• No results found

Met hoeveel geld zijn we later tevreden? Het berekenen van de bestedingsbehoefte van Nederlandse burgers om te zorgen voor een goed pensioen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Met hoeveel geld zijn we later tevreden? Het berekenen van de bestedingsbehoefte van Nederlandse burgers om te zorgen voor een goed pensioen"

Copied!
62
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

MET HOEVEEL GELD ZIJN

WE LATER TEVREDEN?

Het berekenen van de bestedingsbehoefte van

Nederlandse burgers om te zorgen voor een

goed pensioen

MASTERSCRIPTIE MANAGEMENT VAN DE PUBLIEKE SECTOR

Begeleider: Dr. M. Knoef Datum: 9 juni 2016 Tweede lezer: Dr. J. Been

Valentin van Nunspeet

(2)

Inhoudsopgave

Hoofdstuk 1: Inleiding ………3

- 1.1 Onderzoeksvraag ……….3

- 1.2 Relevantie ……….……...4

- 1.3 Naar een meer individuele pensioenstelsel ………..5

- 1.4 Opbouw van de scriptie ……….……..5

Hoofdstuk 2: Theorie ………..7

- 2.1 De rol van pensioenen ……….7

- 2.2 Manieren om pensioenbehoefte/bestedingsbehoefte te meten ………9

- 2.3 Beschrijving van literatuur ……….…11

o 2.3.1 Dudel, Ott, Werding (2014), Maintaining one’s living standard at old age: What does that mean? Evidence using panel data from Germany………11

o 2.3.2 Kools en Knoef (2016), Financial needs when health declines; estimates and implications for health expenditures and pension payout schemes………12

o 2.3.3 Soede (2012), Tevreden met pensioen: Veranderende inkomens en behoeften bij ouderen ………..….12

- 2.4 Verschillende wiskundige modellen voor onderzoek ………....13

o 2.4.1 Fixed-effects model ...………..13

o 2.4.2 Random-effects model ……….14

o 2.4.3 Mundlak methode ………14

- 2.5 Welke variabelen zijn van invloed op tevredenheid van het inkomen?...……….14

- 2.6 Hypotheses ……….16

Hoofdstuk 3: Methode van onderzoek ……….18

- 3.1 De variabelen ……….18 - 3.2 Conceptualisering ………...18 o 3.2.1 Bestedingsbehoefte ………..18 o 3.2.2 Gezondheid ………..18 o 3.2.3 Inkomen ………...19 o 3.2.4 Pensioen ………..20 o 3.2.5 Aantal kinderen ………...20

- 3.3 Data en externe validiteit ………...20

o 3.3.1 Tijdsperiode ………....21

(3)

- 3.5 Van tevredenheid inkomen naar bestedingsbehoefte ……….23

- 3.6 Kritiek op methode van onderzoek ………....23

Hoofdstuk 4: Resultaten ………....24

- 4.1 Descriptieve statistieken ………....24

o 4.1.1 Tevredenheid inkomen per occupatiegroep of leeftijd ...………...25

o 4.1.2 De rol van gezondheid voor tevredenheid inkomen ………....26

- 4.2 Resultaten basismodel ………....29

- 4.3 Leeftijdseffecten ………...31

o 4.3.1 Leeftijdseffect per inkomensgroep ………..36

o 4.3.2 Samenvatting leeftijdseffecten ……….…37

- 4.4 Gezondheidseffecten ………..38

o 4.4.1 Zorgen stijgende zorgkosten voor een groter leeftijdseffect?...41

o 4.4.2 Samenvatting resultaten hypothese 2 ………..42

- 4.5 Resultaten van controlevariabelen ……….42

o 4.5.1 Jaar………..43 o 4.5.2 Partner ………....43 o 4.5.3 Aantal kinderen ………...43 o 4.5.4 Hoger opgeleid ………...44 o 4.5.5 Eigen woning ………..44 Hoofstuk 5: Analyse ………..45

- 5.1 Analyse leeftijdseffecten (hypothese 1) ………45

- 5.2 Analyse gezondheidseffecten (hypothese 2) ……….47

- 5.3 Kritiek ………...48

Hoofdstuk 6: Conclusie en beleidsimplicaties ………51

- 6.1 Conclusie ………..51

- 6.2 Beleidsimplicaties ……….53

Literatuurlijst ………54

(4)

Hoofdstuk 1: Inleiding

Nederlandse pensioenfondsen zijn de afgelopen jaren veel in het nieuws geweest. Het gaat dan vaak over te lage dekkingsgraden, waardoor de premies moeten worden verhoogd of de uitkeringen verlaagd. Het vertrouwen van Nederlandse burgers in het pensioenstelsel is daardoor gedaald. Waar minder media aandacht voor is, is de manier waarop de Nederlandse burgers hun pensioenuitkering krijgen. Nederlandse burgers krijgen een vast pensioen per maand van de overheid (AOW) en ook via de tweede pijler (collectieve pensioenen) is het pensioen meestal een vast bedrag per maand. Van het begin van het pensioen tot het einde van hun leven ontvangen gepensioneerden daarmee een nagenoeg gelijk bedrag. Er zijn wel mogelijkheden in het tweede pijler pensioen om eerst een hogere uitkering te krijgen en na vijf jaar in één keer een grote korting. Dit wordt echter bijna alleen gebruikt om het AOW-gat op te vangen.

Daarnaast zijn er ook sterk wisselende berichten over de welvaart van gepensioneerden. Uit het ene onderzoek komt naar voren dat gepensioneerden veel problemen hebben om rond te komen en uit andere onderzoeken blijkt dat onder gepensioneerden de armoede relatief juist heel laag is. Onderzoek naar de feitelijke bestedingsbehoefte van ouderen zal helpen duidelijker in kaart te brengen welke ouderen financieel in de problemen komen en waarom. Immers, het gaat om de balans tussen inkomsten en uitgaven die bepaalt of gepensioneerden voldoende financiële middelen hebben.

1.1 Onderzoeksvraag

Door onderzoek te doen naar de bestedingsbehoefte van Nederlandse gepensioneerden zouden de uitkeringen van pensioenen meer op maat gemaakt kunnen worden. Nu krijgen Nederlandse burgers de gehele pensioenperiode ongeveer hetzelfde bedrag, terwijl de verwachting is dat Nederlandse burgers eerst meer pensioengeld willen en later minder. Daarnaast kunnen misschien oorzaken worden gevonden dat Nederlandse burgers tijdens het pensioen meer inkomen nodig hebben. Door te onderzoeken of dat werkelijk zo is en welke factoren zorgen voor significante verschillen in bestedingsbehoefte, kunnen pensioenen meer op maat worden gemaakt met de behoefte.

Dit heeft geleid tot de volgende onderzoeksvraag:

Wat is de bestedingsbehoefte van Nederlandse burgers over hun levenscyclus en wat is het effect van leeftijd en gezondheid op de bestedingsbehoefte?

(5)

Het doel van deze onderzoeksvraag is om te kijken wat de bestedingsbehoefte is van gepensioneerden en toekomstig gepensioneerden om de behoeftes van Nederlandse burgers meer aan te laten sluiten op de pensioeninkomsten. Uit bestaand onderzoek komt naar voren dat leeftijd en gezondheid een belangrijke rol spelen. Deze twee factoren onderzoek ik als oorzaken voor een significante toe- of afname van de bestedingsbehoefte van de Nederlandse burgers.

1.2 Relevantie

Dit onderzoek moet leiden tot een discussie over de wijze waarop Nederlandse burgers hun pensioenuitkering krijgen. Als de bestedingsbehoefte van de Nederlandse burgers een trend laat zien tijdens het pensioen, moeten de overheid en de pensioenfondsen de uitkeringen niet meer aanpassen aan de behoeftes? Of dit in ieder geval mogelijk maken? Omdat geen rekening kan worden gehouden met de behoefte van elk individu zal in dit onderzoek worden gekeken naar factoren die zorgen voor een significante verandering in de bestedingsbehoefte. Voorbeelden hiervan zijn of gepensioneerden samenwonen met een partner en hun gezondheid. Misschien zou het in de toekomst mogelijk moeten zijn om een pensioenuitkering als een soort verzekering afhankelijk te maken van eventuele problemen tijdens het pensioen. Als bijvoorbeeld blijkt dat een slechte gezondheid de bestedingsbehoefte sterk laat toenemen, dan zouden gepensioneerden met een slechte gezondheid in aanmerking kunnen komen voor een hoger pensioen. Door onderzoek te doen naar de bestedingsbehoefte kunnen de pensioenuitkeringen en de maatschappelijke wensen dichter bij elkaar komen. De wetenschappelijke relevantie van deze studie is dat de afgelopen 20 jaar al enkele onderzoeken zijn geweest naar de pensioenbehoefte van burgers (Soede, 2012; Dudel et al., 2015), maar dat daarbij nog maar beperkt is gekeken naar de variabele gezondheid. Kools en Knoef (2016) hebben de variabele gezondheid wel meegenomen in hun onderzoek. Hieruit blijkt dat gezondheid wel degelijk van invloed is op de bestedingsbehoeftebehoefte van burgers. Zij hebben echter alleen gekeken naar gepensioneerden en niet naar burgers voor pensionering. De onderzoeken van Dudel et al. (2015) en Soede (2012) hebben dit wel gedaan. Hieruit bleek dat ook de overgangsperiode naar het pensioen van belang is voor de pensioenbehoefte. Echter, zij hebben gezondheid buiten beschouwing gelaten. Deze bestaande onderzoeken komen dus wel in de buurt van het antwoord voor dit onderzoek, maar beantwoorden hem niet.

(6)

1.3 Naar een meer individueel pensioenstelsel

Om de toekomst van het Nederlandse pensioenstelsel veilig te stellen, is het kabinet Rutte II bezig enkele veranderingen door te voeren. Zo heeft het kabinet besloten dat vanaf 2020 moet worden begonnen met het afschaffen van de verplichte doorsneepremie. Bij een doornseepremie betaalt elke pensioendeelnemer dezelfde pensioenpremie en krijgt per jaar dezelfde pensioenopbouw. De werknemer heeft weinig keuze zijn pensioenopbouw aan te passen aan zijn individuele wensen. Het voordeel hiervan is dat het risico wordt beperkt dat Nederlandse burgers te laat gaan denken aan hun pensioen en dan te weinig opbouwen. Op deze manier heeft elke Nederlandse burger in loondienst een goed pensioen en kan in zijn eigen onderhoud voorzien. De huidige praktijk bij zelfstandigen (waaronder zzp'ers) laat zien dat daarbinnen grote groepen onvoldoende pensioen opbouwen (Spijkerman 2016).

Het kabinet wil naar een nieuw soort pensioenregeling waar meer ruimte is voor keuzevrijheid en maatwerk. Zo wil het kabinet kijken naar een persoonlijkere pensioenopbouw, waarbij mensen zelf kunnen kiezen in beleggingsbeleid, de hoogte van de premie en hoe het pensioengeld wordt uitgekeerd. Deze keuzes hebben Nederlandse werknemers nu niet. Dit moet allemaal wel worden gedaan zonder dat de collectiviteit van het Nederlands pensioenstelsel volledig verloren gaat.

Al deze ideeën komen uit de ‘Nationale Pensioendialoog’, waarbij het kabinet, de Tweede Kamer en de sociale partners samen denken over de toekomst van ons pensioenstelsel (Ministerie van SZW 2015). Het duidelijker in kaart brengen van de bestedingsbehoefte van gepensioneerde kan helpen om het pensioenstelsel te individualiseren zoals het kabinet wil zonder dat de voordelen van het collectieve stelsel volledig verloren gaan. Onderzoek doen naar de oorzaken van significante veranderingen in de bestedingsbehoefte van gepensioneerden biedt de overheid mogelijk inzichten waar zij op kunnen inspelen.

1.4 Opbouw van de scriptie

In deze scriptie zal eerst de rol van pensioenen in de Nederlandse samenleving worden uitgelegd. Vervolgens zal aan de hand van bestaande literatuur in de theorie gekeken worden naar manieren om de bestedingsbehoefte van mensen te berekenen, met de bijbehorende wiskundige formules. Ook is al een aantal artikelen verschenen over pensioenbehoefte van burgers en de conclusies hiervan worden beschreven. Uit deze theorie zullen een aantal hypotheses komen. Dit staat in Hoofdstuk 2: Theorie.

(7)

Daarna zal het eigen empirische onderzoek worden beschreven in hoofdstuk 3. Wat is de afhankelijke variabele, wat zijn de onafhankelijke variabelen en wat zijn de controlevariabelen? Voor het onderzoek is het van belang om de variabelen te conceptualiseren. Daarmee zal duidelijk worden hoe deze worden gemeten. Vervolgens zal worden besproken welke data zullen worden gebruikt voor het onderzoek en welk invloed er is op de validiteit van het onderzoek. Als laatste komt de operationalisering aan bod. Hoe worden al deze gegevens omgezet in een wetenschappelijk onderzoek? Hierin wordt uitgelegd de modellen die worden gebruikt, en op welke manier.

In hoofdstuk 4 komen de resultaten van het onderzoek aan de orde. Daarin zullen eerst enkele resultaten beschreven worden van descriptieve modellen. Daarna zal door middel van complexere modellen worden gekeken naar antwoorden op de hypotheses van hoofdstuk 2. Vervolgens zal in hoofdstuk 5 een analyse plaatsvinden waarbij de gevolgen worden bekeken van de uitkomsten uit hoofdstuk 4. Ten slotte is er nog een conclusie waarbij alles wordt samengevat en een mogelijke beleidsimplicatie aan de hand van het onderzoek wordt beschreven.

(8)

Hoofdstuk 2: Theorie 2.1 De rol van pensioenen

Het Nederlandse pensioenstelsel dient een aantal doelen. Het eerste doel is om de consumptie van de burger te spreiden. De burger verdient in zijn werkende leven geld waar hij voor een deel meer nut van heeft als hij dit later krijgt. Dit is vanwege de wet van afnemende meeropbrengsten. Iemand die duizend euro per maand verdient, hecht meer waarde aan duizend euro extra per maand dan iemand die tienduizend euro per maand verdient. Dit geldt ook over de levenscyclus.

Daarnaast zorgen pensioenen ervoor dat risico’s worden gedeeld. De levensverwachting per individu is moeilijk in te schatten. Dus is het ook moeilijk om voor je eigen pensioen te sparen. Voor een grotere groep mensen is de gemiddelde levensverwachting wel goed te schatten en kan het risico op oud worden, worden gedeeld. Ook krijgt men door te verzekeren annuïteit van pensioenen, elk jaar een vast bedrag. Dit is fijn voor de gepensioneerde, want dan weten ze goed waar ze aan toe zijn.

Een derde reden voor pensioenen is om armoede onder ouderen te bestrijden. Ouderen zijn niet zo productief en kunnen niet aan werk komen. Voor hun inkomen zijn ze dus op andere bronnen aangewezen. Door pensioenen zijn zij ook zeker van een inkomen.

Ten slotte zorgen pensioenen ook voor solidariteit. Voor solidariteit tussen generaties, lage en hoge inkomsten, huishoudenssamenstelling en man en vrouw.

Om deze vier punten te begrijpen is het goed om te kijken naar de manier waarop Nederlandse burgers hun pensioen opbouwen. De doelen worden bewerkstelligd door de drie pijlers die het Nederlands pensioenstelsel kent. De eerste pijler is de Algemene Ouderdomswet (AOW). Deze komt neer op een vast bedrag per maand dat iedere burger krijgt wanneer hij of zij de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt. Dit wordt betaald vanuit het omslagstelsel. De werkenden van nu betalen verplicht voor de gepensioneerden van nu de AOW. Deels komt de AOW ook uit de algemene middelen. De enige eis die wordt gesteld aan het verkrijgen van AOW, is de tijd dat je in Nederland hebt gewoond. Als je de vijftig jaar voor je AOW leeftijd in Nederland hebt gewoond, krijg je een volledige AOW uitkering. Elk jaar dat men niet in Nederland heeft gewoond, gaat er proportioneel af.

(9)

De tweede pijler wordt gevormd door de werknemerspensioenen. De meeste werknemer zijn via hun werkgever aangesloten bij een pensioenfonds en sparen verplicht voor hun pensioen. Werknemers bouwen op deze manier een extra pensioen op bovenop de AOW. De pensioenfondsen beleggen het geld van de deelnemers om rendement te maken. Dit stelsel heeft dus een kapitaaldekking.

De derde pijler zijn de individuele verzekeringen. Hierover kan iedere burger zelf beslissen en is net als de tweede pijler kapitaal gedekt.

Daarnaast bestaan nog de overige pijlers die zorgen voor een inkomen na pensionering. Dat zijn bijvoorbeeld spaargeld, overwaarde op de eigen woning of human capital. Deze pijlers tezamen moeten ervoor zorgen dat Nederlandse burgers genoeg pensioen hebben.

Het Nederlandse pensioenstelsel wordt gezien als één van de beste van de wereld. In internationale vergelijkingen staan we steevast in de top drie. Toch is het altijd goed om te kijken naar mogelijkheden om deze te verbeteren. Een mogelijkheid is om het pensioen meer op maat te maken met de wensen van de mensen. Dit kan gebeuren door mensen zelf meer vrijheid te geven om hun uitkering op te nemen. Echter moet de burger dan altijd worden beschermd om niet te veel pensioen in één keer op te nemen (Goudswaard 2013: 69). Een andere manier is om een extra soort verzekering in te bouwen in de pensioenen. Met het huidige pensioenstelsel is alleen het risico om lang te leven gedekt. Het pensioen uit de eerste twee pijlers is gegarandeerd hoe oud de deelnemer ook wordt.

Gegeven dit rigide stelsel dat maar één risico dekt, is het goed om te onderzoeken of het mogelijk zou zijn een risicodekking te introduceren wanneer de behoeftes sterk stijgen. Om goed zicht te krijgen op de pensioenbehoefte van de Nederlandse burger is het van belang te kijken naar de redenen die zorgen voor een significante stijging of daling van de behoefte. Een voorbeeld hiervan is een koppel dat met pensioen gaat en veel wil gaan reizen. Dan is de pensioenbehoefte hoger vanwege de kosten van het vele reizen. Na een aantal jaar gaan ze het wat rustiger aan doen. Ze zijn nog wel redelijk gezond, maar hebben niet meer de energie om veel te reizen. De pensioenbehoefte daalt door dalende uitgaven. Rond een jaar of 80 gaat de gezondheid sterk achteruit en stijgen de kosten. Zeker nu collectieve voorzieningen en standaard zorgverzekeringen steeds minder van hun behoeften dekken, zullen de eigen zorgkosten stijgen, maar ook andere kosten zoals een schoonmaker en het steeds vaker moeten nemen van een taxi. Het gepensioneerde stel moet hiervoor nog wel genoeg geld hebben. Wanneer en hoelang men in een slechte gezondheid leeft is onzeker. Hebben ze in

(10)

tijden dat de bestedingsbehoefte lager was, wel goed gespaard, is hun pensioenuitkering wel hoog genoeg? Een oplossing zou kunnen zijn om een pensioen meer op maat te maken. Hiervoor moet wel duidelijk worden wat precies de pensioenbehoefte van mensen zijn en hoe deze over tijd veranderen en welke oorzaken zorgen voor een significant verschil.

2.2 Manieren om pensioenbehoefte/bestedingsbehoefte te meten

Nederlandse burgers bouwen op verschillende manieren pensioen op zodat ze een goede oudedagvoorziening hebben. Maar wat is precies een goed pensioen? Behoeften kan men omschrijven als wat in termen van goederen en diensten vereist is om een volwaardig leven te kunnen leiden. Hierin gelden alle behoeftes die men kan hebben van lichamelijke behoefte tot zelfontplooiing. Doyal en Gough (1991) hebben een andere definitie van behoefte. Zij spreken over twee basale behoeften: fysieke gezondheid en autonomie. Iemands financiële behoeften zijn gelijk te stellen aan de kostprijs van de goederen en diensten die op een gegeven plaats en tijd nodig zijn om de behoeften te vervullen. Voorbeelden hiervan zijn eten en drinken, huisvesting, adequate gezondheidszorg enzovoorts (Soede 2012: 16). Nog veel meer definities bestaan naar de behoefte van de mens, maar waarom zijn die nodig?

Door een definitie op te stellen van financiële behoefte komt naar voren welke factoren van invloed zijn op de financiële behoeftes. Bijvoorbeeld iemand die met pensioen is, hoeft niet meer naar zijn werk en heeft dus minder zijn auto nodig. Echter, een gepensioneerd stel kan ook besluiten om meer op autovakanties te gaan. Een ander voorbeeld is dat gepensioneerden geen kinderen hoeven te onderhouden, waardoor de huishoudkosten zullen dalen. Maar het kan ook zo zijn dat ze een stuk meer thuis zijn waardoor de huishoudkosten stijgen. (Soede 2012: 16). Uit de theorieën van financiële behoefte is het niet vast te stellen welke financiële behoeftes gepensioneerde hebben, maar wel welke factoren van invloed zijn.

Het Nederlandse pensioenstelsel heeft als doel om uit de eerste en tweede pijler een netto vervangingspercentage van 70% te krijgen. Maar voldoen we op die manier wel aan de financiële behoefte die gepensioneerde hebben? Cruciaal is het meten van de behoefte van mensen, maar op welke manier is dit het beste te doen?

De eerste manier om de behoefte te meten is om de welvaart die een persoon ervaart te onderzoeken. Iemand met een geringe behoefte zal bij een gelijk inkomen meer welvaart voelen dan iemand met een grotere financiële behoefte. Dit wordt gedaan door te vragen in hoeverre de persoon makkelijk rondkomt. Dit is een subjectieve welvaartsbeleving van een

(11)

persoon (Soede 2012: 21). Zo kan men op een ordinale schaal aangeven van heel goed tot heel slecht of ze rond kunnen komen met het inkomen dat ze hebben. Een dergelijke methode wordt een stated preferences-methode genoemd (Soede 2012: 21). Het grootste probleem van dit soort onderzoek is dat het gevoel van de persoon een grote rol speelt. Als een persoon negatief is, zal hij eerder zeggen dat hij niet goed rond kan komen dan een persoon die positief is. Voor het onderzoek kan dit een gevaar zijn. Voor de één is het glas halfvol en voor de andere halfleeg. Dit zou voor een deel kunnen worden opgevangen door in het onderzoek een psychologische test mee te nemen als controlevariabele. Hierbij wordt gekeken hoe negatief of positief de mensen zijn. Onderzoek van Kools en Knoef (2016) laat echter zien dat dit weinig uitmaakt voor de resultaten. Een betere oplossing is om de antwoorden van dezelfde persoon over tijd te volgen (Kools en Knoef 2016: 6).

Een tweede manier is om te kijken naar de uitgaven van een huishouden (revealed-preferences methode). Eén van de belangrijkste modellen hierin zijn de consumer demand-modellen. Bij deze modellen wordt aangenomen dat een huishouden zijn inkomen zo aan goederen en diensten besteedt dat zijn nut zo groot mogelijk is. Het doel is om te kijken welk percentage van het inkomen gaat naar basisvoorzieningen als huur en eten en welk deel gaat naar vakanties en kleding. Op deze manier is te onderzoeken of mensen met gelijke inkomens naar verhouding meer of minder uitgeven aan luxe goederen. Ook kan men kijken wat de minimale kosten zijn dat een huishouden nodig heeft om een bepaalde levensstandaard te halen (Soede 2012: 19).

Een voordeel van consumer demand-modellen is dat wordt gerekend met werkelijke uitgaven die de huishoudens hebben. Het is daarom een objectievere manier dan stated preferences-methode. Ook kan men op deze manier goed kijken wat de levensbehoeften zijn van de verschillende leeftijdscategorieën. Een nadeel is dat alleen naar de bestedingen wordt gekeken en niet naar het inkomen dat een persoon heeft. Ook is de kwaliteit van de data van budgetonderzoek niet altijd even goed (Soede 2012: 19).

Een huishouden kan sparen en ontsparen tijdens zijn leven. Zoals volgens het levenscyclusmodel van Modigliani en Brumberg (1954). Daarbij wordt verondersteld dat mensen tijdens hun leven sparen om consumptie te spreiden. Dit voorkomt dat iemand niets meer te besteden heeft wanneer ze geen inkomen meer heeft uit werk. De mensen sparen wanneer ze denken meer nut van het geld te kunnen ontlenen op een ander moment. Daarnaast ontsparen ze wanneer het inkomen te laag is om de goederen en diensten te kopen

(12)

die ze nodig hebben. Omdat mensen tijdens hun pensioen ontsparen is het niet handig om door middel van consumer demand-modellen onderzoek te doen naar de bestedingsbehoefte tijdens het pensioen. Het vermogen van mensen speelt tijdens het pensioen een belangrijke rol en deze wordt niet meegenomen bij consumer demand-modellen (Soede 2012: 20).

Een derde manier om de pensioenbehoefte te meten is dat een expert kijkt naar de mate waarin een huishouden goed kan rondkomen. Dit wordt dan vergeleken met het inkomen dat ze hebben. Een belangrijk onderzoeker hierin is Rawls (1971). Het belangrijkste is dat gekeken wordt wat de primaire goederen zijn die een huishouden nodig heeft. Deze primaire goederen dienen als hulpbronnen van een huishouden om te kunnen functioneren in de samenleving en daarmee zijn welvaart te scheppen (Soede 2012: 22). Het is lastig vast te stellen wat precies primaire goederen zijn; vooral omdat die per huishouden sterk kunnen verschillen. Zo heeft een huishouden met een gehandicapt kind andere primaire goederen dan twee vitale dertigers. Deze manier van onderzoeken blijft daarom arbitrair (Soede 2012: 23) Concluderend, een stated-preference methode is voor dit onderzoek een goede methode om tot betrouwbare resultaten te komen.

2.3 Beschrijving van literatuur

Door de jaren heen zijn een aantal onderzoeken gedaan naar de financiële behoefte van gepensioneerden. Voor dit onderzoek zal de nadruk liggen op drie onderzoeken. Deze recente onderzoeken houden rekening met fouten gemaakt in het verleden en beschikken over grote datasets.

2.3.1 Dudel, Ott, Werding (2014), Maintaining one’s living standard at old age: What does that mean? Evidence using panel data from Germany

Deze onderzoekers hebben gebruik gemaakt van het Socio-Economic Panel (SOEP) om te berekenen wat de vervangingsratio is wanneer iemand met pensioen gaat in Duitsland. De ruim tienduizend huishoudens in het panel werden gevraagd in hoeverre ze tevreden waren met hun inkomen op een schaal van 0 tot 10. Alle huishoudens zijn gelijkgetrokken met behulp van equivalentieschalen tot huishoudens van één persoon. De equivalentieschalen zelf werden ook berekend via de SOEP data. Daarna werden paneldatatechnieken gebruikt om de ontwikkeling van bestedingsbehoefte te schatten. Een probleem dat naar voren komt is, is de onduidelijkheid of de schaal van 0 tot 10 een ordinaal of een ratio meetniveau is. De

(13)

onderzoekers hebben dit zo veel mogelijk opgelost door vooral mensen over tijd met zichzelf te vergelijken dan verschillende mensen met elkaar te vergelijken (Dudel et al. 2014: 6). Bij het onderzoek zijn de mensen die tussen 1992 en 2011 met pensioen gingen, in het onderzoek gebruikt. De conclusie van het onderzoek is dat het gewenste netto vervangingspercentage op 87 procent ligt. Daarbij is de vervangingsratio hoger aan het begin van het pensioen en daalt hij langzaam met de leeftijd. Daar moet wel bij worden aangetekend dat het aantal waarnemingen ook afneemt, waardoor de cijfers steeds onbetrouwbaarder worden (Dudel et al. 2014: 11-12).

2.3.2 Kools en Knoef (2016), Financial needs when health declines; estimates and implications for health expenditures and pension payout schemes

De onderzoekers wilden met dit onderzoek testen of fysieke beperkingen kunnen verklaren waarom gepensioneerden bij steeds hogere leeftijd minder uitgeven. In dit onderzoek is gebruik gemaakt van Europese gegevens van huishoudens: Survey of Health, Ageing and Retirement in Europe (SHARE), waarbij in ruim 20 landen ouderen voor langere tijd worden onderzocht. Hierbij wordt gevraagd naar het inkomen van het huishouden, de mate waarin ze rond kunnen komen en informatie over gezondheid en informele zorg. Ook bij dit onderzoek is dus gebruik gemaakt van de subjectieve methode, de stated-preferences-methode. De bias die hierdoor ontstaat, omdat sommige mensen eenmaal optimistischer zijn dan andere wordt gecompenseerd door naar veranderingen binnen individuen te kijken en door enkele controlevariabelen. Met deze controlevariabelen wordt onder andere gekeken hoe optimistisch iemand is door middel van het beantwoorden van een aantal vragen. Deze vragen zijn bedacht aan de hand van EURO-D depressieschaal. Daarnaast, net als in de meeste modellen, worden controlevariabelen opgenomen zoals inkomen en opleidingsniveau (2106: 6-11).

Conclusie is dat tijdens het ouder worden de bestedingsbehoefte daalt. Dit komt echter niet door de gezondheid, want bij een slechte gezondheid waarbij fysieke beperkingen optreden, stijgen de financiële behoeften met negen procent. Daarnaast komt uit het onderzoek dat, wanneer er sprake is van dagelijkse informele zorg van buiten het huishouden, de bestedingsbehoefte 25 procent lager is.

2.3.3 Soede (2012), Tevreden met pensioen: Veranderende inkomens en behoeften bij ouderen

Het onderzoek van Soede is uitgebreider dan van Dudel et al. en Kools en Knoef. Het is een heel proefschrift waarin ook uitleg wordt gegeven over enkele randzaken. De hoofdvraag van

(14)

het onderzoek is: In hoeverre stroken de veranderingen in het inkomen van ouderen na hun pensionering met de ontwikkeling van hun behoeften? Hiervoor zijn twee methodes gebruikt: een revealed-preferences methode en een stated-preferences methode (2012: 198). De twee verschillende methodes laten ook twee uitkomsten zien. De revealed-preferences methode laat zien dat gepensioneerde gemiddeld 18 procent minder inkomen nodig hebben. De bestedingen dalen meteen zodra iemand met pensioen gaat en dalen over tijd steeds meer. Bij de stated-preferences methode zien we dat de bestedingsbehoefte bij pensionering juist met vier procent stijgt, maar ook hier daalt die wanneer de gepensioneerde ouder is (2012: 199-201). Een belangrijk aspect dat bij het onderzoek moet worden meegenomen, is de rol van het nabestaandepensioen. Wanneer de persoon die heeft gezorgd voor het aanvullende pensioen, overlijdt, krijgt de partner in veel regelingen 70% van het eerdere pensioen. Terwijl wanneer de partner overlijdt van degene die het pensioen heeft opgebouwd, behoudt hij of zij 100%. Omdat in het verleden de man vaak de kostwinnaar was, hebben mannen die een partner hebben verloren vaak een beter pensioen dan vrouwen die hun partner hebben verloren (2012: 227).

2.4 Verschillende wiskundige modellen voor onderzoek

In dit onderzoek zal eerst door middel van een aantal descriptieve statistieken worden gekeken naar de effecten van de onafhankelijke variabele op de afhankelijke variabele: Hoe tevreden ben je met je inkomen? Bij deze modellen worden de gegevens van alle jaren bij elkaar gevoegd en gekeken wat de effecten zijn van de verschillende onafhankelijke variabelen op de afhankelijke variabele. Zo wordt gekeken of naarmate iemand ouder wordt, hij tevredener is met zijn inkomen en of de mate dat iemand zich gezond voelt correleert met zijn tevredenheid van inkomen. Deze cijfers geven een versimpelde versie van de werkelijkheid. Met een aantal zaken die de verandering kunnen verklaren, wordt geen rekening gehouden. Zoals dat gezonde mensen over het algemeen een hoger inkomen hebben en daardoor tevredener zijn met hun inkomen. Dit kan wel worden meegenomen in het onderzoek door gebruik te maken van een model. Het doel van modellen is dat duidelijk wordt wat de invloed is van elke onafhankelijke variabele op de afhankelijke variabele. Twee modellen om panel-data te analyseren zijn het fixed-effects model en het random-effects model.

(15)

2.4.1 Fixed-effects model

Door te kijken naar effecten bij mensen over een langere periode kan worden gekeken welke invloed de onafhankelijke variabelen hebben op de afhankelijke variabele. Doordat in een fixed-effects model mensen met zichzelf worden vergeleken (within-effects), wordt rekening gehouden met ongeobserveerde variabelen die van invloed kunnen zijn op het antwoord van de persoon. Ook worden ongeobserveerde variabelen die niet veranderen over tijd meegenomen in dit model. Dus wanneer iemand ziek wordt, wordt duidelijk wat de invloed is op de mate dat hij of zij kan rondkomen. Het is wel van belang om te kijken of andere variabelen niet ook mee veranderen, zoals bijvoorbeeld aantal kinderen.

2.4.2 Random-effects model

Het grote voordeel van het random-effects model ten opzichte van het fixed-effects model is dat niet alleen naar verandering binnen personen wordt gekeken, maar ook tussen personen (between-effects). Dat maakt de schattingen meer efficiënt (Soede 2012: 161-163).

Het nadeel van het random-effects model is dat meer statistische assumpties nodig zijn dan bij het fixed-effects model. Zo moeten we aannemen dat regressoren strict exogeen zijn ten opzichte van het random effect. Wanneer een variabele niet wordt meegenomen die wel van invloed is op de onafhankelijke variabelen en of de afhankelijke variabele, dan is de meting onnauwkeurig. Daarom is het van belang om controlevariabelen te gebruiken.

Controlevariabelen worden gebruikt om te kijken of andere factoren dan de onafhankelijke variabelen die worden onderzocht, effect hebben op de afhankelijke variabele. Dit om te voorkomen dat een vertekend beeld ontstaat. In een onderzoek over pensioenen is het belangrijk om sociaaleconomische factoren mee te nemen als controlevariabelen. Dit zijn zaken als opleiding, aantal kinderen en geslacht.

2.4.3 Mundlak methode

Volgens Mundlak (1978) zijn beide modellen te combineren, zodat de sterke punten van beide modellen naar voren komen. Het idee is dat voor elk van de variabelen wordt gekeken welk model, random-effects model of fixed-effects model, beter is om te gebruiken. Daarna kan de invloed van elk van de variabelen worden meegenomen in één gezamenlijke formule (Soede 2012: 161). Het model wordt verbeterd door gebruik te maken van controlevariabelen die een positief of negatief effect kunnen meten op de individuele antwoorden (Kools 2016: 6).

(16)

2.5 Welke variabelen zijn van invloed op tevredenheid van het inkomen?

Om onderzoek te doen naar tevredenheid van het inkomen moet duidelijk zijn welke factoren een rol spelen hierin. Uiteraard speelt het inkomen zelf een belangrijke rol. Hoe hoger het inkomen is van een huishouden, hoe meer goederen ze kunnen kopen en hoe tevredener ze zijn met hun inkomen. Maar inkomen is niet het enige dat een rol speelt bij het kijken naar tevredenheid van het inkomen. Want naast de inkomsten staan de behoeften van een huishouden. Deze behoeften zijn voor elk huishouden verschillend en kunnen van groot invloed zijn op het antwoord van de vraag: Hoe tevreden bent u met uw inkomen?

De tweede variabele die een grote rol speelt, is de huishoudenssamenstelling. In het algemeen geldt dat hoe meer mensen samen wonen, hoe groter de totale behoeftes is. Daarnaast geldt dat ook de levensfase waarin een huishouden zit, van belang is (Vera-Toscano et al. 2005). Huishoudens waarin jonge kinderen zijn en twee werkende ouders, hebben heel andere kosten dan huishoudens met twee gepensioneerden. De werkende ouders moeten betalen voor de kinderopvang en zijn geld kwijt aan het forenzen naar werk. Terwijl het gepensioneerde koppel deze kosten allemaal niet heeft (Soede 2012: 154).

Een volgende variabele die van invloed kan zijn, is de leeftijd van de ondervraagde. Dit lijkt veel op het effect dat ontstaat doordat huishoudens in verschillende levensfases zitten. Maar ook binnen de verschillende fase kunnen verschillen ontstaan. Het effect van leeftijd zal in dit onderzoek worden onderzocht. Wat belangrijk is om mee te nemen, is dat mensen vooral met elkaar vergelijken hoe tevreden ze zijn met hun inkomen. Gepensioneerden kijken naar andere gepensioneerden bijvoorbeeld. Maar het kan ook zijn dat 75 plussers van nu sterk verschillen van de 75 plussers van over tien jaar of tien jaar geleden. Dit komt door generatieverschillen. Zo kan het zijn dat in de toekomst 75 plussers wel waarde hechten aan een goede computer en nu niet. Dit zal leiden tot een cohorteffect of generatie-effect (Soede 2012: 154).

Het hebben van een eigen woning is ook van belang. Wanneer een huis is afbetaald, dalen de kosten die een huishouden nodig heeft om rond te komen. Daarnaast is daarmee een (groot) vermogen opgebouwd. Verwacht wordt, dat huishoudens met een eigen woning eerder tevreden zijn met hun inkomen dan huishoudens met een huurwoning.

Uit onderzoek van Dudel et al. (2016) en Kools en Knoef (2016) blijkt dat gezondheid ook een rol speelt in de mate waarin mensen tevreden zijn over hun inkomen. Wanneer de gezondheid daalt, stijgt de bestedingsbehoefte. De kosten voor zorg en verzorging worden

(17)

niet volledig gedekt door verzekeringen en de overheid. Daarnaast kan een verslechtering van de gezondheid ook zorgen dat de kosten van andere activiteiten toenemen. Zo kan het zijn dat mensen vaker de taxi moeten nemen en dat zorgt voor extra kosten.

2.6 Hypotheses

Door de onderzoeken die eerder zijn gedaan, komt een aantal verwachtingen naar voren die in dit onderzoek getoetst zullen worden. De eerste is:

De bestedingsbehoefte van Nederlandse burgers neemt tot het pensioen toe en daarna neemt de bestedingsbehoefte af.

Vanaf de achttiende levensjaar tot aan het pensioen nemen de bestedingsbehoefte steeds toe. De kosten van het huishouden kunnen toenemen door partner, kinderen en andere hogere vaste lasten. Uit de eerder besproken onderzoeken komt naar voren dat naarmate iemand langer met pensioen is, de bestedingsbehoefte afneemt. Wanneer mensen net met pensioen gaan, zijn ze vaak nog fit om te reizen en andere activiteiten te doen. Dit neemt af naarmate de leeftijd hoger wordt. Hierdoor neemt de bestedingsbehoefte af.

Daarnaast zal worden gekeken wat het verschil in bestedingsbehoefte is van de beroepsbevolking ten opzichte van gepensioneerden. Omdat de bestedingsbehoefte per generatie verschilt, denk alleen al aan de behoefte van smartphone of computer, is het goed om ook te kijken naar mensen die met pensioen gaan. In de LISS panel data zijn in de zes jaar dat de elektronische enquêtes zijn gehouden, mensen met pensioen gegaan. Door naar hun bestedingsbehoefte te kijken voor en na pensionering kan een duidelijk beeld komen van de bestedingsbehoefte meteen na pensionering.

De tweede hypothese is:

Afname in gezondheid zorgt voor een significante toename in de bestedingsbehoefte.

Kools en Knoef (2016) laten in hun onderzoek zien dat de mate van gezondheid zal zorgen voor een significant verschil in bestedingsbehoefte. Wanneer de gezondheid achteruitgaat, zullen fysieke beperkingen opspelen en de mobiliteit achteruit gaan. Door de mindere mobiliteit zal zorg en hulp moeten worden ingekocht. De kosten hiervan zijn hoger dan de besparingen die worden gemaakt door het minder maken van uitjes volgens de hypothese. Dit effect zal de afgelopen tijd waarschijnlijk alleen maar sterker zijn geworden door de stijgende kosten van huishoudens voor zorg (Van Ark 2016).

(18)

De twee hypotheses lijken elkaar tegen te spreken. Immers hoe ouder iemand is, hoe slechter vaak de gezondheid van die persoon en een slechte gezondheid kost juist geld. Maar door middel van een model met zowel gezondheid als leeftijd kunnen de effecten van de verschillende hypotheses worden gemeten. Zo kan het gezondheidseffect en het leeftijdseffect op de bestedingsbehoefte worden gemeten.

(19)

Hoofdstuk 3: Methode van onderzoek

In dit onderzoek wordt gekeken naar de bestedingsbehoefte van de Nederlandse burgers. Niet alleen van mensen die nu al met pensioen zijn, maar ook mensen die nog met pensioen gaan. Dit zal niet voor iedere burger hetzelfde zijn. Dit hangt af van verschillende factoren (variabelen) in iemands leven. In dit onderzoek zal worden getracht te onderzoeken welke factoren zorgen voor een significant verschil in de behoeften voor de burger. Dit onderzoek zal daarmee een aantal wetenschappelijke gaten dichten die niet zijn behandeld in eerdere studies over pensioenbehoefte. Het gaat daarbij om het meenemen van de variabelen gezondheid en beroepsgeschikte bevolking in de modellen.

3.1 De variabelen

In het onderzoek zal de bestedingsbehoefte van de Nederlandse burger worden onderzocht als afhankelijke variabele. De twee onafhankelijke variabelen van het onderzoek zijn: gezondheid en leeftijd. De controlevariabelen zullen zijn: geslacht, opleiding, aantal kinderen, partner en inkomen.

3.2 Conceptualisering

Een aantal variabelen verdienen nadere toelichting, zodat duidelijk is welke definitie wordt gehanteerd in dit onderzoek en hoe deze variabele wordt gemeten.

3.2.1 Bestedingsbehoefte

De afhankelijke variabele in het onderzoek is de bestedingsbehoefte van de Nederlandse burgers. Daarbij ligt de nadruk op de bestedingsbehoefte tijdens het pensioen, de pensioenbehoefte. Bestedingsbehoefte is het inkomen waarvan men zelf denkt dat het genoeg is om goed rond te kunnen komen. Hoe hoog dit is voor mensen wordt berekend door de stated-preference methode. Daarbij wordt gekeken naar het inkomen dat iemand heeft en hoe goed hij zegt daarmee rond te kunnen komen.

3.2.2 Gezondheid

De variabele gezondheid kan op verschillende wijzen worden gedefinieerd. In dit onderzoek wordt zo veel mogelijk aangesloten bij de definitie die Machteld Huber - samen met de Gezondheidsraad en ZonMw - ontwikkelde voor haar proefschrift in 2014:

(20)

‘Gezondheid als het vermogen zich aan te passen en een eigen regie te voeren, in het licht van de fysieke, emotionele en sociale uitdagingen van het leven (Maastricht University 2014).’

Daarom zal in het onderzoek op twee manieren worden gekeken naar gezondheid. Enerzijds naar de mening van de mensen zelf over hun eigen gezondheid in een schaal van 1 tot en met 5, waarbij 1 staat voor poor en 5 staat voor excellent. Hierbij worden alle aspecten van gezondheid meegenomen. Anderzijds, door te kijken naar tien vragen over de mogelijkheid van mensen om enkele fysieke taken te kunnen uitvoeren in huis. Dit zijn taken zoals de trap oplopen, zelfstandig naar de wc kunnen en douchen. Dit is gemeten op een schaal van 1 tot en met 5, waarbij 1 staat voor without any problem en 5 staat voor not. Deze zijn meer gericht op de fysieke aspecten van gezondheid. Dat sluit aan bij de hypothese waarbij verwacht wordt dat fysieke beperkingen van gezondheid zullen leiden tot meer kosten en dus een hogere bestedingsbehoefte.

3.2.3 Inkomen

Voor de variabele inkomen zal worden gekeken naar het geheel van inkomen dat een huishouden netto heeft. Dit is alles wat iemand als opbrengst van arbeid, onderneming, vermogen of uitkering geniet. Het wordt gemeten door wat de mensen zelf als vast inkomen opgeven in de LISS data panel. In juni van elk jaar wordt het netto huishoudinkomen van het jaar ervoor gevraagd, zodat gebruik kan worden gemaakt van de gegevens die mensen aan de belastingdienst hebben opgegeven. In maart en april moet ieder huishouden in Nederland zijn belastingaangifte doen en ziet achteraf wat het netto inkomen van het huishouden is. Op deze manier is geprobeerd de cijfers zo correct mogelijk te krijgen.

Daarbij is het wel van belang om te kijken of het hoofdinkomen van het huishouden uit pensioen komt of uit een baan of uitkering. Dit komt omdat soms een huishouden twee verdieners heeft, waarvan de ene met pensioen is en de ander nog aan het werk. Wanneer de persoon met het grootste inkomen met pensioen is, dan is het huishouden met pensioen. Zo kan onderscheid worden gemaakt naar huishoudens die met pensioen zijn of nog werken. Het natuurlijk logaritme van het inkomen van de huishoudens zal in het model worden gebruikt. Dit is om rekening te houden met het feit dat een extra euro inkomsten niet voor iedereen dezelfde betekenis heeft. Wanneer huishoudens een lager inkomen hebben, hechten ze meer waarde aan een extra euro dan huishoudens met een hoog inkomen. Door gebruik te maken van het natuurlijk logaritme van inkomens wordt het percentage waarmee het inkomen

(21)

stijgt of daalt meegenomen. Dit moet zorgen dat een duidelijker verband naar voren komt tussen de verandering in inkomsten en de tevredenheid over het inkomen. Daarnaast zal ook rekening worden gehouden met de inflatie, door het inkomen te corrigeren voor prijsstijgingen. Dit zal worden gedaan aan de hand van de inflatiecijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) (CBS.statline.nl).

3.2.4 Pensioen

Voor het onderzoek is het van belang om te kijken of iemand met pensioen is. Aan de geënquêteerde wordt gevraagd of hij of zij met pensioen is. In het onderzoek zal geen onderscheid worden gemaakt tussen pensioen en vroegpensioen.

3.2.5 Aantal kinderen

Het aantal kinderen dat mensen hebben, wordt meegenomen in het onderzoek. Daarbij zal alleen worden gekeken naar het aantal kinderen dat nog thuis woont. Het kan zijn dat kinderen die uit huis zijn, ook nog kosten met zich meebrengen, maar die kosten zijn niet goed bekend.

3.3 Data en externe validiteit

In dit onderzoek zal gebruik worden gemaakt van de LISS paneldata. Dit is een representatieve dataset van Nederlandse huishoudens die meedoen aan een maandelijkse internetsurvey. Het panel is zo opgebouwd dat het een goede weergave is van de Nederlandse samenleving. De mensen zijn geselecteerd via het bevolkingsregister. Huishoudens die normaal niet zouden kunnen participeren, omdat ze geen computer en/of internet hadden, kregen een computer en internet, zodat ze alsnog mee konden doen. Elk jaar worden vele (vaak dezelfde) vragen steeds gesteld zodat een longitudinaal onderzoek mogelijk is. Vragen die dan gesteld worden, gaan over vele onderwerpen zoals: werk, opleiding, inkomen, tijdverdrijf en huishouden. In totaal gaat het om meer dan duizend vragen.

Voor dit onderzoek zal gebruik worden gemaakt van de hoofdstudie. Dit zijn de vragen die elk jaar opnieuw worden gesteld. Er zijn gegevens beschikbaar vanaf oktober 2007 tot en met 2015, wat zorgt voor negen jaar aan gegevens. Er is echter wel een aantal gegevens die ontbreken. Zo zijn over de gezondheid van mensen in 2014 geen vragen gesteld. Daarnaast zijn de cijfers over het inkomen van 2015 nog niet bekend. Deze worden pas in juni 2016 gevraagd en kunnen niet worden meegenomen in dit onderzoek. Als laatste is pas in 2008

(22)

voor het eerst naar de netto huishoudinkomen gevraagd. Uit de gegevens van 2007 was het niet mogelijk om het netto huishoudinkomen te construeren. Dit zorgt ervoor dat bij het beantwoorden van de hoofdvraag zal worden gekeken naar de periode van 2008-2013.

Ten slotte is het onderzoek alleen gedaan onder inwoners van Nederland. Het onderzoek tracht daarom ook alleen iets te zeggen over de bestedingsbehoefte van Nederlandse burgers. Het onderzoek is niet bedoeld om te generaliseren naar andere landen. Vanwege de verschillende manieren dat het systeem van zorg en pensioenen werkt, is dat lastig. Een voorbeeld hiervan is dat in Nederland relatief veel langdurige zorgkosten vergoed worden in vergelijking met bijvoorbeeld de VS.

3.3.1 Tijdsperiode

Het is belangrijk om te kijken wat in de tijdsperiode (2008-2013) gebeurde wat het onderzoek misschien niet valide maakt om te generaliseren. In 2007 begon in de wereld de financiële crisis en die was in 2013 nog wel bezig. De financiële crisis zorgde ervoor dat vele Nederlanders hun baan verloren. In de cijfers van het CBS is te zien dat van januari 2009 de werkloosheid sterk steeg van 326.000 naar 678.000 in december 2013 (CBS.nl 2016). Omdat de angst van het verliezen van een baan alleen effect heeft op de gezondheid en niet op mate van rondkomen hoeft hiervoor niet te worden gecorrigeerd.

Het tweede gevolg van de financiële crisis is dat de belastingen omhoog gingen voor de Nederlandse burgers. Dit vond deels plaats via directe belastingen zoals de inkomensbelasting en hiervoor wordt gecorrigeerd door te kijken naar het netto huishoudinkomen. Een ander deel gebeurde via een verhoging van de indirecte belastingen zoals accijnzen en BTW. Dit zal in het onderzoek worden gecorrigeerd door de inkomens te corrigeren voor inflatie.

Daarnaast moet in het onderzoek rekening worden gehouden met de vele veranderingen in de zorgverzekeringen. Sinds 2006 moeten de mensen zich verzekeren door een particuliere zorgverzekering in plaats van het ziekenfonds. Waar gezonde mensen tot 2008 €255,- no-claim konden terugkrijgen, werd vanaf 2008 het eigen risico geïntroduceerd. Bij eigen risico betaalt men tot een bepaald bedrag eerst zelf de zorg en wanneer meer geld nodig is, dan betaalt de zorgverzekeraar. Het ging de Nederlandse burgers geld dus kosten om ziek te zijn. Dit bedrag was in 2008 €150,- en werd langzaam verhoogd, maar in 2013 werd het opeens verhoogd naar €350,- (financieel.infonu.nl 2012). Ook zijn vanaf 2013 eigen bijdragen in de langdurige zorg verhoogd. In het onderzoek zal gekeken worden wat het effect is van de eigen

(23)

risico door te kijken naar het verschil tussen 2007-2012 en 2013 voor het effect van gezondheid op de bestedingsbehoefte.

3.4 Operationalisering

De eerste hypothese is dat de bestedingsbehoefte daalt naarmate de leeftijd na het pensioen stijgt. De afhankelijke variabele is de bestedingsbehoefte van Nederlandse huishoudens. Deze wordt berekend aan de hand van de vraag: Hoe tevreden bent u met uw inkomen? De onafhankelijke variabele die wordt getest voor hypothese 1, is de invloed die leeftijd heeft. Door middel van een between-effects model met Mundlak termen wordt gekeken wat de invloed van leeftijd is op de tevredenheid met het inkomen. Dit wordt gedaan aan de hand van het volgende model:

Het effect tussen personen en binnen personen van de onafhankelijke variabele wordt berekend door middel van de Mundlak methode, voor de afhankelijke variabele tevredenheid van het inkomen. Deze berekening moet voor een aantal groepen worden gedaan, omdat niet alle groepen hetzelfde reageren. Zo zal een onderscheid worden gemaakt in een aantal leeftijdscategorieën en gekeken worden naar het effect onder alleen gepensioneerden. Daarnaast zullen alle berekeningen twee keer worden gedaan: in een model met alleen effecten tussen personen en een model met effecten tussen personen en binnen personen met wat extra controlevariabelen.

De tweede hypothese van het onderzoek is dat gezondheid zorgt voor een significant verschil in de bestedingsbehoefte tijdens het pensioen. Zodra de gezondheid van een persoon drastisch

•Met hoeveel inkomen is iemand tevreden? •Welke factoren zorgen

voor een verschil in tevredenheid inkomen?

bestedingsbehoefte

•Hoe tevreden bent u met uw inkomen? Afhankelijke variabele •Onafhankelijke variabelen •Leeftijd •gezondheid •Controle variabelen •Inkomen

Variabelen van invloed op tevredenheid

(24)

achteruit gaat, zal het zorgen voor een sterke stijging in de bestedingsbehoefte van de persoon. Maar het kan ook betekenen dat wanneer iemand gezond is hij of zij een kleinere bestedingsbehoefte heeft. Het model ziet er hetzelfde uit als bij hypothese 1. Vanwege de verschillende manieren om gezondheid te testen zal de berekening een aantal keer worden gedaan. Dit om te kijken naar het effect van de fysieke gezondheid van de deelnemers en naar het effect van het cijfer dat de mensen geven voor hun gezondheid. Daarnaast zullen de berekeningen eerst gedaan worden over het gehele panel en ook nog apart alleen voor de gepensioneerden. Dit om te kijken of gepensioneerden anders reageren op gezondheidsverandering met betrekking op hun bestedingsbehoefte.

3.5 Van tevredenheid inkomen naar bestedingsbehoefte

Uit de modellen zal het effect naar voren komen dat de variabelen hebben op de afhankelijke variabele, tevredenheid van inkomen. De uitkomst hiervan is niet het effect dat de onafhankelijke variabelen hebben op de bestedingsbehoefte. Daarvoor moet nog eerst gebruik worden gemaakt van de volgende formule:

∆𝐵𝑒𝑠𝑡𝑒𝑑𝑖𝑛𝑔𝑠𝑏𝑒ℎ𝑜𝑒𝑓𝑡𝑒 = 𝐸𝑋𝑃 (−𝑒𝑓𝑓𝑒𝑐𝑡 𝑣𝑎𝑟𝑖𝑎𝑏𝑒𝑙𝑒 𝑜𝑝 𝑡𝑒𝑣𝑟𝑒𝑑𝑒𝑛ℎ𝑒𝑖𝑑 𝑖𝑛𝑘𝑜𝑚𝑒𝑛 𝑒𝑓𝑓𝑒𝑐𝑡 𝑖𝑛𝑘𝑜𝑚𝑒𝑛 𝑜𝑝 𝑡𝑒𝑣𝑟𝑒𝑑𝑒𝑛ℎ𝑒𝑖𝑑 𝑖𝑛𝑘𝑜𝑚𝑒𝑛 ) − 1 Met deze formule wordt uitgerekend de mate dat een inkomen moet stijgen of dalen om even tevreden te zijn met het inkomen wanneer een onafhankelijke variabele verandert: de verandering in bestedingsbehoefte.

3.6 Kritiek op methode van onderzoek

Het zou goed zijn ook te kijken naar de mate waarin mensen zelf optimistisch of pessimistisch zijn. Dat komt doordat naar de mening van mensen wordt gevraagd in hoeverre ze rond kunnen komen. Dit is de mening van een persoon en het lijkt goed om te corrigeren voor de mate van optimisme en pessimisme die de persoon heeft. Onderzoek van Kools (2016) laat echter zien dat dit weinig invloed heeft op de resultaten. Daarnaast is het lastig om op een goede manier uit te voeren. Daarom is gekozen om niet te corrigeren voor optimisme of pessimisme van de geënquêteerden.

(25)

Hoofdstuk 4: Resultaten

In dit hoofdstuk worden de resultaten van het onderzoek gepresenteerd. Het eerste gedeelte bevat de resultaten van de descriptieve statistieken. Dit zijn analyses waarbij de relatie tussen de afhankelijke variabele, "hoe tevreden ben je met je inkomen?", en een aantal onafhankelijke variabelen wordt getoond. Dit wordt gedaan aan de hand van een aantal grafieken. Descriptieve statistieken zijn niet genoeg om de hypotheses te bewijzen. Ze maken namelijk geen gebruik van modellen om de waarschijnlijkheid aan te tonen tussen de relatie van de afhankelijke variabele en de onafhankelijke variabelen. Hiervoor zijn ingewikkeldere modellen zoals die van Mundlak en die komen later aan de orde in hoofdstuk 4. Descriptieve statistieken geven wel een aardige indicatie van de relatie tussen de verschillende variabelen.

4.1 Descriptieve statistieken

Nederland is over het algemeen een welvarend land. Dit is ook terug te zien in Figuur 1 waarbij wordt gevraagd naar hoe tevreden de Nederlandse burgers zijn met hun inkomen. 64,6% van de burgers geeft hun financiële inkomen een 7 of hoger. Daarentegen geeft maar 19,5% aan ontevreden te zijn met hun financiële inkomsten, dit is een 5 of lager.

(26)

4.1.1 Tevredenheid inkomen per occupatiegroep of leeftijd

De vraag is of de tevredenheid over het inkomen voor elke occupatiegroep gemiddelde hetzelfde is of dat sommige groepen ontevredener zijn dan andere. In Figuur 2 zijn de groepen verdeeld aan de hand van de deelnemer zijn primaire tijdsbesteding, zoals bijvoorbeeld studerende, werkzoekende of werkende in loondienst. Figuur 3 toont de verschillen in tevredenheid tussen de deelnemers van verschillende leeftijdsgroepen.

Figuur 2: Tevredenheid inkomen per groep

Als men de groepen onderverdeeld in primaire tijdsbesteding zien we dat de gepensioneerden gemiddeld het meest tevreden zijn met hun inkomen in vergelijking met de overige groepen. Zij worden direct gevolgd door werknemers die in loondienst zijn. De groep ‘vrijgesteld van het zoeken naar werk na baanverlies’ en de deelnemers die (deels) arbeidsongeschikt zijn, zijn in dit onderzoek het minst tevreden met hun inkomen en hebben zodoende gemiddeld genomen de laagste scores gegeven.

(27)

Dat gepensioneerden over het algemeen meer tevreden zijn over hun inkomen wordt ook zichtbaar in Figuur 3. Hier is een positieve correlatie te zien tussen leeftijd en inkomenstevredenheid. De sterkste stijging is te zien vanaf het 60e levensjaar. Vanaf 80-85 jaar neemt het aantal respondenten sterk af, waardoor sterke fluctuaties ontstaan in de lijngrafiek.

Figuur 3: Gemiddelde tevredenheid inkomen per leeftijd

4.1.2 De rol van gezondheid voor tevredenheid inkomen

Het meten van gezondheid wordt in dit onderzoek op twee manieren gedaan: de mate waarin mensen zichzelf gezond voelen en door middel van tien vragen over mogelijke fysieke beperkingen. Deze gezondheidsvragen zijn gesteld van 2007 tot en met 2015 (2014 ontbreekt).

Nederlandse burgers is gevraagd in hoeverre ze zich gezond voelen op een schaal van 1 tot 5. Waarbij 1 staat voor poor, 2 voor moderate, 3 voor good, 4 voor very good en 5 voor

(28)

excellent. Als we de antwoorden van alle jaren bij elkaar nemen komt daar de volgende score uit:

Figuur 4: Gemiddelde hoe gezond de mensen zich voelen per leeftijd

Te zien is dat de vanaf 18 jaar de gepercipieerde gezondheid van de respondenten afneemt. Op het einde zien we de ervaren gezondheid weer een beetje stijgen en dan sterk afnemen. Dit laatste hangt samen met het feit dat het aantal respondenten na 80 jaar sterk afneemt, waardoor de uitkomst minder betrouwbaar is. Een bijkomend probleem is de mogelijke selectie die plaatsvindt bij 80-plussers. Het is goed mogelijk dat alleen de gezonde 80-plussers meedoen met het onderzoek en niet de ongezonde.

De tweede maatstaf voor gezondheid is door middel van tien fysieke testen. Bijvoorbeeld het kunnen lopen van 100 meter en zelfstandig naar de wc gaan, zoals beschreven staat in het hoofdstuk 3. Als we deze tien fysieke testen optellen dan is de score van 10 dat ze zich perfect gezond voelen en 40 dat ze fysieke niets meer kunnen. In grafiek 4 zijn de scores die mensen hebben gegeven afgezet tegen de leeftijd die ze hebben. Daarin is duidelijk te zien dat de fysieke mogelijkheden minder worden wanneer mensen ouder worden. Het aantal respondenten boven de 80 jaar is wel een stuk lager waardoor de variaties daarin een stuk groter zijn dan in de rest van de grafiek.

Wanneer de leeftijd stijgt neemt de fysieke gezondheid van de personen gemiddeld af zoals men zou verwachten. Het is wel te zien dat pas vanaf 40 jaar het langzaam stijgt. Terwijl dit

(29)

in grafiek 4 al vanaf 18 jaar optrad. Dit komt door de verschillende manieren van meten en omdat de gemeten concepten anders zijn.

Grafiek 5: Fysieke gezondheid per leeftijd

Door de gemiddelden te berekenen van elk antwoord op de vraag: How would you describe your health, generally speaking? Kan worden gekeken of mensen met een mindere gezondheid meer problemen hebben om rond te komen. In Tabel 1 is dit te zien. Mensen die hun gezondheid een poor geven, zijn ook ontevreden met hun inkomen met een gemiddelde van een 4,91. Dit terwijl mensen die hun gezondheid beoordelen met een excellent hun financiële tevredenheid beoordelen met een 7,31 gemiddeld.

Tabel 1: Gemiddelde tevredenheid inkomen per cijfer gezondheid

How satisfied are you with your financial situation?

How would you describe your health, generally speaking? Mean N Std. Deviation

poor 4,91 493 2,696 moderate 6,01 6010 2,192 good 6,74 24568 1,682 very good 7,13 7898 1,552 excellent 7,31 2098 1,699 Total 6,72 41067 1,805

Tabel 1 laat duidelijk zien dat naarmate de mensen zich gezonder voelen ze ook tevredener zijn met hun inkomen. In Tabel 2 wordt gekeken naar de correlatie tussen de afhankelijke variabele hoe tevreden ben je met je inkomen? en de onafhankelijke variabele, hoe zou je, je

(30)

gezondheid beschrijven? Te zien is dat de correlatie zeer significant is. De correlatie is ook groot met 0,210.

Tabel 2: Correlatie cijfer gezondheid en tevredenheid inkomen

How would you describe your health, generally speaking?

How satisfied are you with your financial situation? How would you describe

your health, generally speaking?

Pearson Correlation 1 ,210**

Sig. (2-tailed) ,000

N 57529 41067

**. Correlation is significant at the 0.01 level (2-tailed).

In Tabel 3 is te zien de correlatie tussen de tien testen van fysieke gezondheid en de tevredenheid van mensen met hun financiële situatie. Er is negatieve correlatie omdat een hogere score van fysieke gezondheid betekent dat mensen fysiek minder kunnen doen. Het gevolg van de fysieke beperkingen is dat mensen minder tevreden zijn met hun inkomen. De uitkomsten zijn zeer significant.

Tabel 3: Correlatie fysieke gezondheid en tevredenheid inkomen

fysiekegezondheid

How satisfied are you with your financial situation?

fysiekegezondheid Pearson Correlation 1 -,163**

Sig. (2-tailed) ,000

N 57210 40921

**. Correlation is significant at the 0.01 level (2-tailed).

Het probleem van deze manier van onderzoeken is dat interne validiteit niet is gewaarborgd. Het is mogelijk dat mensen die zich gezond voelen of fysiek gezond zijn tevredener zijn met hun inkomen, omdat ze meer inkomsten hebben. Daarentegen kan het ook zijn dat mensen die meer verdienen positiever zijn en daarom hun scores over gezondheid positiever laten voorkomen. Een andere mogelijke verklaring is dat mensen met een hoger inkomen een hogere opleiding hebben: dus slimmer zijn, meer aandacht hebben voor hun gezondheid en minder fysiek zwaar werk doen. Deze problemen kunnen worden opgelost door aan de hand van een wiskundig model te kijken naar de effecten over tijd en het meenemen van controlevariabelen, zoals wordt gedaan met de Mundlak methode.

(31)

4.2 Resultaten basismodel

Door de within-effects model te combineren met een between-effects model is het mogelijk om van de onafhankelijke variabele en de afhankelijke variabele te zien wat het effect is op de tevredenheid van inkomen. In Tabel 4 tot en met 11 zijn bij de linker twee kolommen de uitkomsten te zien wanneer we variatie tussen en binnen personen gebruiken om de effecten te identificeren. In de middelste twee kolommen zijn de effecten zichtbaar wanneer we alleen gebruik maken van variatie binnen personen. Daarnaast zijn ook extra controlevariabelen toegevoegd zoals hogeropgeleid en het hebben van een eigen woning. Within-effects resultaten zijn de effecten binnen een persoon van verandering (ofwel: de intrapersoonlijke effecten) bij bijvoorbeeld inkomen of gezondheid. In de tabel zijn ze aangeduid met ‘_ch’ aan het einde. Wanneer een term wordt aangeduid met ‘_mean’ dan is het effect berekend door de deelnemers met elkaar te vergelijken (ofwel: de interpersoonlijke effecten). Daarnaast zijn in de rechter twee kolommen de confidence intervals te zien, dit is het gebied in welk de geschatte coëfficiënten met 95% zekerheid liggen van het uitgebreide model.

Tabel 4: Mundlak met within- en between-effectsa

Parameter Estimate Sig. Estimate Sig.

95% Confidence Interval

Lower Bound Upper Bound

Intercept 11,598631 1,000 57,217818 ,000 31,858910 82,576726 jaar -,006563 ,009 -,029499 ,000 -,042102 -,016896 loginkomen_in_mean ,721376 ,000 ,757728 ,000 ,728534 ,786922 loginkomen_in_ch ,203601 ,000 ,145421 ,261780 leeftijd_mean -,000962 ,008 ,000353 ,403 -,000475 ,001180 leeftijd_ch ,017589 ,012 ,003829 ,031349 pensioen_mean ,133505 ,000 ,111403 ,000 ,074276 ,148531 pensioen_ch ,029103 ,490 -,053551 ,111757 fysiekegezondheid_mean -,030808 ,000 -,033590 ,000 -,037193 -,029988 fysiekegezondheid_ch -,006248 ,136 -,014470 ,001974 aantalki_mean -,146529 ,000 -,136378 ,000 -,149413 -,123344 aantalki_ch -,138037 ,000 -,178062 -,098013 partner_mean -,107720 ,000 ,082615 ,009 ,002250 ,116802 partner_ch -,041900 ,489 -,082340 -,012982 hogeropgeleid ,055464 ,000 ,030347 ,080581 eigenwoning_mean ,240050 ,000 ,177060 ,303040 eigenwoning_ch ,196005 ,002 ,074123 ,317888 N 34.129 26.339

(32)

In Tabel 4 zijn de resultaten te zien wanneer alle deelnemers aan de LISS panel data worden meegenomen. Als we naar de interpersoonlijke verschillen (pensioen_mean) kijken tussen de groep gepensioneerde deelnemers en de groep niet-gepensioneerden zien we een significant verschil. Wanneer iemand met pensioen is dan is hij of zij met een lager inkomen even tevreden over het inkomen. De bestedingsbehoefte van gepensioneerden is lager dan van niet-gepensioneerden. De intrapersoonlijke verschillen (pensioen_ch) van een deelnemer geven aan dat voor en na het pensioen geen sprake is van een significant verschil.

Een andere variabele is het hebben van kinderen. Zowel bij de aantalki_mean als aantalki_ch is het effect van kinderen ongeveer gelijk en stijgt de bestedingsbehoefte per extra kind. Gebruik makend van de formule van hoofdstuk 3.5 kan de verandering van bestedingsbehoefte per kind worden uitgerekend.

∆𝐵𝑒𝑠𝑡𝑒𝑑𝑖𝑛𝑔𝑠𝑏𝑒ℎ𝑜𝑒𝑓𝑡𝑒 = 𝐸𝑋𝑃 (−(−0,136378

0,757728 ) − 1= 0,197197

Wanneer een huishouden één extra kind in huis heeft nemen de bestedingsbehoefte met 19,72% toe. Het is niet zo dat wanneer een huishouden drie kinderen heeft, de bestedingsbehoefte drie keer 19,72% toenemen. In de formule moet de waarde van de onafhankelijke variabele keer drie worden gedaan, met als resultaat dat de bestedingsbehoefte stijgt met 71,59%.

In Tabel 4 is te zien dat alles significant is of zeer significant is in de linker twee kolommen. Het effect van een inkomensverandering voor inkomstentevredenheid is binnen een persoon met 0,203601 veel kleiner dan tussen personen met 0,757728. Soortgelijks zien we dat bij fysieke gezondheid dat het effect binnen een persoon met -0,006248 een stuk kleiner is dan tussen personen met -0,033590. Het minus teken voor het getal betekent dat wanneer het cijfer voor fysieke gezondheid toeneemt, de bestedingsbehoefte stijgt.

4.3 Leeftijdseffecten

In tabel 4 zijn de leeftijdseffecten te zien wanneer alle waarnemingen worden gebruikt. Bij leeftijd_mean (het between-effect) in het eenvoudiger model is het effect van leeftijd op de bestedingsbehoefte significant. Het effect is met -0,000962 klein. Per jaar dat iemand ouder is, zijn de bestedingsbehoefte 0,13%1 hoger dan de ander. Wanneer wordt gekeken naar

1

(33)

leeftijd_ch (het within-effect) is het effect veel groter met 0,017589. Per jaar dat iemand ouder wordt dalen de bestedingsbehoefte met 2,30%2. Dit effect wordt gemeten wanneer alle waarnemingen worden meegenomen. De verwachting is dat dat er heterogene effecten zijn voor de verschillende leeftijdsgroepen. De onderzoeksgroep moet in verschillende groepen gedeeld worden om dit duidelijker in kaart te brengen.

Tussen de 18 en 40 jaar zullen de behoeftes stijgen. Tussen de 41 en 65 jaar ongeveer gelijk blijven en begin van het pensioen tot 75 jaar dalen en daarna sterker dalen (Soede 2012: 120). Daarom is de populatie in vier leeftijdscategorieën ingedeeld, waarbij van elk enerzijds een model met between-effects wordt meegenomen en een aantal controlevariabelen en anderzijds een model met ook within-effects en meer controlevariabelen. Deze zijn te zien in de middelste twee kolommen.

De tabellen 5 tot en met 17 staan in geheel in de bijlage. In dit hoofdstuk staan de belangrijkste gegevens uit de tabellen. In Tabel 5 zijn de resultaten te zien van de leeftijdscategorie 18-40.

Tabel 5: Mundlak met within- en between-effects tussen 18-40 jaara

Parameter Estimate Sig. Estimate Sig.

95% Confidence Interval

Lower Bound Upper Bound

loginkomen_in_mean ,708034 ,000 ,770744 ,000 ,704595 ,836892 leeftijd_mean -,006791 ,000 -,008001 ,000 -,012007 -,003994 leeftijd_ch ,016393 ,265 -,012448 ,045233 fysiekegezondheid_mean -,033460 ,000 -,043933 ,000 -,054944 -,032923 fysiekegezondheid_ch -,017026 ,052 -,034200 ,000149 N 8478 6057

a. Dependent Variable: How would you describe the financial situation of your household at this moment?

Zodra Nederlandse burgers in deze leeftijdscategorie ouder worden neemt de bestedingsbehoefte toe. Wanneer iemand één jaar ouder wordt heeft hij of zij gemiddeld tussen de 0,96%3 en 1,04%4 meer inkomen nodig om even tevreden te zijn met zijn of haar inkomen. Dit is terwijl de andere gemeten variabelen niet veranderen zoals het aantal 2 ∆𝐵𝑒𝑠𝑡𝑒𝑑𝑖𝑛𝑔𝑠𝑏𝑒ℎ𝑜𝑒𝑓𝑡𝑒 = 𝐸𝑋𝑃 (−(0,0175890,757728 ) − 1 = −0,0230 3 ∆𝐵𝑒𝑠𝑡𝑒𝑑𝑖𝑛𝑔𝑠𝑏𝑒ℎ𝑜𝑒𝑓𝑡𝑒 = 𝐸𝑋𝑃 (−(−0,006791 0,708034 ) − 1 = 0,0096 4 ∆𝐵𝑒𝑠𝑡𝑒𝑑𝑖𝑛𝑔𝑠𝑏𝑒ℎ𝑜𝑒𝑓𝑡𝑒 = 𝐸𝑋𝑃 (−(−0,0080010,770744 ) − 1 = 0,0104

(34)

kinderen of het hebben van een partner. Het effect lijkt niet zo groot, maar betekent wel dat iemand van 40 jaar tussen de 23,49%5 en 25,66%6 meer inkomen nodig heeft dan iemand van 18 onder gelijke omstandigheden.

Tabel 6: Mundlak met within- en between-effects tussen 41-65 jaara

Parameter Estimate Sig. Estimate Sig.

95% Confidence Interval

Lower Bound Upper Bound

loginkomen_in_mean ,775692 ,000 ,800579 ,000 ,759872 ,841286 leeftijd_mean -,002874 ,012 -,001949 ,136 -,004509 ,000611 leeftijd_ch -,007832 ,465 -,028849 ,013184 fysiekegezondheid_mean -,037243 ,000 -,041704 ,000 -,046657 -,036751 fysiekegezondheid_ch -,003934 ,527 -,016125 ,008258 N 17.368 13.567

a. Dependent Variable: How would you describe the financial situation of your household at this moment?

Hetzelfde als voor de groep 18-40 is ook gedaan voor de groep 41-65 jaar. Dit houdt in dat twee keer de berekening gedaan zijn met eerst een paar controlevariabele en alleen between-effects en de tweede keer met meer controlevariabele en within-between-effects. De resultaten hiervan zijn te zien in Tabel 6.

In de linker twee kolommen is bewijs te zien van een significant leeftijdseffect. Het effect is echter zeer gering met -0,002874. In Tabel 6 bij de middelste twee kolommen is het effect van leeftijd niet significant tussen personen met een p-waarde van 0,136 en binnen personen met een p-waarde van 0,465. In de leeftijdscategorie 41-65 is geen belangrijk leeftijdseffect te zien.

Het doel van het onderzoek is om te kijken naar de bestedingsbehoefte van (toekomstig) gepensioneerden en dan is het belangrijk om te kijken naar de bestedingsbehoefte boven de 65 jaar. De leeftijd waarin de meeste mensen met pensioen zijn. De antwoorden hiervan zijn te zien in Tabel 7. In deze tabel is ook de variabele pensioen meegenomen. Met een N van 5946 bij het eenvoudige model is het aantal waarnemingen een stuk minder dan de modellen met de leeftijdscategorieën van de beroepsgeschikte bevolking. Dit komt voornamelijk doordat het aantal jaren dat wordt onderzocht minder is. Leeftijd_mean heeft een p-waarde van 0,062. Het

5 ∆𝐵𝑒𝑠𝑡𝑒𝑑𝑖𝑛𝑔𝑠𝑏𝑒ℎ𝑜𝑒𝑓𝑡𝑒 = 𝐸𝑋𝑃 (−(22∗−0,006791

0,708034 ) − 1 = 0,2349

6

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De Belgische wetgeving rond homohuwelijk, abortus en euthanasie is dus helemaal geen uiting van permissiviteit, maar kwam tot stand vanuit een moreel uitgangspunt: respect voor

Om met deze mechanismen om te gaan, doet de Raad als hoofdaanbeveling dat de voorgenomen overheveling van de nieuwe budgetten voor het sociaal domein naar de algemene uitkering van

Uit de bestaande litcratuur blijkt dat C'en van de mechanismen waardoor.slachtoffers van geweld het gebeurde verwerken is, dat zij Cr eon zinvolle bctekenis aan geven. De

In de eerste twee bijdragen gaan Cyrille Fijnaut en Jan Wouters in op de crises waarmee de Europese Unie momenteel wordt geconfronteerd en op

Voor sommige instrumenten zijn voldoende alternatieven – zo hoeft een beperkt aantal mondelinge vragen in de meeste gevallen niet te betekenen dat raadsleden niet aan hun

verdachte en raadsman hebben in beginsel recht op inzage van de processtukken, de verdachte moet in principe worden gehoord voordat er een ingrijpende beslissing in zijn nadeel

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of

De aanvullende pensioenen zullen soberder en/of min- der zeker worden, omdat financiële schokken in de toekomst niet meer met premieverhogingen kunnen worden opgevangen..