• No results found

Geheime machtsstructuren en verloren democratie: Een Foucaultiaanse kritiek op nudging

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Geheime machtsstructuren en verloren democratie: Een Foucaultiaanse kritiek op nudging"

Copied!
67
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Masterscriptie Filosofie

Geheime

machtsstructuren en

verloren democratie

Een Foucaultiaanse kritiek op nudging

Emma Kat

20-1-2020

(2)

1

Inhoud

Introductie ... 3

Hoofdstuk 1: De nudge en zijn motivatie ... 7

1.1 Inleiding ... 7

1.2 Wat is een nudge? ... 7

1.3 Econs en Humans: de motivatie van nudgen ... 9

1.4 Libertarian Paternalism ... 11

1.5 De “Slippery Slope” en de verdediging... 13

1.6 Conclusie ... 15

Hoofdstuk 2: Kritiek op de Nudge ... 16

2.1 Inleiding ... 16

2.2 De garanties van het libertair paternalisme ... 16

2.3 Conceptions of the good ... 18

2.4 Weet de beleidsmaker het beter?... 20

2.5 De Nudge en wetenschap... 22

2.6 Een democratisch tekort ... 24

2.7 Conclusie ... 25

3. De macht van de nudge ... 27

3.1 Inleiding ... 27

3.2 Nudging, Macht en internalisering ... 27

3.3 Transparantie en publiciteit ... 30

3.4 De tekortkomingen van transparantie ... 32

3.5 Nudging en de macht van de staat... 33

3.6 Democratisch libertair paternalisme? ... 35

3.7 Het gat tussen overheid en burger ... 36

3.8 Conclusie ... 38

Hoofdstuk 4: De Nudge in een Breder Kader ... 39

4.1 Inleiding ... 39

4.2 Biopolitiek en governmentality ... 39

4.2 De discriminatoire kant van de Nudge ... 43

4.3 Homo Economicus: het neoliberale subject ... 44

4.4 Behavioral Economics in het Neoliberalisme ... 47

4.5 Conclusie ... 51

5. Een Ander Soort Nudge ... 52

5.1 Inleiding ... 52

5.2 Nudging, macht en zichtbaarheid ... 53

(3)

2

5.4 Nudge en Think ... 57

5.5 Deliberatie over nudging ... 58

5.6 Conclusie ... 61

(4)

3

Introductie

De gemeente Krimpen aan den IJssel begon twee jaar geleden met een project om het scheiden van afval aan te moedigen. Inwoners kregen drie verschillende vuilnisbakken: één voor plastic en blik, één voor groenafval en één voor papier en karton. Al deze afvalbakken worden een keer in de zoveel tijd door de gemeente geleegd, maar de afvalbak voor restafval is weggevallen. Als mijn ouders, die in Krimpen aan den IJssel wonen, hun restafval willen weggooien, kunnen zij vijf minuten lopen naar een container in de buurt van hun huis. De inwoners van Krimpen mogen nog altijd zelf kiezen of ze afval willen scheiden. Niemand houdt bij welke huishoudens daadwerkelijk bezig zijn met het scheiden van afval, het is mogelijk alles onder “restafval” te scharen. De gemeente heeft enkel de optie om afval wel te scheiden makkelijker gemaakt en het weggooien van restafval moeilijker. Op deze manier krijgen de inwoners een zetje in de richting van een schonere wereld, maar wordt hun keuzevrijheid niet ingeperkt.

Een dergelijk duwtje in een bepaalde richting wordt door Richard Thaler en Cass Sunstein een “nudge” genoemd.1 Een nudge is een verandering in de manier waarop keuzes

gepresenteerd zijn die er toe kan leiden dat iemand eerder een bepaalde keuze maakt, zonder dat deze persoon hiertoe gedwongen wordt of dat er iets tegenover staat.2 Thaler en Sunstein verdedigen het gebruik van nudges in hun boek Nudge: Improving Decisions About Health,

Wealth and Happiness. Ze stellen dat hun tactieken keuzevrijheid beschermen: een nudge

dwingt immers niemand tot een keuze, er kan altijd een andere beslissing worden genomen.3 Zij vinden dat paternalisme in de vorm van nudges is toegestaan zolang het, zoals de ondertitel van hun boek stelt, de gezondheid, de welvaart of het geluk van mensen verbetert. In het geval van de afvalscheiding in Krimpen aan den IJssel zijn de gezondheid en de welvaart van de inwoners niet direct verbeterd sinds zij aangespoord worden om hun afval te scheiden. Als de

nudge hier iets ten goede komt, zou het hun “geluk” zijn. Het voortbestaan van onze aarde

wordt bedreigd door klimaatverandering en toekomstige generaties zullen gelukkiger zijn als ze op een schone aarde kunnen leven.

1 Het Engelse “nudge” vertaalt in het Nederlands het best naar “duwtje.” Wanneer iemand genudged wordt,

krijgt zij als het ware een duwtje in de goede richting dat zij niet hoeft te volgen. Omdat het Nederlandse “duwtje” volgens mij andere connotaties heeft dan het Engelse “nudge,” heb ik besloten dit woord in mijn scriptie onvertaald te laten. Dit is geen ongebruikelijke keuze: ook in de Nederlandse vertaling van het boek van Thaler en Sunstein is ervoor gekozen het Engelse “nudge” te gebruiken. Om te laten zien dat het een leenwoord is, is het woord nudge (en zijn eventuele vervoegingen) in mijn hele scriptie cursief gemaakt wanneer er geen sprake is van citaten.

2 Richard Thaler en Cass Sunstein, Nudge: Improving Decisions about Health, Wealth, and Happiness (London:

Penguin Putnam inc., 2009), 6.

(5)

4

Het voorbeeld van afvalscheiding maakt duidelijk dat nudging een persoon een richting op kan sturen die ze wellicht zelf niet ondersteunt. De versplintering in de Nederlandse politiek laat zien hoe verdeeld men is over het klimaatvraagstuk en de oplossingen die onze leefomgeving kunnen redden. Waar de een besluit klimaatneutraal te gaan wonen, ontkent de ander klimaatverandering volledig. Waar de een uit zichzelf al afval scheidt (en hier meer voor over heeft dan een langere loopafstand), vindt de ander dit te veel moeite. Hoewel ik zelf graag sterengere maatregelen zou zien als het gaat om klimaatbescherming, denk ik dat de aard van de nudge ertoe leidt dat deze niet moet worden ingezet op controversiële kwesties. In de praktijk zijn nudges vaak verholen voor de burger. In sommige gevallen is het de nudge zelf die verborgen is en inspeelt op de irrationele kanten van het subject, in nagenoeg alle gevallen verbergt de nudge het motief dat aan zijn inzet ten grondslag ligt. Verborgen paternalistische maatregelen zoals nudges soms kunnen zijn, zijn maatregelen waar een burger niet tegen in opstand kan komen: zij heeft vaak niet eens door dat zij genudged wordt, laat staan dat zij overzicht heeft over de beleidsterreinen waarin dit gebeurt. Hoewel een burger altijd van de

nudge kan afwijken, is het moeilijk voor haar om hier bewust voor te kiezen, omdat zij

simpelweg niet weet dat ze genudged wordt.

Critici hebben sinds Nudge in 2008 werd gepubliceerd niet stil gezeten: er is verschillende kritiek geleverd op de praktijk van het nudgen. Auteurs stellen onder andere dat

nudging manipulatief is omdat het gebruik maakt van de tekortkomingen van de menselijke

psyche en dat het, ondanks de mogelijkheid tot afwijken, de autonomie van mensen ondermijnt. De bezwaren die in deze scriptie aan bod komen, zijn van een andere aard. De vraagstukken over manipulatie en autonomie worden aan de kant geschoven en de focus ligt op het soort machtsrelatie tussen staat en burger dat nudging uitdrukt. Medewerkers van de overheid kunnen door de inzet van nudging hun wil opleggen aan andere personen en ze een bepaalde richting op sturen.4 Bovendien is nudging voor de staat een manier om zijn inwoners te vormen: Thaler en Sunstein impliceren zelf dat nudges kunnen worden ingezet om een rationeler subject te creëren.5 Ik bekijk deze en andere vraagstukken over nudging door een Foucaultiaanse lens en maak onder andere gebruik van Michel Foucaults theorieën over macht en governmentality. Het doel van deze scriptie is om de invloed van nudging op de machtsstructuren tussen burger en overheid in kaart te brengen en te kijken hoe nudging zo kan worden aangepast dat het op een meer democratische wijze plaatsvindt.

4 Andreas Schmidt, “The Power to Nudge,” American Political Science Review 111, nr. 2 (2017): 404-417. 5 Thaler en Sunstein, Nudge, 6-8.

(6)

5

Nudging is ondertussen een gerenommeerde marketingstrategie. In ons dagelijks leven worden

wij voortdurend genudged door bedrijven, vaak met het doel om ons te laten consumeren. Hoewel er interessant onderzoek is gedaan en kan worden gedaan naar nudges vanuit het bedrijfsleven, gaat deze scriptie in lijn met het werk van Thaler en Sunstein alleen over nudges die worden ingezet door de staat (dit kan de centrale overheid zijn, maar ook een provincie of gemeente). Dit is omdat nudges van publieke instituties een andere morele dimensie met zich meebrengen: bedrijven hebben het doel om winst te maken, maar wij verwachten van de overheid dat zij ons welzijn bevordert. Deze scriptie gaat uit van een welwillende staat die het welzijn van zijn burgers ter harte neemt.

Naast deze introductie is de scriptie opgebouwd uit vijf hoofdstukken. Het eerste hoofdstuk “De nudge en zijn motivatie” geeft een inleiding op de inzet van nudges. Het zet uiteen wat een nudge precies is, hoe deze werkt en welke voorwaarden Thaler en Sunstein geven voor een goede inzet van nudges. Dit hoofdstuk laat Thaler en Sunstein zelf aan het woord en legt de theorieën uit hun boek uit.

In hoofdstuk twee, “Kritiek op de nudge,” komen de eerste kritieken op nudging aan bod. Dit hoofdstuk is een aanloop op de Foucaultiaanse kritiek die hoofdstukken drie en vier geven. Het problematiseert de manier waarop bepaald wordt welke nudges het beste kunnen worden ingezet. Waar Thaler en Sunstein stellen dat er zo genudged moet worden als de nudgee eigenlijk zou willen, zijn het in de praktijk feilbare en beïnvloedbare beleidsmedewerkers die bepalen welke nudges worden ingezet. Omdat nudges onzichtbaar zijn, is het voor de burger moeilijk deze beleidsmakers te controleren.

In het derde hoofdstuk, “De macht van de nudge,” doet het Foucaultiaanse uitgangspunt zijn intrede. Dit hoofdstuk gaat in op Foucaults idee van macht en zoekt de paralellen tussen

nudging en deze macht. Het laat onder andere zien dat nudges een subject kunnen vormen en

problematiseert de manier waarop de overheid op onzichtbare wijze haar macht uitoefent als ze

nudges inzet. Ook het gat tussen burger en overheid komt hier aan de orde: ik betoog dat de

heimelijke aard van nudging de afstand tussen beleidsmakers en gewone individuen vergroot. De Foucaultiaanse kritiek wordt vervolgd in het vierde hoofdstuk, “De nudge in een breder kader,” dat ingaat op het latere werk van Foucault. Dit hoofdstuk geeft een uitleg over Foucaults werk over “bio-politiek” en “governmentality” en laat zien dat nudging een middel is dat de staat kan inzetten om zijn bevolking als geheel te managen. Daarnaast problematiseert het hoofdstuk de manier waarop technieken als nudging een niet bestaand rationeel subject kunnen “creëren.”

(7)

6

De scriptie eindigt met een positieve noot: het vijfde hoofdstuk “Een ander soort nudge” zoekt naar oplossingen voor de kritiek die in de vorige hoofdstukken gegeven is. Het bekijkt onder andere hoe meer openheid tijdens de nudge en deliberatie over nudging de praktijk democratischer kunnen maken en hoe de burger betrokken kan worden in beslissingen over

nudging.

Toen ik begon aan deze scriptie, verbaasde het me hoeveel auteurs een Foucaultiaanse inslag hebben op de theorie van nudging. Sommigen van hen, zoals Anne Brunon-Ernst en Will Leggett, verwijzen in hun werk zelf naar Foucault. Andere auteurs, zoals Luc Bovens en Andreas Schmidt, maken niet direct gebruik van het werk van Foucault, maar passen wel goed in een Foucaultiaans kader. Er is een duidelijke link tussen het werk van Foucault en nudging. Ik ben niet de eerste die nudging verbindt aan governmentality, noch de eerste die de link legt tussen nudging en het neoliberalisme. Mijn toevoeging aan het debat bestaat ten eerste uit het verbinden van kritieken op nudging aan verschillende Foucaultiaanse begrippen. Deze scriptie trekt de macht van nudgen steeds breder: van het beïnvloeden van een individu, naar het sturen van de hele samenleving op een manier die past bij de ideologie van het neoliberalisme. Ten tweede presenteer ik een eigen oplossing voor de problemen omtrent nudging. Omdat nudging alomtegenwoordig is in beleid van de Nederlandse overheid, maar er grote problemen zijn omtrent de openheid over de inzet, hoop ik dat mijn scriptie kan bijdragen aan een verbetering in de manier waarop nudges worden ingezet.

(8)

7

Hoofdstuk 1: De nudge en zijn motivatie

1.1 Inleiding

Dit eerste hoofdstuk gaat in op de motivatie van Thaler en Sunstein om gebruik te maken van

nudges. Eerst wordt uitgelegd wat een nudge precies is en hoe Thaler en Sunstein willen dat nudges worden ingezet. Vervolgens worden de redenen van Thaler en Sunstein om nudging in

te zetten besproken: zij willen de feilbaarheid en irrationaliteit van de mens ten goede gebruiken en deze corrigeren. Ook het libertair paternalisme, dat de regels voor een goede inzet van

nudging geeft, komt in dit hoofdstuk aan bod.

Dit hoofdstuk zet de visie van Thaler en Sunstein op nudging uiteen, het tweede hoofdstuk zal verschillende kritieken op de inzet van nudging aanhalen die aansluiten bij een Foucaultiaanse kritiek op nudging.

1.2 Wat is een nudge?

Toen Richard Thaler en Cass Sunstein in 2008 hun boek Nudge: Improving Decisions About

Health, Wealth and Happiness uitbrachten, veroorzaakte dat veel opschudding in de wereld van

de behavioural economics.6 Hun boek bracht de “nudge” veel populariteit, nagenoeg alle Westerse staten maken vandaag de dag gebruik van nudging. Volgens de definitie van Thaler en Sunstein is een nudge “any aspect of the choice architecture that alters people’s behavior in a predictable way without forbidding any options or significantly changing their economic incentives.”7 Een schoolvoorbeeld van een nudge is de sticker van het vliegje dat onder andere

op luchthaven Schiphol in urinoirs is geplakt. Omdat mannen besluiten op het vliegje te richten, plassen ze minder vaak buiten de pot. Dit vliegje verandert het gedrag van plassende mannen, maar dwingt ze niet om in de pot te plassen. De mogelijkheid om uit te schieten is nog even aanwezig als voorheen, maar mannen worden op een speelse wijze, waarbij het doel verborgen blijft, aangemoedigd om dit niet te doen. Er is voor de mannen bovendien geen sprake van een tastbare of financiële beloning als ze hun straal op het opgeplakte vliegje richten, noch van straf als zij dat nalaten.

6 Behavioural economics bestudeert de effecten die prikkels die door de traditionele economische leer buiten

beschouwing worden gelaten, zoals psychologische prikkels die niet op de ratio inspelen, op het gedrag van subjecten.

(9)

8

Het woord “keuzearchitectuur” speelt een hoofdrol in de uitleg van nudging. Een nudge presenteert verschillende opties binnen de keuzearchitectuur op andere wijze, maar haalt geen opties weg en voegt geen opties toe aan het geheel van keuzes.8 Door de presentatie van verschillende opties aan te passen, wordt een subject naar de keuze geleid die zij volgens Thaler en Sunstein waarschijnlijk zou hebben gemaakt als zij de tijd nam en alle informatie had. De aanpassingen in de context waarin men kiest, spelen vaak in op het onderbewustzijn van een subject, maar zij kan ook op een bewuste manier beïnvloed worden. Zo zal zij in de supermarkt misschien onbewust meer producten kopen als het karretje groter is, maar wordt zij op diezelfde locatie ook op een bewust niveau beïnvloed door de vinkjes die aangeven hoe duurzaam een product is. De persoon die bepaalt hoe en wanneer er genudged wordt, is volgens Thaler en Sunstein de keuzearchitect (“choice-architect”). Veel mensen zijn volgens hen keuzearchitecten, vaak zonder dat ze het zelf weten, uiteenlopend van dokters tot ouders.9

Het is voor Thaler en Sunstein belangrijk dat een nudgee op geen enkele manier gedwongen wordt om haar gedrag aan te passen, maar de nudge ook kan negeren en een andere keuze kan maken. De nudge leidt subjecten die normaal gesproken misschien niet lang bij hun keuze stilstaan slechts tot de best mogelijke optie. Waar mensen misschien denken dat paternalistische maatregelen dwang met zich meebrengen, is dat bij de methode van nudging dus niet het geval.10 Volgens Thaler en Sunstein kunnen kleine en schijnbaar onbelangrijke details grote gevolgen hebben voor het gedrag van mensen.11 Nudging gebruikt dergelijke details: door kleine dingen in de omgeving van mensen aan te passen, verandert menselijk gedrag.

In zijn boek Why Nudge legt Sunstein uit dat nudging een vorm van paternalisme is waarbij het doel voor de nudgee verborgen blijft.12 Het subject staat niet stil bij datgene waartoe zij genudged wordt. Om te zorgen dat een automobilist langzamer rijdt in de bochten of op gevaarlijke punten, worden de witte strepen op de weg op deze plekken dichter bij elkaar op het wegdek getekend. Hierdoor lijkt het alsof de auto harder gaat en zal de bestuurder afremmen. Een bestuurder remt af vanwege een verandering in de afstand tussen de strepen. Het echte motief, in dit geval het zorgen voor een betere verkeersveiligheid, blijft op deze manier verborgen. De nudgee verandert haar gedrag doorgaans niet vanwege het motief dat de

8 Thaler en Sunstein, Nudge, 3. 9 Thaler en Sunstein, 3. 10 Thaler en Sunstein, 11. 11 Thaler en Sunstein, 3.

(10)

9

nudger heeft om haar een bepaalde richting op te sturen, maar door het middel dat de nudger

gebruikt.

1.3 Econs en Humans: de motivatie van nudgen

Thaler en Sunstein gebruiken de invloed van nudges om de beslissingen van mensen te verbeteren. In hun hoofdstuk “Biases and Blunders” tonen zij de feilbaarheid van de mens aan.13 Ze volgen de theorie van psycholoog Daniel Kahneman en stellen dat het menselijk brein werkt aan de hand van twee systemen: het automatische systeem (systeem 1) en het reflectieve systeem (systeem 2). Het automatische systeem werkt instinctief en is meer gericht op emoties dan op rationeel denken. Het reflectieve systeem is het zelfbewustere deel van het brein waar deliberatie plaatsvindt. Nudging speelt veelal in op het automatische systeem en zorgt er op die manier voor dat mensen beter op dit systeem kunnen vertrouwen zonder dat ze foute beslissingen nemen.14

Thaler en Sunstein laten zien hoe verschillende onderbewuste factoren kunnen leiden tot een verandering in gedrag als mensen zich laten leiden door hun automatische systeem. Een van de manieren waarop dit kan gebeuren, is door de inzet van “anchoring.” Als een ijkpunt verandert, heeft dit vaak gevolgen voor de keuze van een subject. Deze tactiek wordt onder andere gebruikt door organisaties die om donaties vragen. Op hun sites staan doorgaans opties voor hoeveel men kan doneren. Wanneer een site voorstelt dat iemand twintig, vijftig of honderd euro zou kunnen doneren, doneert een bezoeker doorgaans minder dan wanneer de opties vijftig, honderd of tweehonderd euro worden gegeven.15 Een andere invloed op beslissingen die mensen nemen, is een teveel aan vertrouwen in hun eigen kunnen. Hoewel we zien dat bepaalde dingen bij andere mensen fout gaan, hebben we vaak een onrealistisch optimisme over onze eigen kunde en denken we dat het bij ons wel goed zal komen.16 Zo weten de meeste rokers dat zij het risico lopen om longkanker te krijgen, maar denken zij dat dit hen niet zal overkomen.17 Ook “framing” heeft invloed op de keuzes die een subject maakt. De manier waarop een keuze gepresenteerd wordt, kan leiden tot een andere beslissing. Zo kiest

13 Thaler en Sunstein, “Biases and Blunders,” Nudge, 17-39. 14 Thaler en Sunstein, 19-22.

15 Thaler en Sunstein, 23-24. 16 Thaler en Sunstein, 31-33. 17 Thaler en Sunstein, 33.

(11)

10

een patiënt eerder voor een operatie wanneer de dokter benadrukt wat de kans tot overleven is, dan wanneer de nadruk wordt gelegd op het percentage dat sterft.18

Door bovenstaande en andere systematische invloeden op menselijk gedrag worden mensen continu gestuurd in de keuzes die ze maken zonder dat ze zich daarvan bewust zijn.19 Juist omdat ze gestuurd worden door mechanismen waarop het standaard economische kader niet anticipeert, zijn mensen ontvankelijk voor de methode van de nudge.20 Nudging gebruikt de ontvankelijkheid van mensen voor de bovengenoemde en andere tactieken om ze naar een betere keuze te leiden. Zo wordt de menselijke feilbaarheid gebruikt om personen (onderbewust) een goede richting op te sturen. Juist omdat nudge op deze manier gebruik maakt van mechanismen die inwerken op het onderbewustzijn van de mens, werkt het vaak zonder dat we het door hebben.

Thaler en Sunstein zetten de categorie van “Humans” tegenover die van “Econs.” In onze samenleving hebben wij de neiging om de mens te zien als een “Homo Economicus,” die feilloos weet te redeneren en kiezen.21 Een dergelijke menselijke machine is echter een mythe:

echte mensen hebben vaak moeite met het maken van keuzes, maken fouten en beslissen dan iets anders dan ze eigenlijk zouden willen. Ook zijn mensen vaak overgeleverd aan inertie. Deze traagheid in beslissingen kan gebruikt worden om mensen te beïnvloeden, bijvoorbeeld door het instellen van een default.22 Waar wij denken dat we Econs zijn die worden beïnvloed door economische prikkels, zijn we in werkelijkheid slechts doodgewone Humans, die keuzes maken aan de hand van irrationele drijfveren.

Het lijkt alsof Thaler en Sunstein een soort “Econ-Human” willen creëren. Een gewoon mens, die fouten maakt, maar op belangrijke vlakken genudged wordt om de juiste keuze te maken. Nog steeds een mens die neigt naar falen, maar wel één die kunstmatig de juiste keuzes wordt aangeleerd. Op deze manier wordt de feilbaarheid van de mens omgezet in een middel dat door de staat kan worden gebruikt om het leven van mensen te verbeteren. De ondertitel van Nudge is “Improving Decisions about Health, Wealth, and Happiness.” Dit impliceert dat er een bepaalde conceptie is van wat goed is voor een individu die geformuleerd wordt door de staat en wordt gedeeld door beleidsmakers. Het is alleen de vraag of iedereen het eens zou zijn over de criteria voor verbeterde beslissingen over gezondheid, welzijn en geluk. Personen hebben doorgaans verschillende “conceptions of the good” en het is mogelijk dat een nudger

18 Thaler en Sunstein, Nudge, 36-37. 19 Sunstein, Why Nudge, 14.

20 Thaler en Sunstein, Nudge, 7. 21 Thaler en Sunstein, 6. 22 Thaler en Sunstein, 6-8.

(12)

11

haar “conception of the good” opdringt aan de nudgee wanneer zij deze een bepaalde richting op stuurt. Het is aan de staat te waarborgen dat de keuzearchitecten die hij inzet daadwerkelijk beter weten wat goed is voor een individu dan dit individu zelf. Het volgende hoofdstuk schenkt hier aandacht aan.

1.4 Libertarian Paternalism

Dat de feilbaarheid van de mens een goede katalysator is voor het gebruik van nudging, betekent nog niet dat deze methode lichtzinnig kan worden ingezet. Thaler en Sunstein zijn naar eigen zeggen aanhangers van het “Libertair Paternalisme,” wat inhoudt dat zij de inzet van nudges koppelen aan bepaalde principes die het subject beschermen en haar vrijheid waarborgen. Het libertaire aspect van hun theorie stelt dat mensen in het algemeen vrij moeten zijn om te doen wat ze willen, de theorie is dus “liberty-preserving.”23 Een individu kan altijd afwijken van de beslissing waartoe de nudge haar probeert te zetten. Alleen als zij geen voorkeur heeft voor een bepaald product, zal zij geneigd zijn de producten te kopen die aan het begin van de kantine uitgestald zijn. Niets dwingt haar om voor deze producten te kiezen, het staat haar vrij om een andere keuze te maken.

Het zijn precies de regels van het libertair paternalisme die de nudge onderscheiden van de “shove.” In zijn “Nudges, Shoves and Budges: Behavioural Economic Policy Frameworks” typeert Adam Oliver een shove als een tactiek die ook is geïnspireerd door behavioural

economics en dezelfde kennis als de nudge gebruikt om gedrag te veranderen. Het verschil is

dat een shove, in tegenstelling tot de nudge, oproept tot krachtige regulerende maatregelen.24 Een shove beperkt een individu dus meer dan een nudge en is moeilijker voor haar om te ontwijken. Een klassieke shove is de verkeersdrempel, waar iemand gedwongen zachter overheen moet om niet in een volle vaart door de lucht vliegen.

De paternalistische component van het nudgen bestaat eruit dat het als legitiem wordt gezien voor keuze-architecten het leven van mensen te beïnvloeden om het langer, gezonder en beter te maken. Dit kan zo lang keuzes op zo’n manier worden beïnvloed dat het subject zelf zou beoordelen dat zij beter af is door de inzet van de nudge.25 Het is dus aan de keuzearchitect om in te schatten welke keuze het subject had willen maken als de omstandigheden voor het

23 Thaler en Sunstein, Nudge, 5.

24 Adam Oliver, “Nudges, Shoves and Budges: Behavioural Economic Policy Frameworks,” International

Journal of Health Planning and Management 33 (January 2018): 274.

(13)

12

nemen van de beslissing optimaal waren geweest.26 Nudging is libertair paternalistisch, omdat het alle keuzemogelijkheden open houdt en daardoor keuzevrijheid waarborgt, maar mensen tegelijkertijd de kant van de betere keuze op duwt. Mensen hebben een nudge in de goede richting nodig, omdat ze zelf niet in staat zijn te volharden in hun beslissingen en ze bovendien last hebben van cognitieve beperkingen en gebrek aan informatie wanneer ze keuzes maken.

Libertair paternalisme geeft de voorwaarden voor het gebruik van nudging: het laat zien wanneer er wel en wanneer er niet genudged mag worden. Het gebruikt hiervoor één gouden regel: “offer nudges that are most likely to help and least likely to inflict harm.”27 Thaler en

Sunstein vonden hun inspiratie voor deze regel in het asymmetrisch paternalisme zoals dat in “Behavioral Economics and the Case for ‘Asymmetric Paternalism’” wordt gepresenteerd door Camerer en zijn collega’s, dat pleit voor het helpen van de mensen die dit het meest nodig hebben, terwijl anderen er zo min mogelijk last van ondervinden.28 De gouden regel is erg breed; wanneer een nudge helpt en geen schade veroorzaakt, is aan interpretatie onderhevig. In hoofdstuk vier van Nudge geven Thaler en Sunstein meer uitleg over situaties waarin er volgens hen genudged mag worden. Zij stellen dat “people may most need a good nudge for choices that have delayed effects, those that are difficult, infrequent, and offer poor feedback; and those for which the relation between choice and experience is ambiguous.”29

In hun artikel “Libertarian Paternalism is not an Oxymoron” uit 2003 hadden Thaler en Sunstein al vastgesteld dat er een kosten- en batenanalyse kan worden ingezet om te bepalen wanneer er genudged mag worden. Ze typeren deze analyse als een “more open ended (and inevitably somewhat subjective) assessment of the welfare consequences.”30 Ook geven ze een aantal “vuistregels” waarmee keuze-architecten kunnen bepalen welke invulling zij geven aan hun nudges. Ze kunnen bijvoorbeeld kiezen voor de optie die het grootste aantal mensen zou kiezen, subjecten dwingen zelf een actieve keuze te maken of kiezen voor de optie “that minimizes the number of opt-outs.”31 Het valt op dat er enkel vuistregels en kosten- en batenanalyses worden gegeven als leidraad, maar dat strengere eisen worden niet gegeven.

26 Thaler en Sunstein, Nudge, 5. 27 Thaler en Sunstein, 74.

28 Colin Camerer, Samuel Issacharoff, George Loewenstein, Ted O’Donoghue en Matthew Rabin, “Regulation

for Conservatives: Behavioral Economics and the Case for ‘Asymmetric Paternalism,’” University of

Pennsylvania Law Review 151 (2003): 1211-1254.

29 Thaler en Sunstein, Nudge, 78-79.

30 Cass Sunstein en Richard Thaler. “Why Libertarian Paternalism is not an Oxymoron.” The University of

Chicago Law Review 70, nr. 4 (2003): 1190.

(14)

13

Nudging mag breed worden ingezet: als een staat de regels van het libertair paternalisme volgt,

worden de beleidsterreinen waarop genudged mag worden nagenoeg niet beperkt.

Het is belangrijk om de inzet van nudges zelf en de theorie van het libertair paternalisme van elkaar te scheiden. Er kan zowel met als zonder het libertair paternalisme als leidraad worden genudged. Pelle Hansen en Andreas Jespersen vatten het goed samen in hun “Nudge and the Manipulation of Choice” wanneer ze stellen dat “while nudging is a means to promote behavioural change, Libertarian Paternalism is a guide, or a series of constraints on what ends may be promoted.”32

1.5 De “Slippery Slope” en de verdediging

Thaler en Sunstein anticiperen in Nudge op een groot punt van kritiek dat anderen hebben op het libertair paternalisme en het gebruik van nudging. Tegenstanders zien de inzet van nudges als een “slippery slope”: als we paternalisme op bepaalde vlakken accepteren, leidt dat al snel tot meer ingrijpende paternalistische maatregelen.33 Wanneer de instituties eenmaal zijn ingericht op de inzet van nudges en de juiste middelen beschikbaar zijn, is het gevaar dat

nudging en andere technieken die gedrag beïnvloeden op steeds meer terreinen worden ingezet.

Het argument van de slippery slope is onder andere uitgewerkt door Luc Bovens en Jeremy Waldron, die een verschillende interpretatie hebben van ingrijpend paternalisme. Waldron schetst in zijn “It’s All For Your Own Good” een beeld van een “Nudge World” waarin de overheid nudging inzet op alle mogelijke terreinen. Door het voorbeeld te geven van een kantine waar bovenmatig veel genudged wordt, laat Waldron zien dat bijna niet aan nudges te ontkomen is als deze eenmaal massaal worden ingezet.34 Bovens geeft in zijn artikel “The Ethics of Nudge” kritiek op de effecten die nudging op de lange termijn kan hebben. Hij vraagt zich af of je kunt zeggen dat de voorkeuren van een nudgee veranderen als een nudge over een langere periode telkens weer leidt tot een verandering in haar gedrag. Nudging is volgens hem minder wenselijk als het leidt tot een gefragmenteerd zelf omdat de voorkeuren van een subject zijn aangepast of als het mensen infantiel maakt.35

32 Pelle Guldborg Hansen en Andreas Maaløe Jespersen, “Nudge and the Manipulation of Choice: A Framework

for the Responsible Use of the Nudge Approach to Behaviour Change in Public Policy,” European Journal of

Risk Regulation 4 (2013): 12.

33 Thaler en Sunstein, Nudge, 239.

34 Jeremy Waldron, “It’s All for Your Own Good,” The New York Review of Books, 9 October, http://

www.nybooks.com/articles/2014/10/09/cass-sunstein-its-all-your-own-good/.

35 Luc Bovens, “The Ethics of Nudge,” In Preference Change: Approaches from Philosophy, Economics and

(15)

14

Of het bezwaar nu is dat er op te veel terreinen wordt genudged of dat het gaat over de gevolgen die nudging op lange termijn kan hebben, Thaler en Sunstein geven in hun boek drie argumenten tegen het verwijt van de slippery slope. Ten eerste geven ze aan dat de kritiek niet ingaat op de vraag of nudgen op zichzelf een nuttige methode is om het gedrag van mensen te veranderen. Zij vinden dat de kritiek “ducks the question of whether our proposals have merit in and of themselves.”36 Tegenstanders leggen niet de focus op de manier waarop nudging

gedrag kan veranderen, maar kijken naar de slechte kanten van te veel paternalisme. Thaler en Sunstein vinden het belangrijker dat de techniek van nudging werkt en dat hun voorstellen het leven van mensen kunnen verbeteren. Gerald Dworkin definieert paternalisme als “interference with the liberty or autonomy of another person, with justifications referring to the promotion of the person’s good or the prevention of harm to the person.”37 Het libertair paternalisme

conformeert zich aan deze regels en stelt dat alleen genudged mag worden om het welzijn van de nudgee te vergroten. Wanneer een staat nudges inzet volgens de vuistregels van het libertair paternalisme, is dit een waarborg tegen de slechte bedoelingen die een nudger kan hebben.

Het tweede argument van Thaler en Sunstein heeft te maken met de vrijheid van het individu die zij volgens hun theorie blijven waarborgen. Ook als er sprake is van een slippery

slope, zal de vrijheid van een subject gepreserveerd worden omdat zij de optie heeft om van de nudge af te wijken.38 Het maakt niet uit op hoeveel vlakken er nudging plaatsvindt zolang het subject onder de bedoelingen van de nudger uit kan. Dit principe wordt onderstreept door de voorwaarden van “publicity” en “transparency.”39 Thaler en Sunstein zijn van mening dat de

overheid transparant moet zijn over haar inzet van nudges. Deze transparantie leidt ertoe dat het publiek de kans krijgt de werknemers van de overheid in de gaten te houden.40 De term

publicity komt van John Rawls en “bans government from selecting a policy that it would not

be able or willing to defend publicly to its own citizens.”41 Thaler en Sunstein zeggen hierover dat het volgen van deze eis getuigt van respect van een overheid naar haar burgers. Het derde hoofdstuk van deze scriptie zal dieper ingaan op dit criterium van transparantie.

De derde en laatste verdediging die Thaler en Sunstein aanvoeren voor het gebruik van

nudges, is het idee dat een subject altijd al gemanipuleerd wordt door de keuzearchitectuur. Dat

ze geloven in hun eigen theorie, wordt duidelijk wanneer ze de anti-nudge positie typeren als

36 Thaler en Sunstein, Nudge, 240.

37 Gerald Dworkin, “Paternalism,” Cambridge Dictionary of Philosophy, Cambridge: Cambridge University

Press 1999, 649.

38 Thaler en Sunstein, Nudge, 240. 39 Thaler en Sunstein, 246-249. 40 Thaler en Sunstein, 243. 41 Thaler en Sunstein, 247.

(16)

15

“a literal non-starter.”42 Omdat keuzes altijd op een bepaalde manier gepresenteerd moeten

worden, is het volgens hen onmogelijk om niet gestuurd te worden door de keuzearchitectuur. Een neutrale keuze bestaat niet, mensen worden altijd beïnvloed in het maken van hun keuzes, vaak door irrationele drijfveren.43 Het is beter de onderbewuste manier waarop keuzes van mensen worden beïnvloed met behulp van nudges in te zetten voor een groter goed, dan beslissingen te laten bepalen door willekeur.

1.6 Conclusie

In dit hoofdstuk is uiteen gezet wat een nudge volgens Thaler en Sunstein is en hoe zij de inzet van nudges voor zich zien. Nudging zet de mechanismen waardoor de keuzes van mensen (vaak onderbewust) worden beïnvloed in om te zorgen dat mensen betere keuzes maken. Door de keuzearchitectuur iets aan te passen, worden mensen een bepaalde richting opgestuurd, maar staat het hen toch vrij om van de nudge af te wijken. Dit hoofdstuk liet ook zien dat Thaler en Sunstein willen dat nudging plaatsvindt aan de hand van het libertair paternalisme, dat de voorwaarden van nudging geeft.

Het is van belang om in beschouwing te nemen dat het gebruik van nudging en het aanhangen van het libertair paternalisme niet met elkaar samen hoeven te gaan. Het is goed denkbaar dat een staat wel gebruik maakt van nudging (waarvan het boek Nudge aantoont dat het werkt), maar besluit om nudges niet volgens de regels van Thaler en Sunstein in te zetten. Bovendien geven Thaler en Sunstein zelf al aan dat de kosten- en batenanalyse voor de inzet van de nudge en de invulling van de nudge zelf subjectief kunnen zijn. Het volgende hoofdstuk problematiseert de scheiding tussen de nudge-theorie en het libertair paternalisme. Ook gaat het in op andere kritieken die er op nudging gegeven zijn, bijvoorbeeld de vraag of de beleidsmaker het wel echt beter weet wat goed voor iemand is dan die persoon zelf.

42 Thaler en Sunstein, Nudge, 11. 43 Thaler en Sunstein, 10-11.

(17)

16

Hoofdstuk 2: Kritiek op de Nudge

2.1 Inleiding

Het vorige hoofdstuk heeft laten zien waarom Thaler en Sunstein ervoor kiezen nudging in te zetten als middel om de keuzearchitectuur van een subject aan te passen en zo haar gedrag te veranderen. Waar een willekeurige presentatie van mogelijkheden ertoe kan leiden dat een individu soms onbedoeld een foute keuze maakt, kan de nudge er juist voor zorgen dat zij (soms onderbewust) de goede keuze maakt. Waar het eerste hoofdstuk inging op de motivatie van Thaler en Sunstein, is dit hoofdstuk gewijd aan kritiek op hun theorie. Het bekritiseert wie er nu eigenlijk besluit wat voor nudges er worden ingezet en welke onderbouwing er achter deze

nudges zit. Hoofdstuk 3 verbindt de kritieken met het werk van Foucault over macht.

2.2 De garanties van het libertair paternalisme

Het vorige hoofdstuk heeft weergegeven hoe het libertair paternalisme de voorwaarden voor de inzet van nudges geeft. Hoewel Thaler en Sunstein willen dat nudging alleen wordt ingezet volgens de regels van het libertair paternalisme, neemt dit niet weg dat het mogelijk is om te

nudgen zonder het libertair paternalisme te volgen. In winkels worden bepaalde producten bij

de kassa gelegd om de klanten aan te sporen ze nog even in het mandje te gooien, terwijl het motief “zo veel mogelijk winst behalen” niet aansluit bij het idee van het libertair paternalisme. Hoewel het mogelijk is te nudgen zonder goede of zelfs met slechte bedoelingen, is dat niet de insteek van Thaler en Sunstein. Om die reden ga ik nogmaals in op de beperkingen die het libertair paternalisme beleidsmakers geeft voor de inzet van nudges, dit keer met een kritische blik.

Het libertair paternalisme geeft brede criteria om vast te stellen of er genudged mag worden. Het is daardoor moeilijk om een richtsnoer te geven voor het scheiden van “goede” en “slechte” nudges. Wanneer Thaler en Sunstein als voorbeeld geven dat “rare, difficult choices” goede kandidaten zijn om nudges bij in te zetten, stellen ze dat ze als libertaire paternalisten “natuurlijk” geen invloed willen uitoefenen op het kiezen van een partner.44 Dit voelt intuïtief

logisch, maar de vraag is waar de staat zijn intuïtie over de inzet van dergelijke nudges aan kan toetsen. Het kiezen van een partner wordt immers beschouwd als een moeilijke keuze waar

(18)

17

weinig feedback voor bestaat. In zijn review van Nudge haalt Robert Sugden een ander onduidelijk criterium aan, namelijk dat van de kosten- en batenanalyse. Thaler en Sunstein stellen dat de kosten van paternalisme in verhouding tot de baten laag moeten zijn, maar blijven vaag over de interpretatie van “kosten” en “baten.” Sugden vraagt zich af hoe Thaler en Sunstein dit criterium kunnen introduceren zonder een definitie van beide te geven.45 Het kan gevaarlijk zijn dat het libertair paternalisme vaag blijft op dit punt: de ruimte voor brede interpretatie kan leiden tot verkeerde kosten- en batenanalyses.

Doordat de criteria voor de inzet van nudging van het libertair paternalisme zo vaag zijn, kunnen ze makkelijk nog breder worden gemaakt. Zo is het mogelijk om de definitie van legitieme nudges op te rekken en ook het krijgen van kinderen hieronder te scharen. Dit is een keuze die vertraagde effecten kan hebben, zowel op het persoonlijke leven van de toekomstige ouders (bijvoorbeeld door de hogere financiële lasten als het kind ouder wordt), als op de maatschappij als geheel (bijvoorbeeld vanwege de effecten die elke extra persoon heeft op het klimaat). Ook classificeert de keuze tot het nemen van kinderen als een keuze die niet vaak gemaakt wordt en waarvoor er geen feedback beschikbaar is. Een staat die bijvoorbeeld het legitieme doel heeft het klimaat te beschermen, kan zich beroepen op het libertair paternalisme en grenzen stellen aan het aantal kinderen dat een burger mag krijgen.

Hoofdstuk één toonde aan dat Thaler en Sunstein paternalisme in Nudge definiëren als een handeling die het leven van een subject beïnvloedt met als doel dit leven langer, gezonder en beter te maken.46 Hoewel het beschermen van het klimaat volgens de gangbare definitie van paternalisme misschien niet onder deze noemer zou vallen, omdat het niet gaat om het beschermen van het subject zelf, wordt in Nudge duidelijk dat Thaler en Sunstein een brede interpretatie hebben van wat een “langer, gezonder en beter” leven eigenlijk is. Hoofdstuk 11 van Nudge laat bijvoorbeeld zien hoe nudging een rol kan spelen in het verhogen van het aantal mensen dat organen wil doneren. Een individu wordt er zelf niet beter van als zij besluit haar organen te doneren na haar dood, maar de maatschappij gaat er als geheel op vooruit als er meer orgaandonoren zijn. Dit voorbeeld toont aan dat ook maatregelen die de samenleving als geheel vooruit helpen als rechtvaardig paternalisme kunnen gelden.

Thaler en Sunstein geven aan dat er in veel situaties nu eenmaal een keuze moet worden gemaakt in de keuzearchitectuur en dat deze maar beter een paternalistische insteek kan hebben,

45 Robert Sugden, “On Nudging: A Review of Nudge: Improving Decisions About Health, Wealth and

Happiness by Richard H. Thaler and Cass R. Sunstein,” International Journal of the Economics of Business 16, nr. 3 (2009): 370.

(19)

18

dan willekeurig kan zijn.47 Volgens de regels die het libertair paternalisme geeft, blijkt dat “veel situaties” hier kan worden geïnterpreteerd als “alle situaties.” Thaler en Sunstein lijken nudges in nagenoeg alle gevallen toe te staan en sluiten geen toepassingsgebieden uit voor een mogelijke nudge. Het overige deel van dit hoofdstuk zal aantonen waarom het problematisch is dat er op zo veel beleidsterreinen mag worden genudged zonder dat de burger invloed heeft op de inhoud van verschillende nudges.

2.3 Conceptions of the good

Doordat het libertair paternalisme een individu de ruimte geeft zich niet te laten leiden door de

nudge, lijkt zij een soort zeggenschap te hebben. Hoewel Thaler en Sunstein goede argumenten

hebben die dit punt ondersteunen, betoog ik dat het een probleem is dat een subject een nudge weliswaar kan weigeren, maar geen invloed kan uitoefenen op de momenten waarop nudges wel en niet worden ingezet.

Hoofdstuk 1 heeft laten zien dat een nudge volgens Thaler en Sunstein altijd een reflectie moet zijn van wat de burger eigenlijk had willen kiezen, als zij alle tijd en informatie had gehad om een goede keuze te maken en geen last had van cognitieve beperkingen. Een probleem dat dit uitgangspunt met zich meebrengt, wordt aangehaald door Sugden als hij stelt dat “Thaler and Sunstein provide very little guidance about how she is to discover those judgements.”48 Terwijl het überhaupt al moeilijk is om te ontdekken wat een ander wil, gaan Thaler en Sunstein er ook nog eens van uit dat de voorkeuren van die ander instabiel zijn en worden beïnvloed door de context. Hier stuiten we volgens Sugden op een paradox: Thaler en Sunstein stellen dat paternalisme onvermijdelijk is omdat de voorkeuren van subjecten incoherent zijn, maar willen vervolgens dat een nudger zich op deze voorkeuren baseert.49 Wanneer een keuzearchitect probeert vast te stellen wat iemand eigenlijk verlangt, moet zij bedenken wat deze persoon echt zou willen als de omstandigheden optimaal waren geweest en die persoon geen slachtoffer was van “limitations of attention, information, cognitive ability or self-control.”50 Maar, zo stelt

Sugden, deze concepten hebben helemaal geen objectieve definitie, ze zijn onvermijdelijk normatief.51 De richting die een keuze-architect het subject opduwt, moet dus wel afhankelijk

47 Thaler en Sunstein, “Oxymoron,” 1164. 48 Sudgen, “On Nudging,” 367.

49 Sugden, 367. 50 Sugden, 370.

(20)

19

zijn van de invulling die deze architect aan de concepten geeft en niet van de mening van de

nudgee.

Het andere probleem met het uitgangspunt dat de inhoud van de nudge is wat het subject zou willen, is de implicatie dat er zoiets is als een “juiste keuze” die uniform door verschillende burgers zal worden aangenomen als ze de kennis maar zouden hebben. Het voorbeeld van de afvalscheiding in de introductie, laat zien dat er beleidsterreinen bestaan waar niet alle burgers het over eens zijn. Als burgers het over zo veel onderwerpen eens zouden zijn, hadden we geen politieke partijen meer nodig. In werkelijkheid zien we dat de verschillen in zienswijzen vaak nog veel subtieler zijn dan de grote verschillen tussen links en rechts. Grüne-Yanoff voegt nog een dimensie toe aan dit argument wanneer hij stelt dat het idee dat een subject genoeg tijd en informatie voor een keuze kan hebben conceptueel wankel is. Wanneer is er immers sprake van “complete informatie”? En wanneer is een subject niet cognitief gelimiteerd?52 We kunnen niet

alleen vraagtekens zetten bij het idee van een juiste keuze, maar ook lang discussiëren over de omstandigheden die tot een dergelijke keuze kunnen leiden.

Naast het feit dat er verschillende concepties zijn van wat een goed leven is, zijn er ook mensen die een heldere conceptie hebben van wat een “goed leven” voor hen is, maar er bewust voor kiezen de “juiste” handeling niet te volgen. In zijn boek The Manipulation of Choice, dat een stevige kritiek geeft op nudging, toont Mark White aan dat de voorkeur van een persoon voor een actie wordt bepaald door alles waar zij om geeft en alle redenen die zij voor de handeling kan hebben.53 Een beslissing heeft hierdoor ontelbare mogelijke verklaringen, wat het onmogelijk maakt om te destilleren waarom iemand iets echt wil.54 White laat in zijn boek zien dat een individu een volgens Thaler en Sunstein “verkeerde” beslissing kan maken om de juiste reden. Hij illustreert dit door het voorbeeld te geven van Peter, een volslanke man die op zondagmorgen een muffin eet. Waar Thaler en Sunstein dit zien als een foute beslissing die slecht is voor de gezondheid, is het goed mogelijk dat Peter de muffin bijvoorbeeld eet omdat hij de herinnering aan zijn opa, met wie hij vroeger altijd muffins at, wil koesteren. White is een felle tegenstander van nudging en daardoor niet altijd even genuanceerd (als Peter op het punt staat een hartaanval te krijgen door zijn hoge cholesterolwaarden, verliest het argument over de opa relevantie), maar zijn punt is duidelijk. Mijn gezondheid is vaak het laatste waar ik

52 Till Grüne-Yanoff, “Old wine in new casks: libertarian paternalism still violates liberal principles,” Social

Choice and Welfare 38, nr. 1 (2012): 642.

53 Mark White, The Manipulation of Choice: Ethics and Libertarian Paternalism (New York: Palgrave

MacMillan 2013), 64.

(21)

20

aan wil denken als ik een glas wijn voor mezelf inschenk, maar een nudger kan bepalen dat het mijn eerste gedachte zou moeten zijn.

Als we aannemen dat er niet zoiets bestaat als een uniforme en juiste keuze die de meeste mensen zouden maken als ze genoeg tijd en informatie hadden, dan hebben Thaler en Sunstein een probleem. Hoe kan de vormgeving van een nudge immers bepaald worden als niet duidelijk is wat mensen echt willen? Hoewel Nudge geen criteria geeft waaraan een keuzearchitect moet voldoen, kunnen we ervan uitgaan dat het een persoon moet zijn die verstand heeft van het beleidsterrein waarop ze een ander stuurt. Alleen dan kan zij de nudgee immers op weg helpen naar betere gezondheid en een rijker, gelukkiger leven. De kosten- en batenanalyse die voor de

nudge moet worden uitgevoerd, laat zien dat Thaler en Sunstein veel vertrouwen hebben in de

wetenschap. Er wordt geïmpliceerd dat er exacte waardes bestaan die aan de kosten en baten gekoppeld kunnen worden en daardoor een sluitend antwoord kunnen geven op de vraag of er

genudged mag worden.

Thaler en Sunstein zullen zelf waarschijnlijk ontkennen dat zij uitgaan van een

conception of the good die door iedereen gedeeld wordt. De ingebouwde optie tot afwijken die nudging meebrengt, impliceert immers al dat zij niet geloven dat mensen allemaal hetzelfde

willen en maakt de inhoud van de nudge niet dwingend. Toch is de richting waarin de nudge ons stuurt wel degelijk van belang. In plaats van een willekeurige richting, is er bij nudging sprake van bewuste sturing. De richting waarin gestuurd wordt, moet niet minder serieus worden genomen omdat deze niet bindend is. Hier komt bij dat nudges in de praktijk verkapt worden ingezet: wij zijn ons er niet van bewust dat we worden genudged en er kan daarom geen democratische deliberatie plaatsvinden over de richting van nudges.

2.4 Weet de beleidsmaker het beter?

Uit het vorige hoofdstuk bleek dat Thaler en Sunstein de feilbaarheid van de mens naar voren brengen als de belangrijkste motivatie om sturing te geven door nudging. Omdat mensen feilbaar zijn en door cognitieve beperkingen niet de keuzes maken die het beste voor hen zijn, is het nodig ze een duwtje in de juiste richting te geven. Het succesvolle gebruik van nudgen valt of staat hierdoor bij het idee dat een beleidsmaker van de overheid daadwerkelijk beter weet wat goed voor iemand is dan de betreffende persoon zelf. Intuïtief lijkt dit het geval: de overheid heeft toegang tot experts met uiteenlopende expertise die waarschijnlijk meer inzicht hebben in hun vakgebied dan de gewone burger heeft. Waar ik denk een bewuste en gezonde keuze te maken, zou een geleerde diëtiste die beter inzicht heeft in alle voedingswaarden dit

(22)

21

betwisten en is zij niet degene die de verleiding hoeft te weerstaan. Door aan te tonen dat de mens feilbare keuzes maakt, lijken Thaler en Sunstein de weg open te leggen voor experts die wél weten wat goed is voor de burger.

De eerste vraag die de inzet van beleidsmakers oproept, is of deze wel zijn gevrijwaard van de cognitieve fouten die alle mensen volgens Thaler en Sunstein maken. In zijn “Paternalism and Psychology” haalt Glaeser de tekortkomingen die Thaler en Sunstein zien in de menselijke cognitie juist aan als een argument tegen “government decisionmaking.”55 Dat mensen fouten maken, is voor hem juist een reden om ze geen zeggenschap te geven over de keuzes van anderen. Een fout van een individu heeft immers minder gevolgen dan een vergissing die gemaakt wordt door een beleidsmedewerker en wordt ingezet in de publieke ruimte.56 Het is echter de vraag of de beleidsmaker snel slachtoffer wordt van de fouten van haar automatische systeem: het ligt in de verwachting dat zij van haar reflectieve systeem gebruik maakt wanneer zij beleid tot stand brengt. Bovendien kan het argument van Glaeser worden ingebracht tegen al het beleid van de overheid: we kunnen overheidsinterventie beter uit het raam gooien als we vinden dat mensen alleen slachtoffer mogen worden van hun eigen fouten. De kritiek die hier wordt gegeven op de invloed van beleidsmakers op nudging is subtieler en heeft te maken met de aard van de nudge.

Een probleem omtrent het vertrouwen in beleidsmakers dat door Thaler en Sunstein zelf wordt aangehaald, is dat deze keuze-architecten een eigen agenda kunnen hebben. Glaeser voegt hier nog aan toe dat beleidsmakers ook makkelijk voor het karretje van een bedrijf kunnen worden gespannen om de agenda van dit bedrijf te promoten.57 Thaler en Sunstein ondervangen dit probleem door te stellen dat het risico dat een beleidsmaker een andere agenda heeft doorgaans geen reden is bepaald beleid niet te maken, maar om te proberen de keuze-architect de juiste richting op te sturen en anders gebruik te maken van monitoring en transparantie.58 Ze hechten veel belang aan transparantie: Thaler en Sunstein zijn van mening dat democratische regeringen een stuk transparanter kunnen zijn. Uit hun voorbeelden wordt duidelijk dat ze vooral doelen op eerlijkheid over de partijen met wie de overheid om tafel zit.59 Feit blijft echter dat nudging nu veel plaatsvindt zonder dat de burger dit op het moment van de nudge weet.

55 Edward Glaeser, “Paternalism and Psychology,” NBER Working Paper Series (Cambridge: National Bureau of

Economic Research, 2005), 1.

56 Glaeser, “Paternalism and Psychology” 1. 57 Glaeser, 11.

58 Thaler en Sunstein, Nudge, 242. 59 Thaler en Sunstein, Nudge, 243.

(23)

22

Ook als de beleidsmaker niet bewust aanstuurt op een eigen agenda, kan het gevaarlijk zijn om haar beleid te laten bepalen. Omdat een keuzearchitect niet in staat is te destilleren wat een

nudgee wil, ziet White het gevaar van “value substitution.” In dit geval gebruikt een

keuze-architect haar oordeel over wat goed is voor de ander als substituut voor het oordeel van die ander.60 Een gevaar hiervan is dat een beleidsmaker een mening kan hebben die niet breed gedeeld wordt: er is bijvoorbeeld veel discussie over de mate waarin iets goed of slecht is voor de gezondheid. Een ander risico is dat het voor de beleidsmaker lastig is om in te schatten wat een subject kan belemmeren. Als het gaat om sparen voor het pensioen (een voorbeeld dat Thaler en Sunstein zelf geven), kan het de beleidsmaker dwarszitten dat zij de omstandigheden van een subject niet kent. Een beleidsmaker die zelf een hoog salaris heeft, kan kiezen voor een

default pensioenplan waarin veel gespaard wordt, terwijl het voor een nudgee met een kindje

op komst niet de beste keuze zou zijn om zich daar een jaar op vast te leggen.

Het criterium van transparantie zou inderdaad een antwoord kunnen zijn op de bezwaren omtrent de fouten van beleidsmedewerkers. In Nudge blijft echter onduidelijk wat Thaler en Sunstein precies met deze transparantie bedoelen. Het volgende hoofdstuk gaat verder in op het criterium van transparantie en kijkt ook naar de definitie die Sunstein in een later werk geeft. Voor nu volstaat het om te kijken naar de praktijk en de aard van de nudge zelf. Juist het feit dat deze niet dwingend is, kan ertoe leiden dat een staat haar medewerkers minder monitort als het gaat om de inzet van nudges. Er is sprake van “zacht” beleid waaraan niet alle burgers zich hoeven te houden en het risico is dat er daardoor minder kritisch naar het beleid wordt gekeken. Een ander probleem omtrent de controle van nudges is dat deze op verschillende beleidsniveaus worden ingezet. Het is de vraag of de centrale overheid een overzicht heeft van nudge-beleidsvoering.

2.5 De Nudge en wetenschap

Ook een beleidsmaker zonder kwade intenties of een eigen agenda die volgens objectieve criteria wil nudgen, kan op een subtiele manier beïnvloed worden in haar inzet van nudges. Om uit te vinden hoe er goed genudged kan worden, is er in de praktijk een grote rol weggelegd voor de wetenschap in het bepalen van de inhoud en vorm van nudges.

Het is ten eerste belangrijk vast te stellen dat ook de wetenschap feilbaar is. Zo dacht men bijvoorbeeld lange tijd dat roken goed was voor de gezondheid en werden sigaretten voor

(24)

23

1950 zelfs soms voorgeschreven als medicijn. Als Thaler en Sunstein Nudge zestig jaar eerder hadden uitgebracht, hadden staten hun theorie zomaar kunnen inzetten om meer burgers aan de tabak te krijgen.61 Daarnaast is de wetenschap vaak noch exact, noch unaniem. White haalt in zijn tekst aan dat niemand het eens lijkt te zijn over de invulling van juiste eetgewoontes: zowel wat we eten, hoe veel het is en hoe gezond bepaalde producten zijn, is aan discussie onderhevig. Toch, stelt White, belet dit experts niet mensen advies te geven over voeding.62 Wetenschap leidt op zichzelf niet tot nudges, beleidsmakers moeten deze wetenschap interpreteren. In hun kritische artikel over Nudging en dwang, maken Henry Farrell en Cosma Shalizi duidelijk dat zij sceptisch zijn over de kunde van beleidsmedewerkers om goed gebruik te maken van wetenschappelijke kennis.63 Ze halen aan dat Thaler en Sunstein zelf al fouten maken in het gebruik van wetenschap: zo laat onderzoek volgens hen zien dat Thaler en Sunstein ongelijk hebben als ze stellen dat “opt-outs” de beste manier zijn om het aantal orgaandonoren te verhogen.64

Een ander probleem aangaande wetenschap en nudging is dat de wetenschappelijke norm vaak wordt beïnvloed door de sociale normen van het moment.65 Anne Brunon-Ernst

waarschuwt hiertegen in haar “A Genealogical and Critical Approach to Nudging” waarin zij stelt dat wetenschap beïnvloed wordt door de tijd waarin we leven en door “a dominant culture bias.”66 De normen waarnaar wij leven, staan niet vast, maar veranderen door de jaren heen.

Ook Hiroaki Itai, Akira Inoue en Satoshi Kodama zien in hun “Rethinking Nudge” een risico in de manier waarop nudging afhankelijk is van de dominante cultuur. Zij zien hierin de gevaarlijke presumptie dat de meerderheid het beste gedrag vertoont en denken daarnaast dat deze aanname een bedreiging kan zijn voor de culturele diversiteit.67 Mark Whitehead, Rys Jones en Jessica Pykett waarschuwen in hun “Rescientisation of Decision Making” dat wetenschap helemaal niet zo onafhankelijk is, maar dat de manier waarop deze wordt toegepast

61 Stephen Lock, “Introduction,” Ashes to Ashes: the history of smoking and health (Amsterdam: Rodopi, 1998),

1-4.

62 White, The Manipulation of choice, 139.

63 Henry Farrell en Cosma Shalizi, “‘Nudge’ Policies are another name for coercion,” The New

Scientist 2837 (2011), https://www.newscientist.com/article/mg21228376-500-nudge-policies-are-another-name-for-coercion/, geen paginanummer.

64 Farell en Shalizi, geen paginanummer.

65 Anne Brunon-Ernst, “Use of Social Norms in the Production of Legal Norms : A Genealogical and Critical

Approach to Nudges,” Les Cahiers de droit 59, nr. 1 (2018), 130.

66 Brunon-Ernst, “A Genealogical and Critical Approach to Nudges,” 129.

67 Hiroaki Itai Akira Inoue en Satoshi Kodama, “Rethinking Nudge: Libertarian Paternalism and Classical

(25)

24

door de politiek kan worden beïnvloed.68 De politiek betaalt een deel van het wetenschappelijke onderzoek en bepaalt op die manier grotendeels de onderzoeksagenda. Hoe graag academici het ook willen, de wetenschap is niet geheel waardevrij en wordt beïnvloed door de normen en waarden van maatschappij en politiek.

2.6 Een democratisch tekort

In “Why Libertarian Paternalism is not an Oxymoron” geven Thaler en Sunstein een verdediging tegen de bezwaren omtrent de beleidsmakers. Zij zien drie van deze bezwaren. Naast het bezwaar dat beleidsmakers een eigen agenda kunnen hebben en vatbaar kunnen zijn voor de wil van bedrijven, stellen ze dat er daarnaast scepsis jegens keuze-architecten is omdat het dit soort bureaucraten ontbreekt aan de discipline die de markt kan opleggen.69 Thaler en Sunstein geven toe dat beleidsmakers fouten maken en geven tegen elk van deze bezwaren dezelfde verdediging. Zij stellen dat “these human planners are sometimes forced to make choices, and it is surely better to have them trying to improve people's welfare rather than the opposite.”70 We zagen deze verdediging al eerder, Thaler en Sunstein geven een soortgelijk

argument tegen het verwijt van de slippery slope. Het lijkt een mooie verdediging, maar de vraag blijft hoe we kunnen waarborgen dat beleidsmakers daadwerkelijk gericht zijn op het verbeteren van het welzijn, zeker als er weinig democratische controle op nudging is.

Het is lastig de feilbaarheid van de wetenschap of de beleidsmaker tegenover de feilbaarheid van de gewone mens te zetten. Een specialistisch team van keuze-architecten kan het weliswaar fout hebben, maar heeft meer kennis over het beleidsterrein van expertise dan een gewone burger dat heeft. Bovendien is de kans op een dergelijke foutieve analyse kleiner als beleidsmakers goed worden opgeleid. Daarnaast kan de burger nog altijd van de nudge afwijken als een beleidsmedewerker toch een verkeerde kosten- en batenanalyse maakt. Het gebrek aan democratische controle, dat wordt veroorzaakt door de verdekte manier waarop

nudgen in de praktijk vaak plaatsvindt, is echter een groter probleem. Omdat nudges heimelijk

worden ingezet, is het lastig om als burger in opstand te komen tegen de richting waarin er

genudged wordt. Het is de paradox van de nudge: juist het “zachte” eraan, dat de burger de

68 M. Whitehead, R. Jones en J. Pykett, “Governing Irrationality, or a more than rational government? Reflection

on the rescientisation of decision making in British public policy,” Environment and Planning A 43, nr. 12 (2011), 2833.

69 Sunstein en Thaler, “Oxymoron,” 1200. 70 Sunstein en Thaler, 1200.

(26)

25

mogelijkheid geeft om van de nudge af te wijken, maakt dat nudging minder openlijk plaatsvindt en brengt daardoor ook een gevaar met zich mee.

Ook Thaler en Sunstein zien nudging als een zachte maatregel, zij hanteren naar eigen zeggen een vorm van zacht paternalisme. Volgens Sunstein brengt deze vorm van paternalisme minder kosten met zich mee voor degene die de beslissing neemt. Hij stelt dat “categorically, hard paternalism imposes material costs and soft does not.71 Deze invulling van zacht paternalisme wijkt af van de gangbare definitie, volgens Dworkin “the view that the only conditions under which state paternalism is justified is when it is necessary to determine whether the person being interfered with is acting voluntarily and knowledgeably.” Dat Thaler en Sunstein een voorkeur hebben voor een vorm van paternalisme die relatief weinig inbreuk maakt omdat keuzes niet “blocked or fenced off” zijn, is duidelijk.72 In vergelijking met andere

vormen van paternalisme, zoals het verbieden van bepaalde schadelijke producten, is dat inderdaad het geval.

Het verschil tussen een paternalisme dat stuurt en een paternalisme waar bepaalde keuzes verboden zijn, is dat burgers in het tweede geval beter weten waar paternalistische maatregelen genomen worden. Glaeser ziet problemen in de geheimzinnigheid rondom het gebruik van zacht paternalisme, dat minder zichtbaar is dan hard paternalisme en daardoor minder makkelijk gemonitord kan worden.73 Een nudge kan over het hoofd worden gezien, maar een boete niet. Hard paternalisme zal dan ook vaker last hebben van publieke oppositie: pas als burgers weten hoe ze worden beïnvloed, kunnen ze hiertegen in opstand komen. Het volgende hoofdstuk gaat dieper in op deze kritiek.

2.7 Conclusie

Dit hoofdstuk liet zien dat nudging volgens de regels van het libertair paternalisme op bijna alle beleidsterreinen gelegitimeerd kan worden. Het heeft ook laten zien dat nudges uit gebrek aan kennis van wat een burger eigenlijk zou willen in de praktijk worden bepaald door beleidsmakers en worden ondersteund door wetenschappelijke theorieën. Deze beleidsmakers en wetenschap zijn feilbaar en bovendien beïnvloedbaar, maar niet voor de burger die wordt

genudged. Burgers krijgen de ruimte om de nudge niet te volgen, maar niet voor het leveren

71 Sunstein, Why Nudge, 57-58.

72 Thaler en Sunstein, “Oxymoron,” 1162. 73 Glaeser, “Paternalism and Psychology,” 16-17.

(27)

26

van commentaar op de nudge zelf. Door een gebrek aan democratische controle op nudging, is er geen manier voor ambtenaren om hun eigen blunders recht te zetten.

Gegeven dat Thaler en Sunstein willen dat de nudger zo sturing geeft als het subject zou willen, is het bijna onmogelijk geen rol toe te kennen aan democratische besluitvorming. Wat is immers een betere manier om erachter te komen wat een subject wil, dan het haar direct te vragen? Toch laten zij manieren waarop de burger inspraak kan hebben in hun theorie buiten beschouwing. Whitehead, Jones en Pykett leggen dit uit en stellen dat Thaler en Sunstein weinig bezig lijken te zijn met het democratische proces als ze hun theorie invullen. In plaats daarvan betogen ze dat “the public disclosure of Behaviour Change policies, and the transparency of associated mechanisms, is enough to ensure their libertarian legitimacy.”74

Het derde hoofdstuk legt uit waarom het problematisch is dat de burger niet mee kan denken over de onderwerpen waarop zij genudged wordt en hoe dit de overheid in een machtspositie zet die niet wenselijk is voor tactieken die zo heimelijk worden ingezet.

(28)

27

3. De macht van de nudge

3.1 Inleiding

Het vorige hoofdstuk behandelde verschillende aspecten van een invloedrijke kritiek op

nudging, die is gebaseerd op de moeilijkheid de wil van de burger te bepalen. Nudge stuurt in

de richting die het subject op zou willen, maar het is onduidelijk hoe een keuzearchitect de wil van een subject kan achterhalen. Omdat keuze-architecten nudges uit gebrek aan kennis over de “echte” wil van burgers zullen inzetten conform hun eigen ideeën, al dan niet ondersteund door wetenschappelijk bewijs, kunnen er vraagtekens bij de legitimiteit van nudge worden gezet. Thaler en Sunstein onderkennen de gevaren van de persoonlijke agenda’s van beleidsmakers, maar vinden het belangrijker dat “gewone” burgers geholpen worden bij het maken van keuzes. Het gevaar van een eventueel democratisch tekort dat ontstaat doordat burgers geen invloed hebben op de gebieden waarop ze worden genudged, komt niet uit Nudge naar voren.

Dit hoofdstuk is gewijd aan een kritiek op nudging die voortbouwt op de kritiek uit het tweede hoofdstuk. Het laat aan de hand van theorieën uit het vroege werk van Michel Foucault zien dat de inzet van nudging de overheid, meer dan in het geval van directer staatsingrijpen, in een oneerlijke machtspositie tegenover de burger zet en dat de “stiekeme” inzet van nudges leidt tot een democratisch tekort. Nudging heeft kenmerken gemeen met een Foucaultiaans idee van macht en dit maakt de inzet van nudges in het dagelijks leven dubieus.

3.2 Nudging, Macht en internalisering

Wanneer we het hebben over de manier waarop de staat macht uitoefent over zijn inwoners, is het interessant te kijken naar de invulling die Foucault aan macht geeft. In zijn Discipline,

Toezicht en Straf uit 1975 schrijft Foucault dat macht niet gebonden is aan een hiërarchische

orde: het is niet alleen de staat die macht uitoefent over zijn burgers, maar macht is overal. Het “traint” subjecten en “maakt” ze tot individu.75 De macht zelf is vaak onzichtbaar en anoniem,

maar beïnvloedt een subject dat wel zichtbaar is.76 Foucault beschrijft hoe macht niet alleen in negatieve termen moet worden bekeken, omdat ze niet enkel gaat over uitsluiting en onderdrukking. Macht moet juist als productieve kracht moet worden gezien: ze produceert

75 Michel Foucault, Discipline and Punish (New York: Vintage Books 1995), 170. 76 Foucault, 187, 193.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of

To achieve this aim, the following objectives were set: to determine the factors that play a role in the pricing of accommodation establishments; to determine

The aim of this research was to analyse the profile of nutrition interventions for combating micronutrient deficiency with particular focus on food fortification reported in

Lise Rijnierse, programmaleider van ZZ-GGZ benadrukte dat dit het moment was om argumenten voor deze signalen aan te scherpen of te komen met argumenten voor alternatieve

In het geval van Piet zal zijn verzoek om schadevergoeding op basis van de schaderegeling in de Omgevingswet pas in behandeling worden genomen wanneer er feitelijk gebruik

This study reaffirms known gender gaps in health- seeking behaviour and antibiotic prescribing, and shows that, with exceptions, adult men and women in English general practice

juices, oils and powders in reducing Meloidogyne incognita (Kofoid and White, 1919) Chitwood, 1949 population densities and enhancing tomato plant growth and yield under

A study of typical sound paths and their time intervals indicates that a transition time point may exist between early reflected sound and late reflected sound