• No results found

22: Differences in percentages in energy intake, growth energy conversion ratio and mea from 45 105 kg liveweight up 11)

onbeperkt onbeperkt 45 kg 70 kg

beperkt beperkt

EW EW EW EW

borgen zeugen borgen zeugen borgen zeugen borgen zeugen

EW-opname/dag 100 0

groeisnelheid 100 -5 -3 -1

EW-conversie 100 6 +1

perkte voedering met EW heb- ben niet meer EW per dag opgenomen dan de groepen die vanaf 45 en 70 kg beperkt zijn gevoerd met EW De samenhang wordt duidelijker wanneer de EW-opname, groeisnel heid, EW-conversie en percentage vlees HGP van de zeugen met onbeperkt EW als referen- tie wordt genomen en alle andere groepen hier procentueel mee worden vergeleken. Tabel 22 geeft dit beeld voor alle elf rondes samen.

Over elf rondes zijn er wel verschillen in EW-conversie tussen de proefgroepen. Deze is het gunstigst bij de groep onbe- perkt EW en het slechts bij de vanaf 45 kg dieren. Bij de vijf rondes met karkasanalyses zijn er geen verschillen in EW-conversie tussen de proefgroepen. In slachtkwaliteit bij 105 kg eindgewicht zijn er eveneens interacties, namelijk voor ribwandscore, percentage vlees HGP en spekdikte

De ribwandscore kan bij de borgen verbe- terd worden door deze dieren vanaf 45 kg beperkt te voeren, waarbij de EW-opname per dag niet of weinig hoger is dan van zeugen die onbeperkt zijn gevoerd met EW Bij de zeugen daarentegen kan de

score ongunstiger worden door een extra EW-opname via EW boven de EW-opname bij onbeperkt EW

Bij een gelijke EW-opname tonen de zeu- gen geen verschil in ribwandscore tussen voedering met EW EW voer.

Het percentage ribwandscores in de “vette” klassen is duidelijk het laagst bij beperkte voedering (in feite van de borgen) vanaf 45 kg en het hoogst bij voedering van zeugen en borgen met EW 1 voer. Een hogere EW-opname leidt binnen tot lagere percentages vlees HGP en dikker spek. Bij de resultaten over elf rondes is deze relatie iets minder sterk dan bij de vijf rondes met karkasanalyses. Echter over elf rondes is de EW-opname lager, het vleespercentage hoger en het spek dunner geworden ten opzichte van de vijf rondes met karkasanalyses. Dit geldt met name voor de onbeperkt gevoerde dieren. Deze verschuiving is een ondersteuning van de constatering dat een hogere EW-opname

leidt tot lagere percentages vlees HGP en dikker spek. Dit is in overeenstemming met veel literatuur uit binnen- en buitenland. Hierbij moet worden opgemerkt dat er in deze kenmerken weinig verschil is tussen beperking vanaf 45 dan wel 70 kg. Tevens valt op dat er, rekening houdend met EW-opnames, bij de vijf rondes met karkasanalyses bij de zeugen een ongunsti- ge invloed is van het hoog geconcentreer- de voer op HGP-vleespercentage en dikte. Ook bij de elf rondes is dit nog zicht- baar Bij de borgen is hierover geen uit- spraak mogelijk omdat er geen vergelijkba- re EW-opnames zijn van proefgroepen met EW en EW Van der Aar (1987) en Landsudvalget For Svin (1987) constateren een verlagende invloed van hooggeconcentreerd voer op het centage.

Bij de gebruikte vlees- en voerprijzen in tabel 20 is bij de zeugen het saldo per gemiddeld aanwezig mestvarken per jaar voor de dieren die onbeperkt zijn gevoerd met EW f à f hoger dan in de groep met onbeperkt EW voer. Deze groep heeft echter de slechtste classificatie en meeste ribwandvervetting en is daarom niet aan te bevelen. De vanaf 45 kg beperkte zeugen hebben steeds het laagste saldo.

Bij de borgen heeft de groep beperkt vanaf 70 kg steeds het hoogste saldo (f à f

meer dan de groep onbeperkt EW Steeds het laagste saldo hebben de borgen die vanaf 45 kg beperkt gevoerd zijn. De snelst gegroeide borgen met onbe- perkt EW horen bij lage vleesprijzen ook bij het laagste saldoniveau.

Wanneer hooggeconcentreerd voer in rela- tie tot het EW-gehalte relatief goedkoper is dan EW wordt het uit hoofde van saldo’s aantrekkelijker om te kiezen voor een geconcentreerd voer.

Voor de praktijk gaat het er om de beste combinatie te kiezen voor borgen én zeu- gen Het hoogste saldo is verkregen bij de combinatie borgen beperkt vanaf 70 kg en zeugen onbeperkt met EW

Zoals opgemerkt geeft dit bij de zeugen de meeste vervetting. Het op één na hoogste saldo is berekend voor de combinatie bor- gen beperkt vanaf 70 kg en zeugen onbe- perkt EW Het is echter niet praktisch

om een combinatie met gebruik van twee voeders te kiezen. Het gaat meer om de beoogde EW-opnames per dag voor bor- gen en voor zeugen bij gebruik van één voersoort. Voor de borgen zal dat enige voerbeperking betekenen en voor de zeu- gen, rekening houdend met vervetting, tot op zekere hoogte onbeperkt voeren. Dit kan alleen door borgjes en zeugjes bij opleg in de mesterij per hok gescheiden op te leg- gen De borgen hoeven niet sneller te groei- en dan de zeugen omdat de omzetsnelheid voor een afdeling bepaald wordt door het groeitempo van (extra groei van de borgen is dan ook geen geld waard). De vanaf 70 kg beperkte borgen zijn fors beperkt gevoerd (in dat traject 2% meer EW per dag dan de zeugen onbeperkt EW

en minder EW per dag dan de borgen onbeperkt EW en kregen daardoor een duidelijke groeivertraging in dit laatste traject. Waarschijnlijk geeft een gelijkmatige beperking over de hele periode, dus vanaf opleg tot aflevering een gelijkwaardig resultaat. Deze voortdurende beperking van borgen in relatie tot de opna- me van de zeugen is in dit onderzoek ech- ter niet beproefd. Een ongeveer even snelle groei van borgen en zeugen kan gereali- seerd worden door de borgen gedurende de hele mesterijperiode op een

ma te zetten dat 3 à 5% hoger is dan de zeugen van hetzelfde voer opnemen. Bij trogvoedering is dit zondermeer

baar en gaat het er om het optimale schema voor de zeugen te vinden en de borgen daar op af te stemmen.

Bij droogvoerbak en is de uitvoer- baarheid moeilijker. Naast het bijhouden van de voeropname door de zeugen, zullen de borgen 1 à 2 keer per dag gevoerd moeten worden. Wat eenvoudiger dan via de voeropname van de zeugen is het direct via tijd rantsoeneren van de borgen (bij- voorbeeld na vullen om 8 uur de bakken weer leeg om uur). De aantrekkelijkheid hiervan zal men voor de eigen

gelijkheden moeten nagaan.

Op de Varkensproefbedrijven te Raalte en wordt als vervolg beperkt voeren van de borgen aan de droogvoer(brij-)bak onderzocht bij de voor elk gebruikelijke kruisingscombinatie en voersoort.

5.4

Ontwikkeling van ribvetbedekking

In tabel 23 is de ontwikkeling te zien in gemiddelde ribwandscores vanaf spenen tot 105 kg lichaamsgewicht en bij ver- schillende EW-opnames per dag in het tra- ject direct voor slachting.

Dit overzicht leidt tot het volgende com- mentaar:

Er is een sterke toename in ribwandscore vanaf het moment van spenen tot op het eindgewicht van circa 105 kg. Deze toe- name is groter bij borgen dan bij zeugen. Van de drie onderscheiden groeitrajecten vindt in de periode van 45 tot 105 kg de sterkste ri bvetaanwas plaats.

2 Voor het traject van 45 tot 105 kg is een duidelijke tendens aanwezig tot meer vetaanwas bij een hogere EW-opname per dag (Fasen en

Het EW uit Fase heeft wel een wat hoger lysinegehalte dan het EW

uit Fase doch hiervan mag geen invloed worden verwacht op de ribwandscore (Van der Peet, 1989). 3. Bij een gelijke EW-opname per dag is er

4

geen duidelijke invloed op de

score van het EW ten opzich- te van het EW (Fasen en Bij ‘een gelijke EW-opname per dag heb- ben de dieren van Fase een duidelijk grotere ribvetaanwas dan de overeen- komstige dieren van Fase Onder 3. is reeds geconstateerd dat hoog EW-voer bij een gelijke EW-opname geen invloed heeft gehad. Als mogelijke verklaring komt dan in aanmerking een verschil in genetische aanleg van de dieren van de Fasen en

Er zijn maal zoveel borgen en maal zoveel zeugen in de vette klassen 4 en 5 bij Fase ten opzichte van Fase ll.

Ander onderzoek (praktijkmonsters borgen plus zeugen beoordeeld volgens overeen- komstige schaal door verschillende perso- nen) geeft het volgende beeld:

n: gem. kl. score: 4 5: (1987) 4109

Hermsen (1988) 21720

De Fasen en passen hier redelijk tus- sen; Fase komt duidelijk hoger uit.

Tabel 23:

23:

Ontwikkeling in gemiddelde ribwandscore vanaf spenen tot