• No results found

Invloed van voeding van biggen en vleesvarkens op groei en karkaskwaliteit = Influence of feeding of piglets and slaughter pigs on performance and carcass quality

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Invloed van voeding van biggen en vleesvarkens op groei en karkaskwaliteit = Influence of feeding of piglets and slaughter pigs on performance and carcass quality"

Copied!
43
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

ing. J.H. Huiskes

ir. C.M.C. van der

Peet-Schwering

G. Mateman

Invloed van voeding

biggen

svarke

groei en

karkaskwaliteit

Influence of feeding of

voor de Varkenshouderij

fbedrijf “Noord- en

Oost-Nederland”

Varkensproefbedrijf “Zuid- en

West-Nederland”

Instituut voor Veeteeltkundig Onderzoek

“Schoonoord”

Instituut voor Veevoedingsonderzoek

IVVO

P.

1.34

B

(2)

I I I

INHOUDSOPGAVE

1. 2 . 21l 2 2 2:3 2.4 2 5 2’5 1 2:5:2 2.5.3 3 . 31 3’1 -l* 3’1 2. 3’1 3l 3’1 4* 3’1 5. . 3 2 3’2 1l 3’2 2. 3’2 3. 3’2 4l . 3 3 3’3 1. 3’3 2. 3’3 3. l 4. 4.1 4.2 4.3 5l 51. 5 2. 5 3l 5 4* 6 * SAMENVATTING SUMMARY Pagina 4 INLEIDING INTRODUCTION 8 MATERIAAL EN METHODEN MATERIAL AND METHODS

9

Proefbehandelingen Proefdieren

Duur, omvang en indeling van de proef

Huisvesting, voersysteem en drinkwatervoorziening Verzameling en verwerking van de gegevens Opfok- en mesterijgegevens

Waarnemingen aan geslachte dieren

Statistische analyse en economische evaluatie

9 9 9 11 11 11 11 12 RESULTATEN RESULTS Fase I 13

Uitval en gezondheid tijdens opfok Opfokresultaten vanaf spenen tot Ifr 25 kg Uitval en gezondheid tijdens mesterijperiode Mesterijresultaten

Sla~htkwaliteit bij eindgewicht & 105 kg Fase ll

Uitval en gezondheid

Mesterijresultaten vanaf opleg tot zt: 45 kg Mesterijresultaten vanaf opleg tot & 105 kg Slachtkwaliteit bij eindgewicht rt- 105 kg Fase I I I

Uitval en gezondheid

Mesterijresultaten van opleg tot afleveren over 11 rondes Slachtkwaliteit bij eindgewicht op -f- 105 kg over 11 rondes

13 13 13 14 14 15 17 17 17 18 19 20 20 20 23 ECONOMISCHE EVALUATIE ECONOMIC EVALUATIONS Economische evaluatie fase 1 Economische evaluatie fase I I Economische evaluatie fase I I I

24 24 25 27 DISCUSSIE DISCUSSION Fase I Fase II Fase III

Ontwikkeling van ribvetbedekking

29 29 29 30 32 CONCLUSIES CONCLUSIONS 34

(3)
(4)

SAMENVATTING

Het hier beschreven onderzoek is opgezet om inzicht te verkrijgen in de invloed van de voeding van biggen en vleesvarkens op groei en karkaskwaliteit. Hierbij gold als kernvraag de relatie tussen de opname aan energiewaarde (EW) per dag en de vetbe-dekking van de borstholte en vetaanwas in de buik.

Het onderzoek is in drie afzonderlijke proef-fasen opgezet en uitgevoerd:

Fase I : Opfok van biggen vanaf speenda-turn tot circa 25 kg, vervolgens uniform onbeperkt afmesten tot circa 105 kg; uitgevoerd op het Varkensproefbedrijf te Raalte; Fase II : Voormestperiode van

vleesvar-kens van circa 25 kg tot 45 kg, voorafgaand on beperkt en daar opvolgend uniform beperkt gevoerd; uitgevoerd op het Varkensproefbedrijf te Sterksel; Fase I I I : Afmestperiode van vleesvarkens

van circa 45 kg tot 105 kg, vooraf-gaand uniform onbeperkt

gevoerd; uitgevoerd op het Varkensproefbedrijf te Raalte.

De mate van de vetbedekking van de borst-holte en vetaanwas in de buik is weergege-ven in de ribwandscore. De beoordeling van de ribwandscore is uitgevoerd volgens een schaal met 5 klassen:

1. 2.

3 *

4

5

geheel zonder vet;

zeer lichte vetaanwas; alle ribben duide-lijk apart zichtbaar, ook onder het rnid-denrif, waar vetaanwas in de regel het eerst voorkomt;

streepvormige duidelijke vetaanwas; soms lichte vetophoping onder het mid-denrif, soms ook egaal verdeelde lichte waas;

vetophoping over meerdere ribben, zodat de scheiding tussen de ribben niet meer zichtbaar is; ook vaak een duidelijk waas;

voor driekwart met vet bedekte ribben; ribben nauwelijks nog afzonderlijk te onderscheiden of in het geheel niet meer; soms ook zware druppelvorming, dat wil zeggen dat het vet zo dik is dat het uitzakt.

Borgen en zeugen zijn tijdens de opfok vanaf spenen tot circa 25 kg gemengd gehouden. Gedurende de mesterijperiode van circa 25 tot 105 kg zijn borgen en zeu-gen in alle fasen steeds gescheiden gehuisvest.

In de proeftrajecten zijn de volgende proefbehandelingen onderscheiden:

Fase Proefbehandeling

Opfok vanaf spenen tot + 25 kg:

1. Onbeperkt speenkorrel + babybiggenkorrel;

2. Beperkt tot 85%-norm van onbeperkt niveau, speenkorrel + babybiggenkorrel II Proeftraject $_ 25 tot & 45 kg, startvoer:

1. 3x daags brij tot verzadiging;

2. 3x daags brij beperkt tot 85%-norm van opname bij behandeling 1, III Vanaf + 45 kg zijn 4 proefbehandelingen vergeleken:

1. Onbeperkt vleesvarkensvoer met EW = 1,03; 2. Onbeperkt vleesvarkensvoer met EW = -í,15;

3. Beperkt vleesvarkensvoer met EW = IJ5 vanaf 45 kg volgens een voerschema;

4. Onbeperkt vleesvarkensvoer met EW = 1,15 tot zt: 70 kg en daarna beperkt vleesvarkensvoer met EW = IJ5 volgens een voerschema

(5)

Naast de normale beoordeling van de kar-kassen op het slachthuis, zijn er karkar-kassen uitgesneden volgens de IVO-standaardme-thode. Hiermee konden percentages mage-re en vette onderdelen vastgesteld worden. Vervolgens zijn er buiken verder uitgesne-den volgens de EG-referentiemethode. Ook zijn er karkassen, na homogeniseren, geanalyseerd op de gehaltes aan droge stof, as, eiwit en vet. Tevens is in fase III het vetzuurpatroon van het rugspek van dieren vastgesteld.

Conclusies

1. 2 . 3 . 4. 5 6 .

Het is mogelijk gebleken de ribwandsco-re te beïnvloeden door middel van de hoeveelheid EW-opname per dag tijdens de mesterijperiode na 45 kg.

Een verschil in genetische aanleg is waarschijnlijk ook een invloedsfactor op het niveau van de ribwandscore. Bij een gelijkwaardige EW-opname is geen verschil geconstateerd in ribwand-score bij voedering van hooggeconcen-treerd voer met EW = 1,15 en voer met EW = 1,03.

Er is echter bij voedering van hoog geconcentreerd voer een tendens tot een ongunstige invloed op het (prikpistool) HGP-vleespercentage van zeugen. Beperkt voeren tijdens de opfok van spe-nen tot 25 kg geeft een lagere groeisnel-heid en een betere gezondgroeisnel-heid in dit tra-ject en bovendien een betere groeisnel-heid en slachtkwaliteit van de vleesvar-kens in vergelijking met onbeperkt voe-ren tijdens de opfok. Een invloed op de ribwandscore van de slachtvarkens is hierbij niet gebleken. Tijdens de mesterij-periode is onbeperkt gevoerd. Het totale saldo van opfok plus mesterij was even-eens iets gunstiger bij beperkte voede-ring tijdens de opfok.

Dit onderzoek geeft geen aanleiding om jonge mestvarkens sterk beperkt te voe-ren tussen 25 en 45 kg, wanneer daarna volgens schema beperkt wordt gevoerd. Dit geldt zowel voor slachtkwaliteit als ribwandscore.

- Zeugen kunnen goed onbeperkt wor-den gevoerd met EW = 1,03-voer. Een nadelige invloed op ribwandscore is hierbij niet waargenomen.

- Voor zeugen is de slechtste ribwand-score en het laagste vleespercentage

vastgesteld bij onbeperkte voedering met hooggeconcentreerd voer

(EW=l ,15). Deze groep heeft echter

het hoogste saldo door een hogere groei en een iets hoger aanhoudings-percentage.

Borgen hebben in dit onderzoek de gunstigste ribwandscore bij beperkte voedering vanaf 45 kg, volgens een schema met een EW-opname die gelijk is aan de opname van onbeperkt gevoerde zeugen met EW = 1,03 voer in dat traject.

Borgen hebben het hoogste saldo behaald bij beperkte voedering vanaf 70 kg. De beperking in EW-opname vanaf 70 kg was bijna gelijk aan de EW-opname van onbeperkt gevoerde zeugen met EW = 1,03-voer.

Het is aan te bevelen om borgen en zeugen gescheiden te mesten en de borgen gemiddeld over de gehele mesterijperiode 3 à 5% meer EW te voeren dan de zeugen.

Op deze wijze zullen borgen ongeveer even snel groeien als zeugen. Een snelle groei van borgen geeft immers geen hogere omzetsnelheid voor een afdeling en is daarom niet van econo-mische betekenis.

(6)

SUMMARY

The described investigation was realised to increase the insight in the influence of fee-ding for piglets and slaugtherpigs on growthrate and carcassquality. The main question in this field was the relationship between the daily energy (EW) intake and the amount of fat on the thoracic wall (fat between ribs and pleura).

Three different experiments have been car-ried out to cover three successive stages in the growth of pigs. See below.

Barrows and sows have been reared together from weaning until circa 25 kg. During the fattening period from circa 25 until 105 kg barrows and gilts have been housed separately in all experiments.

Conclusions

1. It has been found possible to influence

2l

3 .

the score for fat on the thoracic wall by means of the amount of daily energy inta-ke during the finishing period from 45 to 105 kg liveweight.

A differente in genetic ability is probably another factor of influence on the score for fat on the thoracic wall.

At a comparable leve1 of energy intake of high concentrated feed with EW = 1.15 and normal feed with EW = 1.03 there were no differences in the score for fat on the thoracic wall. However there is a tendency to a Iower meat percentage for sows fed with high concentrated feed. The amount of fat on the thoracic wal1 is

recorded as a score. The appreciation of the score for fat on the thoracic wall has been expressed in a scale with 5 classes.

Experiment I : From weaning till 25 of kg Iiveweight there were two experimental treatments:

1. ad lib weaning and rearing mixture; 2. restricted to 85% of ad lib intake.

During the fattening period pigs were fed ad lib. The experiment was carried out on the experimental farm for pig production at Raalte. Experiment l I : From weaning till 25 kg of liveweight all piglets were fed ad lib.

From 25 to 45 kg of liveweight there were two experimental treatments: 1. three times a day wet feed until satiation; * 2. three times a day wet feed restricted to 85%-leve1 of satiatión . From 45 kg till 105 kg all pigs were fed restricted. The experiment was carried out at the experimental farm for pig production at Sterksel. Experiment I I I : From 25 to 45 kg of Iiveweight all pigs were fed ad lib.

From 45 kg till 105 kg of liveweight there were four experimental treatments:

1. ad lib feed with EW content = 1.03 (= 9,05 MJ NE ); 2. ad lib feed with EW content = 1.15 (=10.1 MJ NEf I ; 3. restricted feed with EW content = 1.15;

4. ad lib feed with EW content 1.15 until circa 70 kg continued by restricted feed with EW content = 1 ‘15.

(7)

4. Restricted feeding during the rearing period from weaning to 25 kg results in a Iower growth rate and a better health during this stage and a higher growth rate during fattening and a better car-cass quality in comparison with ad lib feeding during rearing. An influence on the score for fat on the thoracic wal1 has not been found. During fattening the pigs have been fed ad lib. The total gross margin of rearing and fattening was also somewhat better for restricted feeding during rearing.

5. This experiment gives no motive for a strong feed restriction to young fattening pigs during the stage of 25 to 45 kg if they are fed restricted according to a scheme afterwards. The same applies for percentage of meat as wel1 as score for fat on the thoracic wall.

6 - Sows can be fed well ad lib with EW = 1.03 feed. These conditions did not have an unfavourable influence on the score for fat on the thoracic wall. - For sows the worst score for fat on the

thoracic wall and the Iowest percenta-ge of meat have been obtained with ad lib feeding of EW = 1.15 feed.

This treatment however resulted in the highest gross margin caused by a hig-her growth rate and a little highig-her dres-sing percentage.

- Barrows have the most favourable score for fat on the thoracic wall under restricted feeding from 45 kg onwards according to a scheme with an energy intake at the same leve1 as the intake of sows fed ad lib in that stage with EW = 1.03 feed.

- Barrows have reached the highest gross margin under restricted feeding from 70 kg onwards, whereby the res-triction in energy intake is nearly com-parable with the energy intake of sows fed ad lib with EW = 1.03 feed.

- It is recommendable to fatten barrows and gilts in separated pens and to feed barrows, as an average for the fatte-ning period, about 3 to 5% more ener-gy than gilts.

In this way barrows will grow as fast as sows. A faster growth of barrows does not result in a higher turnover for a compartment and is therefore not of economie value when all in-all out is applied.

(8)

1 m INLEIDING

INTRODUCTION

Vanaf de zomer van 1986 is er sprake van klachten over een toegenomen vervetting van vleesvarkens. Het gaat om een onge-wenste vetbedekking van de borstholte en vetaanwas in de buik. Deze klachten waren de aanleiding tot dit onderzoek. Het onder-zoek gaat uit van de veronderstelling dat de toenemende energie-opname per dier per dag van groot belang is voor de verklaring van dit ongewenste verschijnsel. Voor het behalen van gunstige groeiresultaten wor-den (gespeende) biggen meestal onbe-perkt (ad lib) gevoerd. Bij vleesvarkens vin-den de laatste jaren wijzigingen plaats in voermethoden die gepaard gaan met een toename van de voergift per dier per dag. Bovendien verandert de samenstelling van vleesvarkensvoeders in de loop der tijd. De laatste twee jaar worden steeds meer voe-ders met een hoge energiewaarde en even-redig hogere aminozurengehaltes gebruikt. Zowel door een hogere voergift als door het geven van voeders met een hogere ener-giewaarde wordt de energie-opname per dier per dag duidelijk vergroot.

Doel van dit onderzoek was de invloed na te gaan van voergift en energieniveau tij-dens de opfok-, voormest- en afmestfase op de vervetting in buik en borstholte van slachtvarkens.

Het onderzoek is in drie afzonder fasen opgezet en uitgevoerd:

lijke

proef-Fase I

Fase II

Fase I I I

: Opfok van biggen vanaf speen-datum tot circa 25 kg, vervol gens uniform afmesten tot circa 105 kg; uitgevoerd op het Varkensproefbedrijf te Raalte; : Voormestperiode van

vleesvar-kens van circa 25 kg tot 45 kg, voorafgaand en daaropvolgend uniform gevoerd; uitgevoerd op het Varkensproefbedrijf te Sterksel;

: Afmestperiode van vleesvarkens van circa 45 kg tot 105 kg’, voor afgaand uniform gevoerd; uitge-voerd op het Varkensproefbedrijf te Raalte.

De proefopzet en proefbehandelingen zijn schematisch weergegeven in schema 1 op het uitvouwblad op de laatste pagina in dit rapport.

In de hoofdstukken Resultaten,

Economische Evaluatie en Discussie wor-den de proeffasen afzonderlijk behandeld. In de andere hoofdstukken worden de 3 fasen gezamenlijk besproken.

De voor de praktijk belangrijkste uitkomsten zijn opgenomen in dit rapport. De volledige uitkomsten met alle karkasanalyses zijn ver-meld in proefverslag PI .34.

Het onderzoek is begeleid door een bege-leidingscommissie met vertegenwoordigers van het Produktschap voor Vee en Vlees en het Produktschap voor Veevoeder. Deze beide Produktschappen hebben het onder-zoek tevens financieel ondersteund. Het onderzoek is uitgevoerd in een samenwer-kingsverband van:

Proefstation voor de Varkenshouderij (PV), (ing. J.H. Huiskes, ir. C.M.C. van der Peet - Schwering);

Varkensproefbedrijf “Noord- en Oost-Nederland” (VPB-R);

Varkensproefbedrijf “Zuid- en West-Nederland” (VPB-S);

Instituut voor Veeteeltkundig Onderzoek (IVO), (dr. ir. P. Walstra, G. Mateman); Instituut voor Veevoedingsonderzoek (IVVO), (dr. ir. A.W. Jongbloed).

(9)

2 .

ATERIAAL E

ETHODEN

MATERIAL EN METHODS

2.1.

Proefbehandelingen

De proefbehandelingen voor alle drie de fasen zijn samengevat op het uitvouwblad in schema 1 en de bijhorende toelichting.

Fase

I

Proefbehande 1. Onbeperkt, . Irng.

eerst korre I (EW = 1,13) 50 kg per hok (eerste dagen beperkt) na 4 overgangsdagen babybig-genkorrel (EW = 1,073.

2 Beperkt tot 85% norm van onbeperkt niveau, tweemaal per dag verstrekt; eerst speenkorrel 50 kg per hok, na vier over-gangsdagen babybiggenkorrel.

Na overplaatsing en herindeling bij een lichaamsgewicht van ongeveer

25 kg is uniform onbeperkt droog gevoerd in de droogvoerbak; tot $_ 45 kg startvoer (EW = 1,05), daarna vleesvarkensvoer (EW = 1,03) tot eindgewicht bij -+- 105 kg.

Fase II

In het proeftraject van & 25 kg tot 45 kg is aan alle varkens startvoer verstrekt (EW = 1,06).

1. driemaal per dag brij, tot verzadiging (troggen leeg in 10 minuten).

2. driemaal per dag brij, beperkt tot 85% -norm van opname bij behandeling 1. In de voorafgaande opfok van spenen tot rt 25 kg is oRbeperkt droog gevoerd (baby-biggenkorrel, EW = 1,08). Er waren enkele biggen in de ronden 3 en 4, die dit voer als brij tegen verzadiging hebben gehad. Vanaf een gemiddeld gewicht per hok van & 45 kg is vleesvarkensvoer (EW = 1,08) uniform verstrekt, driemaal per dag in brij-vorm; beperkt, volgens het voerschema in bijlage 1.

Fase 111

Tot $z 45 kg zijn alle varkens uniform onbe-perkt gevoerd: vanaf spenen tot 25 kg ver-gelijkbaar met Fase 1, behandeling 1; vanaf 25 kg tot 45 kg kregen de dieren onbeperkt startvoer.

Vanaf $z 45 kg zijn 4 proefbehandelingen vergeleken:

1. onbeperkt vleesvarkensvoer met EW = 1,03;

2. onbeperkt vleesvarkensvoer met EW = 1,15;

3. beperkt vleesvarkensvoer (EW = 1,15) vanaf 45 kg volgens het voerschema in bijlage 2;

4 onbeperkt vleesvarkensvoer met EW = 1,15 tot $I 70 kg en daarna beperkt vlees-varkensvoer met EW = 1,15. Vanaf 70 kg tot afleveren kregen de varkens alleen een toeslag voor onderhoud. De hoeveel-heid produktievoer bleef gelijk. Het voer-schema staat weergegeven in bijlage 2. De grondstoffensamenstelling van de diver-se voeders is gedurende de gehele proef constant gehouden om variatie in chemi-sche samenstelling en voederwaarde zo klein mogelijk te houden. De grondstoffen-samenstelling en de berekende voeder-waarde van de voeders is gegeven in bijlage 3.

2.2.

Proefdieren

In alle fasen is het onderzoek uitgevoerd met borgen en zeugen. In de fasen I en III waren deze van het kruisingstype Y(YN), behoudens een kleine aanvulling met YN-dieren in fase III.

Voor fase II zijn dieren gebruikt die overwe-gend van het paringstype Y(DN) waren en voor 10% van de combinatie DN.

De biggen voor de opfokproef van fase I zijn gespeend op een leeftijd van 4 à 5 weken.

Het mesttraject liep voor alle drie de fasen van ongeveer 25 kg bij opleg tot circa 105 kg bij aflevering op eindgewicht.

2.3.

Duur, omvang en indrling van de proef

De drie proeffasen zijn begonnen in mei/juni 1987. De laatste dieren uit fase I en II zijn geslacht in december 1987/januari 1988. De laatste dieren uit fase III zijn afgeleverd in september 1988.De betrokken aantallen rondes, hokken, opgelegde dieren en bij verschillende gewichten geslachte dieren zijn per fase weergegeven in schema 2. In fase III zijn alleen in de rondes 2 t/m 6 tus-sentijds dieren geslacht en uitgesneden. In de rondes 1 en 7 t/m 11 zijn geen dieren tussentijds geslacht en zijn geen dieren

(10)

uit-gesneden.

Naast de reeds bij de schema’s 1 en 2 genoemde punten zijn de volgende inde-lingscriteria gehanteerd:

Algemeen

- Alle bij spenen of bij 25 kg en 45 kg geslachte en de bij 105 kg uitgesneden dieren zijn vooraf door loting aangewezen; echte achterblijvers ten gevolge van ziekte zijn via vervangingsloting door een ander dier opgevolgd.

Fase I

- In het proeftraject van spenen tot circa 25 kg zijn de dieren toomsgewijs in de hokken opgelegd. Aanvulling tot 10 biggen per hok geschiedde, indien nodig, met biggen uit extra grote tomen en uit vier extra tomen. Bij de verdeling van aanvullende biggen is gestreefd naar een gelijkmatige sexe- en Schema 2: Omvang en indeling van de proef Scheme 2: Size and lay-out of the experiment

rondes hokken

dieren geslacht bij spenen opgelegd na spenen geslacht bij zt: 25 kg opgelegd bij zt- 25 kg geslacht bij zt 45 kg vervolgmesterij geslacht bij rt 105 kg uitgesneden bij * 105 kg Fase I Fase II Per ronde 10/7)’ 4 40/28 10 40 ): 100 397 30 )3 118 56)’ 222 56 )’ 222 rt 55)’ 218 totaal

gewichtsverdeling per hok. Er zijn alleen biggen van tenminste 5 kg opgelegd. De tomen zijn bij opleg zodanig ingedeeld, dat er tussen de behandelingsgroepen een zo groot mogelijke gelijkheid bestond in leeftijd, gewicht en voorgeschiedenis. - De dieren die na het bereiken van het opfokgewicht zijn vervolgd tot eindgewicht, zijn in de meststal gescheiden opgelegd naar behandelingsgroep en naar sexe. Deze dieren zijn dus opnieuw ingedeeld. Fase II

- Er is een blokkenindeling toegepast. De dieren zijn bij opleg zodanig ingedeeld dat zij in de hokken binnen blokken zo gelijk-waardig mogelijk waren in leeftijd, gewicht, kruisingstype en methode van voerverstrek-king in de opfokperiode. Elk blok omvatte vier hokken.

Per blok zijn twee hokken volgelegd met

Per ronde 12 4 48 14 55)4 96 384 I!I 32)s 126 64 251 $_ 63 251 -totaal Fase I I I Fase I I I ronde ronde 2 t/m 6 1 +7t/m 11 Per ronde 8 5 40 72 36ö 8 )6 40 64 313 zt 63 313 16)7 80 totaal Per ronde 8 6 48 64 384 64 384 -r 64 * 384 totaal

)j De resthokken en -dieren van de vervolgmesteriJ mei menging van sexe oi opTokproef-behandeling zijn niet in de verwerking opgenomen. Dit verklaart samen met echte ach-terblijvers uit de opfok het verschil tussen opgelegd na spenen en de som van geslacht + opgelegd bij 25 kg.

)2 Per )3 Per

toom 1 big > 6 kg, beurtelings borg of zeug. )4 Per

opfokhok 3 biggen, beurtelings 2 borgen + 1 zeug of 1 borg + 2 zeugen. )5 Per

herkomsttoom 1 big, beurtelings borg of Zeug.

ronde alle dieren van 4 hokken; per sexe de twee te vergelijken hokken binnen eer blok.

)6 Per hok 1 dier. )7 Per hok 2 dieren.

(11)

borgjes en twee hokken met zeugjes. De (fase II 1) en bij aflevering (fase 111). Het twee proefbehandelingen zijn willekeurig levend eindgewicht voor fase I en fase II is over de beide hokken met één sexe binnen berekend door het warm geslacht gewicht een blok verdeeld. bij 83 kg te vermenigvuldigen met de factor

1,3. Per kg meer of minder dan 83 kg Fase I I I geslacht gewicht is deze factor 0,0025 -Ook hier is een blokkenindeling toegepast, lager of hoger dan 1,3.

zodanig dat de dieren in de hokken binnen Bij elke weging en bij aflevering is het aan-blokken zoveel mogelijk gelijk waren in leef- tal dierdagen en de voeropname vastge-tijd, gewicht en kruisingstype. Elk blok steld. Het optreden van ziekten en de bestond uit vier hokken; binnen elke afde- behandelingen hiervan zijn per dier en per ling zijn in het ene blok alle hokken volge- hok bijgehouden en in de resultaten ver-legd met zeugjes en in het andere blok met werkt Dieren die tijdens de opfok- en de borgen. De vier proefbehandelingen zijn mestperiode zijn uitgevallen, zijn niet in de willekeurig verdeeld.over de vier hokken berekening van de resultaten opgenomen. binnen een blok. De produktiekenmerken groei, voeropname,

EW-opname, voederconversie en EW-con-2.4.

Huisvesting, voersysteem en

drinkwa-tervoorziening

2.5.2 Waarnemingen aan geslachte dieren. De gebruikte huisvestingsvormen,

voersys-temen en drinkwatervoorzieningen zijn per a. Het warm geslacht gewicht is voor alle fase vermeld in schema 3. categorieën dieren bepaald.

b. Visuele beoordeling van ribwandscore in

2.5. Verzameling en verwerking van de

gegevens

2.51 Opfok- en mesterijgegevens

De dieren zijn gewogen bij het begin en delijk apart zichtbaar, ook onder het einde van de opfokproef (fase 1), bij opleg middenrif waar vetaanwas in de regel in de mesterij, bij de overgang van voor- het eerst voorkomt;

mest- naar afmestperiode rond circa 45 kg, 3: streepvormige duidelijke vetaanwas; bij wijziging in proefbehandeling op 3- 70 kg soms lichte vetophoping onder het Schema 3:

Huisvesting, voersysteem en drinkwate~oorziening

Scheme 3: Housing, feedingsystem and wa tersupply

versie zijn berekend als hokgemiddelden.

de borstholte is voor alle categorieën die-ren uitgevoerd volgens een schaal met 5 klassen:

1: geheel zonder vet;

2: zeer lichte vetaanwas; alle ribben

dui-Fase I Fase II Fase I I I opfok mesterij

aantal identieke afdelingen 2 4 2 3 aantal hokken/afdeling 10 10 12 8 aantal dieren/hok 10 8 8 918 hokmaten (1. x br., cm) 150 x 150 200 x 290 330 x 135 250 x 200 vloeruitvoering voll.roos- half roos- half roos- vol 1,

roos-ter,metaal ter, beton ter, beton ter, beton ventilatie mechn. indirect ja . l

la la la

temp. instelling opleg tot

aflevering (“C) 26 - 20 20- 16 20- 16 22- 16 voersysteem troggen droogvoer- dwarstrog onbep./bep.

met mors- bak 4 automa- drv. b./trog rooster vreet- tisch 1

vreet-plaatsen brjj*’ plaats drinkwater nippel nippel in brij nippel

(12)

c.

d .

e fl

g .

middenrif, soms ook egaal verdeelde lichte waas;

4: vetophoping over meerdere ribben, zodat de scheiding tussen de ribben niet meer zichtbaar is; ook vaak een duidelijk waas;

5: voor driekwart met vet bedekte ribben; ribben nauwelijks nog afzonderlijk te onderscheiden of in het geheel niet meer; soms ook zware druppelvor-ming, dat wil zeggen dat het vet zo dik is dat het uitzakt.

Spekdikte in mm gemeten met het classi-ficatiepistool HGP op de derde en vierde rib van achteren, 6 cm naast de rugnaad (alle 105 kg-dieren);

Percentage mager vlees volgens de in Nederland toegelaten classificatiemetho-de (HGP) en weergegeven als gewogen gemiddelden, rekening houdend met de individuele karkasgewichten (alle 105 kg-dieren);

Typewaardering van de classificatie (AA, A, B en C) (alle 105 kg-dieren);

Visuele beoordeling intramusculair vet (marmering) op het splijtvak karbonade-streng/ham volgens een schaal met 5 klassen (alle 105 kg-dieren);

1: geen vet zichtbaar, 2: een spoortje vet zichtbaar,

3: een geringe hoeveelheid vet zichtbaar, 4: duidelijk vet aanwezig in het weefsel, 5: veel intramusculair vet.

Percentage intramusculair vet volgens chemische analyse. Dit kenmerk is be-paald voor de 105 kg-dieren van fase ll.

2.5.3 Statistische analyse en economische evaluatie

De resultaten zijn wiskundig geanalyseerd om vast te kunnen stellen of verschillen wel of niet betrouwbaar zijn. De opfok- en mes-terijkenmerken groei per dag, voeropname en voederconversie, opname en EW-conversie en de slachtkwaliteitskenmerken vleespercentage HGP, spek HGP, ribwand-score en marmering zijn geanalyseerd met behulp van variantie-analyse. Met behulp van variantie-analyse is getoetst of er naast een effect van de behandeling en sexe ook een interactie tussen behandeling en sexe aanwezig was. Interactie werd gevonden bij de mesterijresultaten vanaf 45 kg van fase III en bij de slachtkwaliteitskenmerken van 105 kg-dieren uit fase III. De resultaten zijn voor de betreffende kenmerken per sexe weergegeven.

Met behulp van de x*-toets is getoetst of er tussen de proefgroepen duidelijke verschil-len waren in het aantal dieren dat behan-deld is wegens gezondheidsstoornissen en het aantal uitgevallen dieren.

De mate van betrouwbaarheid van verschil-len in resulaten is als volgt weergegeven: n.s. niet significant;

* P< 0,l ** P < 0,05 *** P < 0,005

Tot slot is onder meer aan de hand van de resultaten van het onderzoek een economi-sche evaluatie opgesteld.

(13)

3. RESULTATEN

RESULTS

31l l

Fase

I 3.1.2 Opfokresultaten vanaf spenen tot

-t 25 kg 3.1.1 Uitval en gezondheid tijdens opfok

In tabel 1 wordt een overzicht gegeven van het aantal dieren dat een behandeling heeft gekregen vanwege gezondheidsstoornis-sen.

Ook zijn de aandoeningen vermeld waarte-gen een behandeling is ingesteld. De uitval en uitvalsoorzaken zijn eveneens in deze tabel vermeld. Het aantal behandelde die-ren is in de onbeperkt gevoerde groep dui-delijk groter dan bij de beperkte gevoerde dieren. Bovendien zijn meer behandelingen per dier uitgevoerd. De meest voorkomen-de aandoening was diarree.

In tabel 2 worden de opfokresultaten gege-ven van de dieren die direct na het spenen een proefbehandeling hebben gehad. Uit de tabel blijkt dat de beperkt gevoerde die-ren een duidelijk lagere voer- en EW-opna-me hebben gehad dan de onbeperkt gevoerde dieren. Dit heeft geleid tot een eveneens duidelijk lagere groei voor de beperkt gevoerde dieren. Voor voeder- en EW-conversie zijn er geen verschillen tus-sen de proefgroepen.

Tabel 1:

Behandelingen vanwege gezondheidsstoornissen en uitval gedurende

de opfokperiode

Table 1: Veterinary treatments and mortality dwing the rearing period onbeperkt

aantal dieren opgelegd 200 aantal behandelde dieren 24 totaal aantal behandelingen 28

- diarree 26

- beenwerkaandoeningen 1

- diversen 1

aantal uitgevallen dieren 3

- diarree 2 - diversen 1 beperkt significantie 200 12 12 9 1 1 ** ns.

Tabel 2:

Opfokresultaten vanaf spenen tot -: 25 kg lichaamsgewicht

Table 2: Performance dwing the rearing period

aantal dieren (hokken) speengewicht (kg) eindgewicht (kg) dagen groeisnelheid (g/dag) voeropname (kg/dag) voederconversie EW-opname (EW/dag) EW-conversie on beperkt beperkt 197 (20) 2 0 0 ( 2 0 ) 8 9 25’0 8 8 37’3 24’1 432’ 4019 382 0,66 0,58 1,554 1,55 0,71 0,63 1,66 1,68 significantie *** *** n.s. *** ns.

(14)

3.1.3 Uitval en gezondheid tijdens mesterij-periode

3.1.4 Mesterijresultaten

In tabel 4 wordt een overzicht gegeven van de mesterijresultaten van de dieren die na de opfokproef verder zijn vervolgd bij onbe-perkte voedering.

Tabel 4 laat zien dat er een tendens is tot een hogere groeisnelheid bij de tijdens de opfok beperkt gevoerde dieren. Dit verschil doet zich met name voor bij de borgen vanaf opleg tot 45 kg en bij de zeugen vanaf 45 kg tot 105 kg. Er zijn geen signifi-cante verschillen in voer- en EW-opnames Uit tabel 3 blijkt dat er geen wezenlijk

ver-schil is in aantal behandelde en uitgevallen dieren tussen de in de opfok onbeperkt en beperkt gevoerde dieren. Naast de vermel-de individuele behanvermel-delingen zijn aan hok-ken, die beperkt gevoerd zijn tijdens de opfok, gedurende een paar dagen medicij-nen via het voer verstrekt.

Tabel 3:

Behandelingen vanwege gezondheidsstoornissen en uitval tijdens mc%terijperio

de bij onbeperkte voedering

Table 3: Veterinary treatments and mortality dwing the fattening period

1

on beperkt beperkt tot 25 kg tot 25 kg significantie behan-deling sexe

borgen zeugen borgen zeugen 64 12 32 31 1 1 1 55 9 15 13 2 1 1 56 8 12 1 11 2 2 47 7 13 1 11 1 aantal dieren opgelegd

aantal behandelde dieren totaal aantal behandelingen - diarree

- beenwerkaandoeningen - diversen

- aantal uitgevallen dieren - beenwerkaandoeningen - diversen n.s. ns. ns. ns.

Tabel 4:

Mesterijresultaten bij onbeperkte voedering vanaf opleg op

rt

25

kg tot aflevering (dieren doorgemest tot $I

105

kg)

Table 4: Performance during the fattening period (25 to 105 kg) of ad lib fed sows and castrates

T

borgen

T

zeugen

T

significantie

1

onbe- beperkt on be- beperkt perkt tot perkt tot tot 25 kg 25 kg tot 25 kg 25 kg

behan-deling

aantal dieren (hokken)

63

(8)

54

(7)

54 (7) 47 (6) begingewicht (kg) 25,6 24J 24,0 23,5 eindgewicht (kg) -í09,7 108,7 106,O 106,4 dagen 100,8 100,5 106,9 105,o groeisnelheid (g/dag) 838 846 768 793 voeropname (kg/dag) 2,46 2,46 2,13 2,18 voederconversie 2,95 2,91 2,78 2,76 EW-opname (EW/dag) 2,55 2,55 2,20 2,25 EW-conversie 3,04 3,Ol 2,88 2,85 sexe *** *** *** *** *** * n.s. ns. ns. ns.

(15)

en voer- en EW-conversies. Wel zijn er dui- Tabel 5 toont de slachtkwaliteit van de in de delijke verschillen tussen borgen en zeu- mesterij vervolgde dieren.

gen: borgen hebben een hogere voer- en Uit tabel 5 blijkt dat de tijdens de opfok EW-opname, een hogere groeisnel heid en beperkt gevoerde dieren, zowel borgen als een hogere voeder- en EW-conversie dan zeugen, een hoger vleespercentage heb-zeugen. ben en dunner spek.

Bovendien tendeert de marmeringscore naar lager, vooral bij de borgen. Er is geen verschil in de hoogte van de ribwandscore tussen de behandelingsgroepen. Voor alle 3.15 Slachtkwaliteit bij eindgewicht

-fr 105 kg

Tabel 5: Slachtkwaliteit bij $I 105 kg lichaamsgewicht bij onbeperkte voedering vanaf opleg tot aflevering

Table 5: Slaughter quality at 105 kg liveweight of ad lib fed sows and castrates durina the fattening period (25 to 105 kg)

T

borgen

T

zeugen

T

significantie

1

beperkt tot 25 kg on be-perkt tot 25 kg on be-perkt tot 25 kg beperkt tot 25 kg behande-l Irng sexe

63 (8)

54

(7)

54 (7)

47 (6)

84,7 83,8 81,4 81,7 50,o 50,7 53,6 54,7 21,5 20,4 16,8 l5,5 3,35 3,40 2,85 2,86 1,67 1,42 1,30 1,24 aantal dieren (hokken)

warm geslacht ge-wicht (kg) % vlees HGP spekdikte HGP (mm) ri bwandscore marmeringscore ** ** ns. * *** **** *** ** Tabel 6: Frequentieverdeling van ribwandscore (in procenten) bij zl: 105 kg

lichaamsgewicht bij onbeperkte voedering vanaf opleg tot afleveren Table 6: Frequency of score for fat on thoracic wal1 (in percentages) at 105 kg

liveweight of ad lib fed sows and castrates durina the fattening period (25 to 105 kg)

T

T

T

totaal borgen zeugen

onbeperkt beperkt onbeperkt beperkt tot 25 kg tot 25 kg tot 25 kg tot 25 kg

69 73 15 8 49 52 26 36 10 4 1 4 75 69 24 27 60 2 33 50 13 2 33 65 2 60 28 59 13 48 49 3 262 1 20 52 23 4 20 65 15 aantal dieren )l ribwandscore 1 ribwandscore 2 ri bwandscore 3 ribwandscore 4 ri bwandscore 5 type AA type A type B

)l Inclusief dieren uit resthokken die niet volledig gescheiden naar behandeling en , sexe zijn gemest.

(16)

genoemde kenmerken zijn er duidelijke sexeverschillen: borgen hebben een lager vleespercentage, dikker spek en een hoge-re ribwandscohoge-re en marmeringsscohoge-re. Tabel 6 geeft de ribwandscore en de type-klasse weer in een frequentieverdeling. Ook bij deze weergave zijn er geen duidelijke behandelingsverschillen. Wel zijn er bij de borgen minder dieren in de “magere” sen 1 en 2 en meer dieren in de “vette” klas-sen 4 en 5 dan bij de zeugen. Van alle die-ren komt 21% in de klassen 1 en 2 en ruim een kwart in de klassen 4 en 5. Er is geen duidelijk behandelingseffect voor slachtty-pe. Er zijn wel duidelijk sexeverschillen: meer borgen met een slechter slachttype dan zeugen.

Tabel 7: Behandelingen vanwege gezondheidsstoornissen en uitval gedurende de mesterijperiode

Table 7: Veterinary treatments and mortality dwing the fattening period

aantal dieren opgelegd aantal behandelde dieren totaal aantal behandelingen - luchtwegaandoeningen - kreupel

- diarree - staartbijten - diversen

aantal uitgevallen dieren

tot verzadiging

bey

erkt borgen zeugen borgen zeugen

96 33 40 20 12 1 96 18 30 8 19 3 96 96 26 24 34 30 14 17 14 7 1 5 2 6 2

T

significantie sexe ns. ns. behandeling ns. ns.

(17)

3.2 Fase II

3.2.1 Uitval en gezondheid

Uit tabel 7 blijkt dat er geen wezenlijk ver-schil is tussen de tot verzadiging en beperkt gevoerde dieren in het aantal behandelde en uitgevallen dieren. 3.22 Mesterijresultaten vanaf opleg tot

I? 45 kg

In tabel 8 wordt een overzicht gegeven van de mesterijresultaten van alle dieren in het proefbehandelingstraject vanaf opleg op $_

25 kg tot circa 45 kg. De mesterijresultaten vanaf 25 tot circa 45 kg van de dieren die na 45 kg zijn doorgemest tot I!I 105 kg, komen overeen met die in tabel 8.

Uit tabel 8 blijkt dat zowel de borgen als zeu-gen een duidelijk lagere voer- en EW-opna-me en groeisnelheid hebben bij beperkte voedering. Voor voeder- en EW-conversie konden geen significante verschillen tussen de behandelingsgroepen worden aange-toond. Er zijn eveneens duidelijke sexever-schillen: de borgen hebben een hogere voer-en EW-opname voer-en evoer-en hogere groeisnelheid dan de zeugen. In voeder- en EW-conversie werd geen sexeverschil aangetoond. Tabel 8:

Mesterijresultaten vanaf opleg tot zt 45 kg lichaamsgewicht (alle dieren)

Table 8: Performance from 25 to 45 kg liveweight of restricted and ad lib fed sows and castrates (al/ pigs)

aantal dieren (hokken) begingewicht (kg) tussengewicht (kg) dagen groeisnelheid (g/dag) voeropname (kg/dag) voederconversie EW-opname (EW/dag) EW-conversie borgen tot ver- beperkt zadiging 94 (12) 95 (12) 24,7 24,7 47,6 46,5 32,5 355 712 611 1,68 1,45 2,37 2,39 1,78 -l,54 2,51 2,53

T

zeuaenw tot ver-zadiging beperkt 94 (12) 94 (12) 24,4 24,6 45,8 46,l 32,8 37,0 653 591 1,59 1,42 2,45 2,41 1,69 1,51 2,60 2,56

T

significantie

1

sexe *** *** ns. *** ns. Tabel 9:

Mesterijresultaten vanaf opleg tot aflevering (dieren na

45

kg bij beperkte voedering doorgemest tot zt 105 kg)

Table 9: Performance during the fattening period (25 to 105 kg) of so ws and castra fes restrictedly fed from 45 to 105 kg liveweigh t

aantal dieren 63 63 begingewicht (kg) 24,5 24,5 eindgewicht (kg) 103,o 100,7 dagen 104,6 -í06,4 groeisnelheid (g/dag) 753 718 voeropname (kg/dag) 2,ll 2,00 voederconversie 2,81 2,79 EW-opname (EW/dag) 2,27 2,15 EW-conversie 3,02 3,00

T

borgen tot ver-zadiging 25-45 kg beperkt 25-45 kg

T

zeugen tot ver-zadiging 25-45 kg beperkt 25-45 kg 62 63 24,l 24,2 102,2 101 ,o 106,2 106,5 739 724 2,Ol 1,94 2,73 2,70 2,16 2,08 2,94 2,90

T

behan-deling *** *** ns. *** ns. significantie sexe behan-deling ns. ** ** ** ** ** *** ns. *** n.s.

1

(18)

3.2.3 Mesterijresultaten vanaf opleg tot voer- en EW-opname en groeisnelheid heb-rf-: 105 kg ben dan de in dat traject onbeperkt

gevoer-de dieren. Deze verschillen zijn afkomstig De mesterijresultaten over de hele periode van het traject 25 - 45 kg. Er is geen signifi-vanaf opleg op zf- 25 kg tot eindgewicht bij cant verschil in voeder- en EW-conversie circa 105 kg van de na 45 kg beperkt door- tussen de behandelingsgroepen. De bor-gevoerde dieren zijn vermeld in tabel 9. gen hebben een hogere voeder- en EW-Tabel 9 toont dat de in het traject van 25 tot opname en een hogere voer- en EW-con-45 kg beperkt gevoerde dieren een lagere versie dan de zeugen. Er is geen significant Tabel 10:

Slachtkwaliteit van de na 45 kg beperkt gevoerde en op $r 105 kg

lichaamsgewicht geslachte dieren

Table 10: Slaugbter quality at 105 kg liveweight of sows and castrates restrictedly fed from 45 to 105 liveweiaht

1

significantie borgen zeugen sexe tot ver-zadiging 25-45 kg tot ver-zadiging 25-45 kg beperkt 25-45 kg behan-deling beperkt 25-45 kg aantal dieren )f (aantal hokken)

warm geslacht gewicht (kg) % vlees HGP spekdikte HGP (mm) ri bwandscore marmeringscore intramusculair vet (%)

63

(8)

63 (8)

62 (8)

63

(8)

78,7 76,5 77,9 76,8 52,3 52,8 54,6 54,3 18,3 18,0 l5,7 l5,5 3,60 3,58 3,l-l 3,ll 1,68 1,59 1,29 1,34 3,60 3,35 3,02 2,77 ns. n.s. n.s. ris. ns. *** *** *** ** ** )1 Niet alle dieren konden op ribwandvet en marmering worden beoordeeld. Tabel 11:

Frequentieverdeling van ribwandscore en slachttype (in procenten)

bij zt

105

kg lichaamsgewicht bij de na 45 kg beperkt gevoerde dieren

Table 11: Frequente of score for fat on thora& wal1 (in percentage) at 105 kg liveweight of sows and cas tra fes restrictedly fed from 45 to 105 kg liveweigh t

borgen zeugen totaal beperkt 25-45 kg borgen zeugen beperkt 25-45 kg tot ver-zadiging 25-45 kg 53 4 15 53 22 6 62 31 66 3 tot ver-zadiging 25-45 kg 58 58 9 43 29 19 63 8 67 25 12 31 43 14 63 8 70 19 3 57 2 19 58 12 9 63 25 72 3 116 10,5 37 36 16,5 126 8 68,5 22 1 59 110 3 17 55,5 17 795 125 28 69 3 aantal dieren )1 ri bwandscore 1 ri bwandscore 2 ribwandscore 3 ri bwandscore 4 ribwandscore 5 aantal dieren type AA type A type B type c

(19)

sexeverschil in groei over de hele periode. Hoewel niet significant, tonen beide groe-pen borgen een wat lagere groeisnelheid dan de zeugen in het traject 45 tot 105 kg. 3.2.4 Slachtkwaliteit bij eindgewicht

-f: 105 kg

In tabel 10 wordt de slachtkwaliteit weerge-geven van de dieren die, na een verschil-lend voerregime van $_ 25 - 45 kg, vanaf 45 kg bij beperkte voedering zijn afgemest. Uit de tabel blijkt dat geen van de vermelde kenmerken een betrouwbaar verschil toont tussen de proefbehandelingsgroepen. Alleen het percentage intramusculair vet is, absoluut gezien, iets lager bij beperkte voe-dering zowel voor borgen als voor zeugen. Wel zijn er duidelijke sexe-verschillen: de borgen hebben ten opzichte van de zeugen een duidelijk lager vleespercentage, dikker spek en een hogere ribwandscore, marme-ringsscore en percentage intramusculair vet.

De frequentieverdelingen van de ri bwand-score en het slachttype zijn vermeld in tabel 11. Hieruit blijkt dat van de borgen ruim 10% en van de zeugen 20% is inge-deeld in de “magere” klassen 1 en 2. In de “vette” klassen 4 en 5 is ruim de helft van de borgen ingedeeld en bijna een kwart van de zeugen,

Voor slachttype zijn er geen behandelings-verschillen, maar wel sexeverschillen: er zijn meer borgen met een slechter type dan zeugen.

(20)

3.3.

Fase 111

3.3.1 Uitval en gezondheid

In bijlage 4 staat het aantal uitgevallen die-ren, het aantal dieren dat behandeld is wegens gezondheidsstoornissen en de reden van behandeling weergegeven. Er blijken tussen de vier proefgroepen geen wezenlijke verschillen te bestaan in het aan-tal uitgevallen en aanaan-tal behandelde dieren. 3.32 Mesterijresultaten van opleg tot

afleveren over 11 rondes

Naast de 5 rondes van Fase III waarbij die-ren zijn uitgesneden en chemische en

visu-ele waarnemingen zijn verricht, zijn nog 6 extra rondes varkens gemest volgens dezelfde vier proefbehandelingen, doch zonder aanvullende karkasgegevens. De mesterijresultaten van de 5 rondes met extra karkasgegevens zijn vermeld in bijla-ge 8.

De resultaten van alle 11 rondes samen worden hier beschreven.

In tabel 12 zijn de mesterijresultaten vanaf circa 45 kg tot afleveren vermeld en in tabel 13 vanaf opleg op circa 25 kg tot afleveren. Wanneer tussen de proefgroepen duidelijke verschillen in technische resultaten

bestaan, dan wordt dit in de tabel aangege-ven met een verschillende letter. Hebben-meerdere proefgroepen voor een bepaald Tabel 12:

Mesterijresultaten vanaf k 45 kg tot afleveren (11 rondes)

Table 12: Performance from 45 to 105 kg liveweight

significantie onbeperkt onbeperkt 45 kg 70 kg

EW = 1,03 EW = IJ5 beperkt beperkt sexe behan- inter EW=1,15 EW=1,15 deling actie aantal dieren 172 169 174 171 1 e tussen-gewicht (kg) - borg 45,6 46,6 46,8 47,0 - zeug 44,7 44,8 455 45,l eindgewicht (kg) - borg 104,l 105,l 103,l 104,3 - zeug 100,8 101,9 102,3 103,3 dagen - borg 72,2 69,0 80,9 74,9 - zeug 76,9 74,2 80,l 80,9 groeisnelheid (gldag) - borg 812b 851 a 696d 765c *** - zeug 734b 775a 712b 72!Sb voeropname (kg/dag) - borg 2,61 a 2,51 b 2,09d 2,26c *** - zeug 2,27a 2,17b 2,04c 2,07c voederconversie - borg 3~~~ a 2,95 c - zeug 3,ll > 2,81 > ;$$ bcf > *** *** ns. EW-opname (EW/dag) - borg 2,6gb 2,88a 2,40d 2,60c *** - zeug 2,34b 2,49a 2,34b 2,38b EW-conversie - borg 3,31

(21)

kenmerk eenzelfde letter, dan betekent dit dat ze niet significant van elkaar verschillen (p > 0,l). Bij een aantal kenmerken is een significante interactie aangetoond tussen sexe en proefbehandeling. In deze gevallen is het behandelingseffect getoetst binnen borgen en binnen zeugen. Uit de tabellen blijkt dat er significante interacties zijn aan-getoond tussen sexe en proefbehandeling voor groeisnelheid, voeropname per dag en EW-opname per dag. Bij de borgen zijn de groeisnelheid en de EW-opname het hoogst bij de onbeperkt gevoerde dieren met EW = IJ5 voer en het laagst bij de vanaf 45 kg volgens schema gevoerde dieren.

Bij de zeugen onderscheidt zich de groep

met onbeperkt EW = 1,15 voer met een hogere groeisnel heid en EW-opname ten opzichte van de andere groepen. De EW-conversie is vanaf 45 kg het laagst bij de groep met onbeperkt EW = 1,03-voer en het hoogst bij de volgens schema gevoerde dieren. Over de hele mestperiode zijn er echter geen duidelijke verschillen meer in EW-conversie. De EW-conversie is bij de borgen duidelijk slechter dan bij de zeu-g e n

In de bijlagen 5, 6 en 7 zijn de mesterijre-sultaten vermeld voor respectievelijk de tra-jecten 25 tot 45 kg, 45 tot 70 kg en 70 kg tot afleveren. In het eerste traject werden voor geen der kenmerken significante

verschil-Tabel 13:

Mesterijresultaten vanaf opleg op +

24

kg tot afleveren (11 rondes)

Table 13: Performance during the fattening period (25 to 105 kg liveweight)

aantal dieren opleg gewicht (kg) - borg - zeug eindgewicht (kg) - borg - zeug dagen - borg - zeug groeisnelheid (gldag) - borg - zeug voeropname (kg/dag) - borg - zeug voederconversie - borg - zeug EW-opname (EWldag) - borg - zeug EW-conversie - borg - zeug on beperkt on beperkt EW = -l,O3 EW = IJ5 172 169 ~ 174 171 24,3 24,2 24,2 24,l 24,0 24,0 24,-l 23,9 104,l 105,l 103,i 104,3 100,8 101,9 102,3 -lo3,3 106,2 103,6 115,6 -lO9,6 112,8 110,l 116,-l 116,2 752b 783a 684d 732C 683b 710a 676b 686b 2,24a 2,17b 1,91d 1,91b 2,03C 1,99a 1 ,84c 1 ,86jC

2998

a 2,g-l > 3,09 3,14 3,16 3,13 3,02 3,04 3,08 3,07 45 kg 70 kg beperkt beperkt EW=l,15 EW=-l,15 2,16C 2,07b 2,2gb 2,lOh siçn sexe *** ficantie behan- inter deling actie ris. ns. n.s.

(22)

ien tussen de vier proefgroepen aange- voor groeisnelheid, voer- en EW-opname. toond. Wel waren er sexeverschillen waarbij

de borgen sneller groeiden en een hogere Zowel bij de borgen als bij de zeugen zijn voer- en EW-opname hadden dan de zeu- de groeisnelheid en de EW-opname het gen. hoogst bij de dieren die, in het traject van De bijlagen 6 en 7 tonen ook hier significan- 45 - 70 kg, onbeperkt zijn gevoerd met EW te interacties tussen sexe en behandeling = 1,15 voer. De EW-opname per dag en de

Tabel 14:

Slachtkwaliteit bij rt- 105 kg lichaamsgewicht (11 rondes)

Table 14: Slaughter quality at 105 kg liveweight

l

onbeperkt onbeperkt 45 kg

EW = 1,03 EW = IJ5 beperkt beperkt sexe behan- inter EW = IJ5 EW = 1,15 deling actie

1

significantie 70 kg 171 52,4a 54,7ab 18,4b 15,3b I ** * aantal dieren vlees HGP (%) - borg - zeug spek HGP (mm) - borg - zeug 172 51,6b 55,oa 19,2b 15,ob 169 50,8c 54,V 20,8a 16,4a 1’74 52,-l ab 54,3hC 18,6h 15,7ab

Tabel 15:

Frequentieverdeling van de ribwandscore (in procenten) bij+105kg

lichaamsgewicht (ronde 2 t/m 6)

Table 15: Frequency of score for fat on thoracic wal (in percentage)- . at 105 kg liveweight 70 kg beperkt EW = 1,15 on beperkt EW = 1,03 onbeperkt 45 kg beperkt EW = 1,15 EW = 1,15 76 78 77 aantal dieren ri bwand: - borg - zeug ribwandscore 1 ri bwandscore 2 ri bwandscore 3 ri bwandscore 4 ri bwandscore 5 78 3,19ab 2,78b 1 22 57 17 3 3,02b 2,75b 3 23 61 9 4 3,31a 3,18a 1 12 55 26 6 3,27a 2,70b 1 26 51 18 4 Tabel 16:

Frequentieverdeling van de ribwandscore (in procenten) voor borgen en

zeugen bij *

105

kg lichaamsgewicht (ronde 2 t/m 6)

Table 16: Frequency of score for fat on thoracic wal1 (in percentages) of sows and castrates at 105 kg liveweight

borgen zeugen totaal

aantal dieren 152 157 309 ri bwandscore 1 0 3 2 ribwandscore 2 13 28 21 ri bwandscore 3 60 52 56 ri bwandscore 4 20 15 17 ri bwandscore 5 7 2 4

(23)

groeisnelheid zijn bij de vanaf 70 kg

beperkte lager dan bij de steeds onbeperkt gevoerde dieren. Bij de borgen en de zeu-gen zijn de groeisnelheid en de EW-opna-me het laagst bij de dieren die beperkt gevoerd zijn in dit traject.

De EW-conversie voor de vanaf 45 kg vol-gens schema gevoerde dieren is hoger dan bij de andere drie groepen.

In het traject vanaf 70 kg tot afleveren is zowel voor de borgen als de zeugen de groeisnelheid het hoogst tioor de onbeperkt gevoerde groepen met EW = 1 ,15- en EW = 1,03-voer. De groep met de laagste groei-snelheid bij borgen en zeugen is die met voerbeperking vanaf 70 kg.

De EW-opname is voor borgen en zeugen van de groep onbeperkt EW = 1,15 duide-lijk hoger dan van de groep onbeperkt EW = 1,03.

Er Is een significant verschil in EW-conver-sie. Deze is het laagst voor de onbeperkt met EW = 1,03-voer gevoerde dieren en het hoogst voor de na 70 kg beperkte dieren. De EW-conversie blijft voor de zeugen dui-delijk gunstiger dan voor de borgen. 3.3.3 Slachtkwaliteit bij eindgewicht op zt 105 kg over 11 rondes

In tabel 14 is de slachtkwaliteit weergege-ven van de dieren, geslacht bij -t 105 kg, van alle 11 rondes samen. Voor de kenmer-ken vleespercentage HGP en spekdikte HGP is een verband aangetoond tussen sexe en behandeling. Bij de borgen is het vleespercentage significant lager en het spek significant dikker bij de dieren die onbeperkt zijn gevoerd met EW = 1,15voer. Het hoogste vleespercentage en het dunste spek hebben de borgen die beperkt zijn gevoerd vanaf 70 kg.

Bij de zeugen is het vleespercentage dui-delijk lager en het spek duidui-delijk dikker bij de onbeperkt met EW = 1 ,l!Fvoer gevoerde groep ten opzichte van de groepen onbe-perkt, EW = 1,03 en beperkt vanaf 70 kg. Het hoogste vteespercentage en het dunste spek hebben de zeugen uit de groep EW = 1,03; deze verschillen echter niet wezenlijk met de vanaf 70 kg beperkte zeugen. Het valt op dat ten opzichte van de vijf ron-des met karkasanalyses (zie bijlage 9) met name bij de borgen en zeugen van de groep onbeperkt EW = 1,15 de HGP vlees-percentages hoger en de spekdiktes lager zijn geworden.

Tabel 15 geeft de ribwandscore weer in gemiddelde waardes en in een frequentie-verdeling, opgesplitst naar proefbehande-ling. Bij de zeugen is de ribwandscore sig-nificant hoger bij de dieren die onbeperkt gevoerd zijn met EW = 1’15-voer. Tussen de overige proefgroepen bestaan geen ver-schillen in ribwandscore.

Bij de borgen hebben de vanaf 45 kg beperkt gevoerde dieren de laagste rib-wandscore. Tussen de overige proefgroe-pen bestaan geen duidelijke verschillen in ribvetbedekking.

Bij de vanaf 45 kg beperkt gevoerde dieren zitten duidelijk minder dieren in de klassen 4 en 5 dan bij de onbeperkt gevoerde die-ren met EW= 1,15 voer.

In tabel 16 is een frequentieverdeling van de ribwandscore weergegeven, opgesplitst naar sexe. Bij de borgen zit 13% in de “magere” klassen 1 en 2, terwijl 27% in de “vette” klassen 4 en 5 zit. Bij de zeugen daarentegen zit 31% van de dieren in de “magere” klassen 1 en 2 en 17% van de die-ren in de “vette” klassen 4 en 5.

(24)

4. ECONOMISCHE EVALUATIE

ECONOMIC EVALUATION

4.1 Economische evaluatie Fase I In de tabellen 17 en 18 (op pagina 24) staan de uitgangspunten en de resultaten van de economische evaluatie weergege-ven voor respectievelijk de opfokperiode en de mesterijperiode. Bij één of meer signifi-cante verschillen tussen proefbehandelin-gen is ook voor de overige uitkomsten gere-kend met de gevonden waarde. De niet sig-nificante verschillen sluiten logisch aan bij de wel significante.

De berekeningen zijn uitgevoerd bij gemid-delde vleesprijzen van f 2,88 en f 3,48 (bij basisprijzen van respectievelijk f 2,75 en f 3,35). Uitgaand van een kostprijs van circa f 3,70 mag een gemiddelde vleesprijs van circa f 350 als verwachtingswaarde worden gezien.

Over de opfokperiode hebben de

onbe-perkt gevoerde biggen per afgeleverd dier bij het lage prijsniveau een circa f 2,45 hoger saldo dan de beperkt gevoerde big-gen Bij een vleesprijs rond f 3,48 is dit ver-schil f 3,40 per dier.

Bij de saldoberekeningen zijn de omzet-snelheden voor de borgen gelijk gehouden aan die van de zeugen met dezelfde proef-behandeling. Dit is eveneens gedaan bij een combinatie van borgen plus zeugen. Immers, over een afdeling met varkens gezien is een hogere groeisnelheid van bor-gen niet van invloed op de omzetsnelheid en heeft dan ook geen economische bete-kenis.

In de mesterijperiode van circa 25 tot 105 kg hebben de dieren die tijdens de opfok-periode van spenen tot 25 kg beperkt zijn gevoerd en daarna onbeperkt met EW = 1,03-voer, bij alle prijssituaties het hoogste label 1 /: t-inancieel vooraeeI/naaeeI per argeieverae 0lg

Table 17: Financial profit/loss per delivered Dialef

verrekenprijs

meerwaarde van gewichtsverschil bij gelijk aantal dierdagen )1 meerkosten voeropname )2 meerkosten veterinaire behande-lingen )3

voordeel van onbeperkt ten opzichte van beperkt

r

voedering van spenen tot 25 kg onbeperkt f 2,05 f 5,53 f 3,0-l f 0,07 f 2,45 -f 2,40 f 6,48 f 3,0-l f 0,07 f 3,40 beperkt f _ __1 f - _-9 f _ _-f f _ __f >1 Verschil in dagen uitgaande van 500 g groei per dag. Gewichtsverschil gewaardeerd

tegen f 2,05 per kg bij een basisprijs van f 2,75 per kg geslacht gewicht; (bij een basisprijs van f 3,35 is de verrekenprijs f 2,40/kg).

)* Verschil in gerealiseerde voeropname + verschil in dagen uitgaande van een voeropname van 0,95 kg.

Prijs speenkorrel f 109,--1100 kg. Prijs babybiggenkorrel f 70,--/lOO kg.

)3 Per injectie wordt gemiddeld 2 cc chlooramphenicol ingespoten; prijs chloorampheni-col f 20,-- per 100 cc. Per behandeling is gerekend met totaal 1 minuut arbeid. Arbeidskosten per uur f 29,91.

(25)

saldo per gemiddeld aanwezig mestvarken In de mesterijperiode hebben de beperkt per jaar. Dit geldt zowel voor de borgen en gevoerde dieren (gemiddeld voor borgen voor de zeugen apart als in combinatie. Bij en zeugen) bij de verschillende prijsniveaus de borgen is het verschil in saldo per jaar een saldo dat f ZO,10 tot f 22,- hoger is. tussen de proefgroepen circa f 18,- en bij Over het geheel gezien is er bij het lage de zeugen is dit ongeveer f 23,- tot f 26,-. prijsniveau nog een saldovoordeel per Het saldo per jaar is bij de zeugen steeds gemiddeld aanwezig mestvarken per jaar aanzienlijk hoger dan bij de borgen. van gemiddeld f 12,25 voor de proefgroep

die als big beperkt is gevoerd. Bij de hoge-De beperkt gevoerde biggen hebben een re vleesprijs is dit nog f 11 ,lO.

nadeel in saldo van f 2,45, respectievelijk f

3,40 per afgeleverd big. Per gemiddeld 4.2 Economische evaluatie fase II aanwezig mestvarken per jaar is dit f 785

respectievelijk f 10,90. In tabel 19 staan de uitgangspunten en de Tabel 18: Saldo in guldens per gemiddeld aanwezig varken per jaar bij onbeperkte

voedering tijdens opfok en mesterij en het saldo-verschil hiermee voor beperkte opfok plus onbeperkt afmesten bij gescheiden mesten van borgen en zeugen in Fase I

Table 18: Gross margin in guilders per fattening place per year for the experimentai treatments in Fase I

sexe + behandeling tijdens opfok

bij basisprijs per kg geslacht gewicht f 2,75 f 3,35 f 3,35 voerprijs + f 5,-/iOO kg borg on beperkt borg beperkt zeug onbeperkt zeug beperkt borg onbeperkt + zeug onbeperkt borg beperkt + zeug beperkt 46,00 106,90 84,40 + 1750 + 18,70 + 18,50 112,30 168,70 149,40 + 23,30 + 2570 + 25,20 80,90 139,50 118,50 + 20,10 + 22,00 + 21,70 uitvalspercentage

biggenprijs bij 24 kg en basisprijs f 2,75/kg biggenprijs bij 24 kg en basisprijs f 3,35/kg biggenprijs bij 24 kg en basisprijs f 3,35/kg en voerprijs f 5,-/lOO kg hoger

prijs startvoer

prijs vleesvarkensvoer EW = 1,03 vleesprijs is afgeleid van basisprijs dierenartskosten per gemiddeld aanwezig mestvarken per ronde

brandstof + strooisel kosten per gemiddeld aanwezig mestvarken per ronde

vaste overige kosten per gemiddeld aanwezig mestvarken per jaar

aantal dagen leegstand + dagen tussen gemiddeld en laatste aflevering

: 2%

: f 81,70 (& f 2,05/kg afwijking) : f 111,30 (+ f 2,40/kg afwijking) : f 106,OO (& f 2,40/kg afwijking) : f 55,-/lOO kg : f 45,-/lOO kg : f 2,75/kg, resp. f 3,35/kg : f 3,50 : f 2,00 : f 15,-: 9 dagen

(26)

resultaten van de economische berekening behandeling. Dit is ook gedaan bij combi-weergegeven. Bij één of meer significante natie van borgen plus zeugen.

verschillen tussen proefbehandelingen is Zowel bij de borgen als bij de zeugen heb-ook voor de overige uitkomsten gerekend ben de dieren, die in het traject van 25 tot met de gevonden waarde. Behalve het 45 kg tot verzadiging zijn gevoerd en daar-vleespercentage van de zeugen sluiten de na volgens schema, het hoogste saldo per niet significante verschillen logisch aan bij gemiddeld aanwezig mestvarken per jaar. de wel significante. De berekeningen zijn Bij de borgen is het verschil in saldo per uitgevoerd bij gemiddelde vleesprijzen van jaar tussen de 2 proefgroepen bij het lage f 2,92 en f 352 (bij basisprijzen van respec- prijsniveau f 2,90; bij de zeugen is dit tievelijk f 2,75 en f 3,35). f 7,20. Bij een vleesprijs rond f 3,35 zijn Bij de saldoberekeningen zijn de omzet- deze verschillen toegenomen tot respectie-snelheden voor de borgen gelijk gehouden velijk f 7,20 en f 9,80 voor borgen en zeu-aan die van de zeugen met dezelfde proef- gen. Voor borgen plus zeugen neemt het Tabel 19:

Saldo in guldens per gemiddeld aanwezig varkens per jaar bij

voedering tot verzadiging vanaf 25 tot 45 kg en het

saldo-verschil hiermee voor beperkte voedering in hetzelfde traject

bij gescheiden mesten van borgen en zeugen en beperkte

voedering na 45 kg in Fase II

Table 19: Gross margin in guilders per fattening place per year for the experimental treatments in Fase II

sexe + behandeling van 25 - 45 kg

borg verzadigd 59,lO borg beperkt - 2,90 zeug verzadigd zeug beperkt borg verzadigd + zeug verzadigd borg beperkt + zeug beperkt uitvalspercentage

T

bij basisprijs per kg geslacht gewicht f 2,75 98,30 - 7,20 80,lO - 5,30 f

3,35

f

3,35

voerprijs + f 5,-/100 kg 110,20 92,00 - 7,20 + 5,90 148,60 131,50 - 9,80 - 8,80

130,80

113,lO - 8,90 - 8,lO I * 0 .

2/

0

biggenprijs bij 24 kg en basisprijs f 2,75/kg : f 81,70 (& f 2,05/kg afwijking) biggenprijs bij 24 kg en basisprijs f 3,35/kg : f 111,30 (+ f 2,4O/kg afwijking) biggenprijs bij 24 kg en basisprijs : f 106,OO (’ f 2,4O/kg

f 3,35/kg en voerprijs f 5,-/lOO kg hoger afwijking) prijs startvoer : f 55,~-/lOO kg prijs vleesvarkensvoer EW = 1,03 : f 45,~-/lOO kg

vleesprijs is afgeleid van basisprijs : f 2,75/kg, resp. f 3,35/kg dierenartskosten per gemiddeld aanwezig

mestvarken per ronde : f 3,50 brandstof + strooisel kosten per gemiddeld

aanwezig mestvarken per ronde 0 f 2 _-* 9 vaste overige kosten per gemiddeld aanwezig

mestvarken per jaar : f 15,--aantal dagen leegstand + dagen tussen

(27)

saldoverschil bij genoemde prijzen toe van f 530 tot

f 8,90. Bij stijging van voerprijs wordt het saldoverschil iets kleiner.

Het saldo per jaar is bij de zeugen hoger dan bij de borgen.

4.3

Economische evaluatie Fase 111

Er zijn saldoberekeningen (per gemiddeld aanwezig varken per jaar) uitgevoerd bij basisprijzen per kg geslacht gewicht voor vleesvarkens van f 2,75 en f 3,35.

De gemiddelde netto opbrengstprijzen bedragen dan circa f 2,93 en

f 353. Voor vleesvarkensvoerprijzen is

is ook een variant berekend met f 5,-- hoge-re voerprijzen. De prijs per EW-eenheid is voor beide voeders gelijk (dit was ook zo tij-dens het onderzoek). Wanneer het hoog geconcentreerde voer relatief goedkoper is, is het qua saldo aantrekkelijker om dat te voeren.

Bij de saldoberekeningen zijn de omzet-snelheden voor de borgen gelijk gehouden aan die van de zeugen met dezelfde proef-behandeling. Bij combinaties van borgen plus zeugen met dezelfde of verschillende proefbehandelingen zijn eveneens de omzetsnelheden van de zeugen aangehou-den Immers, over een afdeling met varkens gezien is een hogere groeisnelheid van bor-gerekend met f 45,-- per 100 kg voor EW = gen niet van invlóed op de omzetsnelheid 1,03 voer en f 50,-- voor EW = 1,15 voer. Er en heeft dan ook geen economische bete-Tabel 20:

Saldo in guldens per gemiddeld aanwezig varken per jaar bij

onbeperkte voedering met EW =

1,03-voer

en het saldoverschil

hiermee voor de andere proefgroepen, borgen en zeugen apart in Fase Hl

Table 20: Gross margin in guilders per fattening place per year for the experimental trea tments in Fase 111

sexe + behandeling bij basisprijs per kg geslacht gewicht f 2,75 f 3,35 f 3,35 voerprijs + f 5,-borg 1 61,30 -ll4,70 94,90 borg 2 - 3,00 + 1,30 + 2,80 borg 3 - 3,40 - 5,70 - 2,90 borg 4 + 8,20 + 7,40 + 10,20 zeug 1 l l l , o o 161 ,OO 143,30 zeug 2 + 2,40 + 7,io + 8,60 zeug 3 - 14,30 - 13,30 - 11,20 zeug 4 - 0,40 + 2,40 + 4,20 _~ -uitvalspercentage l 0 2/ biggenprijs bij 24 kg en basisprijs f 2,75/kg

biggenprijs bij 24 kg en basisprijs f 3,35/kg biggenprijs bij 24 kg en basisprijs

f 3,35/kg en voerprijs f 5,-/lOO kghoger prijs startvoer

prijs vleesvarkensvoer EW = 1,03 vleesprijs is afgeleid van basisprijs dierenartskosten per gemiddeld aanwezig mestvarken per ronde

brandstof + strooisel kosten per gemiddeld aanwezig mestvarken per ronde

vaste overige kosten per gemiddeld aanwezig

i f 8”1,70

(&

f 2,05/kg afwijking) : f lil,30 (-t f 2,40/kg afwijking) : f 106,OO (+ f 2,40/kg afwijking) f 55,--/l OO kg f 45,--/100 kg f 2,75/kg, resp. f 3,35/kg

mestvarken per jaar

aantal dagen leegstand + dagen tussen gemiddeld en laatste aflevering

: f 15,--: 9 dagen

(28)

kenis. De overige uitgangspunten en de combinatie borgen beperkt vanaf 70 kg en samengevatte resultaten van de saldobere- zeugen onbeperkt EW = 1,03. Het is echter keningen zijn weergegeven in tabel 20 voor niet praktisch om een combinatie met borgen en zeugen apart en in tabel 21 voor gebruik van twee voeders te kiezen. Het combinaties van borgen en zeugen met gaat meer om de beoogde EW-opnames dezelfde en verschillende proefbehandelin- per dag voor borgen en voor zeugen bij gen. gebruik van één voersoort. De combinatie Uit de economische berekening blijkt dat bij van de minste ribwandvervetting met het de borgen de groep “beperkt vanaf 70 kg” minst ongunstige saldo is borgen beperkt bij alle prijsverhoudingen het hoogste saldo vanaf 45 kg en zeugen beperkt vanaf 70 heeft (f 7,40 tot f 10,20 meer dan de groep kg. Het saldonadeel hiervan is echter bijna f met onbeperkt EW = 1,03 voer). Het laagste l2,-- ten opzichte van de op één na hoog-saldo hebben de borgen die vanaf 45 kg ste combinatie.

beperkt gevoerd zijn. De snelst gegroeide borgen met “onbeperkt EW = 1,15” horen bij lage vleesprijzen ook bij het laagste saldo-niveau.

Bij de zeugen heeft de groep met onbe-perkt EW = 1 ,lSvoer steeds het hoogste saldo (f 2,40 tot f 8,630 hoger dan de groep met onbeperkt EW = 1,03). Deze groep heeft echter de slechtste classificatie en meeste ri bwandvervetting. Het saldo van de vanaf 70 kg beperkt gevoerde zeugen met EW = 1 JE->-voer verschilt weinig met onbeperkte voedering met EW = 1,03-voer. De vanaf 45 kg beperkte zeugen hebben steeds het laagste saldo.

Voor de praktijk gaat het erom de beste combinatie te kiezen voor borgen én zeu-gen (zie tabel 21). Het hoogste saldo is ver-kregen bij de combinatie borgen beperkt vanaf 70 kg en zeugen onbeperkt met EW = 1 ,15-voer. Zoals opgemerkt geeft dit bij de zeugen de meeste vervetting. Het op één na hoogste saldo is berekend voor de

Tabel 21:

Saldo in guldens per gemiddeld aanwezig varken per jaar

(borgen en zeugen) bij onbeperkte voedering met

EW =

1,03-voer

en het saldoverschil hiermee voor combinaties’van andere

proefgroepen borgen en zeugen in Fase

111

Table 21: Gross margin in guilders per fattening place per year for

combina tions of castrates and sows from the experimental trea tments in Fase 111 combinatie van sexe en behandeling bij basisprijs per kg geslacht

gewicht f 3,35 borg 1 + zeug 1 139,30 borg 2 + zeug 2 + 3,60 borg 3 + zeug 3 - 10,20 borg 4 + zeug 4 + 4,00 borg 4 + zeug 1 + 4,60 borg 4 + zeug 2 + 10,80 borg 3 + zeug 1 - 7,30 borg 3 + zeug 4 - 7,lO

(29)

5. DISCUSSIE

DISCUSSION

5.1

Fase I

Het aantal voor gezondheidsproblemen behandelde biggen is in de onbeperkt gevoerde groep duidelijk groter geweest dan bij beperkte voedering. De meest voor-komende aandoening was diarree. Hierbij moet worden opgemerkt dat voor alle big-gen reeds preventieve maatregelen golden als gebruik van speenkorrel en beperkt voeren in de eerste week na spenen. Diarree bij gespeende biggen komt in de praktijk veel voor. Baltussen (1988) consta-teert op 73% van 363 geënqueteerde bedrijven diarree bij gespeende biggen. De EW-opname van de beperkt gevoerde biggen was 88% van het niveau van de onbeperkt gevoerde dieren. Het verschil in groeisnelheid was geheel overeenkomstig de EW-opname.

Er zijn ook biggen op 25 kg geslacht, uitge-sneden en chemisch onderzocht. De beperkt gevoerde dieren waren minder vet en hadden een hoger vleespercentage. Het vetgehalte in karkassen van beperkt

gevoerde biggen was 7% lager. Campbell en Dunkin (1983) vonden in twee proeven overeenkomstige resultaten.

Van de beperkt gevoerde dieren tonen zowel de borgen als de zeugen een neiging tot extra groei in de mesterijperiode. In de buitenlandse literatuur (onder andere Lucas et. al. (1959); Elsley (1963); Campbell en Dunkin (1983)) wordt dit nog duidelijker benadrukt en aangemerkt als inhaalgroei. Het is echter ook mogelijk dat de grotere diarreeproblemen in de opfokperiode bij de onbeperkte biggen een ongunstige invloed hebben gehad op de groei tijdens de mes-terij. Rundgren (1988) wijst hierop.

In slachtkwaliteit bij circa 105 kg is er geen enkel verschil meer in ribwandscore tussen de proefgroepen. Wel is er een duidelijke invloed op spekdikte en vleespercentage ten gunste van de tijdens de opfok beperkt gevoerde dieren, vooral bij de zeugen. Voor slachttype geldt hetzelfde beeld. Voor mar-mering is er een tendens naar minder bij de beperkte dieren, vooral bij de borgen. Campbell en Dunkin (1983) verkregen van tijdens de opfok beperkt gevoerde biggen

magerder karkassen op 75 kg levend gewicht dan van biggen met een hoge EW-opname (8% minder vet en 5% meer eiwit). Eerder constateerden Lucas et. al.

(1959)

ook magerder karkassen op 100 kg levend eindgewicht bij beperkt gevoerde biggen. Over de opfokperiode hebben de onbe-perkt gevoerde biggen per afgeleverd dier bij het lage en het hogere prijsniveau een circa f 2,45, respectievelijk f 3,40 hoger saldo dan de beperkt gevoerde biggen. In de mesterijperiode daarentegen hebben de tijdens de opfok beperkt gevoerde die-ren (borgen en zeugen samen) bij alle prijs-situaties het hoogste saldo per varken per jaar (f 20,-- tot f 22,-- meer).

Het totale saldo van opfok plus mesterij is het hoogst bij de dieren die als big beperkt zijn gevoerd (f l l,-- à f 12,-- meer per var-ken per jaar). In principe is het volgens dit onderzoek dus voordelig om biggen beperkt te voeren tijdens de opfok. Op gesloten bedrijven is dit goed toepasbaar als het voersysteem bij de biggen zich hier-voor leent. Bij gescheiden vermeerderings-en mesterijbedrijvvermeerderings-en is toepasbaarheid moeilijker en eigenlijk alleen af te spreken in vaste relaties. Ook hier moet het voersys-teem bij de gespeende biggen geschikt zijn voor beperkt voeren. Echter dan zal de ver-meerderaar eerst een biggenprijsaanvulling moeten krijgen voor zijn saldonadeel en daarbij nog een deel van het totale reste-rende voordeel. Dit voordeel zou men bijvoorbeeld kunnen verdelen overeenkom-stig de verdeelsleutel van de landelijke richtprijs voor biggen. De mester moet er dan wel op kunnen rekenen dat de biggen correct gevoerd zijn.

5.2

Fase II

De EW-opname van de beperkt gevoerde dieren in het proeftraject 25-45 kg was circa 88% van het EW-niveau van de tot verzadi-ging gevoerde dieren. Dit resulteerde in een lagere groeisnel heid van 14% respectieve-lijk 9% voor de beperkt gevoerde borgen, respectievelijk zeugen. Bij de hierna van 45-105 kg doorgemeste dieren werd onder een beperkt voerregiem geen

(30)

proefbehan-delingsinvloed op groeisnelheid en EW-conversie meer geconstateerd. Alleen de eerder beperkte zeugen hadden een statis-tisch niet betrouwbare 20 g hogere groei dan de eerder onbeperkte. Van der Peet (1987) vond bij onbeperkte voedering in de afmestperiode van 60-107 kg bij vooraf beperkte zeugen en borgen een duidelijk betere groei dan bij vooraf onbeperkt gevoerde dieren.

Bij de slachtkwaliteit op het eindgewicht van -t: 105 kg is er, ook bij de borgen, geen enkele invloed meer op de ribwandscore. Het beperkte voerschema in de afmestpe-riode heeft hier mogelijk een rol gespeeld. Desondanks is het niveau van de ribwand-score hoog, met ruim de helft van de bor-gen en een kwart van de zeubor-gen in de klas-sen 4 en 5. Bij de Faklas-sen I en III is dit duide-lijk lager.

Van de proefinvloeden is op eindgewicht geen verschil terug te vinden in de percen-tages vlees HGP en spekdikte HGP. Ook in de beide kenmerken voor intramusculair vet (marmering en percentage intramusculair vet) zijn geen duidelijke invloeden aange-toond. Het percentage intramusculair vet heeft een relatief hoog niveau (3,19). Van der Wal et. al. (1988) registreerden een gemiddeld percentage van 1,25, hetgeen ruim tweeënhalf maal lager is dan in deze proef.

Bij het gekozen prijsniveau is het saldo per gemiddeld aanwezig mestvarken per jaar het hoogst bij de dieren die in het traject van 25 tot 45 kg tot verzadiging zijn

gevoerd. Dit geldt zowel voor de borgen als

voor de zeugen. Bij de borgen is het ver-schil in saldo per jaar (bij een gemiddelde vleesprijs van f 2,92) tussen de twee proef-groepen circa f 3,-- en bij de zeugen is dit circa f 7,--. Borgen en zeugen samen circa f 5

_-Heg saldo per jaar is bij de zeugen hoger dan bij de borgen.

Bij hogere vleesprijzen worden deze sald-overschillen nog groter, namelijk respectie-velijk f 7,-- en circa f 10,--; borgen en zeu-gen samen rond f 9,--. Hierbij in aanmerking nemend, dat er bij eindgewicht geen invloed meer is van proefbehandeling op ri bvetaanwas, kan worden geconstateerd dat dit onderzoek geen aanleiding geeft om jonge mestvarkens sterk beperkt te voeren tussen 25 en 45 kg als ze daarna op een voerschema gezet worden. Dit geldt zowel voor de borgen als voor de zeugen,

5.3

Fase 111

Voor zowel het hele proeftraject van 45-105 kg als voor de trajecten 45-70 kg en 70-105 kg is er een interactie tussen sexe en proef-behandeling voor voer- en EW-opname en groeisnelheid. Zowel borgen als zeugen hebben de hoogste EW-opname en groei-snelheid bereikt bij on beperkte voedering met EW = 1 ,lSvoer.

Borgen hebben de laagste EW-opname en groeisnelheid bij voedering volgens sche-ma vanaf 45 kg. Bij de zeugen zijn er geen verschillen tussen de overige drie proef-groepen in EW-opname en groei.

Met andere woorden: de zeugen met onbe-Tabel 22:

Verschillen in EW-opname, groeisnelheid, EW-conversie en percentage

vlees HGP (in procenten) vanaf

45

kg lichaamsgewicht tot afleveren

(elf rondes)

7äble 22: Differences in percentages in energy intake, growth rate, energy conversion ratio and lean mea t % from 45 to 105 kg liveweight (batches 1 up to 11)

onbeperkt onbeperkt 45 kg 70 kg beperkt beperkt EW = 1,03 EW = 1,15 EW = 1,15 EW = IJ5 borgen zeugen borgen zeugen borgen zeugen borgen zeugen EW-opname/dag +15 100 +23 +6 +3 0 +ll +2 groeisnelheid +15 100 +16 +6 -5 -3 +4 -1 EW-conversie +3 100 + 6 +1 +8 +3 +6 +3 % vlees HGP - 6 100 -8 -2 -5 -1 -5 -1

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

13 Dit terwijl de minister, zonder te handelen in strijd met de geheimhoudingsplicht van de toezichthouders, een overzicht had kunnen geven van het aantal bezwaar-

In a sense this can be used in our favour as it should enable the research and health communities in South Africa to guide the large portion of our population in this

Barnes (1976) stated that it is necessary to define the height to which animals can browse and to relate dimensions to the production of edible material below

ouders `bij elkaar' moest houden, maar in zijn poging om aan zijn ontgoochelde vader te ontsnappen had hij moedwillig de ogen gesloten voor de eenzaamheid van zijn

habitatgeschiktheidskaart geselecteerde gebieden daadwerkelijk door ganzen gebruikt worden en of misschien ook andere, niet op deze habitatgeschiktheidskaart aangegeven,

Als maatregelen aan de bron niet mogelijk zijn moet worden onderzocht of maatregelen getroffen kunnen worden in de overdrachtsweg van de bron naar de ontvanger.. Het gaat hier

Van de bij een bond aangesloten boerinnen oefenen e r 16 (12%) een be- stuursfunctie in hun bond uit. Bovendien hebben nog 14 boerinnen zitting in de besturen van andere