• No results found

Nitraatrichtlijn

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Nitraatrichtlijn"

Copied!
2
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

22 Ekoland 12 - 1999

D

oor de bank genomen is de nitraat-richtlijn voor de biologische land-bouw als geheel nog aan de ruime kant. Zouden we het Europese consumptie-patroon omrekenen naar de inrichting van een gemengd bedrijf, dan is bij een gemiddeld Nederlands opbrengstni-veau van de voedsel- en voedergewas-sen zo’n 100 kg stikstof uit dierlijke mest per hectare beschikbaar. Op het gemengd ecologisch bedrijf van de Landbouw Universiteit, de Minder-houdhoeve, correspondeert de verhou-ding tussen voedsel- en voedergewas-sen met het consumptiepatroon en daar is jaarlijks ongeveer 110 kg N uit dierlijke mest per hectare beschikbaar.

Dit blijkt voldoende om goede opbreng-sten te behalen, maar die 100 kg stik-stof uit de dierlijke mest is nog niet de helft van de hoeveelheid die de gewas-sen gemiddeld opnemen. De rest van de benodigde stikstof komt via stikstof-binding, depositie en gewasresten naar de plant.

Fundamentele rol

Gemiddeld genomen mag de biologische sector haar zaakjes voor elkaar lijken te hebben, toch is het nog niet zo dat de af-zonderlijke biologische bedrijven al aan de richtlijn voldoen. Met name veebe-drijven geven per hectare vaak meer. Strikte naleving van de regel zal een

inte-gratie van plantaardige en dierlijke pro-ductie in de hand werken en de biologi-sche landbouw minder afhankelijk ma-ken van mest uit de gangbare landbouw. Dat is dan ook de intentie van de nieuwe EU-verordening voor dierlijke produc-tie. Duidelijk klinkt hierin door dat een integratie van dierlijke en plantaardige productie een belangrijk beginsel is. Over de veeteelt wordt bijvoorbeeld ge-zegd dat deze een fundamentele rol speelt in de organisatie van biologische landbouwbedrijven. De veebedrijven voorzien in de behoefte aan organisch materiaal en aan organische voedings-stoffen van de landbouwgrond en dra-gen zo bij tot bodemverbetering en

ont-BELEID

Nitraatrichtlijn

Doel en middel kritisch bekeken

Niet meer dan 170 kg stikstof uit dierlijke mest per hectare. Dat is de Europeese nitraatrichtlijn

waar de biologische landbouw zich aan wil houden. Het doel is duidelijk en staat buiten kijf:

schoon grond- en oppervlaktewater. Maar op het middel valt wel wat af te dingen. In de

richt-lijn wordt geen rekening gehouden met het neerslagoverschot in een regio, met de

uitspoe-lingsgevoeligheid van de grond, de gewassenkeuze, de haalbare productie, het teeltsysteem en

met de nitrificatie-capaciteit van ondergrond en waterlopen. Als dat wel gedaan werd, zou dat

echter een arbitraire papierwinkel opleveren en daar zit niemand op te wachten.

Eiwitopname door melk-vee is moeilijk te bepalen, zeker in de weideperiode. Foto’s: Harry Lieben

(2)

23 Ekoland 12 - 1999

wikkeling van een duurzame landbouw. Voor de dierlijke productie vloeien hier twee relevante principes uit voort :

* De dierlijke productie moet bijdragen tot het evenwicht van de productiesyste-men in de landbouw. Dit door te voor-zien in de behoeften aan voedingsstoffen van de gewassen en door bij te dragen aan de verbetering van het organisch materiaal in de bodem. Op deze manier is een bijdrage mogelijk tot verwezenlij-king en instandhouding van de onderlin-ge afhankelijkheid van bodem en onderlin-gewas, gewas en dier en dier en bodem. * De biologische veeteelt is een grondge-bonden activiteit waarvan de omvang van de veestapel in nauw verband moet staan met de oppervlakte die beschik-baar is voor beweiding en het uitrijden van mest. Dit om schadelijke gevolgen voor het milieu, en dan vooral aan bo-dem en water, tegen te gaan.

Wat is strikt?

Het is ondoenlijk alle vrachten mest te wegen, te bemonsteren en het stikstofge-halte ervan te bepalen. Overwogen wordt dan ook de nitraatrichtlijn om te zetten in een norm die gebaseerd is op de veebezetting: niet meer mest per hectare dan door 2 graasdiereenheden (GDE) per jaar geproduceerd wordt. 1 GDE = 1 koe van 6000 kg melk per jaar. De rekenpro-cedure om het aantal GDE vast te stellen is echter gebaseerd op de energiebehoef-te van de dieren. Neemt een dier meer energie op dan het nodig heeft voor de

melkproductie, dan wordt het vetter en zwaarder, tot het ophoudt meer te eten dan nodig is om op dat gewicht te blij-ven. Als een dier daarentegen meer eiwit opneemt dan het nodig heeft, wordt het teveel aan stikstof (in het eiwit) gewoon uitgescheiden. Een norm van ‘mest van twee graasdiereenheden per ha’ is in de meeste gevallen niet in de geest van de nitraatrichtlijn en staat een integratie van de dierlijke en plantaardige produc-tie en daarmee de onafhankelijkheid en duidelijkheid van de biologische sector in de weg. De norm zou daarom geba-seerd moeten zijn op de eiwitopname en de productie.

Voor varkens en pluimvee dat groten-deels gevoerd wordt met aangekocht voer kan de eiwitopname berekend wor-den op basis van het aangekochte voer. Daar zijn de gehaltes van bekend. Voor melkvee ligt dit moeilijker, zeker in het weideseizoen. Het eiwitgehalte van het voer loopt daarvoor te sterk uiteen. Een veehouder die zijn koeien een gebalan-ceerd rantsoen geeft (evenwicht tussen eiwit en energie) zou meer koeien moeten mogen houden, zonder afvoer van mest, dan een boer die zijn vee dag en nacht weidt in klaverrijke weides.

De eiwitopname is te berekenen op basis van de melkproductie en het ureumge-halte in de melk. Voor melkvee bestaat er een verband tussen de hoeveelheid ureum die een koe in de melk afscheidt en de hoeveelheid stikstof in de mest. Dit

Gerard Oomen, Karina Hendriks & Egbert Lantinga

Biologische Bedrijfssystemen W.U.

V O O R B E E L D

Als een quotum van 10.000 kg/ha wordt vol-gemolken met dieren die 7.000 kg melk per jaar geven, blijft het stikstofoverschot al-leen onder 170 kg N/ha als het ureumgehal-te lager dan 20 mg per100 ml is. In de prak-tijk is het ureumgehalte veelal hoger en als de nitraatrichtlijn strikt wordt gehanteerd, moet in zulke gevallen mest worden afge-voerd. Melkveebedrijven met een hoge vee-bezetting en een eiwitrijk rantsoen zullen meer mest moeten gaan afvoeren en er is dan minder reden het gebruik van gang-baar geproduceerde mest op akker- en tuin-bouwbedrijven toe te staan. De werkelijk-heid van de biologische landbouw komt dan dichter bij het beeld dat de consument ervan heeft. Dat lijkt ons op lange termijn voor alle partijen van groot belang.

Dierhouderij kan wezenlijk een rol spelen in de organisatie van biologische bedrijven.

verband is gedurende de lactatieperiode: Mest-N = 38 * ureum + 0.17 (beiden in kg per koe per dag).

Gedurende de droogstand van 60 dagen scheidt een koe ongeveer 10 kg N uit. In alle geleverde melk wordt tegenwoordig het ureumgehalte bepaald. Dit helpt melkveehouders de dieren evenwichti-ger te voeren en dat is behalve voor het milieu ook beter voor de dieren zelf. Om-dat hun lever minder zwaar belast wordt met verwerking van ammoniak in het bloed, blijven ze gezonder. Op de melkaf-rekeningen kan heel eenvoudig aangege-ven worden hoe groot de hoeveelheid stikstof in de mest was.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In this paper we focus on issues related to selection of assessment sites, the range of assessment scores for both wetland classes at the scale of the entire watershed, and

Learning tasks are regarded as motivational when students perceive that they are related to personal needs, interests and goals, and are of appropriate

Strong cultural and racial differences regarding beliefs and values emerge when so-called emotional topics are debated and it would seem that many black and white South

While frequent milking of an infected udder is used to treat mastitis cases caused by coliforms and other environmental pathogens, severe cases have to be

The internal argument batho is the causer dependent on the causative –is- and the interrogative –eng (what) is dependent on the applicative –el- which appears as –ets- because

Conclusions/Significance: Our analysis shows that the McDougal estimator can be reduced to a formula that only requires calibration of a mean window period and a long-term

The role of history in the New South Africa is intimately connected with the hemleneutic nature of this discipline; including perceptions of its past and the

Consequently, the potential role for beetroot as an adjunct treatment in several clinical conditions will be presented; Specifically, the aims of this review are twofold: (1)