• No results found

Volger of Ziener? Een perspectief op de onderbelichte Europese visie van Pim Fortuyn

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Volger of Ziener? Een perspectief op de onderbelichte Europese visie van Pim Fortuyn"

Copied!
44
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Volger of Ziener?

Een perspectief op de onderbelichte Europese visie van Pim Fortuyn

Vak: Masterscriptie

Onderwerp: Fortuyns visie op Europa in een Europese context Student: Rick van Paridon

Studentnummer: E-mail:

telefoon:

Docent: dhr. dr. R. J. de Bruin Tweede lezer: Dhr. dr. P.H. van Dam

Datum: 21-12-2018

(2)

Inhoudsopgave

Inleiding 3

1. Euroscepsis in Europa gedurende de lange jaren negentig 8

1.1 Euroscepsis in Frankrijk 9

1.2 Euroscepsis in het Verenigd Koninkrijk 12

1.3 Euroscepsis in Oostenrijk 16

2. Fortuyns visie en kritiek op Europa 20

3. Fortuyn en de Eurosceptici 30

Conclusie 37

(3)

Inleiding

‘Fortuyn was voor uitbreiding EU’ kopte het nieuwsartikel van de NOS op 19 maart 2014. 1

De NOS baseerde deze uitspraak op een interview dat Pim Fortuyn had gegeven aan Wilfred Scholten op 2 mei 2002, vier dagen voor het overlijden van Fortuyn. Het interview ging over de visie van Fortuyn op Europa. Door de hectiek rond het overlijden van Fortuyn besloot de NCRV het interview niet uit te zenden tot Scholten het fragment terugvond bij het opruimen van zijn werkkast. Het fragment is toen aan de voorafgaand aan de Europese Parlementsverkiezingen alsnog voorgelegd aan politici en uitgezonden in het programma Altijd Wat.

In het interview verklaarde Fortuyn zich een voorstander van Europese samenwerking en zag hij de uitbreiding van de Europese Unie met Midden- en Oost-Europese landen als een plicht ter wille van de stabiliteit en veiligheid van Europa . Tegelijkertijd waarschuwde Fortuyn dat de Europese Unie niet genoeg 2 leefde onder de bevolking en dat dat problematisch kon zijn voor het voortbestaan van de Unie en dat desintegratie dreigde. VVD prominent Hans Wiegel noemde de uitspraak van Fortuyn vooruitziend en 3 4 Thierry Baudet van de beweging Forum voor Democratie sprak over ‘Geweldig toch? Op dat punt zijn we nu wat mij betreft aanbeland’ . Daarnaast kwam in de uitzending van Altijd Wat de Partij van de Vrijheid 5

voorbij van Geert Wilders, die zich wat Europa betreft als politieke erfgenaam van Fortuyn opstelt. Een onjuiste weergave van Fortuyns gedachtegoed over Europa volgens Matt Herben, oud-LPF politicus die beweerde dat Fortuyn niet tegen de EU was, zoals de PVV dat wel is. 6

Al deze uitspraken tonen aan dat Fortuyn, wat de opvattingen over Europa betreft, als hedendaags relevant te beschouwen valt. Echter, zoals Scholten voorafgaand aan het interview met Fortuyn aangaf, bevroeg hij Fortuyn op een onderwerp waar nog weinigen hem naar gevraagd hadden, namelijk zijn visie op Europa. Een rondgang langs de publicaties die over Fortuyn verschenen zijn toont aan dat de opvattingen 7 van Fortuyn ten opzichte van Europa een onderbelicht onderwerp zijn. Terwijl Fortuyn zelf Europa graag tot thema bij de verkiezingen van 2002 wilde, iets wat niet lukte omdat ‘het in zijn eentje niet lukt om er een verkiezingsthema van te maken’, aldus Fortuyn. Fortuyns interesse in Europa bleek eveneens uit zijn eigen 8 publicaties zoals Zielloos Europa. Tegen een Europa van technocraten, bureaucraten, subsidies en

onvermijdelijke fraude. Daarnaast blijkt dat Fortuyn al een visie op Europa had, ver voor zijn politieke

doorbraak in 2001-2002. Zo schreef hij in 1986 het volgende:

Auteur onbekend, ‘Fortuyn was voor uitbreiding EU’, NOS, https://nos.nl/artikel/649816-fortuyn-was-voor-1

eu-uitbreiding.html, geraadpleegd op 3 juni 2018. Uitzending Altijd Wat, NRCV 20-5-2014, 06:35-07:30. 2

Uitzending Altijd Wat, NCRV 20-05-2014, 12:30-13:16. 3 Ibidem, 13:36-4 Ibidem, 13:16-13:26. 5 Ibidem, 10:50-12:30. 6 Ibidem, 01:45-01:55. 7 Ibidem, 03:25-03:40. 8

(4)

‘Men kan de naar buiten tredende onenigheid in de organen van de EG over zaken als de landbouwpolitiek, de contributieverdeling, het vetorecht der lidstaten, de tariefpolitiek e.d. opvatten als een uiting van onmacht van deze federale mogendheid in wording, dan wel als moeilijkheden die nu eenmaal gepaard gaan met een zo ingrijpend proces als de economische en politieke eenwording van West-Europa. Op grond van het staatsvormingsproces in West-Europa gedurende de laatste vier eeuwen neig ik tot de laatste interpretatie. ’ - 9 Pim Fortuyn, 1986.

Zoals het citaat hierboven kenbaar maakt was Pim Fortuyn vrij mild over de problemen die gepaard gingen met een toenemende Europese integratie. Fortuyn ging er van uit dat deze problemen er nu eenmaal bij hoorden. Deze gematigde en pragmatische visie op de onenigheden die samen gingen met de Europese integratie werden gedaan in de jaren tachtig toen er nog in zekere mate een politieke consensus bestond over het thema Europa. Fortuyns visie op Europa veranderde gedurende de jaren negentig en de eerste jaren van de twintigste eeuw en met diens politieke revolte wist Fortuyn de politieke consensus omtrent Europa te doorbreken. Weliswaar was de Socialistische Partij vertegenwoordigd in het parlement in de jaren negentig 10 en was deze partij toentertijd kritisch op de Europese samenwerking. Deze partij was toen nog een relatief kleine partij gezien het beperkte zetelaantal na de verkiezingen in 1994 (2 zetels) en 1998 (5 zetels). De 11 verkiezingswinst voor de LPF van 26 zetels in 2002 liet zien dat de politieke consensus omtrent Europa doorbroken werd. 12

Dat Fortuyn werd gezien als diegene die binnen de Nederlandse politiek de consensus over Europa doorbrak en dat hij zich tussen 1986 en 2002 ontwikkelde van pragmaticus tot uitgesproken criticus van de 13 Europese Unie, zoals zijn boek Zielloos Europa laat zien, maken Fortuyn een interessante casus. Een casus die vragen oproept zoals: Hoe verliep dit proces waarbij Fortuyn zich eerst pragmatisch uitliet over de problemen die gepaard gingen met Europese integratie en eind jaren negentig juist zeer kritisch was op Europa? Hoe valt Fortuyn te plaatsen binnen het Nederlandse publieke debat omtrent het thema Europa? En hoe verhoudt Fortuyn zich tot Europa kritiek in andere Europese landen? Dit onderzoek gaat in op Fortuyns opvattingen over en visie op Europa. De vraag die hierbij centraal staat is als volgt geformuleerd: In welke mate was Fortuyns Europa kritiek als origineel en consistent te beschouwen?

Om deze vraag te kunnen beantwoorden is uitgezocht wat er al is geschreven over het gedachtegoed van Pim Fortuyn. Wat blijkt is dat daadwerkelijk diepgaande analyses van Fortuyns visie op Europa

ontbreken. Veelal is er geschreven over Fortuyn als persoon en politicus, zoals Clemens van Herwaarden deed met zijn publicatie Liefde voor een leider: Charisma en populisme in de politiek en NRC journalist Jutta Chorus die in samenwerking met Menno de Galan het werk In de ban van Fortuyn, een reconstructie van een

Pim Fortuyn, ‘Voor en tegen de markt’, in Pim Fortuyn ed., Voor of tegen de markt, (Deventer 1986) 25. 9

Wytze van der Woude ‘Nationale versterking van ‘Europa’’, in De Hofvijver, 23 april 2012, nr 14. 10

Paul Lucardie en Gerrit Voerman, Populisten in de polder, (Meppel 2012) 53, 56. 11

Paul Lucardie, ‘De erfenis van Fortuyn’, in De Hofvijver, 23 april 2012, nr 14. 12

Lucardie, ‘De erfenis van Fortuyn’. 13

(5)

politieke aardschok uitbracht. Daarnaast heeft Leonard Ornstein een biografie geschreven genaamd De jonge Fortuyn. Daarnaast zijn er publicaties verschenen die de aandacht vestigen op hetze die zou zijn gevoerd

tegen Fortuyn zoals René Marres poogt aan te tonen in Vermoord en verbannen, de aanvallen op Pim

Fortuyn en Ayaan Hirsi Ali en hun verdediging van de Westerse waarden. Al deze werken hebben gemeen

dat ze niet ingaan op Fortuyns visie op Europa. Het betreft zodoende een onderbelichte kant van Fortuyn, terwijl zoals eerder in deze inleiding te lezen was, Europa wel degelijk een belangrijk onderwerp vormde voor Fortuyn. Sarah de Lange heeft in een analyse gepoogd Fortuyn te plaatsen binnen de context van rechts-populistische politici in Europa, hierbij niet alleen kijkend naar het thema Europa, maar ook naar

onderwerpen als onderwijs en zorg. De Lange gaat hierbij niet voldoende in op de inhoud van de kritiek die 14 Fortuyn uitte.

Naast de publicaties die over Fortuyn zijn verschenen zijn er publicaties verschenen over euroscepsis in Europa en artikelen over euroscepsis in diverse landen. Paul Taggart en Aleks Szczerbiak brachten

meerdere bundels uit over euroscepsis in Europa zoals Opposing Europe? The comparative party politics of

euroscepticism. Gérard Grunberg en Susan Milner brachten ieder een artikel uit waarin de euroscepsis in

Frankrijk uiteenzetten. Franz Falland bracht een artikel uit waarin hij een overzicht gaf van de euroscepsis in de Oostenrijkse politiek van eind jaren tachtig tot aan 2002. In de bundel van Taggart en Szczerbiak

verscheen het gezamenlijk artikel van David Baker, Andrew Gamble, Nick Randall en David Seawright waarin ze ingingen op de Britse euroscepsis in het Britse partijsysteem. Daarnaast verscheen in 2017 een publicatie van Erika van Elsas genaamd Opposing a different Europe. The nature and origins of

Euroscepticism among left-wing and right-wing citizens.

In het eerste hoofdstuk zal een overzicht gegeven worden van euroscepsis in de landen Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk en Oostenrijk. Voor deze landen is gekozen omdat alledrie de landen een sterk in de politiek vertegenwoordigde euroscepsis kennen. Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk waren in de tijd dat Fortuyn over de Europese integratie schreef lid van de EU. Daarnaast heeft Frankrijk met Le Pen en De Gaulle een interessante eurosceptische traditie, net zoals dat geldt voor het Verenigd Koninkrijk met Thatcher en de Conservatieve partij die een eurosceptische vleugel kent. Oostenrijk met de FPÖ en Jörg Haider kende eveneens prominente eurosceptici. Hoewel Oostenrijk pas in 1995 lid werd van de EU, schreef Fortuyn geregeld over de relatie tussen de EU en Oostenrijk en is daarom eveneens een interessante casus. Gezien de omvang van deze scriptie is er gekozen voor slechts drie casussen om aldaar de ontwikkeling van de euroscepsis te analyseren gedurende de periode 1986-2002. Voor deze periode is gekozen omdat Fortuyn is deze periode over Europa schreef. Bij het onderzoek naar de euroscepsis in deze landen is zowel gebruik gemaakt van secundaire literatuur als primaire bronnen in de vorm van videofragmenten van speeches en documenten zoals partijprogramma’s.

Voor het onderzoek naar Fortuyns opvattingen over Europa is met name gebruik gemaakt van primaire bronnen gezien de schaarste aan inhoudelijke analyses over Fortuyns Europa kritiek. Deze bronnen omvatten een breed scala aan materiaal, waaronder columns die Fortuyn schreef in zijn periode als columnist bij het blad Elsevier. De periode dat Fortuyn daar columnist was betrof de jaren 1994 tot september 2001. Deze columns, waarin Fortuyn schreef over de actualiteiten en daarbij zowel nationale als internationale

Sarah de Lange, ‘Initiator of katalysator? De erfenis van Fortuyn in Europees perspectief’, in De 14

(6)

politiek besprak, zijn na het overlijden van Fortuyn gebundeld in A hell of a job. De verzamelde columns. Een regelmatig terugkerend thema in de columns in Elsevier is de visie van Fortuyn op Europa. Van de 382 columns die Fortuyn schreef voor Elsevier hadden er zeker 48 betrekking op de Europese samenwerking. 15 Op basis van deze aantallen kan geconcludeerd worden dat Europa en de Europese Unie belangrijke thema’s waren in de opiniestukken van Fortuyn. De columns in Elsevier waren niet de enige plaats waar zijn visie op de Europese samenwerking uiteengezet werd, er zijn ook werken geschreven die als boek of als bundel gepubliceerd werden. Zo was Fortuyn redacteur van de bundel Voor en tegen de markt, een werk uit 1986 een jaar waar Fortuyn nog lid was van de Partij van de Arbeid. Aan de bundel werkten enkele politieke kopstukken mee zoals PvdA leider Wim Kok, oud-premier Joop den Uyl en Jan Pronk. Niet alleen was Fortuyn de redacteur bij deze bundel, ook droeg hij bij door enkele artikelen te schrijven.

Een ander werk dat door Fortuyn geschreven was, is de publicatie Zielloos Europa. In dit in 1997 uitgebrachte werk bracht ging Fortuyn in op zijn visie op Europa, onder andere op wat er mis was met de Europese samenwerking, maar ook hoe deze samenwerking dan wél vorm moest krijgen. Naast het werk

Zielloos Europa is er het werk De puinhopen van acht jaar Paars. Laatstgenoemd werk was geschreven als

verkiezingsmanifest in 2002 als Fortuyns politieke campagne te lanceren. Hoewel Fortuyn hier met name inging op landelijke thema’s, zoals de zorg en het onderwijs, werd er in een hoofdstuk ook aandacht besteed aan de buitenlandse politiek en de Europese samenwerking. Daarnaast bestaan er niet alleen geschreven 16 werken van Fortuyn waarin hij zijn visie op de Europese samenwerking kenbaar maakte, er zijn ook

(uitgezonden) interviews bekend met Fortuyn. Een voorbeeld hiervan is het gesprek met Theo van Gogh over de Europese Unie. Deze primaire bronnen betreffen alle werken van Fortuyn of fragmenten waarin Fortuyn deelnam zoals aan een interview. In deze scriptie is daarnaast gebruik gemaakt van andere primaire bronnen zoals krantenartikelen om de standpunten van Fortuyn in de context van het maatschappelijke debat te kunnen plaatsen. Om archief-technische redenen en toegankelijkheid gaat het om de kranten van de website www.dekrantvantoen.nl en www.leiden.courant.nu. Bij deze laatste website zijn kranten in te zien van lokale Leidse kranten zoals Leidsch Dagblad en Leidsche Courant. Hoewel een regionale krant niet representatief lijkt voor het maatschappelijk debat gezien het verspreidingsgebied, zijn deze kranten echter wel onderdeel van een groter media concern met landelijke dekking en berichten deze kranten ook over maatschappelijke vraagstukken en nationaal en internationaal nieuws. Leidsch Dagblad is onderdeel van de Telegraaf Media Groep (TMG) met De Telegraaf als grootste krant van Nederland. Het digitaal archief van

www.dekrantenvantoen.nl geven toegang tot uitgebrachte artikelen van kranten uit het Noorden van het land, zoals Dagblad van het Noorden. Dagblad van het Noorden bericht net als Leidsch Dagblad naast over regionaal nieuws over landelijk en internationaal nieuws. De twee gebruikte digitale krantenarchieven www.leiden.courant.nu en dekrantenvantoen.nl bieden qua jaargangen een breder onderzoekskader dan het doorgaans gebruikte digitaal krantenarchief van Delegeer. Delphers archief reikt slechts tot 1995 en is daardoor te beperkt voor deze scriptie die zich richt op een periode van 1986 tot 2002. Het Leidse digitale krantenarchief reikt tot 2006 en het archief van de noordelijke kranten bied toegang tot artikelen die zelfs recentelijk zijn verschenen.

Albert de Booij, ‘Achteraf een woord vooraf’, in Pim Fortuyn, A hell of a job. De verzamelde columns 15

(Rotterdam 2002) 11.

Pim Fortuyn, De puinhopen van acht jaar Paars, (Rotterdam 2002) 177-182. 16

(7)

In het eerste hoofdstuk zal de volgende deelvraag centraal staan: Hoe luidde de kritiek op Europa van rechts conservatieve populistische eurosceptici in Europa gedurende de periode 1986-2002? In dit hoofdstuk zal er allereerst een bredere Europese context gegeven worden van kritiek op de Europese integratie in andere Europese landen. Gezien de veelzijdigheid aan Europese landen is er in deze scriptie gekozen voor drie Europese landen alwaar een eurosceptisch geluid verkondigd werd in de politiek. Allereerst Frankrijk, dat een traditie kende van Europa kritische politici, zowel Le Pen met zijn Front

National als politici die zich plaatsten in de gaullistische traditie van Europa kritiek. Vervolgens zal ingegaan worden op de Britse Europa kritiek. De Britten kenden van alle Europese samenlevingen misschien wel de sterkste algemeen vertegenwoordigde euroscepsis in de politiek. Vervolgens is de euroscepsis in Oostenrijk 17 beschreven. Een land waar begin eenentwintigste eeuw de eurosceptische FPÖ aan de macht kwam. Over alledrie de landen schreef Fortuyn geregeld in zijn columns en andere werken waardoor deze drie landen interessante casussen zijn voor de bestudering van het eurosceptische gedachtegoed, zeker ten opzichte van Fortuyns visie.

Het tweede hoofdstuk gaat in op de vraag in hoeverre was Fortuyns Europa kritiek gedurende de periode van 1986 tot 2002 aan verandering onderhevig? Dit hoofdstuk gaat in op de visie van Fortuyn op de Europese samenwerking en de rol die Nederland daarin zou moeten spelen. In dit hoofdstuk is de

interpretatie van de door Fortuyn geschreven columns, interviews en werken over Europa leidend. Daarnaast is in dit hoofdstuk gekeken hoe Fortuyn zich verhield ten opzichte van het maatschappelijk debat in

Nederland omtrent de Europese thema’s die Fortuyn besprak in zijn werken. Dit gebeurt om Fortuyns betogen over Europa in de context van het maatschappelijk debat te plaatsen.

In het derde en laatste hoofdstuk worden Fortuyns standpunten en visie op Europa geplaatst in de context van de Europese eurosceptici die in het eerste hoofdstuk besproken zijn. Er wordt gekeken in hoeverre Fortuyn een exponent was van gelijkluidende transnationale beweging gedurende de periode 1986-2002.

De verwachting is dat dit onderzoek kan aantonen hoe Fortuyns visie op Europa zich ontwikkelde gedurende de periode 1986-2002. De verwachting dat met mijn analyse van Fortuyns visie tegelijkertijd iets gezegd kan worden over de ontwikkeling die de euroscepsis meemaakt in Nederland. Daarnaast verwacht ik aan te kunnen tonen hoe Fortuyn valt in te plaatsen binnen de rechts-populistische eurosceptici in Europa.

David Baker, Andrew Gamble e.a., ‘Euroscepticism in the British party system: ‘a Source of fascination, 17

perplexity, and sometimes frustration’’, in Aleks Szczerbiak en Paul Taggert eds., Opposing Europe? The

(8)

1. Euroscepsis in Europa gedurende de lange jaren negentig

Fortuyn was niet de enige euroscepticus van Nederland en Nederland was niet het enige land in Europa alwaar zich een eurosceptisch geluid ontwikkelde gedurende de jaren negentig. Er waren diverse landen in Europa alwaar het pro-Europese politieke discours doorbroken werd door kritische geluiden. Doordat veel Europese landen een geheel eigen politieke ontwikkeling hebben doorgemaakt is het lastig om te spreken van een uniform rechts conservatief eurosceptisch geluid. Toch zijn er binnen het wetenschappelijk debat over euroscepsis enkele theorieën ontstaan waaraan je euroscepsis aan kunt meten. Een daarvan is de theorie van Jan Rovny; Zijn theorie gaat uit van een soft en hard Euroscepticism. Rovny veronderstelt dat euroscepsis 18 bij politici voor een deel bestond uit ideologische redenen, maar dat ideologische redenen soms ook de euroscepsis van politieke partijen verklaart. Door zowel de motivering van de euroscepsis van politici te vergelijken met hard and soft Euroscepsism ontstaat er een model waaraan euroscepsis vergeleken en verklaard kan worden. Hard Euroscepticism wordt als volgt gedefinieerd:

‘Hard Euroscpeticism is where there is a principled opposition to the EU and European integration and therefore can be seen in parties who think that their countries should withdraw from membership, or whose policies toward the EU are tantamount to being opposed to the whole project of European integration as it is currently conceived.’ 19

Naast de hard Euroscepticism is er soft Euroscepticism, dat als volgt wordt gedefinieerd:

‘Soft Euroscepticism is where there is not a principal objection to European integration or EU membership but where concerns on one ( or a number) of policy areas lead to the expression of qualified opposition to the EU, or where there is a sense that national interest is currently at odds with the EU’s trajectory.’ 20

Taggert en Szczerbiak suggereren dat doordat het dominante politieke discours omtrent de EU is dat er méér integratie dient plaats te vinden, politici en partijen die de status-quo voorstaan omtrent de Europese

integratie eveneens als gematigde eurosceptici te beschouwen zijn. Puur omdat deze politici tevreden zijn met de EU zoals deze is en hierdoor geen verdere integratie voorstaan worden ze gezien als sceptici. Deze aanvulling van Taggert en Szczebiak op de definitie van Rovny dient, zo benadrukken Taggert en Szczerbiak, beschouwd te worden als aanname en niet als feit. 21

Taggert benadrukt dat hard Euroscepticism gepaard kan gaan met de EU of ‘Europa’ als vijandbeeld. Dit vijandbeeld kan verschillen per politieke stroming of ideologie. Voor communisten is het vijandbeeld dat de EU een kapitalistisch project zou zijn, terwijl rechtse eurosceptici juist socialistische trekken kunnen zien

Paul Taggert en Aleks Szczerbiak, ‘Introduction: Opposing Europe? The politics of euroscepticism in 18

Europe’, In Paul Taggart en Aleks Sczcarbiak eds., Opposing Europe, The comparative party politics of

euroscepticism (Oxford 2008), 6.

Taggert en Szczerbiak, ‘Introduction: Opposing Europe?’ 7. 19

Ibidem, 8. 20

Ibidem, 8. 21

(9)

in het Europees project. Populisten zouden de Europese bureaucratie als vijandbeeld zien en nationalisten 22 identificeren de EU met het supranationale karakter waardoor de EU voor deze laatste groep problematisch kan zijn. Socialisten bekritiseren de EU daarentegen wel eens als neoliberaal project. Zo zijn er binnen de

hard Euroscepticism diverse substromingen waarneembaar die zich op basis van verschillende ideologische

gronden tot tegenstander van de EU opwerpen. Bij soft Euroscepticism kan de EU problematisch worden 23 wanneer het Europees beleid in gaat tegen (een deel van) de belangen van de betreffende politicus of partij. Het blokkeren van verdere Europese integratie is geen doel op zich bij de gematigde eurosceptici. 24

Hoewel de gradaties fel en gematigd eurosceptisch de euroscepsis in Europa helpt te onderscheiden is de euroscepsis ook nog verdeeld over ideologieën. In dit hoofdstuk zal vooral gekeken worden naar conservatieve, rechtse, nationalistische en neoliberale populistische eurosceptici, daar Fortuyn zelf enigszins tot deze categorieën behoort. Echter, door de grote contextuele verschillen tussen de verschillende Europese lidstaten wat betreft politieke samenstelling en cultuur is het moeilijk om te spreken van een echte Europese conservatieve rechts (populistische) eurosceptische beweging met enkel dezelfde standpunten en

beweegreden die de euroscepsis ingeven. Vanuit pragmatische redenen is er daarom gekeken naar de

Eurosceptische geluiden in enkele West-Europese landen die in de onderzochte periode onderdeel uitmaakten van het Europees integratieproject. Landen die behandeld worden in dit hoofdstuk zijn Frankrijk, het land dat net als Nederland in een referendum tegen de Europese grondwet stemde in 2005, het Verenigd Koninkrijk een land met een zeer kritische mainstream partij, de Conservatieven. Daarnaast komt Oostenrijk aan bod, hoewel het pas lid werd in 1995. Fortuyn schreef geregeld over Oostenrijk in zijn columns in de Elsevier en besprak daar de houding van de EU ten opzichte van de eurosceptische regering van Haider.

Franse Europakritiek:

Zo is er gekeken naar de ontwikkeling van het Europadebat in de Franse politiek en samenleving. Hierbij valt op te merken dat zich, voorafgaand aan het referendum over het Verdrag van Maastricht in 1992, een opvallend pro-Europees discours ontwikkelde. De voormalige president Charles de Gaulle toonde nog een zekere terughoudendheid bij een sterk supranationaal Europa. Na De Gaulle kwamen er diverse

presidenten zoals George Pompidou, Valéry Giscard d’Estaing, François Mitterrand en Jacques Chirac (voor het referendum oppositieleider) die allen een belangrijke bijdrage leverden aan het Europese

integratieproject. Deze presidenten waren van verschillende politieke partijen afkomstig en alhoewel er binnen deze partijen wel enkele tegenstanders waren van Europese integratie was over het algemeen Europa geen onderdeel van het nationale politieke debat. 25

In 1992 werd het referendum gehouden over het Verdrag van Maastricht. Het referendum leidde er toe dat er een maatschappelijk en politiek debat ontstond in welke mate Europese integratie wenselijk was.

Paul Taggart en Aleks Sczcarbiak, ‘Introduction: Opposing Europe?’ 8. 22

Taggart en Szczerbiak, ‘Introduction: Opposing Europe?’ 8. 23

Ibidem, 8. 24

Gérard Grunberg, ‘Euroscepticism in France 1992-2002’, in Paul Taggart en Aleks Sczcarbiak eds., 25

(10)

Door het ontstane debat erodeerde de steun onder de Franse bevolking voor de EU snel. Waar Frankrijk gedurende de jaren zeventig nog bekend stond om haar pro Europese bevolking en elite, begon het Euroscepticisme een breder draagvlak te krijgen onder de bevolking. uit het artikel ‘Europscepticism in France and changing state-society relations’ van Susan Milner, waarin ze Gérard Grunberg aanhaalt, blijkt dat Frankrijk zich midden jaren negentig onderscheidde van andere Europese samenlevingen omdat de euroscepsis breder werd gedragen dan in de buurlanden, met als uitzondering het Verenigd Koninkrijk. Het 26 breder gedragen draagvlak voor euroscepsis zou zich hebben geuit in de hoge percentages van de bevolking die geloofden dat Frankrijk niet zou hebben geprofiteerd van het lidmaatschap van de Europese Unie en dat de EU daarvoor verantwoordelijk was. Daarnaast wonnen in Frankrijk partijen die een Eurosceptische boodschap verkondigden zowel absoluut en relatief gezien meer stemmen bij de Europese

Parlementsverkiezingen vergeleken met andere Europese landen. Hoewel cijfers suggereren dat de Franse 27 steun voor de EU in 1996 weer toenam omdat de steun onder Franse bevolking het EU gemiddelde naderde, is dit echter een misverstand. Het Europese draagvlak voor de Europese Unie nam juist af doordat in 1995 traditioneel eurosceptische landen, namelijk Zweden, Finland en Oostenrijk, toetraden tot de gemeenschap aldus Milner. 28

Dat de Franse kiezer Europa-kritischer werd gedurende de jaren negentig stond niet op zichzelf. De Europese Unie werd sterk uitgebreid door de Verdragen van Maastricht en Amsterdam. Dat de Franse regering rond deze verdragen een beleid voorstond dat neigde naar verdere Europese integratie suggereerde volgens Milner dat de elite, het zogeheten establishment, zijn voeling met de kiezer was kwijtgeraakt. 29 Fortuyn maakte herhaaldelijk een gelijksoortige bewering dat de regeringen en de EU voortgingen met verdere Europese integratie maar dat de draagkracht daarvoor ontbrak bij de Europese kiezer. Zowel Fortuyn als Milner suggereerden, wat betreft verdere Europese integratie, een toenemende verwijdering tussen de elite en de kiezer. Gelijktijdig met de toenemende euroscepsis in Frankrijk, werd juist de Parti Socialiste 30 pro-Europeser, mede door de deelname van de partij aan de regering in het laatste deel van de jaren negentig. Binnen de partij waren voorheen sterke eurosceptische standpunten aanwezig. Doordat met de Parti

Socialiste, vrijwel de gehele linker-vleugel van de Franse politiek een pro Europees geluid verkondigde werd de euroscepsis als politiek geluid vanaf eind jaren negentig iets wat alleen bij uiterst links, de Franse

communistische partij bij (uiterst) rechtse en conservatieve partijen werd verkondigd als mainstream

geluid. Binnen de Oostenrijkse politiek zou een gelijksoortige tendens hebben plaatsgevonden waarover in 31 de volgende paragraaf op ingegaan zal worden.

Doordat de gevestigde partijen in de jaren negentig een verdere Europese integratie voorstonden zagen tegenstanders van verdere integratie de noodzaak in om een eigen partij op te richten tegen verdere

Susan Milner, ‘Euroscepticism in France and changing state-society relations’, in Journal of European 26

integration 35.

Milner, ’Euroscepticism in France and changing state-society relations’ 35-36. 27

Ibidem 37. 28

Ibidem, 37. 29

Pim Fortuyn, ‘Herstel de democratie 21 oktober 2000’ in A hell of a job. De verzamelde columns 30

(Rotterdam 2002) 689-690.

Milner,’Euroscepticism in France and changing state-society relations’ 44. 31

(11)

integratie. In 1992 werd de partij Mouvement Pour la France opgericht. De oprichters en veel van de leden plaatsten zich in de gaullistische traditie. De partij nam afstand van het Europees federalisme dat het 32 Verdrag van Maastricht voorstond. Daarnaast was Mouvement Pour la France een tegenstander van de invoering van de Euro en de daarbij behorende oprichting van de Europese Monetaire Unie. De partij 33 vreesde dat de Franse soevereiniteit te ernstig zou worden aangetast door deze vorm van vergaande Europese integratie. De Mouvement Pour la France zag meer heil in een Europees samenwerkingsverband van

soevereine naties, zoals de voormalige Franse president Charles de Gaulle in de jaren zestig poogde te bewerkstelligen en daarbij de uitbreiding van de Europese integratie geregeld blokkeerde wanneer dit ten koste dreigde te gaan van de Franse nationale identiteit. Over de visie van de MPF op de Europese 34 samenwerking staat in het document met de partijbeginselen het volgende: ‘Face aux élites mondialisées, le Mouvement Pour la France souhaite promouvoir les nations comme gage de stabilité mondiale et donc de paix entre les hommes. C’est pourquoi le Mouvement Pour la France propose une nouvelle Europe, une Europe des parties et des peuples.’ Het behouden en beschermen van de natiestaat zou in de visie van MPF 35 de manier zijn om de wereldwijde stabiliteit te behouden en daarmee de vrede bewaren in een Europa van naties en volken. Met deze visie insinueert MPF dat een federaal Europa dat de natiestaat ondermijnt een gevaar is voor de wereldwijde stabiliteit en voor het behoud van de vrede in Europa.

Een andere partij die zich poogde te plaatsen in de gaullistische traditie was de in 1999 opgerichte Rassemblement pour la France et l'Indépendance de l’Europe, ook wel bekend als RPF. Net als de in 1992 opgerichte MPF verzette deze partij zich tegen de invoering van de euro en het Europees federalisme. 36 Naast de RPF werd ook de Europa kritische Chasse Pêche Traditions CPNT (jagen, vissen en tradities) opgericht in deze periode. Hoewel de partij kritisch was op de Europese Unie, sloot ze verdere Europese integratie niet uit. De partij hanteerde de visie dat de Europese samenwerking in dienst moest staan van de burgers van Europa. De burger stond bij de Europese samenwerking volgens CPNT niet centraal. Wanneer er verdere Europese integratie zou plaatsvinden zou dit er vooral toe moeten leiden dat de EU meer ten dienste kwam te staan van de Europese bevolking. CPNT is dus niet te beschouwen als fel eurosceptische partij omdat zij verdere Europese integratie niet afwees, aan de hand van de theorie van Taggart en Sczerbiak is zij echter wel te beschouwen als gematigd eurosceptische partij omdat de partij kritisch keek naar de toenmalige vorm van Europese samenwerking. Dit is een visie op Europa die zekere raakvlakken toont met Fortuyn, 37 waarover in hoofdstukken 2 en 3 dieper op ingegaan zal worden.

De hierboven genoemde partijen waren niet de enige eurosceptische partijen in Frankrijk, Het (extreem) rechtse Front National Jean Marie le Pen was eveneens eurosceptisch. Deze partij trok met name kiezers die zich geen Europeaan voelden, maar bovenal Frans. Bij het Front National leefde het gevoel dat de

Gérard Grunberg, ‘Opposing Europe: Euroscepticism in France, 1992-2002’, 44. 32

Ibidem 45. 33

Susan Milner, 46-47. 34

Auteur onbekend, ’La charte du MPF’, Mouvement Pour la France, http://www.pourlafrance.fr/wp-35

content/uploads/2014/07/charte.pdf, geraadpleegd op 30 mei 2018.

Grunberg, ‘Opposing Europe: Euroscepticism in France, 1992-2002’, 45. 36

Ibidem, 46. 37

(12)

Fransen te veel betaalden aan de Europese Unie en dat andere landen profiteerden van de Franse afdracht. 38 Het sentiment dat het eigen land meer betaalde dan dat het ontving van de EU en dat de contributie daarom omlaag moest was een sentiment dat de Front National leden deelden met Fortuyn, maar ook met de Britse en Oostenrijkse eurosceptici. Waarover verderop in dit hoofdstuk verder op ingegaan zal worden. Verder blijkt uit een onderzoek uit 2002 dat de meerderheid van de Front National stemmers de EU als een organisatie ziet die slecht is voor Frankrijk en dat zelfs 71 procent van de stemmers ofwel neutraal, ofwel opgelucht is wanneer de Europese Unie wordt opgeheven. Deze cijfers suggereren dat het overgrote deel 39 van de Front National stemmers niet positief stond tegenover het lidmaatschap van de Europese Unie. Stemmers van van Front National stemden vooral op deze partij omdat de partij zich keerde tegen immigratie, van misdaadbestrijding een speerpunt maakte en opkwam voor het behoud van de Franse soevereiniteit. 40

Gedurende de jaren negentig vond er een binnen het Franse politieke spectrum een verandering plaats. Niet alleen werd Europa-kritiek meer en meer een fenomeen voor (nieuwe) rechtse partijen. Parallel aan deze verandering van politieke kleur veranderde ook de inhoudelijke kritiek op Europa. Waar partijen als Parti Socialiste met name kritiek hadden op het kapitalistische karakter van de Europese samenwerking, kwam naar mate de jaren negentig vorderden een andere vorm van kritiek op de Europese samenwerking naar voren, namelijk het verlies van de nationale soevereiniteit. Hoewel nieuwe partijen als MPLF en CPNT geen verdere Europese integratie wilden, zoals de invoering van de Euro en het Verdrag van Maastricht wel voorstonden, waren deze partijen niet te beschouwen als hard eurosceptic maar als soft-eurosceptic. omdat ze Europese samenwerking niet afwezen. Het Front National ontwikkelde zich gedurende de lange jaren negentig van een pro-Europese tot een fel eurosceptische partij die de Europese Unie zelfs wilde verlaten. 41 Maar Frankrijk was niet het enige land dat gedurende de jaren negentig een toenemende euroscepsis

meemaakte. Ook het Verenigd Koninkrijk kende euroscepsis zoals de volgende paragraaf laat zien. Conservatief euroscepticisme in het Verenigd Koninkrijk

Groot-Brittannië is misschien wel het land waar de euroscepsis het sterkst vertegenwoordigd is binnen de politiek en het establishment. De Britse traditie van de euroscepsis gaat even ver terug als het Europees integratie proces zelf. Volgens specialisten betreffende de euroscepsis in de Britse politiek, zoals David Baker en Andrew Gamble zou de eurosceptische traditie in Groot-Brittannië te verdelen zijn in vier fases. De eerste fase begint na de Tweede Wereldoorlog en gaat tot 1972, in dat laatstgenoemde jaar zou de tweede periode beginnen waarbij er een sterker pro-Europees geluid verkondigd werd. Hoewel deze periode slechts enkele jaren duurde, tot 1975, trad het Verenigd Koninkrijk in 1973 toch toe tot de Europese Economische Gemeenschap. In 1975 werd er een referendum gehouden over de heronderhandelingen over de Britse toetreding. Na het referendum begon de derde fase waarbij euroscepsis met name latent aanwezig was in de politiek. Deze fase duurde tot eind jaren tachtig. Hierop volgde de vierde fase die volgens Baker en Gamble

Grunberg, ‘Opposing Europe: Euroscepticism in France, 1992-2002’ 38

Ibidem, 71. 39

Ibidem, 49-50. 40

James Shields, The extreme right in France. From Pétain to Le Pen, (Routledge 2007) pp. 272, 282. 41

(13)

tot het heden zou duren. Het Artikel van Baker en Gamble was gepubliceerd in 2008. Gezien het zogeheten 42 Brexit referendum van 2016 zou het mogelijk zijn dat de twee auteurs nu zullen beweren dat er inmiddels een nieuwe fase is aangebroken binnen het Britse Euroscepticisme. Daar zal echter niet verder op worden ingegaan in deze paragraaf, de fase die verder wordt uitgelicht in deze paragraaf is de vierde fase van de conservatieve euroscepsis tot omstreeks begin eenentwintigste eeuw.

Het contrast tussen de derde en de vierde fase blijkt uit de stemming over the Single European Act in 1986. Van de parlementariërs stemden slechts tien conservatieven tegen de ratificatie van het verdrag. 43 Gedurende het hierop volgende decennium werd de Conservatieve Partij steeds eurosceptischer. Dermate eurosceptisch dat het één van de belangrijkste componenten werd van de identiteit van de partij aldus David Baker. Er werden allerlei initiatieven ontplooid waaronder de oprichting van de Groep van Brugge (The

Bruges Group) in februari 1989. De groep bestond uit conservatieve intellectuelen die de toenmalige Britse

premier Margaret Thatcher steunden in haar Europa kritische opvattingen. Deze, door Thatcher opgerichte, 44 organisatie formuleert op de eigen website de eigen opvattingen en doelstellingen.

‘The Bruges Group is a think-tank which holds meetings and produces research on issues relating to Britain’s membership of the European Union. Our Founder President was the Rt Hon. the Baroness Margaret

Thatcher. Through its work the Bruges Group spearheads the intellectual battle against European integration, EU federalism, centralization and enlargement. The Bruges Group promotes the positive alternatives to membership of the European Union and the need to restore British sovereignty and democracy. The Bruges Group campaigned for Brexit, advocating that Britain should vote to leave the European Union in the EU referendum.’ 45

Hoewel een deel van de doelstellingen zoals de passage over de het Britse referendum ter uittreding van de EU, ook wel bekend als ‘Brexit', actueel zijn, geeft het citaat goed weer wat de doelstellingen zijn van de organisatie. De organisatie heeft deels soft Eurosceptic standpunten en uiteindelijk, met het actuele Brexit, zelfs standpunten die Taggart als hard Eurosceptic zou omschrijven. De in dit citaat hierboven genoemde bezwaren tegen de Europese Unie waren niet de enige bezwaren die Thatcher had. Ze stelde ook dat het Verenigd Koninkrijk netto meer betaalde aan ‘Brussel’ dan dat het land terugkreeg. Het Verenigd Koninkrijk was een netto betaler en Thatcher wilde dat aanpassen zodat het verschil tussen afdragen en ontvangen

David Baker, Andrew Gamble e.a., ‘Euroscepticism in the British party system: ‘a Source of fascination, 42

perplexity, and sometimes frustration’’, in Aleks Szczerbiak en Paul Taggert eds., Opposing Europe? The

comparative party politicus of Euroscepticism, (New York 2008)94.

Baker en Gamble, ‘Euroscepticism in the Britisch party system’ 98. 43

Baker en Gamble, ‘Euroscepticism in the Britisch party system’ 98. 44

‘The Bruges Group’, The Bruges Group, http://www.brugesgroup.com/#, geraadpleegd op 27 mei 2018. 45

(14)

kleiner werd. De manier waarop ze vroeg om een groot deel van het Britse geld terug te krijgen maakte 46 indruk op Fortuyn. Hij nam in latere jaren een eenzelfde standpunt in als Thatcher op dit onderwerp. 47 48

The Bruges Group was niet de enige eurosceptische beweging binnen de conservatieve partij. Een andere beweging die binnen de partij aantoonde dat er gedurende de jaren negentig een eurosceptische tendens ontstond was de groep Conservatives Against a Federal Europe. Feitelijk was de groep een heroprichting van de voormalige Conservatives Against the Treaty of Rome. 49

Andere groepen die ontstonden met Conservatives against a Federal Europe zijn: No Turning Back Group, the 92 Group en Conservative Way Forward. 50

De Conservatieve Partij was onder John Major nog enigszins pro-Europees, al was er onder zijn leiderschap sprake van een toenemende euroscepsis. Rond de ratificatie van het Verdrag van Maastricht brak er een binnen de partij een ‘guerrillaoorlog’ uit van conservatieven die de bepalingen in het verdrag te vergaand vonden. Hoewel de campagne van de eurosceptici niet kon voorkomen dat het Verdrag van 51 Maastricht werd geratificeerd, leidde de campagne tegen het verdrag er wel toe dat de eurosceptische fractie binnen de Conservatieve Partij zich organiseerde. 52

Onder de opvolger van Major, William Hague veranderde de aanwezige eurosceptici in een breed gedragen euroscepsis. Dit kwam tot uiting na de verkiezingen van 1997. Een politiek gevoelig onderwerp 53 was de invoering van de Euro. Onder Major was het beleid dat de Tories voor stonden nog eerst

onderhandelen en daarna beslissen. In 1997 was dat veranderd in tegenstand tegen de euro. In 1999 pleitte 54 de Britse conservatieve fractie in het Europees Parlement voor de mogelijkheid tot een op-out op iedere beleidsterrein dat verder zou gaan dan de gezamenlijke Europese markt. Ieder land zou zelf moeten bepalen of ze deel wilden nemen aan een Europees project zoals de invoering van de euro of het afschaffen van de onderlinge grenscontroles (Schengenzone). In 2001 bepleitte de partij, toentertijd tot de oppositie behorend, 55 het heronderhandelen van het Verdrag van Nice. Deze eurosceptische geluiden werden verder benadrukt door de in 2001 tot partijleider gekozen Ian Duncan Smith. Laatstgenoemde was dermate eurosceptisch dat het reden was voor The Conservatives Against a Federal Europe om zich op te heffen. Deze organisatie had afdoende vertrouwen in de eurosceptische houding van de partijleiding dat de noodzaak verviel om zelf als eurosceptische fractie binnen de Conservatieve Partij te blijven bestaan. 56

’History: Did the Iron Lady crush UK euro-enthusiasm?’, youtube, https://www.youtube.com/watch? 46

v=WofJDQoxFgU, geraadpleegd op 20 juni 2018, 01:25-01:40. Uitzending Altijd Wat, NCRV 20-05-2014, 05:20-05:31. 47

Uitzending Altijd Wat, NCRV 20-05-2014, 04:30-05:31. 48

Baker en Gamble, ‘Euroscepticism in the Britisch party system’, 98. 49

Baker en Gamble, ‘Euroscepticism in the Britisch party system’, 98. 50 Ibidem, 98. 51 Ibidem, 98. 52 Ibidem, 98-99. 53 Ibidem, 99. 54 Ibidem, 99. 55 Ibidem, 99. 56

(15)

Hoewel de Conservatieve Partij in de jaren negentig en beging eenentwintigste eeuw steeds

eurosceptischer werd op verschillende terreinen van Europese integratie, was de partij een groot voorstander van de uitbreiding van de Europese Unie met de voormalige communistische landen in Midden- en Oost-Europa. Dit was een thema dat zowel pro-Europese als de eurosceptische conservatieven wist te verenigen. 57 Het idee was dat de EU zo groot zou worden dat een politieke unie organisatorisch niet meer mogelijk was. De conservatieven streefden zo een grotere unie na terwijl er gelijktijdig de verdere integratie bemoeilijkt werd. De Frans-Duitse ambities om de unie verder te integreren zouden zo worden gedwarsboomd en de EU zou zwakkere instituties hebben was de gedachte van de conservatieven. Er waren echter meerdere redenen 58 waarom de conservatieven voor een oostwaartse expansie van de EU waren. toenmalig conservatief

europarlementariër Roger Helmer motiveerde het standpunt van de Conservatieve Partij als volgt:

"Tory policy on enlargement is clear. We are in favour of it, for three reasons. First, we owe a moral debt to the countries of central and eastern Europe, which were allowed to fall under the pall of communism after the second world war. Second, by entrenching democracy and the rule of law in eastern Europe, we ensure

stability and security for the future. Third, an extra hundred million people in our single market may be a short-term liability, but long term will contribute to growth and prosperity." 59

De oostwaartse uitbreiding in 2004 had echter een grootschalige migratie teweeggebracht van

arbeidskrachten naar het Verenigd Koninkrijk. Hierdoor hebben eurosceptici de strategie van uitbreiding inmiddels losgelaten. Een herziening van standpunt die mede door de opkomst van een andere Britse eurosceptische partij, Ukip, tot stand kwam. 60

Ukip is in 1993 opgericht tegen het verdrag van Maastricht. Kwam voort uit Anti-Federalist League, eveneens opgericht tegen Maastricht en komt uit 1991. UKIP valt onder fel Euroscepticisme aldus Baker. Wil dat Groot Brittanië zich terug trekt uit de Europese Unie. Daarnaast fel tegenstander van de invoering 61 van de Euro en beschrijft de EU als ‘centralized, bureaucratic, unaccountable, and corrupt, eroding our independence and imposing by dictat policies that we would never vote for in an election’. Hoewel het 62 Verenigd Koninkrijk geen grondwet heeft, veroordeelde UKIP het voorstel dat de Britse grondwet zou worden vervangen door ‘rigide’ Europese wetgeving. Mochten Europese regels worden ingevoerd in de 63 Britse wetgeving, dan zou dat de Britse parlementaire soevereiniteit ondermijnen en het land balkaniseren in regio’s die direct onder Brussel zouden vallen in plaats van Londen. Verder had de partij bezwaar tegen het

Toby Helm, ‘How the Tory right turned against EU enlargement’, The Guardian, https:// 57

www.theguardian.com/world/2013/dec/21/tories-conservatives-eu-enlargement-bulgaria, geraadpleegd op 16 juni 2018.

Toby Helm, ‘How the Tory right turned against EU enlargement’, The Guardian, https:// 58

www.theguardian.com/world/2013/dec/21/tories-conservatives-eu-enlargement-bulgaria, geraadpleegd op 16 juni 2018.

Toby Helm, ‘How the Tory right turned against EU enlargement’, geraadpleegd op 16 juni 2018. 59

Ibidem, geraadpleegd op 16 juni 2018. 60

Baker en Gamble, ‘Euroscepticism in the Britisch party system’, 102-103. 61

Ibidem, 103. 62

Ibidem, 103. 63

(16)

gemeenschappelijke visserijbeleid en het gemeenschappelijke landbouwbeleid van de Europese Unie. Dit beleid zou ‘onlogisch’ zijn en de belangrijke ‘Britse natuurlijke rijkdommen verkwisten’. De Europese 64 organisatie Europol zou symbool staan voor ‘de totalitaire richting die de EU opgaat’. 65

Naast de Engelse en Franse euroscepsis is in dit hoofdstuk ook de Oostenrijkse euroscepsis in kaart gebracht. In de volgende paragraaf zal Oostenrijk aanbod komen.

Euroscepsis in Oostenrijk

Hoewel de euroscepsis in Oostenrijk zich rond 2000 vooral bij de regerende rechts-populistische

vrijheidspartij (FPÖ) manifesteerde, was dit in de jaren tachtig en in zekere mate ook in de jaren negentig anders. Van oudsher was de sociaal-democratische SPÖ de eurosceptische beweging in de Oostenrijkse politiek, hierin werden de sociaal-democraten gesteund door de Groenen. Gedurende de jaren tachtig vond er echter een transitie plaats binnen het linker en progressieve spectrum van de politiek. Oostenrijk kampte in de jaren tachtig met een crisis binnen de staats bedrijven waardoor de sociaal-democraten zich zagen genoodzaakt te erkennen dat toenadering tot de Europese gemeenschap een oplossing kon bieden voor de economische problemen die Oostenrijk kende. Het volhouden van een eurosceptische houding werd voor de sociaal-democraten nog eens bemoeilijkt doordat oud bankier Franz Vranitzky werd verkozen als voorzitter van de SPÖ. De SPÖ liet haar van oudsher eurosceptische houding los, en werd voorstander van Europese integratie. De SPÖ sloot zich hierdoor aan bij de voorstanders van Europese integratie de 66

christendemocraten (ÖVP) en de FPÖ. Opmerkelijk genoeg was de FPÖ een pro-Europese partij gedurende de jaren tachtig. Na het Oostenrijkse toetredingsreferendum tot de EU in 1994 zouden ook de Groenen verschuiven van eurosceptisch naar pro-Europees. Hiermee voltrok zich in de politiek een proces waarbij 67 de linkerflank van het politieke spectrum veranderde van Eurosceptisch naar pro-Europees. De rechter flank van de Oostenrijkse politiek was gedurende de jaren tachtig zeer pro-Europees. De FPÖ en de ÖVP waren 68 met name voorstander van de in de jaren tachtig opgerichte interne markt van de EEG, waarin deze partijen mogelijkheden zagen om de Oostenrijkse economie verder te doen ontwikkelen en groeien. 69

De pro-Europese houding van de FPÖ werd ook eind jaren tachtig voortgezet. In 1989 gaf het Oostenrijkse parlement de regering een mandaat om tot toetreding tot de Europese Gemeenschap te verzoeken. Een parlementaire meerderheid van 175 tegen 7 stemde voor dit mandaat, alleen de Groenen stemden tegen. Zodoende was eind jaren tachtig binnen de Oostenrijkse politiek een eurosceptisch geluid 70 bij de conservatieve en rechter vleugel (nog) niet vertegenwoordigd in het nationale parlement.

Baker en Gamble, ‘Euroscepticism in the Britisch party system’, 103. 64

Ibidem, 103. 65

Franz Fallend, ‘Euroscepticism in Austrian political parties: Ideologically rooted or strategically 66

motivated?’, in Aleks Szczerbiak en Paul Taggert eds., Opposing Europe? The comparative party politicus of

Euroscepticism, (New York 2008) 208-209.

Franz Fallend, ‘Euroscepticism in Austrian politial parties’, 209-210. 67 Ibidem, 205. 68 Ibidem. 205. 69 Ibidem, 205. 70

(17)

Opmerkelijk is dat de in 1986 verkozen leider van de FPÖ Jörg Haider, die zich in latere jaren zou ontwikkelen tot euroscepticus, de pro-Europese partijlijn continueerde. Pas vanaf 1991-1992 begon er een verandering zichtbaar te worden in het Europa standpunt van de FPÖ. Haider gebruikte vanaf deze periode Europa als thema om de regerende coalitie onder druk te zetten. De FPÖ was nog wel bereid om toetreding tot de EU te steunen, maar wilde dat alleen doen wanneer de regering zich ‘goed gedroeg’ naar het inzicht van de FPÖ. 71

Volgens Fallend moet deze heroriëntatie ten opzichte van de EU niet worden verklaard vanuit ideologische redenen, maar vooral vanuit strategische redenen verklaard worden. Haider was in 1991 ook fractievoorzitter geworden van de FPÖ in het Oostenrijks parlement. Als oppositieleider dacht hij na over de nationale politieke thema's die speelden in deze periode en het Europees integratieproces was begin jaren negentig een van de grote thema’s die speelden. Doordat vrijwel alle politieke partijen pro-Europees waren was er een electorale winst te behalen door Europa kritische standpunten te verkondingen. De FPÖ poogde 72 zijn nieuwe Europa kritische koers te legitimeren met het argument dat ze niet tegen Europese integratie was of tegen Europese samenwerking in zijn geheel, maar slechts tegen het Europa dat is ontstaan door het Verdrag van Maastricht van 1993. Haider liet zijn fractiegenoten in het parlement dan ook tegen EU 73 lidmaatschap stemmen en in de aanloop naar het Oostenrijkse referendum over toetreding tot de EU begon de FPÖ een felle campagne tegen Europa. Europa zou een grenzeloze en ongelimiteerde criminaliteit met zich mee brengen en Oostenrijk zou door toetreding tot de EU verworden tot een doorgangsland voor handel tussen Noord en Zuid-Europa en daarmee een ‘doorgangshel’ worden. Daarnaast zou de EU voorstander 74 zijn voor stemrecht voor ‘buitenlanders’ en benadrukte de Vrijheidspartij de hoge werkloosheid die

Oostenrijk kende. Het vrij verkeer van personen zou dat niet gaan verhelpen zo was de gedachte. Overigens 75 deed Haider ook uitspraken die door Fallend als niet geloofwaardig worden betiteld, zoals de bewering dat er luizen zouden zitten in Spaanse yoghurt. 76

Na toetreding tot de EU werd de houding van de Vrijheidspartij ten opzichte van de EU nog negatiever. Het partijprogramma uit 1997 had enkele opmerkelijke titels zoals ‘Austria first’. Daarnaast kwamen er passages in voor waar de visie op Europa werden beschreven.

The term ‘Europe’ cannot be reduced to a mere geographic concept nor to the supranational organization of the European Union…..Europe’s wealth lies in its diversity of peoples and ethnic groups. The Christian, western community of values assigns the freedom of the individual and the freedom of the peoples a particularly high position (higher than that of other cultures). 77

Fallend, ‘Euroscepticism in Austrian politial parties’, 210. 71 Ibidem,210-211. 72 Ibidem, 211. 73 Ibidem, 211. 74 Ibidem, 211. 75 Ibidem, 211. 76 Ibidem, 211. 77

(18)

Die EU zou zich niet in de richting van een federatie moeten bewegen maar moeten herordenen naar een confederatie was de gedachte eind jaren negentig. Een Europa van naties, net zoals de Gaullisten in Frankrijk voorstaan. De kritischer houding van de FPÖ na de toetreding tot de Europese Unie valt samen met het einde van de intensieve pro-Europa campagne die de Oostenrijkse politiek gevoerd had. Pro-Europese geluiden werden minder gestimuleerd door de overheid, die zijn doel immers bereikt had, namelijk het winnen van een referendum over toetreding en het toetreden tot de Unie zelf. Hierdoor ondervond de partij van Haider mogelijk minder weerstand in het publieke debat om eurosceptische geluiden te verwoorden doordat de pro-Europese geluiden van de overheid verstomden in de tweede helft van de jaren negentig. 78

Dat de Vrijheidspartij steeds sceptischer werd naar mate de tijd verstreek blijkt ook uit cijfers uit een opiniepol die gehouden werd onder de parlementsleden van deze partij. In 1998 verklaarde dertig procent van de FPÖ parlementsleden geen enkel vertrouwen te hebben dat de besluiten die de EU nam goed waren voor de belangen van Oostenrijk. De overige zeventig procent had slechts zeer weinig vertrouwen in de besluitvorming van de EU. De FPÖ voerde in deze periode dan ook campagne dat de Europese Unie tegen 79 de belangen van Oostenrijk inging en dat de andere Oostenrijkse partijen niet opkwamen voor de

Oostenrijkse belangen. Alleen de partij van Haider zou de Oostenrijkse belangen kunnen beschermen. Een visie die gesteund werd door een omvangrijke groep Oostenrijkse kiezers. De FPÖ wist de verkiezingen te winnen en in 2000 toe te treden tot de regering. Bij de EU ontstond een zeker onbehagen dat deze

eurosceptische en behoorlijke rechtse partij deel uit zou maken van een nationale regering en stelde daarop sancties in tegen Oostenrijk, waaronder het verminderen van de diplomatieke aanwezigheid in Wenen. 80 Haider poogde als reactie op de Europese sancties een nationale coalitie te vormen, bestaande uit de groenen, de Vrijheidspartij, de christendemocraten en de sociaaldemocraten. De Europese Unie zou ondemocratisch zijn en de interventie van de EU werd door Haider beschouwd als buitenlandse inmenging in de Oostenrijkse politiek. Hiermee werd gepoogd de nationalistische gevoelens in de Oostenrijkse samenleving te versterken 81 en Oostenrijk af te zetten tegen de EU. Hoewel de brede nationale coalitie er niet kwam en ondanks de sancties van de EU, nam de vrijheidspartij een minder Europa kritisch standpunt in om acceptabel te zijn als coalitie partner van de christendemocratische ÖVP. Overigens waren niet alleen de Oostenrijkers 82

verontwaardigd over het optreden van de EU tegen de Oostenrijkse regering, ook Fortuyn sprak zich uit tegen deze sancties. 83

Een van de onderwerpen waarbij de eurosceptische partij zich door de coalitie deelname minder kritisch over uit liet was de uitbreiding van de Europese Unie met de Midden- en Oost-Europese landen die uiteindelijk in 2004 zouden toetreden. De partij verklaarde zich onomwonden in te zetten voor uitbreiding

Paul Schmidt, ‘Austrian Eurosceptiscm has grown markedly, but voters still show little support for leaving 78

the EU’, LSE European institute, http://blogs.lse.ac.uk/europpblog/2016/10/24/austria-euroscepticism/, geraadpleegd op 28 april 2018.

Franz Falland, ‘Euroscepticism in Austrian politial parties’, 212. 79 Ibidem, 212. 80 Ibidem, 212. 81 Ibidem, 212. 82

Pim Fortuyn, ‘Leve de soevereiniteit 12 februari 2000’ A hell of a job, (Rotterdam 2002) 619. 83

(19)

van de EU. Echter, na nederlagen in lokale verkiezingen viel de partij weer terug in een ‘soft’ 84

Eurosceptische houding. Het nam een assertievere houding aan wat betrof de eisen die gesteld werden aan de kandidaatlidstaten. Zo eiste de partij van Haider dat de kerncentrale in het Tsjechische Temelin, nabij de Oostenrijkse grens, gesloten zou worden, terwijl de Oostenrijkse onderhandelaar het energiehoofdstuk in de toetredingsonderhandelingen al had gesloten. Er werd zelfs gedreigd met een Oostenrijks veto van de Tsjechische toetreding tot de EU wanneer niet voldaan zou worden aan de Oostenrijkse eisen om

kerncentrale te sluiten. Fallend beschrijft dit als een toentertijd unieke stap. Nog niet eerder zou een lidstaat om een al gesloten onderhandelingshoofdstuk gedreigd hebben met het inzetten van een veto. 85

Andere onderwerpen waarbij eurosceptici inspeelden op de angst van de burgers waren volgens Paul Schmidt de angst voor een prijsstijging van levensmiddelen en andere producten wanneer de euro ingevoerd zou worden. Daarnaast bestond de vrees dat Oostenrijk zijn soevereiniteit zou verliezen wanneer het deel zou nemen aan de euro. Het verdere verlies van de soevereiniteit werd ook gevreesd wanneer de Midden- en Oost-Europese landen bij de EU zouden komen. Bijvoorbeeld op een terrein als (arbeids-)migratie. De 86 komst van arbeidsmigranten uit de nieuwe lidstaten zou leiden tot toenemende economische concurrentie zo was de vrees van de FPÖ. Andere motieven die Schmidt waarnam bij de FPÖ om zich eurosceptisch op te stellen was het verwijt aan de Europese Unie dat het weinig democratisch zou zijn en dat het gebruik maakte van de heersende onvrede rond de Europese bureaucratie. Echter, als belangrijkste reden om een

anti-Europees geluid te uiten zou voor de FPÖ de Oostenrijkse positie als netto betaler zijn binnen de Europese Unie. Oostenrijk betaalde meer aan de EU dan dat het terugkreeg in de vorm van subsidies etcetera. Het Oostenrijkse belastinggeld ging hierdoor naar andere lidstaten, zogeheten netto ontvangers. Het idee dat Oostenrijkse burger zouden gaan betalen om de achtergestelde welvaartspositie van de toekomstige lidstaten te compenseren, leidde tot een onvrede onder de Oostenrijkse burger, aldus Schmidt. 
87

Franz Falland, ‘Euroscepticism in Austrian politial parties’, 212-213. 84

Franz Falland, ‘Euroscepticism in Austrian politial parties’, 217. 85

Paul Schmidt, ‘Austrian Eurosceptiscm has grown markedly, but voters still show little support for leaving 86

the EU’, LSE European institute, http://blogs.lse.ac.uk/europpblog/2016/10/24/austria-euroscepticism/, geraadpleegd op 28 april 2018.

Paul Schmidt, ‘Austrian Eurosceptiscm has grown markedly, but voters still show little support for leaving 87

(20)

2. Fortuyns visie en kritiek op Europa

Van Pim Fortuyn zijn diverse primaire bronnen bekend waarin hij zijn visie op Europa verwoordt. Hieronder vallen zowel geschreven bronnen, alsmede radio en televisie optredens. De oudste bron is het werk Voor en

tegen de markt daterend uit 1986. Deze bundel stond onder redactie van Fortuyn zelf en was samengesteld in

de tijd dat Fortuyn nog lid van de PvdA was. In deze bundel geven diverse prominente politici waaronder VVD’er Frits Bolkestein, partijmastodont van de PvdA Jan Pronk en voormalig premier Joop den Uyl hun visie op de Europese markt. Fortuyn zelf gaf eveneens zijn visie op de Europese samenwerking weer.

Fortuyn erkende in 1986 dat Europa al zeker problemen kende. Fortuyn gaf hierbij voorbeelden zoals de onenigheid binnen de Europese Gemeenschap op gebieden zoals de landbouwpolitiek, het vetorecht van lidstaten en de tariefpolitiek van de EG. Deze problemen zouden kunnen worden uitgelegd als teken van onmacht van deze Europese federatie in wording, Fortuyn was echter eerder geneigd deze moeilijkheden op bovengenoemde gebieden te zien als iets dat nu eenmaal samengaat met een proces zoals de politieke en economische eenwording van Europa. Fortuyn gaf hierbij aan dat hij tot dit standpunt was gekomen door 88 zich te baseren op ‘het staatsvormingsproces van West-Europa gedurende de laatste vier eeuwen’. In 89 Europa zou anno 1986 vreedzaam worden overlegd om onderlinge geschillen op te lossen in plaats van het gebruik van geweld als manier voor een staat om zijn doel te bereiken. Fortuyn verwijst hierbij naar de Tweede Wereldoorlog als een periode waarin op buitengewoon gewelddadige manier werd getracht de Europese eenwording te bewerkstelligen. Hoewel Fortuyn aangaf dat er problemen waren met het 90 functioneren van de Europese federale mogendheid, leken deze problemen vooralsnog niet een

onoverkomelijk probleem voor hem omdat deze problemen min of meer bij het integratieproces horen. Toch nam Fortuyn in 1986 al enkele processen waar die volgens hem slecht zouden zijn voor de ontwikkeling van de Europese Gemeenschap en het draagvlak voor deze organisatie onder het Europese volk. Nieuwe plannen en ontwikkelingen bij de EG zouden vooral uitgaan van multinationals en de regeringen van West-Duitsland en Frankrijk. Bij deze initiatieven ‘is de inbreng van de Europese 91 Commissie dikwijls kwalitatief goed maar ontbeert het noodzakelijk politiek gezag en het Europees Parlement, om maar niet te spreken van de Europese vakbeweging, is in geen velden of wegen te

bekennen.’ Fortuyn lijkt zich met deze uitspraak een voorstander te betonen van de Europese instanties 92 zoals de Europese Commissie en het Europees Parlement. Deze instanties zouden een prominentere rol moeten spelen in het Europees besluitvormingsproces dan de multinationals en Frankrijk en Duitsland. De marginale rol van het Europees Parlement zou tot problemen leiden bij de nochtans hoopvolle politieke en economische plannen van de Europese Gemeenschap; zonder democratisering van de Europese

Gemeenschap zouden deze plannen namelijk stuklopen. De oprichting van één grote Europese markt, Pim Fortuyn, ’introductie’, in Pim Fortuyn ed., voor en tegen de markt (Deventer 1986) 25.

88 Fortuyn, ‘introductie’, 25. 89 Ibidem, 25-26. 90 Fortuyn, ’Introductie’, 26. 91 Ibidem, 26. 92

(21)

waarover volgens Fortuyn grote politieke consensus bestond, was een stap waarvan hij de noodzaak inzag. De oprichting van een gemeenschappelijke markt zou echter alleen mogelijk zijn als er ook gewerkt werd aan de culturele en politieke eenwording van Europa. De diversiteit van Europa in culturen was van onschatbare waarde, maar tevens te beschouwen als een last waneer het aankwam op het bereiken van eenheid.

In het nationalisme zag Fortuyn een obstakel voor de Europese Gemeenschap en het nationalisme zou alleen in toom gehouden kunnen worden wanneer de Europese burgers van de deelnemende landen in zagen dat ze ‘een direct waarneembaar en cultureel en politiek belang hadden’ bij het Europese

eenwordingsproces. Alleen draagvlak onder de bevolking zou initiatieven zoals een Europees paspoort of 93 een gezamenlijke munt effectief maken. Een reveil van het supranationale Europese Parlement was hiervoor noodzakelijk aldus Fortuyn, ‘opdat een federaal Europa waar politieke verlangens en belangen vrijelijk kunnen worden gearticuleerd en eenieder in redelijke mate aan zijn of haar trekken komt in de naaste toekomst binnen bereik is.’ 94

Opmerkelijk aan Fortuyns bijdrage aan de bundel Voor en tegen de markt is dat Fortuyn zich een redelijk groot voorstander betoonde van het Europese project terwijl Fortuyn later bekend zou staan op zijn scherpe kritiek op ‘Brussel’. Fortuyn beschouwde de bijdragen van de Europese Commissie als kwalitatief goed terwijl hij, zoals later in dit hoofdstuk zal blijken, in latere jaren hevige kritiek zou uiten op het beleid van de Europe Commissie. Toch uitte Fortuyn in 1986 al zijn zorgen over het gebrekkige democratische gehalte van de Europese Gemeenschap, een klacht die zich vaker zou manifesteren in de werken van Fortuyn. Kenmerkend is dat Fortuyn nog echt leek te geloven in het Europese project en zelfs het gevaar in zag van het nationalisme voor het Europese project, terwijl Fortuyn later zelf als nationalist zou worden omschreven. 95

In de jaren na het publiceren van Voor en tegen de markt verschenen er enkele jaren geen (voor dit onderzoek) relevante publicaties meer van Fortuyn. Fortuyn richtte zich op andere onderwerpen en was werkzaam bij de Sociaal Economische Raad (SER) en de OV-studentenkaart. Daarnaast was Fortuyn vanaf de jaren negentig werkzaam als bijzonder hoogleraar arbeidsvoorwaardenvorming bij de overheid aan de Erasmus Universiteit in Rotterdam. Vanaf 1994 zou Fortuyn ook werkzaam zijn bij het blad Elsevier alwaar hij wekelijks een column schreef over de actualiteiten en met name over politieke onderwerpen. In deze columns, dit gebundeld zijn in het werk A hell of a job. De verzamelde columns, laat Fortuyn zich met een zekere regelmaat uit over Europa. Doordat Fortuyn van 1994 tot september 2001 schreef voor Elsevier laten zijn columns zijn gedachten over Europa goed zien.

Al in 1994 was al duidelijk dat Fortuyns gedachten en visie op Europa veranderd waren ten opzichte van zijn visie die was weergegeven in Voor en tegen de markt. Waar hij in 1986 nog lijkt te geloven in een federaal Europa, is de vorming van een Europese superstaat in 1994 al concreter geworden door ondermeer het Verdrag van Maastricht. De EEG zou voortaan de Europese Unie heten en daar de EU uitgebreider was dan het Europese project in 1986, maakte dit dat Fortuyn een stuk kritischer was geworden dan acht jaar

Fortuyn, ‘introductie’, 26. 93

Ibidem, 26. 94

Geertje Dekkers en Philips van Poel, ‘De wortels van Fortuyns gedachtegoed’, Historisch nieuwsblad, 95

https://www.historischnieuwsblad.nl/nl/artikel/5896/de-wortels-van-fortuyns-gedachtegoed.html, geraadpleegd op 20 maart 2018.

(22)

daarvoor. De EU was anno 1994 in de ogen van Fortuyn stuurloos geworden door wat hij sarcastisch ‘het wonder van Maastricht’ noemde. Het zat hem dwars dat de Nederlandse burger werd wijsgemaakt dat ze op 96 weg waren naar een Europese federatie terwijl de Britten hun beleid van gedeeltelijke afzijdigheid binnen de EU konden voortzetten. Een federaal Europa dat vol zou zitten met ongekozen functionarissen die miljarden aan belastinggeld rondpompten, ‘uw en mijn geld’. Geld bedoeld voor de ontwikkeling van achtergestelde regio’s werd besteed in Haagse achterstandswijken, terwijl Nederland schatrijk was. De enigen die van deze steun profiteerden waren ‘handige subsidiebinnenhalers en het legertje fraudeurs’. 97

Daarnaast ontpopte Fortuyn zich als tegenstander van het Europees Parlement. Waar hij voorheen nog hoopte een reveil van een supranationaal parlement was hij nu van mening dat het Europees parlement afgeschaft diende te worden. Het Europees Parlement zou namelijk geen draagvlak hebben onder de 98 Europese bevolking en daarom prefereerde Fortuyn een supranationale EU met als basis de nationale staten en waar de controlerende functie werd uitgeoefend door de nationale parlementen en niet een Europees Parlement. Die controlerende functie van de nationale parlementen werd door het bestaan van een Europees Parlement praktisch teniet gedaan, zo beargumenteerde Fortuyn in een interview met Theo van Gogh: ‘Want officieel is het het Europees parlement, zij het was officieel geamendeerd, dat het beleid controleert. Maar dat parlement heeft weinig macht, weinig formele macht. Maar veel belangrijker het is helemaal niet geworteld in de bevolking. Je ziet ook, je opereert gescheiden naar landen. Er zijn geen Europese politieke partijen, dus het Europese belang wordt door hen op zeer geamputeerde manier vertegenwoordigd. De nationale parlementen voelen zich min of meer ontslagen van hun plicht om scherp te controleren omdat er een Europees parlement is.’ 99

Europa stond volgens Fortuyn hiermee voor een probleem, dat twee mogelijke oplossingen had. Óf je vormde een Europese federale staat met Nederland als bondsstaat en een Europese regering, óf je schafte het Europees Parlement af en legde de controlerende taak volledig bij de nationale parlementen. Deze laatste optie had de voorkeur van Fortuyn. 100

De vergaande integratie van de EU werd veelal door zowel vóór- als tegenstanders van de EU vergeleken met het nationale staatsvormingsproces, maar dan op Europese schaal toegepast. Fortuyn gaf aan niet mee te gaan in dat discours, daar hij de nationale staten als basis van Europese samenwerking zag. Toch gaf hij aan verzet tegen een Europese Economische Gemeenschap als zinloos te beschouwen ‘als vechten tegen de bierkaai’. Dit kwam omdat de economische integratie in de eerste plaats een proces was dat niet 101

Pim Fortuyn, ‘Lubbers moet niet naar Brussel, 26 februari 1994’, in A hell of a job. De verzamelde 96

Columns, (Rotterdam 2002) 25.

Pim Fortuyn, ‘Lubbers moet niet naar Brussel, 26 februari 1994’, 25-26. 97

Pim Fortuyn, ‘Europees Parlement is zinloos, 4 juni 1994’, in A hell of a job. De verzamelde Columns, 98

(Rotterdam 2002) 50-51.

‘Pim Fortuyn en Theo van Gogh over de EU’, Youtube, https://www.youtube.com/watch?v=iWtsqidvf4k, 99

juni 1997, 0:00-1:50.

‘Pim Fortuyn en Theo van Gogh over de EU’, 01:00-01:50. 100

Fortuyn, ‘Europees Parlement is zinloos, 4 juni 1994’, 50-51. 101

(23)

is terug te draaien en in de tweede plaats de globalisering van de wereldeconomie een realiteit was die vereiste dat er een interne markt was waarin relatief vrij gehandeld en geproduceerd kon worden binnen het handelsblok. 102

Fortuyn over de Europese Monetaire Unie

Vanaf 1996 richtte Fortuyn zijn kritiek ook op een ander Europees onderwerp, namelijk de naderende oprichting van de Europese Monetaire Unie. Er zijn diverse columns gewijd aan de problemen die de EMU met zich mee zouden brengen.Daarnaast had Fortuyn er moeite mee dat de EMU als een voldongen feit werd gepresenteerd door alle vooraanstaande politieke kopstukken en de vrije media. Fortuyn had ernstige twijfels of de vanzelfsprekend geachte euro wel zo verstandig was.

Hoewel Fortuyn zelf in eerste instantie de euro en de EMU steunde, moest deze gezamenlijke munt wel aan bepaalde voorwaarden voldoen voor Fortuyn. Een belangrijk criterium was dat de deelnemende landen gezonde overheidsfinanciën hadden. Fortuyn voorspelde dat wanneer er bepaalde landen waren met een minder ordentelijke begroting dan was afgesproken, landen als Nederland dan zouden moeten

bijspringen met steunmaatregelen. Landen die financieel en boekhoudkundig zouden verzaken werden dan door feitelijk Nederland gesubsidieerd.

Vervolgens vreesde hij een ook verdere uitholling van de democratie doordat de Nederlandse overheid en het parlement minder te zeggen hadden over het eigen monetaire en sociaal economische beleid. Dat Nederland door de EMU minder te zeggen had op bepaalde beleidsterreinen ging echter niet gepaard met een toegenomen invloed van Nederland in de EU. Want Nederland is te klein van omvang om echt invloed uit te oefenen in Europa en de EU zou niks op hebben met democratie. De EU zou draaien om

bureaucratische en meritocratische besluitvorming. Niet alleen zouden nationale democratieën weinig te 103 zeggen hebben, ook het Europees parlement zou te beschouwen zijn als een ‘fopspeen’ waardoor er voor de democratie qua invloed binnen de EMU weinig plaats zou zijn. De Europese Commissie zou ‘als platform voor topdiplomaten, bureaucraten en veelal gedumpte nationale politici, binnen haar mandaat, feestelijk haar gang gaan’. 104

Een ander bezwaar dat Fortuyn had tegen de oprichting van de EMU was dat politici er min of meer op gokten dat er een politieke en militaire unie zou volgen op de monetaire unie. Een stap die dus nog helemaal niet zeker was en daar zat het bezwaar. Indien er geen politieke en militaire unie gevormd werd na de monetaire integratie van Europa zou er een ‘ramp kunnen volgen die de zorgvuldig opgebouwde interne markt van Europa zou doen uiteenvallen.’ Fortuyn maakte hierop de afweging tussen het behouden van de 105 nationale soevereiniteit en het verder gaan in de Europese integratie en koos voor het behoud van de

nationale soevereiniteit. Hij kwam tot deze keus omdat hij een succesvolle Europese integratie op politiek en

Fortuyn, ‘Europees Parlement is zinloos, 4 juni 1994’, 50. 102

Pim Fortuyn, ‘Europa en de natie, 13 januari 1996’, in A hell of a job. De verzamelde Columns, 103

(Rotterdam 2002) 205.

Pim Fortuyn, ‘Europa en de natie, 13 januari 1996’, 205. 104

Ibidem, 205. 105

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of

In dit RegelMaat-nummer wordt aandacht besteed aan de wijze waarop in enkele landen binnen de EU via gericht Wetgevingsbeleid getracht wordt het hoofd te bieden aan problemen die

De onderhandelingen over het functioneren van en de verhoudingen tussen de (Europese) Raad, de Europese Commissie en het Europees Parlement hebben relatief veel aandacht gekregen,

Er zijn veel etnische groepen in Myanmar die ieder voor zich strijden tegen de militaire dictatuur.. Met name de Karen bieden

Beter zou zijn: "Europa, best duur - Europa, best groot - Europa, best bureaucratisch - Europa, best on- democratisch - Europa, best onveilig".. Weet u het nog, al die

De oplossingen zullen dan ook gevonden moeten worden binnen deze activi- teiten en gedrag en dus niet alleen door de aanleg van infrastructuur (wegen, spoorwegen, vaarwegen) waar in

● Zo zijn er nog meer kenmerken die specifiek zijn voor een familie of specifiek voor een bedrijf en die in een familiebedrijf samen moeten gaan.. Families zijn bijvoorbeeld

Zo kregen de Duitse hegemoniale Mitteleuropa-plannen ná de Eerste Wereldoorlog een tegenwicht in de wijze waarop de nieuwe Tsjechoslowaakse president Masaryk de Midden-Europese regio