• No results found

Het verband tussen flow-ervaringen en het welzijn bij professionele- en amateurmusici

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Het verband tussen flow-ervaringen en het welzijn bij professionele- en amateurmusici"

Copied!
35
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Het verband tussen flow-ervaringen en het

welzijn bij professionele- en amateurmusici

Janine Cornelissen

Document Bachelorthesis Sociale Pscyhologie

Student Janine Cornelissen Begeleider Dr. Svenja A. Wolf

11156295 SvenjaAWolf@gmail.com

janine.cornelissen@student.uva.nl

Inleverdatum 2 juni 2017

Abstract 137

(2)

2

Abstract

In dit onderzoek werd onderzocht of er een verband is tussen flow en het welzijn van musici en of dit verband gemodereerd wordt door het niveau van professionaliteit van de musicus. Honderdzesentwintig professionele- en amateurmusici vulden 4 vragenlijsten in, die zowel de 9 dimensies van flow als het welzijn van de deelnemers maten. Uit de resultaten bleek dat flow als geheel een relatief goede voorspeller is voor het positieve affect en het hebben van een betekenisvol leven. Verder bleek er geen verband tussen de dimensies van flow en welzijn. Het niveau van professionaliteit was van invloed op slechts 1 dimensie van flow. Er kan worden geconcludeerd dat er over het algemeen een verband te vinden is tussen flow en het affectieve- en eudaimonische component van welzijn en dat professionele- en

(3)

3

Inleiding

Stel je voor, je staat voor een groot publiek in de meest prachtige concertzaal waar je ooit bent geweest. Op het moment dat je een moeilijk, maar hanteerbaar, muziekstuk van Beethoven begint te spelen op de piano, lijkt de wereld om je heen te vervagen. Al je aandacht is

gefocust op de bewegingen van je vingertoppen, de positie van je voeten op de pedalen en de klanken die de piano produceert. Het lijkt alsof niets je kan afleiden. Sterker nog: er is in je bewustzijn geen ruimte voor conflicten. Volgens Csikszentmihalyi (1975) wordt deze gemoedstoestand omschreven als een staat van ‘flow’. Er is al veel onderzoek gedaan naar flow in een breed scala aan domeinen, zoals sport, werk, onderwijs en vrije tijd, maar minder binnen het muzikale domein (Sinnamon, Moran & O’Connell, 2012). Ondanks dat onder andere Csikszentmihalyi (1975, 1990) en Moneta (2004) beschreven dat flow bijdraagt aan het welzijn van mensen, is er verder relatief weinig bekend over het verband tussen deze constructen. Is er bijvoorbeeld een verband te vinden tussen flow en het welzijn van musici? En is dit verband bij alle musici hetzelfde? Er zijn immers veel verschillen tussen musici: voor de een is het een hobby, terwijl het voor een ander zijn grootste vorm van inkomen kan zijn. Middels dit onderzoek wordt er getracht een antwoord te geven op deze vragen.

Csikszentmihalyi (1999) omschrijft flow als “een toestand waarin mensen dermate betrokken zijn bij een activiteit dat ze alles om hen heen vergeten” (p. 18). Het uitgangspunt van deze mentale toestand van flow is Csikszentmihalyi’s (1990) concept van balans tussen uitdaging en vaardigheden. Flow treedt alleen op wanneer de uitdaging waarmee men geconfronteerd wordt (bijvoorbeeld het bespelen van een piano) in balans is met de vaardigheden die men bezit (iemand moet piano kunnen spelen; Csikszentmihalyi, 1975, 1990, 1999; Nakamura & Csikszentmihalyi, 2002). Naast dat er een balans dient te bestaan tussen de uitdaging en vaardigheden, blijken duidelijke doelen, directe feedback, volledige

(4)

4

concentratie, een gevoel van controle, samenkomen van actie en bewustzijn, verlies van zelfbewustzijn, verlies van tijdsbesef en een intrinsiek belonende activiteit acht andere dimensies die kenmerkend zijn voor flow (Bannink, 2016; Csikszentmihalyi, 1975, 1990, 1999; Fritz & Avsec, 2007; Nakamura & Csikzentmihalyi, 2002).

Bij de aanwezigheid van al deze negen dimensies, rapporteerden mensen dat zij van de activiteit kunnen genieten voor hun eigen bestwil – ook al is deze moeilijk of gevaarlijk – en zijn ze niet gefocust op het resultaat (Csikszentmihalyi, 1990). Hoewel het vermogen om flow te ervaren universeel lijkt, is het van belang om te beseffen dat niet ieder individu in staat is om flow te ervaren. Het blijkt dat mensen sterk verschillen in de frequentie van

gerapporteerde flow (Diener, Oishi, & Lucas, 2009). Csikszentmihalyi (1990) introduceerde later dan ook de term ‘autotelisch persoon’ dat verwijst naar de personen die zeer geschikt zijn om flow te ervaren. Deze personen zijn psychologisch beter uitgerust voor het ervaren van flow, ongeacht de situatie (Fritz & Avsec, 2007). Flow wordt dan gezien als een

dispositionele, relatief stabiele karaktertrek, die moeilijk te veranderen is. In dit onderzoek ligt de focus tevens op flow als een karaktertrek.

Dat flow veel positieve consequenties met zich meebrengt, blijkt uit verscheidene onderzoeken (Nakamura & Csikszentmihalyi, 2002). Een van deze positieve consequenties is een toename in het welzijn van mensen (Csikszentmihalyi, 1975, 1990; Moneta, 2004). Welzijn wordt binnen de positieve psychologie beschouwt als onderdeel van zowel de hedonistische als eudaimonische benadering. Zij definiëren welzijn als het hebben van een aangenaam, goed en zinvol leven (Keyes, Shmotkin, & Ryff, 2002; Norrish & Vella-Brodrick, 2008). Vanuit de hedonistische benadering kan welzijn worden gedefinieerd als de affectieve en cognitieve evaluaties van een individu over zijn of haar leven als geheel (Diener et al., 2009). Het affectieve component verwijst naar de frequentie van emotionele reacties op gebeurtenissen. Om een compleet beeld van het subjectieve welzijn van het individu te

(5)

5

verkrijgen dienen volgens Bradburn (1969) de twee affecten afzonderlijk van elkaar

bestudeerd te worden. Dus, emotionele reacties kunnen plezierig (bijvoorbeeld: blijdschap en vreugde) of onplezierig (bijvoorbeeld: woede en angst) zijn (Diener, Suh & Oishi, 1997).

Het tweede component, de cognitieve evaluaties, omvatten oordelen over de

tevredenheid over het leven (ook wel: ‘levensvoldoening’). Iemand is tevreden over zijn leven wanneer er weinig discrepantie is tussen de huidige situatie en de veronderstelde ideale of verdiende situatie (Diener et al., 1997). Logischerwijs is iemand ontevreden over diens leven wanneer er wél sprake is van een discrepantie. Omdat de respondenten bepalen of hun eigen leven zinvol en de moeite waard is, is het hedonistische concept van welzijn subjectief en democratisch (Armenta, Ruberton & Lyubomirsky, 2015).

Naast de hedonistische benadering is er ook een eudaimonische benadering waarin welzijn sterk afhankelijk is van Maslow’s ideeën van zelfactualisatie (1987). Het

eudaimonische welzijn is daarom gebaseerd op de veronderstelling dat mensen zich gelukkig voelen wanneer ze (het idee hebben) een levensdoel te hebben, uitgedaagd worden en zichzelf kunnen ontwikkelen. Deze benadering neemt de zelfdeterminatietheorie mee in de

conceptualisatie van het welzijn van de mens (Keyes et al., 2002). De zelfdeterminatietheorie stelt dat het welzijn gerelateerd is aan vervulling van behoeften zoals autonomie en

competentie (Ryan & Deci, 2001). Dus, vanuit deze benadering wordt welzijn gezien als het hebben van een betekenisvol leven.

Het is aannemelijk dat er mogelijk een verband bestaat tussen flow en welzijn bij musici. Allereerst blijkt uit eerder werk van Csikszentmihalyi (1975, 1990, 1997) dat het ervaren van flow van belang is bij het hebben van een goed leven en dat mensen het gelukkigst zijn wanneer zij betrokken zijn bij een interessante activiteit die past bij hun vaardigheidsniveau. Bryce en Haworth (2002) onderzochten of er een verband bestaat tussen flow en welzijn in zowel werk- als vrijetijdsactiviteiten. Hieruit bleek dat dit verband

(6)

6

inderdaad bestaat. Daarnaast deden Fritz en Avsec (2007) onderzoek naar de vraag of flow en welzijn mogelijk met elkaar verband houden. Zij focusten zich op het ervaren van flow tijdens verscheidene muzikale activiteiten. Ook uit hun onderzoek bleek dat er een relatie bestaat tussen flow en welzijn, voornamelijk voor het emotionele aspect van welzijn.

Desalniettemin is het ervaren van flow wellicht niet van even groot belang voor het welzijn van alle typen musici. Op basis van gezond verstand kan er worden gesteld dat een professionele musicus (iemand die de ambitie heeft om hier later zijn beroep van te maken) – vergeleken met een amateurmusicus (iemand die het musiceren als hobby uitoefent) – meer tijd besteed aan het musiceren, inkomsten genereert en mogelijk ook meer ervaring heeft met het musiceren. Als gevolg hiervan is het musiceren voor de professional een belangrijk aspect uit zijn leven en zal hij zich eerder als een muzikant identificeren dan iemand die bijvoorbeeld enkel musiceert omdat hij het leuk vindt (Tajfel & Turner, 1986). Het is daardoor aannemelijk dat het ervaren van flow meer invloed heeft op het welzijn van een professionele musicus dan op die van een amateurmusicus.

In het huidige onderzoek wordt onderzocht of er een verband bestaat tussen flow en het welzijn van musici en of dit verband gemodereerd wordt door het niveau van

professionaliteit. Wanneer er meer kennis is over of het ervaren van flow een goede

voorspeller is voor het welzijn van musici – en dit gecombineerd wordt met eerder onderzoek over hoe flow kan worden teweeggebracht – kan dit door (muziek)scholen in de praktijk worden gebruikt om door middel van muzikale flow-ervaringen het welzijn van musici te verhogen. Op basis van het eerder aangehaald empirische bewijs wordt er veronderstelt dat er een positief verband bestaat tussen de flow-ervaringen en het welzijn van musici. Daarnaast wordt er veronderstelt dat het verband tussen flow en welzijn voor professionele musici sterker is dan voor amateurmusici.

(7)

7

Methode

Deelnemers

Er werd een a priori poweranalyse (G*Power 3; Faul, Erfelder, Lang, & Buchner, 2007) uitgevoerd om een schatting te maken voor de steekproefgrootte. Met een alpha = .05, een power = .95 en een verwachte effectgrootte van .30 (zie Cohen, 1992) was er een

steekproefgrootte van N = 166 nodig voor deze voorspellende analyse. Uiteindelijk deden er 126 volwassenen die een instrument spelen mee aan dit onderzoek. Negentien procent van de deelnemers gaf aan op professioneel niveau te musiceren, terwijl de overige 81% aangaf amateurmusicus te zijn. De leeftijd van de deelnemers lag tussen de 15 en 87 jaar, met een gemiddelde leeftijd van 47 (SD = 21.29), waarvan 59% vrouw. De meerderheid van de deelnemers speelt dwarsfluit (n = 18), daaropvolgend speelt een groot deel trompet (n = 17), viool (n = 16), saxofoon (n = 10), cello (n = 10) of klarinet (n = 10). De overige deelnemers gaven aan een ander instrument te spelen (n = 45).

Materialen

Dispositional Flow Scale-2 (DFS-2). De mate waarin de deelnemers flow als een trek ervaren werd gemeten door middel van de DFS-2 (Jackson en Eklund (2002). De vragenlijst meet alle negen dimensies zoals Csikszentmihalyi (1990) die beschrijft. De DFS-2 bevat 36 items die op een vijfpunts Likertschaal kunnen worden beantwoord, variërend van 1

(‘helemaal mee oneens’) tot 5 (‘helemaal mee eens’). Voorbeeldvragen voor iedere subschaal zijn: “Mijn uitdaging en vaardigheden bevinden zich op hetzelfde niveau” (balans tussen uitdaging en vaardigheden), “Mijn doelen zijn duidelijk gedefinieerd” (duidelijke doelen), “Ik ben me bewust van hoe goed ik presteer” (directe feedback), “Mijn aandacht is volledig

(8)

8

gericht op wat ik doe” (volledige concentratie), “Ik heb een gevoel van totale controle” (gevoel van controle), “De handelingen lijken automatisch te gebeuren” (samenkomen actie en bewustzijn), “Ik denk niet na over hoe anderen mij evalueren” (verlies van zelfbewustzijn), “De tijd lijkt te veranderen” (verlies van tijdsbesef) en “Ik geniet echt van de ervaring”

(autotelische ervaring). De minimale score op de DFS-2 is 36 en de maximale score 180, waarbij een hogere score correspondeert met een sterkere waarschijnlijkheid voor het ervaren van flow in een bepaalde activiteit. Uit dit onderzoek is gebleken dat de interne consistentie van de negen dimensies voldoende tot hoog betrouwbaar zijn: balans tussen uitdaging en vaardigheden, α = .79, duidelijke doelen, α = .63, directe feedback, α = .77, volledige

concentratie, α = .82, gevoel van controle, α = .83, samenkomen van actie en bewustzijn, α = .86 verlies van zelfbewustzijn, α = .89, verlies van tijdsbesef, α = .91 en autotelische ervaring, α = .86.

Satisfaction with Life Scale (SWLS). Diener, Emmons, Larsen, en Griffin (1985) ontwikkelden de SWLS met als doel om de levenstevredenheid (ofwel: het cognitieve component) van de deelnemers te meten. De SWLS bestaat uit vijf items die op een zevenpunts Likertschaal kunnen worden beantwoord, variërend van 1 (‘helemaal mee oneens’) tot 7 (‘helemaal mee eens’). Een voorbeeldvraag is: “Mijn leven is ideaal in de meeste opzichten”. De minimale score op de SWLS 5 en de maximale score 35. Een hogere score betekent hogere mate van tevredenheid met het leven. Uit dit onderzoek is gebleken dat de interne consistentie van de SWLS hoog is, α = .89.

Positive and Negative Affect Schedule (PANAS). De positieve en negatieve gevoelens (oftewel: het affectieve component) van de deelnemers werd gemeten met de PANAS (Watson, Clark en Tellegen (1988). De PANAS bevat totaal 20 items (bijvoorbeeld: “Bedroefd” en “Opgewekt”) en kan worden onderverdeeld in twee subschalen die het

(9)

9

Likertschaal worden beantwoord, variërend van 1 (‘heel weinig of helemaal niet’) tot 5 (‘heel veel’). De minimale score voor beide subschalen is 10 en de maximale score is 50, waarbij een hoge score een hogere mate van positief of negatief affect betekent. Uit dit onderzoek is gebleken dat de interne consistentie van zowel de positieve- (α = .85) als negatieve (α = .92) subschaal hoog was.

Flourishing Scale (FS). Diener et al. (2010) ontwikkelden de FS met als doel te meten in welke mate de deelnemers een betekenisvol leven leiden (oftewel: het eudaimonische component). De FS bestaat uit 8 items die op een zevenpunts Likerschaal kunnen worden beantwoord. De antwoordmogelijkheden variëren van 1 (‘helemaal niet mee eens’) tot 7 (‘helemaal mee eens’) en een voorbeeldvraag is “Ik leid een doelgericht en zinvol leven”. De minimale score op de FS is 8 en de maximale score is 56, waarbij een hogere score betekent dat een persoon veel psychologische middelen heeft en psychologisch sterk is. Uit dit onderzoek is gebleken dat de interne consistentie van de FS hoog is, α = .87.

Niveau van professionaliteit. Tot slot is in het huidige onderzoek het niveau van professionaliteit gemeten met behulp van 1 item die de deelnemers met ‘ja’ of ‘nee’ konden beantwoorden. Het item luidde als volgt: “Bent u afgestudeerd of momenteel bezig met een hbo of universitaire muziekopleiding?”. Hierbij betekent het afgestudeerd of momenteel bezig zijn met een muziekopleiding dat de deelnemer een professionele musicus is, terwijl de deelnemer een amateurmusicus is wanneer hij geen muziekopleiding volgt of heeft afgerond.

Alle vragenlijsten zijn origineel in het Engels. De Satisfaction with Life Scale en Flourishing Scale zijn beiden door de oorspronkelijke auteurs vertaald naar het Nederlands, terwijl de Dispositional Flow Scale-2 en Positive and Negative Affect Schedule niet vertaald zijn. De DFS-2 en FS zijn door twee studenten van de Universiteit van Amsterdam vertaald naar het Nederlands. Vervolgens zijn beide vertalingen van de twee vragenlijsten met elkaar

(10)

10

vergeleken om inconsistenties te voorkomen. De Nederlandse versies van alle vragenlijsten zijn terug te vinden in Bijlagen A, B, C en D.

Procedure

Voorafgaand aan het onderzoek is er een ethische goedkeuring aangevraagd bij de Commissie Ethiek aan de Universiteit van Amsterdam. Zowel de informatiebrief, het

toestemmingsformulier en de opzet van het onderzoek werden gecontroleerd. Na goedkeuring van de commissie, kon de dataverzameling van start gaan. Deelnemers werden geworven door, zowel telefonisch als via e-mail, contact op te nemen met verscheidene conservatoria (denk aan: Conservatorium van Amsterdam en Utrechts Conservatorium) en muziekscholen in Nederland. Wanneer zij instemden werd er een afspraak gemaakt om op locatie langs te komen en werden musici gevraagd mee te werken aan het onderzoek. Allereerst werd hen de informatiebrief en toestemmingsverklaring gegeven. Indien de deelnemers toestemming gaven, werd hen gevraagd de vragenlijsten in te vullen. Wanneer zij eventuele vragen hadden, konden zij deze stellen aan de onderzoeker. De deelnemers ontvingen geen beloning voor deelname aan het onderzoek.

(11)

11

Resultaten

Om te beginnen is de dataset opgeschoond, zodat er later betrouwbare data-analyses konden worden uitgevoerd (Tabachnick & Fidell, 2007). In totaal deden er 126 deelnemers mee aan het onderzoek, waarvan zes vragenlijsten verkeerd of onvolledig zijn ingevuld. Hierbij ging het om vijf amateurmusici en een professionele musicus. Aangezien de steekproef

underpowered is en het verlies van bruikbare gegevens zo minimaal mogelijk gehouden diende te worden, is er gekozen om de gegevens van deze deelnemers wel mee te nemen in de verdere dataverwerking. Tijdens de het uitvoeren van data-analyses is altijd gekozen voor de optie ‘Exclude cases pairwise’ (Field, 2014).

Vervolgens is de data gecontroleerd voor mogelijke uitbijters. Voor iedere subschaal van de DFS-2 (flow) en de SWLS, PANAS en FS (welzijn) zijn de z-scores berekend.

Wanneer er sprake was van een z-score hoger dan +3.29 of lager dan -3.29, werd het datapunt gemarkeerd als uitbijter (Tabachnick & Fidell, 2007). In totaal waren dit er negen: drie in de subschaal SWLS en een in de subschalen balans, actie-bewustzijn, concentratie, autotelische ervaring, PANAS negatief en FS.

Om de hypothesen te toetsen zijn er meervoudige regressieanalyses uitgevoerd. Alvorens deze zijn uitgevoerd, werden de assumpties getoetst. De twee meest relevante assumpties zullen worden beschreven. De eerste assumptie gaat over de vraag of de steekproefverdeling normaal verdeeld is over de verschillende subschalen. Hiervoor zijn histogrammen opgevraagd en is er gekeken naar de scheefheid (skewness) en de gepiektheid (kurtosis) van de verdelingen. Na het bekijken van de histogrammen bleek dat de

steekproefverdeling normaal verdeeld was voor de subschalen balans, feedback, controle en SWLS. De subschalen actie-bewustzijn, zelfbewustzijn, tijdsbesef, autotelische ervaring, PANAS negatief en FS zijn scheef verdeeld, terwijl de subschalen doelen, concentratie en

(12)

12

PANAS positief te plat of gepiekt waren. Dat de assumptie van normaliteit voor sommige subschalen geschonden werd, vormde wegens de Central Limit Theorem echter geen probleem voor verdere dataverwerking. Deze theorie stelt dat een voldoende grote steekproefomvang (dat wil zeggen: groter dan 30) ervoor zorgt dat er toch kan worden aangenomen dat er is voldaan aan de aanname van normaliteit (Field, 2014).

De tweede assumptie die getoetst is, gaat over de vraag of er sterke correlatie bestaan tussen twee of meerdere predictoren. Om te achterhalen of er sprake was van

multicollineariteit, zijn de correlaties tussen de negen subschalen van flow berekend (zie Tabel 1). Op basis van deze correlaties kan worden vastgesteld dat hier geen sprake van was, omdat er geen correlaties boven de .80 waren (Field, 2014). De hoogst correlerende

subschalen zijn feedback en doelen. Ook na het bekijken van de VIF- en tolerancewaarden bleek dat er geen VIF-waarden groter dan 10 waren en dat er geen tolerancewaarden kleiner dan 0.1 te vinden waren (Field, 2014). Er is dus voldaan aan de assumptie betreffende multicollineariteit.

Nadat de dataset is gecontroleerd op missende data, uitbijters en de assumpties zijn getoetst, zijn er voor alle subschalen de gemiddelden, standaarddeviaties en de correlaties berekend. De beschrijvende statistieken van alle subschalen zijn te vinden in Tabel 1.

(13)

Tabel 1

De Gemiddelden, Standaarddeviaties en de Range voor de Subschalen van Flow en Welzijn Evenals de Correlaties Tussen Alle Subschalen

Correlaties Subschaal n M (SD) Range 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 1. Balans 124 3.98 (0.58) 1-5 1.00 2. Actie-bewustzijn 124 3.79 (0.77) 1-5 .55** 1.00 3. Doelen 124 4.07 (0.56) 1-5 .63** .43** 1.00 4. Feedback 125 4.08 (0.55) 1-5 .55** .35** .75** 1.00 5. Concentratie 124 4.17 (0.61) 1-5 .42** .24** .51** .42** 1.00 6. Controle 124 3.84 (0.69) 1-5 .66** .61** .62** .55** .46** 1.00 7. Zelfbewustzijn 124 3.47 (1.03) 1-5 .40** .43** .34** .19* .30** .54** 1.00 8. Tijdsbesef 124 3.78 (0.95) 1-5 .28** .28** .24** .11 .34** .22* .20* 1.00 9. Autotelische ervaring 123 4.27 (0.57) 1-5 .57** .23* .48** .35** .48** .43** .46** .43** 1.00 10. SWLS 117 5.60 (0.79) 1-7 .19* .21* .06 .12 .14 .14 .23* .16 .15 1.00 11. PANAS: positief 121 3.88 (0.54) 1-5 .26** .13 .30** .28** .31** .31** .24** .08 .33** .24** 1.00 12. PANAS: negatief 120 1.71 (0.69) 1-5 -.17 -.12 -.24** -.18* -.15 -.24** -.24** -.09 -.12 -.44** -.27** 1.00 13. FS 119 5.88 (0.58) 1-7 .24** .24* .20* .21* .17 .14 .14 .10 -.01 .47** .47** -.47** 1.00

Noot. SWLS = Satisfaction with Life Scale; PANAS = Positive and Negative Affect Schedule; FS = Flourishing Scale. Subschalen 1 t/m 9 meten flow, subschalen 10 t/m 13 meten welzijn.

(14)

14

Daarna is er een meervoudige regressieanalyse uitgevoerd om te achterhalen of flow een voorspeller blijkt te zijn voor het welzijn van musici. Omdat welzijn bestaat uit vier criteriumvariabelen (SWLS, PANAS positief, PANAS negatief en FS) zijn er vier aparte meervoudige regressieanalyses uitgevoerd. De resultaten van deze analyses zijn te vinden in Tabel 2.

Met behulp van de Enter-methode bleek dat de subschalen van flow geen significante hoeveelheid van de variantie voor levenstevredenheid (R2 = .12, F(9, 104) = 1.62, p = .120) en negatief affect (R2 = .11, F(9, 108) = 1.41, p = .193) konden verklaren. Echter, het bleek dat de subschalen van flow 19.6% van de variantie voor positief affect (R2 = .20, F(9, 108) =

2.93, p = .004) en 15.8% van de variantie voor het hebben van een betekenisvol leven (R2 = .16, F(9, 106) = 2.22, p = .026) konden verklaren. Uit de analyse bleek dat de subschaal autotelische ervaring een significante voorspeller is voor FS van welzijn bij musici. Deze relatie is licht negatief. Dit betekent dat wanneer musici het musiceren als een autotelische activiteit ervaren, zij een minder betekenisvol leven hebben en andersom. Dit gaat tegen de verwachting dat er een positief verband bestaat tussen flow en het welzijn van musici in. Mogelijk komt dit doordat uit eerdere correlaties bleek dat de subschalen autotelische ervaring en FS niet met elkaar correleren (zie Tabel 1), waardoor er mogelijk sprake is van een suppression effect. De overige subschalen van flow bleken geen significante voorspeller voor levenstevredenheid, positief- en negatief affect en het hebben van een betekenisvol leven.

(15)

15

Tabel 2

Resultaten van de Meervoudige Regressieanalyse Met Flow als Predictor en Welzijn Als Criteriumvariabele Welzijn

SWLS PANAS positief PANAS negatief FS

Predictor β 95% CI β 95% CI β 95% CI β 95% CI Balans .09 [-0.28, 0.53] -.03 [-0.28, 0.23] .01 [-0.34, 0.36] .19 [-0.09, 0.48] Actie-bewustzijn .11 [-0.16, 0.37] -.06 [-0.21, 0.13] .12 [-0.12, 0.34] .00 [-0.18, 0.19] Doelen -.28 [-0.87, 0.04] .05 [-0.26, 0.35] -.18 [-0.65, 0.18] .01 [-0.33, 0.35] Feedback .22 [-0.09, 0.73] .09 [-0.18, 0.36] -.02 [-0.39, 0.34] .07 [-0.22, 0.38] Concentratie .10 [-0.18, 0.43] .13 [-0.08, 0.31] .02 [-0.24, 0.29] .12 [-0.11, 0.32] Controle -.12 [-0.52, 0.23] .16 [-0.11, 0.36] -.14 [-0.47, 0.17] .13 [-0.14, 0.38] Zelfbewustzijn .21 [-0.02, 0.35] .06 [-0.09, 0.15] -.19 [-0.29, 0.03] .07 [-0.09, 0.18] Tijdsbesef .14 [-0.06, 0.31] -.07 [-0.16, 0.08] -.05 [-0.20, 0.12] .13 [-0.05, 0.21] Autotelische ervaring -.02 [-0.40, 0.35] .19 [-0.06, 0.45] .09 [-0.23, 0.46] -.34** [-0.65, -0.09] n 114 118 118 116

Noot. SWLS = Satisfaction with Life Scale; PANAS = Positive and Negative Affect Schedule; FS = Flourishing Scale.

(16)

16

Om te achterhalen of het niveau van professionaliteit van de musici van invloed was op de relatie tussen flow en welzijn, is er een tweede meervoudige regressieanalyse

uitgevoerd. Hiervoor zijn allereerst interacties berekend tussen iedere subschaal van flow en het niveau van professionaliteit. Om multicollineariteit te voorkomen is allereerst voor iedere subschaal van flow een gecentreerd gemiddelde berekend (Tabachnick & Fidell, 2007). Vervolgens is er een dummyvariabele aangemaakt voor het niveau van professionaliteit. Daarna is tussen iedere subschaal van flow en het niveau van professionaliteit de interactie berekend. Alvorens deze predictoren zijn toegevoegd aan het model, is er een willekeurige steekproef getrokken uit de 102 amateurmusici, zodat de twee condities wat betreft omvang niet van elkaar zouden verschillen. Ook dit keer zijn er vier aparte meervoudige

regressieanalyses uitgevoerd, omdat het welzijn nog steeds gemeten werd aan de hand van vier criteriumvariabelen. In ieder model zijn de negen dimensies van flow, de negen

interactietermen en de dummyvariabele als predictoren toegevoegd. Wanneer er sprake was van een significante interactie, betekende dit dat er een verschil is gevonden tussen

professionele- en amateurmusici. De resultaten zijn te vinden in Tabel 3.

Met behulp van de Enter-methode bleek dat de subschalen van flow geen significante hoeveelheid van de variantie voor levenstevredenheid, positief- en negatief affect, en het hebben van een betekenisvol leven konden verklaren (zie Bijlage E). Uit de analyse bleek dat de interactie tussen actie-bewustzijn en niveau een significante voorspeller is voor SWLS van het welzijn bij musici. Dit suggereert dat het effect van het samenkomen van actie en

bewustzijn op levenstevredenheid afhangt van het niveau van professionaliteit. Het bleek dat de invloed hiervan op levenstevredenheid bij professionals matig positief was (.29), terwijl er geen sprake was van een effect bij amateurs (.02). Dit betekent dat wanneer actie en

bewustzijn bij professionals tijdens het musiceren samenkomen, zij meer tevreden zijn met het leven en andersom. De overige subschalen van flow bleken geen significante voorspeller

(17)

17

voor levenstevredenheid, positief- en negatief affect en het hebben van een betekenisvol leven. Dit gaat echter tegen de verwachtingen in.

(18)

18

Tabel 3

Resultaten van de Meervoudige Regressieanalyse Met Flow Als Predictor, Welzijn Als Criteriumvariabele en Niveau van Professionaliteit Als Moderator

Welzijn

SWLS PANAS positief PANAS negatief FS

Predictor β 95% CI β 95% CI β 95% CI β 95% CI Balans x Niveau .17 [-0.78, 1.21] .18 [-0.57, 0.90] .00 [-1.03, 1.03] .31 [-0.55, 1.09] Actie-bewustzijn x Niveau -.86** [-1.51, -0.29] -.09 [-0.52, 0.39] -.08 [-0.71, 0.55] .18 [-0.38, 0.63] Doelen x Niveau .49 [-0.37, 1.83] .43 [-0.35, 1.27] -.59 [-1.94, 0.34] .12 [-0.78, 1.03] Feedback x Niveau .03 [-0.77, 0.87] -.32 [-0.95, 0.26] .43 [-0.27, 1.44] .20 [-0.47, 0.88] Concentratie x Niveau -.26 [-1.01, 0.33] -.01 [-0.50, 0.48] -.06 [-0.76, 0.62] .15 [-0.42, 0.68] Controle x Niveau .27 [-0.49, 1.13] -.57 [-1.09, 0.11] .30 [-0.52, 1.17] -.56 [-1.12, 0.21] Zelfbewustzijn x Niveau -.11 [-0.40, 0.23] -.01 [-0.24, 0.23] .00 [-0.33, 0.32] -.08 [-0.30, 0.22] Tijdsbesef x Niveau .31 [-0.15, 0.67] -.32 [-0.49, 0.11] .23 [-0.25, 0.60] -.23 [-0.47, 0.21] Autotelische ervaring x Niveau .06 [-0.72, 0.89] .26 [-0.31, 0.88] -.16 [-1.06, 0.61] .10 [-0.56, 0.77]

na 45 - 47 45 – 47 45 - 47 45 - 47

Noot. SWLS = Satisfaction with Life Scale; PANAS = Positive and Negative Affect Schedule; FS = Flourishing Scale.

** p < .01, * p < .05.

(19)

19

Discussie

In dit onderzoek werd allereerst onderzocht of er een verband is tussen flow en het welzijn van musici. Over het algemeen kan worden geconcludeerd dat flow als geheel een relatief goede voorspeller is voor het positieve affect en het hebben van een betekenisvol leven. Dit geldt voor zowel professionele- als amateurmusici. Er blijkt echter geen verband te zijn tussen de verschillende dimensies van flow en het welzijn van musici. Verder werd er onderzocht of het verband tussen flow en het welzijn van musici gemodereerd wordt door het niveau van professionaliteit van de musicus. Over het algemeen bleek dit niet het geval. Één dimensie van flow, het samenkomen van actie en bewustzijn, vormde daarentegen een uitzondering: het niveau van professionaliteit had wel degelijk invloed op de relatie tussen flow en welzijn. Wanneer actie en bewustzijn bij professionals tijdens het musiceren samenkomen, ervaren zij meer levenstevredenheid en andersom. Dit effect bleef uit bij amateurmusici. Al met al kunnen de hypothesen over de verwachte relaties tussen de constructen deels worden ondersteund met de gevonden resultaten.

De bevindingen uit dit onderzoek vertonen enkele overeenkomsten met al reeds bestaande onderzoeken naar het verband tussen flow en welzijn. Eerder onderzoek van Bryce en Haworth (2002) naar de relatie tussen flow en welzijn liet een positief verband zien tussen de twee constructen in zowel werk- als vrijetijdsactiviteiten. De bevindingen uit het huidige onderzoek zijn deels in lijn met dit onderzoek. Zo blijkt flow, net als in hun onderzoek, een goede voorspeller voor het positieve affect. Maar daar waar zij ook een verband tussen flow levenstevredenheid vonden, was dit verband niet te vinden in het huidige onderzoek.

Daarnaast vonden ook Fritz en Avsec (2007) een verband tussen flow en welzijn op

(20)

20

flow een voorspeller is voor positief affect. Het negatieve affect van welzijn hield daarentegen in dit onderzoek geen verband met flow.

Bovenstaande resultaten lijken de theorie waar het huidige onderzoek op gebaseerd is deels te ondersteunen. De theorie stelt dat het ervaren van flow van belang is bij het hebben van een goed leven en mensen het gelukkigst zijn wanneer zij betrokken zijn bij een

interessante activiteit die past bij hun vaardigheidsniveau (Csikszentmihalyi, 1975, 1990, 1997). Dit suggereert dat er een verband bestaat tussen flow en welzijn. Ondanks dat de resultaten deze theorie deels kunnen ondersteunen, biedt dit onderzoek een aantal nieuwe theoretische inzichten. Een van de belangrijkste is dat flow als geheel verband houdt met twee aspecten van het welzijn van musici die in zowel een professionele- als amateuristische muziekcontext musiceren. Deze inzichten vormen mogelijk een basis voor vervolgonderzoek naar flow en welzijn bij musici.

Ook binnen het muziekonderwijs zijn deze inzichten zeer waardevol. Muziekdocenten zouden de focus meer kunnen leggen op het bevorderen van flow-ervaringen bij zowel

professionele- (bijvoorbeeld op het conservatorium) als amateurmusici (bijvoorbeeld op muziekscholen), zodat de positieve gevoelens en het gevoel van een betekenisvol leven bij de muziekleerlingen bevorderd kan worden. Daarnaast, zo blijkt uit dit onderzoek, is het van belang dat muziekdocenten meer aandacht besteden aan de dimensie samenkomen van actie en bewustzijn bij de amateurmusici, zodat ook zij – net als de professionele musici – dit aspect van flow kunnen ervaren.

Hoewel in dit onderzoek deels steun werd gevonden voor de theorie van

Csikszentmihalyi (1975, 1990, 1997), kent het onderzoek ook een aantal beperkingen. Een eerste beperking is dat er sprake was van een geringe statistische power, wat mogelijk kan hebben geleid tot een toename van een type II fout. Dit houdt in dat mogelijke verbanden tussen de constructen niet konden worden gedetecteerd en de resultaten met enige

(21)

21

voorzichtigheid dienen worden geïnterpreteerd (Field, 2014). Tevens zijn de resultaten door een te kleine steekproefomvang lastig te generaliseren (Tabachnick & Fidell, 2007) Het is raadzaam om in vervolgonderzoek ervoor te zorgen dat er wordt voldaan aan de

steekproefgrootte die de a priori poweranalyse aanbeveelt.

Een tweede beperking is dat flow mogelijk meer in termen van state is gemeten in plaats van als trait. Het ervaren van flow als trait is afhankelijk van iemand zijn

persoonlijkheid, terwijl het ervaren van flow als state verband houdt met bepaalde

omstandigheden (Csikszentmihalyi, 1975, 1990; Chirico, Serino, Cipresso, Gaggioli, & Riva, 2015). De vragenlijst die flow diende te meten is bij iedere deelnemers direct na een optreden afgenomen. Hierdoor hield de flow-ervaring verband met bepaalde omstandigheden, namelijk het optreden. Hierdoor werd flow niet meer als trait gemeten, maar meer als state. Mogelijk zijn er daarom geen verbanden gevonden tussen flow en welzijn. Bij het doen van

vervolgonderzoek is aan te raden flow als trait niet direct na bijvoorbeeld een optreden te meten, maar op een moment waarop een muzikale flow-ervaring niet verband houdt met een bepaalde situatie. Hierdoor wordt de kans op het meten van flow als trait vergroot, omdat flow dan verband houdt met iemands persoonlijkheid en niet met een bepaalde omstandigheid die direct te maken heeft met musiceren.

Ondanks de bovenstaande beperkingen van dit onderzoek kan er voorlopig worden geconcludeerd dat er over het algemeen een verband te vinden is tussen flow en het affectieve en eudaimonische component van welzijn, maar dat de specifieke dimensies van flow geen verband houden met het welzijn van musici. Hoewel uit het huidige onderzoek blijkt dat flow over het algemeen een goede voorspeller is, is het van belang om onderzoek te blijven doen naar het verband tussen flow en het welzijn van musici. Er wordt daarom aangeraden, met inachtneming van de beperkingen, hier verder onderzoek naar te verrichten. Wellicht is het interessant om te onderzoeken welke andere variabelen mogelijk een invloed hebben op het

(22)

22

verband tussen flow en welzijn, zoals musici die in een individuele of collectieve context musiceren. Flow biedt in ieder geval een veelbelovende invalshoek om musici positief door het leven te laten gaan en ze het gevoel te geven een betekenisvol leven te hebben.

(23)

23

Literatuurlijst

Armenta, C., Ruberton, P., & Lyubomirsky, S. (2015). Psychology of subjective wellbeing. In J. Wright, International encyclopedia of the social and behavioral sciences (pp. 648-653). Oxford, UK: Elsevier.

Bannink, F. (2016). Positieve psychologie: De toepassingen. Amsterdam: Boom Uitgevers. Bradburn, N. (1969). The structure of psychological well-being. Chicago: Aldine.

Bryce, J., & Haworth, J. (2002). Wellbeing and flow in sample of male and female office workers. Leisure Studies, 21(3-4), 249-263.

Chirico, A., Serino, S., Cipresso, P., Gaggioli, A., & Riva, G. (2015). When music "flows". State and trait in musical performance, composition and listening: a systematic review. Frontiers Psychology, 6, 906.

Cohen, J. (1992). Statistical power analysis. Current directions in psychological science, 1(3), 98-101.

Csikszentmihalyi, M. (1975). Beyond boredom and anxiety. San Francisco: Jossey-Bass. Csikszentmihalyi, M. (1990). Flow: The psychology of optimal experience. New York: Harper

& Row.

Csikszentmihalyi, M. (1997). Finding flow. New York: Basic.

Csikszentmihalyi, M. (1999). Flow. Psychologie van de optimale ervaring. Amsterdam: Uitgeverij Boom.

Diener, E., Emmons, R., Larsen, R., & Griffin, S. (1985). The satisfaction with life scale. Journal of Personality Assessment, 49(1), 71-75.

(24)

24

Diener, E., Oishi, S., & Lucas, R. (2009). Subjective well-being: The science of happiness and life satisfaction. In S. Lopez, & C. Snyder, The Oxford handbook of positive

psychology (pp. 187-194). New York: Oxford University Press.

Diener, E., Suh, E., & Oishi, S. (1997). Recent findings on subjective well-being. Indian Journal of Clinical Psychology, 24, 25-41.

Diener, E., Wirtz, D., Tov, W., Kim-Prieto, C., Choi, D., Oishi, S., & Biswas-Diener, R. (2010). New well-being measures: Short scales to assess flourishing and positive and negative feelings. Social Indicators Research, 97(2), 143-156.

Faul, F., Erdfelder, E., Lang, A., & Buchner, A. (2007). G* Power 3: A flexible statistical power analysis program for the social, behavioral, and biomedical sciences. Behavior Research Methods, 39(2), 175-191.

Field, A. (2014). Discovering statistiscs using IVM SPSS statistics (4 ed.). London: SAGE. Fritz, B., & Avsec, A. (2007). The experience of flow and subjective well-being of music

students. Horizons of Psychology, 16(2), 5-17.

Jackson, S., & Eklund, R. (2002). Assessing flow in physical activity: The flow state scale-2 and dispositional flow scale-2. Journal of Sport and Exercise Psychology, 24(2), 133-150.

Keyes, C., Shmotkin, D., & Ryff, C. (2002). Optimizing well-being: The emperical encounter of two traditions. Journal of Personality and Social Psychology, 82(6), 1007-1022. Maslow, A. (1987). Motivation and personality (3 ed.). New York: Harper and Row.

Moneta, G. (2004). The flow experience across cultures. Journal of Happiness Studies, 5(2), 115-121.

(25)

25

Nakamura, J., & Csikszentmihalyi, M. (2009). Flow theory and research. In S. Lopez, & C. Snyder, The Oxford handbook of positive psychology (pp. 195-206). New York: Oxford University Press.

Norrish, J., & Vella-Brodrick, D. (2008). Is the study of happiness a worthy scientific pursuit? Social Indicators Research, 87(3), 393-107.

Ryan, R., & Deci, E. (2001). On happiness and human potentials: A review of research on hedonic and eudaimonic well-being. Annual Review of Psychology, 52(1), 141-166. Sinnamon, S., Moran, A., & O'Connell, M. (2012). Flow among musicians: measuring peak experiences of student performers. Journal of Research in Music Education, 60(1), 6-25.

Tabachnick, B., & Fidell, L. (2007). Using multivariate statistics. Boston, MA: Pearson Education.

Tajfel, H., & Turner, J. (1986). The social identity theory of intergroup behavior. In S. Worchel, & W. Austin, Psychology of intergroup relations (pp. 7-24). Chicago: Nelson-Hall.

Watson, D., Lee, A., & Tellegen, A. (1988). Development and validation of brief measures of positive and negative affect: The PANAS scales. Journal of Personality and Social Psychology, 54(6), 1063-1070.

(26)

26 Bijlage A

Nederlandse versie van de Dispositional Flow Scale-2 (DFS-2)

Helemaal mee oneens 1 Mee oneens 2 Niet eens, niet oneens 3 Mee eens 4 Helemaal mee eens 5 1.

Wanneer ik deelneem aan een muzikaal optreden...

...voel ik me uitgedaagd, maar geloof ik dat mijn vaardigheden mij in staat stellen de uitdaging aan te gaan.

1 2 3 4 5

2. ...voer ik de juiste handelingen uit zonder na te denken over hoe dit moet.

1 2 3 4 5

3. ...weet ik precies wat ik wil doen.

1 2 3 4 5

4. ... is het voor mij duidelijk hoe het met mijn prestatie gesteld staat.

1 2 3 4 5

5. ... is mijn aandacht volledig gericht op wat ik doe.

1 2 3 4 5

6. ...heb ik een gevoel van controle over wat ik doe.

1 2 3 4 5

7. ...ben ik niet bezorgd over wat anderen over mij denken.

1 2 3 4 5

8. ...lijkt de tijd te veranderen (of te vertragen of te versnellen).

1 2 3 4

(27)

27 9. ...geniet ik met volle teugen van de ervaring.

1 2 3 4 5

10. ...komen mijn vaardigheden overeen met de grote uitdaging van het musiceren.

1 2 3 4 5

11. ...lijken de handelingen automatisch te gebeuren.

1 2 3 4 5

12. ...ben ik sterk bewust van wat ik doe.

1 2 3 4 5

13. ...ben ik me bewust van hoe goed ik presteer.

1 2 3 4 5

14. ...kost het mij geen moeite om mijn gedachten bij het musiceren te houden.

1 2 3 4 5

15. ...voel ik mij in controle over wat ik doe.

1 2 3 4 5

16. ...denk ik niet na over hoe anderen mij evalueren.

1 2 3 4 5

17. ...lijkt de manier waarop de tijd verstrijkt anders dan normaal.

1 2 3 4 5

18. ...hou ik van het gevoel van musiceren en wil het opnieuw ervaren.

1 2 3 4 5

19. ... voel ik me bekwaam genoeg om aan de hoge eisen van het musiceren te voldoen.

1 2 3 4

(28)

28

20. ... presteer ik automatisch zonder hier teveel over na te denken.

1 2 3 4 5

21. ...weet ik wat ik wil bereiken.

1 2 3 4 5

22. ... heb ik een goed beeld over hoe ik presteer terwijl ik musiceer.

1 2 3 4 5

23. ...ben ik volledig geconcentreerd.

1 2 3 4 5

24. ...heb ik een gevoel van totale controle.

1 2 3 4 5

25. ...ben ik niet bezig met hoe ik mezelf presenteer.

1 2 3 4 5

26. ...lijkt de tijd snel voorbij te gaan.

1 2 3 4 5

27. ...zorgt de ervaring voor een goed gevoel.

1 2 3 4 5

28. ...de uitdaging en mijn vaardigheden bevinden zich op hetzelfde niveau.

1 2 3 4 5

29. ...doe ik dingen spontaan en automatisch, zonder erover na te hoeven te denken.

1 2 3 4 5

30. ...zijn mijn doelen duidelijk gedefinieerd.

1 2 3 4

(29)

29

31. ...kan ik door de manier waarop ik musiceer vaststellen hoe goed ik het doe.

1 2 3 4 5

32. ...ben ik volledig gefocust op de desbetreffende taak.

1 2 3 4 5

33. ...voel ik totale controle over mijn lichaam.

1 2 3 4 5

34. ...ben ik niet bezorgd over wat anderen van mij denken.

1 2 3 4 5

35. ...verlies ik mijn normale tijdsbesef.

1 2 3 4 5

36. ...is de ervaring erg bevredigend.

(30)

30 Bijlage B

Nederlandse versie van de Satisfaction With Life Scale (SWLS)

Helemaal mee oneens 1 Mee oneens 2 Een beetje mee oneens 3 Niet eens, niet oneens 4 Een beetje mee eens 5 Mee eens 6 Helemaal mee eens 7

1. Mijn leven is ideaal in de meeste opzichten.

1 2 3 4 5 6 7

2. Mijn levensomstandigheden zijn uitstekend.

1 2 3 4 5 6 7

3. Ik ben tevreden met mijn leven, alles bij elkaar genomen.

1 2 3 4 5 6 7

4. De belangrijkste dingen die ik van het leven verwacht, heb ik tot nu toe ook gekregen.

1 2 3 4 5 6 7

5. Als ik mijn leven opnieuw kon leven, zou ik heel weinig anders doen.

(31)

31 Bijlage C

Nederlandse versie van de Positive and Negative Affect Schedule (PANAS)

Heel weinig of helemaal niet 1 Een beetje 2 Matig 3 Veel 4 Heel veel 5 1. Geïnteresseerd. 1 2 3 4 5 2. Bedroefd. 1 2 3 4 5 3. Opgewekt. 1 2 3 4 5 4. Terneergeslagen. 1 2 3 4 5 5. Sterk. 1 2 3 4 5 6. Schuldig. 1 2 3 4 5 7. Angstig. 1 2 3 4 5 8. Vijandig. 1 2 3 4 5 9. Enthousiast. 1 2 3 4 5 10. Zelfverzekerd. 1 2 3 4 5

(32)

32 11. Vlug geïrriteerd. 1 2 3 4 5 12. Alert. 1 2 3 4 5 13. Beschaamd. 1 2 3 4 5 14. Vol inspiratie. 1 2 3 4 5 15. Gespannen. 1 2 3 4 5 16. Vastberaden. 1 2 3 4 5 17. Aandachtig. 1 2 3 4 5 18. Zenuwachtig. 1 2 3 4 5 19. Energiek. 1 2 3 4 5 20. Bang. 1 2 3 4 5

(33)

33 Bijlage D

Nederlandse versie van de Flourishing Scale (FS)

Helemaal mee oneens 1 Mee oneens 2 Een beetje mee oneens 3 Niet eens, niet oneens 4 Een beetje mee eens 5 Mee eens 6 Helemaal mee eens 5

1. Ik leid een doelgericht en zinvol leven.

1 2 3 4 5 6 7

2. Mijn sociale relaties zijn ondersteunend en belonend.

1 2 3 4 5 6 7

3. Ik ben betrokken bij en geïnteresseerd in mijn dagelijkse activiteiten.

1 2 3 4 5 6 7

4. Ik draag actief bij aan het geluk en welzijn van anderen.

1 2 3 4 5 6 7

5. Ik ben capabel en in staat om de activiteiten ui te voeren die belangrijk voor mij zij

1 2 3 4 5 6 7

6. Ik ben een goed persoon en leid een goed leven.

1 2 3 4 5 6 7

7. Ik ben optimistisch over mijn toekomst.

1 2 3 4 5 6 7

8. Mensen respecteren mij.

(34)

34 Bijlage E

Resultaten van de meervoudige regressieanalyse met flow als predictor, welzijn als criteriumvariabele en niveau van professionaliteit als moderator

Welzijn

SWLS PANAS positief PANAS negatief FS

Predictor β 95% CI β 95% CI β 95% CI β 95% CI Balans .79* [0.04, 2.02] .70 [-0.03, 1.43] -.36 [-1.38, 0.67] .51 [-0.31, 1.32] Actie-bewustzijn .23 [-0.39, 0.86] -.04 [-0.50, 0.42] .46 [-0.19, 1.10] -.22 [-0.73, 0.29] Doelen -.62 [-2.04, 0.19] -.49 [-1.32, 0.33] .12 [-1.04, 1.28] -.01 [-0.93, 0.90] Feedback .30 [-0.37, 1.27] .18 [-0.43, 0.79] -.15 [-1.01, 0.70] -.12 [-0.80, 0.56] Concentratie .65* [0.17, 1.49] .59* [0.10, 1.08] .06 [-0.62, 0.75] .25 [-0.29, 0.80] Controle -.66 [-1.61, 0.01] -.14 [-0.74, 0.46] -.19 [-1.03, 0.65] -.01 [-0.68, 0.65] Zelfbewustzijn .23 [-0.13, 0.49] -.04 [-0.28, 0.19] -.12 [-0.44, 0.21] .02 [-0.24, 0.28] Tijdsbesef -.35 [-0.70, 0.11] -.12 [-0.42, 0.18] -.13 [-0.56, 0.29] .04 [-0.29, 0.38] Autotelische ervaring .20 [-0.50, 1.11] -.01 [-0.61, 0.59] .12 [-0.72, 0.96] -.24 [-0.91, 0.38] Niveau van professionaliteit -.01 [-0.28, 0.27] .09 [-0.11, 0.29] -.26 [0.54, 0.03] .07 [-0.16, 0.29]

Balans x Niveau .17 [-0.78, 1.21] .18 [-0.57, 0.90] .00 [-1.03, 1.03] .31 [-0.55, 1.09]

(35)

35

Noot. SWLS = Satisfaction with Life Scale; PANAS = Positive and Negative Affect Schedule; FS = Flourishing Scale.

** p < .01, * p < .05.

aDoor missende data fluctueerde de omvang van de steekproef

Welzijn

SWLS PANAS positief PANAS negatief FS

Predictor β 95% CI β 95% CI β 95% CI β 95% CI Actie-bewustzijn x Niveau -.86** [-1.51, -0.29] -.09 [-0.52, 0.39] -.08 [-0.71, 0.55] .18 [-0.38, 0.63] Doelen x Niveau .49 [-0.37, 1.83] .43 [-0.35, 1.27] -.59 [-1.94, 0.34] .12 [-0.78, 1.03] Feedback x Niveau .03 [-0.77, 0.87] -.32 [-0.95, 0.26] .43 [-0.27, 1.44] .20 [-0.47, 0.88] Concentratie x Niveau -.26 [-1.01, 0.33] -.01 [-0.50, 0.48] -.06 [-0.76, 0.62] .15 [-0.42, 0.68] Controle x Niveau .27 [-0.49, 1.13] -.57 [-1.09, 0.11] .30 [-0.52, 1.17] -.56 [-1.12, 0.21] Zelfbewustzijn x Niveau -.11 [-0.40, 0.23] -.01 [-0.24, 0.23] .00 [-0.33, 0.32] -.08 [-0.30, 0.22] Tijdsbesef x Niveau .31 [-0.15, 0.67] -.32 [-0.49, 0.11] .23 [-0.25, 0.60] -.23 [-0.47, 0.21] Autotelische ervaring x Niveau .06 [-0.72, 0.89] .26 [-0.31, 0.88] -.16 [-1.06, 0.61] .10 [-0.56, 0.77]

R2 .51 .48 .35 .25

F 1.36 1.20 0.71 0.45

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Voor het bepalen van bloedgroep en Rhesus factor neemt de AutoVue helemaal onder in de buis een mon- ster, terwijl met de handmethode juist bovenin de buis wordt gesampled.. Om

Een goede infrastructuur voor zorgvuldige informatie is een belangrijke prioriteit niet alleen voor de vaccins voor volwassenen die nu al beschikbaar zijn, maar ook voor de

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of

In plaats van haar als hoofdoorzaak te karakteriseren, komt zij bescheiden tussen de andere factoren terecht 36 en wordt als een mogelijk remmende factor getypeerd.s' Zou men

For cars this could imply measures such as variable speed limits, controlled by beacons along the road side, in combination with 'intelligent' accelerators that

Wellicht veroorzaakt de flexibiliteit in deze toepassing iets verschil in resultaat, maar de verwachting is dat in Delft3D een vergelijkbaar resultaat gehaald kan worden

Uit de resultaten kwam naar voren dat opgelost conflict in de congruente conditie tot een kleine mate van positief affect leidde in vergelijking met de geen conflict conditie.. Dit is