• No results found

Vluchtelingencrisis: Literatuuronderzoek naar het vluchtelingenbeleid in Nederland en de factoren die het vluchtelingenbeleid beïnvloeden

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Vluchtelingencrisis: Literatuuronderzoek naar het vluchtelingenbeleid in Nederland en de factoren die het vluchtelingenbeleid beïnvloeden"

Copied!
40
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

20 April 2016

‘Vluchtelingencrisis’

Bachelorscriptie Culturele Antropologie & Ontwikkelingssociologie Faculteit der Sociale Wetenschappen

Auteur: Josine Sunter – s1404725 Begeleider: Igor Boog Woordenaantal: 13 842

excl. voetnoten.

Literatuuronderzoek naar het vluchtelingenbeleid in

Nederland en de factoren die het vluchtelingenbeleid

(2)
(3)

2

Inhoudsopgave

INLEIDING 3 RELEVANTIE 4 OPBOUW 4 1: MIGRANT OF VLUCHTELING? 6 THEORETISCHE ACHTERGROND 6 Migrant 6 Vluchteling 7

1.1:GESCHIEDENIS VAN MIGRATIE 8 1.2:ONTSTAAN VAN DE TERM ‘VLUCHTELING’ 9

1.3:ANALYSE 11 2: VLUCHTELINGENBELEID 12 THEORETISCHE ACHTERGROND 12 Asielzoeker 12 Burgerschap 13 Vluchtelingenbeleid 14 Mensenrechten 15 2.1:BELEID EN PROCEDURE 16 Verenigde Naties 17 Europees asielbeleid 18 Asielprocedure in Nederland 18 2.2:BURGERSCHAP 20

Integratie & Naturalisatie 20

Insluiting & uitsluiting 22

2.3:ANALYSE 24

3: FACTOREN DIE HET VLUCHTELINGENBELEID BEÏNVLOEDEN 25

THEORETISCHE ACHTERGROND 26 Perceptie 26 Geweld 27 Angst 28 3.1:STUDIES EN ONDERZOEK 28 3.2:PUBLIEKE PERCEPTIES 29 Economische belangen 29 Media 30

Bereidheid tot opname vluchtelingen 31

3.3:ANALYSE 33 CONCLUSIE 34 LITERATUUR 36 ARTIKELEN EN BOEKEN 36 ONLINE KRANTEN 38 INTERNETPAGINA’S 38

(4)

3

Inleiding

Het jaar 2015 kan worden bestempeld als het jaar van de Europese vluchtelingencrisis volgens Spindler (2015) van de ‘Refugee Agency’ (Verenigde Naties). Honderdduizenden mensen zijn de Middellandse Zee overgestoken op zoek naar vrede en veiligheid in Europa. De vluchtelingen zijn voornamelijk afkomstig uit oorlogsgebieden en/of andere gebieden waar gewelddadige conflicten plaatsvinden. De meeste vluchtelingen die in 2015 naar Europa gekomen zijn, zijn afkomstig uit Syrië, Eritrea, Afghanistan en Irak volgens Amnesty International (2015). Deze conflicten zijn ontstaan door een combinatie van factoren, waaronder het functioneren van de regeringen. Zo is de burgeroorlog in Syrië tegen de Syrische regering ontstaan vanuit het idee van de Arabische Lente waar dictaturen omver geworpen werden, met het doel om een democratie te stichten. Verder zijn extremistische groeperingen een factor in het ontstaan van de conflicten, zoals Islamitische Staat en Boko Haram, maar ook het ingrijpen van Westerse landen in deze conflictgebieden.

Vanuit de Europese samenleving wordt er verschillend gereageerd op de plotselinge

vluchtelingenstroom. Enerzijds zijn verschillende landen het erover eens dat de vluchtelingen een veilig verblijf moeten krijgen in Europa, anderzijds zijn er landen die vinden dat de vluchtelingenstroom moet stoppen en/of er betere grenscontroles moeten zijn om geen mensen ‘met verkeerde bedoelingen’ binnen te halen. Binnen de Nederlandse samenleving bestaan er verschillende opvattingen over de opvang van vluchtelingen. Aan de ene kant wordt behulpzaamheid getoond, door de grote hoeveelheid vrijwilligers die helpen bij opvanglocaties voor vluchtelingen. Aan de andere kant wordt er gesproken over de zorgen die men heeft met betrekking tot ‘wie we binnen laten’. Er worden via de media publieke debatten gevoerd over de vluchtelingencrisis, zoals in kranten, op televisie, op de radio en via sociale media.

De landen van de Europese Unie zijn bezig met de vraag hoe de vluchtelingen moeten worden opgevangen in Europa en hoe het vluchtelingenbeleid moet worden aangepast aan de omvang van de situatie. Het probleem over de opvang van vluchtelingen in de Europese Unie en Nederland heeft mij nieuwsgierig gemaakt naar de opvattingen die in de samenleving bestaan over de vluchtelingencrisis, maar ook hoe de samenleving aankijkt tegen het vluchtelingenbeleid en op welke manier het

vluchtelingenbeleid beïnvloed wordt. Hierdoor heb ik de volgende hoofdvraag ontwikkeld: “Welk vluchtelingenbeleid bestaat er in Nederland en welke factoren beïnvloeden dit beleid?”

(5)

4

Relevantie

Zoals hierboven vermeld staat, is er de laatste jaren een vluchtelingenstroom op gang gekomen vanuit het Midden-Oosten en Afrika naar Europa. Met name uit landen als Syrië en Eritrea, waar conflicten en burgeroorlogen zich afspelen, slaan burgers op de vlucht om zichzelf in veiligheid te brengen. De grote toestroom van vluchtelingen zorgt ervoor dat niet alleen het vluchtelingenbeleid van de Europese landen op de proef wordt gesteld, maar ook moet er worden omgegaan met de geluiden uit de samenleving en de percepties vanuit vluchtelingen zelf. Dit onderzoek zal een bijdrage kunnen leveren aan het

maatschappelijke debat dat er bestaat over de zogenoemde ‘vluchtelingencrisis’ doordat er wordt ingegaan op het vluchtelingebeleid en de percepties op de komst van vluchtelingen, waardoor er wellicht een genuanceerder beeld kan ontstaan.

Op wetenschappelijk niveau is er tot op heden weinig geschreven over het vluchtelingenbeleid in Nederland en welke factoren het beleid beïnvloeden vanuit een antropologisch perspectief. Er wordt met name vanuit een politieke en economische benadering ingegaan op het effect van de komst van

vluchtelingen in een land. Zo schrijven De Vroome & Van Tubergen (2010) over de werkgelegenheid van vluchtelingen in Nederland en welke factoren bepalend zijn voor het verkrijgen van een baan. Malkki (1995) en Messer (1993) schrijven wel vanuit een antropologische benadering. Malkki (1995) gaat in op het ontstaan van de term vluchteling en hoe de politieke besluitvorming daarop gebaseerd is. Messer (1993) schrijft over de invloed van vluchtelingen op het politieke beleid en het belang van de mensenrechten voor vluchtelingen. In dit onderzoek wordt geprobeerd om inzicht te bieden in de

verschillende percepties die er bestaan over de komst van vluchtelingen en het vluchtelingenbeleid, maar ook om inzicht te bieden in de verschillende factoren die het beleid kunnen beïnvloeden. Daarmee zouden er in de toekomst oplossingen gevonden kunnen worden waardoor de integratie van vluchtelingen

effectiever kan verlopen en de acceptatie van vluchtelingen in de samenleving kan verbeteren.

Opbouw

De onderzoeksvraag die gaat over welk vluchtelingenbeleid er bestaat in Nederland (Europa) en welke factoren dit beleid beïnvloeden, wordt beantwoord met behulp van de volgende deelvragen:

1. Welke verschillen bestaan er tussen ‘vluchtelingen’ en ‘migranten’?

2. Welk vluchtelingenbeleid bestaat er in Nederland en op welke manier speelt burgerschap een rol in de positie van de vluchteling in de samenleving?

3. Welke factoren zijn van invloed op het vluchtelingenbeleid in Nederland?

De verschillen tussen ‘vluchtelingen’ en ‘migranten’ zijn niet altijd even duidelijk, maar hangen wel met elkaar samen. Het is daarom belangrijk een duidelijk onderscheid te maken tussen een ‘vluchteling’ en een ‘migrant’ om helder te krijgen welk beleid op welke situatie van toepassing is. Bij de bespreking van het

(6)

5 vluchtelingenbeleid in Nederland wordt duidelijk dat de wetgeving onder andere zijn ontstaan uit de samenwerkingen die Nederland heeft met de Verenigde Naties en de Europese Unie. Het is daarnaast van belang om in te zien dat niet alleen de geschreven regels invloed hebben op het burgerschap van

vluchtelingen, maar ook de opvang in de samenleving en het gevoel van burger zijn. Daarmee hangen ook de factoren samen die invloed hebben op het Nederlandse vluchtelingenbeleid. Er moet onder andere gekeken worden naar de percepties, de invloeden vanuit de media, maar ook de historische achtergrond die invloed heeft gehad op de vorming van het beleid.

Aansluitend aan de inleiding, zullen de deelvragen één voor één besproken worden waarbij in iedere deelvraag wordt gestart met een stuk theoretische achtergrond. In de theoretische achtergrond worden de belangrijkste concepten en begrippen gedefinieerd en besproken aan de hand van literatuur. Iedere deelvraag zal eindigen met mijn persoonlijke analyse op het behandelde onderwerp. Tot slot zal er in de conclusie antwoord gegeven worden op de onderzoeksvraag.

(7)

6

1: Migrant of vluchteling?

“The land flourished because it was fed from so many sources, because it was nourished by so many cultures and traditions and peoples.” - Lyndon B. Johnson1

De deelvraag die centraal staat in dit hoofdstuk is: “Welke verschillen bestaan er tussen ‘vluchtelingen’ en ‘migranten’”? De term ‘vluchteling’ wordt vaak in verband gebracht met de term ‘migrant’. Echter bestaat er een onderscheid tussen een ‘vluchteling’ en een ‘migrant’, wat aan de hand van wetenschappelijke literatuur in de theoretische achtergrond zal worden besproken. Vervolgens wordt de geschiedenis rondom migratie besproken waardoor het onderscheid tussen de ‘migrant’ en de ‘vluchteling’ duidelijker wordt. Tevens laat dit zien in welke situaties mensen bereid zijn om zichzelf te verplaatsen naar een ander gebied. Daarna wordt aan de hand van het antropologische perspectief van Malkki (1995) behandeld hoe en wanneer de term ‘vluchteling’ ontstaan is en welke lading het tegenwoordig draagt. Tot slot geef ik in de analyse aan op welke punten er naar mijn mening verbetering plaats kan vinden in de definitie van en de opvatting over de term ‘vluchteling’ in de maatschappij.

Theoretische achtergrond

Migrant

Migratie betekent, zo beschrijft Castles (2001), de verplaatsing van personen waarbij zij de grens oversteken van een politieke of bestuurlijke eenheid voor een minimale periode. Migratie kan tijdelijk zijn, maar ook permanent. Er valt een onderscheid te maken tussen binnenlandse en internationale migratie. Bij binnenlandse migratie verplaatst men zich van een bepaald gebied naar een ander gebied binnen de landsgrenzen, zoals naar een andere provincie. Bij internationale migratie, waar de focus op ligt in dit onderzoek, steekt men de grenzen over naar een ander land. Niet alle mensen die landsgrenzen oversteken hebben de intentie om langdurig te verblijven in het land, zoals toeristen en zakenreizigers. Migranten hebben wel de intentie om voor een langere periode verblijf aan te vragen en hier ook te gaan wonen.

In elk land gelden verschillende regels rondom migratie, wat ervoor zorgt dat de definities van migratie niet altijd objectief zijn: ze zijn het gevolg van het overheidsbeleid, ingeleid door politieke en economische doelen en de houding vanuit de samenleving (Castles 2001: 9824-9825). Dat de definities van migratie niet objectief te benaderen zijn, komt overeen met het antropologische perspectief waarbij er

(8)

7 niet alleen gekeken wordt naar de normatieve betekenis van concepten, maar waar er ook gekeken wordt naar hoe die betekenis opgevat wordt in de maatschappij of samenleving.

In de literatuur wordt er een onderscheid gemaakt tussen verschillende soorten migranten. Zo beschrijft Castles (2001) dat tijdelijke arbeidsmigranten voor een beperkte periode gaan werken en het geld dat ze verdienen vaak opsturen naar de familie in het land van herkomst. Ten tweede zijn er de hoogopgeleide en zakelijke migranten, die door middel van hun talenten nuttig zijn voor bedrijven en daardoor, net als de tijdelijke arbeidsmigranten, kunnen bijdragen aan de economische groei in het land. Vervolgens zijn er de onwetmatige oftewel illegale migranten, die vaak als motief hebben om werk te vinden maar door de verkeerde documenten niet legaal in het land kunnen verblijven. Ten vierde de vluchtelingen, die niet in staat zijn of niet terug willen keren omdat hun leven dan geriskeerd wordt. Ten vijfde zijn er de asielzoekers, die landsgrenzen oversteken op zoek naar bescherming. Tijdens het proces om te bekijken of zij voldoen aan de criteria van een vluchteling zoals in de Conventie van de Verenigde Naties van 1951 staat vermeld, worden zij asielzoekers genoemd. Ten zesde de migratie voor

gezinshereniging, wat inhoudt dat er een gezinslid eerder het land in gekomen is en de rest van zijn/haar gezin over laat komen. Tot slot zijn er de terugkerende migranten, die na een bepaalde periode weer naar het land van herkomst terugkeren.

Vluchteling

Uit het bovenstaande valt af te lezen dat een ‘vluchteling’ deel uitmaakt van de verschillende soorten migranten. In het algemeen, zo schrijft Good (2012), verwijst de term ‘vluchteling’ naar iemand die natuurrampen, oorlogssituaties en armoede ontvlucht. Er is tevens een definitie ontwikkeld door de ‘United Nations High Commissioner for Refugees’, geschreven in het Verdrag betreffende de Status van Vluchtelingen’ van 1951 waarin staat dat een ‘vluchteling’ iemand is die wegens gegronde angst voor vervolging op grond van ras, religie, nationaliteit, lidmaatschap van een bepaalde sociale groep of een politieke mening, uit het land van zijn/haar nationaliteit weggegaan is en niet in staat is, wegens die angst, of niet bereid is om terug te keren naar dat land (Good 2012: 596). In deze officiële definitie ‘vlucht’ iemand voor politieke kwesties. Wanneer iemand vlucht voor armoede of onderdrukking, wordt deze persoon niet altijd opgevangen als zijnde een ‘vluchteling’ (Winder 1990: 60), maar is diegene wel genoodzaakt te vertrekken uit het land van herkomst omdat de kans op een betere toekomst daar niet mogelijk is. Deze vluchtelingen kunnen bijvoorbeeld als economische vluchtelingen aangeduid worden.

Het onderscheid tussen een ‘vluchteling’ en een ‘migrant’ is niet altijd even duidelijk. Dat blijkt bijvoorbeeld uit het feit dat een ‘vluchteling’ normatief beschreven wordt als iemand die gedwongen wordt om te vluchten voor zijn eigen veiligheid, en een ‘migrant’ iemand is die er zelf voor kiest om te verplaatsen. Toch kan de noodzaak voor verplaatsen aanwezig zijn zoals te zien is bij een deel van de

(9)

8 migranten die vluchten door economische kwesties. Doorgaans zijn de verschillen tussen een ‘migrant’ en een ‘vluchteling’ gebaseerd op de motivatie om te verplaatsen (Bascom 2001: 12895). Wanneer iemand bestempeld wordt als ‘vluchteling’ of ‘migrant’, hangt af van de individuele situatie en wordt bepaald door het vluchtelingenbeleid in het ontvangende land. Hierover zal meer volgen in het tweede hoofdstuk.

1.1: Geschiedenis van migratie

Cohen en Kennedy (2013) laten zien dat de wereldbevolking al eeuwen achter elkaar groeit. Zo’n 8000 jaar voor Christus waren er gemiddeld 4.5 miljoen mensen op de Aarde. Eén jaar na Christus waren er 170 miljoen mensen op de wereld. Zo’n tweeduizend jaar later bestaat de wereldbevolking uit 6 miljard mensen. Er wordt verwacht dat er een piek van 9.3 miljard mensen in 2050 komt. Door de groei van de wereldbevolking komt op sommige plekken in de wereld overbevolking voor. Met name in rurale gebieden worden er teveel kinderen geboren in verhouding met wat er verbouwd kan worden waardoor honger en armoede ontstaat. Dit is een reden om ambachtelijk en industrieel werk te zoeken in de stad waardoor een vorm van migratie al plaatsvindt. Deze migratie vindt plaats vanaf ongeveer 1850 (Cohen & Kennedy 2013: 213-219).

Sinds de Tweede Wereldoorlog zijn niveaus van migratie gegroeid, zoals de internationale migratie waarop in dit onderzoek de focus ligt. Deze groei valt grotendeels te wijten aan de

ontwikkelingen in het transport en de communicatietechnologie waardoor de mobiliteit van mensen wordt vergroot. Mede door deze ontwikkelingen is het voor migranten makkelijker geworden om relaties die zij hebben in het land van herkomst en het gastland te onderhouden. Voornamelijk met de komst van het internet, dat door het grote publiek vanaf de jaren ’90 werd gebruikt, kwamen er meer mogelijkheden om directe communicatie te hebben met de omgeving.

In de naoorlogse periode vanaf 1945 worden er gastarbeiders ingezet in Europese landen, die voornamelijk in de agrarische sector gaan werken. Door de ontwikkelingen in de communicatie technologie en transport, wordt er door de eigen bevolking minder gewerkt in de agrarische sector . Tevens verdient men minder in de agrarische sector dan in de andere opkomende sectoren. Om deze afname op te vullen, worden de gastarbeiders ingezet die het verdiende geld gebruiken om hun familie en gemeenschap te onderhouden in het land van herkomst, maar ook om de kans op een betere sociale positie in de toekomst te vergroten. Voor het gastland draagt de inzet van migranten bij aan de nationale

ontwikkeling omdat alle sectoren draaiende blijven (Willis 2011: 212-213). Migranten laten niet per se hun land van herkomst achter wanneer zij besluiten de grenzen over te steken, maar zijn ook bezig om de culturele, politieke en economische relaties tussen het land van herkomst en het gastland te versterken (Inda & Rosaldo 2008: 165).

(10)

9 In dezelfde periode is er niet alleen een stroom van gastarbeiders die naar Nederland komt,

eveneens zijn er migranten uit Nederlands Indië die door de strijd voor onafhankelijkheid naar Nederland vluchten. Aangezien Nederlands-Indië officieel behoorde tot Nederland, werden deze migranten meteen opgenomen. Door de economische crisis en hoge werkloosheid die volgde, was het volgens Lucassen en Lucassen (2015), voor migranten moeilijker in de Nederlandse samenleving te settelen. De houding van de Nederlandse samenleving wordt behoudender. Dit komt omdat de samenleving in deze periode meer geld kwijt is aan het bekostigen van de opvang van en de uitkeringen voor migranten die via belastingen, dus door de Nederlandse burger, opgebracht moesten worden. Ook waren er Nederlanders die zich niet meer thuis voelden en de criminaliteit onder migranten nam toe. Toch laten Lucassen en Lucassen (2015) zien dat er voor migranten zeker ook successen zijn, zoals het genieten van onderwijs waardoor zij hun kansen konden vergroten op de arbeidsmarkt.

Tot slot komt er vanaf de jaren ’90 tot nu een periode waar een vluchtelingenstroom op gang komt vanuit voormalig Joegoslavië en door het uiteenvallen van de Sovjet-Unie. Ook komt er een aanzienlijk deel van de migranten uit de Verenigde Staten, Oceanië, China, Japan, Indonesië en India onder wie studenten en adoptiekinderen (Lucassen & Lucassen 2015: 36). Wat deze periode typeert is niet per se de hoeveelheid migranten, maar de percepties op de komst van de migranten en de invloed op de

samenleving daarvan. Zo verschijnen er regelmatig publicaties met een negatieve ondertoon over ‘massa-migratie’ en de zogenaamde ‘islamisering’2 van Nederland. Volgens Lucassen en Lucassen (2015) baart dit sommige politieke leiders zorgen, maar de cijfers laten zien dat de komst van migratie niet per se tot een achteruitgang heeft geleid.

1.2: Ontstaan van de term ‘vluchteling’

Voor het ontstaan van de term ‘vluchteling’ is niet precies een begin aan te wijzen. Opvallend is wel dat zowel bij de toeloop van migratie als bij de ontwikkeling van de term ‘vluchteling’ wordt verwezen naar de naoorlogse periode vanaf 1945. Bij migratie wordt er met name gekeken naar de verschuiving van periferie naar stedelijke gebieden in ontwikkelde landen of landen die ontwikkelingen doormaken (Inda & Rosaldo 2008: 165).

Om te kunnen onderzoeken wat een bijdrage heeft geleverd aan de vorming van het begrip ‘vluchteling’, is Malkki (1995) ook op zoek gegaan naar verschillende momenten in de geschiedenis. Malkki (1995) beschrijft twee periodes die belangrijk zijn hiervoor. De eerste is de periode na de Tweede

2De islamisering van Nederland wordt in ‘Winnaars en Verliezers’ van Lucassen en Lucassen (2015) gebruikt om aan te geven

hoe de ‘integratiepessimisten’ waaronder journalisten, onderzoekers en politici, denken over de komst van migranten. Migranten zouden volgens hen de Islam overbrengen in de Nederlandse samenleving en dit zou negatieve gevolgen hebben wat betreft de criminaliteit en integratie onder deze migranten, evenals negatieve sociale en economische gevolgen hebben. De term laat de houding van deze ‘integratiepessimisten’ zien ten opzichte van migranten.

(11)

10 Wereldoorlog in Europa. Tijdens en na de Tweede Wereldoorlog had men in Europa al te maken met vluchtelingen en de opvang voor grote groepen mensen. Hieruit zijn vluchtelingenkampen ontstaan en na de Tweede Wereldoorlog heeft men meer grip gekregen op vluchtelingen wat betreft opvanglocaties en bestuurlijke functies. Vanaf 1951 werd de United Nations High Commissioner for Refugees opgericht, waardoor het vluchtelingenprobleem meer een internationaal sociaal en humanitair probleem werd, in plaats van een militair probleem wat het daarvoor was. Castles (2001) schrijft eveneens over de tijd na de Tweede Wereldoorlog waarbij internationale migratie tamelijk gegroeid is en waarbij hij tevens een onderscheid kan maken tussen twee fases. De eerste fase is van 1945 tot 1973, waarbij er een langdurige toename plaatsvindt van arbeidsmigranten vanaf onderontwikkelde landen naar West-Europa, Noord-Amerika en Oceanië. De tweede fase begint vanaf midden jaren ’70 wanneer er een verschuiving plaatsvindt in de gebieden waar productie plaatsvindt. De productie verschuift naar lageloonlanden die beschikken over een rijkheid aan grondstoffen en goedkope arbeid. In de jaren ’90 vindt er een hoogtepunt plaats van de migratiestroom van ongeveer 135-140 miljoen migranten, waaronder zeker 13 miljoen vluchtelingen (Castles 2001: 9826).

Europa was belangrijk tijdens het proces van de vorming van het begrip ‘vluchteling’. De internationale wetgeving werd opgesteld in de nasleep van de oorlog, waarbij de voornaamste elementen voortkwamen uit gevoelens van schaamte en verantwoordelijkheid voor de moeilijke situatie waarin de vluchtelingen verkeerden. Een historisch moment dat ontstaan is uit de Tweede Wereldoorlog, is de Universele Verklaring voor de Rechten van de Mens, waarbij de wetgeving omtrent vluchtelingen een onafscheidelijk onderdeel is van de rechten van de mens (Malkki 1995: 500). Als tweede beschrijft Malkki (1995) de periode van dekolonisatie en het opkomen van ‘vluchtelingen’ als een probleem uit de Derde Wereld. Gelijktijdig waren er veranderingen in de overheersende vormen van nationalisme in de welvarende staten. Dit samen vormt een relevante geschiedenis in het onderzoek naar vluchtelingen als een opkomend gebied van kennis (Malkki 1995: 504).

Malkki (1995) vertelt dat niet alleen historische gebeurtenissen invloed hebben op de vorming van het begrip ‘vluchteling’, maar ook: “… tracing an array of different discursive and institutional domains within which “the refugee” and/or “being in exile” have been constituted” (Malkki 1995: 497). Hierbij kijkt Malkki (1995) naar relevante werken op het gebied van verplaatsing, diaspora en

‘deterritorialization’ – wat de verzwakte relatie tussen cultuur en plaats inhoudt. Deze drie elementen worden gezocht in de verschillende studies naar culturele identiteit, nationalisme, transnationale culturen, wat ervoor moet zorgen dat de antropologie op andere manieren de verplaatsing van mensen in kaart kan brengen. Wat Malkki (1995) duidelijk maakt, is dat “where there is war, violence, and mass displacement, one’s eye quite naturally moves to the fleeing people who are about to become “refugees””( Malkki 1995: 515). Oorlog, geweld en massale verplaatsing van mensen zorgen ervoor dat er naar vluchtende mensen

(12)

11 gekeken wordt als ‘vluchteling’, een concept dat deze mensen nu onderscheidt van andere mensen en daarbij krijgt het begrip een bepaalde lading.

1.3: Analyse

De definitie van een vluchteling, zoals in de theoretische achtergrond uitgelegd, is internationaal bepaald en vastgelegd in de conventie van de Verenigde Naties over de status van vluchtelingen in 1951. Hier wordt er verwezen naar het vluchten voor vervolging op grond van politieke voorkeur, religie, ras, nationaliteit of lidmaatschap van een sociale groep. Dat de situatie in een land onveilig is voor een persoon, kan mede komen door oorlog, conflicten en geweld. Dit is daarom in veel gevallen een motief om te vluchten. Wat opvallend is in de normatieve definitie van ‘de vluchteling’, is dat er verwezen wordt naar onveilige en onhoudbare situaties waarbij personen in gevaar worden gebracht door andere personen, zoals bijvoorbeeld een corrupte regering en bepaalde gewelddadige of terroristische groeperingen

waardoor burgers vervolgd kunnen worden. Toch zou er, naar mijn mening, ook een descriptieve definitie van de term ‘vluchteling’ moeten bestaan waarbij er rekening wordt gehouden met andere motieven om te vluchten, zoals wanneer de situatie onhoudbaar of onveilig is geworden door natuurrampen, armoede of onderdrukking op grond van seksuele geaardheid. Echter wordt dit niet vermeld in de definitie dat bepaald is door de Verenigde Naties. Er bestaan wel meerdere discussies waarbij er wordt gesproken over of de definitie van de vluchteling tegenwoordig nog geldend is of dat het aangepast zou moeten worden aan de veranderingen die de wereld heeft ondergaan, zoals op het gebied van milieu en natuurrampen3, en op het gebied van percepties op seksuele geaardheid. Tevens wordt de verplaatsing van personen door

natuurrampen of een verslechtering van de natuurlijke leefomgeving niet toegeschreven aan migratie. Zoals beschreven in de theoretische achtergrond, bestaan er verschillende soorten migranten met ieder een eigen motief om zich te verplaatsen naar een ander land. Het motief van natuurrampen of een

verslechtering van de natuurlijke leefomgeving, wordt niet behandeld.

Om een beleid vast te stellen, is het belangrijk dat er een normatieve betekenis bestaat voor vluchtelingen en migranten. Op deze manier worden de inkomende personen gecategoriseerd en probeert de regering van een land gerichte en juiste hulp te bieden voor wat de persoon nodig heeft. Dit zorgt er eveneens voor dat er structuur blijft bestaan. Toch valt er vanuit antropologisch perspectief een overweging te maken tussen hoe de definitie van een migrant en vluchteling in elkaar zit, en hoe de migrant of vluchteling zichzelf voelt. Om hier meer duidelijkheid over te krijgen, wordt er in het volgende hoofdstuk ingegaan op burgerschap (belonging) en hoe het gevoerde vluchtelingenbeleid daarbij past.

3Refugees: Next steps: new dynamics of displacement, http://www.un.org/en/globalissues/briefingpapers/refugees/nextsteps.html,

(13)

12

2: Vluchtelingenbeleid

“Vluchtelingen laten alles achter: familie en vrienden, hun huis, baan of school en soms zelfs hun eigen kinderen. De reis die vluchtelingen afleggen op zoek naar een veilige plek is vaak levensgevaarlijk”.4

De deelvraag die in het tweede hoofdstuk centraal staat is: “Welk vluchtelingenbeleid bestaat er in Nederland en op welke manier speelt burgerschap een rol in de positie van de vluchteling in de samenleving?”. Om dit in te leiden worden in de theoretische achtergrond een aantal concepten verder uitgewerkt aan de hand van literatuur. Deze concepten vormen een bijdrage voor de deelvraag omdat het kernonderdelen zijn waarop het vluchtelingenbeleid geformuleerd is. Vervolgens wordt het

vluchtelingenbeleid en de procedure die gelden in Nederland uitgelegd, die voortkomen uit Europese regelgeving en verdragen opgesteld door de Verenigde Naties. Ten derde wordt er besproken wat het Nederlands burgerschap inhoudt, waarbij naturalisatie, integratie, insluiting en uitsluiting aan bod komen. Er wordt een beschrijving gegeven van hoe men ‘officieel’ het Nederlands burgerschap verkrijgt en wat dat inhoudt, in relatie tot hoe de (‘nieuwe’) burger zich burger van de Nederlandse staat voelt. Tot slot laat ik in de analyse mijn visie zien op het geschreven beleid en in hoeverre ik vind dat er een effectief proces bestaat voor naturalisatie en integratie, maar ook een analyse van de in- en uitsluiting van vluchtelingen in de samenleving.

Theoretische achtergrond

Asielzoeker

Zoals in het vorige hoofdstuk beschreven staat, worden de termen ‘migrant’ en ‘vluchteling’ vaak door elkaar gebruikt. In met name de Nederlandse media worden hier eveneens de termen ‘ vreemdeling’ en ‘asielzoeker’ veelal aan gerelateerd. In de Nederlandse wet- en regelgeving wordt een ‘vreemdeling’ gezien als iemand die niet de Nederlandse nationaliteit draagt en een ‘asielzoeker’ is een vreemdeling die zijn land heeft verlaten en bij de Nederlandse overheid een asielaanvraag indient.5 Zo beschrijven Lubbers et al (2006) asielzoekers als mensen die onderdak nodig hebben voor de periode die nodig is voor de autoriteiten om te beslissen of de asielaanvraag wordt toegekend of afgewezen (Lubbers et al. 2006: 243). Volgens de Immigratie- en Naturalisatiedienst is het voor iedereen mogelijk om asiel aan te vragen in Nederland aangezien iedereen recht heeft op deze vorm van bescherming. Dit recht is internationaal

4 Veelgestelde vragen over vluchtelingen,

http://www.vluchtelingenwerk.nl/actueel/nieuws/veelgestelde-vragen-over-vluchtelingen, geraadpleegd op 19 maart 2016.

(14)

13 erkend in De Universele Verklaring van de Rechten van de Mens door de Verenigde Naties. Een

asielaanvraag wordt ingediend wanneer iemand bescherming van het inkomende land nodig heeft, zoals bij vluchtelingen. Andere aanvragen om het land binnen te komen worden reguliere aanvragen genoemd en gaan over andere vormen van migratie. Een asielzoeker krijgt pas de status van vluchteling als de procedure voor een asielaanvraag afgerond is en erkend is dat de asielzoeker terecht bescherming nodig heeft van het inkomende land. Op dat moment krijgt de vluchteling een verblijfsvergunning, waarbij de Immigratie- en Naturalisatiedienst helpt naar het vinden van geschikte woonruimte. Een

verblijfsvergunning geldt in beginsel voor vijf jaar en kan verlengd worden, afhankelijk van de situatie in het land van herkomst en de persoonlijke situatie.

Burgerschap

De klassieke definitie van burgerschap is de legale status van een persoon, en dus burger, die behoort tot een bepaalde natiestaat (Lazar 2010: 120). Lazar (2010) verwijst naar de definitie gevormd door T.H. Marshall uit 1950 waarin staat dat burgerschap een status is dat toegekend is aan diegenen die lid zijn van een gemeenschap. Iedereen die de status bezit is gelijk aan elkaar en moet de rechten en plichten

respecteren die toegeschreven zijn aan die status. Hierin heeft Marshall de gemeenschap gelijkwaardig gesteld aan de staat. John Locke, zo beschrijft Lazar (2010), ziet burgerschap als een status van het individu waarbij de staat deze status beschermt als het individu minimale verantwoordelijkheden op zich neemt, die erop berusten dat de staat blijft functioneren. Voorbeelden van deze verantwoordelijkheden zijn het betalen van belasting of dienstplicht in het leger wanneer de staat bedreigd wordt.

De antropologische benadering van verschillende denkers maken een onderscheid tussen de formele betekenis van burgerschap, die hierboven genoemd is, en een informele betekenis waarbij er wordt gekeken naar wanneer iemand tot de groep van burgers behoort en wie er uitgesloten wordt van burgerschap. Om het concept burgerschap betekenis te geven, moet het op een bepaalde manier gaan om lidmaatschap van een politieke gemeenschap (Lazar 2010). Lazar (2010) laat zien dat zo’n politieke gemeenschap door de jaren heen gevormd is en op bepaalde regels en verantwoordelijkheden berust. Wanneer een bepaalde groep mensen deze regels en verantwoordelijkheden niet delen met de politieke gemeenschap, kunnen zij uitgesloten worden van ‘burgerschap’ tot deze politieke gemeenschap. Een voorbeeld van zo’n groep mensen kan een inheemse bevolkingsgroep zijn. Verder beschrijft Lazer (2010) dat het moeilijk kan zijn voor uitgesloten groepen om ‘burger’, en daarmee ingesloten, te worden. Dit komt omdat zij niet gewend zijn om met dezelfde rechten en plichten om te gaan als dat hen

voorgeschreven wordt. Zij geven op deze manier geen betekenis aan het ‘burgerschap’ van de politieke gemeenschap. Om te zorgen dat de uitgesloten groep ook ingesloten kan worden, verwijst Lazar (2010) naar Sassen (2003) die stelt dat het van belang is dat de verantwoordelijkheden, regels en plichten door

(15)

14 alle burgers begrepen en geaccepteerd worden, wat kan betekenen dat sommige daarvan moeten worden aangepast om het algemeen geldend te laten zijn.

De mate waarin men behoort tot burger van een politiek systeem oftewel een staat, is niet enkel afhankelijk van toekenning van de staat, waarin de burger de rechten, plichten en verantwoordelijkheden heeft maar ook van de mate waarin men zich tot een burger van die staat voelt horen en zich daarmee identificeert: de mate van belonging.

Vluchtelingenbeleid

Het vormen van beleid kan een belangrijke factor zijn in de mate van in- en uitsluiting van bepaalde groepen in de samenleving. Het doel van het vluchtelingenbeleid is om ervoor te zorgen dat groepen vluchtelingen, een minderheid in de samenleving, een plek krijgen in de maatschappij. De antropologie zou een bijdrage kunnen leveren om de mate van in- en uitsluiting binnen een samenleving te bepalen, volgens Fassin (2011). Hij concludeert dat immigratie een cruciale kwestie is in de huidige

samenlevingen, maar ook een belangrijk onderwerp in de ‘governmentality’. Het begrip

‘governmentality’, ontwikkeld door Michel Foucault, omvat volgens Fassin (2011): “the institutions, procedures, actions, and reflections that have populations as object. It exceeds the issue of sovereignty and complicates the question of control. It relates the power and administration of the state to the subjugation and subjectivation of individuals” (Fassin 2011: 214). Hiermee bedoelt hij dat de ‘governmentality’ een verhouding creëert tussen de staat en het individu, waarbij de staat de macht en soevereiniteit heeft om het individu te onderwerpen en daarmee controle uitoefent op het individu. Het beleid wordt als belangrijkste instrument gezien om ervoor te zorgen dat degenen die als ‘vreemdelingen’ worden gezien, zoals ook vluchtelingen, een geaccepteerde plek krijgen in de samenleving. Vanuit de antropologie kan er volgens Fassin (2011) verder een bijdrage geleverd worden door middel van onderzoek naar de ideologieën en technologieën die invloed hebben op de acceptatie van immigranten.

Het beleid rondom vluchtelingen is met name gevormd door twee kernverdragen, dat opgesteld is door de Verenigde Naties en in overeenstemming met de lidstaten. Dit geldt enkel voor de lidstaten die deze bepalingen ondertekend hebben en hun beleid hier dus op aanpassen. Zo heeft ook het Nederlandse beleid deze twee kernverdragen opgenomen in het vluchtelingenbeleid: De Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, aangenomen in 1948 en Het Verdrag betreffende de Status van Vluchtelingen aangenomen in 1951. De wetgeving betreft vluchtelingen is een onafscheidelijk deel van de

mensenrechten (Malkki 1995: 500). In het voorgaande hoofdstuk is beschreven wat de inhoud van het Verdrag betreffende de Status van Vluchtelingen is en de inhoud van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens wordt in het volgende concept over mensenrechten verder uitgewerkt.

(16)

15 In het beginsel krijgt de vluchteling bij aankomst in een land de status van asielzoeker. Dit komt omdat het gehele proces nog moet worden gestart voordat de asielzoeker de status van vluchteling kan verkrijgen. Wanneer de asielzoeker de status van vluchteling verkrijgt, zal het begrip vluchteling toegekend worden aan deze persoon en zal hij hulp krijgen bij het proces van integreren in het land. Aangezien in het Nederlandse, maar ook Europese en internationale beleid geschreven staat dat de procedure op deze manier gaat, wordt er in meerdere gevallen gesproken van ‘asielbeleid’ en

‘migratiebeleid’ in plaats van ‘vluchtelingenbeleid’. Het wordt duidelijk dat deze begrippen gerelateerd aan elkaar zijn en door elkaar gebruikt worden. Dit is de reden dat verder in het onderzoek de termen ‘asielbeleid’ en ‘migratiebeleid’ tevens zullen voorkomen in het onderzoek en het niet alleen beperkt is tot ‘vluchtelingenbeleid’.

Mensenrechten

De Universele Verklaring van de Rechten van de Mens is, zoals vermeld, in 1948 door de Verenigde Naties aangenomen. Iedere lidstaat van de Verenigde Naties heeft deze verklaring ondertekend. De beginselen van de mensenrechten zijn, zoals Amnesty International beschrijft, gebaseerd op vrijheid, gerechtigheid en vrede. Het is onder andere een recht om in veiligheid te leven, asiel aan te vragen in een ander land wanneer veiligheid in het geding komt, het recht op vrijheid van meningsuiting en het recht op vrijheid van religie.6

Bij de besluitvorming van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens heeft onder andere de antropologie een rol gespeeld, zo schrijft Messer (1993). De antropologie is ook gebruikt voor onderzoek naar en de handhaving van de mensenrechten. Zij schrijft dat mensenrechten met name ontwikkeld zijn om de veiligheid en het welzijn van de mens te garanderen: “Human rights as a

philosophical concept refers to the reasonable demands for personal security and basic well-being that all individuals can make on the rest of humanity by virtue of their being members of the species Homo Sapiens” (Messer 1993: 222). Er zijn in ieder geval twee punten waarop de antropologie zijn bijdrage heeft geleverd. Ten eerste op het gebied van onderzoek doen binnen verschillende culturen waarbij vragen worden gesteld als ‘wat zijn rechten?’ en ‘wie behoort tot een volwaardig persoon of mens om deze rechten te kunnen krijgen?’. Ten tweede door toezicht te houden op de naleving van de mensenrechten en het meten van schendingen of misbruik van de mensenrechten (Messer 1993: 221). Zij stelt dat er officieel bewijs is dat antropologen gezorgd hebben voor een verbreding van het internationale discourse met betrekking tot de mensenrechten, waarbij er specifieker gekeken wordt naar de sociale, economische en

6Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (UVRM) korte versie,

http://www.amnesty.nl/mensenrechten/encyclopedie/universele-verklaring-de-rechten-de-mens-uvrm-korte-versie, geraadpleegd op 18 maart 2016.

(17)

16 culturele rechten van de mens, ook rechten van inheemse groeperingen. Het verschilt per land wie wordt beschermd door de mensenrechten, omdat dit varieert door de politieke en sociale context en ieder land kan zelf invulling geven aan de betekenis van rechten aangezien het geen verdrag is en dus geen bindende kracht heeft.7

De antropologie heeft geprobeerd om niet alleen het ‘westerse beeld’ aan te hangen van wat goed en slecht is, maar juist te kijken naar welke culturele normen en waarden invloed hebben op de

verschillende perspectieven op de mensenrechten. Messer (1993) legt uit dat door middel van de groei van het aantal categorieën en specifieke inhoud van de mensenrechten, zowel de experts als beleidsmakers nu het idee omarmen dat concepten rondom de mensenrechten cultureel verwant zijn. Dit is iets wat door middel van de antropologische onderzoeken naar voren is gekomen en waar nu belang aan wordt gehecht. Zo is het belangrijk om per regio te kijken welke culturele normen en waarden er gelden en welke

religieuze perspectieven invloed hebben op deze normen en waarden om op die manier vast te stellen welke rechten passen bij welke mensen, waarbij de culturele aspecten worden gerespecteerd. Messer (1993) laat verder zien dat het binnen de antropologie van belang is dat het verband tussen mensenrechten en culturele diversiteit gezien wordt, omdat dit de basis vormt voor het bestaan van de mensheid.

Historische, regionale, religieuze en etnische perspectieven maken hier altijd deel van uit (Messer 1993: 235). Binnen de mensenrechten wordt er ook gekeken naar de rechten voor inheemse groeperingen en naar de vrouwen- en kinderenrechten, waar de hierboven genoemde perspectieven van belang zijn in de besluitvorming. Toch vertelt Messer (1993) dat de antropologie ook wordt onderschat of vermeden door staten en andere politieke instellingen, aangezien de uitkomsten van de onderzoeken een dreiging kunnen vormen voor de reputatie van het land.

De mensenrechten die na de Tweede Wereldoorlog werden opgesteld, zijn bedoeld om ingezet te worden wanneer de bescherming van het burgerschap in het geding komt, aldus Petryna en Follis (2015). Zij stellen dat de mensenrechten in de beginjaren niet altijd bescherming boden, maar dat daar de laatste decennia verbetering in kwam doordat er een verklaring kwam met betrekking tot de mensenrechten die een kenmerk vormen voor de beschaving (Petryna & Follis 2015: 404).

2.1: Beleid en procedure

Om het beleid en de procedure uit te leggen, wordt er om te beginnen ingegaan op het ontstaan van de Verenigde Naties en haar doeleinden. Daarna wordt het Europees asielbeleid uitgelegd, vervolgd door de

7 Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (UVRM),

(18)

17 asielprocedure in Nederland. Deze onderdelen zijn van belang omdat dit een basis vormt voor het

Nederlandse vluchtelingenbeleid zoals die tegenwoordig bestaat.

Verenigde Naties

Na het einde van de Tweede Wereldoorlog is op 24 oktober 1945 de Verenigde Naties opgericht. De toenmalige president van de Verenigde Staten, Franklin D. Roosevelt heeft in samenwerking met 51 lidstaten Verenigde Naties opgericht. De Verenigde Naties is opgericht met als doel om conflicten tussen landen te vermijden zodat het niet via oorlogen uitgevochten wordt, maar via internationale verdragen. Zodra er conflicten zijn, wordt hier een passende oplossing voor gevonden waarbij de bescherming van de bevolking voorop staat. Zo zijn de beginselen en doelstellingen gefocust op de handhaving van

internationale vrede en veiligheid, ontwikkeling van vriendschappelijke betrekkingen, bereiken van internationale samenwerking op het gebied van economische, sociale, culturele en humanitaire

vraagstukken, het bevorderen van respect voor mensenrechten en fundamentele vrijheden en tot slot wil de VN dienen als centrum om gemeenschappelijke doeleinden tussen verschillende volken met elkaar in overeenstemming te brengen.8

Op 14 december 1950 werd binnen de Verenigde Naties de United Nations High Commissioner for Refugees (UNHCR) opgericht. In eerste instantie was het de bedoeling dat een driejarig mandaat ervoor zou zorgen dat de vluchtelingen in de nasleep van de Tweede Wereldoorlog opgevangen zouden worden. In Genève is op 28 juli 1951 het verdrag betreffende de status van de vluchteling aangenomen die ervoor moet zorgen dat vluchtelingen geholpen en beschermd worden door de Verenigde Naties. Dit is tevens de basis van het werk van de UNHCR die tegenwoordig nog steeds bestaat. Na het driejarig

mandaat volgden meerdere vluchtelingenstromen zoals door de oorlog tussen de Sovjet-Unie en Hongarije en de dekolonisatie van Afrikaanse en Aziatische landen waardoor de UNHCR nodig bleef om deze mensen op te vangen en bescherming te bieden. Sinds drie jaar is de UNHCR ook actief bij de

vluchtelingencrisis als gevolg van de oorlogen in het Midden-Oosten. Tegenwoordig telt de Verenigde Naties 193 lidstaten en bestaat de UNHCR inmiddels al 65 jaar, aangezien duidelijk is geworden dat humanitaire problemen, veroorzaakt door conflicten, niet zullen verdwijnen.

Nederland is lid van de Verenigde Naties sinds december 1945 en heeft besloten zich te houden aan de reglementen die de VN voorschrijft, zoals het verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden en het verdrag betreffende de status van vluchtelingen. In Nederland gaat de Immigratie- en Naturalisatiedienst over de opvang van asielzoekers waarover meer verteld wordt in het ‘Nederlandse asielbeleid’.

(19)

18

Europees asielbeleid

Met het Verdrag van Maastricht is in 1993 de Europese Unie officieel opgericht met de groei van de economie als belangrijkste gemeenschappelijke component. Dit statenverband bestaat tegenwoordig uit 28 lidstaten. De Europese Unie beoogt een beleid te voeren dat gericht is op het vrije verkeer van goederen, diensten, kapitaal en personen en heeft daarvoor een gemeenschappelijk beleid opgesteld met betrekking tot de handel, landbouw, visserij en regionale ontwikkelingen.9 Verder stelt de Europese Unie ook op andere gebieden een gemeenschappelijk beleid op, zoals voor milieu, consumentenrechten en op justitieel gebied. Dit laatste is de afgelopen jaren steeds meer uitgebreid met beleid voor immigratie,

terrorismebestrijding en grensoverschrijdende criminaliteit.10

Aangezien er meerdere landen, die lid zijn van de Europese Unie, al lid waren van de Verenigde Naties, is hierop het Europese vluchtelingenbeleid aangepast. De belangrijkste fundamentele wetten rondom het asiel- en migratiebeleid, zoals de bescherming van de rechten van de mens en het verdrag betreffende de status van de vluchteling, zijn afgeleid van de Convention Relating to the Status of Refugees in Genève in 1951. De twee belangrijkste clausules die opgenomen zijn binnen deze conventie, zijn de definitie van de term ‘vluchteling’ en het recht voor de asielzoeker dat hij/zij tijdens het proces niet teruggestuurd mag worden of wanneer erkend is dat hij/zij gevaar loopt in het land van herkomst.

teruggestuurd mag worden (Hatton 2005: 108). Deze clausules vormen de basis van het asiel- en migratiebeleid in de landen van de Europese Unie, zo ook voor Nederland.

Hatton (2005) veronderstelt dat de conventie voor de status van de vluchteling ervoor zorgt dat er voor een onbeperkt aantal mensen toegang is tot de asielprocedure wanneer zij het grondgebied van de Europese Unie bereikt hebben. Hij laat tevens zien dat in de afgelopen twintig jaar de meeste

vluchtelingen uit Azië, Afrika en Oost-Europa asiel aanvroegen in de Europese Unie. Met name in 1990 is er een groei te zien van asielaanvragen van mensen afkomstig uit voormalig Joegoslavië, met als oorzaak de val van de Sovjet-Unie en de val van de Berlijnse Muur. Dit zorgde er namelijk voor dat de grenzen richting West-Europa open gingen en het voor Oost-Europeanen toegankelijk werd om naar het westelijke deel van Europa te gaan.

Asielprocedure in Nederland11

Zoals in de theoretische achtergrond beschreven staat, wordt iemand die asiel aanvraagt in Nederland een asielzoeker genoemd en krijgt hij/zij pas de status van ‘vluchteling’ als het verzoek positief is afgesloten.

9 Europese Unie, https://nl.wikipedia.org/wiki/Europese_Unie#De_euro, geraadpleegd op 16 maart 2016. 10 Europese Unie, http://www.europa-nu.nl/id/vg8wpxh23yz5/europese_unie_eu, geraadpleegd op 16 maart 2016. 11VluchtelingenWerk Nederland, www.vluchtelingenwerk.nl, geraadpleegd op 8 maart 2016.

(20)

19 Wanneer vluchtelingen in Nederland aankomen, melden zij zich in de centrale ontvangstlocatie in Ter Apel. Vanuit Ter Apel worden mensen naar één van de andere aanmeldcentra gebracht in Den Bosch of Zevenaar. Voor mensen die per vliegtuig in Nederland arriveren, is er een aanmeldcentrum op de luchthaven Schiphol. In deze aanmeldcentra beginnen de asielprocedures. Asielzoekers worden

geregistreerd waarna zij eerst minimaal zes werkdagen krijgen om te rusten en zich voor te bereiden op de gesprekken met de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND). In deze voorbereidingstijd krijgen

asielzoekers tevens een advocaat toegewezen en ontvangen medisch advies zodat de IND rekening kan houden met persoonlijke, lichamelijke en geestelijke gezondheid. Na deze zes werkdagen komt de

asielzoeker in de algemene asielprocedure terecht die acht werkdagen duurt. In de eerste vier dagen wordt de asielzoeker gehoord om zijn identiteit, nationaliteit, reisroute en redenen om te vluchten vast te stellen. Dit wordt in twee verhoren gedaan waarna de asielzoeker met zijn advocaat daarover spreekt. In de laatste vier dagen van de asielprocedure gaat de IND een beslissing nemen om de asielzoeker een

verblijfsvergunning te geven die in principe geldt voor vijf jaar. Dit kan verlengd worden afhankelijk van de situatie in het land van herkomst en de positie waarin diegene zich bevindt.

Wanneer de asielzoeker een verblijfsvergunning ontvang, verkrijgt hij daarmee ook de status van ‘vluchteling’ en wordt er gezocht naar woonruimte, waarbij hij geen invloed heeft op de plaats waar hij gaat wonen. De vluchtelingen worden verspreid over Nederland, naar de draagkracht van elke gemeente. Dit is afhankelijk van het inwoneraantal dat woonachtig is in de gemeente, waardoor er relatief gezien in elke gemeente hetzelfde percentage aan vluchtelingen wordt opgenomen en huisvesting krijgt. De gemeente is verantwoordelijk voor het beschikbaar stellen van woonruimte.

Als het asielverzoek wordt afgewezen, dan heeft de asielzoeker 28 dagen de tijd om Nederland te verlaten, vrijwillig of gedwongen. Tevens kan de asielzoeker in beroep gaan op de uitspraak en kan er een verlengde asielprocedure plaatsvinden, waarbij er meer onderzoek gedaan wordt naar de nationaliteit en identiteit van de asielzoeker. Als een asielzoeker vrijwillig het land verlaat, terug naar het land van herkomst, dan kan er financiële hulp geboden worden of hulp ‘in natura’ door steun te bieden in het opzetten van bijvoorbeeld een bedrijfje. Ook zijn er asielzoekers die het land niet vrijwillig willen verlaten. Zij worden door de Koninklijke Marechaussee gedwongen het land uitgezet op speciale chartervluchten.

In sommige gevallen is de toestroom van asielzoekers zo groot, dat het organiseren van een individueel intakegesprek met iedere persoon die de grens oversteekt, niet mogelijk is. Wanneer zo’n omstandigheid zich voordoet, is het vaak duidelijk wat het motief van deze mensen is om hun toevlucht te zoeken in een ander land. In de meeste gevallen wordt het namelijk veroorzaakt door conflicten, algemeen geweld, of de angst voor vervolging. De grote toestroom aan vluchtelingen, waarbij het duidelijk is

(21)

20 waarvoor men vlucht en dus een individueel gesprek niet mogelijk is, worden ‘prima facie vluchtelingen’ genoemd.12

2.2: Burgerschap

“Ik zweer (verklaar) dat ik de grondwettelijke orde van het Koninkrijk der Nederlanden, haar vrijheden en rechten respecteer en zweer (beloof) de plichten die het staatsburgerschap met zich meebrengt getrouw

te vervullen.” - verklaring die afgelegd dient te worden om het Nederlanderschap te verkrijgen.13

Een Nederlands burger is iemand die de Nederlandse nationaliteit draagt. Deze nationaliteit is op verschillende manieren te verkrijgen. Dit gebeurt automatisch bij de geboorte, maar de Nederlandse nationaliteit kan ook erkend worden, er kan een optieprocedure plaatsvinden of een proces van naturalisatie.14

Wanneer een asielzoeker de status van vluchteling krijgt, krijgt hij een verblijfsvergunning die geldt voor vijf jaar. De naturalisatie, dat verloopt via de IND, duurt maximaal één jaar. Wanneer de verblijfsvergunning na vijf jaar voor onbepaalde tijd wordt verlengd, kan de vluchteling het Nederlands staatsburgerschap verkrijgen. Het bovengenoemde citaat wordt dan uitgesproken door degene die de verklaring aflegt om het Nederlanderschap te verkrijgen. In de Verklaring van Verbondenheid staan de rechten en plichten waar degene met het Nederlanderschap aan verbonden is. De voornaamste rechten zijn gelijkheid voor iedere burger en de vrijheid voor religie en van meningsuiting. De overheid dient tevens te zorgen voor voorzieningen als onderwijs en zorg. De plichten die de Nederlander met zich meedraagt is voornamelijk het respecteren van de medeburger waardoor er samen met anderen geleefd kan worden.

Wanneer deze verklaring afgelegd wordt, is diegene officieel Nederlands staatsburger. Maar zoals in de theoretische achtergrond naar voren kwam, kan er een verschil zijn tussen formeel het burgerschap bezitten, de eigen perceptie van identificatie tot Nederlander en de acceptatie door andere burgers.

Integratie & Naturalisatie

Vluchtelingen zijn een categorie binnen de migranten die zich eveneens in Nederland dienen te integreren om deel uit te maken van de Nederlandse samenleving en het recht te behouden op de verblijfsvergunning. De Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) helpt met het proces van naturalisatie en integratie om door

12 Asielzoekers, http://www.unhcr.nl/over-unhcr/wie-helpen-we/asielzoekers.html, geraadpleegd op 8 maart 2016. 13 Verklaring van Verbondenheid: Nederlandse overheid, www.rijksoverheid.nl, geraadpleegd op 18 maart 2016. 14 Nederlander worden, https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/nederlandse-nationaliteit/inhoud/nederlander-worden,

(22)

21 middel van lessen en toetsen de kennis over de geschiedenis, de cultuur en de normen en waarden van Nederland te vergroten en de vluchtelingen de taal te leren spreken.

Het proces vanaf het asiel aanvragen tot ‘officieel’ geïntegreerd zijn in Nederland duurt een aantal jaren. Zo kunnen mensen die asiel aanvragen in Nederland maanden, maar ook jaren in een

asielzoekerscentrum verblijven. Hoe lang de verwerking van de aanvraag duurt hangt af van de

hoeveelheid vluchtelingen die het land inkomen en daarmee de hoeveelheid aanvragen die de Immigratie- en Naturalisatiedienst te verwerken heeft. Zo schrijven De Vroome en Van Tubergen (2010) over de periode vanaf eind jaren ’80 tot begin jaren ’90 toen er een groei te zien was in het aantal asielzoekers in Nederland, veroorzaakt door oorlog, armoede en politieke conflicten. Deze verhoging van het aantal asielzoekers veroorzaakte grote verschillen in de tijd die zij moesten doorbrengen in asielzoekerscentra. De mogelijke achterstanden die zo opgelopen worden op het gebied van scholing, kennis en het

emotioneel welbevinden, zijn van invloed op de integratie en naturalisatie van asielzoekers. Het kan bijvoorbeeld het vinden van werk vertragen en daarmee de ontwikkeling en integratie stagneren

Uit de literatuur komt naar voren dat er een aantal factoren invloed kunnen uitoefenen op de economische integratie van vluchtelingen. Zo laten De Vroome en Van Tubergen (2010) zien dat ‘human capital’, ‘social capital’ en de gezondheid van de vluchteling kunnen bijdragen aan de economische integratie. Vluchtelingen die hun land verlaten, kunnen volgens Kapur (2014) in dat land gespecialiseerd zijn in bepaalde vakgebieden en vaardigheden bezitten die van belang kunnen zijn bij het vinden van werk in het land waar ze naartoe vluchten. Deze vaardigheden worden ‘human capital’ genoemd en kunnen een voordeel zijn voor het ontvangende land. De Vroome en Van Tubergen (2010) beschrijven dat onder de ‘human capital’ onderwijs, werkervaring en het spreken van de Nederlandse taal valt. Onder ‘social capital’ scharen zij de sociale contacten die de vluchteling heeft in Nederland en die kunnen bijdragen aan het verkrijgen van andere vormen van kapitaal. Dit ‘social capital’ zal groeien wanneer de vluchteling meerdere sociale contacten heeft, als ze betere ‘bronnen’ hebben en als deze ‘bronnen’ bereid zijn om hun sociale contacten te delen. Tot slot draagt de gezondheid van de vluchteling ook bij aan de economische integratie, doordat de productiviteit van de werknemer afhankelijk is van de aanwezigheid. Wanneer de vluchteling zich niet goed voelt en niet aanwezig is op het werk, kan het de productiviteit verlagen.

Lucassen en Lucassen (2015) leggen uit dat er opvallend weinig maatschappelijke ophef bestaat over dat Nederland het vaak hoge ‘human capital’ van deze immigranten slecht benut (Lucassen & Lucassen 2015: 42). Zo zouden diploma’s en expertise in weinig gevallen erkend worden waardoor het voor de immigranten moeilijk wordt om een baan te vinden in de desbetreffende sector. Er bestaat een idee dat het erkennen van de expertise en diploma’s het aantrekkelijker maakt voor migranten om naar Nederland te komen en op deze manier, zeggen Lucassen en Lucassen (2015), wordt er slecht gebruik gemaakt van de capaciteiten van migranten.

(23)

22 Ook Korac (2003) heeft onderzoek gedaan naar het integratieproces in Nederland, maar vanuit het perspectief van de vluchteling. Ondanks dat haar onderzoek geschreven is voordat het nieuwe

immigratiebeleid inging, kan dit wel inzicht bieden in de mate waarin vluchtelingen zich geïntegreerd voelen. Korac (2003) vertelt dat er verschillende interpretaties kunnen zijn van het begrip ‘integratie’. Zo schrijft zij dat in de context van ‘refugee studies’ integratie meestal wordt gerelateerd aan de praktische en functionele aspecten, zoals de toegang tot sociale voorzieningen, die het proces van integreren moeten faciliteren voor vluchtelingen. De vluchtelingenstatus biedt het recht van bescherming, waartoe de voorzieningen behoren.

In de context van minderheden of verhouding tussen rassen, wordt integratie beschreven als een proces van verandering dat zich voordoet wanneer twee culturen gedwongen worden om samen één samenleving te worden. In deze benadering houden onderzoekers zich bezig met processen van assimilatie en socialisatie en hoe dat zich verhoudt tot identiteit, belonging, erkenning en zelfrespect (Korac 2003: 52). Korac (2003) legt uit dat het integratieproces beoogt bij te dragen aan omscholing en educatie voor vluchtelingen zodat de kansen voor hen op de arbeidsmarkt kunnen worden vergroot, dat er gezondheids- en welzijnszorg wordt geboden, en wordt geholpen met het opbouwen van een sociale gemeenschap voor de vluchteling. Echter beschrijft zij dat het integratieproces langer duurt dan dat er in het beleid

geschreven staat. Sommigen zijn zeven tot tien jaar bezig met integreren, waarbij zij onder integreren het leren van de Nederlandse taal, scholing en het vinden van werk verstaat. Daarnaast voelen vluchtelingen zich veelal onderhevig aan regels die zij moeten naleven in plaats van het gevoel te hebben dat ze daadwerkelijk in de Nederlandse samenleving integreren. Verder concludeert Korac (2003) dat vluchtelingen die in het integratieproces zitten, meestal niet met Nederlandse mensen zelf de sociale contacten hebben die ze wel graag zouden willen.

Insluiting & uitsluiting

De in- en uitsluiting van bevolkingsgroepen is van belang wanneer er gekeken wordt naar de verdeeldheid in de samenleving. Er kunnen groepen van minderheden bestaan en deze groepen van minderheden zullen zich op een andere manier identificeren met de samenleving, zoals Fassin (2011) vertelt. Een mogelijke factor dat in- en uitsluiting kan veroorzaken van groepen mensen, is het politieke beleid. Zo schrijft Hein (1993) dat de staat een belangrijke factor is in de sociale organisatie van migratie en ‘migration identities’ creëert, waardoor bijvoorbeeld een vluchteling als iets anders gezien kan worden dan een migrant.

Daarnaast laat Fassin (2011) zien dat er een onderscheid bestaat tussen de verschillende soorten migranten. Zoals in het eerste hoofdstuk naar voren kwam, wordt er op iedere aangeduide migrant een ander beleid toegepast, op bijvoorbeeld sociaal en economisch gebied. Door dit te doen, zegt Fassin (2011), ontstaat er verdeeldheid in de samenleving tussen migranten en de ‘oorspronkelijke’ bevolking.

(24)

23 Het gevoerde politieke beleid heeft invloed op de integratie in de samenleving. Zo kunnen er, volgens Fassin (2011) positieve en negatieve effecten zijn van migratie. Aan de ene kant brengen migranten sociale en economische veranderingen met zich mee, en kunnen de verschillende culturele achtergronden ervoor zorgen dat er een multiculturele samenleving ontstaat. Aan de andere kant kan de komst van migranten worden begrensd door de politiek, waardoor mensen kunnen worden uitgesloten op basis van religie en etniciteit, wat er weer voor kan zorgen dat er discriminatie en geweld plaatsvindt.

Een gevolg van het proces van in- en uitsluiting is dat er segregatie plaats kan vinden in de samenleving. Dat kan op verschillende manieren: zo kunnen groepen migranten zichzelf gaan

identificeren als ‘migrant’, wat refereert naar een ‘etnische minderheid’. Dit laat Hein (1993) zien aan de hand van: Yet categories also ‘create’ migration because ethnic groups cary in the degree to which ‘migrant’ becomes an identity” (Hein 1993: 51). Maar het kan ook voorkomen dat segregatie plaatsvindt doordat groepen ‘minderheden’ elkaar, wellicht onbewust, opzoeken in de samenleving. Dit wordt beschreven door Lucassen en Lucassen (2015). Zij laten zien dat er kritiek bestaat op volkswijken in de grote steden, waarin voornamelijk migranten wonen en gezinshereniging heeft plaatsgevonden. De snelle immigratie van de jaren ’80 heeft een grote segregatie teweeg gebracht: “immigranten hadden door de hoge concentratie van land- en streekgenoten nauwelijks nog contact met Nederlanders en dit was bepaald niet bevorderlijk voor het integratieproces” (Lucassen & Lucassen 2015: 44). Wanneer er veel migranten op dezelfde plek wonen, en er volkswijken kunnen ontstaan, heeft dit invloed op de sociale contacten op scholen en op het werk. Dit is van invloed op het integratieproces omdat men elkaar sneller opzoekt en dus minder met de autochtone bevolking in aanraking komt. Tevens laten Lucassen en Lucassen (2015) zien dat het integratiebeleid sinds 2003 aangepast is, waarbij de plaatsing van vluchtelingen verdeeld wordt over verschillende wijken om zo het integratieproces te bevorderen. De onderverdeling tussen de autochtone en allochtone bevolking, heeft volgens hen invloed op de mate van in- en uitsluiting van de allochtone bevolking. Een voorbeeld van een term die Lucassen en Lucassen (2015) aanhalen, en dat tegenwoordig veel in de media terug te vinden is, is de term ‘gelukszoeker’. Zij schrijven dat dit een denigrerende term is voor mensen die initiatiefrijk zijn en geluk of veiligheid zoeken in een welvarend land. Het is belangrijk om in ogenschouw te nemen dat voor een groot deel van deze migranten geldt dat zij wel degelijk met burgeroorlogen en vervolging te maken hebben gehad in hun land van herkomst en zij in eerste instantie hun keuze niet gebaseerd hebben op de welvaart van het land.

(25)

24

2.3: Analyse

Wat duidelijk wordt uit dit hoofdstuk is dat het vluchtelingenbeleid in Nederland gebaseerd is op het Verdrag betreffende de status van vluchtelingen en de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, die beide door de Verenigde Naties zijn opgesteld na het einde van de Tweede Wereldoorlog. Wanneer een vluchteling in Nederland aankomt, gaat hij de asielprocedure in waar wordt bepaald of hij de status van vluchteling krijgt. Wanneer dat zo is, dan komt de vluchteling in het integratie- en naturalisatieproces, waarbij het uiteindelijke doel is om het Nederlands burgerschap te verkrijgen. Wanneer de asielzoeker de status van vluchteling niet verkrijgt, wordt hij gedwongen het land te verlaten.

Het is volgens de Immigratie- en Naturalisatiedienst belangrijk voor vluchtelingen om het integratie- en naturalisatieproces af te ronden en het Nederlands burgerschap te verkrijgen om zo opgenomen te worden in de Nederlandse samenleving. Echter rijst bij mij de vraag in hoeverre vluchtelingen daadwerkelijk (gevoelsmatig) opgenomen worden in de samenleving. Dit wordt ondersteund door Korac (2003) die laat zien dat het voltooien van het integratieproces niet hoeft te betekenen dat de vluchteling zich Nederlands burger voelt. Ondanks dat de meeste van de door haar ondervraagde vluchtelingen wel een baan hebben gekregen, hebben zij niet altijd het gevoel dat zij op sociaal vlak geïntegreerd zijn. Daarnaast laten Lucassen en Lucassen (2015) zien dat het integratieproces bemoeilijkt kan worden doordat de ‘human capital’ van vluchtelingen/migranten niet altijd benut worden door de Nederlandse samenleving.

Naar mijn mening hangt het proces van in- en uitsluiting samen met het integratieproces. Zo laten Hein (1993), Korac (2003) en Fassin (2011) zien dat er groepen van minderheden kunnen ontstaat in de samenleving door het politieke integratiebeleid kan zorgen voor de sociale organisatie van een land. De sociale organisatie kan leiden tot segregatie, wanneer bevolkingsgroepen met dezelfde achtergrond bij elkaar gaan leven en hierdoor het contact tussen de allochtone en autochtone bevolking verminderd. Vluchtelingen kunnen een aparte categorie in de samenleving vormen, omdat het beleid rondom de asielprocedure, de integratie en naturalisatie ervoor kan zorgen dat zij op een andere manier benaderd worden en anders opgenomen worden in de samenleving. Dit kan zich uiten in de mate van sociale contacten, het vinden van werk en scholing.

Om in beeld te brengen welke belangen en invloeden belangrijk zijn in het vormen van het vluchtelingenbeleid, zullen in het volgende hoofdstuk deze factoren besproken worden.

(26)

25

3: factoren die het vluchtelingenbeleid beïnvloeden

“Er wordt gesproken over 'gelukszoekers' en 'profiteurs' die worden voorgetrokken en zomaar de sociale huurwoningen komen inpikken”.15

Er wordt verschillend gereageerd op de komst van vluchtelingen. Zo vertelt Jacobsen (1996) dat sommige landen de vluchtelingen steun en een veilig onderkomen bieden, waar andere landen willen vluchtelingen weghouden en daar de nodige maatregelen voor gebruiken. Naast de maatregelen van het ontvangende land, kan het ook aan de afkomst van de vluchtelingen liggen. Hoe wordt dit politieke beleid op de ontvangst van vluchtelingen beïnvloed? In dit laatste hoofdstuk zullen de mogelijke factoren besproken worden die invloed kunnen hebben op het vluchtelingenbeleid. Uit de voorgaande hoofdstukken in duidelijk geworden dat gebeurtenissen in de geschiedenis, zoals conflicten en politiek geweld,

vluchtelingenstromen kunnen veroorzaken. Naar aanleiding hiervan wordt er naar oplossingen gezocht om deze mensen op te vangen en houdt de politiek zich bezig met het opstellen van vluchtelingenbeleid. De politiek neemt tevens internationale invloeden meet in de besluitvorming, van internationale organisaties, staten en non-gouvernementele organisaties.

De politiek maakt de uiteindelijke beslissingen over wanneer iemand de status van vluchteling krijgt en welke rechten en plichten daaraan verbonden zitten. Daarnaast zijn er nog een aantal actoren die direct, dan wel indirect, invloed kunnen uitoefenen op het politieke besluit doordat zij percepties en ideeën delen in de samenleving. De actoren die in de beantwoording van deze vraag terug zullen komen, zijn de media, nationale en internationale instellingen, NGO’s en de samenleving.

Om te beginnen zullen in de theoretische achtergrond de concepten ‘percepties’, ‘geweld’ en ‘angst’ behandeld worden. Deze concepten kunnen verhelderen hoe ideeën gevormd worden en hoe deze tot uitdrukking komen in de maatschappij waardoor ze een bijdrage kunnen leveren aan het opstellen van vluchtelingenbeleid. Vervolgens zullen de factoren een voor een besproken worden en zal de invloed van de actoren daarin meegenomen worden. Tot slot volgt er een analyse van de factoren waarin hun

samenhang besproken wordt en de complexiteit van het bepalen van vluchtelingenbeleid.

15 De Graaf, P. (2016) ‘Huis Syriërs belaagd: ‘Het zijn vuile patjakkers’’

(27)

26

Theoretische achtergrond

Perceptie

Bij het beschrijven van de betekenis van een ‘perceptie’ wordt er met name nadruk gelegd op de

psychologische werking ervan: hoe het brein de opgenomen reflexen verwerkt en omzet in een betekenis van hetgeen dat de persoon waargenomen heeft. Hatfield (2001) stelt dat een ‘perceptie’ het bewustzijn van een bepaald onderwerp inhoudt. De gevoelens en gedachten die een mens heeft over een bepaald onderwerp of een bepaalde situatie. Daarnaast focust Hommel (2001) zich ook op het menselijk gedrag en de vorming van percepties. Hij beschrijft dat het menselijk gedrag niet alleen gebaseerd is op de reflexen die het brein binnenkrijgt, maar dat het ook kan veranderen. Zo kunnen mensen reageren op bepaalde condities en situaties van de omgeving, en kunnen mensen bepaalde gedragingen of reflexen die zij tot zich genomen hebben, afleren. Dit kan ervoor zorgen dat mensen nieuwe relaties kunnen zien tussen situaties en acties die er gebeuren (Hommel 2001: 11196). Verder laat hij zien dat het menselijk gedrag soms behoudend kan zijn en mensen moeite kunnen hebben met het introduceren van nieuwe

gedragspatronen. Dit komt omdat het moeilijk kan zijn voor mensen om veranderende situaties te overdenken. Een voorbeeld is het geval van het opnemen van etnische minderheden in de omgeving. Hiermee kan een verband gelegd worden met de percepties die gevormd worden over de komst van vluchtelingen, die eveneens een etnische minderheid zijn in de samenleving. De bevindingen van Hommel (2001) kunnen een verklaring geven waarom mensen een afkeurende houding aan kunnen nemen

tegenover de komst van vluchtelingen; het brein heeft de verandering in de omgeving nog niet verwerkt. Tevens laat hij zien dat deze reactie ook afgeleerd kan worden en er op een andere manier naar de situatie gekeken kan worden.

De literatuur beperkt zich voornamelijk tot de werking of betekenis van het woord ‘perceptie’ in psychologisch perspectief. In de antropologische benadering komen ‘percepties’ voort uit andere

concepten met betrekking tot het gedrag van individuen in relatie tot de samenleving. De socioloog Bourdieu ontwikkelde een theorie over het concept ‘habitus’, wat wordt beschreven door Appelrouth en Edles (2012). De vraag die Bourdieu stelde gaat erover hoe gedrag kan worden gestuurd zonder dat het een product is van gehoorzaamheid aan regels. Appelrouth en Edles (2012) beschrijven dat zijn theorie de externe sociale factoren in overweging neemt, zoals de houdingen en gedragingen, maar ook de

individuele perceptie van de wereld en de individuele perceptie van de handelingen in de wereld. De ‘habitus’ is hierin een mentale filter die individuele percepties, ervaringen en handelingen structureert zodat de wereld op een bepaalde manier wordt opgevat. Hiermee wordt er verwezen naar de mentale constructie waarin de wereld wordt begrepen en uitgedrukt door verbale- en lichaamstaal. Door de ‘habitus’ kunnen individuen zelf een standpunt innemen van waaruit degene capabel is om zijn eigen handelingen te interpreteren, maar ook de handelingen van anderen (Appelrouth en Edles 2012: 654).

(28)

27 In dit hoofdstuk zal er gekeken worden naar de antropologische en sociale werking van het

concept ‘perceptie’. Hierbij wordt de nadruk gelegd op hoe percepties invloed hebben op het

vluchtelingenbeleid in Nederland. Belangrijk is dat de percepties over het vluchtelingenbeleid gevormd worden door de omgeving. De percepties bestaan niet alleen in de samenleving, maar ook bij de media, de (inter)nationale organisaties, NGO’s en staten, die op hun beurt percepties over kunnen brengen in de samenleving.

Geweld

Geweld is een concept dat een sanctie aangeeft voor bepaalde keuzes of gedrag van het individu in een samenleving. Er kan door mensen opgelegd worden wat het gedrag van het individu hoort te zijn, wat kan leiden tot sancties voor het niet naleven van die richtlijnen. Door middel van geweld, kan er een emotie van angst ontstaan, wat hierna besproken zal worden, en een gevoel van veiligheid. In de factoren zal beschreven worden hoe geweld invloed heeft op zowel de vluchteling als de samenleving van het

ontvangende land. Daarnaast kunnen de percepties in de samenleving over geweld en de daarop volgende gevoelens van angst, beïnvloed worden door verschillende actoren.

Spencer (2012) spreekt erover dat de antropologie lang bezig geweest is met het aantonen dat geweld gerelateerd is aan regels, een onderdeel is van cultuur en zelfs bepaalde sociale functies vervuld. Zo kan het mensen bij elkaar brengen, die de dezelfde normen en verwachtingen delen. Ook behoudt geweld de capaciteit om mensen en samenlevingen te verontrusten en te verstoren. Spencer (2012) beschrijft dat de meest nuttige bijdrage van de antropologie is geweest dat het beschrijft dat geweld eerder een collectieve en sociale impact heeft in plaats van individueel. Het is daarnaast cultureel gestructureerd en wordt altijd cultureel geïnterpreteerd. Bij het zoeken naar de betekenis van geweld, komt Spencer (2012) tot de conclusie dat de impact van geweld geprojecteerd kan worden op het menselijk lichaam: “the body becomes a privileged site for the inscription of signs of power” (Spencer 2012: 707). Er kan een sanctie opgelegd worden voor bepaald gedrag, wat in niet geaccepteerd wordt binnen de gemeenschap die de regels handhaaft. De regels hoeven niet geschreven te zijn maar kunnen opgelegd worden door de omgeving. Dit geweld vindt zijn uitwerking op het lichaam, wat zowel een geestelijke als een lichamelijke uitwerking kan hebben. Feldman (2003) schrijft over de geestelijke uitwerking aan de hand van het geheugen. Er wordt op het geheugen ingespeeld door te dreigen met sancties van geweld. Hij stelt tevens dat voor elke vorm van geweld een excuus gegeven kan worden waarom dat geweld plaatsvindt.

Wanneer er gekeken wordt naar de vluchtelingenstroom, is het geweld de voornaamste reden waarom mensen op de vlucht slaan. Het geweld dat zich tegenwoordig afspeelt in Syrië en Irak, door de Islamitische Staat, heeft een verontrustende en verstorende impact in de samenleving, waarin men hun eigen lichaam niet als doel van dat geweld beschikbaar willen stellen.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Dit uit zich in dat er geen verschil zit in het gebruik van accomoderende crisis-responsstrategieën tussen beide typen organisaties in een interne crisis maar dat tijdens een

The key question is, “to what extent are mass media and new technologies used to contextualize the growth of the churches in the DRC?” The study focussed on the

She is a specialist in Dutch business history of the nineteenth and twentieth century and has written or jointly authored a large number of business histories, including

dat het hefbord omhooggaat, zodra er een last op wordt geplaatst, na het bereiken van een bepaalde hoogte een kwart slag naar rechts zwenkt, op de ingestelde hoogte stopt en na

In deze Deltafact wordt uitgelegd wat ontwikkelpaden zijn en hoe ze gebruikt kunnen worden om beken en riviertjes natuurlijker te laten functioneren.. Deze Deltafact is gebaseerd

Hoofdstuk 2 geeft een overzicht van de evolutie van de uitgaven op het niveau van de 9 grote budgettaire rubrieken in de documenten C (waarbij C1 verder wordt uitgesplitst)

Bij berekeningen over de lange termijn (jaren) worden per locatie de effecten van temperatuur en vochtgehalte van de grond op de verteringssnelheid wellicht grotendeels

Yvonne: ‘In 1994 is Robert ingetrokken en sinds die tijd runnen wij het bedrijf samen.’ Robert: ‘En sinds 2006 toen we ons voor de derogatie hebben aange- meld doen we mee met