• No results found

Het Belt and Road Initiative en spanningsvelden tussen Chinese politiek-economische elites

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Het Belt and Road Initiative en spanningsvelden tussen Chinese politiek-economische elites"

Copied!
54
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

HET BELT AND ROAD INITIATIVE EN

SPANNINGSVELDEN TUSSEN CHINESE

POLITIEK-ECONOMISCHE ELITES

Wetenschappelijke verhandeling Aantal woorden: 25.524

Thibaut Annaert

Stamnummer: 01604540

Promotor: Prof. dr. Mattias Vermeiren

Masterproef voorgelegd voor het behalen van de graad master in de richting Politieke Wetenschappen afstudeerrichting Internationale Politiek

(2)

This page is not available because it contains personal information.

Ghent University, Library, 2021.

(3)

2

Abstract

De masterscriptie staat in het teken van het Belt and Road Initiative (BRI) dat het vooropgestelde doel heeft om 1.000 miljard Amerikaanse dollar te investeren in het transportnetwerk dat China met Europa verbindt. Het BRI is een bron van discussie binnen verschillende politieke en academische kringen. Deze internationale belangstelling maakt het BRI een uiterst relevant onderzoeksobject. Wegens de sterke focus van de academische wereld op het strategische geopolitieke en geo-economische uitganspunt van het BRI, behandelt dit onderzoek de binnenlandse politiek-economische dimensie. De onderzoeksvraag luidt: in welke mate spelen conflicterende belangen tussen Chinese politiek-economische elites een rol bij de totstandkoming van het Belt and Road Initiative? Om een antwoord te formuleren op die onderzoeksvraag werd gekozen om de vraag op te delen in twee deelvragen die focussen op de internationale status van de renminbi en de overcapaciteit van Chinese staatsbedrijven. Eerst worden de verschillende conflicten tussen Chinese kapitaalkrachtige elites onderzocht in de context van het exportgeleide groeimodel. In de tweede fase van het onderzoek worden de geografische en institutionele kenmerken van het BRI besproken, waarna het project ook gekaderd wordt binnen het Chinese economische en buitenlandse beleid. Het laatste deel integreert de twee eerste hoofdstukken en formuleert een antwoord op de deelvragen omtrent de internationalisering van de renminbi en de overcapaciteit van staatsbedrijven. Het onderzoek wordt gevoerd vanuit een neo-Gramsciaanse invalshoek.

(4)

3

Lijst met Afkortingen

AIIB = Asian Infrastructure Investment Bank BBP = Bruto Binnenlands Product

BCIM-EC = Bangladesh-China-India-Myanmar Economic Corridor BRI = Belt and Road Initiative

BRICS = Brazil, Russia, India, China and South Africa CAR = Central Asian Republic

CCP = China Communist Party CIC = China Investment Coorporation

CMREC = China-Mongolia-Russia Economic Corridor COSCO = China Ocean Shipping (Group) Company CPEC = China-Pakistan Economic Corridor

FDI = Foreign Direct Investment GFC = Global Financial Crisis

IMF = Internationaal Monetair Fonds KMO = kleine of middelgrote onderneming LFP = Local Financing Platforms

MSR = Maritime Silk Road NDB = New Development Bank NPL = Non-Performing Loan PRoC = People’s Bank of China

SAFE = State Administration of Foreign Exchange

SAFEIC = State Administration of Foreign Exchange Investment Company SASAC = State-owned Assets Supervision and Administration Commission SCO = Shanghai Cooperation Organization

SDR = Special Drawing Rights SOE = State-Owned Enterprise SRF = Silk Road Fund

SWF = Sovereign Wealth Fund

(5)

4

Inhoudsopgave

1. Inleiding en Probleemstelling ...5 1.1. Probleemstelling ...6 1.2. Onderzoeksvraag en Design ...6 2. Literatuuroverzicht ...9

2.1. Het Belt and Road Initiative ...9

2.2. Het Neo-Gramscisme in China ... 11

3. Spanningsvelden tussen Chinees Politiek-Economische Elites ... 14

3.1. Het Chinese Groeimodel ... 14

3.2. Overcapaciteit ... 16

3.3. Buitenlandse Monetaire Reserves ... 18

3.4. De Internationalisering van de Renminbi ... 21

3.5. Ontwikkeling van Westelijke Regio’s ... 22

4. Het Belt and Road Initiative ... 25

4.1. Geografisch Overzicht van het BRI ... 25

4.2. Instellingen en Financiering ... 28

4.3. Samenhang van BRI met Economisch Beleid ... 31

4.4. Samenhang van BRI met Buitenlands Beleid ... 33

5. Conflicterende Elites en het BRI ... 35

5.1. Internationalisering van de Renminbi ... 35

5.1.1. Actoren ... 35

5.1.2. Betrokkenheid... 36

5.1.3. Impact van het BRI op de Internationalisering van de Renminbi ... 37

5.1.4. Contextualisering in het Chinese Groeimodel ... 38

5.2. Overcapaciteit van Chinese Bedrijven ... 39

5.2.1. Actoren ... 40

5.2.2. Betrokkenheid... 41

5.2.3. Impact van het BRI op de Overcapaciteit en Contextualisering ... 42

6. Conclusie ... 44

7. Referenties ... 45

(6)

5

1. Inleiding en Probleemstelling

Sinds 2013 wordt het Chinese buitenlandse beleid gekenmerkt door een grootschalig investeringsproject, bekend onder de naam ‘Belt and Road Initiative’ of BRI verkort. Dit initiatief heeft als vooropgestelde doel om 1 biljoen Amerikaanse dollar te investering in infrastructuur-en energieprojecten om zo de connectiviteit tussen de verschillende deelnemende landen te verbeteren en samenwerking te promoten. Hoewel het project de laatste jaren vaak onder de aandacht werd gebracht van de academische wereld en de media is er weinig consensus over de achterliggende doelstellingen en gehoopte uitkomsten van het BRI. Het is daarom belangrijk om de historische en geografische context van het Belt and Road Initiative bij deze discussies te betrekken.

Het idee van een inclusief transportnetwerk tussen China en Europa vindt zijn oorsprong in de Zijderoute, een geheel van handelsroutes dat vele eeuwen lang fungeerde als het belangrijkste handelsnetwerk tussen de gebieden van Eurazië. De symbolische relatie met de Zijderoute is een belangrijke hoeksteen van het BRI. Desondanks spelen de moderne politieke en economische ontwikkelingen een meer centrale rol in de totstandkoming van het BRI. Sinds de economische hervormingen onder het leiderschap van Deng Xiaoping heeft het land een ongekende economische groei gezien. Dit staatsgeleide economische model is sinds decennia gebaseerd op export-georiënteerde groei en een hoge graad van investeringen. Na de financiële crisis van 2008 en de daaropvolgende recessie kwam de Chinese politieke elite steeds meer tot het besef dat er bepaalde structurele economische problemen spelen in China. In de loop van dit onderzoek zullen deze inherente impassen van de Chinese economie verder besproken worden.

De economische groei van China en de uitdagingen die hiermee gepaard gaan worden vaak gekoppeld aan de toenemende Chinese macht op geopolitiek vlak. Het BRI wordt daarom soms door de internationale gemeenschap sceptisch bekeken. Er zijn voorbeelden te vinden waarbij staten genoodzaakt zijn bepaalde toegevingen te doen aan de Chinese overheid omdat de schuldenlast van hun deelname aan het BRI te groot is. Een voorbeeld hiervan vinden we terug in Sri Lanka en de projecten rond de haven van Hambantota (The Diplomat, 2020). Ondanks de accusaties van deze ‘debt trap diplomacy ‘ blijft China het idee van een ‘Peaceful Rise’ aanhouden. Deze schijnbare tegenstelling valt ook waar te nemen binnen multilaterale instellingen. China probeert om in toenemende mate een ‘Responsible Stakeholder’ te zijn in diverse internationale instellingen maar onderneemt ook zelfstandig multilaterale initiatieven zoals de Shanghai Cooperation Organisation en BRICS toppen. Van deze nieuwe initiatieven is voor dit onderzoek de Asian Infrastructure Investment Bank van belang omdat de ontwikkelingsbank rechtstreeks teruggekoppeld kan worden naar het BRI.

In maart 2019 kwam het Belt and Road Initiative op de voorgrond van de internationale actualiteit toen Italië besliste om een memorandum van overeenstemming te tekenen met China betreffende het BRI, dat aldus de eerst G7-lidstaat werd om zich aan te sluiten bij het project (The Financial Times, 2019). Het Belt and Road Initiative is duidelijk een actueel onderzoeksobject met verschillende buitenlandse spelers maar ook diverse binnenlandse actoren. De verscheidenheid aan belangen en actoren die het BRI vormgeven is daarom ook een van de redenen waarom de achterliggende doelstellingen van het project zo moeilijk te achterhalen zijn en waarom de internationale reacties zo divers zijn. Het BRI is een strategie van buitenlands beleid, maar er worden ook economische elementen bij betrokken wat de multidisciplinaire aard van het initiatief verduidelijkt.

Hoewel het BRI gezien kan worden als een succesvolle marketingcampagne voor Chinese staatsgeleide initiatieven en Chinese infrastructuurbedrijven (The Atlantic, 2019) heeft het BRI weldegelijk tastbare gevolgen voor zowel de deelnemende partnerstaten als binnenlandse Chinese politiek-economische elites. In dit onderzoek wordt de focus gelegd op deze laatste groep van actoren, alsook de belangen

(7)

6

die het project vormgeven. De historische en geografische context mag hierbij niet uit het oog verloren worden, net als de structuren en processen die de Chinese economie vormgeven.

1.1. Probleemstelling

In zijn speech op het The Belt and Road forum for International Cooperation in 2017, omschreef president Xi de Zijderoute waarop het BRI gebaseerd is als volgt: ‘Spanning thousands of miles and years, the ancient silk routes embody the spirit of peace and cooperation, openness and inclusiveness, mutual learning and mutual benefit. The Silk Road spirit has become a great heritage of human civilization’ (Xinhua, 2017). Men streeft naar samenwerking tussen verschillende culturen op een vredevolle, open en inclusieve manier. Daarnaast is het beogen van wederzijdse voordelen essentieel. Dankzij de immense omvang van het project kan vastgesteld worden dat het BRI veel ingrijpende gevolgen met zich meebrengt voor zowel China zelf, als de lidstaten die aan het project deelnemen. De vraag resteert wat de aard is van deze voordelen en hoe ze bijdragen tot de schijnbaar uniforme Belt and Road strategie. Sinds het ontstaan van het BRI heeft het gehele project geleidelijk aan meer vorm gekregen en een belangrijke plaats ingenomen in het buitenlandse beleid van China. Het BRI was het belangrijkste element van de diplomatieke focus van het land in 2014 en 2015 maar heeft ook de doelstelling om diepgaande binnenlandse economische hervormingen uit te voeren. Het belang wordt ook bevestigd door de integratie van het BRI in het 13e vijfjarenplan dat Chinees economisch beleid

moet vormgeven (Central Committee of the Communist Party of China, 2016).

Een sterk vertegenwoordigde stroming binnen de literatuur rond het BRI staat in het teken van de geopolitieke competitie tussen China en het Westen. Dankzij de snelle ontwikkeling van het land zien verschillende staten de Volksrepubliek als een uitdager op het internationale speelveld. Het BRI zou dan een manier zijn om de macht van China uit te breiden ten aanzien van het Westen (met de VS als meest prominente actor). Hoewel dit perspectief zonder twijfel een interessante invalshoek biedt, is dit reeds een sterk uitgebouwde tak van de wetenschappelijke literatuur. Een minder ontwikkeld deel van de literatuur rond het BRI staat in het teken van de economische drijfveren, de achterliggende context en de structurele economische belangen van de politiek-economische elite. Dit is zonder twijfel een belangrijke motor van het project en verdient daarom verdere belangstelling (Cai, 2017; Cau, 2018).

Het BRI verkoopt zichzelf als een open en inclusief project gericht op wederzijds voordeel. Er rijzen een aantal vragen rond deze concepten als er dieper wordt ingegaan op de Chinese staat. Zo is het niet duidelijk wie binnen China de winnaars zijn van het project, wie het meeste voordeel ondervindt, en welke groepen een antagonistische houding aannemen ten aanzien van het BRI. De centrale probleemstelling van dit onderzoek draait rond de politiek-economische belangen van het BRI die het project vormgeven. Het BRI wordt bestudeerd vanuit een alternatief uitgangspunt dat een eerder beperkt gebruik kent binnen de academische literatuur maar dat wel een vernieuwende en relevante blik kan werpen op het onderzoeksobject. Daarnaast is verder onderzoek naar deze probleemstelling cruciaal om politiek-economische motivaties van verschillende actoren te achterhalen. De nadruk komt daardoor te liggen op het beter begrijpen van handelingen en acties wat voor een politiekwetenschappelijk onderzoek een centraal uitgangspunt is.

(8)

7

Om de probleemstelling verder te concretiseren wordt uitgegaan van een algemene onderzoeksvraag. Dit onderzoek heeft als doel een antwoord te formuleren op de vraag ‘In welke mate spelen conflicterende belangen tussen Chinese politiek-economische elites een rol bij de totstandkoming van het Belt and Road Initiative?'. Er werd voor deze algemene onderzoeksvraag gekozen omdat de vraag nauw aansluit bij de centrale probleemstelling. Het onderzoeksobject van het BRI wordt gekoppeld aan de conflicten tussen Chinese politiek-economische elites bij het realiseren van hun doelstellingen. Het is daarom belangrijk om bewust te zijn van welke spanningsvelden spelen tussen welke elites bij bepaalde deelaspecten van het BRI. De algemene onderzoeksvraag belicht ook de rol die de belangen van deze elites spelen bij de eindvisie en realisatie van het BRI.

Omdat de algemene onderzoeksvraag nog steeds zeer ruim kan worden opgevat is de keuze gemaakt om de vraagstelling te specificeren door middel van twee deelvragen. Twee deelaspecten rond de Chinese internationale politieke economie zijn geselecteerd zodanig dat de connectie tussen de Chinese binnenlandse economische conflicten en de internationale handelingen van de Volksrepubliek duidelijk gerelateerd kunnen worden aan elkaar. Eerst wordt een antwoord gezocht op de vraag ‘In welke mate spelen conflicterende belangen rond de internationalisering van de renminbi een rol bij de totstandkoming van het BRI?’. Door de internationalisering van de Chinese munt te beschouwen als een mogelijke doelstelling of deelaspect van het Belt and Road Initiative worden verschillende conflicterende belangen binnen de Chinese staat betrokken bij het project.

De tweede deelvraag slaat op de excessieve capaciteit van Chinese bedrijven binnen de Chinese economie en of het BRI een voertuig is om deze capaciteit te exporteren. De concrete vraag luidt ‘In welke mate spelen conflicterende belangen rond de overcapaciteit van Chinese bedrijven een rol bij de totstandkoming van het BRI?’. Het valt op dat er veel verschillende actoren betrokken zijn hierbij. Zo is er de politieke elite van de Chinese Communistische Partij (CCP) die een andere visie aanhoudt dan de bedrijfselite van staatsbedrijven of niet-staatsbedrijven. Dit is slechts een van de vele voorbeelden van conflicterende elites die spelen op de achtergrond van het BRI. Daarom is het van belang om de centrale onderzoeksvraag met deelvragen duidelijk af te bakenen.

Bij het verdere verloop van het onderzoek gaat de neo-Gramsciaanse benadering gebruikt worden als voornaamste academische invalshoek. Om dit kader te duiden gaat het tweede deel van het literatuuroverzicht in het teken staan van deze academische stroming. Met het neo-Gramsciaanse uitgangspunt in het achterhoofd gaan vervolgens de verschillende oorzaken van de huidige economische situatie van China aangehaald worden. Het doel hiervan is om een academische context te geven aan de structurele spanningsvelden van de Chinese economie en tussen de verschillende politiek-economische elites, wat in hoofdstuk 3 uiteengezet wordt.

In deel 3 gaat het onderzoeksobject verder worden uitgelicht door een overzicht te geven van de evolutie in tijd, de belangrijkste geografische deelgebieden en corridors en de centrale instellingen die het project vormgeven. Ook hier gaat rekening gehouden worden met de theoretische invalshoek van het neo-Gramscisme. Het doel is om uiteindelijk tot een overzicht te komen van de betrokken actoren en achterliggende mechanismen die het BRI vormgeven. Hierna wordt voor zowel de status van de renminbi als de overcapaciteit van ondernemingen een schets gegeven van de belangrijkste actoren die het beleid rond deze thema’s bepalen en de posities die zij aannemen. Er wordt ook bekeken wat de impact van deze actoren is op de besluitvorming. Als laatste deel van het onderzoek wordt bekeken wat de relatie van deze elites is ten aanzien van het BRI en hoe compatibel de verschillende conflicterende belangen zijn met de eindvisie van het BRI.

(9)

8

De methode die voor dit onderzoek wordt gebruikt is een literatuurstudie die voornamelijk gebaseerd is op secundaire academische bronnen. Cijfermateriaal en figuren die worden gebruikt zijn afkomstig van kwalitatieve secundaire bronnen.

(10)

9

2. Literatuuroverzicht

De sterke interesse van academici voor het BRI als onderzoeksobject betekent niet dat deze auteurs het project vanuit een gelijkaardige invalshoek bekijken. Auteurs kiezen er vaak voor om een bepaalde focus te leggen op een deelaspect van het BRI dat vanuit een bepaalde politiekwetenschappelijke stroming bekeken wordt. Zo ontstaat er een grote variatie tussen verschillende auteurs waarbij er overlap mogelijk is maar niet frequent voorkomt. In het volgende deel van deze scriptie worden de twee belangrijkste benaderingen binnen de BRI-literatuur beschreven. Vervolgens wordt aangetoond op welke manier het kader van het neo-Gramscisme een relevante aanvulling kan bieden op de bestaande literatuur van de IPE van China.

2.1. Het Belt and Road Initiative

Zoals hierboven reeds is aangehaald zijn er twee benaderingen van belang bij het bespreken van het BRI. De meest prominente hiervan in de academische literatuur is de geopolitieke visie. Deze stroming focust op de plaats van China in de wereld en of het land gezien moet worden als een uitdager van de gevestigde machtsverhoudingen. Hiernaast is er ook de minder besproken politiek-economische benadering die het BRI eerder ziet als een voorwerp voor binnenlands economische hervormingen. Binnen de eerste geopolitieke stroming speelt de kwestie of het BRI al dan niet een strategie is. Dankzij de ambigue houding van de Chinese overheid rijst de vraag of het BRI beschouwd kan worden als een strategie of als een initiatief. Hoewel verschillende academici zich bewust zijn van deze discussie, wordt vaak gekozen om het BRI eerder te interpreteren als een Chinese ‘grand strategy’ dan slechts een initiatief wegens de specifieke vorm en omvang van het project. Wel blijft dit een belangrijk discussiepunt binnen de academische wereld, de Chinese politieke leiderschap en de internationale gemeenschap (Pu, 2016).

De discussies rond het BRI als strategie spelen een belangrijke rol bij het bepalen van de achterliggende doelstellingen van de betrokken actoren. Verschillende auteurs zien het BRI als een onderdeel van de verschuivende machtsrelaties tussen China en het Westen (onder leiding van de VS). Bepaalde Chinese belangengroepen zouden zo geopolitieke en geo-economische ambities hebben om de door het Westen geleide orde te hervormen. Volgens Cau (2018) zijn er een aantal materiële en causale vereisten die moeten vervuld worden om een nieuwe internationale orde tot stand te brengen waarbij China een centrale positie zou kunnen innemen. Om de dominantie van de huidige hegemoon aan te tasten moet er eerst en vooral gezocht worden naar bondgenoten. Zo zouden de relaties tussen China en Rusland en China en Iran recentelijk vooruitgegaan zijn om het machtsoverwicht van het westen te doorbreken, mede dankzij het BRI. Als tweede element spelen financiële instituties een cruciale rol bij het ontwikkelen van een alternatief internationaal systeem. Het valt op dat China zowel inzet op het ontwikkelen van een prominentere positie in het huidige systeem, alsook het oprichten van afwijkende internationale financiële instellingen die gekoppeld kunnen worden aan het BRI. Het operationeel kunnen inzetten van een uitgebreide militaire capaciteit speelt ook een belangrijke rol, hoewel dit niet expliciet wordt nagestreefd door het BRI. Het belang van de Shanghai Cooperation Organization (SCO) en andere militaire ontwikkelingen worden wel benadrukt omdat deze de veiligheid van de handelsroutes van het BRI in stand zouden houden. Bij het laatste aspect om een geopolitieke orde in het leven te roepen moet er gekeken worden naar valuta en internationale reserves, wat China ook blijkt na te streven.

De verschillende kenmerken van het BRI die in de wetenschappelijke literatuur aangehaald zijn, worden gedeeld met een ander strategisch plan, zijnde het Marschallplan. Auteurs als Hong tonen de gelijkenissen tussen het historische Amerikaanse plan en het huidige Chinese concept. Deze

(11)

10

vergelijking is niet onterecht: beide plannen stimuleren de economische groei van de deelnemende lidstaten. Ondanks bepaalde raakvlakken die de twee strategieën gemeenschappelijk hebben zijn er veel verschilpunten die een eenzijdige vergelijking bemoeilijken. De inhoud, omvang en uitvoering van het BRI varieert sterk van het Amerikaanse plan. Zo legde het Marschallplan harde politieke condities op deelnemende staten om het Communisme tegen te gaan, terwijl het BRI inclusiviteit en wederzijdse groei promoot zonder eisen te stellen. Het blijft belangrijk om de vergelijking tussen het Marshallplan en het BRI te maken omdat het een diepgaand inzicht geeft over de aard van het Chinese initiatief en de positie van China in de wereld (Hong 2016).

De academische literatuur staat sterk in het teken van deze geopolitieke en geo-economische invalshoeken die het BRI koppelen aan de rol van China in de wereld. Zoals Clarke (2017) vermeld is het idee van het BRI gegrond in een voorgeschiedenis van structurele doelstellingen van de Chinese staat. Het BRI is hierdoor een articulatie van historische gebeurtenissen en keuzes die de houding van China in de wereld vormgeven. Het project draagt bij tot de grand strategy van China om op lange termijn opnieuw grootmacht-status te bereiken. Het BRI kan hierdoor niet beschouwd worden als een project dat uitsluitend door de huidige elite is ontwikkeld, maar bouwt verder op ideeën en concepten van de voorgangers van president Xi, zoals economische ‘Reform and Opening-up’ van Deng Xiaoping, het multilateralisme en samenwerkingsdiscours van Jiang Zemin en de ‘Peaceful Development’ van Hu Jintao.

Het belang van het geopolitieke component van het BRI wordt vaak als enige uitgangspunt genomen bij het analyseren van het Chinese project. Het unilaterale gebruik van deze literaire stroming geeft een eenzijdig beeld van het BRI omdat de economische elementen niet betrokken worden bij het gevoerde onderzoek. Cai (2017) beschouwd deze analyses niet als onjuist maar eerder als incompleet. De geopolitieke en economische visies zijn twee dimensies van een geheel. Zo zou het land het BRI kunnen gebruiken om regionaal leiderschap uit te rollen dat economische en politieke integratie promoot en een productienetwerk onderbouwt met China als centrum voor hoogontwikkelde industrieën en innovatie. Hoewel recentelijk steeds meer auteurs deze twee stromingen beginnen te combineren om tot een holistisch beeld te komen van het BRI, blijft de binnenlandse politieke economie vaak onderbelicht. Auteurs die deze twee stromingen integreren schrijven ofwel een ruim overzicht van het BRI zoals Deepak (2018) of gaan dieper in op een deelaspect, bijvoorbeeld hoe Freeman (2020) focust op overcapaciteit. Het kan niet ontkend worden dat de internationale en regionale status van China centrale elementen zijn bij een bespreking van het BRI, maar de binnenlandse structurele economische uitdagingen mogen niet vergeten worden.

Hong (2016) toont het belang van het nadrukkelijk focussen op binnenlandse economische aspecten om deze later te integreren bij het verder onderzoeken van het BRI. Deze auteur beschouwd het BRI als een nieuwe vorm van ‘opening-up’-beleid in functie van het opnieuw promoten van het exportgeleide groeimodel om zo China verder te integreren met de globale wereldeconomie. De concrete doelstellingen van het BRI zouden dan draaien rond het exporteren van excessieve capaciteit van Chinese bedrijven en het ontwikkelen van achtergestelde gebieden binnen het Chinese grondgebied. Ook Clarke (2017) haalt het binnenlandse belang van het BRI aan. Hij focust ook op de opportuniteit dat het project biedt om de westelijke provinciën van het land te integreren in de binnenlandse politiek en economie. Zo zou het BRI ‘state-building’ nastreven binnen de eigen landsgrenzen. Verschillende auteurs benadrukken het belang dat de Chinese overheid hecht aan de rol van het BRI als ankerpunt voor binnenlandse moderniseringsprojecten. Een van deze auteurs is Yu die in 2018 eveneens benadrukt dat het BRI bepaalde binnenlands-economische doelstellingen vooropstelt zoals het moderniseren van onderontwikkelde grensgebieden en het exporteren van overcapaciteit. Yu gaat hier verder op in door specifieke aard van staatsgeleide bedrijven (SOE’S) aan te halen en hoe deze ondernemingen opereren in een internationale setting.

(12)

11

Zoals Yu (2018) het omschrijft: “As argued earlier, too many pundits and policy practitioners in the West stress the geoeconomic and geo-political significances of BRI without paying attention to how domestic politics dictate the policies, budgetary distribution and detail of BRI”. De auteur vermeld de eenzijdige kijk die in de academische wereld vaak gebruikt wordt bij het bestuderen van het BRI die zich voornamelijk bezig houdt met de geopolitieke en geo-economische gevolgen van het project op wereldschaal. Auteurs als Blanchard en Flint (2017), Ferdinand (2016) en Hilpert en Wacker (2015) vallen elk binnen de geopolitieke stroming van het BRI. Meer recent zijn er Hass, Jones en Mason (2019) die de geopolitiek van globale infrastructuurprojecten bespreken en Ali (2020) die de strategische aspecten van het BRI uiteenzet. Het is voor die reden dat in dit onderzoek is gekozen om te focussen op de binnenlandse politiek-economische dynamieken. Zo kan er een bijdrage geleverd worden aan een onderdeel van de wetenschappelijke literatuur dat minder sterk ontwikkeld is en dat vaak overkeken wordt door (Westerse) auteurs. De onderzoeksvraag waarop een antwoord wordt geformuleerd staat in het teken van deze lacune. Het aangewezen kader voor een onderzoek naar de politiek-economische binnenlandse drijfveren die schuilgaan achter het BRI is de neo-Gramscistische benadering, die sterk aanleunt bij dit onderwerp.

2.2. Neo-Gramscisme in China

Het neo-Gramscistische perspectief is gebaseerd op het werk van de Italiaanse Marxistische denker Antonio Gramsci in de context van historisch materialisme en sociale transformatie. De stroming kwam echter pas van de grond dankzij het werk van Robert Cox (Bieler & Morton, 2004; Cox, 1981). Andere prominente auteurs binnen de stroming zijn Burnham (1991) en Overbeek (2013). Van belang voor dit onderzoek is dat het neo-Gramscisme een gangbare benadering is binnen de internationale politiek-economische literatuur wegens de sterke focus op de sociale relaties van productie, contesterende elites en de verdeling van kapitaal. Zoals in het vorige deel werd aangehaald heeft het Belt and Road Initiative een geopolitiek en geo-economisch internationaal uitgangspunt dat een omvangrijk deel van de wetenschappelijke literatuur inneemt, naast het binnenlands politiek-economische aspect. Door gebruik te maken van een neo-Gramsciaanse invalshoek worden deze twee visies rechtstreeks in elkaars verlengde gelegd. Dankzij de focus op politiek-economische concepten en de mogelijkheid om de internationale positie van China aan binnenlandse machtsverhoudingen te koppelen biedt deze benadering veel voordelen bij het bespreken van het BRI.

De neo-Gramsciaanse benadering legt een sterke nadruk op het belang van historische ontwikkelingen bij het verklaren van hedendaagse machtsverhoudingen. Zo toont Peng (2018) de verschillende periodes van politiek engagement die China heeft gekend sinds het einde van de Tweede Wereldoorlog. Peng toont dat China eerst een fase heeft doorgemaakt van vijandigheid en conflict met de gevestigde orde die inging tegen de ideeën en instituties van het Westen. Vervolgens ging China door een fase van integratie in de instellingen en ideeën van de wereldorde en het openen van de economie. Deze fase kwam tot een einde dankzij de financiële crisis (GFC) en economische recessie van 2008. De huidige periode wordt gekenmerkt door een actief leiderschap in de internationale gemeenschap waarbij het land een bijdrage wil leveren aan de gevestigde orde. De drie periodes kunnen niet los gezien worden van elkaar maar eerder als een dynamisch gegeven. Binnen elke fase werden bepaalde strategische keuzes gemaakt die de huidige houding van China in de wereld hebben vormgegeven.

Hoewel China een historische transitie heeft ondergaan naar de actieve participerende rol die het vandaag de dag inneemt, blijft de vraag bestaan in hoeverre het land zich integreert in de huidige neoliberale wereldorde. Stephen (2014) schrijft dat de verschillende BRICS landen (inclusief China) de centrale eigenschappen en historische structuren van de neoliberale orde overnemen. Dit zou de kans

(13)

12

op klassieke militaire conflicten tussen de heersende en opkomende grootmachten drastische verminderen omdat China even afhankelijk is van het institutionele kader als het Westen. Hoewel de integratie van China in de Westerse orde niet gecontesteerd kan worden, zijn er toch elementen die voor een scheiding zorgen tussen het land en de gevestigde orde. China blijkt bijvoorbeeld minder marktgericht te zijn dan andere landen en eerder een staatsgeleide economische integratie te beogen (McNally, 2007; Nölke, 2012). Een gevolg hiervan is dat de Chinese elite niet geïntegreerd wordt in de transnationale kapitalistische klassenstructuren. De kloof die hierdoor ontstaat maakt van China een ‘contender state’ in de betekenis die Kees Van der Pijl aan het concept heeft toegekend. Net als Stephen in 2014 maakt ook Starrs (2013) deze conclusie in zijn onderzoek naar de Amerikaanse economische hegemonie.

Vandaag de dag is China de belangrijkste ‘contender state’ tegenover het neoliberale ‘heartland’. Het land heeft bepaalde niches gecreëerd en bepaalde marktpraktijken overgenomen vanuit de neoliberale orde die China bijzonder welvarend hebben gemaakt. Het doel is niet om het Westen te provoceren maar eerder om integratie te zoeken met de wereldorde. Een gevolg hiervan is dat het exportgeleide groeimodel van China en de accumulatie van kapitaal indirect de staatschuld van de VS heeft weten te financieren. Hoewel verschillende historische structuren worden overgenomen blijft, zoals hierboven werd vermeld, China op bepaalde vlakken sterk variëren van het neoliberale ‘heartland’. De aard van de ‘contender’ positie ligt er in om bepaalde marktpraktijken over te nemen zodat er niches ontstaan voor spectaculaire private verrijking, maar het staatssocialisme wordt nog steeds als streefdoel en eindpunt beschouwd (Van der Pijl, 2012).

De afhankelijkheidsrelatie tussen China en de VS wordt verder uitgepakt in de werken van Hung. De snelle Chinese economische groei kon slecht tot stand komen door een specifieke dynamiek te ontwikkelen met de VS die het land in staat heeft gesteld grote hoeveelheden aan kapitaal te accumuleren. Het consumptie-gedreven groeimodel van de VS is op deze manier complementair aan het Chinese model van exportgeleide groei. De Chinese dollarreserves werden vervolgens gebruikt om het Amerikaanse model in stand te houden door massaal Amerikaanse overheidsschuld op te kopen, waarbij de dollar niet alleen een ruilmiddel is maar ook een opslageenheid. Net als Peng ziet Hung de GFC als een keerpunt voor de onderlinge relatie tussen de VS en China en benadrukt hij dat historische structuren die dit model hebben vormgegeven. De GFC heeft de symbiotische relatie tussen China en de VS sterker gemaakt waardoor beide landen zich steeds meer bewust werden van hun nieuwe positie (Hung, 2015).

De Graaff en Van Apeldoorn (2018) concretiseren deze meer allesomvattende theoretische visies binnen het neo-Gramscisme door verder in te gaan op de rol van elites. Meer specifiek gaat het in hun onderzoek om elites die betrokken zijn bij de totstandkoming van buitenlands beleid omdat hiernaar weinig systematische en empirische studies zijn gebeurd. De vraag resteert of deze elites al dan niet geïntegreerd worden in de door het Westen geleide neoliberale wereldorde. Op die manier formuleren De Graaff en Van Apeldoorn een antwoord op de probleemstelling die door Stephen naar voor is geschoven omtrent de beperkte integratie van de Chinese kapitalistische klasse in de globale kapitalistische structuren. Een belangrijk oorzaak die deze auteurs naar voor schuiven is dat de bedrijfselites steeds meer de tegenstelling onder ogen moeten komen over de aard van hun intenties. De SOE’s moeten zowel voldoen aan de internationale regels en structuren van de kapitalistische orde, alsook de beleidsgerichte doelstellingen nastreven die door de Chinese staat worden opgelegd, zoals geopolitieke ambities en sociale stabiliteit. Deze duale houding is de reden waarom Chinese bedrijfselites slechts een beperkte integratie kennen in de transnationale kapitalistische klasse. Het contradictorische karakter tussen deze twee partijen weerspiegelt het ruimere spanningsveld tussen de verschillende fracties van het Chinese transnationale kapitaal.

(14)

13

Vermeiren en Dierckx (2012) halen eveneens de contradicties binnen het Chinese kapitaal aan door de verschillende posities ten aanzien van kapitaalcontroles te schetsen. Het doel van de kapitaalcontroles is om het exportgeleide groeimodel aantrekkelijk te maken en op die manier kapitaalaccumulatie te bevorderen zoals door Van der Pijl en Hung werd beschreven. De centraliteit van kapitaalcontroles in het regime betekent niet dat dit een ongecontesteerd gegeven is. Er zijn verschillende kapitaalkrachtige groeperingen binnen de Chinese staat die tegenstrijdige standpunten innemen rond thema’s die direct of indirect gekoppeld zijn aan de sociale relaties van productie. Hoewel de Chinese staat de dominante bezitter van kapitaal blijft, beschikken SOE’s over aanzienlijke hoeveelheden productief kapitaal en staatsgeleide banken over financieel kapitaal. De Chinese centrale bank (PBoC) heeft eveneens belangen bij de positiebepaling van het beleid rond kapitaalcontroles. Daarnaast bestaan individuele groepen van bedrijfsleiders en managers die op een private manier zeer welvarend zijn geworden. Elk van deze groepen heeft een bepaalde houding ten aanzien van kapitaalcontroles en ruimer het Chinese export-georiënteerde groeimodel. De verschillende fracties binnen het Chinese kapitaal spelen elk een rol bij de totstandkoming van binnenlands en buitenlands beleid zoals bijvoorbeeld het BRI. Hoewel de rol van deze elites fundamenteel is bij het bepalen van politiek-economisch beleid, blijft de staat absolute controle behouden over transnationaal kapitaal. De elites spelen een rol op de duale manier die beschreven werd door De Graaff en Van Apeldoorn, tussen de houding van de staat en de structuren van de neoliberale wereldorde waardoor integratie in de wereldorde slechts beperkt mogelijk is.

Zoals werd aangetoond biedt het neo-Gramscisme een zeer interessante kijk op de rol van kapitaal en conflicterende elites binnen een nationale context maar ook binnen globale politiek-economische structuren. Onderzoek vanuit neo-Gramscistisch oogpunt kan daarom een relevante aanvulling formuleren op de literatuur rond het BRI, waarbij een sterke focus komt te liggen op de binnenlands politiek-economische belangen in de context van de Chinese houding ten aanzien van het Westen.

(15)

14

3. Spanningsvelden tussen Chinees Politiek-Economische Elites

Het doel van dit onderzoek is om een antwoord te formuleren op de onderzoeksvraag ‘In welke mate spelen conflicterende belangen tussen Chinese politiek-economische elites een rol bij de totstandkoming van het Belt and Road Initiative?’ waarbij de deelvragen dieper ingaan op de rol van overcapaciteit en de internationale positie van de Chinese munt. In de eerste fase van het onderzoek gaat een overzicht gegeven worden van de belangrijkste spanningsvelden en structurele problemen inherent aan de Chinese economie. Steeds worden de spanningsvelden bekeken in het geheel van botsende fracties binnen het Chinese kapitaal zoals besproken wordt in de neo-Gramsciaanse literatuur. Ook wordt bij elk van de verschillende delen de relatie met het BRI besproken om een terugkoppeling te vormen naar de centrale onderzoeksvraag.

3.1. Het Chinese Groeimodel

De politiek-economische ontwikkelingen van de Chinese markt staan sinds enkele decennia sterk in het teken van het staatsgeleide groeimodel. Sinds de overwinning van de Chinese Communistische Partij (CCP) heeft de staat een afhankelijkheidsrelatie ontwikkeld ten opzichte van de markt. De staat had controle nodig over arbeid en kapitaal om in stand te blijven, maar in ruil moest de centrale leiderschap ook iets teruggeven aan de bevolking. Onder Mao was de raison d’être van de staat het opbouwen van de militaire capaciteit van het land, maar de hervormingen van Deng Xiaoping hebben de focus verlegd naar industrialisatie en het verbeteren van de materiële levensstandaard van de bevolking. Deze doelstelling heeft geleid tot de sterke fixatie op de groei van het BBP om zo tot materiële vooruitgang te komen. Het Chinese groeimodel wordt in het vervolg van dit hoofdstuk als kapstok gebruikt om de verschillende conflicten tussen politiek-economische elites aan op te hangen. De centrale plaats dat het model inneemt bij de positiebepaling van de kapitaalkrachtige fracties binnen de Chinese samenleving zorgt ervoor dat de verschillende spanningsvelden makkelijk kunnen gekoppeld worden aan het groeimodel (Zheng & Deng, 2018).

Sinds de economische hervormingen onder Deng heeft China stapsgewijs het pad gekozen van een investering en export-gedreven groei. Zo werden er in de periode vanaf 1979 marktmechanismen in het leven geroepen en werden speciale economische zones ontwikkeld om buitenlandse directe investeringen (FDI) aan te trekken. Economische decentralisatie werd nagestreefd in verschillende sectoren, waaronder ook de internationale handel, en SOE’s kwamen steeds meer onder de controle van lokale overheden. Ook werden burgers meer aangemoedigd om zelfstandig te ondernemen. Een belangrijke hervorming kwam er bij de afbouw van handelsbarrières waardoor grotere hoeveelheden FDI het land binnenstroomden. Dankzij de geleidelijke invoer van het vrijemarktmechanisme kende de Chinese economie een exponentiële groei waarbij het BBP in de periode van 1979 tot 2018 elke 8 jaar verdubbelde (Morrison, 2018).

De Chinese markthervormingen kwamen laat in vergelijking met andere snel ontwikkelende Aziatische economieën. Hoewel de hoge investeringsgraad en de exportafhankelijkheid gemeenschappelijke kenmerken zijn met andere Aziatische landen, heeft China het groeimodel op een unieke manier toegepast dankzij het uitgebreide netwerk van SOE’s, de sterke centraliteit van het autoritair gezag en de toegankelijkheid tot een uitgestrekte arbeidspool. De specifieke eigenschappen van de Chinese staatsvorm, historische structuren en sociale relaties van productie, maken de uitvoering van het exportgeleide groeimodel door China een uniek fenomeen (Hung, 2015). Drie belangrijke politiek-economische instellengen zijn verantwoordelijk voor de instandhouding van het groeimodel. Eerst en vooral is er de structuur van de arbeidsmarkt die belet dat de lonen even snel stijgen als de productiviteit. Daarnaast is er het wisselkoersbeleid dat de PBoC aanhoudt samen met de accumulatie

(16)

15

van buitenlandse monetaire reserves. De laatste instelling die het groeimodel in stand houdt is de financiële repressie van het bankensysteem. Door de rente op spaarrekeningen van Chinese burgers laag te houden kan kapitaal worden gekanaliseerd naar de Chinese staatsbedrijven. Bijkomend voorziet de PBoC kapitaal aan staatsbanken die zo SOE’s toegang geven tot dit goedkope krediet. Door rekening te houden met deze drie instellingen wordt duidelijk hoeveel belang de exportgerichte en staatsgeleide bedrijven hebben bij het groeimodel (Vermeiren, 2013). Financiële repressie kan gezien worden als een tweesnijdend zwaard. Langs een kant heeft het geholpen om buitengewone economische groei teweeg te brengen, maar langs de andere kant heeft financiële repressie de gezondheid van de economie op lange termijn aangetast door economische inefficiënties te ontwikkelen en de economische structuren van China te ontwrichten (Xu & Faure, 2019).

De financiële crisis van 2008 en de daaropvolgende economische recessie hebben een grote impact gehad op het Chinese politiek-economische beleid. De recessie werd van het Westen naar China overgebracht door middel van de wederzijdse handelsrelaties. De verminderde vraag vanuit de VS en de EU naar Chinese producten toonde de sterke afhankelijkheid van exporten die zich in de voorgaande decennia had ontwikkeld onder het beleid van de centrale overheid. Het vijandige economische klimaat dat was ontstaan vereiste maatregelen van de Chinese politieke leiderschap om het groeimodel te verdedigen. Het antwoord op de crisis kwam er dan ook in de vorm van een uitgebreid stimuluspakket ter waarde van 580 miljard Amerikaanse dollar. Het stimulusprogramma bestond uit belastingverminderingen en investeringen in betaalbare huisvesting, infrastructuur, volksgezondheid, technologische innovatie en milieu. Hoewel het programma de economische groei van het land in een periode van onrust zeer hoog heeft weten te houden in vergelijking met andere landen, kunnen toch een aantal kritieken geformuleerd worden op de stimulusmaatregelen. De consequenties van het programma hebben de structurele problemen van het exportgeleide groeimodel sterk uitvergroot. Zo worden bedrijven sterk afhankelijk van goedkope leningen die overcapaciteit in stand houden waardoor bubbels ontstaan. De rol van de staat is ook versterkt dankzij de functie die SOE’s hebben bekleed bij het uitvoeren van het stimuluspakket, wat in het nadeel speelt van private ondernemingen. Uiteindelijk heeft het stimulusprogramma Chinese bedrijven bijkomend afhankelijk gemaakt van export naar het Westen en een te sterke graad van investeringen, dit ten koste van binnenlandse consumptie (Lardy & Subramanian, 2011; Yongding, 2010).

Het stimuluspakket na de crisis heeft ervoor gezorgd dat de Chinese economie relatief hoge groeicijfers kon aanhouden in vergelijking met andere landen, maar toen de effecten van dit programma geleidelijk aan wegebden werd het uitbreiden van de export opnieuw een prioriteit om de groei aan te houden. Dit kwam omdat binnenlands consumptie slechts beperkt gestimuleerd werd. Een mogelijkheid om de overtollige productiecapaciteiten op te vangen ligt in het Belt and Road Initiative omdat enerzijds de connectiviteit tussen China en nieuwe markten verbetert en anderzijds de overcapaciteit van bedrijven wordt geëxporteerd. Ook zou de blootstelling van deze bedrijven aan internationale markten SOE’s competitiever kunnen maken (Akyüz, 2011; Ferdinand, 2016).

Aan de beperkte binnenlandse consumptie kan ook het patroon van disproportioneel lage lonen gekoppeld worden. Chinese burgers krijgen het grootste deel van hun inkomen uit lonen en slechts een beperkt deel uit overheidstransferten en inkomsten uit investeringen. Ondanks de indrukwekkende groei van lonen in de laatste decennia is hun aandeel ten opzichte van de totale inkomsten van bedrijven eerder beperkt gebleven. De groei van lonen wordt kunstmatig lager gehouden dan de groei van inkomsten voor bedrijven om Chinese SOE’s competitief te houden aan buitenlandse arbeidskrachten, maar hierdoor ontstaat de noodzaak tot het blijven investeren van de inkomsten door SOE’s (Akyüz, 2011). Het stimuleren van de consumptie is een onderdeel van de algehele herbalancering van het Chinese groeimodel. Hoewel bepaalde initiatieven genomen worden door de Chinese politieke elite om de consumptie-gedreven groei te stimuleren (bijvoorbeeld onder

(17)

16

Made in China 2025), blijkt dit voorlopig onvoldoende te zijn om de transitie te maken naar een volwaardig ontwikkelde economie. De grootste uitdaging voor de Chinese politieke leiderschap is het beter afstemmen van de verschillende herbalanceringsprojecten en deze te integreren binnen de noodzakelijke structurele hervormingen (Cai, 2017; Wagner, 2017).

Het export-gedreven beleid heeft niet alleen effect op de uitkering van de lonen en de graad van investeringen, maar ook op de internationale positie van de Chinese munt, de renminbi. De wisselkoers en waarde die de renminbi op internationale markten aanhoudt is van groot belang voor de competitiviteit van Chinese bedrijven. Een zwakkere munt vis-à-vis andere internationaal gebruikte munten betekent dat het goedkoper wordt om in China goederen te produceren. De waarde van de renminbi wordt kunstmatig laag gehouden door de wisselkoers te manipuleren. Op deze manier bekleedt monetair beleid een essentiële positie binnen het Chinese exportgeleide groeimodel en de accumulatie van buitenlandse reserves (Twarowska, 2019).

De centraliteit van het groeimodel betekent dat op elk politiek niveau binnen China actoren betrokken worden bij het uitwerken van nieuwe manieren om het BBP te laten groeien. De centrale overheid ziet de markt als een ondergeschikte en secundaire kracht die werkt voor de CCP. De vraag hoe de Chinese overheid regeert is minder belangrijk dan kwestie wat de politieke elite bezit en controleert. Er wordt vaak uitgegaan dat de centrale overheid bepaald wat de bevolking, markt en economie moeten doen terwijl er minder gekeken wordt naar de achterliggende agenda’s van de kapitaalkrachtige belangengroepen die schuilgaan achter de markt, bevolking en economie (Zheng & Deng, 2018). De verschillende fracties die schuilgaan achter het export-georiënteerde groeimodel zullen in diepte bekeken worden door deze te relateren aan de spanningsvelden binnen de Chinese economie. Vandaar dat het groeimodel een centraal gegeven is binnen de Chinese maatschappij en in dit onderzoek.

3.2. Overcapaciteit

De overtollige productiecapaciteit van Chinese bedrijven is een inherent kenmerk van het investering-gedreven en export-georiënteerde groeimodel. Zoals werd vermeld heeft het stimuluspakket na de financiële crisis de economie bijkomend afhankelijk gemaakt van buitenlandse exportmarkten. Het is duidelijk dat overcapaciteit een aantal negatieve gevolgen met zich meebrengt voor de efficiëntie en schuldenlast van bedrijven, maar er kunnen ook positieve opportuniteiten ontstaan. Bepaalde productiefaciliteiten worden niet gebruikt en geraken verouderd. Het verwijderen en vernieuwen van verouderde productieprocessen en infrastructuur tijdens een periode van economische recessie kan innovatie en vooruitgang teweeg brengen voor bedrijven en sectoren. Geleidelijk aan kan arbeid en kapitaal doorgesluisd worden naar nieuwe bedrijven of sectoren die competitiever zijn dan de voorgaande. De problemen ontstaan pas wanneer de marktwerking kunstmatig wordt onderbroken door excessieve staatsinterventies. Overcapaciteit wordt in de wetenschappelijke literatuur vaak simplistisch en vereenvoudigd weergegeven terwijl de gevolgen ervan drastisch kunnen zijn. Besef van de buitengewone vorm van overcapaciteit die in China speelt is daarom noodzakelijk wegens de specifieke constellatie van kapitaalkrachtige fracties binnen het Chinese staatsgeleide groeimodel (Xu & Liu, 2018).

Hoewel China historisch gezien verschillende periodes van zware overcapaciteit heeft gekend, is de huidige periode (sinds de financiële crisis) eerder een unicum, en dit voor verschillende redenen. De basissectoren waarin overcapaciteit bestond waren ijzer, cement, kool en glas maar werden sinds 2011 aangevuld door scheepsbouw, elektrolytisch aluminium, zware machines en zonne-en windenergie. Daarnaast is de huidige periode van overcapaciteit extra uitdagend wegens het late stadium van

(18)

17

ontwikkeling waar China zich in bevindt. Hierdoor is het niet meer mogelijk om te wachten op een periode van sterke economische groei om de overcapaciteitsproblemen zo op te lossen. Deze kenmerkende eigenschappen van de huidige fase van overcapaciteit hebben een versterkend effect op de structurele problemen binnen de Chinese economie (Qunhui, 2016).

Shen en Chen (2017) vermelden dat het gebruik van de Chinese productiecapaciteit in 2012 70% bedroeg voor de hierboven genoemde sectoren, terwijl dit in 2015 was afgezakt naar 65%. Dit wordt ook bevestigd door een eigen onderzoek van de auteurs. In dit onderzoek zijn ze ook te weten gekomen welke regio’s meer of minder overcapaciteit waarborgen met Beijing als benchmark. Het gaat voornamelijk om de noordoostelijke regio van het land, de centrale provincies, en de meest westelijke gebieden die relatief meer overcapaciteit vertonen dan andere regio’s. Vooral de westelijke gebieden nemen een belangrijke rol op in het BRI door deze streek als vertrekpunt te kiezen van de verschillende corridors waaruit het BRI is opgebouwd. Het binnenlandse component van het BRI kan bijgevolg een belangrijke rol spelen bij economische hervormingen in deze gebieden of bij het exporteren van excessieve productiecapaciteit.

Overtollige capaciteit binnen bedrijven en sectoren is een uitkomst, geen oorzaak. De hoofdoorzaak van overcapaciteit is ongetwijfeld een te grote mate van investeringen, wat een vereiste is om het Chinese groeimodel aan te houden. De snelle inhaalbeweging van China ten opzichte van het Westen vereiste een grote industriële output van staal, cement, glas, aluminium, … om aan de grote vraag te beantwoorden van het snelle ontwikkelingsproces van het land. Een tweede belangrijke reden is de ineffectieve reactie van de Centrale overheid. Door de klemtoon te leggen op parameters die de kwantitatieve economische groei meten krijgen regionale en lokale autoriteiten de stimulus om te interveniëren in de gevoerde investeringen. Zo kunnen lokale overheden bedrijven aantrekken door fiscale maatregelen te nemen, belastingen te verlagen of goedkope concessies van grond te verschaffen. Een groot deel van deze maatregelen veroorzaakt direct of indirect excessieve capaciteit in productie. De beperkte coördinatie tussen centrale en lokale overheden weerspiegelt het spanningsveld tussen de nagestreefde doelstellingen van beide kanten (Xu & Liu, 2018).

Door de diversiteit aan betrokken actoren moet overcapaciteit langs de aanbodzijde op drie verschillende niveaus worden geadresseerd. Op het eerste van deze niveaus bevinden de problemen zich bij de bedrijven zelf. De zogenaamde zombiebedrijven veroorzaken inefficiëntie in middelenbedeling en voorkomen dat de productiemiddelen worden toebedeeld aan efficiëntere ondernemingen. Deze zombiebedrijven krijgen vaak abnormaal hoge financiële steun van banken of andere instellingen en worden zo kunstmatig in stand gehouden omdat ze een belangrijke sociale verantwoordelijkheid hebben tegenover hun werknemers. De Chinese staat creëert een vorm van overbescherming voor zombiebedrijven en hun werknemers die op hun beurt veel kapitaal en middelen nodig hebben voor een beperkte output. Het tweede niveau is dat van de industrie en de verschillende sectoren. De aangehaalde kapitaalintensieve sectoren van cement, staal, aluminium en glas zijn oververtegenwoordigd ten opzichte van meer innoverende sectoren zoals IT en biomedische technologie. Als laatste is er het regionale niveau, waarbij middelen optimaler moeten worden verdeeld tussen de ontwikkelde en minder ontwikkelde regio’s, wat ook een doelstelling is van het BRI (Qunhui, 2016; Shen & Chen, 2017).

Onderzoek heeft uitgewezen dat het grootste deel van de overcapaciteit niet voorkomt in gemonopoliseerde sectoren of sectoren waar marktcompetitie een belangrijke rol speelt, maar eerder in sectoren met diverse vormen van eigendom en overheidsinterventie. Als er in deze sectoren spanningen ontstaan tussen SOE’s en KMO’s van private aard, zal de politieke elite op elk niveau steeds voorstander zijn van de bescherming van SOE’s ten koste van KMO’s. De discussie rond overcapaciteit

(19)

18

toont hoe er een spanningsveld ontstaat tussen staatsgeleide bedrijven en private ondernemingen (Xu & Liu, 2018).

Staatsgeleide bedrijven hebben historisch gezien een essentiële rol gespeeld in de Chinese markt, maar in de laatste decennia zijn er een aantal hervormingen uitgevoerd die de opkomst van een private sector hebben gefaciliteerd door arbeid en kapitaal te transfereren van staatsgeleide bedrijven naar private ondernemingen. Desondanks blijven SOE’s een belangrijke rol opnemen binnen de verschillende dominante sleutelsectoren. Deze bedrijven spelen nog steeds een belangrijke rol bij het vervullen van het politiek-economische beleid van de CCP. De heterogeniteit tussen private ondernemingen en SOE’s laat zich merken in de toegang tot kapitaal van de bankensector. SOE’s hebben het vaak veel gemakkelijker om leningen te bekomen dan private spelers waardoor er een misallocatie kan optreden. Een verdeling van kapitaal naar minder efficiënte bedrijven veroorzaakt zo overcapaciteit (Brødsgaard & Hubbard, 2017; Zhao, 2018)

De ongelijke toegang tot bankleningen en de misallocatie van kapitaal heeft een schuldengraad veroorzaakt die proportioneel gezien bij de hoogste ter wereld is. De totale schuldengraad van China ten opzichte van het BBP bedraagt 253%, waarvan meer dan twee derde (of 153% van schulden t.o.v. het BBP) bedrijfsschuld bedraagt. Het grootste deel hiervan zijn SOE’s verschuldigd aan staatsgeleide beleidsbanken. Deze banken werden na de financiële crisis sterk aangemoedigd om goedkope leningen te verschaffen aan SOE’s opdat zij prioritaire infrastructuurprojecten konden uitvoeren als onderdeel van het stimulusplan. De zware schuldenlast van SOE’s staat in contrast met het beperkte aandeel van de totale schuld dat gedragen wordt door private KMO’s. KMO’s vertegenwoordigen meer dan 85% van de werkgelegenheid. Wegens de duale aard van SOE’s zijn lokale overheden vaak betrokken bij het dragen van de schuld van deze bedrijven omdat overheden graag SOE’s aantrekken of in de regio willen houden (Rothman, 2019).

Naast de verschillende processen en actoren die een rol spelen bij het in stand houden van de overcapaciteit en het uitschrijven van leningen kan er ook gekeken worden naar de houding die de bedrijfsleiders van SOE’s aannemen ten opzichte van de staat en de partij. Brødsgaard en Hubbard (2017) concluderen in hun onderzoek dat leidinggevenden van SOE’s eerder als onderdeel van de ruime CCP kunnen beschouwd worden dan professionelen in functie van het bedrijf. De promotiestructuren hebben veeleer betrekking tot overheidsposities dan verbeterde posities binnen staatsgeleide bedrijven. Daarbij staan SOE’s onder invloed van een partijcomité met een duidelijk mandaat. Het is voor die redenen dat de bedrijfsleiders van SOE’s een sterke tegenstander zijn van het verder hervormen van de SOE’s om meer te conformeren aan de vrijemarktwerking en competitie. Bijlage 1 geeft een overzicht van de verbondenheid tussen SOE’s, de centrale en lokale overheden en andere uitvoerende organen. De schematische weergave schetst het belang van wie gecontroleerd wordt door wie (zie Zheng en Deng onder 3.1. Het Chinese groeimodel) naast de achterliggende verhoudingen van kapitaal, wat een elementair gegeven is binnen het neo-Gramsciaans kader.

3.3. Buitenlandse Monetaire Reserves

Het mechanisme dat schuilgaat achter de opbouw van grote hoeveelheden buitenlandse monetaire reserves is sterk verbonden met het Chinese export-gedreven groeimodel. Chinese bedrijven verkopen goederen en diensten in het buitenland en krijgen hiervoor buitenlandse valuta in de plaats, bijvoorbeeld dollars. Op hun beurt kunnen deze bedrijven de buitenlandse munten omruilen bij Chinese banken in de vorm van renminbi. De banken verkopen de buitenlandse munten aan de centrale bank (PBoC) en krijgen ook renminbi in de plaats. In een laatste fase zet de centrale bank deze reserves om in meer winstgevende activa zoals Amerikaanse overheidsobligaties. Het accumuleren

(20)

19

van grote hoeveelheden buitenlandse reserves is een gevolg van de positieve handelsbalans dat het land aanhoudt ten opzichte van ontwikkelde economieën (Neely, 2017). Een tweede belangrijk aspect waaruit de Chinese monetaire reserves zijn opgebouwd is de kapitaalbalans. De instroom van kapitaal was historisch gezien altijd veel groter dan de uitstroom. Het dubbele surplus dat de Chinese balans heeft gekenmerkt de laatste decennia kwam in 2014 ten einde nadat de hoeveelheid instromend kapitaal kleiner werd dan de hoeveelheid uitstromend kapitaal. Een belangrijke oorzaak van het huidige deficit op de kapitaalbalans is de nieuwe rol van China in de wereld. Projecten als het BRI en de doelstelling om de munt te internationaliseren hebben er voor gezorgd dat de uitstroom van kapitaal sterk is toegenomen (Chan, 2017).

Het behouden van omvangrijke buitenlandse reserves kan verschillende functies hebben. Zo werken internationale reserves als een buffer indien de betaalbalans omslaat van positief naar negatief. Banken en bedrijven hebben op die manier toegang tot grote hoeveelheden buitenlandse valuta dat als betaalmiddel kan dienen bij een hogere graad van import dan export. Daarnaast kunnen reserves gebruikt worden om te interveniëren in valutamarkten en stabiele wisselkoersen te voorzien. Door het kopen en verkopen van bepaalde munten van de monetaire reserves kan een land op korte termijn inspelen op fluctuaties van de wisselkoers . De nationale munt wordt op deze manier ook beschermd van speculatieve aanvallen. Staten met een relatief omvangrijke buitenlandse reserve kunnen ook versoepelde toegang verkrijgen bij het aanvragen van internationale leningen omdat de solvabiliteit van het land zo wordt aangetoond. Als laatste kunnen buitenlandse reserves een macro-economische controlemiddel zijn dat gebruikt kan worden in tijden van crisis en dat de schokken van een recessie opvangt, bijvoorbeeld door de bankensector te herkapitaliseren (Neely, 2017; Zhou, 2016).

Hoewel het accumuleren van een grote hoeveelheid aan monetaire reserves verschillende mogelijkheden kan creëren om beleidsdoelstellingen na te streven, heeft deze accumulatie een groot nadeel. Doordat de Chinese centrale bank de renminbi-circulatie verhoogt dankzij markttransacties, bestaat de kans dat deze geldstroom zich terug naar de Chinese markten begeeft en dat de binnenlandse inflatie te sterk toeneemt. Hierdoor zouden de prijzen en lonen stijgen waardoor het Chinese competitieve voordeel wegvalt. Om de ongewenste effecten van het wisselkoersregime en de openmarkttransacties tegen te gaan voert de PBoC financiële sterilisatie uit door centrale bankbiljetten te verkopen en de reservevereisten voor staatsbanken te verhogen. Hoewel het lijkt dat de PBoC succesvol is in het steriliseren van monetaire reserves, mag niet worden vergeten dat de centrale bank hier slechts in staat in is dankzij de financiële repressie van binnenlandse staatsbanken. De Chinese politieke elite kan staatsbanken verplichten om biljetten van de PBoC aan te kopen of de bankreserves te verhogen, wat nefast is voor de winstmarges van deze banken. Op deze manier zit het beleid rond de accumulatie van grote hoeveelheden monetaire reserves gekaderd in de herverdeling van binnenlands kapitaal en financiële repressie (Vermeiren, 2013).

Buitenlandse monetaire reserves en de omzetting naar Amerikaanse overheidsobligaties geeft een relatief laag rendement in vergelijking met andere beleggingen. De Amerikaanse staatsobligaties zijn een stabiele en veilige opslagmodus voor de Chinese dollars maar produceren weinig toegevoegde meerwaarde. Bijlage 2 toont dat in 2014 de Chinese monetaire reserves de hoogste waarde hebben gekend, omgerekend rond de 4.000 miljard Amerikaanse dollar, maar dat sindsdien de omvang van de reserves gekrompen is tot 3.000 miljard dollar. Deze inkrimping weerspiegelt de neerwaartse tendens van binnenstromend kapitaal maar heeft ook te maken met een verschuiving van de beleidsdoelstellingen. De voornaamste oorzaak waarom de reserves zo sterk zijn verminderd ligt bij het wisselkoersregime en de markttransacties die nodig zijn om de renminbi competitief te houden. De focus komt ook te liggen op het creëren van een hoger rendement en het nastreven van de politieke doelstellingen van de CCP. Zo worden Chinese beleidsbanken zoals de Export-Import Bank of China, de

(21)

20

China Development Bank en de Agricultural Development Bank of China aangestuurd om gemakkelijker credit te verschaffen aan SOE’s die betrokken zijn bij het uitvoeren van prioritaire infrastructuurprojecten in het binnenland en buitenland, al dan niet onder het BRI. Het Belt and Road Initiative is een multifunctioneel project dat door het gericht investeren van de monetaire reserves nieuwe buitenlandse markten ontwikkelt, nieuwe opportuniteiten ontbloot voor SOE’s om overtollige capaciteit te exporteren en binnenlandse achtergestelde gebieden hoopt te ontwikkelen. Het rendement bij deze investeringen zou hoger zijn dan bij het beleggen in Amerikaanse staatsschuld maar er moet wel bewust worden gekeken naar de risico’s van deze leningen indien staten hun schulden niet kunnen aflossen (Howell, 2020; Morrison, 2018).

Het financiële kapitaal van het BRI is sterk verbonden met de China Investment Coorporation. Dit is het grootste staatsbeleggingsfonds ter wereld en heeft een waarde van 200 miljard dollar. Het doel van het CIC is om de geaccumuleerde reserves op een commerciële manier te investeren zodat het rendement hoger is. Er kunnen ook politieke doelstellingen worden nagestreefd met het CIC zoals het verschaffen van leningen onder het BRI (Morrison, 2018).

In de eerste jaren van de economische hervorming was China zeer afhankelijk van buitenlandse directe investeringen (FDI) om te moderniseren en werden SOE’s belemmerd om te investeren in het buitenland. Nu het land grote hoeveelheden monetaire reserves heeft weten te bemachtigen is China zelf een bron van uitgaande FDI geworden, zowel naar ontwikkelde als ontwikkelingslanden. De Chinese overheid blijkt ook FDI te promoten in sectoren die vitaal zijn voor de groei van prioritaire binnenlandse sectoren zoals olie, mineralen en andere grondstoffen (Morrison, 2018). Hoewel de initiële focus lag op het investeren in sectoren met grote hoeveelheden natuurlijke grondstoffen, vooral in ontwikkelingslanden, werden Chinese politiek-economische elites steeds meer gedreven door investeringen in ontwikkelde landen. Tijdens de economische recessie tot 2011 konden Chinese SOE’s aan relatief lage prijzen aandelen verwerven in Europese bedrijven. De opgedane ervaring binnen Europese bedrijven en de sterke voetafdruk binnen de Europese markt stelde Chinese SOE’s in staat competitiever te worden (Wenninges & Lohman, 2019).

De combinatie van een verminderde toestroom en een groeiende kapitaalvlucht heeft er toe geleid dat de PBoC maatregelen heeft genomen om de uitstroom van buitenlands kapitaal in te perken en de totale betaalbalans te herbalanceren. Zo worden aanvragen voor kapitaal om in het buitenland te investeren sterker geëvalueerd door de verschillende beleidsbanken. Bij dit nieuwe systeem worden voornamelijk private ondernemingen ingetoomd om kapitaal in het buitenland te investeren terwijl SOE’s wel nog een relatief sterke toegang hebben tot kredieten. Een belangrijke uitzondering op deze maatregelen zijn investeringen onder het BRI omdat het project verschillende andere dimensies heeft naast het politiek-economisch component (Wenninges & Lohman, 2019).

De unieke verhouding tussen de private bedrijven, de staat en SOE’s moet ook aangehaald worden. Zoals reeds vermeld werd worden SOE’s (die al dan niet gekoppeld zijn aan het BRI) gesteund om investeringen te doen in het buitenland terwijl private ondernemingen ontmoedigd worden. Zo wordt tegenwerkende wetgeving opgesteld, zijn overheidsinterventies een courant gegeven en hebben de private ondernemingen minder toegang tot financieringsbronnen. Wegens deze discriminerende houding die de private ondernemingen ondergaan in het binnenland worden zij extra aangemoedigd om te investeren in het buitenland of daar hun productieprocessen op te zetten. Bedrijfsleiders van SOE’s worden meer gesteund door beleidsmaatregelen om FDI na te streven, maar toch zijn deze bedrijven minder waarschijnlijk om te investeren in het buitenland. Het is voor die reden dat private ondernemingen meer winsten halen uit FDI in vergelijking met SOE’s. Deze bevindingen worden ook bevestigd in wetenschappelijk onderzoek (Chen, Tian & Yu, 2019; Zhou, 2016).

(22)

21

3.4. De Internationalisering van de Renminbi

Zoals in 3.1. werd vermeld bekleedt de wisselkoers van de Chinese munt een belangrijke rol binnen het exportgeleide groeimodel. In het vorige deel werd ook vermeld dat de Chinese centrale bank de buitenlandse reserves gebruikt om de waarde van de renminbi ten opzichte van de dollar aan te passen. Dankzij de centraliteit van het monetair beleid binnen de ruime staatsgeleide economie, en de verschillende belangen die op de achtergrond spelen, zijn er verschillende visies ontstaan over hoe de renminbi als middel kan gebruikt worden om welvaart te creëren. Naast de binnenlandse spanningsvelden speelt de internationale status van de Chinese munt ook een rol binnen de discussies om de renminbi te internationaliseren. Zo kan de Chinese staat gezien worden als een ‘contender state’ vanuit Amerikaans standpunt.

De internationalisering van een munteenheid is het geleidelijk aan internationaal worden van valuta waardoor de munt bepaalde inherente kenmerken verwerft. Eerst en vooral wordt de munteenheid gebruikt als betaalmechanisme in de internationale handel en bij kapitaaltransacties. Hierbij wordt de munt in kwestie ook gebruikt door overheden om de wisselkoersmarkt te sturen en in balans te brengen. Als tweede kenmerk heeft de munteenheid de eigenschap om de waarde van goederen en financiële transacties te bepalen. Het laatste karakteristiek element is dat staten van de munt in kwestie gebruik maken om hun internationale reserves op te bouwen (Wang & Zhang, 2014).

De vraag of de renminbi een meer prominente rol moet innemen in de internationale financiële markten ontstond tijdens de economische recessie vanaf 2008. De verminderde vraag van Amerikaanse consumenten veroorzaakte een dollartekort op de internationale markten wat zeer nadelig was voor de globale handelsrelaties. Chinese beleidsmakers werden steeds meer bewust dat de internationale monetaire architectuur structureel onstabiel was dankzij de sterke afhankelijkheid van de dollar. De risico’s die hiermee gepaard gingen hebben bepaalde politiek-economische elites binnen China overtuigd van het idee om een sterkere internationale munt uit te bouwen. Een tweede reden waarom China internationalisering zou willen nastreven komt voort uit de commerciële voordelen. Indien Chinese importerende en exporterende bedrijven gebruik kunnen maken van de renminbi bij het afhandelen van internationale betalingen, dan zijn de transactiekosten en wisselkoersrisico’s lager. De behaalde efficiëntie kan zo doorvloeien naar de Chinese banken en andere financiële instellingen (Ho, 2018).

Het bestuderen van de Chinese pogingen tot het internationaliseren van de nationale munt kan een interessant perspectief geven wegens de belangrijke rol die de staat speelt. Historisch gezien zijn landen met een internationale munt steeds vrijemarkteconomieën geweest. De internationale status van de renminbi wordt veel sterker beïnvloed door de overheid dan door het vrijemarktmechanisme waardoor het relevant is om Chinees beleid te bekijken in de context van tegenstrijdige politiek-economische belangen en de rol van China in de neoliberale orde. Zo heeft China akkoorden gesloten met 28 landen om onderling nationale munten uit te wisselen (het uitvoeren van ‘currency swaps’) en werd er sterk gelobbyd om de renminbi op te nemen in de mand van Special Drawing Rights (SDR) van het IMF. Om de rol van de renminbi als een opslag van waarde te onderbouwen heeft de Chinese overheid in 2007 een obligatiemarkt in het leven geroepen uitgedrukt in renminbi (er wordt vaak verwezen naar dim sum-obligaties). Ook werd in Shanghai een vrijhandelszone opgericht als testgebied voor financiële liberalisering (Ho, 2018).

Ondanks deze maatregelen zijn er nog steeds acties die de centrale overheid onderneemt die het versterken van de munt tegenwerken. Onder het groeimodel worden deposito’s bij banken doorgesluisd naar sectoren, bedrijven en regio’s waar een kleinere interest op moet worden betaald

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Op deze wijze wordt bij vleeskalveren de ammoniakemissie met 70% gereduceerd (zie pakket 1 in tabel 3.6). Door daarnaast luchtreiniging toe te pas- sen bij vleeskalveren kan

Door de variatie in ruwvoeropname waren er echter bij de behandelingen graskuil vroeg en mengkuil gerst relatief veel zeugen die dit niet realiseerden en daardoor netto

In 1990 broedden in het gehele Waddengebied onge- veer 4400 paren (bijna 37% van de Nederlandse kustpopulatie), hetgeen overigens een van de hoogste waarden betreft sinds 1968.

Uit deze experimenten hebben we geleerd dat zich tijdens de kolonisatie van een geïnfecteerde compost andere vluchtige verbindingen vormen dan tijdens de kolonisatie van een

ENDURE is a Network of Excellence (NoE) with two key objectives: restructuring European research and development on the use of plant protection products, and establishing ENDURE as

Hoewel de afgelopen 2 jaar voor de glasgroenteteelt in Nederland op zijn zachtst gezegd niet goed waren, heeft deze teelt in Nederland toekomst.. Een aantal kansen en sterke punten

Zo zullen de gevangenen die hier, van hun vrijheid beroofd, onafgebroken gepijnigd en vernederd werden, het niet

[I]n determining price comparability under Article VI of the GATT 1994 and the Anti-Dumping Agreement, the importing WTO Member shall use either Chinese prices or costs