• No results found

Brak water in Westzaan

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Brak water in Westzaan"

Copied!
5
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Levende

Natuur

Theo van der Sluis,

Diana Prins &

Geert van Wirdum

Brak water in

Westzaan

In opdracht van de

Landinrich-tingsdienst heeft het IBN een

stu-die verricht naar mogelijkheden

voor het herstel van de

levensge-meenschappen van sloten in het

brakwaterveengebied van Westzaan

(Noord-Holland). Wij beschrijven

hier de ontwikkelingspotenties van

brakwaterecosystemen in de polder

Westzaan in Noord-Holland.

In vergelijking met andere

laagveengebie-den vallen in het brakwaterveengebied

vooral de brakwatergemeenschappen, de

verlandingsvegetaties met Ruwe bies

(Scir-pus lacustris subsp. tabemaemontani) en de

hoogveenachtige 'veenheitjes' op. Hieraan

ontleent de natuur van het gebied een

grote nationale en internationale

beteke-nis (Reijnders, 1959; Den Held & Smit,

1977; Jansen et al., 1993); De

levensge-meenschappen van het

brakwaterveenge-6=7'

Fig. 1. Verbreiding van grondwatertypen en areaalgrens Ruwe bies

(Scirpus lacustris subsp tabemaemontani)

regenwater

\^\] g r o n d w a t e r

RÏÏÏ] b r a k w a t e r

grens van het algemene voorkomen van

' ruwe bies

(Scirpus lacustris subsp. tabemaemontani)

bied verkeren echter in groot gevaar.

Bui-ten Nederland en zelfs buiBui-ten

Noord-Holland zijn ze nauwelijks bekend, en in

Noord-Holland zijn ze inmiddels door

een op de landbouw gericht waterbeheer

grotendeels sterk verzoet (zie ook Rozema

et al., dit nummer).

De grote vraag is of herstel van het

brakke karakter, al dan niet met behulp

van natuurontwikkeling, ook

waterhuis-houdkundig kan. Anders gezegd: zijn er

aanvoermogelijkheden van geschikt brak

water, zonder maatschappelijk

onaan-vaardbare neveneffecten.

Kansrijke gebieden

Uit lokale studies is globaal bekend welke

eisen brakke veenvegetaties stellen (Van

Leerdam & Vermeer, 1992; Van Wirdum

et al., 1992). Op basis van het landelijk

meetnet grondwaterkwaliteit van het

RIVM (gegevens van 1985, meetpunten

op 10 m diepte) is onderzocht waar

brak-ke veenvegetaties zich het best kunnen

ontwikkelen (fig. 1). De aanwezigheid

van brak water in de ondergrond is een

aanwijzing voor de

natuuronrwikkelings-mogelijkheden (Van Wirdum, 1995). In

inzijgingsgebieden weerspiegelt het

grond-water de omstandigheden aan het

opper-vlak. Elders kan het grondwater door kwel

direct, invloed uitoefenen. Met behulp

van gegevens over verspreiding van

laag-veenvegetatietypen in Nederland is de

sa-menhang met het voorkomen van

water-typen volgens deze grondwaterkaart

onderzocht (Prins, 1993). Deze

samen-hang bevestigt het beeld dat uit lokale

stu-dies bekend is. Kansrijke gebieden voor

de ontwikkeling van brakwatervegetaties

liggen vooral in Waterland, de Friese

Meren, het Friese lage Midden, en

even-tueel nog de Oostelijke Vechtplassen en

(2)

Foto 1. Het llperveld, waar veel informatie over de re-latie tussen waterkwaliteit en het voorkomen van brakwatervegetaties is verzameld (foto: T. van der Sluis, IBN-DLO).

het Eemgebied. Buiten de laagveenregio

bestaan wellicht in Zuidwest-Nederland

mogelijkheden voor ontwikkeling van

brakke vegetaties.

Voor natuurontwikkeling in

pol-der Westzaan is brak water nodig

Richtlijnen voor de invulling van de

eco-logische hoofdstructuur in de

veengebie-den ten noorveengebie-den van het Noordzeekanaal

worden voorgesteld in de Ontwerpnota

Ecosysteemvisies EHS (Jansen et al., 1993).

Voor de Zaanstreek wordt gesproken over

750 ha nieuwe natuur. De nota geeft aan

dat van de halfnatuurlijke doeltypen de

brakwatergemeenschappen een hoge

prio-riteit krijgen.

Eén van de in aanmerking komende

gebieden is Westzaan. Noord-Holland is

sinds dé afstuiting van de Zuiderzee in

1932 verzoet. In polder Westzaan verliep

de verzoeting veel trager door grote

hoe-veelheden schutwater die tot 1965 uit het

Noordzeekanaal kwamen.

Door de afname van de invloed van

zout water zijn ook hier plantesoorten die

kenmerkend zijn voor brak water en

brakwatervenen, sterk afgenomen, of zelfs

helemaal verdwenen (zie Rozema et al.,

dit nummer). Bij een voortzetting van het

huidige waterbeheer wordt verwacht dat

polder Westzaan geheel zal verzoeten. De

brakwaterindicatoren zullen dan binnen

enkele decennia geheel verdwijnen

(Land-inrichtingsdienst, 1987).

Om brakwatervegetaties in Westzaan

te behouden, te herstellen en te

ontwikke-len is aanvoer van brak water

noodzake-lijk. De norm die voor het chloridegehalte

van dit in te voeren water wordt

voorge-steld is 1000 mg/l of hoger.

Watervegeta-ties die weer tot ontwikkeling zouden

moeten komen, zijn de

Nimfkruidasso-ciatie en het Ruppia-verbond, met als

kenmerkende soorten: Groot nimfkruid,

Zilte waterranonkel, Lidsteng en

Onge-doornd hoornblad. Bij deze hoge

chlori-degehalten treedt ook geen verbossing op.

Waterkwaliteit en

brakwatervege-taties

De relatie tussen standplaatsfactoren en

het voorkomen van brakwatervegetaties is

onderzocht aan de hand van

literatuurge-gevens en beperkt veldonderzoek. Voor

het opstellen van het 'referentie-beeld' is

gebruik gemaakt van vegetatieopnamen

in brakke gebieden waarbij ook water-,

monsters genomen zijn. De gegevens

da-teren van een paar decennia terug, toen

de brakke plantegemeenschappen nog

beter ontwikkeld waren. Niet alleen is

ge-keken naar het chloridegehalte van het

water, maar vooral naar de

ionenverhou-ding van het water waarbij

brakwaterve-getaties voorkomen (zie toelichting in

kader). De Lange (1972) bemonsterde

tussen 1963 en 1970 watervegetaties in

sloten. In de periode 1971-1974 hebben

Den Held en medewerkers (Den Held et

al., 1992; Van Wirdum et al., 1992)

waarnemingen gedaan in het llperveld.

De Lyon en Roelofs (1986) hebben van

1978 tot 1983 ongeveer 600

oppervlakte-wateren in Nederland bemonsterd,

waar-onder brakke wateren. Tenslotte zijn door

Barendregt en Wassen in de periode

1984-1987 een groot aantal

vegetatieop-namen in Noord-Holland en

wateranaly-sen gedaan (Nieuwenhuis et al., 1992).

100.,

£.

50

-EE

grondwater

EC-IR diagram

In dit artikel wordt gebruik gemaakt van EC-IR-diagrammen om de water-kwaliteit te beoordelen. In het Ed-IR-diagram wordt de ionenratio (IR) uit-gezet tegen de elektrische geleiding (EC). De ionenratio wordt bepaald door het chloride- en calciumgehalte. Het chloridegehalte wordt vaak bij standaardanalyses gemeten. Het cal-ciumgehalte kan, wanneer het niet is bepaald, worden afgeleid uit de hardheid van het watermonster of zelfs uit de verhouding tussen het chloridegehalte en de elektrische ge-leiding. De elektrische geleiding wordt bepaald door de concentratie van alle ionen in het watermonster en kan vrij simpel meteen veldmeter vastgesteld worden.

In de grafiek zijn referentiepunten opgenomen voor schoon kalkrijk grondwater, regenwater en zeewa-ter. Deze referentiepunten zijn in de grafiek door menglijnen verbonden. Doordat industrieel verontreinigd Rijnwater in dit diagram ook een eigen plaats inneemt, is in het alge-meen ook de gelijkenis met dit wa-tertype goed af te lezen. Grondwater is basenrijk (d.w.z. met een hoog kalkgehalte), regenwater is basenarm en zuur en zeewater is ook basenrijk maar heeft een veel hoger zoutge-halte dan grondwater. Industrieel verontreinigd Rijnwater is minder zout dan zeewater, maar is aanzien-lijk zouter dan grondwater. Ten o p:

zichte van grond- en regenwater is het zwak brak. Uit de positie van het monster in het diagram kan worden afgeleid in hoeverre het watermon-ster als mengtype van de genoemde typen te beschouwen is.

De EC-IR-diagrammen zijn opgesteld met het programma MAION (MAjor lONs), ontwikkeld door Van Wirdum (1991

zeewater

EC (bij 25°C,mS/m) meer dan 2% zeewater

(3)

De

Levende

Natuur

124

ir 50.

grondwater • den Held et al. • de Lyon & Roelofs o de Lange e Nieuwenhuis 2T = 2% zeewater 3f ewater grondwater 10000 • Assendelver polder * Westzanerpolder o grondwater (1 Om) 0 grondwater (25m) 2T = 2% zeewater zeewater EC (bij 25°C,mS/m) 10 100 1000 EC (bij 25°C,mS/m)

Fig. 2. Relatie tussen water-kwaliteit en het voorkomen van brakwatersoorten/vegetaties. De Lange (1972) bemonsterde van 1963 - 1970; Den Held et al. van 1971 - 1 9 7 4 ; De Lyon & Roelofs van 1978 - 1983 en Nieuwenhuis et al. van 1984 -1987. Toelichting EC-IR dia-gram in kader.

Aanvullend veldwerk is verricht in 1993

in de brakke veengebieden het Merrevliet

(ZH) en het Ilperveld (NH).

Uit al deze gegevens is een selectie

ge-maakt van 116 wateranalysen met

bijbe-horende vegetatiegegevens. De

watersa-menstelling is weergegeven in een

EC-IR-diagram (fig.2 en toelichting in

ka-der). Hieruit blijkt dat

brakwatervegeta-ties voorkomen bij een

watersamenstel-ling met een lage ionenratio (IR) en hoge

EC. Het brakke traject bevindt zich rechts

van de lijn (2T) in de figuur. Deze lijn

duidt op een bijmenging van meer dan 2 %

zeewater.

De waarnemingen die rechts van de

menglijn van zoet grondwater en zeewater

vallen, hebben relatief hoge calcium- (en

sulfaat-) waarden. Dit kan veroorzaakt

zijn door verzilting van het

grondwater-stelsel door Noordzeewater. Hierbij

wor-den ionen uitgewisseld tussen het water

en de grond.

Wanneer verlanding optreedt in deze

brakke situaties, verschuift het watertype

naar hét regenwater, met een soms iets

hogere ionenratio en een veel lagere EC.

Men ziet in de brakke gebieden ook een

relatief sterke toename van de ionenratio

bij een geringere afname van de EC (een

verschuiving naar het referentiepunt van

Rijnwater), hetgeen duidt op verzoeting

ten gevolge van de aanvoer van zoet en

vaak eutroof oppervlaktewater.

Op deze manier kan in het diagram

onderscheid gemaakt worden tussen twee

verzoetingsprocessen. Het eerste, de

bij-menging met regenwater, past bij de

na-tuurlijke referentie voor de successie van

veenvegetaties met een grote

natuurwaar-de. Het tweede, de verschuiving naar

re-cent Rijnwater, wijst op de verdergaande

nivellering van de natuur als gevolg van

de 'vermesting'.

Geschikte watertypen

De Landinrichtingsdienst heeft

aanvoer-mogelijkheden van brak water voor dit

gebied geïnventariseerd (1987). De

water-kwaliteit van de bronnen verschilt in

zoutgehalte en ionensamenstelling en in

het gehalte aan meststoffen.

De relatie tussen waterkwaliteit en

brakwatervegetaties die op basis van

litera-tuur en veldgegevens is bepaald, is

ge-bruikt om mogelijke wateraanvoerbronnen

voor ontwikkeling van brakwatervegetaties

in polder Westzaan op hun geschiktheid te

onderzoeken. Hiertoe is gebruik gemaakt

van de EC-IR diagrammen. De

overeen-komst tussen de waterkwaliteit en het

're-ferentiebeeld', verkregen uit

literatuuron-derzoek (fig. 2 en 3), is onderzocht. De

waterkwaliteitsgegevens van de mogelijke

Fig. 3. Waterkwaliteitvan verschillende brakwater-bronnen. Toelichting EC-IR diagram in kader.

aanvoerbronnen zijn afkomstig van

water-beherende instanties zoals

zuiveringschap-pen of waterschapzuiveringschap-pen en de

Landinrich-tingsdienst.

De volgende mogelijkheden zijn

onder-zocht:

1. onderbemaling met als gevolg

vergro-ting van (brakke) kwel;

(4)

125

2. oppompen van brak/zout grondwater (van meer dan 15 m diepte);

3. inlaat van water uit omliggende ring-vaarten (Nauernasche Vaart of Zaan); 4. inlaat water uit het Noordzeekanaal; 5. inlaat water uit omliggende diepe pol-ders (de Assendelver polder, Westzaner-polder)

Pompen of inlaten?

Brakke kwel (1) kan o p t r e d e n vanuit brakke watervoerende pakketten. De kwel kan worden vergroot door onderbema-ling. Ook zoet kwelwater kan fossiel zout o p n e m e n . Zelfs het brakste w a t e r in Westzaan voldoet echter niet aan het 're-ferentiebeeld', en mogelijk is het ook geen duurzame oplossing. H e t brakke water kan namelijk niet opnieuw infiltreren. O o k voor water uit de ringvaarten (3) geldt dat het niet voldoet aan het referen-tiebeeld, de chloridegehalten zijn te laag en het water is sterk geëutrofieerd.

Het oppompen van dieper grondwa-ter (2) lijkt een reële mogelijkheid voor het ontwikkelen van brakwatervegetaties. Uit gegevens van peilbuizen van het lan-delijk meetnet blijkt dat de waterkwaliteit van het grondwater op ca 25 m diepte sterk overeenkomt met de waterkwaliteit waarbij brakwatervegetaties worden ge-vonden. Wel lijkt er over de afgelopen jaren een kleine verschuiving naar verzoet en wellicht meer eutroof water opgetre-den te zijn. Een mogelijk bezwaar is dat het oppompen op het eerste gezicht een kunstmatige, energie-intensievere en kwets-baarder oplossing is dan de aanvoer van op-pervlaktewater.

Vanwege hoge chloridegehalten is het inlaten van water uit het Noordzeekanaal (4) een mogelijkheid om nader te onder-zoeken. De waterkwaliteit is niet vergele-ken met de 'referentie' waterkwaliteit, omdat er geen volledige analysegegevens beschikbaar waren. Noordzeekanaalwater voldoet niet aan de normen die gesteld worden aan de basiskwaliteit, maar wel behoort het tot de schoonste Rijkswate-ren. De stikstof- en fosfaatgehalten zijn te hoog, maar de afgelopen jaren geleidelijk verlaagd (weinig afwijkend van de huidige in de polder Westzaan). Recentelijk zijn microverontreinigingen uitgebreid bemon-sterd en alleen enkele PAK's en koper over-schrijden de grenswaarden die hiervoor ge-steld worden (E. Buys, mond.med.).

Voor aanvoer uit de omliggende pol-ders lijkt de Assendelver polder (5) goede mogelijkheden te bieden door de aanwe-zigheid van brakke kwel. In de Assendel-ver polder is bij sommige monsterpunten echter een hoge fosfaat- en stikstofbelas-ting waargenomen; ook de hoge ionenra-tio wijst op eutrofiëring.

Invoer van water uit de Westzaner-polder lijkt op basis van het EC-IR-dia-gram nog gunstiger. D e waterkwaliteit hier wordt sterk bepaald door lokale kwel, voornamelijk uit het Noordzeekanaal. In de Westzanerpolder zijn evenals in het Noordzeekanaal microverontreinigingen waargenomen. O o k in deze beide geval-len zal het water naar de polder Westzaan moeten worden opgepompt. Met de nor-male landinrichtingsinstrumenten zal be-keken moeten worden welke mogelijkhe-den het beste te realiseren zijn.

Foto 2. Berk {Betuia sp.) en Appelbes (Ariona sp.) kie-men niet onder brakke om-standigheden. Bij het ver-zoeten van brakke venen, zoals hier in het llperveld, kunnen deze soorten op-slaan (foto: T. van der Sluis IBN-DLO).

Fig. 4. Ruwe bies

(Scirpus lacustris

subsp.

tabernae-montani) (aquarel:

(5)

Discussie en conclusies

Een onderzoek als dit kan helpen beleid eri uitvoering voor te bereiden. Het kan te hoog gespannen verwachtingen voorko-men. In deze studie is niettemin uitslui-tend aandacht geschonken aan de be-schikbaarheid van het gewenste brakke water. De kansrijkdom wordt uiteindelijk bepaald door veel meer factoren, waarvan er vele onbekend zijn.

Natuurontwikkeling is vaak nog terra incognita, waarin we van de praktijk moeten leren. Het is meestal niet moge-lijk de onzekerheid over de ontwikke-lingspotenties in een vroeg stadium vol-doende te verkleinen. Het is dan beter het ontwerp te corrigeren tijdens de ontwik-keling van de natuur dan te wachten op een wonder of een mislukking.

We willen daarom pleiten voor een goede integratie van n a t u u r o n t w i k k e -lingsprojecten met degelijk onderzoek en monitoring. O p de beste weg naar duur-zame natuurontwikkeling gaan onderzoek en natuurbeheer hand in hand!

Literatuur

Held, A.J. den, M. Schmitz & G. van Wir-dum, 1992. Types of terrestrializing fen vege-tation in The Netherlands. In: Fens and Bogs in The Netherlands: Vegetation, History, Nu-triënt Dynamics and Conservation (J.T.A. Verhoeven (red.)). Geobotany 18: 237-321. Held, A.J. den & H. Smit, 1977. Het Ilper-veld - voorbeeld van een brakwaterveen. In: Waterland, KNNVuitg. nr. 26/ Noordhol-lands Landschap. Thieme, Zutphen.

Jansen, S.R.J., D. Bal, H.M. Beije, R. During, Y.R. Hoogeveen & R.W. Uyterlinde, 1993. Ontwerpnota Ecosysteemvisies EHS. Kwalitei-ten en prioriteiKwalitei-ten in de ecologische hoofd-structuur van Nederland. Werkdocument IKC-NBLF nr. 48, Wageningen.

Landinrichtingsdienst, 1987. Inventarisatierap-port 'Abiotisch Milieu' in de Polder Westzaan.

H H I

Foto 3. üdsteng (Hippuris

vulgaris) is een

karakteris-tieke soort voor basenrijke of brakke omstandigheden (foto: archief IBN-DLO).

LID Noord-Holland, rapport nr. 87-29-GS. Lange, L. de, 1972. An ecological study of ditch vegetation in The Netherlands. Proef-schrift, Universiteit van Amsterdam.

Leerdam, A. van & J.G. Vermeer, 1992. Na-tuur uit het moeras! Naar een duurzame ecologi-sche ontwikkeling in laagveenmoerassen. Direktie NBLF, Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij.

Lyon, M.J.H, de & J.G.M. Roelofs, 1986. Waterplanten in relatie tot waterkwaliteit en bodemgesteldheid. Lab. v. Aquatische Oecolo-gie, Katholieke Universiteit Nijmegen. Nieuwenhuis, J.W., A. Barendregt & B. Bes-teman, 1992. Milieu-indicatiewaarden van moerasplanten in Noord-Holland. Een bewer-king van het basismateriaal van het hydro-eco-logisch model ICHORS 2.0. Sectie Milieu-ecologie, Dienst Milieu en Water, Provincie Noord-Holland. Interfacultaire Vakgroep Mi-lieukunde, Rijksuniversiteit Utrecht.

Prins, A.H., 1993. Laagvenen; een verkenning van mogelijkheden voor natuurontwikkeling. NBP-onderzoeksrapport nr. 5, IBN-DLO, Wageningen.

Prins, A.H., T. van der Sluis & G. van Wir-dum, 1994. Mogelijkheden voor brakwaterve-getaties in polder Westzaan. IBN-rapport 075, IBN-DLO, Wageningen.

Reijnders, T., 1959. De Noordhollandse brak-watervenen. Natuur en Landschap, 13e jaar-gang no. 3. Amsterdam.

Wirdum, G. van, 1991. Vegetation and hy-drology of floating rich-fens. Thesis University of Amsterdam. Datawyse, Maastricht.

Wirdum, G. van, A.J. den Held & M. Schmitz, 1992. Terrestrializing fen vegetation in former turbaries in The Netherlands. In: Fens and

Bogs in the Netherlands: Vegetation, History, Nutriënt dynamics and Conservation. (J.TA Verhoeven (red.)): Geobotany 18: 323-360. Wirdum, G. van, 1995. The Regeneration of fens in abandoned peat pits below sea level in the Netherlands. In: Restoration of temperate wedands (B.D. Wheeler, S.C. Shaw, W.J. Fojt. & R A Robertson (red.): 251-272. Wiley.

Summary

Restoration polder Westzaan

Brackish fens are rare in Northwestern Europe. They are characteristic of the province of North Holland (The Netherlands). Over the past decades, their occurrence has rapidly declin-ed due to a desalinization policy. The Dutch government now plans to restore brackish wet-lands in certain polder areas. In this article a method is presented to classify different water-types for restoration of brackish ecosystems. Water chemistry demands were derived from chemical and botanical data. On the basis óf this information, the available sources for water were evaluated. In this particular area, three sources for water (deep groundwater, Noord-zeekanaal, Assendelver and Westzanerpolder) were considered fit for the restoration of brack-ish wetlands.

Dankwoord

Wij danken de Landinrichtingsdienst, en met name W. Kok, B. Wardenier en E. Buys, voor de onderzoeksopdracht en de begeleiding bij de uitvoering. Y. van Maanen (NBLF) en G.J. Baaijens (IKC-NBLF) droegen wezenlijk bij aan de gedachtenvorming. H. Houweling (IBN-DLO) maakte de grondwaterkwaliteits-kaarten. R. van Beek en R Wegman (tekenka-mer IBN-DLO) maakten fig. 1, 2 en 3. en T; van Rossum (IBN-DLO) droeg bij met zijn re-dactionele commentaar.

A.J. den Held, R. van 't Veer, M. Schmitz, J. van Baarsen en W. Bouwman waren behulp-zaam bij het veldwerk en de vorming van het referentiebeeld. Vereniging Natuurmonumen-ten en het Noordhollands Landschap verleen-den toestemming tot het verrichten van onder-zoek in hun terreinen.

T. van der Sluis, A.H. Prins & G. van Wir-dum

Instituut voor Bos- en Natuuronderzoek-DLO Postbus 23

6700 AA Wageningen

Meer informatie is te vinden in het IBNrap-portnr. 075 "Mogelijkheden voor brakwa-tervegetaties in polder Westzaan" (Prins, Van der Sluis & Van Wirdum, 1994).

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Het is een grijze en kille donderdagmiddag in februari wanneer Jan Polak, Bertie Barendregt, Niekus Mons, Rene Kouters en Bert Morssink een fietstocht maken door de

Met een voornamelijk agrarisch gebruik heeft de polder een open karakter, hoewel een aantal kassen de openheid beperken.. op het open gebied is in het verleden al

Als er meer mensen in de polder komen wonen, wat voor type woning past daar bij. Waarom is het wonen in de polder belangrijk

Daarmee wordt aangeduid dat de aanwezigheid van een bepaald habitattype of bepaalde soort in enige mate mag afnemen ten gunste van andere habitattypen of soorten die sterk onder

bestaande bebouwing en verhardingen meestal geen deel uitmaken van het aangewezen gebied (zie verder Nota van toelichting bij het besluit).. tot aanwijzing als

Hoewel de depositie in het gebied overal daalt, wordt de KDW van H4010B Vochtige heide en H7140B Veenmosrietland zowel na de eerste planperiode als na de tweede en derde planperiode

Voor de aanmelding van Habitatrichtlijngebieden zijn de volgende gebieden voor deze soort geselecteerd: Duinen en Lage Land Texel 11 (002), Biesbosch (112), Haringvliet

In het LOP is een aantal plekken aangewezen waar ontwikkelingen mogelijk zouden kunnen zijn. Aan de nieuwe ontwikkelingen zijn strenge voorwaarden verbonden. Zo zijn er enkele