkt interviews worden beschikbaar gesteld door Provincie Overijssel.

(19)

18

2.2.2 Case 2 Een ondernemer

In case 2 worden twee modellen van canvas besproken en ingevuld samen met de ondernemer. • Program canvas; Om tot de kern van het bedrijf te komen waarbij de context en de impact op de

omgeving niet wordt vergeten (van der Tak, Prevaas, & Cremer, 2019). Het template is tevens aanwezig als bijlage 1.

• Canvas model you; Het persoonlijke businessmodel Canvas. een persoonlijke businessmodel houdt rekening met niet-kwantificeerbare 'zachte' kosten (zoals stress) en 'zachte' benefits (zoals voldoening) (Clark, 2012). In bijlage 2 is het template te zien.

2.2.3 Case 3 Onderzoek en onderwijs

Case 3 staat in het teken van de drie competentieclusters waarbij er gevraagd wordt om te reageren op de drie competentieclusters met bijbehorende definiëring danwel operationalisatie.

• Competentiecluster ‘vakkennis’: Weten hoe het zit, weten welke kennis benodigd is voor het uitvoeren van taken (van der Wel & Schuring, 2009).

• Competentiecluster ‘vakvaardigheden’: Welke vaardigheden nodig zijn voor het uitvoeren van taken. Vaardigheden als situaties aanvoelen, realiteitszin bezitten en gemotiveerd blijven (van der Wel & Schuring, 2009).

• Competentiecluster ‘reflectief vermogen’: Helder hebben wat de kernwaarden zijn (eigen identiteit). Op strategisch niveau kunnen nadenken wat de opgaven zijn op bedrijfsniveau en sectorniveau. Interpreteren wat dit betekent voor het eigen businessmodel en wat de impact is op jezelf en de omgeving. Vanuit denkwerk tot actie overgaan (van der Wel & Schuring, 2009).

2.3 Validiteit en betrouwbaarheid

2.3.1 Validiteit

Begripsvaliditeit; De aanvankelijk gekozen definities danwel geoperationaliseerde begrippen worden mogelijk herzien op basis van het verkregen onderzoeksmateriaal (Peters, 2019).

Interne validiteit; Als er al sprake is van een verband tussen de transitie naar een circulaire agri-en foodbusiness en een bepaald competentiecluster zal dit aannemelijk worden gemaakt door de beschrijving aan de hand van de resultaten (Peters, 2019).

2.3.2 Betrouwbaarheid

Of een onderzoek betrouwbaar is of niet, gaat met name om het aannemelijk maken dat een herhaling van het onderzoek tot dezelfde resultaten zal leiden (Peters, 2019). In het geval van een case study is dat lastig aangezien het gaat om een intensieve werkwijze waarbij het uitgesloten is dat als een interview herhaald wordt het precies zo zal gaan als de eerste keer. Daarom is de term 'in principe herhaalbaar' in dit geval het uitgangspunt. De procedures die gevolgd zijn worden zodanig beschreven dat het proces voor een buitenstaander navolgbaar en vervolgens herhaalbaar is. Dit resulteert in een rapportage waarbij wordt vermeld wat de werkwijzen zijn, hoe de interpretaties zijn en hoe de conclusies zijn getrokken (Peters, 2019).

2.4 Methode data-analyse

De gegevens voor elke case worden apart verzameld, geanalyseerd en geïnterpreteerd ('within site analysis'). De tweede stap is om de deelresultaten te vergelijken en te integreren in een beschrijving die gebaseerd is op alle cases tezamen ('between site analysis') (Peters, 2019). De twee stappen worden in afbeelding vier onderscheiden door de verticale pijl. Uiteindelijk resulteren in dat specifieke vier deeluitkomsten tot één eindconclusie.

(20)

19 Figuur 4: Case vergelijking (Peters, 2019).

2.4.1 Elke case individueel benaderen

De drie onderstaande deelvragen zijn bij dit gedeelte van de analyse leidend.

1. In hoeverre is de transitie naar een circulaire agri- en foodbusiness van invloed op het competentiecluster 'vakkennis'?

2. In hoeverre is de transitie naar een circulaire agri- en foodbusiness van invloed op het competentiecluster 'vakvaardigheden'?

3. In hoeverre is de transitie naar een circulaire agri- en foodbusiness van invloed op het competentiecluster 'reflectief vermogen'?

Waarbij er per case afzonderlijk wordt bekeken waar de verkregen resultaten onder vallen zodat er antwoord gegeven kan worden op één of meerdere deelvragen.

2.4.2 Matrix voor een integraal beeld

Om een compleet beeld te geven van de antwoorden op de deelvragen en alle casussen tezamen wordt gebruikt gemaakt van een matrix weergegeven in tabel 1. Naar aanleiding van de ingevulde matrix kunnen er conclusies worden getrokken die leiden tot het beantwoorden van de hoofdvraag. Tabel 1: Matrix integraal beeld

Deelvraag ↓

Vakkennis Vakvaardigheden Reflectief vermogen Integrale conclusie per case ↓ Case 1 1 2 3 Case 2 1 2 3 Case 3 1 2 3 Conclusie competentie-cluster →

(21)

20

3. Resultaten

Om antwoord te kunnen geven op de hoofdvraag zijn gegevens verzameld, drie verschillende cases met elk een verschillende invalshoek en benadering van de transitie naar een circulaire agri- en foodbusiness.

• Invalshoek case 1: Ondernemers geïnterviewd in het kader van de regionale transitie agenda biomassa en voedsel. Vier diepte-interviews zijn gescand op elementen gerelateerd aan de geoperationaliseerde kernbegrippen.

• Invalshoek case 2: Een ondernemer die vanuit kernwaarden een onderneming is gestart. Middels het 'Program Canvas' en 'Canvas Business model You' is getracht de ondernemer en

onderneming met bijbehorende context in beeld te brengen.

• Invalshoek case 3: Een onderzoeker actief bij de Aeres Hogeschool Dronten op het gebied van ondernemerschap en de ontwikkeling van dit thema. Waarbij gevraagd is om op de

competentieclusters 'vakkennis', 'vakvaardigheden' en 'reflectief vermogen' te reageren. Het is mooi en tegelijkertijd bijzonder dat de personen gerelateerd aan de cases zich zo hebben opengesteld en medewerking hebben verleend aan dit onderzoek. De bereidheid om gevoelige informatie te delen met anderen is nog steeds niet vanzelfsprekend. Betreft dit onderzoek was openheid echt noodzakelijk om überhaupt resultaten te kunnen presenteren. Ook omdat het te bestuderen gedrag (competenties) niet los kan worden gezien van de context (transitie naar een circulaire agri- en foodbusiness) waarbinnen dit gedrag plaatsvindt.

Waarbij wel het verzoek werd gedaan om de uitgewerkte interviews niet te delen, door dit gegeven zijn de resultaten betreft case 1 en 2 op een geanonimiseerde en algemene wijze weergegeven. In de casestudy rapportage is weergegeven op basis van welke informatie de resultaten zijn

gepresenteerd. Enkel ten behoeve van de beoordeling, inspectie en accreditatie is er een mogelijkheid om de casestudy rapportage in te zien.

3.1 Case 1 regionale transitie agenda biomassa en voedsel

Betreft case 1 staan de volgende kernbegrippen centraal: • Transitie

• Circulaire agri- en foodbusiness • Competentiecluster

• Competentiecluster vakkennis • Competentiecluster vakvaardigheden • Competentiecluster reflectief vermogen

Het kernbegrip 'competentiecluster' gaf onvoldoende informatie om in relatie tot dat kernbegrip een resultaat te kunnen presenteren.

(22)

21

3.1.1 Kernbegrip 'Transitie'

Figuur 5 is een weergave van elementen die van belang zijn op het moment dat er gesproken wordt over transitie. Idealisme is vaak de aanleiding voor een kanteling in systemen, ook wel transitie genoemd.

Figuur 5: Elementen die van belang zijn bij het kernbegrip Transitie

Het valt op dat ondernemers goed in staat zijn om op het gebied van de bedrijfsvoering zaken aan te passen als de bedrijfssituatie zich daar voor leent. Soms zijn het de regels geïnitieerd door

overheden die transities tegenhouden. Ondernemers veranderden de bedrijfssystemen, vooral als de druk op de bedrijfs situatie als groot en negatief werd ervaren. Een andere reden om te

veranderen was het gebruik maken van de kansen die de omgeving bood aan het bedrijf,

bijvoorbeeld natuur zien als kans in plaats van bedreiging. Een flinke dosis bewijsdrang maakt de zoektocht naar duurzaam rendement en waardering mogelijk, geloven in de manier van produceren en de in eigen producten. Een volgende stap is de waardering van consumenten en afnemers krijgen voor bijvoorbeeld de manier van produceren. Als men dat bereikt geeft dat meer voldoening dan enkel en alleen het op economisch gebied goed hebben.

3.1.2 Kernbegrip 'circulaire agri- en foodbusiness'

De circulaire agri- en foodbusiness is gericht op waardecreatie en behoud van functionaliteit van de gebruikte grondstoffen. Figuur 6 laat zien welke elementen van belang zijn betreft een circulaire agri- en foodbusiness.

Figuur 6: Elementen die van belang zijn bij het kernbegrip Circulaire agri- en foodbusiness

De ondernemers zijn in het verleden niet bewust gaan werken volgens een circulaire principes. Wat opvalt naar aanleiding van dit kernbegrip is met name dat samenwerken als noodzakelijk wordt gezien om kringlopen te sluiten en te leren van elkaars kwaliteiten en ideeën. De grootste uitdaging blijft het realiseren van een verdienmodel dat aansluit bij de idealen en persoonlijk missie. Lokaal wat kan, regionaal wat moet, uiteindelijk is het belangrijk om geld te verdienen als ondernemer.

(23)

22

3.1.3 Deelvraag 1;

In hoeverre is de transitie naar een circulaire agri- en foodbusiness van invloed op het competentiecluster 'vakkennis'?

Er komt duidelijk naar voren dat de ondernemers de benodigde kennis bevatten om de

kernactiviteiten van de onderneming uit te voeren. De situatie wordt anders wanneer de kanteling (transitie) naar een biologische bedrijfsvoering wordt ingezet. Een ondernemer heeft dan met een ander systeem te maken, dit brengt beperkingen in bijvoorbeeld het gebruik van kunstmest en gewasbeschermingsmiddelen met zich mee. Men is doorgaans van die verschillen op de hoogte, als een ondernemer niet weet welke kennis benodigd is dan wordt de informatie ingewonnen bij andere partijen.

3.1.4 Deelvraag 2;

In hoeverre is de transitie naar een circulaire agri- en foodbusiness van invloed op het competentiecluster 'vakvaardigheden'?

De constatering dat de varkenshouderij op de huidige manier geen perspectief biedt voor de toekomst is een harde constatering maar geeft wel blijk van het feit dat de situatie wordt

aangevoeld. Wat opvalt is dat men gemotiveerd blijft door te denken in mogelijkheden in plaats van beperkingen. Samenwerken is zo'n mogelijkheid, door samen te werken in de keten blijven de bedrijven voorop lopen. De transitie naar een circulaire agri- en foodbusiness is niet een kwestie van één druk op de knop, dat realiseren de ondernemers zich heel goed. Wat dat betreft zit het met de realiteitszin wel goed, men verwacht van andere stakeholders ook die realiteitszin. Zo kan er op provincie niveau wel het een en ander worden geroepen omtrent bijvoorbeeld grondgebonden landbouw, alleen worden die besluiten genomen op landelijk of zelfs Europees niveau.

3.1.5 Deelvraag 3;

In hoeverre is de transitie naar een circulaire agri- en foodbusiness van invloed op het competentiecluster 'reflectief vermogen'?

Figuur 7 laat elementen zien die van belang zijn betreft het competentiecluster 'reflectief vermogen'.

Figuur 7: Elementen die van belang zijn bij het kernbegrip Reflectief vermogen

Wat opvalt uit de interviews is dat men goed weet waar men voor staat of wat de kernwaarden van de ondernemer zijn. Het helder hebben van de identiteit, is met name van belang om de opgaves op sectorniveau te kunnen vertalen naar de opgaves op bedrijfsniveau. Ook is men zich bewust van de omgeving, men denkt na wat de opgaves zijn voor bijvoorbeeld in het onderwijs terwijl ze daar niet direct invloed op hebben. Daarnaast valt op dat men de consument beter wil informeren over de producten, zodanig dat de consument ook bereid is om iets meer te betalen. De omgeving betrekken bij de activiteiten is ook goed om meer draagvlak te creëren.

(24)

23

3.2 Case 2

De resultaten betreft case 2 worden weergegeven door gedeeltes van het canvas model you en het program canvas toe te lichten. De modellen zijn besproken samen met één ondernemer die vanuit kernwaarden een onderneming is gestart.

3.2.1 Canvas Model You

Het 'canvas model you' is een model dat aandacht geeft aan de 'zachte' kant van de ondernemer. Dat blijkt uit het feit dat een groot gedeelte van het gesprek ging over het vak 'Key resources', zoals te zien in figuur 8.

Figuur 8: Key resources

In dit gedeelte van het business model you staat de ondernemer centraal. Vragen die relevant zijn betreft 'Key resources':

• Wie ben je?

• Wat is je persoonlijkheid?

• Wat zijn je interesses, capaciteiten, vaardigheden?

Deze vragen zijn gekoppeld aan de vraag, wat heb je? Dit gedeelte gaat met name om het inzetten van je kennis (competentiecluster 'vakkennis'), gecombineerd met de verkregen vaardigheden (competentiecluster 'vakvaardigheden'). Ervaringen door de tijd heen maken de stap naar het formuleren van de eigen identiteit eenvoudiger (competentiecluster 'reflectief vermogen'). Overigens wil dit niet zeggen dat het formuleren op zich een eenvoudige opgave is.

Onderstaande figuur nummer 9, de geleverde waarde wordt ingevuld naar aanleiding van de vragen wie je bent en wat je hebt. Door te redeneren vanuit die hoedanigheid versterk je de eigen

identiteit. Alle individuele elementen moeten kloppen met elkaar. Het is een zoektocht, de zoektocht naar synergie tussen de bedoeling, de leefomgeving en systeemwereld. Dat proces is weergegeven in figuur 10. Op het moment dat de elementen passend zijn en tevens in balans dan is een transitieproces niet per definitie minder complex maar het maakt het makkelijker om keuzes te maken. Dat blijkt uit het volgende gegeven: als de ondernemer de keus maakt om linksaf te gaan maar de anderen willen naar rechts maakt de ondernemer toch de keus om linksaf te gaan. Dat is niet eigenwijs, nee dat is dicht bij je eigen bedoeling blijven. Ook dit is niet altijd makkelijk, zeker op het moment dat er wel brood op de plank moet komen. De keuze om wel of iets niet te doen kan ook zeker afhangen van de leefomgeving. Met andere woorden het gezin, familie en vrienden.

(25)

24 Figuur 9: Geleverde waarde Figuur 10: Redeneren vanuit de bedoeling naar

leefomgeving en systeemwereld

Als 'de bedoeling' als ijkpunt van het bestaan van de ondernemer wordt gezien is het de kunst om de andere elementen van het businessmodel waar de ondernemer direct invloed op heeft te laten aansluiten bij de bedoeling.

Figuur 11: Kanalen

Als voorbeeld; Figuur 11, 'hoe ze je kennen & hoe je levert'. Een gedeelte van de bedoeling van de ondernemer is meervoudige waardecreatie, dat gegeven heeft consequenties voor klanten die graag van zijn diensten gebruik willen maken. Het is bijna een voorwaarde dat er met andere partijen naar een win-win situatie wordt gezocht, als dat niet gewenst is dan kan beter besloten worden om niet aan een samenwerking te beginnen. De kans op teleurstellingen is dan groot, door de mismatch vanuit de bedoeling. Daarnaast is het belangrijk om vooraf bepaalde verwachtingen te managen en bij te stellen waar nodig. Dat blijkt uit het feit dat klanten wel willen investeren op het moment dat iemand betrouwbaar is en afspraken nakomt. De behoefte aan momenten van feedback en reflectie met mensen die de ondernemer (heel) goed kennen blijken ook nodig om te toetsen of de

ondernemer op het juiste spoor zit, en of het verhaal dat verteld wordt aan potentiële klanten klopt met hetgeen de ondernemer wil uitdragen.

3.2.2 Program Canvas

Onderstaande figuren 12, 13 en 14 zijn gedeeltes uit het 'Program Canvas'. Voor de ondernemer zijn deze gedeeltes het meest relevant om toe te lichten.

De ambitie, het middelpunt van figuur 12, is een onderdeel van de waartoe vraag. De ambitie is geformuleerd naar aanleiding van de context of ook wel sector waarin de ondernemer actief is. Tevens is de aanleiding ook belangrijk om te kunnen uitleggen waar die ambities nou vandaan komen. De aanleiding kan zeer divers zijn, in dit geval is het een persoonlijke aanleiding en door ervaringen gevormd. De ambitie is qua invulling vergelijkbaar met 'key resources' uit het 'Canvas model You' alleen wordt er breder gekeken door vanuit de context en aanleiding te redeneren.

(26)

25 Figuur 12: Waartoe; context, ambitie en aanleiding

Figuur 13 gaat om de hoe vraag, met als onderdelen strategie, doelen en belanghebbenden. De ambitie is een forse doelstelling voor één enkele ondernemer, echter loopt de ondernemer niet voor verantwoordelijkheden weg. Om het realistisch te maken wordt de ambitie opgeknipt in elementen die behapbaar zijn zodat de doelen als het ware tussenresultaten zijn. Om die tussenresultaten te bereiken is de ondernemer ook bezig met strategieën echter is het belangrijker om

belanghebbenden bij het proces te betrekken. Daar komt ook het punt van de win-win situatie weer naar voren, het draagvlak voor bijvoorbeeld de toepassing van een innovatie is breder dan wanneer er maar één enkele partij van profiteert.

Figuur 13: Hoe; strategie, doelen en belanghebbenden

Het bereiken van een doel gaat niet vanzelf en inspanning is meer dan vereist. 'Het doel heiligt de middelen', niet dat er dingen gebeuren die het daglicht niet kunnen verdragen maar het gaat om de ondernemer zelf. Hoever ga je, wanneer is het genoeg en wanneer is er een resultaat bereikt dat tot tevredenheid stemt. Figuur 14 en de reactie van de ondernemer geven aan dat het belangrijk is om inzicht te hebben in welke inspanningen gedaan moeten worden en welke resultaten daarmee bereikt zijn.

Figuur 14: Wat; inspanningen, baten en resultaten

Het competentiecluster 'reflectief vermogen' is met name tot uiting en ter sprake gekomen in case 2. Dat blijkt uit het feit dat het voornamelijk ging over het 'canvas model you' en de onderdelen betreft het hebben van een eigen identiteit. Aangevuld met de invulling van de ambitie, context en aanleiding uit het 'Program Canvas'.

Het competentiecluster 'vakvaardigheden' is voornamelijk ter sprake gekomen naar aanleiding van de onderdelen van het 'program canvas'. Het hebben van realiteitszin is een kenmerk van het competentiecluster 'vakvaardigheden'. Dit laat de ondernemer zien door het opknippen van de activiteiten om resultaten te bereiken. Het transitievraagstuk is een groot vraagstuk dat niet met één druk op de knop kan worden opgelost.

Het competentiecluster 'vakkennis' is niet als zodanig ter sprake gekomen omdat het niet ging om werkzaamheden waar specifieke kennis voor benodigd is. Als er specifieke kennis benodigd is, dan

(27)

26 wordt er een partner gezocht die toch die specifieke kennis kan inbrengen. Alvorens men aan de slag gaat wordt er gezocht naar de mogelijkheden waar voor alle betrokken win-win situaties ontstaan.

3.3 Case 3

De Aeres Hogeschool Dronten is een groene en ondernemende hogeschool. De afgelopen vijftien jaar is ondernemerschap een leidend principe geweest bij veel ontwikkelingen (Laarhoven, Oosterhoff, Selles, & de Vlieger, 2019).

Wiggele Oosterhoff, werkzaam bij de Aeres Hogeschool Dronten, is al enige tijd bezig met het thema ondernemerschap en de ontwikkeling daarvan. Grote Agri- en foodbedrijven waren daar ook mee bezig, ze vonden dat het ondernemerschap van de leden versterkt moest worden. De vraag die bij het 'groen' onderwijs werd neergelegd was: ''Kunnen jullie ons helpen om het ondernemerschap van de boeren te versterken?'' Tuurlijk kon dat, maar hoe dan?

Om te beginnen is er een platform ontwikkeld genaamd ondernemersacademie, waar alles op het gebied van ondernemerschap in de agrarische sector gebundeld werd. Het ging dan om cursussen, trainingen, opleidingen en andere relevante zaken die bijdroegen aan de ontwikkeling van

ondernemerschap. Het waarderingskader, weergegeven in figuur 3 is het ontwikkelde kader. Naar aanleiding van dit kader zijn veel initiatieven beoordeelt. Op basis van deze beoordelingen is de indeling 'vakkennis', 'vakvaardigheden' en 'reflectief vermogen' ontstaan.

Figuur 15, een vereenvoudigde weergave van bijlage 1, laat als het ware een tijdlijn zien. Niet bedoeld als mantra maar wanneer 1000 ondernemers op een rij worden gezet, doorlopen grofweg 600 ondernemers dezelfde lijn. Om te beginnen links onderin bij 'vakontwikkeling', overeenkomstig met het competentiecluster 'vakkennis'. In die periode is men toegetreden tot de maatschap en vooral bezig met het onder de knie krijgen van het primaire proces. Aardappels poten en koeien melken dat soort werkzaamheden zijn typerend voor de fase van 'vakontwikkeling'.

De volgende fase, 'managementontwikkeling' is meer gericht op managen van het bedrijf. Dit komt ook naar voren op het moment dat de overname bijna volledig achter de rug is. Het beter willen worden in het geen wat in de periode van 'vakontwikkeling' is aangeleerd. In deze fase gaat men ook meer toe naar het stellen van ondernemerschapsvragen:

• Wie ben ik? • Wat kan ik? • Wat wil ik? • Wat ga ik doen?

De laatste fase 'ondernemerschap-ontwikkeling' is overeenkomstig met het competentiecluster 'reflectief vermogen'. Ondernemers gaan zich zelf de vraag stellen of ze dit nog twintig jaar zo gaan doen? Of is er nog meer te koop in de wereld? Het startten van een andere tak op het bedrijf gebeurt vaak in die periode, met als doel om nieuwe verbindingen te leggen ook met consument-afnemers. Dit gegeven ziet men in de 'vakontwikkelingsperiode' bijna nooit.

(28)

27

3.3.1 Taal geven aan diepere drijfveren

Om taal te kunnen geven aan de drijfveren van een ondernemer heeft Wiggele Oosterhoff het WaardeNspel ontwikkeld, omdat er geen didactisch instrument tot zijn beschikking stond waar mee 'gespeeld' kon worden. Met andere spelen ging het tot dan toe altijd op de manier zoals bedoeld, ruimte om in te spelen op onverwachte dingen was er niet. De uitdaging die hij aan ging was het ontwikkelen van een spel dat wel aan die mogelijkheid voldeed. Met het WaardeNspel als resultaat. Het spel gaat als volgt:

1. Afhankelijk van de groep wordt de speeltafel ingericht, 'persoonlijke waarden', 'familiewaarden' of 'bedrijfswaarden' zijn mogelijke onderwerpen van het spel. Vervolgens worden

richtingskaarten gekozen, 'lineair-circulair', 'korte-lange termijn' of bijvoorbeeld 'nieuwe-oude waarden'.

2. Als laatste stap worden de 'waardenkaartjes' verdeeld over de medespelers, het spel kan gespeeld worden met maximaal twaalf personen. Uit de dertien waardekaartjes kiest de speler zijn/haar top-3. Een bewust gekozen regel omdat dan echt duidelijk wordt wat de drijfveren zijn, bovendien komt iedereen aan de beurt om te vertellen waarom juist die drie waardenkaartjes zo belangrijk voor die persoon zijn.

3. Wat begint als een onschuldig spel mondt bijna altijd uit in een diepgaand gesprek waar regelmatig dingen worden besproken die medespelers niet van elkaar wisten.

De spelleider dient de grenzen te bewaken, door te vragen wil-of-kun je vertellen waarom dat belangrijk voor je is, laat je aan de speler zelf de keus om over de drijfveren te vertellen. Het gaat altijd ergens over op het moment dat gesproken wordt over drijfveren/waarden. Dit valt onder de indeling 'reflectief vermogen'.

Betreft case 3 is duidelijk geworden dat de competentiecluster 'vakkennis', 'vakvaardigheden' en 'reflectief vermogen' voortkomen uit de opdracht gegeven door enkele grote agri-en foodbedrijven aan de projectgroep waar Wiggele Oosterhoff onderdeel van uitmaakte.

Het is vanuit het Aeres hogeschool perspectief zeer interessant om te kijken hoe het

competentiecluster 'reflectief vermogen' meer toegepast kan worden binnen het vak 'Competentie Management en Persoonlijke ontwikkeling' (CMP). Dat blijkt uit het feit dat het vak CMP al sinds de oprichting van de hogeschool een onderdeel is van het onderwijsprogramma, weliswaar is de naam tig keer verandert, de essentie van het vak is altijd hetzelfde gebleven namelijk 'worden wie je bent' (Aeres Hogeschool Dronten, 2019).

(29)

28

4. Discussie

In het hoofdstuk discussie worden voornamelijk de volgende zaken bediscussieerd: • Het proces

• Materiaal en methode • De resultaten

Alvorens bovenstaande zaken bediscussieerd worden zal eerst de doelstelling van het

afstudeerwerkstuk worden toegelicht en vervolgens een korte samenvatting van de resultaten per deelvraag worden weergegeven.

4.1 De doelstelling van het afstudeerwerkstuk

De doelstelling van dit afstudeerwerkstuk was het aantoonbaar maken dat de transitie naar een circulaire agri- en foodbusiness wel/niet van invloed is op een bepaald competentiecluster of bepaalde onderdelen van competentieclusters.

Tevens worden de belangrijkste resultaten gedeeld via de persoonlijke LinkedIn pagina, waar een artikel zal verschijnen. Daar zal ook worden toegelicht welke methode is gebruikt om zowel de ondernemer als onderneming in beeld te brengen. Dit geeft handvaten aan andere ondernemers om helder te krijgen waar de kansen liggen, waar men beter mee kan stoppen en waar aan gewerkt moet worden.

4.2 Samenvatting resultaten per deelvraag

4.2.1 Deelvraag 1

In hoeverre is de transitie naar een circulaire agri- en foodbusiness van invloed op het competentiecluster 'vakkennis'?

Operationalisatie kernbegrip: Competentiecluster ‘vakkennis’: Weten hoe het zit, weten welke

kennis benodigd is voor het uitvoeren van taken.

De 'vakkennis' wordt ingewonnen op het moment dat de benodigde kennis niet voorhanden is. Binnen het competentiecluster 'vakkennis' (overeenkomstig met vakontwikkelingsperiode, figuur 15) is men bezig om het vak onder de knie te krijgen, anders gezegd het primaire proces waar koeien melken of aardappels poten de belangrijkste primaire taak kan zijn.

4.2.2 Deelvraag 2

In hoeverre is de transitie naar een circulaire agri- en foodbusiness van invloed op het competentiecluster 'vakvaardigheden'?

Operationalisatie kernbegrip: Competentiecluster ‘vakvaardigheden’: Welke vaardigheden nodig

zijn voor het uitvoeren van taken. Vaardigheden als situaties aanvoelen, realiteitszin bezitten en gemotiveerd blijven.

De situaties worden aangevoeld, men realiseert zich ook dat de transitie niet met één druk op de knop is gerealiseerd. Het opknippen van de ambities in realiseerbare doelen is een manier om gemotiveerd te blijven. De fase 'Managementontwikkeling' is gerelateerd aan het

competentiecluster 'vakvaardigheden'. Het is een fase waarin er doorgeborduurd wordt op het geen ontwikkeld in de fase van 'vakontwikkeling'. De ondernemersvragen wie ben ik, wat kan ik, wat wil ik en wat ga ik doen komen ook steeds meer ter sprake, echter zijn deze vragen nog wel direct

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Steeds meer waarnemingen An- derzijds duiden deze gegevens, samen met alle andere waarnemingen, ontegenspreke- lijk op lokale vestiging – terwijl we daarover, tot minder dan

– ACM Agenda (ronde tafel &amp; online consultatie) – Bijeenkomsten met marktpartijen (zoals deze) – Individuele gesprekken &amp; onderzoeken... Stelling 1: Hoe ziet volgens u de

 Zijn de in de jaarrekening verantwoorde baten en lasten alsmede de balansmutaties over 2016, uitgezonderd de gevolgen van de aangelegenheid beschreven in de paragraaf “De basis

Indachtig het voornemen voor een meer gebiedsgerichte benadering voor het beschermen van mosselbanken heeft dat in het voorjaar van 2013 niet geleid tot het gericht sluiten van

Het biedt veel kansen voor ondernemers door meer ketensamenwerking, minder grondstoffenverbruik en afval, toegang tot nieuwe grondstoffen uit afval....

Even though pass rates on the on-road driving assessments of the three groups with high, intermediate, and low MMSE scores may be informative for patients with AD and their

In januari 2017 heeft de commissie EEM op haar verzoek, in het kader van de uitwerking van het beleidskader economie, “Groene groei voor Gelderland, uitwerking circulaire