• No results found

Intensieve teeltsystemen bij wintertarwe

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Intensieve teeltsystemen bij wintertarwe"

Copied!
59
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

proefstation voor de akkerbouw en de groenteteelt in de vollegrond

Intensieve teeltsystemen

bij wintertarwe

drirA. Darwinkel

Verslag nr. 33

maart 1985

PROEFSTATION

(2)

INHOUDSOPGAVE

biz.

1. Inleiding 1

2. Opzet en uitvoering van het onderzoek 1

3. Resultaten van het onderzoek 3

4. Conclusies 13

5. Verschenen literatuur 14

6. Verslagen van de veldproeven 16

6.1 Teeltsystemen wintertarwe 1977 16 6.2 Teeltsystemen wintertarwe 1978 18 6.3 Teeltsystemen wintertarwe 1979 19 6.4 Teeltsystemen wintertarwe 1980 25 6.5 Teeltsystemen wintertarwe 1981 34 6.6 Teeltsystemen wintertarwe 1982 44 7. Appendices 54

(3)

INTENSIEVE TEELTSYSTEMEN BIJ WINTERTARWE

1. Inleiding

De teeltwijze van wintertarwe onderging sinds 1970 grote veranderingen. Resultaten van het uitgebreide onderzoek hebben daartoe in belangrijke mate bijgedragen. Genoemd kunnen worden:

- deling van de stikstofbemesting

- gebruik maken van grondonderzoek op minerale stikstof ter vaststelling van de Ie N-gift

- de beschikbaarheid van chemische middelen ter bestrijding van ziekten en plagen

- grotere kennis omtrent de gewasontwikkeling voor het behalen van oogst-zekere, hoge opbrengsten.

Hoge korrel opbrengsten kunnen slechts dan worden bereikt, indien de diverse, opeenvolgende teelthandelingen goed op elkaar worden afgestemd. Deze gedach-tengang kan leiden tot een teeltwijze, waarin alle teeltmaatregelen in over-maat in de teelttechniek worden ingezet. In Sleeswijk Holstein (Duitsland) waren met dergelijke, zeer intensieve teeltsysternen gunstige ervaringen opge-daan; de gemiddelde opbrengst steeg van minder dan 4 tot boven de 6 ton per ha. Zelfs werd melding gemaakt van opbrengsten van meer dan 10 ton per ha. In de herfst van 1976 was dit aanleiding om een onderzoekprogramma op te zet-ten, waarin de perspectieven van zeer intensieve teeltsystemen voor winter-tarwe in Nederland werden onderzocht. Gezien de grote verschillen in teeltwijze, en de daaraan verbonden teeltkosten, werden zowel de korrelop-brengst als de financiële opkorrelop-brengst vastgesteld.

Het onderzoek heeft plaatsgevonden van 1977 tot 1982. In die tijd zijn reeds vele resultaten via publikaties in vakbladen aan de landbouwpraktijk doorge-geven. In dit verslag zijn alle gegevens nogmaals samengevat en kan derhalve als naslagwerk voor geïnteresseerden fungeren.

2. Opzet en uitvoering van het onderzoek

Uitgaande van de doelstellingen stond in het onderzoek een tweetal teeltwij-zen centraal, t.w.

a) een afgewogen, op adviesnormen gebaseerde teeltwijze (SI = gangbaar) b) een teeltwijze met een overmatige inzet van maatregelen (S2= intensief,

high input).

In een aantal proeven werden daaraan toegevoegd

(4)

teeltsysteem is een pakket van meerdere, op elkaar afgestemde t e e l t h a n d e -l i n g e n . Er kan dan ook a -l -l e e n een v e r g e -l i j k i n g gemaakt worden tussen

systemen; omtrent de betekenis van een bepaalde t e e l t h a n d e l i n g z e l f kan geen uitspraak gedaan worden. De t e e l t k o s t e n tussen de onderzochte systemen v e r s c h i l d e n s t e r k . De kosten voor zaalzaad, bemesting en a l l e gewasbescher-mingsmiddelen, i n c l u s i e f de kosten voor de u i t v o e r i n g , z i j n eveneens i n tabel 1 aangegeven.

Het onderzoek werd g e s t a r t i n 1977 op het PAGV-proefbedrijf te L e l y s t a d met 2 proeven, één i n c o n t i n u t e e l t en één i n r o t a t i e t e e l t van w i n t e r t a r w e . Vanaf 1979 werd het onderzoek u i t g e b r e i d naar diverse regionale p r o e f b o e r d e r i j e n . I n de eerste j a r e n van het onderzoek waren geen v e r s c h i l l e n i n zaaizaadhoe-v e e l h e i d tussen de teeltsystemen opgenomen (300 - 500 zaden/m2). In 1980

( d e e l s ) , 1981 en 1982 werd het intensieve teeltsysteem S2 uitgevoerd met 500 zaden/m2.

Omdat de teeltsystemen So en S3 n i e t i n a l l e proeven opgenomen waren, is een v e r g e l i j k i n g tussen de diverse teeltsystemen slechts mogelijk in een variabel aantal proeven. B i j de weergave van de r e s u l t a t e n z i j n dientengevolge steeds

Tabel 1. Uitgevoerde teelthandelIngen b i j vier teeltsystemen (1977-1982) en de teeltkosten voor zaalzaad, bemesting en gewasbescherming.

teeltsysteem zaalzaad (kg/ha) stikstofbemesting kg N/ha chloormequat sporenelementen b e s t r i j d i n g van - voetzlekten - bladziekten - afrljplngszlekten - bladlulzen teeltkosten (gld/hal aantal werkgangen So 135-ca •',

-1*** 360 2 •180 P0*+60 SI 135-180 ca 70+60 1 X

-(1 x ) * * (1 x) 1 X 1-2 x 510 5>3 S2 135-290 ca 100+60+60 2 x 2 x 2 x 2 x 3 x 2-3 x 945 10 S3 135-180 ca 100+60+60 1 X

-(1 x) (1 x) 1 X 1-2 x 680 6>5

* afh. van bodem-N * * afh. van aantastingsgraad * * * 1ncl. kosten voor uitvoering

(5)

het aantal proeven, waarin de te v e r g e l i j k e n systemen voorkwamen, vermeld. I n het merendeel van de proeven werden de teeltsystemen gecombineerd met een andere t e e l t f a c t o r , zoals zaai t i j d en zaalzaadhoeveelheid. Een compleet over-z i c h t van de uitgevoerde proeven en de daarin opgenomen variabelen staan vermeld i n appendix I . In de eerste j a r e n was de zaaizaadhoeveelheid voor a l l e systemen g e l i j k ; vroege inzaai kreeg veel aandacht. Vanaf 1980 werd het Intensieve object uitgevoerd met veel zaaizaad. I n 1981 en 1982 werd i n een aantal proeven nader ingegaan op zaaizaadhoeveelheid en rassenkeuze. In de periode 1977-1982 werden i n t o t a a l 29 proeven u i t g e v o e r d . In a l l e proeven werden de k o r r e l o p b r e n g s t (15% v o c h t ) , het 1000-korrelgewicht (15% v o c h t ) , het aargetal en (m.u.v. 1977) het e i w i t g e h a l t e van de k o r r e l bepaald. De gegevens ervan z i j n ondergebracht i n appendix I I .

B i j de weergeve van de r e s u l t a t e n (hoofdstuk 3) zal e e r s t een e v a l u a t i e van het onderzoeksproject volgen; d i t zal worden gedaan aan de hand van de gemiddelden van de k o r r e l o p b r e n g s t e n , 1000korrelgewichten, a a r a a n t a l l e n en e i w i t -gehalten van a l l e proeven u i t te rekenen. Nadien z u l l e n per proef

achtereenvolgens de gegevens van de diverse teeltsystemen worden b e l i c h t . D a a r b i j is ondermeer gebruik gemaakt van p r o e f v e r s l a g e n , welke j a a r l i j k s worden opgesteld voor de diverse regionale proef b o e r d e n ' j e n .

3 . Resultaten van het onderzoek

3 . 1 . Opbrengstgegevens £enrMdeljd oyer_aY\e jjroeven

Het onderzoek omvatte i n t o t a a l 29 proeven; 26 ervan waren gelegen op z e e k l e i , 3 op lössgrond i n Zuid-Limburg.

I n tabel 2 z i j n de gemiddelde gegevens van opbrengst, 1000-korrelgewicht het aaraantal en het e i w i t g e h a l t e vermeld. Het i n t e n s i e v e t ee l t s y s te e m

(S2) onderscheid zich van het gangbare systeem (SI) door een hogere

k o r r e l - o p b r e n g s t , een v r i j w e l g e l i j k 1000-korrel gewicht, een g r o t e r aantal aren en een hoger e i w i t g e h a l t e . Op de lössgrond van Zuid-Limburg bleek het i n t e n s i e v e systeem zowel de opbrengst als het 1000-korrelgewicht te hebben v e r l a a g d ; het herhaald optreden van e r n s t i g e l e g e r i n g b i j het i n t e n s i e v e teeltsysteem was daarvan de oorzaak. De proeven op lössgrond z i j n k l i m a t o -l o g i s c h en bodemkundig d u i d e -l i j k v e r s c h i -l -l e n d van die op z e e k -l e i . Gezien de v e r s c h i l l e n i n gewas- en opbrengstreactie z u l l e n danook de proeven op z e e k l e i en die op lössgrond a f z o n d e r l i j k aan de orde komen.

(6)

Tabel 2. Gemiddelde gegevens van korrelopbrengst (kg/ha), 1000-korrelgewlcht, aaraantal en het eiwitgehalte.

opbrengst 1000-k.gew. aren/m2 eiwit % landelijk aantal proeven 29 29 27 27 SI 8030 13.1 544 12.7 S2 8480 42.8 613 14.2 zeeklei aantal proeven 26 26 24 24 SI 8200 43.3 542 12.7 S2 8730 43.3 612 14.3 ló'ssgrond aan tal proeven 3 3 3 3 SI 6650 41.7 563 13.2 S2 6430 39.2 623 14.1 3 . 2 . TEELTSYSTEMEN 0P_ZEEKLEIGRONDEN

I n 1977, 1978 en 1982 omvatte het onderzoek 2 teeltsysternen, t . w . SI (gangbaar) en S2 ( i n t e n s i e f ) . In 1979, 1980 en 1981 werden 17 proeven u i t -gevoerd waarvan i n 10 proeven het low-input-systeem So was opgenomen en i n 15 proeven het systeem met enkel een hoge N-bemesting (S3). B i j een verge-l i j k i n g tussen de teeverge-ltsystemen i n de 10 (met So) danwei 15 proeven (met S3) kwamen geen noemenswaardige v e r s c h i l l e n voor, zodat i n deze paragraaf de r e s u l t a t e n worden vermeld van die 10 proeven, waarin het systeem So was opgenomen. Deze proeven waren gelegen op de regionale proef boerden'jen Ebelsheerd ( 3 ) , Feddemaheerd ( 1 ) , Rusthoeve (1) en het PAGV-proefbedrijf ( 5 ) . Opgemerkt wordt dat het intensieve systeem S2 i n deze s e r i e proeven deels met een normale zaaizaadhoeveelheid werd ingezaaid.

3 . 2 . 1 rjpbrengsjten en_gewas£e£evens

I n tabel 3 z i j n de k o r r e l o p b r e n g s t e n , het 1 0 0 0 - k o r r e l g e w i c h t , het aantal aren per m2 en het e i w i t g e h a l t e i n de k o r r e l vermeld.

De korrelopbrengst van het systeem So bleef d u i d e l i j k achter b i j de andere systemen; een s t e r k e r optreden van l e g e r i n g , z i e k t e n en b l a d l u i z e n heeft g e r e s u l t e e r d i n een opbrengstderving van ongeveer 1000 k g / h a . De onguns-t i g e omsonguns-tandigheden onguns-t i j d e n s de k o r r e l v u i l ing b i j d i onguns-t o b j e c onguns-t wordonguns-t ook aan-gegeven door een lager 1 0 0 0 - k o r r e l g e w i c h t .

De Intensieve t e e l t w i j z e S2 b e r e i k t e de hoogste k o r r e l o p b r e n g s t , ruim 500 kg/ha meer dan het gangbare systeem S I . Deze o p b r e n g s t s t i j g i n g moet worden toegeschreven aan de combinatie van een hogere s t i k s t o f b e m e s t i n g en een

(7)

Tabel 3. Korrelopbrengsten (kg/ha), 1000-korrelgewichten, aantal aren per m2 en het eiwitgehalte 1n de korrel b i j vier teeltsystemen (10 proeven; 1979, 1980, 1981). teeltsysteem: So SI S2 S3 korrel-opbrengst 6720 7810 8320 7870 1000-gewlc 38.3 41.2 42.1 40.2 korrel-:ht aantal aren/m"? 512 521 576 558 eiwit-gehalte 12.9 12.5 14.0 13.9 korrels per m^ 17550 18960 19760 19580

u i t g e b r e i d e r e gewasbescherming, omdat een verhoogde N-bemesting a l l e e n nauwelijks i n een hogere opbrengst resulteerde (systeem S3 t . o . v . systeem S I ) . D i t e f f e c t kwam ook t o t u i t i n g i n het 1000-korrelgewicht; n i e t de k o r r e l z e t t i n g ( t e berekenen door de opbrengst te delen door het

1 0 0 0 - k o r r e l g e w i c h t ) , maar de k o r r e l v u l l i n g was de beperkende f a c t o r voor de opbrengstvorming.

Het aantal aren per m2 voor de v i e r systemen was zoals verwacht mocht

worden. I n d i t geval h e e f t met name de hogere N-bemesting van de systemen S2 en S3 g e l e i d t o t hogere a a r a a n t a l l e n ; i n deze proeven werd het i n tensieve teeltsysteem deels met een normale zaaizaadhoeveelheid u i t g e -voerd.

De hogere s t i k s t o f b e m e s t i n g van de systemen S2 en S3 hebben geresulteerd 1n een a a n z i e n l i j k e verhoging van het e i w i t g e h a l t e . Het e i w i t g e h a l t e van het gangbare teeltsysteem (SI) bleef a c h t e r , e n e r z i j d s door een k l e i n e r e stikstofopname ( t . o . v . S2 en S3), anderzijds door een verdunningseffect ( t . o . v . So). U i t deze gegevens kan worden a f g e l e i d , dat een verhoging van het e i w i t g e h a l t e van het gangbare teeltsysteem (SI) zeer wel mogelijk moet z i j n . In d i t verband kan gedacht worden aan een 3e aanvullende N - g i f t . [Een d e r g e l i j k e toediening van s t i k s t o f wordt sinds 1983 geadviseerd, mede ook u i t oogpunt van k o r r e l o p b r e n g s t . ]

3.2.2 V e r g e l j j k 1ng_tussen het £angbare_en het j n t e n s j e v e J ^ e U ^ t e e m

B i j de u i t v o e r i n g van het onderzoek werden aanvankelijk geen v e r s c h i l l e n 1n zaaizaadhoeveelheid tussen de systemen aangebracht. Aangezien veel zaaizaad b i j het i n t e n s i e v e teeltsysteem een uitgangspunt i s , kreeg d i t aspect i n 1980, 1981 en 1982 i n het onderzoek aandacht. In die j a r e n werden 13 proeven u i t g e v o e r d , waarin b i j het i n t e n s i e v e systeem werd u i t g e

(8)

-gaan van een hoge zaa1zaadhoeveelhe1d (500 zaden/m2). De proeven waren

gelegen op de p r o e f b o e r d e r i j e n Ebelsheerd ( 2 ) , Feddemaheerd ( 2 ) , Prof. v. Bennelenhoeve ( 3 ) , Westmaas ( 3 ) , Rusthoeve (2) en het PAGV-proefbedrijf ( 1 ) . De r e s u l t a t e n z i j n als gemiddelde van deze proeven vermeld i n tabel 4 . I n overeenstemming met de gegevens u i t de t a b e l l e n 2 en 3 was de k o r r e l opbrengst van de i n t e n s i e v e t e e l t w i j z e ruim 500 kg/ha hoger dan van het gangbare t e e l t s y s t e e m .

I n de diverse proeven was het v e r s c h i l i n opbrengst tussen de beide s y s t e -men nogal v a r i a b e l . De meeropbrengst van de i n t e n s i e v e t e e l t w i j z e l i e p u i t e e n van - 280 kg/ha t o t + 1800 k g / h a . Deze grote v a r i a t i e ontstond door l e g e r i n g van het intensieve t e e l t s y s t e e m , danwei door een te lage (Jbemest i n g van he(Jbemest gangbare (Jbemest e e l (Jbemest s y s (Jbemest e e m . He(Jbemest 1000korrelgewich(Jbemest van de i n (Jbemest e n -sieve t e e l t w i j z e b l e e f wat achter b i j het gangbare systeem. D i t e f f e c t hangt o n g e t w i j f e l d samen met het a a n z i e n l i j k hogere aaraantal van de i n t e n s i e v e t e e l t w i j z e en alszodanig met een a a n z i e n l i j k grotere k o r r e l a a n -t a l . Door de korrelopbrengs-t -te delen door he-t 1000-korrel gewich-t kan wor-den berekend dat b i j het gangbare systeem 19400 korrels/m2 werwor-den geoogst; b i j het intensieve systeem waren d i t 21300 k o r r e l s / m2.

Tabel 4. Korrelopbrengsten (kg/ha), I000-korrelgew1chten, aantal aren/m? en het eiwitgehalte 1n de korrel b i j het gangbare en het Intensieve t e e l t -systeem, waarbij b i j het Intensieve teeltsysteem werd uitgegaan van een hoge zaalzaadhoeveelheld (13 proeven; 1980, 1981, 1982).

k o r r e l 1000korrel aantal e i w i t -opbrengst gewicht aren/m^ gehalte

teeltsysteem:

- gangbaar SI 8910 45.9 528 12.7 - Intensief S2 9530 44.8 625 14.1

Het aantal aren per m2 varieerde sterk tussen de proeven: voor het

gang-bare systeem van 374 tot 618 aren/m2, voor het intensieve systeem van 431

tot 749 aren/m2. Het hoge aaraantal moet grotendeels verklaard worden door

gebruik van veel zaaizaad. De vraag is, in hoeverre de zaaizaadhoeveelheid van invloed is geweest op de opbrengst bij het intensieve teeltsysteem. Een antwoord daarop kan bij benadering worden verkregen door vast te stellen, in welke mate het intensieve teeltsysteem, bij een normale èn een

(9)

Tabel 5. Procentuele t o e - , resp. afname van opbrengst en opbrengstcomponenten van het Intensieve teeltsysteem (S2) t . o . v . het gangbare teeltsysteem ( S I ) .

A. Indien voor S2 een normale hoeveelheid zaalzaad werd gebruikt. B. Indien voor S2 een hoge hoeveelheid zaalzaad werd gebruikt.

k o r r e l 1000korrel aantal e i w i t -opbrengst gewicht aren/m? gehalte

Intensieve t e e l t w i j z e met

A. normaal zaaizaad + 7 0 + 1 0 + 1 2 (ca 325 zaden/m2)

B. veel zaalzaad + 7 - 2 + 1 8 +12 (ca 500 zaden/m2)

hoge zaaizaadhoeveelheid, a f w i j k t van het gangbare t e e l t s y s t e e m . I n tabel 5 z i j n daartoe de gegevens van de beschikbare proeven i n 1979, 1980, 1981 en 1982 verwerkt. U i t deze tabel b l i j k t , dat een hogere zaaizaadhoeveelh e i d geen b i j d r a g e zaaizaadhoeveelh e e f t geleverd aan de opbrengstverzaaizaadhoeveelhoging van de i n t e n -sieve t e e l t w i j z e . Wel bleek de opbrengstvorming echter op een andere w i j z e t o t stand te komen: het 1000-korrelgewicht was i e t s l a g e r , het aantal aren per it|2 beduidend hoger.

3.Z.3 Zaa1tijd_en _te£Usys_teem

I n 1977, 1978, 1979, 1980 en 1981 ( g e d e e l t e l i j k ) werd het onderzoek u i t g e -voerd i n a f h a n k e l i j k h e i d van de z a a i t i j d . Als vroege z a a i t i j d werd d a a r b i j eind september aangehouden, als normale z a a i t i j d gold de 2e h e l f t van oktober. Op zeeklei werd d i t onderzoek uitgevoerd i n 14 proeven, verdeeld over de regionale p r o e f b o e r d e r i j e n Ebelsheerd ( 1 ) , P r o f . v. Bemmelenhoeve ( 2 ) , Westmaas (3) en het PAGV-proefbedrijf ( 8 ) . De grondbewerking voor het zaaien werd meestal u i t g e v o e r d voor de vroege zaaidatum. Voor het zaaien op de normale zaaidatum ( i n de 2e h e l f t van oktober) leverde d i t nogal eens problemen op; zo was het i n 1981 op de P r o f . v. Bemmelenhoeve onmogelijk om de vroeg bewerkte grond l a a t i n de h e r f s t nog i n te zaaien. I n tabel 6 z i j n de r e s u l t a t e n samengevat voor het gangbare en het

i n t e n s i e v e t e e l t s y s t e e m . De e f f e c t e n van beide systemen b l i j k e n voor beide zaaldata n i e t w e z e n l i j k te v e r s c h i l l e n ; het e f f e c t van de i n t e n s i e v e t e e l t w i j z e was b i j een vroege z a a i t i j d n i e t beter dan b i j een normale z a a i t i j d .

(10)

z

De verschillen in korrelopbrengst tussen beide zaaidata waren beperkt van omvang. Grote verschillen werden eerst dan waargenomen als ernstige legering optrad (soms bij de dichte, vroeggezaaide gewassen) of wanneer de stand van het gewas te wensen overliet (soms hij de normale zaai). Wel werden bij de vroege zaai meer aren gevormd. Gezien de problematiek van de

aaibedbereiding in zaaitijdenproeven moeten aan de verschillen in opbrengstgegevens van tabel 6 weinig waarde worden toegekend; tot eind oktober zullen de omstandigheden bij het zaaien en de gewasontwikkeling nadien van grotere betekenis zijn dan de zaai datum.

3.2.4 Zaji1zaadhoev£e2he1^

In par. 3.2.2 werd reeds kort ingegaan op de zaaizaadhoeveelheid in rela-tie tot teeltsysteem. In 1981 en 1982 werden 5 proeven uitgevoerd waarin de zaaizaadhoeveelheid werd onderzocht te Ebelsheerd (2), te Rusthoeve (2) en op het PAGV-proefbedrijf (1). Enkele resultaten zijn ondergebracht in figuur 1. In alle proeven bleek inzaai van ca 300 zaden per m2 optimaal te

zijn; gebruik van meer zaaizaad resulteerde niet in een verdere opbrengst-stijging. Wel werd bij meer zaaizaad een beperkte daling van het 1000-korrelgewicht en een stijging van het aantal aren vastgesteld. Momenteel wordt in PAGV-project 41.4.10 aandacht aan de zaaizaadhoeveelheid besteed.

Tabel 6. Korrel opbrengst (kg/ha), 1000-korrelgewichten, aantal aren/m2 en het eiwitgehalte In de korrel bij het gangbare (SI) en het Intensieve teeltsysteem (S2) bij een vroege en een normale tijd van zaaien (14 proeven; 1977, 1978, 1980, 1981). zaal datum ca 22/9 ca 23/10 teeltsysteem SI S2 SI S2 korrel-opbrengst 7850 8280 7590 8110 1000korrel -gewicht 42.3 41.9 40.7 41.2 aantal aren/m2 566 648 544 601 eiwit-gehalte 12.6 14.4 12.9 14.7

(11)

Korrelopbrengst (f/ha)

10-1 PAGV-Lelysfad

-•opbrengst

-o aren/m2

Ebelsheerd

__^o

Rusfhoeve

x0

--150 300 450 600 300 400 500 300 4Ó0 5Ö0

Zaaizaadhoeveelheid: aantal zaden per m

2

Aren/m

•650

•600

550

1-500

Figuur 1. Korrelopbrengsten en aaraantallen bij toenemende zaaizaadhoeveelheden.

Proeven: P.A.G.V. (1981), ras Arminda

Ebelsheerd (1982), ras Okapi

Rusthoeve (1982), ras Arminda

3.3. TEELTSYSTEMEN 0P_LOSSGROND

In 1979, 1980 en 1981 werd op de proefboerderij Wljnandsrade onderzoek

uitgevoerd naar de mogelijkheden van een Intensievere teeltwijze bij

wintertarwe. De proeven omvatten vier teeltsystemen, die op een vroeg

(eind september) en op een vrij normaal tijdstip (rond 1 november) werden

ingezaaid. Op deze vruchtbare grond vindt gemakkelijk een forse

ontwikke-ling plaats, resulterend 1n zware gewassen. In alle proeven trad in meer

of minder ernstige mate legering op, zodat de opbrengsten sterk

uiteen-liepen. Ook de 1000-korrelgewichten van het onderzochte ras Okapi waren

veelal laag tot zeer laag. De resultaten zullen kort in de volgende twee

paragrafen worden weergegeven.

(12)

Tabel 7. Korrelopbrengsten, 1000-korrelgewlchten, aantal aren/m2 en het e i w i t -gehalte 1n de korrel b i j vier teeltsysternen op lössgrond (3 proeven ; gemiddeld over twee z a a l t i j d e n ) .

Teeltsysteem: So SI S2 S3 k o r r e l -opbrengst 5030 6470 6210 6180 1000-kor gewicht 37.1 41.3 38.5 38.9 r e l - aantal aren/m2 542 567 614 583 e i w i t -g e h a l t e 13.6 13.2 14.2 13.9

3.3.1 EfXe£t£n_vi.n_t^eHsys tmep

In de drie jaren van onderzoek werden vier teeltwijzen aangelegd. De opbrengstgegevens staan vermeld in tabel 7. De korrel opbrengst van het So-systeem bleef sterk achter; het weglaten van gewasbeschermende middelen resulteerde in een sterker optreden van legering en ziekten. Ondanks een gedeelde CCC-aanwending was legering er de oorzaak van, dat de zwaar bemeste systemen S2 en S3 op deze vruchtbare grond achterbleven b i j die van het gangbare systeem SI. De achterblijvende opbrengsten waren een ge-volg van een geringere k o r r e l v u l l i n g , hetgeen duidelijk in de

1000-korrelgewichten t o t u i t i n g kwam. De verschillen in aaraantallen en eiwltgehalten waren 1n overeenstemming met de N-bemesting tussen So en SI enerzijds en S2 en S3 anderzijds.

3.3.2 Zaal tijd

De eind september gezaaide wlntertarwe ontwikkelde zich tot een fors gewasbestand en de uitstoeling was voor de winter ver gevorderd. Dit in tegenstelling tot de rond 1 november gezaaide tarwe, die aan het begin van de winter nog met uitstoelen moest beginnen. De voorsprong van de vroeg gezaaide wlntertarwe is later evenwel vaak nadelig gebleken. In de opbrengstgegevens, vermeld in tabel 8 komt dit duidelijk tot uiting. De vroeg gezaaide wlntertarwe bleek op deze vruchtbare grond veel gevoeliger voor legering dan de later gezaaide tarwe. De verschillen in opbrengst moeten dan ook uitsluitend aan de factor legering worden toegeschreven.

(13)

Tabel 8. Korrelopbrengsten, 1000-korrelgewichten, aantal aren/m2 en het

eiwit-gehalte 1n de korrel bij twee zaaltijden op lössgrond (3 proeven; gemiddelde over vier teeltsystemen).

Ie zaaltijd ca 27/9 Ze zaaltijd ca 1/11 korrel-opbrengst 5540 6400 1000-korrel-gewicht 38.5 39.5 aantal aren/m2 599 556 eiwit-gehalte 14.2 13.2

Naast de grotere c a p a c i t e i t t o t N-opname u i t de grond door het u i t g e b r e i d e w o r t e l s t e l sel zal ook het grotere aaraantal l e g e r i n g i n de hand hebben

gewerkt.

U i t proeven Is bovendien gebleken, dat met name de i n t e n s i e v e t e e l t w i j z e met z i j n hoge N-bemesting m o e i l i j k op de been te houden i s b i j een vroege z a a i t l j d ; i n tabel 9 wordt d i t e f f e c t weerspiegeld i n een v e r s c h i l l e n d e r e a c t i e op opbrengst b i j de 2 z a a i d a t a .

Tabel 9. Korrelopbrengsten van het gangbare en het Intensieve teeltsysteem bij twee zaaltijden op lössgrond (1979, 1980, 1981).

z a a l d a t u m ca 27/9 ca 1/11 Teeltsysteem:

- gangbaar SI 6170 6780 - intensief S2 5730 6680

3 . 4 . RENT AB R I T E IT VAN INTENS^EVEJEE LT SYSTEME N

De e f f e c t e n van de teeltsystemen varieerden sterk tussen de uitgevoerde proeven. Voor zeeklei gronden varieerde de meeropbrengst van het i n t e n s i e v e teeltsysteem ten opzichte van het gangbare teeltsysteem van - 500 kg/ha t o t + 1800 k g / h a . Bovendien was het e f f e c t op eenzelfde p r o e f p l a a t s n i e t c o n s i s t e n t over de j a r e n .

(14)

Tabel 10. Korrelopbrengst, teeltkosten (zaalzaad, N-bemestlng, gewasbescherming) en netto-opbrengst van vier teeltwijzen (op zeeklei gebieden; kg/ha).

systeem: - So - SI - S2 - S3 korrel 6720 7810 8320 7870

lopbre ingst teeltkosten*

650 980 1720 1240 netto-opbrengst 6070 6830 6600 6630 * omgerekend In kg korrel/ha

De t e e l t m a a t r e g e l e n , die uitgevoerd werden b i j het gangbare t e e l t s y s t e e m , waren voor wat b e t r e f t gewasbescherming a f h a n k e l i j k van de aantasting door z i e k t e n en b l a d l u i z e n . Dientengevolge varieerden de t e e l t k o s t e n van d i t teeltsysteem van proef t o t proef en van j a a r t o t j a a r . Daarom zal voor de berekening van het f i n a n c i e e l r e s u l t a a t van de uitgevoerde teeltsysternen worden uitgegaan van de gemiddelde t e e l t k o s t e n , zoals die reeds z i j n ver-meld i n tabel 1 . Voor het behalen van een z e l f d e f i n a n c i ë l e opbrengst als het gangbare systeem ( S I ) , mag de opbrengstderving van So n i e t meer bedra-gen dan 325 k g / h a , t e r w i j l S2, resp. S3 minimaal 750, resp. 250 kg/ha meer moeten opbrengen (1 kg k o r r e l = 55 e t ) .

De grote v a r i a t i e i n de o p b r e n g s t v e r s c h i l l e n tussen de diverse proeven v e r e i s t e n e r z i j d s een i n d i v i d u e l e benadering, maar de waarde ervan i s b e t r e k k e l i j k , omdat de v e r s c h i l l e n per p r o e f p l a a t s i n de diverse j a r e n n i e t c o n s i s t e n t waren. Vandaar dat i n tabel 10 voor een r e n t a b i l i t e i t s b e rekening i s uitgegaan van gemiddelde c i j f e r s , zowel wat b e t r e f t de k o r r e l -opbrengsten (tabel 3) als wat b e t r e f t de t e e l t k o s t e n (tabel 1 ) . U i t tabel 10 komt d u i d e l i j k naar voren, dat de gangbare t e e l t w i j z e (gebaseerd op adviesnormen) f i n a n c i e e l het beste r e s u l t a a t heeft opgeleverd. Het i n t e n -sieve teeltsysteem leverde wel de hoogste k o r r e l opbrengsten, maar de meer-opbrengst kon de meerkosten n i e t goedmaken. D i t g e l d t ook, indien we het i n t e n s i e v e en het gangbare systeem van j a a r t o t j a a r bekijken (tabel 11). I n geen enkel j a a r bleek het i n t e n s i e v e teeltsysteem gemiddeld een beter n e t t o r e s u l t a a t op te leveren dan de gangbare t e e l t w i j z e . Nogmaals z i j opgemerkt, dat het f i n a n c i e e l r e s u l t a a t van het i n t e n s i e v e teeltsysteem i n sommige proeven d u i d e l i j k beter was dan het gangbare. Maar i n d e r g e l i j k e gevallen was het gangbare teeltsysteem d u i d e l i j k voor v e r b e t e r i n g vatbaar!

(15)

Tabel 1 1 . Berekening van het netto resultaat van een Intensief teeltsysteem (S2) in v e r g e l i j k i n g t o t een gangbaar teeltsysteem (SI) gedurende vier jaren (op zeeklei).

aantal proeven korrelopbrenst SI korrelopbrengst S2 meeropbrengst(kg/ha) meerkosten (kg/ha) netto-opbr. kg/ha netto-opbr. gl d/ha 1979 5 8290 7650 640 660 - 20 - 10 1980 5 7910 7480 430 700 -330 -180 1981 7 9340 8560 780 800 - 20 - 10 1982 5 9950 9330 620 840 -220 -120 0 22 8870 8260 610 750 -140 - 80

Voor de proeven op lössgrond wordt hier geen rendementsberekening uitgevoerd. Uit de gegevens van tabel 7 bleek, dat de korrelopbrengst van het gangbare systeem reeds hoger lag dan het intensieve; in financiële zin wordt d i t verschil nog groter.

Conclusies

- (1) Toepassing van een Intensieve teeltwijze b i j wintertarwe leverde zeer wisselende resultaten op. Ten opzichte van een op advies-normen gebaseerde (= gangbare) teeltwijze vertoonde de korrel opbrengst van het Intensieve teeltsysteem een grote variatie al naar gelang jaar en proefplaats. De opbrengstverschillen liepen uiteen van - 500 t o t + 1800 kg/ha.

- (2) Op zeeklei gronden werd door een intensieve teeltwijze een gemiddelde opbrengstverhoging verkregen van 500 à 600 kg/ha; op lö'ssgronden bleef de opbrengst ervan achter b i j de gangbare teeltwijze. - (3) In financieel opzicht leverde de gangbare teeltwijze het beste

resultaat. B i j een geringere Inzet van teelthandelingen (low input) bleek de opbrengstderving aanzienlijk groter dan de besparing op teeltkosten; b i j een intensievere teeltwijze (high input) was de op-brengststijging echter niet voldoende om de hogere teeltkosten te dekken.

(16)

- (4) In proeven, waarin een intensievere teeltwijze in een grote

opbrengstverhoging resulteerde, bleek het gangbare systeem te kort te schieten (m.n. 1n de N-bemesting); in proeven, waarin bij een intensieve teeltwijze geen hogere opbrengsten werden gemeten, bleek legering {ondanks een tweemalige CCC-bespuiting) meestal de opbrengstbeperkende factor.

- (5) Een intensieve teeltwijze leidde tot een duidelijk dichter gewas- en arenbestand. Dit werd nog versterkt door een vroeg zaai tijdstip en bij gebruik van veel zaaizaad.

- (6) Door de grotere N-aanwending bij het intensieve teeltsysteem werd het eiwitgehalte in de korrel met 1 à 2% verhoogd; het 1000-korrel-gewicht was meestal lager.

- (7) Uit dit onderzoek en uit onderzoek elders is gebleken, dat de hier toegepaste, gangbare teeltwijze voor verbetering vatbaar was. Zo wordt thans een aanvullende, late N-gift reeds aanbevolen. Daarmee zal het verschil in korrelopbrengst tussen een gangbare en een intensieve teeltwijze nog kleiner worden en de financiële haalbaar-heid van intensieve teeltsystemen verden worden verminderd.

5. Literatuur, verschenen naar aanleiding van het onderzoek naar intensievere teeltsystemen bij wintertarwe:

- Wintertarwe In september gezaaid. De Boerderij, akk. suppl. nr. 17, 1977. - Intensieve teeltsystemen bij wintertarwe. Div. Landbouwvakbladen, sept. 1978. - Achtergronden van teeltsystemen van wintertarwe. P.P. Magazine, febr. 1979. - Korrelopbrengst, oogstzekerheid en teeltsystemen van wintertarwe.

Z.L.M.-land-en tulnbouwblad, febr. 1979.

- Teelttechnlek, korrelopbrengst en oogstzekerheid. Themadag wintertarwe 1979, p. 17-18.

- Intensivering van de teelttechnlek bij wintertarwe. Zaalgranenjournaal (v.d. Have), okt. 1979.

- Onderzoek naar teeltsystemen van wintertarwe. Div. Landbouwvakbladen, nov. 1979.

- Toepassing van Intensieve teeltsystemen bij wintertarwe. Div. Landbouwvakbla-den, okt. 1980.

- Ackerbau heute - wie machen es unsere Nachbarn? Bericht aus den Niederlanden. D.L.G. Mitteilungen 4(1981) p. 185-186.

(17)

Onderzoek naar intensieve teeltsysternen in 1981. D1v. Landbouwvakbladen, jan. 1982.

Intensivering van de t e e l t van wintertarwe. Bedrijfsontwikkeling, 13(1982) p. 400-402.

Intensive wheat production as related to nitrogen f e r t i l i s a t i o n , crop protect-ion and soil-nitrogen: experiences in the Benelux, Proc. 211 F e r t i l i s e r Society (1982) p. 93-124.

De t e e l t van wintertarwe: wel overwogen of receptmatig? Div. Landbouwvakbla-den, jan. 1983.

(18)

Verslagen van alle veldproeven uitgevoerd in 1977-1982

6.1 TEELTSYSTEMEN WINTERTARWE Ji977

6.1.1 Proefbedrij/_PAGV te_Le1ystad

In 1977 werd het onderzoek naar de perspectieven van intensieve teelt-systemen bij wintertarwe gestart met twee proeven op het PAGV-proefbedrijf te Lelystad met het ras Caribo. Onderzocht werd een praktijk-gangbare (SI) en een Intensieve teeltwijze (S2) in een continuteelt wintertarwe (sinds 1971) en in vruchtwisselingsverband na suikerbieten. De zaaidata waren resp. 10 september en 18 oktober voor de continuteelt en 13 september en 19 oktober voor de rotatieteelt. De overige uitgevoerde teeltmaatregelen 1n belde proeven waren:

teeltwijze zaalzaad (kg/ha) N-bemest1ng (kg N/ha) sporenelementen CCC voetz1ektenbestr1jd1ng bladzlekten afr1jp1ngsz1ekten gangbaar 180/150 75 + 60

-1 X 1 X 1 X 1 X (SI) Intensief (S2) 180/150 75 + 75 + 75 2 x 2 x 2 x 2 x 3 x

In beide proeven kon onder gunstige omstandigheden worden gezaaid, waardoor een hoog plantaantal (> 280 pl./m2) werd bereikt. De vroeg gezaaide tarwe had voor de winter de fase van uitstoeling vrijwel voltooid; de op normale tijd gezaaide tarwe stoelde tijdens en na de winter uit. De vrij gunstige gewasontwikkeling in het voorjaar en zomer heeft geresulteerd in hoge aaraantallen (560-780 aren/m2). De Intensieve teeltwijze bereikte 765 aren/m2, de normale teeltwijze 625 aren/m2. De

invloed van vruchtwisseling kwam alleen bij de normale teeltwijze tot uiting 1n een hoger aaraantal.

Door het optreden van voetziekten (Cercosporella herpotrichoides) en gele roest (Puccinla strüformls) werden alle objecten behandeld met benomyl (Benlate) en trladimefon (Bayleton). De aantasting van ziekten was verder van weinig betekenis, alhoewel bij de oogst vrij veel aren (5-10Ï) met nauwelijks gevulde korrels voorkwamen. Deze aren staken bij de oogst

(19)

-rechtopstaand boven het r i j p e gewas u i t . De halmen ervan waren j u i s t onder de aar in een vroeg stadium (F9-10) door kafjesbruin (Septoria nodorum) aangetast, waardoor het transportsysteem van de plant reeds kort na de bloei kan z i j n geblokkeerd.

Gezien de ontwikkeling en de stand van het gewas vielen de korrelopbreng-sten erg tegen. Deze staan vermeld in tabel 12.

Tabel 12. Korrelopbrengsten In kg/ha b i j teeltsystemen (PAGV, 1977).

vruchtopvolging continu wlntertarwe r o t a t i e z a a l t i j d 10/9 18/10 13/9 19/10

t e e l t w i j z e

- normaal (SI) 6690 6740 7650 8140 - Intensief (S2) 6750 6790 7680 8300

Als gevolg van de geringe verschillen in korrelopbrengst is de vroege zaaltijd alsook de intensieve teeltwijze in de economische evaluatie dit jaar niet gunstig naar voren gekomen.

(20)

6.2 IEELTSYSTEMEN WINTERTARWE J_9Z8

6.2.1 £roefbedr1jf_PAGV te_Lelystad

De proefopzet kwam geheel overeen met die van het voorgaande jaar. Het ras Carlbo werd bij de contlnuteelt resp. op 16 september en 24 oktober, bij

de rotatleteelt op 23 september en 24 oktober uitgezaaid. Alle overige teelthandelingen waren vrijwel gelijk aan die van 1977.

Door de gunstige omstandigheden van winter en voorjaar vertoonde de tarwe in beide proeven een forse ontwikkeling, hetgeen resulteerde in dichte tot zeer dichte gewassen (> 600 aren/m^), in deze gewassen kwamen gele roest, meeldauw en later bruine roest tot een matige aantasting. De fase van korrelvulling was erg lang, waardoor zeer hoge korrelopbrengsten werden geoogst.

In contlnuteelt wintertarwe had zeer vroeg zaaien een kleine positieve invloed op de opbrengst. Bij de inzaai in oktober bleef de "normale" teeltwijze achter 1n opbrengst, omdat er aan het eind van de korrelvullingsfase een tekort aan stikstof voorkwam.

In de vruchtopvolging na aardappelen vertoonden alle objecten (door een te hoge N-bemest1ng) een zeer forse voorjaarsontwikkeling. De

korrelopbrengsten van de vroeg gezaaide tarwe bleef aanmerkelijk achter (ca 3 ton/ha), omdat dit gewas na een zware onweersbui begin juni volledig legerde. Nadien trad met name bij de intensieve teeltwijze veel doorwas op. Bij inzaai in oktober kwam de normale teeltwijze tot een opbrengst van 9,3 ton/ha; de opbrengst van de intensieve teeltwijze was ruim 1 ton/ha lager als gevolg van legering aan het eind van juli.

In beide proeven waren verschillen in opbrengsten tussen teeltsysternen klein, zodat de extra kosten, verbonden aan het intensieve systeem niet rendabel zijn geweest. Enkele gewasgegevens zijn in tabel 13 vermeld.

Tabel 13. Opbrengsten 1n kg/ha en aaraantallen per m2 b i j teeltsystemen

(PAGV. 1978). zaal datum opbrengst (kg/are) - gangbaar SI - Intensief S2 aantal aren - gangbaar SI - Intensief S2 contlnuteelt 16/9 9500 9550 578 601 24/10 8800 9250 556 643 rotatleteelt 23/9 6450 6290 701 800 24/10 9280 8250 603 631 18

(21)

6.3 TEELTSYSTEMEN WINTERTARWE 1979 6.3.1 Proefbedr1jf_PAGV te_Lely s_tad

Continuteelt

De Inzaai van wintertarwe, ras Carlbo, vond plaats op 22 september en 24 oktober. Door vogelvraat werd de 2e z a a l t i j d dermate uitgedund, dat deze als onderzoeksobject werd afgeschreven.

Er werd 170 kg zaaizaad gebruikt. Bij een bodemvoorraad van 60 kg N/ha werd aan de gangbare teeltwijze (SI) 90 + 60 kg N/ha toegediend; het Intensieve object kreeg 120 + 6 0 + 6 0 kg N/ha aangeboden.

In het gewas kwam veel voetziekte voor (ca 75% van de spruiten in mei aangetast). Bladziekten waren van geen betekenis voor de opbrengst, alhoewel aan het einde van de korrelvullingsfase enige bruine roest optrad. Met name gold d i t 1n het onbehandelde So-object. Legering trad in beperkte mate op in het object So, dat geen CCC-bespuiting kreeg. Het aan-t a l aren werd nauwelijks door de aan-teelaan-twijze be'invloed en bedroeg ruim 500 per m2. De opbrengstgegevens z i j n tesamen met die van de r o t a t i e t e e l t ondergebracht 1n tabel 14.

Rotatieteelt

Inzaai met Caribo vond plaats op 21 september, 6 oktober en 24 oktober met 145 kg zaalzaad per ha. Het aantal planten bedroeg resp. 183, 169 en 135 per m2, waarbij de late zaai door vogelvraat (en mogelijk uitwinterlng) laag scoorde.

In het voorjaar werd b i j een bodemvoorraad van 50 kg N/ha aan het gangbare systeem (SI) 90 + 60 kg N/ha toegediend; b i j het Intensieve systeem was

d i t 120 + 60 + 60.

Alleen de vroege zaai vertoonde veel oogvlekkenziekte (ca 50%), beide

andere zaaidata bleven beneden de 10%.

Tabel 14. Korrelopbrengsten In kg/ha bij teeltsystemen (PAGV-proefbedrijf, 1979)

zaaldatum teeltsysteem: SO SI S2 S3 continuteelt 22/9 7050 8210 9110 8290 21/9 7440 8800 8690 8790 rotatieteelt 6/10 6910 7640 8170 7170 24/10 5510 7010 7210 6350

(22)

Bladziekten als meeldauw, b l a d s e p t o r i a en bruine roest hebben a l l e e n i n het onbehandelde object (So) g e l e i d t o t d u i d e l i j k e opbrengstreducties; i n de andere objecten werd a l l e e n l a a t bruine roest van enige omvang op het vlagblad geconstateerd (m.n. S3). In a l l e objecten was het arenbestand matig door fusarium aangetast. Het intensieve o b j e c t onderscheidde zich door het langer groen b l i j v e n van de bovenste twee bladeren. Het aantal aren was goed b i j de vroege zaai (ca 550 per m2), maar t e laag b i j de l a t e

zaal (ca 450 per m2). V e r s c h i l l e n i n opbrengst z u l l e n hiermee samenhangen.

Legering t r a d n i e t op. De opbrengsten z i j n samengevat i n tabel 14.

6.3.2 f r o e f boe£deH j_Ebe2s]^eer d^Njeuw^Beerta

De proef te Nieuw-Beerta werd i n 1979 b i j tarwe uitgevoerd met het ras Caribo en ingezaaid op 12 r e s p . 30 oktober. De v i e r teeltsystemen z i j n kortweg omschreven a l s :

"onbehandeld" : N - g i f t = 80 + 60 N ( a d v i e s ) ; geen b e s t r i j d i n g van z i e k t e n en l u i z e n ,

"gangbaar" : N - g i f t = 80 + 60 N ( a d v i e s ) ; CCC; b e s t r i j d i n g van voet- en a f r i j p i n g s z l e k t e n .

" i n t e n s i e f " : N - g i f t = 110 + 6 0 + 6 0 N; CCC; b e s t r i j d i n g van voet, b l a d - , a f r i j p i n g s z i e k t e n en l u i z e n ( 7 x ) .

" t u s s e n " : N - g i f t = 110 + 6 0 + 6 0 N; CCC; b e s t r i j d i n g van voet- en a f r i j p i n g s z i e k t e n .

Door de lage temperaturen 1n voorjaar en zomer was de gewasontwikkeling van wintertarwe t r a a g en het gewas r i j p t e l a a t a f , m.n. de hoge N - g i f t e n . Het aargetal was hoog en varieerde van 530 t o t 570 aren/m2, a f h a n k e l i j k

van z a a i t i j d en t e e l t s y s t e e m . I n j u n i werd i n geringe mate meeldauw geconstateerd; aan het eind van j u l i werd bruine roest waargenomen, welke z i c h snel u i t b r e i d d e en het vlagblad zwaar a a n t a s t t e . Fusarium kwam i n a l l e objecten i n v r i j l i c h t e mate voor. Het voorkomen van b l a d l u i z e n had geen betekenis.

De r e s u l t a t e n van deze proef staan vermeld i n tabel 15. De opbrengst-v e r s c h i l l e n tussen het i n t e n s i e opbrengst-v e systeem en de oopbrengst-verige systemen waren i n deze proef zeer a a n z i e n l i j k . Een betere bescherming tegen bruine roest door de l a t e b e s p u i t i n g met zwavel/maneb (halverwege j u l i ) heeft daartoe 1n overwegende mate b i j g e d r a g e n . De b i j de bloei op 26 j u n i uitgevoerde b e s t r i j d i n g tegen a f r i j p i n g s z i e k t e n zal deels u i t g e w e r k t geweest z i j n op het moment dat de bruine roest zich snel ging u i t b r e i d e n . De lage

opbrengst van het " t u s s e n " o b j e c t d u i d t h i e r eveneens op. Daar de

b e s t r i j d i n g van a f r i j p i n g s z i e k t e n voor de eerste ën de tweede z a a i t i j d op dezelfde dag (26 j u n i ) werd u i t g e v o e r d , zal de beschermende werking tegen

(23)

Tabel 15. Korrelopbrengsten In kg/ha b i j teeltsystemen (Ebelsheerd, 1979) zaaldatum teeltsysteem - onbehandeld - gangbaar - Intensief - tussen 12 oktober 6430 6920 7780 6280 '78 30 oktober 6220 6320 7710 5920 '78

bruine roest b i j de vroege zaai beter geweest z i j n dan b i j de l a t e r e z a a i . De lagere k o r r e l opbrengst van de l a t e r e zaai zal dan ook mede een gevolg geweest z i j n van een grotere z i e k t e a a n t a s t i n g . Bovendien mag een p o s i -t i e v e i n v l o e d van de 3e N - g i f -t i n he-t "gezonde" gewas van he-t i n -t e n s i e v e t e e l t y s t e e m worden aangenomen.

6 . 3 . 3 £roe£boerder2J_Pro^._JJLM_1 v._Bemme2ejihoevei Wiennge£werf)

De proef te Wieringerwerf werd i n 1979 uitgevoerd met het ras Donata en ingezaaid op 3 en op 23 oktober 1978. De twee toegepaste teeltsystemen kunnen kortweg als v o l g t worden aangegeven:

"gangbaar" : N - g i f t = 6 0 + 6 0 ( a d v i e s ) ; CCC ( l x ) ; b e s t r i j d i n g van aar-z i e k t e n (1 x) en l u i aar-z e n (2 x ) .

" i n t e n s i e f " : N - g i f t = 90 + 60 + 60; CCC (2 x ) ; b e s t r i j d i n g van voetziekten (2 x ) , b l a d z i e k t e n (3 x ) , aarziekten (3 x) en l u i z e n (3 x ) . Er werd 140 kg zaaizaad per ha gezaaid, waarmee een regelmatig verdeeld plantbestand van ongeveer 200 planten per m2 werd verkregen. 0e o n t

-w i k k e l i n g van het ge-was -was goed, maar v e r l i e p door het langdurig koude weer van het voorjaar erg traag en b e r e i k t e mede hierdoor hoge aaraan-t a l l e n ( z i e aaraan-tabel 1 6 ) . Oogvlekkenziekaaraan-te werd nauwelijks waargenomen. Sep-t o r i a Sep-t r a d i n e r n s Sep-t i g e maSep-te i n de 2e h e l f Sep-t van mei op, waardoor b i j heSep-t in aar komen een b e s p u i t i n g met B a v i s t i n M b i j het i n t e n s i e v e teeltsysteem werd u i t g e v o e r d . In j u l i t r a d Fusarium op en vond een massale a a n t a s t i n g van b l a d l u i z e n p l a a t s . De oogst vond p l a a t s op 8 september.

De korrelopbrengsten lagen op een hoog niveau. De v e r s c h i l l e n i n opbrengst tussen beide zaaidata waren v r i j k l e i n (ca 200 k g / h a ) . De

(24)

opbrengst-Tabel 16. Aaraantallen per n? en korrel opbrengsten in kg/ha (v. Benmeienhoeve, 1979. teeltsysteem zaal datum 3-10-1978 23-10-1978 aren gangbaar 518 507 per m2 Intensief 577 560

korre1 lopbrengst (kg/ha)

gangbaar Intensief

8860 8560

9310 9190

verhoging b i j een i n t e n s i e v e t e e l t w i j z e is gezien de e r n s t i g e S e p t o r i a -a -a n t -a s t i n g en het vroeger -a f s t e r v e n v-an het bl-ad b i j het g-angb-are systeem beperkt gebleven t o t ca 550 k g / h a . De meeropbrengst was d u i d e l i j k te w e i n i g om de kosten van de meerdere t e e l t h a n d e l i n g e n te dekken.

6.3.4 £roefboerderjj_Westmaa£ te_Westmaas

De proef te Westmaas werd i n 1979 uitgevoerd met het ras Donata en werd i n g e z a a i d op 20 september, resp. 24 oktober. De d r i e toegepaste t e e l t -systemen kunnen kortweg worden aangegeven a l s :

"gangbaar" : N - g i f t = 100 + 60 ( a d v i e s ) ; CCC; b e s t r i j d i n g van voet- en a f r i j p 1 n g s z 1 e k t e n en l u i z e n (2 x)

" I n t e n s i e f " : N-g1ft = 130 + 60 + 60; CCC; b e s t r i j d i n g van v o e t - , b l a d - en a f r l j p i n g s z i e k t e n (6 x) en l u i z e n (2 x)

" t u s s e n " : N - g i f t = 130 + 6 0 + 6 0 ; CCC; b e s t r i j d i n g van voet- en a f r i j p i n g s z l e k t e n en l u i z e n (2 x ) .

De o n t w i k k e l i n g van het gewas v e r l i e p goed, maar erg t r a a g , en b e r e i k t e mede als gevolg van het langdurige koude weer van het voorjaar hoge a a r a a n t a l l e n (530-610 aren per m2). I n het gewas t r a d i n e r n s t i g e mate

oogvlekkenziekte en s e p t o r i a op, t e r w i j l l a t e r ook meeldauw en zeer veel l u i z e n op het blad voorkwamen. De oogst vond e e r s t begin september p l a a t s . De korrelopbrengsten (kg/ha) staan vermeld i n tabel 17.

De a a n z i e n l i j k e v e r s c h i l l e n i n k o r r e l o p b r e n g s t tussen het "gangbare" en het " i n t e n s i e v e " systeem z i j n w a a r s c h i j n l i j k een gevolg van het optreden van veel z i e k t e n en l u i z e n op het b l a d . Bovendien mag een p o s i t i e v e I n v l o e d van de 3e N g i f t 1n het gezonde gewas van het i n t e n s i e v e t e e l t -systeem n i e t worden u i t g e s l o t e n .

(25)

Tabel 17. Opbrengsten (kg/ha) b i j teeltsysternen (Westmaas, 1979)

t e e l t s j s t e e i

"gangbaar"(SD "1ntens1ef"(S2) "tussen"(S3)

zaal datum

20 september 1978 7010 7780 7340 24 oktober 1978 7290 8230 7310

6.3.5 Proe_fboerderj.J_W1jnandsrade te_Wjjnandsrade

De proef te Wijnandsrade werd 1n 1979 b i j tarwe uitgevoerd met het ras Okapi en ingezaaid op 27 september, 11 en 31 oktober. De vier t e e l t -systemen z i j n kortweg te omschrijven als:

"onbehandeld" : N-gift = 60 + 30 N (advies); geen bestrijding van ziekten en luizen

"gangbaar" : N-gift = 60 + 30 N (advies); CCC; bestrijding van voet- en afrijp1ngsz1ekten

"Intensief" : N-gift = 8 0 + 6 0 + 3 0 N; CCC; bestrijding van voet-, blad-afrijplngszlekten en luizen

"tussen" : N-g1ft = 8 0 + 6 0 + 3 0 N; CCC; bestrijding van voet- en afrljpingsziekten.

Vogelvraat na inzaai en ernstige schade 1n de wielsporen hebben b i j de 2e, maar vooral b i j de 3e zaal tot zeer onregelmatige gewassen geleid en heb-ben later een grote variatie in aargetal (420 t o t 570 aren/m2) veroor-zaakt.

Door de lage temperaturen In voorjaar en zomer ontwikelde het gewas zich traag en r i j p t e laat af. In mei was de stand van het gewas echter zodanig f o r s , dat de 2e c.q. 3e N-gift van 60 naar 30 kg N/ha werd teruggebracht. In de 2e h e l f t van mei trad meeldauw op, welke op het onbehandelde object in j u l i 1n v r i j ernstige mate op het vlagblad verscheen. Door toepassing van Bayleton op 7/6 werd de meel dauwaantasting volledig gestopt.

Het gewas werd omstreeks half j u l i zeer zwaar aangetast door luizen op het blad. Door een te laat uitgevoerde bestrijding zullen met name de zwaar bemeste objecten schade hebben opgelopen. De geringe verschillen tussen de teeltsystemen b i j de 2e en 3e zaai zullen hieraan mede moeten worden toegeschreven. De korrel opbrengsten van deze proef z i j n vermeld in tabel 18.

(26)

Tabel 18. Korrelopbrengsten 1n kg/ha bij teeltsystemen (Wljnandsrade, 1979) zaal datum teeltsysteem: - onbehandeld - gangbaar - Intensief - tussen 27 september 7190 7890 7940 7090 11 oktober 7180 7230 7560 6990 31 oktober 6180 6180 6190 6390

In t e g e n s t e l l i n g t o t de proeven elders 1n den lande b l e e f de k o r r e -lopbrengst van de 3e zaal a a n z i e n l i j k achter b i j de eerste twee z a a i d a t a . I n deze proef is de lagere opbrengst voornamelijk ontstaan doordat b i j de 3e zaai veel vogelvraat en wlelspoorschade is opgetreden.

(27)

6.4 JEELTSYSTEMEN WINTERTARWE _1980 6.4.1 £ n » f bedr 1 jf_PAGV Jte_L ely s tad

Contlnuteelt

Van het ras Arminda werd 135 kg zaalzaad per ha ingezaaid op 20 september en 22 oktober 1979. De daaruit verkregen plantdichtheid was 170 resp. 200 planten/m?. In deze proef werden vier teeltsysternen aangelegd. Het gewas maakte een trage ontwikkeling door; de aaraantallen waren laag en vertoon-den tussen de systemen v r i j weinig v a r i a t i e . B i j de vroege zaai waren 430 aren/m2 aanwezig en b i j de 2e zaai ruim 400; d i t aantal is aanzienlijk lager dan de aaraantallen van de hierna beschreven r o t a t l e t e e l t . Tot de bloei bleef het gewas v r i j van ziekten; tijdens de korrelvullings-fase trad veel Septoria (nodorum) op het vlagblad op, welke een vervroegde afsterving veroorzaakte. Ook het voorkomen van veel luizen zal daartoe hebben bijgedragen. Legering trad niet op. In het oogstprodukt werd door het IGMB uitgebreid kwaliteitsonderzoek uitgevoerd. Tezamen met de kor-relopbrengsten z i j n eiwitgehalte en broodvolume in tabel 19 ondergebracht.

Tabel 19. Korrelopbrengsten 1n kg/ha, eiwitgehalten en broodvolumes bij vier teeltwijzen (PAGV, 1980) zaal datum 1. Continuteelt systeem So SI S2 S3 2. Rotatleteelt systeem So SI S2 S3 korrelopbrengst Tl 6560 7090 7600 7700 8140 9260 9670 9300 T2 5160 5940 6430 6060 7350 8070 8960 8530 eiwitgehalte Tl 12.9 12.0 13.9 13.8 14.6 13.5 14.2 14.1 T2 13.7 13.2 14.6 14.5 13.6 13.2 14.5 14.1 broodvol Tl 478 449 489 498 534 519 523 523 urne T2 495 507 540 522 536 508 531 537

(28)

Rotatleteelt

Na voorvrucht aardappelen werd op 21 september en op 22 oktober 143 kg Armlnda per ha Ingezaaid. Het aantal planten bedroeg 280 resp. 245 per m2.

De ontwikkeling van het gewas verliep vrij gunstig, met name bij de vroeg gezaaide tarwe. Het aantal aren was hoog en liep uiteen van 500 tot 700 per m2. Bij de vroege zaai waren gemiddeld 645 aren/m2 aanwezig; bij de 2e

zaal 560 per m2.

Tot de bloei kwamen nauwelijks ziekten in het gewas voor. Tijdens de kor-relvullingsfase trad veel Septorla (nodorum) op het vlagblad op en later ook bruine roest, waardoor het gewas vervroegd afrijpte. Bladluizen kwa-men 1n grote aantallen voor; legering trad niet op.

In het oogstprodukt werd door het IGMB bakkwaliteitsonderzoek uitgevoerd. In tabel 19 zijn de gegevens van eiwitgehalte en broodvolume naast die van de korrelopbrengsten ondergebracht.

6.4.2 £roe_fboenderjj_Ebe2sheerd t e J H e w ^ B e e ^ t a

De proef op de proefboerderij "Ebelsheerd" werd in 1980 uitgevoerd met het ras Okapi. Als gevolg van slakkenvraat moest de aanvankelijke proef worden opgegeven; 1n een aanwezig tarweperceel met een matig plantenbestand (ca 150 per m2) werden toen de teeltsystemen aangelegd. Deze tarwe was gezaaid

op 17 oktober.

Behalve de drie bovenvermelde teeltsystemen werd een systeem S0 (=

onbe-handeld) aan het onderzoek toegevoegd, waarin niet werd gespoten. Een overzicht van de teeltsystemen is in tabel 20 weergegeven.

tabel 20. Overzicht van de uitgevoerde teeltmaatregelen.

teeltmaatregelen zaalzaad (kg/ha) stikstofbemesting (kg N/ha) CCC-bespu1t1ng toepassing sporenelementen voetzlektenbestrljdlng b1adz1ektenbestr1jd1ng afr1jp1ngsz1ektenbestr1jd1ng aarzlektenbestrljdlng lulsbestrljdlng So 150 90+60

-t e e l -t s SI 150 90+60 1 X

-1 X

-1 X

-y s t e m e n S2 150 120+60+60 2 X 2 X 2 x 2 x 1 X 2 x 2 x S3 150 120+60+60 1 X

-1 X

-26

(29)

Na een goede ontwikkeling werd een aaraantal bereikt van 530 per m2 bij So en SI en 580 voor S2 en S3. In begin mei was er een matige aantasting van

voetzlekten (10-15%). Tot de bloei werden nauwelijks ziekten waargenomen. Na de bloei kwam op blad en aar een matige tot ernstige aantasting van

Fusarium op. Bladlulzen waren van geen betekenis en legering trad niet op.

De korrelopbrengsten zijn vermeld in tabel 21. Daarin zijn tevens opgeno-men de kosten van de in tabel 20 vermelde teelthandelingen, uitgedrukt in kg/ha (1 kg = 47 et), om een Indruk te krijgen van de rentabiliteit van de uitgevoerde teeltsystemen. Met de noodzakelijke werkgangen 1s geen rekening gehouden bij de kostenberekening; bij het intensieve teeltsysteem waren 5 werkgangen meer nodig dan bij het gangbare systeem. De kosten van

arbeid en machines nemen toe met een Intensievere teeltwijze, maar deze zijn niet in tabel 21 opgenomen.

Tabel 21. Korrel opbrengsten en globale kosten voor zaalzaad, bemesting, CCC en de bestrijding van ziekten en plagen bij 4 teeltsystemen (alles In kg/ha). systeem So SI S2 S3 korrel-opbrengst 5980 6350 6300 6130 (variabele) kosten 690 1035 1785 1285 meeropbrengst t.o.v. - 370

-- 50 - 220 SI extra t.o.v. - 345

-750 250 kosten SI saldo t.o.v. SI - 25

-- 800 - 470

De verschillen in korrelopbrengsten tussen de systemen waren klein. Door de afrijplngsziektebestrijding bij de bloei werd Fusarium niet bestreden, zodat de effecten van ziektebestrljding klein zijn gebleven. Een mogelijk positieve werking van de hogere stikstofbemesting 1s daardoor ook niet tot uiting gekomen. Het negatieve rendement van de intensievere teeltsystemen S2 en S3 is daarvan een gevolg geweest.

(30)

6.4.3 fi"oefboe£deHj_p£of^«KM^ v-JJernme^enhoeve^ WieHnçje^werf

De proef op de Prof. v. Bemmelenhoeve werd in 1980 uitgevoerd met het ras Okapi en werd ingezaaid op 25 september, resp. 23 oktober. De drie toege-paste teeltsystemen z i j n in tabel 22 weergegeven.

Tabel 22. Overzicht van de uitgevoerde teeltmaatregelen.

teeltmaatregelen zaalzaad (kg/ha) stikstofbemesting (kg N/ha) CCC-bespultlng toepassing sporenelementen voetz1ektenbestr1jd1ng bladz1ektenbestr1jd1ng afr1jp1ngsz1ektenbestr1jd1ng aarz1ektenbestr1jd1ng Iu1sbestr1jd1ng t e e l SI 145 60+60 1 X

-1 X

-2 x t s y s t e m e n S2 195 90+60+60 2 x 2 X 2 x 2 x 1 x 2 x 3 x S3 145 90+60+60 1 X

-1 X

-2 x

De bodemvoorraad minerale stikstof was hoog, gemiddeld 90 kg/ha. In voor-jaar en voorzomer had een goede tot welige ontwikkeling van de tarwe plaats. Uitgaande van een bestand van 200 planten per m^ voor het gangbare systeem S I , en 300 planten per m2 voor het intensieve systeem S2 ont-wikkelden zich dichte tot zeer dichte gewassen met resp. 615 en 720 aren per m2. Ondanks toepassing van CCC trad op het hele proefveld ernstige legering op; b i j het gangbare systeem SI echter in geringere mate dan het intensieve teeltsysteem S2.

Voetziekten kwamen nauwelijks voor (< 5%). Na half j u l i vond in de syste-men SI en S3 een ernstige bruine roest-aantasting plaats. Andere ziekten z i j n nauwelijks opgetreden. Bladluizen waren zeer t a l r i j k ; een tweemalige bespuiting bleek noodzakelijk.

De korrelopbrengsten staan vermeld in tabel 23. Daaraan z i j n tevens de kosten van de in tabel 22 weergegeven teelthandelingen, uitgedrukt in kg tarwe per ha (1 kg = 47 et) toegevoegd om een indruk te verkrijgen van de r e n t a b i l i t e i t van de uitgevoerde teeltsystemen. Met de noodzakelijke werk-gangen 1s geen rekening gehouden b i j de kostenberekening; b i j het inten-sieve teeltsysteem waren 5 werkgangen meer nodig dan b i j het gangbare teeltsysteem. De kosten voor arbeid en machines nemen toe met een inten-sievere teeltwijze, maar deze z i j n niet in tabel 23 opgenomen.

(31)

-Tabel 23. Korrelopbrengsten en globale kosten voor zaalzaad, bemesting, CCC en de bestrijding van ziekten en plagen bij vier teeltsystemen (alles 1n kg/ha). systeem korrel -opbrengst a. zaaltijd 25 september SI 7980 S2 7790 S3 7960 b. zaa1t1Jd 23 oktober SI 8230 S2 7690 S3 7960 (variabele) kosten 920 1830 1170 920 1830 1170 meeropbrengst t.o.v.

-- 190 - 20

-- 540 - 270 SI extra t.o.v,

-910 250

-910 250 kosten , SI saldo t.o.v. SI

--1100 - 270

--1450 - 520

Het gezond afrljpende gewas van het Intensieve teeltsysteem bleef In korrelopbrengst achter b1J het gangbare systeem als gevolg van ernstige legering. Het optreden van bruine roest In de 2e h e l f t van j u l i In de systemen SI en S3 heeft er ongetwijfeld toe bijgedragen, dat d i t verschil niet groter is geworden. Dit optreden van bruine roest wekt de indruk, dat b i j laat afrljpende tarwegewassen een bespuiting b i j de bloei geen garan-t i e geefgaran-t voor een gezonde a f r l j p i n g . In deze proef werd geen Invloed van z a a l t i j d op de korrelopbrengst geconstateerd.

6.4.4 £roefboe£derjj_Westmaas te_Westmaas

De proef te Westmaas werd In 1980 uitgevoerd met het ras Arminda en werd Ingezaaid op 20 september, resp. 17 oktober. Behalve de drie vermelde teeltsystemen werd aan het onderzoek een systeem S4 toegevoegd, waarbij de Intensieve teeltwijze van S2 werd uitgevoerd b i j een normale

zaalzaadhoeveelheid.

De vier toegepaste teeltsystemen kunnen schematisch als volgt worden voorgesteld (tabel 24).

De ontwikkeling van het gewas na de winter was goed: u i t een bestand van 220 planten per m2 voor het gangbare systeem en 310 per m2 voor het inten-sieve systeem ontwikkelden zich respectievelijk 470 en 530 aren per m2. Van half mei tot half juni stond het gewas schraal. In begin mei werd een ernstige aantasting van voetzlekten waargenomen. Nadien kwamen geen

(32)

zlek-Tabel 24. Overzicht van de uitgevoerde teelthandelIngen. teeltmaatregelen zaalzaad (kg/ha) stikstofbemesting (kg N/ha) CCC-bespu1t1ng toepassing sporenelementen voetzlektenbestrljdlng bladz1ektenbestr1jd1ng afr1jp1ngsz1ektenbestr1Jd1ng aarzlektenbestrljdlng lulsbestrljdlng t e e l SI 135 60+60 1 X

-1 X

-1 X

-1 X t s y s t e S2 200 90+60+60 2 X 2 X 2 X 2 x 1 X 2 x 2 x m e n S3 135 90+60+60 1 X

-1 X

-1 X

-1 X S4 135 90+60+60 2 x 2 x 2 X 2 X 1 X 2 x 2 x

ten van enige betekenis meer voor. Bij de bloei werden reeds luizen geconstateerd. Er trad in de proef geen legering op.

De korrelopbrengsten staan vermeld in tabel 25. Daaraan zijn tevens de kosten van de in tabel 24 weergegeven teeltmaatregelen, uitrgedrukt in kg tarwe per ha (1 kg tarwe = 47 et), toegevoegd om een Indruk te krijgen van de rentabiliteit van de uitgevoerde teeltsysternen. Met het aantal nood-zakelijke werkgangen 1s geen rekening gehouden bij de kostenberekening; bij het Intensieve teeltsysteem waren 5 werkgangen meer nodig dan voor het gangbare systeem. De kosten van arbeid en machines nemen toe met een intensieve teeltwijze, maar deze zijn niet in tabel 25 opgenomen. In deze proef bleef de korrelopbrengst van het teeltsysteem SI duidelijk achter bij de andere systemen. Uit de gegevens komt duidelijk naar voren, dat de hogere stikstofbemesting daartoe 1n overwegende mate heeft bij-gedragen; als gevolg van droogte in mei/juni kwam de 2e N-gift erg laat voor het gewas beschikbaar en een schrale gewasontwikkeling was ervan het gevolg. Een vervroeging van de zaaitljd noch een verhoging van de

zaaizaadhoeveelheid heeft de korrelopbrengst beïnvloed. De achterblijvende opbrengst van het gangbare teeltsysteem geeft aanleiding te veronderstellen, dat een verbetering van dit systeem zeer wel mogelijk 1s. Hierbij zal het met name gaan om de stikstofbemesting en de ziektebestrijding.

(33)

Tabel 25. Korrel opbrengsten en globale kosten voor zaalzaad, bemesting, CCC en de bestrijding van ziekten en plagen b i j vier teeltsysternen (alles In kg/ha). systeem korrel-opbrengst a. zaaltijd 20 september SI S2 S3 S4 8260 9730 9370 9590 b. zaaltijd 17 oktober SI S2 S3 S4 8300 9700 9220 9600 (variabele) kosten 970 1795 1220 1675 970 1795 1220 1675 meeropbrengst t.o.v.

-1470 1110 1330

-1400 920 1300 SI extra t.o.v,

-825 250 705

-825 250 705 kosten , SI saldo t.o.v. SI

-+645 +860 +625

-+575 +670 +595 6.4.5 £roe£boe£d£rjjJ^naruisr^de te_W^jrmr]dsrade

De proef te Wijnandsrade werd in 1980 uitgevoerd met het ras Okapi en werd ingezaaid op 28 september, resp. 19 oktober. Behalve de drie vermelde teeltsystemen werden een systeem So (= onbehandeld) aan het onderzoek toegevoegd, waarin niet werd gespoten. Een overzicht van de teeltsystemen is in tabel 26 weergegeven.

Tabel 26. Overzicht van de uitgevoerde teeltmaatregelen. teeltmaatregelen t e e l t s y s t e m e n _So SI S2 S3 zaalzaad (kg/ha) stikstofbemesting (kg N/ha) CCC-bespultlng toepassing sporenelementen voetzlektenbestrljdlng bladzlektenbestrUdlng afrljplngszlektenbestrljdlng aarzlektenbestrljdlng lulsbestrljdlng 140 30+60

-140 30+60 1 X

-1 X 1 X 1 X

-1 X 180 60+60+60 2 x 2 x 2 x 2 x 1 X 2 x 2 x 140 60+60+60 1 X

-1 X 1 X 1 X

-1 X

(34)

De bodemvoorraad aan minerale stikstof 1n februari was hoog, nl. 120 kg/ha. In voorjaar en voorzomer werd een goede tot welige ontwikkeling van het gewas waargenomen, hetgeen voor de vroege zaai in nog sterkere mate gold dan bij de 2e zaaltijd. Bij de vroege zaal resulteerde dit in een aaraantal van 700 per m2 voor het gangbare systeem en 740 voor het inten-sieve systeem; bij de 2e zaai resp. 530 en 650 per m*. Ondanks de

toepassing van CCC legerde de vroeg gezaaide tarwe in ernstige mate, het intensieve systeem zwaarder dan het gangbare systeem. Bij de 2e zaaitijd trad geen legering van betekenis op. Begin mei was 10-15% van de halmen door voetzlekten aangetast. Meeldauw kwam vanaf begin mei voor en ont-wikkelde zich nadien vrij traag; eind juni raakten de vlagbladeren aange-tast. Septorla bleef beperkt tot de onderste bladeren. Bladluizen kwamen reeds bij de bloei voor.

De korrelopbrengsten staan vermeld in tabel 27. Daarin zijn tevens opgeno-men de kosten van de in tabel 26 vermelde teelthandelingen, uitgedrukt in kg/ha (1 kg = 47 et), om een indruk te krijgen van de rentabiliteit van de uitgevoerde teeltsysternen. Met de noodzakelijke werkgangen is geen reke-ning gehouden bij de kostenberekereke-ning; bij het intensieve teeltsysteem waren vier werkgangen meer nodig dan voor het gangbare systeem. De kosten

van arbeid en machines nemen toe met een intensievere teeltwijze, maar deze zijn niet in tabel 27 opgenomen.

Tabel 27. Korrel opbrengsten en globale kosten voor zaalzaad, bemesting, CCC en de bestrijding van ziekten en plagen b1J vier teeltsysternen (alles In kg/ha). systeem korrel -opbrengst a. zaaltijd 28 september SO SI S2 S3 3700 4780 4600 4750 (variabele) kosten 500 1015 1675 1265 meeropbrengst t.o.v. -1080

-- 180 - 30 SI extra t.o.v. -515

-660 250 kosten SI saldo t.o.v. SI -565

--840 -280 b. z a a l t i j d 19 oktober SO

si

S2 S3 5930 7990 7750 7750 500 1015 1675 1265 -2060

-- 240 - 240 -515

-660 250 -1545

-- 900 - 490 32

(35)

In deze proef heeft een intensieve teeltwijze niet geleid tot een hogere korrelopbrengst. Bij de vroege zaal kan een vroegtijdig optreden van legering van belang zijn geweest, maar bij de 2e zaaitijd bleek een aange-paste bemesting en een gerichte bespuiting tegen ziekten en luizen afdoende te zijn geweest. Het financieel resultaat van het intensieve teeltsysteem bleef dan ook aanzienlijk achter bij het gangbare teelt-systeem. Zonder bestrijding van ziekten en plagen bleef de opbrengst 1 1 2 ton/ha achter.

De hogere opbrengst van de 2e zaaltijd hing samen met de legering bij de vroeg gezaaide tarwe. In een naast de proef gelegen, op 2 november

gezaaide, tarwe werden eveneens de eerder vermelde teeltsystemen Ingezet. Bij een lager aargetal (420-480 aren/m?) werden korrelopbrengsten bereikt, welke overeenkwamen met die van de 2e zaaltijd van 19 oktober.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

• Er wordt in de revalidatie gewerkt naar een zo maximaal mogelijk herstel van ver- stoorde fysieke en cognitieve functies, om een zo groot als mogelijke mate van autono- mie

Gezien patiënten zelf door ziekte vaak gedeeltelijk of geheel wilson- bekwaam zijn en door het feit dat op de diensten Intensieve Zorgen vaak met hoogdringendheid ge- handeld

Oost-Limburg Campus Sint-Jan Campus Sint-Barbara Campus Maas en Kempen Medisch Centrum André Dumont..

Bij diabetes is het van belang dat bij het geven van insuline, de normale situatie zo goed mogelijk wordt nagebootst.. Bij mensen zonder diabetes zijn er een aantal insulinepieken

[r]

Ammoniakuitstoot leidt tot verzuring van lucht en water. Door het neerslaan van onder andere ammoniak vindt stikstofdepositie plaats op de natuur. Het kabinet voert beleid om

verzoekt de regering ervoor te zorgen dat zorgverzekeraars handelen in lijn met de aangenomen motie van de leden Van Gerven en Hijink over regelen dat zorgverzekeraars zich

Verpleging vanuit de intensieve zorg ruimte houdt in dat een patiënt (met of zonder diens toestemming) wordt afgezonderd voor verzorging, verpleging en