• No results found

Seksuele- en fysieke geweldservaringen bij vrouwen: In hoeverre is er een relatie tussen de mate van emancipatie, seksuele communicatie, demografische kenmerken van Nederlandse vrouwen en hun seksuele- en fysieke geweld

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Seksuele- en fysieke geweldservaringen bij vrouwen: In hoeverre is er een relatie tussen de mate van emancipatie, seksuele communicatie, demografische kenmerken van Nederlandse vrouwen en hun seksuele- en fysieke geweld"

Copied!
28
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Masterscriptie Forensische Orthopedagogiek Graduate School of Child Development and Education

Universiteit van Amsterdam Isabelle C. van der Haagen Studenten nummer: 11986212 Begeleider: dr. Eveline van Vugt

Tweede lezer: dr. Inge Wissink Datum:16-04-2020

Seksuele- en fysieke geweldservaringen bij

vrouwen

In hoeverre is er een relatie tussen de mate van emancipatie, seksuele

communicatie, demografische kenmerken van Nederlandse vrouwen en

(2)

Abstract

Women’s emancipation is a continuing movement. From the fight for woman’s suffrage to the #MeToo movement. The aim of the current study was to examine the association between emancipation, sexual communication, demographic characteristics of Dutch women and their sexual and physical experiences of violence. The study included

N=127 women with an average age of 30. For the current study, a number of questionnaires

were used. Emancipation was measured with the “Emancipatie Opinies” questionnaire, sexual and physical violence was measured with the “European survey on women’s well-being and safety” and sexual communication was measures with “the Sexual Communication Self-Efficacy Scale”. Descriptive and correlation analyzes were performed. The analysis did not show a significant correlation between ‘emancipation’ and ‘violence’ nor between

‘emancipation’ and ‘the level of violence against women’. A significant correlation was found between ‘educational level’ and ‘emancipation’ and between ‘sexual communication’ and ‘emancipation’. There appeared to be a significant negative correlation between ‘age’ and ‘victim of sexual violence’ and between ‘age’ and ‘victim of physical violence’. Future research should include a more diverse study sample and also be repeated with clinical samples.

Key words: sexual- and physical violence, emancipation, woman, sexual

(3)

Inhoudsopgave Inleiding ... 4 Methode ... 9 Deelnemers ... 9 Materialen ... 10 Emancipatie. ... 10

Seksueel en fysiek geweld. ... 10

Communicatie op seksueel gebied. ... 11

Procedure ... 12

Analyses ... 12

Resultaten ... 14

Frequentie gevoelens en klachten ten gevolge van geweldsincidenten ... 16

Emancipatie en seksuele- en fysieke geweldservaringen ... 16

Opleidingsniveau en de mate van seksuele- en fysieke geweldservaringen ... 17

Leeftijd en seksuele- en fysieke geweldservaringen ... 17

Communicatie op seksueel gebied en emancipatie ... 18

Communicatie op seksueel gebied en slachtofferschap geweld ... 18

Discussie ... 18

(4)

Inleiding

De verschillen tussen mannen en vrouwen worden op veel gebieden steeds kleiner. Kijkend naar het laatste decennium, zien we dat het verschil in salaris tussen mannen en vrouwen op dezelfde functie in 2008 nog 7 tot 9 procent was, terwijl dit in 2016 al was gedaald naar 5 tot 7 procent (CBS, 2018a). Ook de verdeling van topfuncties in Nederland trekt gelijk. In 2010 werd nog maar 15% van deze functies door vrouwen vervuld, maar in 2017 was dit al gestegen naar 20,4% (CBS, 2018b). In het onderwijs zien we geen verschil meer in scores tussen jongens en meisjes op de Cito eindtoets van de basisschool (CBS, 2018a), en vanaf het derde leerjaar van de middelbare school scoren meisjes zelfs beter en zijn zij vaker hoger opgeleid (Portegijs & Brakel, 2016). Emancipatie vordert zich dus met de jaren.

Ondanks dat mannen en vrouwen op veel gebieden steeds gelijkwaardiger worden, zijn er ook nog grote verschillen tussen beide seksen. Zo kiezen vrouwen er twee keer zo vaak dan mannen voor om niet te werken (Portegijs & Brakel, 2016). Ook zijn vrouwen veel vaker hoofd van een eenoudergezin (bijvoorbeeld na een scheiding) dan mannen en zijn vrouwen vaker economisch afhankelijk dan mannen (Portegijs & Brakel, 2016). Hoewel mannen vaker te maken krijgen met fysiek geweld (CBS, 2018a), zijn vrouwen veel vaker slachtoffer van seksueel geweld.

Er zijn verschillende maatschappelijke stromingen te herkennen in emancipatie. De hoogstwaarschijnlijk meest bekende is feminisme. In het feminisme worden vaak drie zogeheten feministische golven onderscheiden (Bussemaker, 1992). De eerste feministische golf kenmerkte zich in de strijd voor het vrouwenkiesrecht. Deze begon in 1848 en liep tot 1920 (Gilley, 2005). In de tweede feministische golf, in de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw, streden vrouwen om gelijke rechten. Vrouwen wilde niet meer als moeder of echtgenote gezien worden maar als individu. Vrouwen gingen steeds vaker en meer werken maar kregen hier niet hetzelfde voor betaald als mannen (Bussemaker, 1992). In de jaren tachtig was er een

(5)

terugval in de emancipatie. Vrouwen werden als eerste ontslagen en werden weer gemotiveerd om thuis te blijven. Er werd gesuggereerd dat de emancipatie was voltooid maar ook dat de emancipatie te ver was gegaan (Gilley, 2005). Tegelijkertijd ontstond de gedachte dat het feminisme niet allesomvattend was geweest. Het was voornamelijk gericht op de hoogopgeleide blanke heteroseksuele vrouw. Daarbij ontstond het besef dat ‘de universele vrouw’ niet bestaat (Mack-Canty, 2004). Uit deze gedachte ontstond eind jaren tachtig de derde feministische golf. In de derde feministische golf lag de nadruk op plezier en verschil tussen mensen. De kern van deze feministische golf is de macht om keuzes te maken, ongeacht welke keuze dat dan ook is (Gilley, 2005).

Seksuele emancipatie is een belangrijk onderdeel van alle feministische golven. De klassieke genderrollen en hun relatie tot seks en seksualiteit is door de decennia heen zichtbaar verschoven. Zo was het rond de jaren twintig nog gebruikelijk dat de vrouw, in tegenstelling tot de man, een passieve rol had op het gebied van seksualiteit (Wouters, 1995). In de jaren vijftig kreeg het seksuele genot van de vrouw meer aandacht. Maar het zou nog tot de seksuele revolutie duren tot ook vrouwen open konden zijn over hun seksuele behoeftes en verlangens (Wouters, 1995). In de jaren zestig zagen vrouwen seks vaak nog als een plicht. Daarbij ervaarden ze in dit tijdperk ook een nieuwe druk voor het krijgen van een orgasme (Frenken, 1976). De introductie van de anticonceptiepil in de jaren zestig, bracht de seksuele revolutie in een stroomversnelling. De alleenstaande vrouw die deed wat zij wilde op seksueel gebied, werd begeerd en werd als sexy gezien (Wouters, 1995; Veenhoven, 2005). Tot de jaren zeventig werd geadviseerd dat mannen zich iets moesten inhouden en dat vrouwen iets meer moesten durven (Röling, 1990). Daarna verschoof de interesse in gezamenlijke seksueel plezier naar individuele seksuele ontdekking (Blom, 1993; Veenhoven, 2005; De Craene, Zebracki & Vermeiren, 2013).

(6)

Maar ook negatieve gebeurtenissen hebben een invloed op de seksuele emancipatie van vrouwen. Naar aanleiding van een stijging in geweldsincidenten tegen vrouwen en homoseksuelen (Drooglever Fortuijn, 2003), verschoof eind jaren zeventig en begin jaren tachtig de focus van plezier in seks naar de onvrede over de mate van seksueel geweld. Het verzet tegen verkrachting, aanranding en andere ongewenste intimiteiten kreeg veel aandacht en het verzet tegen de dominante sekse kreeg de boventoon (van Daalen & van Stolk, 1991). Het accent had zich verplaatst van seksuele bevrijding naar seksuele onderdrukking. Het plezier in seks leek niet langer meer het hoofdonderwerp te zijn (Wouters, 1995). Beide standpunten hebben een gemeenschappelijk ‘probleem’ volgens de vrouwenemancipatie: de man (Wouters, 1995). In de tweede helft van de jaren tachtig verandert de focus van de vrouwen in de vrouwenbeweging. Vanaf deze tijd krijgen gevoelens en emoties een belangrijke plaats in de seksuele beleving van vrouwen. Er kwam aandacht voor betaalde seks voor vrouwen, gewenste en gewilde intimiteiten op het werk, vrouwen die vreemdgaan en veilig vrijen in verband met Aids/HIV (Wouters, 1995). In de jaren negentig blijkt grote voortgang in de seksuele emancipatie. Als we naar recenter onderzoek kijken dan zien we nog steeds een verandering in seksuele beleving. In 2012 masturbeerde bijvoorbeeld 65% van de Nederlandse vrouwen. Daarbij gaven de meeste mannen en vrouwen aan te genieten van de seks (de Graaf, 2012).

Seksuele emancipatie, in zowel positief als negatief licht, is een doorlopend thema waar ook vandaag de dag nog veel aandacht voor is. Een heel duidelijk voorbeeld hiervan is de #MeToo-beweging die opkwam in 2017. In deze beweging werd seksueel overschrijdend gedrag aangekaart door slachtoffers die vaak een afhankelijkheidspositie hadden ten opzichte van de dader. De #MeToo beweging is oorspronkelijk begonnen in de Verenigde Staten maar ging al snel de hele wereld over, waaronder ook Nederland (Janssen, 2018). Grote aantallen vrouwen deelde via allerlei platformen hun ervaringen met seksueel overschrijdend gedrag waardoor er een toenemende bewustwording ontstond.

(7)

Hoewel de openheid rondom dit thema nieuw was, was het al lang bekend dat veel vrouwen te maken krijgen met seksueel overschrijdend gedrag. Uit actuele Nederlandse data blijkt bijvoorbeeld dat 75% van de vrouwen in een hoge leidinggevende functie te maken hebben gehad met seksuele intimidatie. Er is geen eenduidige oorzaak bekend voor dit hoge percentage (European Union agency for Fundamental Rights, 2014). Wel weten we dat seksueel geweld vaak letterlijk dichterbij is dan we denken. Bij 55% van de vrouwelijke slachtoffers van geweld is de dader een bekende. Het eigen huis is vaak de plek waar het geweldsdelict tegen vrouwen plaatsvindt (Portegijs & Brakel, 2016). Vrouwen zijn ruim zes en een half keer zo vaak slachtoffer van een zedenmisdrijf dan mannen. Door de European Union agency for Fundamental Rights (2014) is onderzoek gedaan naar geweld tegen vrouwen. In dit onderzoek is een enquête afgenomen bij vrouwen uit alle Europese landen. Hieruit blijkt dat geweld naar vrouwen een sterk onder gerapporteerde vorm van mensenrechtenschending is. Van de vrouwen, die een relatie met een man hebben gehad, is 22 procent slachtoffer geweest van fysiek of seksueel geweld door hun partner.

Er zijn verschillende theorieën over waarom mannen geweld plegen tegen vrouwen. O’Sullivan (1998) bepleit dat mannen die hun vrouw mishandelen of misbruiken dit doen omdat ze op deze manier hun mannelijkheid kunnen bewaren. Mannen zouden zich steeds minder mannelijk voelen door de veranderende maatschappij en zien het controleren van hun vrouwelijke partner als een manier om dit te compenseren. Daarnaast wordt door Lalumiére et al. (2005) gesteld dat het motief om vrouwen te verkrachten bij de man ligt in de voorkeur voor frequente korte seksuele contacten. Mannen die niet verkrachten, zouden deze seksuele voorkeur niet hebben. Voor fysiek- en seksueel geweld binnen de gezinsstructuur wordt de persoonlijke geschiedenis van de dader met daarbij de eventuele aanwezige psychopathologie als risicofactor gezien voor het plegen van geweld (Belsky, 1980; Slotboom, Rodermond, Wijkman & Hendriks, 2012). Voor seksuele geweldsdelicten binnen het gezin zijn de seksuele

(8)

voorkeuren van de dader nog een extra risicofactor (Slotboom, Rodermond, Wijkman & Hendriks, 2012).

Römkens et al. (2014) hebben de Nederlandse data uit het Europese onderzoek extra onder de loep genomen. Hieruit blijkt dat Nederlandse vrouwen aanzienlijk vaker seksuele intimidatie, stalking, seksueel geweld en fysiek geweld rapporteren in vergelijking met het Europese gemiddelde. Uit eerder onderzoek blijkt dat landen zoals Nederland, waar sprake is van verstedelijking, meer seksueel en fysiek geweld is (van Dijk, 1999; van Dijk, Manchin, van Kesteren & Hideg, 2005). Slachtoffers van seksueel- of fysiek geweld worden in landen als Nederland relatief goed opgevangen en krijgen de hulp die zij nodig hebben. Het blijkt dat hoe verder de emancipatie van vrouwen is gevorderd in een land, hoe meer bewustzijn er is in een maatschappij en hoe duidelijker de wet- en regelgeving is (Htun & Weldon, 2012; Römkens, de Jong & Harthoorn 2014). Dit hogere bewustzijn kan een verklaring zijn voor het hoge percentage gerapporteerde incidenten in Nederland in vergelijking met andere Europese landen, het is dus onduidelijk of er daadwerkelijk een relatie is tussen slachtofferschap en emancipatie.

Uit eerder onderzoek blijkt dat vrouwen tussen de 12 en 25 het hoogste risico lopen om slachtoffer te worden van seksueel geweld. Vooral sexting vindt in toenemende mate plaats via sociale media (Donker & Lagro-Janssen, 2019; European Union agency for Fundamental Rights, 2014). Een groot risico van seksueel geweld is dat vrouwen psychische problemen kunnen ontwikkelen. Met name PTSS is een veel voorkomende klacht. Hoe jonger het slachtoffer hoe groter de kans op psychische problematiek (van Berlo & Mooren, 2009). Veel voorkomende klachten die worden ervaren naast PTSS zijn woede, fysieke en emotionele mishandeling, verminderd gezins-functioneren, verminderde algehele lichamelijke gezondheid, schuld en schaamte (Jongedijk, 2008).

Hoewel al deze theorieën inzicht bieden in de relatie tussen emancipatie en geweld tegen vrouwen, is er te weinig onderzoek gedaan naar het daadwerkelijke verband. In dit onderzoek

(9)

stelden we daarom de volgende onderzoeksvraag: “In hoeverre is er een relatie tussen de

mate van emancipatie, seksuele communicatie, demografische kenmerken van Nederlandse vrouwen en hun seksuele en fysieke geweldservaringen?”

We stelden enkele hypothesen. Uit eerder Europees onderzoek is gebleken dat 33% van de vrouwen vanaf de leeftijd van 15 jaar slachtoffer is geweest van fysiek- en/of seksueel geweld (European Union agency for Fundamental Rights, 2014). Ten eerste wordt in het huidige onderzoek een vergelijkbare prevalentie verwacht. Ten tweede wordt er verwacht dat wanneer een respondent verder gevorderd is in emancipatie er meer seksueel en fysiek geweld gerapporteerd zal worden (O’Sullivan, 1998; van Dijk, 1999; van Dijk, Manchin, van Kesteren & Hideg, 2005). Ten derde wordt verwacht dat hoogopgeleide vrouwen vaker te maken hebben met seksuele intimidatie dan lager opgeleide vrouwen (European Union agency for Fundamental Rights, 2014). Ten vierde wordt verwacht dat jongere respondenten vaker te maken hebben gehad met seksueel geweld, omdat zij zich vaker in een kwetsbare positie bevinden (Donker & Lagro-Janssen, 2019; European Union agency for Fundamental Rights, 2014). Denk hierbij aan uitgaansgelegenheden of veel wisselende partners. Ten vijfde wordt verwacht dat communicatie op seksueel gebied positief zal samenhangen met de mate van emancipatie (Wouters, 1995). Tot slot wordt verwacht dat ‘Communicatie op seksueel gebied’ negatief zal samenhangen met ‘de mate van slachtofferschap’ (Wouters, 1995). Dit betekent dat hoe beter iemand kan communiceren op seksueel gebied hoe minder zij slachtoffer zal zijn van geweld.

Methode Deelnemers

In dit kwantitatieve-, cross-sectionele onderzoek werden vrouwen vanaf 18 jaar of ouder benaderd. De vragenlijst is online verspreid onder vrouwen middels een gemakssteekproef. Het aantal respondenten in het onderzoek was N= 127. De gemiddelde leeftijd was 30 jaar oud en

(10)

de mediaan was 26 jaar oud, variërend van 18 tot en met 65 jaar. Voor 11.8% van de respondenten was HAVO de hoogst afgeronde opleiding, voor 19.7% van de respondenten VWO, voor 11% van de respondenten MBO, voor 26.8% van de respondenten HBO en voor 30.7% van de respondenten WO. De grootste groep respondenten, namelijk 42.5% woont samen met een partner, 22% van de respondenten zijn alleenwonend, 18.1% van de respondenten woont samen met huisgenoten of vrienden, 16.5% van de respondenten woont in bij ouders en .9% van de respondent heeft ‘anders’ ingevuld. Van de respondenten heeft 87.4% een relatie met een man of een relatie met een man gehad, 12.6% had dit niet.

Materialen

We ontwikkelden een vragenlijst van 116 items. De eerste vijf vragen gingen over demografische gegevens waaronder leeftijd, woonsituatie en hoogst afgeronde opleiding

Emancipatie. Voor het meten van de mate van emancipatie zijn items gebruikt uit de

vragenlijst Emancipatie Opinies (2016) van het Sociaal Cultureel Planbureau. De oorspronkelijke vragenlijst bestaat uit 125 items. Ten behoeve van het huidige onderzoek is gekozen om hiervan een selectie van 48 vragen over de man/vrouw verdeling op zowel zakelijke- als in privédomeinen te includeren. De vragenlijst bestaat uit een enkele schaal. Een voorbeeld van een vraag is: ‘Ik vind dat een vrouw te allen tijde zelf genoeg moet verdienen om na een scheiding zelfstandig rond te kunnen komen.’ In de oorspronkelijke vragenlijst is gebruik gemaakt van een zesde antwoordoptie (‘ik weet het niet’). In het huidige onderzoek is ervoor gekozen deze optie weg te laten. De vragen waren te beantwoorden aan de hand van een vijfpunt-likertschaal van ‘sterk mee oneens’ tot ‘sterk mee eens’. Hoe hoger een respondent scoort hoe meer geëmancipeerd een respondent is. De minimale score is 48 en de maximale score mogelijk is 240. De gebruikte vragenlijst is betrouwbaar gebleken (48 items; ⍺ = .808).

Seksueel en fysiek geweld. Voor het meten van seksueel en fysiek geweld werd gebruik

(11)

fundamental rights, 2014). De vragenlijst bestaat uit 41 items die zijn vertaald vanuit het Engels. De vragen meten onder anderen of iemand slachtoffer is geweest van een incident maar ook of de respondent hier klachten aan heeft overgehouden. Een voorbeeld van een incident is: ‘Ongewenste aanrakingen, knuffels of zoen van iemand.’ De items zijn te beantwoorden op een vijfpunt-schaal van ‘nooit’ tot ‘zeer vaak’. Een hoge score op de schalen betekent dat iemand vaker slachtoffer is geweest van specifieke incidenten en/of dat iemand hier klachten aan heeft overgehouden. Er is voor gekozen om de oorspronkelijke vragenlijst als leidraad aan te houden maar er zijn wel een aantal veranderingen aangebracht. Zo is in de originele vragenlijst gekozen voor antwoordopties waarin de respondent moet aangeven exact hoe vaak iets zich heeft voorgedaan. Dit kan erg belastend zijn voor respondenten en ook moeilijk om exacte aantallen te herinneren. Om deze reden is gekozen om voor dezelfde vraag een andere antwoordoptie te gebruiken waarin de respondent aan de hand van de likertschaal kan antwoorden, namelijk van ‘nooit’ tot ‘zeer vaak’. In de oorspronkelijke vragenlijst werd per type dader alle soorten incidenten uitgevraag. Dit zorgde voor een lange en mogelijk belastende vragenlijst voor de respondent. Om de belasting op de respondent te verminderen is ervoor gekozen om alle incidenten eenmaal uit te vragen en af te sluiten met de vraag wie de dader van de incidenten was. De items zijn op te delen in verschillende schalen namelijk; hoe vaak (van ‘nooit’ tot ‘zeer vaak’) de respondent slachtoffer is geweest van geweld in zijn algemeenheid (25 items; ⍺ = .776). Deze schaal is op te delen in fysiek- (10 items; ⍺ = .738) en seksueel geweld (15 items; ⍺ = .794). Daarnaast meet de vragenlijst welke klachten (16 items; ⍺ = .927) de respondent aan het geweld heeft overgehouden.

Communicatie op seksueel gebied. Communicatie op seksueel gebied werd gemeten

aan de hand van de ‘The Sexual Communication Self-Efficacy Scale’ bestaande uit 20 vragen (Quinn-Nilas et al., 2015). Het uitvragen van deze informatie geeft een beeld van de mate van emancipatie op het gebied van seksuele communicatie. De vragen zijn te beantwoorden aan de

(12)

hand van een vierpunts-likertschaal van zeer moeilijk tot zeer makkelijk. De totaalscore ligt tussen twintig en tachtig punten. Een hoge score op de vragenlijst betekent dat de respondent weinig moeite ervaart met communicatie op seksueel gebied. Een voorbeeld vraag is: ‘Hoe moeilijk vindt je het om aan je partner te vragen hoeveel bedpartners hij heeft gehad?’ Uit eerder validatie onderzoek is gebleken dat de vragenlijst zeer betrouwbaar is (Quinn-Nilas et al., 2015). Ook in het huidige onderzoek is de gebruikte vragenlijst zeer betrouwbaar gebleken (20 items; ⍺ = .925). De vragenlijst meet vijf verschillende schalen namelijk; communicatie over anticonceptie (3 items; ⍺ = .859), positieve seksuele communicatie (6 items; ⍺ = .868), negatieve seksuele communicatie (6 items; ⍺ = .814), seksuele verleden (2 items; ⍺ = .646) en het onderhandelen over condoom gebruik (3 items; ⍺ = .867).

Procedure

De vragenlijst is online verspreid door middel van een gemakssteekproef via sociale media. Voorafgaand aan de vragenlijst kregen de respondenten een pagina met informatie te lezen over het onderzoek. Als deelnemers instemming gaven, konden zij verder klikken naar de vragenlijst, welke via Qualtrics werd afgenomen. Als deelnemers geen toestemming gaven werd de vragenlijst automatisch afgebroken. De deelnemers konden te allen tijde stoppen met deelname tijdens het onderzoek. Het betrof een eenmalige vragenlijst van 116 vragen. Het invullen van de vragenlijst duurde tussen de tien en twintig minuten. Er stond geen beloning tegenover voor de respondenten. De data werd anoniem verwerkt en er zijn geen persoonsgegevens terug te vinden in de dataset.

Analyses

Allereerst zijn er een aantal bewerkingen gedaan in de dataset zodat de analyses uitgevoerd konden worden. De incompleet ingevulde vragenlijsten werden geëxcludeerd. Ook vragenlijsten van respondenten onder de minimumleeftijd van 18 jaar werden geëxcludeerd. De vragen waarin de respondenten konden aangeven in hoeverre zij te maken hebben gehad met

(13)

incidenten (schaal van nooit tot zeer vaak) werden voor de descriptieve analyse omgezet naar een dichotome score namelijk; wel of geen slachtoffer. Maar voor de overige analyses is de oorspronkelijke continue schaal gebruikt. Ditzelfde is gedaan voor de vragen over de klachten die de respondent al dan niet heeft overgehouden aan de incident(en). Bij de vraag over het type dader zijn enkele types samengevoegd namelijk mensen uit de huiselijke/familiaire sfeer, collega’s en leidinggevende, cliënt of klant op je werk, mensen van wie je afhankelijk bent zoals leraar of hulpverlener. Daarnaast zijn er in de emancipatie vragenlijst een aantal vragen gehercodeerd zodat een hoge score op de vragenlijst betekent dat iemand ‘meer’ geëmancipeerd is.

Een aantal demografische gegevens zijn uit de data gehaald zoals type incident, type dader, opleidingsniveau en leeftijd. Vervolgens zijn, om de onderzoeksvraag te beantwoorden, verschillende Pearson’s correlatie toetsen uitgevoerd. Allereerst is een Pearson’s correlatie toets uitgevoerd tussen ‘de mate van emancipatie’ en ‘de mate van slachtofferschap van seksueel- en fysiek geweld’. Vervolgens is een Spearman’s correlatie toets uitgevoerd tussen ‘opleidingsniveau’ en ‘de mate van slachtofferschap van seksueel- en fysiek geweld’. Ten derde is een Spearman’s correlatie toets uitgevoerd tussen ‘opleidingsniveau’ en ‘de mate van emancipatie’. Ook zijn Pearson’s correlatie toetsen uitgevoerd tussen ‘leeftijd’ en ‘de mate van slachtofferschap van seksueel geweld’, ‘leeftijd’ en ‘de mate van slachtofferschap fysiek geweld’ en ‘leeftijd’ en ‘de mate van emancipatie’. Vervolgens is leeftijd in twee categorieën opgedeeld namelijk; boven en onder de mediaan. Hierna is een onafhankelijke t-toets uitgevoerd om te kijken of een bepaalde leeftijdscategorie vaker ‘slachtoffer is van seksueel- of fysiek geweld’. Daarna is ditzelfde gedaan voor ‘de mate van emancipatie’. Tot slot zijn er nog Pearson’s correlatie toetsen uitgevoerd tussen ‘communicatie op seksueel gebied’ en ‘de mate van emancipatie’, en tussen ‘communicatie op seksueel gebied’ en ‘de mate van slachtofferschap van seksueel- en fysiek geweld’. De samenhang tussen de constructen is bij

(14)

.35 klein, bij .5 is de samenhang middelgroot en bij .8 is sprake van sterke samenhang (Taylor, 1990).

Resultaten Fysiek- en seksueel geweld en type dader

Uit de analyses is gebleken dat 96.9% van de respondenten de afgelopen drie jaar minimaal één keer te maken heeft gehad met een seksueel- en/of fysiek geweldsincident. Als dan specifiek gekeken werd naar fysiek geweld dan was 52% van de respondenten de afgelopen drie jaar minimaal één keer slachtoffer geweest. Voor seksuele geweldsincidenten is 95.3% van de respondenten de afgelopen drie jaar minimaal één keer slachtoffer geweest.

Tabel 1

Slachtoffer fysieke geweldsincidenten (N = 127)

Ben je de afgelopen 3 jaar slachtoffer geweest van de volgende incidenten % ja

Iemand dreigde jou fysiek pijn te doen 26.0

Iemand duwde jou 44.9

Iemand heeft jou geslagen 16.5

Iemand gooide een hard voorwerp naar jou 12.6

Iemand pakte je haren en trok je aan je haren 9.4

Iemand heeft je geslagen/geschopt met een vuist of een voorwerp 7.9

Iemand heeft je verbrand 0.0

Iemand heeft geprobeerd jou te laten stikken 1.6

Iemand heeft jou gestoken of gesneden met een mes 1.6

In Tabel 1 is te zien in hoeverre de respondenten te maken hebben gehad met fysieke geweldsincidenten de afgelopen drie jaar. Van de respondenten is 44.9% weleens geduwd door iemand en heeft 1.6% te maken gehad met verstikking door een ander (Tabel 1). In Tabel 2 zijn de seksuele geweldsincidenten beschreven. Van de respondenten is 85.8% weleens ongepast aangestaard met een ongemakkelijk gevoel tot gevolg en heeft 3.1% van de respondenten te maken gehad met seks tegen de wil in (Tabel 2).

Tabel 2

Slachtoffer seksuele geweldsincidenten (N = 127)

Ben je de afgelopen 3 jaar slachtoffer geweest van de volgende incidenten % ja

Ongewenste aanrakingen, knuffels of zoen van iemand 70.1

Ongepast aangestaard worden waardoor je een ongemakkelijk gevoel kreeg 85.8 Seksueel getinte opmerkingen of grapjes die voor jou als beledigend overkwamen 76.4

(15)

Iemand die jou seksueel getinte foto’s stuurde of seksueel getinte cadeautjes gaf waar je geen behoefte aan had

29.1

Ongepaste uitnodigingen voor een date 33.1

Opdringerige vragen over je lichamelijke verschijning 48.8 Ongewenste seksueel getinte e-mails of telefoonberichten 21.3

Ongewenste toenadering op sociale netwerkwebsites 59.1

Iemand die zijn geslachtsdelen aan jou liet zien terwijl jij dit niet wilde 20.5 Iemand die jou heeft gedwongen om naar pornografische beelden te kijken 0.0 Iemand die jou dwong tot seks door jou met dwang vast te houden 3.1 Iemand die een poging heeft gedaan om jou te dwingen tot seks door jou vast te houden 9.4 Iemand die jou dwong om deel te nemen aan een seksuele activiteit, in welke vorm dan

ook, waarin jij dit niet wilde of het onmogelijk was om te weigeren

7.1 Seks met jouw toestemming terwijl je dit eigenlijk niet wilde 22.0 Seks met jouw toestemming waar je later spijt van had 26.8 Tabel 3 Dader geweldsincidenten (N = 127) Fysiek geweld Seksueel geweld

Wie was over het algemeen de dader van de eerdergenoemde geweldsincidenten

% ja % ja (Ex)Partner, familielid, vriend(in), iemand die je aan het daten was/bent 14.2 29.9

Collega of leidinggevende 0.0 7.9

Een cliënt of klant op je werk 8.7 3.9

Een leraar, dokter, coach, instructeur of andere hulpverlener 0.0 2.4

Iemand anders die je kent 3.9 11.0

Een onbekende 14.2 38.6

Wil ik niet aangeven 0.8 1.6

In Tabel 3 staan de resultaten wie de dader van de fysieke- en seksuele geweldsincidenten was. Bij fysiek geweld zien we even vaak ‘een onbekende’ als iemand uit de familiaire- of relationele sfeer als dader. Bij seksueel geweld zien we dat ‘een onbekende’ het meest als dader genoemd wordt, gevolgd door iemand uit de familiaire- of relationele sfeer. De gevoelens na het meest heftige geweldsincident zijn te zien in Tabel 4. De meest gerapporteerde emotie is ‘woede’ gevolgd door ‘angst’.

Tabel 4

Gevoelens na meest heftige geweldsincident (N = 127)

Als je terugdenkt aan voor jou het meest heftige incident heb je dan een van de volgende gevoelens? % ja Woede 49.6 Agressie 25.2 Shock 36.2 Angst 42.5 Schaamte 41.7 Schuld 28.3 Verdriet 40.2

(16)

Frequentie gevoelens en klachten ten gevolge van geweldsincidenten

In Tabel 5 is te zien wat respondenten hebben gerapporteerd over klachten die zij hebben overgehouden aan de geweldsincidenten. Hierin is te zien dat 56.7% van de

respondenten zich ten gevolge van een incident kwetsbaar voelt. Er is een significant verband tussen de mate van ‘fysieke- en seksuele geweldsincidenten’ en ‘klachten en gevoelens’ die respondenten hebben overgehouden ten gevolge van de incidenten (r = .458**; p = <.001; n = 127). Dit betekent dat hoe meer fysieke en seksuele geweldservaringen de vrouwen hebben meegemaakt hoe meer klachten zij rapporteren.

Tabel 5

Klachten na eerdergenoemde geweldsincident(en) (N = 127)

Heb je naar aanleiding van een van de eerdergenoemde incidenten last gehad van een van de volgende klachten?

% ja

Depressie 15.0

Angst 28.3

Paniek aanvallen 11.8

Verlies van zelfvertrouwen 38.6

Je kwetsbaar voelen 56.7

Moeite met slapen 26.8

Concentratieproblemen 22.0

Relatieproblemen 20.5

Fysieke verwondingen 5.5

Emancipatie en seksuele- en fysieke geweldservaringen

Uit de Pearson’s correlatie test blijkt dat er geen significant verband is tussen ‘de mate van emancipatie’ en ‘de mate van seksuele- en fysieke geweldservaringen’ (r = .138; p = .123;

n = 127). Om deze reden is gekeken naar fysiek- en seksueel geweld los van elkaar. ‘De mate

van emancipatie’ en ‘de mate van fysieke geweldservaringen’ bleek niet significant te correleren (r = -.010; p = .913; n = 127). ‘De mate van emancipatie’ en ‘seksuele geweldservaringen’ bleek niet significant te correleren, echter was er wel een trend te zien (r = .164; p = .065; n = 127). Dit betekent dat het erop lijkt dat vrouwen die een hogere mate van emancipatie rapporteren ook meer seksuele geweldservaringen rapporteren.

(17)

Opleidingsniveau en de mate van seksuele- en fysieke geweldservaringen

Er is een Spearman’s correlatie toets uitgevoerd tussen ‘opleidingsniveau’ en ‘de mate van slachtofferschap van fysiek geweld’ (r = .039; p = .664; n = 127), en ‘opleidingsniveau’ en ‘de mate van slachtofferschap van seksueel geweld’ (r = -.038; p = .670; n = 127) beide bleken niet significant. Oftewel, er bleek geen relatie tussen opleidingsniveau en ‘de mate van slachtofferschap van fysiek- en seksueel geweld’. Opleidingsniveau en ‘de mate van emancipatie’ bleken wel significant te correleren (r = .216; p = .015; n = 127). Dit betekent dat als vrouwen hoger opgeleid zijn, zij ook een hogere mate van emancipatie rapporteren.

Leeftijd en seksuele- en fysieke geweldservaringen

Uit de Pearson’s correlatie test blijkt een significant negatief verband te zijn tussen ‘leeftijd’ en ‘de mate van slachtofferschap van seksueel geweld’ (r = -.301; p = .001; n = 127). Ook tussen ‘leeftijd’ en ‘de mate van slachtofferschap van fysiek geweld’ is een significant negatief verband gevonden (r = -.181; p = .042; n = 127). Dit betekent dat hoe ouder de respondent, hoe minder vaak zij de afgelopen drie jaar slachtoffer is geweest van geweld. Tussen ‘leeftijd’ en ‘de mate van emancipatie’ blijkt geen significante samenhang (r = -.049;

p = .585; n = 127). Uit de onafhankelijke t-toets waarin een verschil is onderzocht tussen de

leeftijdscategorieën en ‘de mate van slachtofferschap van seksuele geweldsincidenten’ is gebleken dat het verschil in de mate van seksuele incidenten onder vrouwen van onder de mediaan namelijk de leeftijd van 26 (M = 24.61; SD = 6.21) en boven de leeftijd van 26 (M = 21.75; SD = 5.79) significant was (t (125) = 2.62; p = .010). Uit de onafhankelijke t-toets waarin gekeken is naar de ‘leeftijdscategorie’ en ‘mate van slachtofferschap van fysiek geweld’ is gebleken dat het verschil tussen mate van blootstelling aan geweldsincidenten onder de leeftijd van 26 (M = 12.23; SD = 3.55) en boven de leeftijd van 26 (M = 11.34; SD = 2.59) niet significant was (t (125) = 1.55; p = .123). Tot slot bleek uit de onafhankelijke t-toets dat ‘de mate van emancipatie’ tussen vrouwen met een leeftijd onder de 26 (M = 175.45; SD = 13.54)

(18)

niet significant verschilde van vrouwen boven de 26 jaar (M = 176.40; SD = 14.26), (t (125) = -.381; p = .704).

Communicatie op seksueel gebied en emancipatie

Uit de Pearson’s correlatie toets blijkt dat er een significante correlatie is tussen ‘communicatie op seksueel gebied’ en ‘de mate van emancipatie’ (r = .176; p = .048; n = 127). Dit betekent dat vrouwen die een hogere mate van emancipatie rapporteren ook meer of makkelijker communiceren op seksueel gebied.

Communicatie op seksueel gebied en slachtofferschap geweld

‘Communicatie op seksueel gebied’ blijkt niet samen te hangen met ‘de mate van slachtofferschap van seksueel geweld’ (r = -.003; p = .972; n = 127). Daarnaast hangt ‘communicatie op seksueel gebied’ ook niet samen met ‘de mate van slachtofferschap van fysiek geweld’ (r = .137; p = .126; n = 127).

Discussie

In het huidige onderzoek is onderzocht in hoeverre er een verband was tussen de mate van emancipatie, seksuele communicatie, demografische kenmerken van Nederlandse vrouwen, en hun seksuele en fysieke geweldservaringen. Uit het onderzoek blijkt dat veel van de respondenten (96.9%) slachtoffer zijn geweest van fysiek- en/of seksueel geweld. ‘De mate van emancipatie’ en ‘de mate van slachtofferschap’ leken echter niet significant samen te hangen maar lieten wel een trend zien. Daarnaast bleek er geen samenhang te zijn tussen opleidingsniveau en ‘de mate van slachtofferschap’. Wel was er een verband tussen ‘de mate van emancipatie’ en opleidingsniveau. Een hoger opleidingsniveau stond in relatie tot een hogere emancipatie score. Ook bleken jonge vrouwen vaker slachtoffer te zijn van seksueel geweld dan oudere vrouwen. Tot slot bleek een hogere mate van emancipatie samen te hangen

(19)

met betere seksuele communicatie. ‘Seksuele communicatie’ blijkt echter niet samen te hangen met ‘de mate van slachtofferschap van fysieke- en seksuele geweldsincidenten’.

Het huidige onderzoek brengt een aantal verassende resultaten. Ten eerste valt op dat 95.3% van de respondenten de afgelopen drie jaar slachtoffer is geweest van seksueel geweld en dat 52% van de respondenten de afgelopen drie jaar slachtoffer is geweest van fysiek geweld. Zeker gezien het huidige onderzoek een ‘niet klinische steekproef’ betreft, is dit een onverwacht hoog percentage. Uit eerder onderzoek, waarin voornamelijk ‘hands on seksueel- en fysiek geweld’ gemeten werd, werd gesteld dat 33% van alle vrouwen boven de 15 jaar ooit in haar leven slachtoffer is geweest van fysiek- en/of seksueel geweld (European Union agency for Fundamental Rights, 2014). In het huidige onderzoek is breder gekeken naar seksueel geweld en zijn ook lichtere incidenten meegenomen op basis van ervaringen van de afgelopen drie jaar. De frequentie van geweld is daarom toch onverwacht hoog te noemen, zeker waar het gaat op lichtere incidenten. Een mogelijke verklaring van dit hoge percentage, is een hoger bewustzijn van hoogopgeleide vrouwen. Uit eerder onderzoek bleek dat hoe verder de emancipatie van vrouwen is gevorderd, hoe meer bewustzijn er is met betrekking tot het herkennen van fysiek- en seksueel geweld en hoe duidelijker de wet- en regelgeving is (Htun & Weldon, 2012; Römkens, de Jong & Harthoorn 2014). Mogelijk rapporteren vrouwen in een meer geëmancipeerde samenleving fysiek- en seksueel geweld vaker.

Wat opvalt is dat de hypothese, dat emancipatie positief samenhangt met slachtofferschap, in dit onderzoek nog niet bevestigd nog verworpen kan worden. Er is een kleine trend te zien tussen emancipatie en de mate van slachtofferschap op seksueel gebied. Er is echter geen trend of significantie gevonden tussen emancipatie en de mate van fysieke geweldservaringen. Op basis van eerder onderzoek (O’Sullivan, 1998; van Dijk, 1999; van Dijk, Manchin, van Kesteren & Hideg, 2005), was de verwachting dat een mate van emancipatie zou relateren aan een hogere rapportage van seksueel- en fysiek geweld. De

(20)

verklaring die O’Sulivan (1998) gaf voor deze theorie was dat de emancipatie van vrouwen ervoor kan zorgen dat mannen het gevoel hebben aangetast te worden in hun mannelijkheid. Geëmancipeerde vrouwen zouden agressie oproepen bij mannen, waardoor ze vaker slachtoffer kunnen worden van geweld door mannen (O’Sulivan, 1998). Deze hypothese zou in vervolgonderzoek verder onderzocht moeten worden. Mogelijk is er met een representatieve steekproef een duidelijkere conclusie te trekken.

Uit eerder onderzoek bleek bovendien dat bij 55% van de vrouwelijke slachtoffers van geweld de dader een bekende is (Portegijs & Brakel, 2016). Dit onderzoek toont echter vaker geweld door een onbekende dader (fysiek geweld 14.2%, seksueel geweld 38.6%), gevolgd door een dader uit de familiaire sfeer (fysiek geweld 14.2%, seksueel geweld 29.9%). Het hoge percentage geweldsincidenten, in combinatie met het hoge percentage onbekende daders, zou verklaard kunnen worden door het anonimiseren van de samenleving. Verstedelijking (van Dijk, 1999; van Dijk, Manchin, van Kesteren & Hideg, 2005) en digitalisering (Vanwesenbeeck, 2018) zorgt voor een groeiende anonimiteit van het individu. Gevoelens van anonimiteit bij de dader, zijn daarnaast ook een mogelijke verklaring voor het feit dat dit onderzoek geen significante correlatie toont tussen emancipatie en geweld. Geweld door onbekende daders wordt mogelijk niet versterkt door hoge mate van emancipatie. Voor vervolgonderzoek is het interessant om de woonplaats van de respondent uit te vragen om te kunnen onderzoeken of de stedelijke omgeving als woonplaats een factor is in de mate van geweldservaringen van vrouwen.

Ook de hypothese dat hoogopgeleide vrouwen vaker te maken zouden hebben met geweldsincidenten dan lager opgeleide vrouwen (European Union agency for Fundamental Rights, 2014), werd in dit onderzoek verworpen. Er bleek geen verband tussen opleidingsniveau en de mate van slachtofferschap. De gestelde hypothese wordt daarom niet ondersteund in het huidige onderzoek. Door de beperkte spreiding in de data, met voornamelijk hoogopgeleide

(21)

respondenten, is het mogelijk dat de analyse een vertekend beeld geeft. Uit de analyse bleek echter wel dat ‘de mate van emancipatie’ en opleidingsniveau samenhingen. Hoe hoger opgeleid de respondent hoe verder gevorderd de emancipatie was.

Zoals ook gesteld in de hypothese, blijkt leeftijd significant samen te hangen met de mate waarin de respondent slachtoffer is geweest van fysieke- en seksuele geweldsincidenten. Jongere respondenten waren vaker slachtoffer van geweldsincidenten dan de oudere respondenten. Een mogelijke verklaring voor dit verband kan zijn dat jonge vrouwen zich vaker in een kwetsbare omgeving of positie bevinden (Donker & Lagro-Janssen, 2019; European Union agency for Fundamental Rights, 2014), zoals in uitgaansgelegenheden, of meer wisselende partners hebben.

Tot slot werd de hypothese dat communicatie op seksueel gebied samenhangt met de mate van emancipatie, werd bevestigd in dit onderzoek. Deze hypothese werd gebaseerd op de overeenkomst tussen beide constructen (Wouters, 1995). Echter, de hieraan gerelateerde verwachting dat ‘communicatie op seksueel gebied’ negatief zou samenhangen met ‘de mate van slachtofferschap van fysieke- en seksuele geweldsincidenten’ (Wouters, 1995), wordt door dit onderzoek niet ondersteund. Een mogelijke verklaring voor deze uitslag is te vinden in het onderzoek van Kamps (2013), waarin gebruik gemaakt is van de vragenlijst ‘seks onder je 25ste’ (Graaf, et al., 2012). Hierin wordt geconcludeerd dat voornamelijk goede seksuele communicatie met de ouders, ofwel seksuele opvoeding, zorgt voor een veilige en gezonde seksuele ervaring en weerbaarheid tegen eventueel dreigend seksueel geweld. In het huidige onderzoek is gekeken naar seksuele communicatie met de partner. Dit blijkt dus niet een beschermende factor te zijn voor slachtofferschap van geweld. Dit terwijl communicatie op seksueel gebied met de opvoeder wel beschermend is.

(22)

Sterke en zwakke punten

Het huidige onderzoek kent enkele beperkingen die meegenomen moeten worden bij het interpreteren van de resultaten. In de dataverzameling is gekozen voor een gemakssteekproef via sociale media. De onderzoeker heeft gebruik gemaakt van het eigen netwerk. Deze manier van steekproef trekking is een beperking omdat geen representatief beeld kan ontstaan die een weerspiegeling zou kunnen schetsen van de samenleving (de Leeuw, 2014). Het aantal respondenten in het onderzoek is N= 127. De gemiddelde leeftijd is 30 jaar oud en de mediaan is 26 jaar oud, variërend van 18 tot en met 65 jaar. Uit de analyse is gebleken dat het voornamelijk om een hoogopgeleide, relatief jonge steekproef gaat. Omdat dit een eerste onderzoek is met de huidige vragenlijst is deze manier van steekproeftrekking wel het meest toepasselijke. Daarnaast is het hoge aantal respondenten een sterk punt in het huidige onderzoek.

Een andere beperking die het onderzoek kent is dat ervoor gekozen is om de rapportages van geweldsincidenten en de rapportages van klachten en gevoelens die respondenten hadden naar aanleiding van de incidenten anders te coderen voor de descriptieve analyses. Hierdoor is er geen nuance in weergegeven met betrekking tot het aantal incidenten dat respondenten hebben meegemaakt. Voor de overige analyses is de oorspronkelijke schaal gebruikt en geldt deze beperking dus niet. Respondenten konden in de vragenlijst invullen hoe vaak iets was voorgekomen aan de hand van een likertschaal. De onderzoeker heeft er later voor gekozen om voor de descriptieve analyse hier een dichotome score van te maken. Dit betekent dat alle scores van ‘soms’ tot ‘zeer vaak’ omgescoord zijn naar een ‘ja’. Op deze manier is de data eenvoudiger te analyseren maar wordt er wel enige nuance uit de dataset gehaald. Het ontbreken van deze nuance in de descriptieve analyse kan als beperking gezien worden. Daarnaast kan de zelfrapportage ook als een beperking gezien worden omdat zelfrapportage niet objectief is (Tak, Bosch, Begeer, & Albrecht, 2014).

(23)

Voor vervolgonderzoek zou het interessant zijn om de woonplaats van de respondent uit te vragen. Op deze manier kan gekeken worden of er sprake is van een samenhang tussen een meer stedelijke, en daarmee een meer anonieme, woonomgeving een meer dorpse woonomgeving met meer sociale controle.

Daarnaast zou het voor vervolgonderzoek interessant zijn om deze vragenlijst bij een andere steekproef af te nemen. Uit het huidige onderzoek is gebleken dat deze niet-klinische, hoogopgeleide, relatief jonge steekproef veel te maken heeft gehad met geweldsincidenten. Daarnaast is een trend gevonden tussen ‘de mate van emancipatie’ en ‘de mate van fysieke geweldservaringen’. Door een meer representatieve steekproef te trekken kan gekeken worden of deze trend zich doorzet en er een significant verband te vinden is tussen beide constructen. In vervolgonderzoek zou allereerst een aselecte steekproef getrokken kunnen worden zodat gekeken kan worden naar de resultaten in een steekproef met meer spreiding. Daarnaast is het mogelijk interessant om het huidige onderzoek uit te voeren in een klinische setting met bijvoorbeeld; vrouwen in een ‘blijf van mijn lijf huis’ of vrouwen die behandeld worden in de GGZ. Verwacht wordt dat deze vrouwen vaker slachtoffer zijn geweest van heftigere geweldsincidenten. Een andere mogelijkheid voor vervolgonderzoek is om de vragenlijst af te nemen bij laagopgeleide populatie of bij vrouwen met een immigratie achtergrond. In het huidige onderzoek is gebleken dat laagopgeleide vrouwen minder gevorderd zijn in emancipatie echter bleek opleidingsniveau niet samen te hangen met ‘de mate van slachtofferschap’. Omdat in het huidige onderzoek een zeer beperkte spreiding was is het interessant om te onderzoeken of dit standhoudt met een grotere steekproef.

Conclusie

De huidige resultaten hebben inzicht gegeven in de mate van slachtofferschap met name bij jonge vrouwen. Voor de toekomst zou er ingezet kunnen worden op preventief beleid bij

(24)

jongeren. Niet alleen vrouwen maar ook mannen zouden vanaf jonge leeftijd onderwezen moeten worden in weerbaarheid, grenzen van jezelf en van anderen kennen en de gevolgen van geweld begrijpen. Daarnaast zouden jongeren onderwezen moeten worden in hoe je elkaar liefhebt. De huidige seksuele voorlichting op scholen is voornamelijk gericht op de biologische kant, oftewel hoe plant je je voort (van de Bongardt, Mouthaan & Bos, 2009). Door docenten bij te scholen of eventueel gastdocenten te laten komen voor de voorlichting kan er een volledigere voorlichting gegeven worden aan jongeren om geweldpleging in de toekomst te kunnen verminderen of zelfs te voorkomen. Daarnaast is het van belang om ouders te betrekken in de seksuele opvoeding van hun kinderen. Ouders zouden vanaf het moment dat zij bij het consultatiebureau komen informatie moeten krijgen over seksuele opvoeding. Op deze manier krijgt een kind van jongs af aan mee dat er over seksualiteit gesproken mag worden. Uit onderzoek blijkt dat goede seksuele communicatie met ouders bijdraagt aan een veilig en gezond seksleven (Kamps, 2013).

Voordat de effecten van preventie zichtbaar zijn, zijn er ook andere maatregelen mogelijk om vrouwen in de maatschappij te beschermen tegen geweld. In het huidige onderzoek is

gebleken dat de dader vaak een onbekende is. Door in openbare ruimtes meer te controleren en mensen te corrigeren op hun gedrag kunnen vrouwen zich veiliger voelen op straat en kan de kans op een geweldsincident verkleinen. Het blootgesteld worden aan geweld kan grote gevolgen hebben voor een individuele vrouw en daarmee ook voor de maatschappij. Een vrouw kan bijvoorbeeld door psychische klachten arbeidsongeschikt raken of tijdelijk in de ziektewet komen. Als dit op grote schaal gebeurd is dat een zware belasting voor de

maatschappij. Voor de vrouwen die al slachtoffer zijn geweest van geweld is het van belang dat huisartsen, hulpverleners, docenten en andere professionals zich bewust zijn van de ernst en schaal van het geweldsprobleem in onze huidige samenleving. Als een vrouw met bepaalde klachten of problemen in de spreekkamer komt zou er gevraagd kunnen worden naar een

(25)

eventueel verleden van geweldsincidenten. Op deze manier zou de kern van het probleem waar de vrouw mee te maken heeft eerder aangepakt worden in plaats van de

(26)

Literatuur

Belsky, J. (1980). Child maltreatment: An ecological approach. American Psychology, 35, 320-335.

Blom, J. C. H. (1993). Een harmonieus gezin en individuele ontplooiing. BMGN, 108(1), 28 50.

Bussemaker, J. (1992). Feminism and the welfare state: on gender and individualism in the Netherlands, History of European Ideas, deel 15, nummer 4-6, p.655-661.

CBS. (2018a). Loonverschillen tussen mannen en vrouwen iets kleiner. Gedownload van https://www.cbs.nl/nl-nl/nieuws/2018/47/loonverschil-tussen-mannen-en-vrouwen iets-kleiner

CBS. (2018b). Gestage toename vrouwen onder topverdieners. Gedownload van https://www.cbs.nl/nl-nl/nieuws/2018/45/gestage-toename-vrouwen-onder topverdieners.

De Craene, V., Zebracki, M., & Vermeiren, K. (2013). Seksualiteit in de 21ste

eeuw. Agora, 1. Geraadpleegd van http://www.agora-magazine.nl/wp content/uploads/2013/02/2013-1-Seksualiteit-in-de-21ste-eeuw.pdf

De Graaf, H. (2012). Seksueel gedrag en seksuele beleving in Nederland. Tijdschrift voor

Seksuologie, 36(2)87-97. Geraadpleegd van

https://www.rutgers.nl/sites/rutgersnl/files/PDFOnderzoek/Seksuele_gezondheid_in_ Nederland_2011.pdf#page=8.

De Graaf, H., et al. (2012) Seks onder je 25e: seksuele gezondheid van jongeren in Nederland anno 2012. Delft: Eburon.

De Leeuw, E. (2014). Kanssteekproef, of toch maar de gemakssteekproef? Clou, 37. Geraadpleegd van https://dspace.library.uu.nl/handle/1874/306099

Donker, G., & Lagro-Janssen, T. (2019). Prevalentie van seksueel geweld en presentatie aan de huisarts. Bijblijven, 6(7). Geraadpleegd van https://huisarts.bsl.nl/prevalentie-van seksueel-geweld-en-presentatie-aan-de-huisarts-uit-bijblijven-6-7-2019/

Droogleever Fortuijn, J. (2003). Gender en veiligheid in de openbare ruimte. Agora, 19(5), 31–33.

European Union agency for fundamental rights. (2014). Geweld tegen vrouwen: een Europese enquête: Resultaten in het kort. Doi: 10.2811/615.

(27)

Gilley, J. (2005). Writings of the Third Wave: Young feminists in conversation. The Alert

Collector, deel 44, nummer 3, p.187-198.

Htun, M., & Weldon, S. L. (2012). The civic origins of progressive policy change. Combating violence against women in global perspective, 1975-2005. American Political Science

Review 106, 3, 548-569.

Janssen, J. (2018). Eén jaar na #MeToo: hoe nu verder? Een blik vanuit een criminologisch perspectief: Beschouwing. Tijdschrift voor Seksuologie, 42(3). Geraadpleegd van https://www.researchgate.net/profile/Janine_Janssen2/publication/335681457_Een_ja r_na_MeToo_hoe_nu_verder_Een_blik_vanuit_een_criminologisch_perspectief/links 5d73f03d4585151ee4a62890/Een-jaar-na-MeToo-hoe-nu-verder-Een-blik-vanuit-een criminologisch-perspectief.pdf

Jongedijk, R. A. (2008). De gevolgen van psychotraumatische ervaringen: Meer dan PTSS alleen? Cogiscope, 01(08), 13–17. Geraadpleegd van

https://psychotraumanet.org/sites/default/files/documents/cgs_2008_03.pdf

Kamps, L. (2013). Seksuele gezondheid van adolescenten en de samenhang van communicatie

over seks met de ouders en de partner. Geraadpleegd van

https://dspace.library.uu.nl/handle/1874/287608

Lalumiére, M. L., Harris, G. T., Quinsey, V. L., & Rice, M. E. (2005). Understanding Individual Differences in Male Propensity for Sexual Aggression. In Federal Legal Publications, Inc. (Red.), The Causes of Rape (pp. 420–426). Geraadpleegd van http://gregdeclue.myakkatech.com/Causes%20of%20Rape.pdf

Mack-Canty, C. (2004). Third-Wave Feminism and the Need to Reweave the Nature/Culture Duality. NWSA Journal, Vol. 16, No. 3, pp. 154-179.

O’Sullivan, C. (1998). Ladykillers: Similarities and Divergences of Masculinities in Gang

Rape and Wife Battery. London: Sage Publications.

Portegijs, W., & van den Brakel, M. (2016). Emancipatiemonitor 2016. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau, Centraal Bureau voor de statistiek.

Quinn-Nilas, C., Milhausen, R. R., Breuer, R., Bailey, J., Pavlou, M., DiClemente, R. J., & Wingood, G. M. (2015). Validation of the Sexual Communication Self-Efficacy Scale. Health Education & Behavior, 43(2), 165–171.

https://doi.org/10.1177/1090198115598986

Röling, H. Q. (1990). Samen of alleen: Initiatief en overgave in “Wij willen weten” (1938 1985). AST, 17(2), 85–102.

(28)

Römkens, R., de Jong, T., & Harthoorn, H. (2014). Geweld tegen vrouwen: Europese

onderzoeksgegevens in Nederlandse context. Amsterdam: Atria.

Slotboom, A., Rodermond, E., Wijkman, M. D. S., & Hendriks, J. (2012). Literatuurscan

Oorzaken Geweld tegen Kinderen en Jongeren in Afhankelijkheidsrelaties.

Geraadpleegd van https://research.vu.nl/ws/portalfiles/portal/662884/298827.pdf Tak, J. A., Bosch, J. D., Begeer, S., & Albrecht, G. (2014). Handboek Psychodiagnostiek voor

de hulpverlening aan kinderen en adolescenten. Utrecht: De Tijdstroom.

Taylor, R. (1990). Interpretation of the Correlation Coefficient: A Basic Review. JDMS, 6(1), 35–39. Geraadpleegd van

https://journals.sagepub.com/doi/pdf/10.1177/875647939000600106

Van Berlo W., Mooren T. (2009) 18 Seksueel geweld: gevolgen en behandeling. In: Gijs L., Gianotten W., Vanwesenbeeck I., Weijenborg P. (eds) Seksuologie.

Quintessens. Bohn Stafleu van Loghum, Houten.

Van Daalen, R., & van Stolk, B. (1991). Over revolutie en onwetendheid. Seksuele

ervaringen en klachten van jongeren. De dossiers van het Amsterdamse Instituut voor

Medische Psychotherapie (IMP), 1968-1977, 34–54.

Van de Bongardt, D., Mouthaan, I., & Bos, H. M. W. (2009). Seksuele en relationele vorming in het voortgezet onderwijs. Pedagogiek, 29(1). Geraadpleegd van

https://dspace.library.uu.nl/handle/1874/204980

Van Dijk, J. J. M. (1999), The Experience of Crime and Justice, In: G. Newmand (Ed),

Global Report on Crime and Justice, United Nations Office on Drugs and Crime,

Oxford University Press.

Van Dijk, J. J. M., Manchin, R., Kesteren, J. van, Nevala, S., Hideg, G. (2005). The burden of Crime in the EU. Research Report: A Comparative Analysis of the Eurpean Crime and

Safety Survey (EU ICS) 2005.

Vanwesenbeeck, I. (2018). Jongeren, sociale media en seksualiteit: Een

literatuurbeschouwing. Tijdschrift voor Seksuologie, 42(1), 14–24. Geraadpleegd van https://pdfs.semanticscholar.org/fd9e/8fd59a9814484cce5e90505984fac1e40de2.pdf Veenhoven, R. (2005). Seksuele revolutie ter discussie: van Phil Bloom tot Sex and the City.

In S. W. Couwenberg (Red.), Wat bracht de seksuele revolutie? (pp. 93–105). Geraadpleegd van https://personal.eur.nl/veenhoven/Pub2000s/2005i-fulln.pdf. Wouters, C. (1995). De lustbalans van liefde en seks: Ontwikkelingen sinds de seksuele

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

The very argument is that metric relations of power, proximity and distance co-evolve with non-Eucledian relations, and that methodologically drawing from political topography

In their book on conducting educational design research, McKenney and Reeves (2012) identify four characteristics of innovations that are prone to successful implementation;

With the 69 papers we identified on the conceptualization of engagement, we have identified seven different domains of engagement: student, customer, health, societal, work,

Three main differences can be pointed out from the internal vari- ability test: simulations using a narrow beach (150 m) present higher internal variability than a wider beach (500

9.4 What impact will natural gas infrastructure development have on Indonesian energy security and economy; and what are the viable policy options for financing

The tool verifies programs by first encoding the specified program into a much simpler programming language and then applying the Chalice verifier to the simplified program.. In

These may include, but are not limited to, issues such as indigenous people’s right to free, prior and informed consent; ethical issues arising from the

Moreover, all granger causality tests indicate that lagged values of remaining grants, total loans and debt relief do not contribute in predicting tax revenues.. When model A