• No results found

„Rostock ist ein Volksaufstand, eine Kampfansage an die Regierung in Bonn“. Rechts-extremistische ontwikkeling in Oost-Duitsland na de hereniging 1990-1993; een comparatieve analyse op nationaal en regionaal niveau.

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "„Rostock ist ein Volksaufstand, eine Kampfansage an die Regierung in Bonn“. Rechts-extremistische ontwikkeling in Oost-Duitsland na de hereniging 1990-1993; een comparatieve analyse op nationaal en regionaal niveau."

Copied!
93
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

1

„Rostock ist ein Volksaufstand, eine Kampfansage an die Regierung in Bonn“.

1

Rechts-extremistische ontwikkeling in Oost-Duitsland na de hereniging

1990-1993; een comparatieve analyse op nationaal en regionaal niveau.

David Rieter (10461817) Telefoonnummer: 0657633184 E-Mail: david.rieter@student.uva.nl

Masterscriptie Geschiedenis, Duitslandstudies Universiteit van Amsterdam

Dagelijks begeleidster UvA: Dr. C. Morina E-Mail: c.morina@uva.nl

Universiteit van Amsterdam/ Friedrich-Schiller-Universität Jena Tweede lezer: Dr. H.J. Jürgens

Universiteit van Amsterdam

18 juli 2018, te Utrecht.

(2)

2

Abstract

In dit onderzoek staat de ontwikkeling van rechts-extremisme en geweld in Oost-Duitsland in de periode van 1990-1993 centraal. In de eerste jaren na de hereniging was er een explosieve stijging van rechts-extreme moorden en geweld in Duitsland. Dit rechtsgemotiveerd geweld kwam relatief het vaakst in Oost-Duitsland voor.

Waar bestond deze geweldsgolf uit? Wat waren de oorzaken en de katalysatoren hiervan in Oost-Duitsland en hoe kwam dit in het medium ‘Der Spiegel’ aan bod?

De groei van rechts-extremisme tijdens de politieke en socio-economische ontwikkeling van Oost-Duitsland na de hereniging staan hier centraal. Het begrip rechts-extremisme wordt uitgelegd en gedemarqueerd. De ontwikkeling van rechts-extremisme in de tijd van de ‘Deutsche Demokratische Republik’ (DDR) wordt onderzocht om te verklaren of haar opkomst voortkwam uit het herenigingsproces of de structuren in de communistische staat reeds aanwezig waren. Tot slot wordt rechts-extremisme in de deelstaat Thüringen belicht ten behoeve van een comparatieve analyse op regionaal en nationaal niveau.

Uit de resultaten komt naar voren dat er ten tijde van de DDR al rechts-extreme structuren en geweld aanwezig waren in het oosten. Echter, de snelle groei en radicaliteit ervan was voornamelijk afhankelijk van het herenigingsproces en de desintegratie van de DDR-staat. Eveneens dankt rechts-extremisme haar groei aan de politieke en socio-economische ontwikkeling in Oost-Duitsland én de publieke opinie omtrent de asielzoekerscrisis die het democratische midden en het politieke bestel naar rechts heeft gedreven. Hier is de rechts-extreme politieke ontwikkeling in Thüringen afwijkend van de rest van Oost-Duitsland en schetst het een goed beeld van regionale ontwikkelingen van rechts-extreme groeperingen.

Uit het onderzoek blijkt dat rechts-extremisme haar groei dankt aan de ontwikkelingen in de DDR, het herenigingsproces en de inmenging van West-Duitse rechts-extremisten in het verenigde Duitsland. Bovenstaande resultaten leveren een belangrijke bijdrage aan het begrip rechts-extremisme, een stroming die heden ten dage nog uiterst gevaarlijk is voor de Duitse democratie.

(3)

3

Dankwoord

Ik wens de lezer plezier toe en hoop dat hij of zij net zo geboeid moge zijn omtrent het onderwerp als het mijzelf heeft gegrepen. Daarbij bedank ik mijn scriptiebegeleidster Dr. C. Morina voor haar geduld, sturing, vertrouwen en hulp zowel bij het stuk als mijn semester aan de Friedrich-Schiller-Universität Jena. Ook zou ik mijn vriendin en ouders willen bedanken voor de steun in het proces. Als laatste wil ik deze scriptie opdragen aan mijn oma, Tiny Rieter-de Wit die ondanks haar eeuwige vertrouwen Rieter-de voltooiing ervan helaas niet meer mee kon maken.

(4)

4

Inhoud

Inleiding ... 6

1.0 Rechts-extremisme of rechts-radicalisme, een veelzijdige definitie. ... 10

1.1 Rechts-extremisme of rechts-radicalisme? ... 10

1.2 Kenmerken rechts-extreem denken. ... 12

1.4 Onderscheid rechts-extremistische groeperingen.... 16

1.5 Conclusie. ... 17

2.0 De DDR als (anti)fascistische staat? ... 18

2.1 Vervolging en bestraffing van rechts-extremistische uitlatingen. ... 19

2.2 Skinheads, Faschos en Rowdytum, opkomst van rechts-extremisme in de DDR. ... 22

2.3 De Zionskirche en de openbaarheid van rechtsextremisme. ... 24

2.4 De hereniging en de vorming van een rechtse oppositie. ... 26

2.5 Xenofobie en antisemitisme in de DDR. ... 28

2.6 Conclusie ... 29

3.0 De hereniging als startschot van de rechts-extremistische ontwikkeling. ... 31

3.1 Rechts-extremistisch geweld na de hereniging. ... 32

Tabel geweld en geweldbereidheid 1990-1995. ... 33

3.2 REP, DVU en NPD, continuïteit van succes, of conjuncturele spookpartijen? ... 36

3.2 a Die Republikaner. ... 36

3.2 b De DVU. ... 38

3.2 c De NPD. ... 40

3.2 Conclusie rechts-extreme partijen. ... 42

3.2 Tabellen: Ontwikkeling ledenaantallen rechts-extreme partijen in Oost-Duitsland. ... 43

3.3 ‘Arbeitsplan Ost’ en de vorming van militante neonazi groeperingen in Oost-Duitsland. 44 3.4 Hoyerswerda en Rostock-Lichtenhagen, racistisch gemotiveerde pogroms, of uitingen van een Oost-Duitse kracht van ontevredenheid? ... 52

3.5a Rechts-extremisme in het medialandschap. ... 56

3.5a Grafiek: fluctuaties van rechts geweld 1991-1997. ... 58

3.5b ‘Der Spiegel’ over rechts-extremisme. ... 59

3.6 Het asieldebat als brandhaard van het democratische midden.... 63

3.6a Duits asielrecht en de stand van zaken in de jaren negentig. ... 63

3.6b Immigranten in Oost-Duitse opiniepeilingen. ... 66

3.6c Mediaberichtgeving over de asielzoekerscrisis. ... 67

Tabel 1. Asielaanvragen Duitsland 1987-1994. ... 69

Tabel 2. Immigratiecijfers ‘Aussiedlers‘ en ‘Spätaussiedler‘ 1986-1993. ... 69

(5)

5

Grafiek 1. Ontwikkeling mediale berichtgeving over asielzoekers en problematisering. ... 70

4.0 Rechts-extremisme in Thüringen, het bruine hart van Duitsland? ... 71

4.1 Thürings rechts-extremisme in de DDR. ... 72

4.2 De hereniging en de vorming van een militant Thürings rechts-extremisme. ... 74

4.3 Politiek rechts-extremisme in Thüringen. ... 76

4.4 Rechts-extreem geweld in Thüringen. ... 78

4.4 Tabel 1. Ontwikkeling rechts en links-extremistisch geweld 1993-1997. ... 78

4.5 Conclusie rechts-extremistische ontwikkeling in Thüringen. ... 80

Conclusie ... 82

(6)

6

Inleiding

“Es schmerzt mich, aber ich will es nicht unerwähnt lassen. Fremdenfeindlichkeit gibt es überall, aber es lässt sich nicht leugnen, dass es uns im Osten leider häufiger begegnet. Gerade wir Ostdeutschen, die wir in lange eingeübter Ohnmacht lebten, blieben anfällig für ein Denken in Schwarz-Weiß-Schemata. Wir lebten in einem Land der strukturellen Rücksichtslosigkeit; alles, was anders war, nicht linientreu war, wurde verdächtigt, denunziert, bekämpft oder ausgegrenzt. Die Kultur der offenen Bürgerdebatte war uns fremd, das Zusammenleben mit Fremden kannten wir fast nicht – auf den Straßen dieser Stadt habe ich gedankenlos und wie selbstverständlich für die wenigen Ausländer, die bei uns arbeiteten, die Bezeichnungen „Fidschis“ und „Kanaker“ gehört – das war ganz „normal“.2

Hoyerswerda, Rostock-Lichtenhagen, Mölln en Solingen zijn individueel relatief kleine Duitse dorpen of steden die voor de gemiddelde Duitser in het algemeen betekenisloos zijn. Als ze echter in een zin gebruikt worden, staan ze voor racistische xenofoben als rechts-extremistische uitlating van ontevredenheid, existentiecrises en gewelddadigheid in het begin van de geschiedenis van het herenigde Duitsland. Geweld dat in de eerste twintig jaar na de val van de muur volgens cijfers van het ‘Bundesamt der Verfassungsschutz’ (BfV) 43 mensen het leven zou kosten, waarvan de meesten buitenlanders. Uit onafhankelijk journalistiek onderzoek van ‘Der Tagesspiegel’ zou deze lijst zelfs 137 slachtoffers moeten tellen.3

Hoewel de hereniging in het dagelijkse discours als een van de grootste gebeurtenissen in de geschiedenis van het naoorlogs Europa beschouwd wordt, was het voor velen in Duitsland zelf een paradoxale gewaarwording. De val van de stalinistische DDR bracht veel euforie en mogelijkheden voor de Oost-Duitse bevolking, maar had voor velen ook een bittere nasmaak. De totale ontmanteling van het politiek-juridische stelsel, het wegvallen van sociale voorzieningen, het ontwaken uit de totalitaire droom van het communisme en de ineenstorting van de Oost-Duitse economie. De hereniging had grote gevolgen voor de leefwereld van de burgers in de DDR die een bijna utopisch beeld hadden en dit vervolgens in de jaren negentig uiteen zagen vallen. Deze klap zette zich tussen 1990-1993 om in manifestaties van geweld, xenofobie, racisme en een nationale oppositie van rechts-extremisme in de nationale politiek en de sociaal-maatschappelijke ruimte. Rechts gemotiveerd geweld dat in 1992 rond 2300 rechts-extreme overtredingen telde en zeventien slachtoffers. Een exorbitant hoog cijfer dat

2 , ‘Rostock-Lichtenhagen: Joachim Gaucks Rede im Wortlauf ‘, Der Tagenspiegel (26 Augustus 2012). Speech van Bondspresident Joachim Gauck twintig jaar na de rellen bij Rostock-Lichtenhagen.

3 Frank Jansen, Johannes Radke, Heidke Kleffner en Toralf Staud, ’Tödlicher Hass. 149 Todesopfer rechter Gewalt‘, Der Tagespiegel (31-05-2012).

(7)

7 sindsdien niet meer is voorgekomen en waarmee rechts-extremistisch geweld in 1992 gewelddadiger dan de Rote Armee Fraktion in haar hoogtijdagen genoemd kan worden.4

Procentueel gezien kwam het meeste van dit rechtsgemotiveerd geweld in Oost-Duitsland voor. Zo zou tussen 1996-1999, 51% van de geweldplegingen in het oosten voortkomen, terwijl hier slechts 21% van de Duitse bevolking woonde. Daarbij zou de ontdekking van de Thüringse rechts-terroristische cel de ‘Nationalsozialistischer Untergrund’ (NSU) in 2011 een Oost-Duits stereotype van regio met grote ‘bruine’ potenties ondersteunen. Deze ontwikkeling roept een aantal vragen op. Waarom is Oost-Duitsland zo vatbaar gebleken voor een algemeen geaccepteerd radicaal gedachtengoed en heeft het zo een rechts-extreme geweldbereidheid? Berust dit stereotype op feiten of op fictie? In welke hoedanigheid zijn de massademonstraties tegenover buitenlanders in Hoyerswerda en Rostock-Lichtenhagen te plaatsen in haar historische context? Is het gekoppeld aan periodieke ontwikkelingen of is er een latent-rechtsextremisme aanwezig in de Oost-Duitse maatschappij, en komt dit voort uit de DDR of is het iets van na de hereniging? In deze masterscriptie zal ik verklaren waar deze rechtse tendens in Oost-Duitsland ten gronde lag zoals de speech van oud-Bondspresident Joachim Gauck impliceert. Wat zijn de ontwikkelingen en oorzaken van de rechts-extremistische hoogconjunctuur in Oost-Duitsland van 1990-1993?

Om deze vraag van het complexe begrip van rechts-extremisme te kunnen beantwoorden zal ik de hoofdvraag periodiek en contextueel ontleden.5

Om de terminologie van het begrip rechts-extremisme te beschrijven, zal ik een beeld schetsen van de groepen en de ideologie die het begrip omschrijft. Om zowel te begrijpen wat rechts-extremisme nou daadwerkelijk betekent, hoe het afgebakend is en wat het criteria voor de benaming rechts-extremisme inhoudt, zal ik dit in het eerste hoofdstuk behandelen.

Na het vastleggen van het basisbegrip van deze scriptie ga ik zoeken naar de mogelijke wortels van het Oost-Duitse rechts-extremisme. Kwam het al voor ten tijden van de antifascistische DDR, en zo ja in wat voor een dimensie, of was het te danken aan het herenigingsproces en de ontwikkelingen na de eenwording? Ik zal dit uiteenzetten in het tweede hoofdstuk om te onderzoeken in wat voor mate rechts-extremisme en xenofobie een rol in de DDR speelden en hoe het zich heeft ontwikkeld in de communistische staat? 6

4 Panayi, Panikos, ´Racial Violence in the New Germany 1990-1993´, Contemporary European History Vol.3.2 (November 1994) 265; Gideon Botsch, Die extreme Rechte in der Bundesrepublik Deutschland 1949 bis heute (Darmstadt 2012) 100-102.

5Gideon Botsch,Die extreme Rechte, 138-140.

6 Toralf Staud en Johannes Radke, Neue Nazi´s. Jenseits der NPD: Populisten, Autonome Nationalisten und der Terror von rechts (Köln 2012) 42.

(8)

8 Na het basisbegrip en haar oorsprong komen we bij het hoofddoel van deze scriptie. Namelijk, de ontwikkeling van rechts-extremisme in de post-herenigingsperiode van Duitsland. In hoeverre verliep de ontwikkeling van zowel geïnstitutionaliseerd als militant rechts-extremisme in Oost-Duitsland, wat waren de katalysatoren van de groei en hoe moeten wij deze ontwikkelingen plaatsen in haar historische context. De focus ligt hierin op het tijdsframe tussen 1990 en eind 1993. Voornamelijk omdat er tussen deze jaartallen een duidelijke groei in 1990 te constateren valt en een daling vanaf 1993 in zowel rechts-extreme geweldplegingen, als de publieke opinie en een veranderende houding vanuit de overheid tegenover het probleem. Hieraan zal ik het derde hoofdstuk wijden om er achter te komen hoe het Oost-Duitse rechts-extremisme zich ontwikkeld heeft na de hereniging, en hoe deze ontwikkelingen zijn te verklaren?

De breedte van deze deelvraag genoodzaakt mij om hem verder op te delen in sub-hoofdstukken. Hierin zal ik de ontwikkeling van rechts-extreme partijen, militante bewegingen, de groei van geweld, de invloed van de asielzoekerscrisis in de publieke opinie en de mediale berichtgeving van ‘Der Spiegel’ over rechts-extremisme onderzoeken om een veelzijdig beeld te kunnen schetsen over de ontwikkeling. Hier gebruik ik als primaire bron de West-Duitse ‘Der Spiegel’ om de mediale beeldvorming van rechts-extremisme in Oost-Duitsland, tussen 1990-1993 te onderzoeken en te kunnen bestuderen in hoeverre het blad onderscheid maakt tussen feiten en fictie in hun berichtgeving.7

Tot slot zal ik mij toeleggen op de deelstaat Thüringen om een comparatief aspect tussen de nationale en regionale mogelijkheden en ontwikkelingen van rechts-extremisme te kunnen maken. Dit hoofdstuk fungeert voornamelijk om aan te tonen wat voor gevaren het met zich meebrengt op regionaal en lokaal niveau. Thüringen is in vergelijking tot de andere Oost-Duitse bondslanden het bondsland met de minste slachtoffers van dodelijk rechts-extreem geweld. Toch wordt Thüringen als deelstaat door velen bestempeld als een broeinest van rechts-extremisme en daar zijn deels gronden voor. Ik zal dit doen in mijn laatste hoofdstuk om te kijken In hoeverre rechts-extremisme zich op regionaal niveau heeft ontwikkeld in Thüringen na de hereniging.8

7 Stöss, Rechtsextremismus im vereinten Deutschland (Berlin 2000) 96-97; Thomas Krumm, ’Entwicklungen politisch motivierter Gewalt im Vergleich der Bundesländer 1996-2013’, Zeitschrift für Vergleichende

Politikwissenschaft Vol.9(1) (2015) 32; Armin Pfahl-Traughber, ´Rechtsextreme Subkulturen, Verbindungen und Divergenzen im westlichen und östlichen Deutschland´, in: Konrad Löw,Terror und Extremismus in Deutschland. Ursachen, Erscheinungsformen Wege zur überwindung (Berlin 1994) 79.

8 Mathias Quent, ´Die Entwicklung der Neonazi-Szene in Thüringen´, in: Heinrich Böll Stiftung, Nazis in Parlementen. Eine bestandaufnahme und kritische analyse aus Thüringen (Berlin 2014) 11; Jens Dwars en Mathias Günther, Das braune Herz Deutschlands. Rechtsextremismus in Thüringen (Jena 2001) 9.

(9)

9 Met deze vier vragen hoop ik een beeld voor de lezer te kunnen schetsen wat voor een rol rechts-extremisme in Duitsland speelde en hoe het zich heeft ontwikkeld. Daarbij duidelijk te maken in hoeverre dit een Oost-Duits fenomeen te noemen valt of eerder een samenkomst van omstandigheden was, daarbij een overzicht en bijdrage te leveren aan het de geschiedkundige perceptie van rechts-extremisme in het Duitsland na de hereniging.

(10)

10

1.0 Rechts-extremisme of rechts-radicalisme, een veelzijdige definitie.

De zoektocht naar een verklaring op de vraag waarom na de Duitse hereniging een deel van de Duitse bevolking het excessieve geweld tegen asielzoekers, immigranten en Rusland Duitsers initieerden, toejuichte of gedoogden, viel voor elke gebeurtenis anders te definiëren. Toch kan er gesteld worden dat geweld in manifestaties is ontstaan uit een discours van rechts-radicaal of extremistisch denken. De vraag die hieruit rijst is: wat voor een gedachtegoed leidt tot deze vormen van xenofobie en etnisch geweld? Heeft het zin om ons slechts te focussen op de tot geweld bereide groeperingen, of is rechts-extremisme en -radicalisme een groter omvattend concept en een gevaarlijkere kwestie in Duitsland in het algemeen?

1.1 Rechts-extremisme of rechts-radicalisme?

Er kan gesteld worden dat veel rechts-extreme groeperingen pleiten voor een volkse eenheid in de vorm van een biologische en etnisch homogene imaged community, een zogeheten ´Volksgemeinschaft´. Toch is de rechtervleugel van het politieke spectrum alles behalve één entiteit, terwijl ze als hoofddoel hebben wel zo’n gedemarqueerde entiteit te creëren. De gehele rechtse ideologie is onmogelijk onder een noemer te vatten en reikt van conservatisme, rechtspopulisme tot neonazisme. Van politieke geïnstitutionaliseerde partijen zoals de ‘Nationaldemokratische Partei Deutschland (NPD) tot ondergrondse netwerken en militante groeperingen zoals de Thüringer Heimatschutz (THS) of de populistische PEGIDA. Allen worden ze aangeduid met de noemer rechts-extremisme of rechts-radicalisme.9

De officiële term die door het ´Bundesamt für Verfassungschutz´(BfV) wordt gehanteerd om deze groeperingen te benoemen is ‘rechts-extremisme’. Het probleem is dat deze benaming alleen betrekking heeft op geïnstitutionaliseerde politieke partijen of verenigingen. De term wordt gebruikt voor politieke partijen die volgens Artikel 21.2/3 van de Duitse grondwet een mogelijk gevaar vormen voor de Duitse democratie en haar grondwet, en deze ook niet erkennen. Mocht dit het geval zijn dan heeft het ‘Bundesverfassungsgericht’ de mogelijkheid de partij te verbieden.10

Op grond van deze wet is het alleen mogelijk om geïnstitutionaliseerde groeperingen aan te pakken of uit te sluiten. In de Duitse geschiedenis zijn er slechts twee partijen verboden wegens hun antidemocratische en autoritaire karakter. Namelijk de ‘Socialistische

9 Gerhard Braunthal, Right-wing Extremism in contemporary Germany (Basingstoke 2009) 4.

10 Botsch, Die extreme Rechte, 1-2; Artikel 21.2 en 21.3, Grundgesetz für die Bundesrepublik Deutschland; Hans-Gerd Jaschke, ‘Streitbare Demokratie‘, (Augustus 2006) artikel te vinden op de website:

(11)

11 Reichspartei’ (SRP) in 1952 en de ‘Kommunistische Partei Deutschlands’ (KPD) in 1956. De rechts-extreme NPD is tweemaal aangeklaagd en voor het ‘Bundesverfassungsgericht’ verschenen. Beide keren is de NPD vrijgesproken door het hooggerechtshof. Niet alleen partijen die antidemocratische waarden steunen konden verboden worden. Verenigingen en organisaties konden op grond van Artikel 9.2 van het Grundgesetz worden verboden. Een praktijk die veel voorkwam vanaf het midden van de jaren negentig.11

Instanties kunnen worden verboden, omdat ze tegen het principe ingaan van wat in Duitsland de ‘streitbare, of Wehrhafte Demokratie’ heet. Dit betekent in essentie dat de overheid en het parlement zich kunnen beroepen op ingrijpende juridische rechten, om daarmee de ‘freiheitlich-demokratische Grundordnung’ ofwel de vrije democratie te beschermen tegen instanties en partijen die zich hier tegen keren en deze willen afschaffen. Deze wetten gelden overigens niet alleen voor rechts-extreme instituten zonder voor extremistische instituten in het algemeen.12

In het geval hierboven wordt de term ‘extremisme’ dus gebruikt om een uiterste demarcatie aan te geven in het geval van partijen of verenigingen. Hierin speelt het begrip extremisme dus als een begrensd begrip voor antidemocratische ideologieën die een gevaar kunnen zijn voor de Duitse burgerlijke vrijheden en de democratie. Toch is de afbakening van dit fenomeen niet mogelijk in een zwartwit schema en blijft er nog veel ruimte over. Dit wordt volgens het Extremismus-model van Richard Stöss het democratische midden genoemd. Tussen het democratische midden en de extremistische uitersten, liggen de onduidelijk afgebakende grijze gebieden van het radicalisme. Een overlappend gebied tussen de norm en haar uitersten.13

Het is in dit rechts-radicalisme waar vaak veel speling en ambivalentie ligt. Dit doordat alles wat binnen deze begrenzing van rechts-radicalisme valt niet verboden kan worden en nog niet als gevaarlijk voor de Duitse staat wordt gezien door het ‘Bundesverfassunggericht’. Doordat de grenzen van radicalisme in relatie tot extremisme niet geheel duidelijk zijn, overlappen beide delen of vloeien zij in elkaar over. Binnen deze zones kunnen de verenigingen of partijen niet verboden worden, temeer, daar zij zich nog aan de in de grondwet geschreven voorschriften houden zoals het model van Stöss hieronder impliceert.

11 Botsch, Die extreme Rechte, 22-27;Braunthal, Right-Wing Extremism, 67-72; Artikel 9, Grundgesetz für die Bundesrepublik Deutschland.

12 Richard Stöss, Rechtsextremismus im Wandel (Berlin 2010) 11-12. 13 Stöss, Rechtsextremismus im Vereinten Deutschlands, 18.

(12)

12

Extremisme-model Richard Stöss.

14

1.2 Kenmerken rechts-extreem denken.

Een van de redenen waarom het begrip rechts-extremisme zo lastig definieerbaar is, is doordat het een diversiteit aan stromingen omschrijft die uiterst verschillend lijken, maar tegelijkertijd toch bepaalde kenmerken delen. Het begrip heeft zowel in rechtsambtelijk, in politiekwetenschappelijk als binnen de sociologie een andere betekenis. Het geldt als een verzamelbegrip van diverse ondemocratische en rechtse instellingen en handelingswijzen.15

Zo kan rechts-extremisme volgens de politicoloog Hans-Gerd Jaschke, vertaald, als volgt het best omschreven worden: ‘’Alle instellingen, acties en gedrag, georganiseerd of niet, die van ras of etnische ongelijkheid van de mens uitgaan en naar een etnische homogeniteit van volkeren verlangen, zijn rechts-extremistisch. Hierbij ontkennen ze het idee van de gelijkheid van de mens en steunen ze een ondergeschiktheid van het individu tegenover de gemeenschap of een natie. Daarbij is het een beweging die de pluriforme democratie wil afschaffen en een totalitaire macht wil vestigen´´.16

Ook Richard Stöss noemt het rechts-extremisme een overkoepelend gedachtegoed met de volgende kenmerken: Ten eerste, het nastreven van een vorm van agressief expansionistisch nationalisme en imperialisme tegenover andere entiteiten. Ten tweede, wijst het alle universele mensenrechten af. Ten derde, is het in essentie voor een een-partij-systeem, dat zich tegen de

14 Stöss, Rechtsextremismus im Wandel, 14 15 Ibidem, 19.

16 Hans-Gerd Jaschke, Rechtsextremismus und Fremdenfeindlichkeit. Begriffe. Positionen. Praxisfelder (Opladen 1994) 31.

(13)

13 volkssoevereiniteit keert. Ten vierde, berust het op een gemeenschappelijke homogeniteit en predikt het voor vormen die lijken op de nationaalsocialistische ´Volksgemeinschaft´. Dit is het sociaal, racistische, etnopluralistische component van de rechts-extreme ideologie. Ze gebruiken het begrip etnopluralisme om een sociale natuurlijke hiërarchie door diversiteit van volkeren te rechtvaardigen. Hierin zou het blanke Germaanse ras een hogere plek in de biologische hiërarchie innemen doordat het een humanistische ‘hochkultur’ zou bezitten.17

Er moet buiten het kenmerkende onderscheid van rechts-extremisme nog een onderscheid gemaakt worden in de mate van manifesteren van deze ideologische kenmerken. Namelijk wat Stöss een rechts-extreme passieve houding of overtuiging, en een actief gedrag noemt. Hierin is het actieve gedrag de mate waarin de houding wordt uitgedragen. Stöss beschrijft dit op de volgende manier: ‘’Men kan zijn rechts-extreme passieve houding in actief gedrag uitdragen door middel van protest, stemgedrag, lidmaatschap van een rechtse organisatie, participatie in evenementen en door zich te uiten door middel van demonstratie en geweld’’.18

Stöss onderscheidt hierin duidelijk de rechtse passieve houding, die zich voornamelijk in individuele sfeer ontwikkelt en een focus legt op de constructie van een eigen rechts wereldbeeld, en het actief uitdragen van deze gedachtes individueel of in een groepsverband. Hiertussen is logischerwijs een wisselwerking. Dat het uitermate lastig is om een specifieke definitie te geven van rechts-extremisme en de manieren van haar manifestatie moge duidelijk zijn. Het is een uitermate heterogeen concept dat zich zowel politiek geïnstitutionaliseerd tentoonspreidt in de vormen van partijen, maar ook verder gaat tot de individuele belevingswereld. Het kenmerkt zich door ondemocratische retoriek die lak heeft aan de mensenrechten en onder specifieke omstandigheden kan intensiveren in grootschalig geweld of provocatie tegenover de Duitse staat. De grootste vraag betreft echter niet zozeer alleen de manifestatie en het denkbeeld van rechts Duitsland, maar voornamelijk de origine of de katalysator die de bevolking aanzet tot deze manier van denken, redeneren en handelen.19

17 Stöss, Rechtsextremismus im Wandel, 19-20; Bernd Wagner, Handbuch Rechtsextremismus. Netzwerke, Parteien, Organisationen, Ideologiezentrum, Medien (Hamburg 1994) 13-16.

18 Stöss, Rechtsextremismus im Wandel, 21. 19 Ibidem, 54-55.

(14)

14

1.3 Oorzaken die bijdragen tot een rechts-extremistische gedachtegoed.

Om rechts-extremisme als beweging te kunnen begrijpen moet er nauwkeurig naar haar oorsprong en ontwikkeling gekeken worden. Wat draagt bij aan de formering van een antidemocratische ideologie en onder welke omstandigheden neemt haar potentieel voor de partijen, of autonome groepen toe. Bernd Wagner stelt in zijn handboek van rechts-extremisme dat de Bondsrepubliek een zeer hoog rechts-radicaal potentieel heeft van rond de 15% van de bevolking. Hoe zij zich uiten ligt volgens hem aan het moment en de context. Hij is van mening dat rechts-extremisme het snelste groeipotentieel heeft aan de hand van politieke, economische en sociale ontwikkelingen in Duitsland. Hij stelt dat de koers van deze ontwikkelingen een snelle radicalisering kan opleveren en zelfs tot een rechts-extreme geweldbereidheid kan leiden. Rechts-extremisme hangt dus uitermate af van een samenspel van de socio-economische, politieke en buitenlandse ontwikkeling van Duitsland. Zo wisten ‘Die Republikaner’ (REP), bij de Europese verkiezingen van 1989 alleen in West-Duitsland een voorheen ongekende rechtse zegen te bewerkstelligen met 7% van de kiezersstemmen. Wagner vergeleek rechts-extremisme hierin met een schaar, die onder de juiste omstandigheden open en dicht kan gaan.20 De vele theorieën over wat mensen naar rechts drijft zijn net zo diffuus als de afbakening van de definitie zelf. De eerste theorie gaat er vanuit dat rechts-extremisme niet per definitie zijn fundament hoeft te vinden in de rechtervleugel van de politiek, maar een creatie is van de omstandigheden waarin de maatschappij verkeert. Hierin is de modernisering en het materialiseren van de maatschappij een grote factor die ervoor zorgt dat grote groepen mensen achterblijven bij de algehele ontwikkeling. Zij kunnen de economische, sociale en psychologische veranderingen niet bijbenen en worden als het ware verliezers van de moderniserende wereld. Hierin keren mensen zich tegen dit proces en zoeken het in conservatisme en vertrouwde traditionele waarden. Het niet kunnen opboksen tegen de socio-economische druk zorgt vooral onder Duitse mannen voor veel frictie, die kan leiden tot rechts-extreme overtuigingen. Dit is vaak gekoppeld aan een gevoel van ontevredenheid tegenover de samenleving waarin zij zichzelf niet gehoord of gerepresenteerd voelen.21

De tweede theorie wijst het idee van verliezers van moderniteit af en stelt dat niet de maatschappelijke ontwikkelingen zorgen voor een rechts-extreem gedachtegoed, maar dat dit altijd aanwezig is. Zij stellen dat rechts-extremisme in alle lagen van de bevolking voorkomt

20 Wagner, Handbuch Rechtsextremismus, 16-19;Cas Mudde, The ideology of the extreme right (Manchester 2002) 32-33; Europawahl 1989: Werbespot REP, te vinden op:

https://www.youtube.com/watch?v=f6WBQvTRsdI. 21 Braunthal, Right-Wing Extremism, 8.

(15)

15 en niet alleen de werklozen, armen of verliezers van de moderniteit zijn. In deze theorie wordt er voornamelijk vanuit een sociaalpsychologische invalshoek gekeken naar het mogelijk ontstaat van een autoritair karakter. In deze theorie wordt er de nadruk gelegd op de attractiviteit van het autoritaire karakter en van de autoritaire gedisciplineerde masculiene ideologie. Een drang die onder anderen lijkt voort te komen uit de desintegratie van familiebanden en het verliezen van een duidelijke plek in de gemeenschap.22

Ten derde, de dreiging tot het verliezen van privileges. De mogelijke concurrentie met anderen, regionaal of etnisch gebonden, om hun eigen verworven maatschappelijke privileges. Deze theorie zou kunnen worden toegeschreven aan de vooruitgang van de economische sector, waarin er vaak een ongelijke verdeling is van ontwikkeling en welvaart. Hierin zorgt de constante opkomst en verandering van arbeidssectoren binnen de Duitse economie voor frictie. Voornamelijk binnen de primaire en secundaire sector nemen goede toekomstperspectieven af en ontstaat er veel onzekerheid over de toekomst en arbeidsplaatsen in de globaliserende wereld. Hierdoor ontstaat er een bepaald demarcatieproces onder veel Duitsers, over wie wel en wie geen recht heeft om van deze welvaartprivileges gebruik te mogen maken. Dit gaat vaak samen met een etnisch nationalistische component, waarin de gedupeerden zich superieur voelen in vergelijking met diegenen waar zij mee concurreren. In mijn ogen een soort paradox waarin zij zichzelf slachtoffer voelen van een concurrerende ellenboogmentaliteit, maar deze op basis van hun afkomst voor anderen zelf in stand willen houden.23

Ten vierde, de individualisering van de maatschappij en het verdwijnen van de duidelijke kiezersklasse, zorgen in Duitsland voor een politieke identiteitscrisis bij velen. De flexibele stem van de kiezer wordt constant beïnvloed door een politiek machtsconflict, dat nauw gevolgd en vervormd wordt door de media. De traditionele volkspartijen, CDU/CSU en de SPD, verliezen steeds meer grond en maken plaats voor een polarisatie van de politiek waarin extreme partijen met een duidelijk collectief partijbeeld indruk kunnen maken op de geïndividualiseerde maatschappij. Hierin is het plooibare midden de ideale groep, om veel ontevreden kiezers te vinden voor rechtse partijen die alternatieven schijnen te bieden, in plaats van de ‘traditionele partijen’.24

De oorzaken die tot stijging van rechts-extreem denken leiden, zijn zeer divers maar hebben een factor gemeen. Ze drijven voort op de korte termijn ontwikkeling van Duitsland. Ze komen voort uit een ontevredenheid over de gang van zaken die zich op dat moment

22 Ibidem, 7; Stöss, Rechtsextremismus im Wandel, 47-48. 23 Ibidem,49-51; Braunhtal, Right-Wing Extremism, 10-11. 24 Stöss, Rechtsextremismus im Wandel, 51-52.

(16)

16 presenteert. Doordat veel van deze kiezers uit het constant verschuivende midden afkomstig zijn, betekent dit ook dat de ontwikkeling ook andersom voorkomt. Voor zowel de rechtse partijen als een algemeen rechts denkkader geldt, dat beiden zich als een conjuncturele golf vertonen in specifieke tijden. Uiteraard zal er altijd een harde kern van extreem-rechtse stemmers zijn, toch laten de meesten zich beinvloeden in de actuele gang van zaken.

1.4 Onderscheid rechts-extremistische groeperingen.

De meest voorkomende rechts-extremistische groeperingen in Duitsland zijn volgens politicoloog Armin Pfahl-Traugber onder te verdelen in de volgende sub-soorten:

- Antidemocratisch Conservatisme: Dit zijn groeperingen die na 1945 conservatief zijn gebleven en een democratische staat afzweren wegens een antipluralistische houding tegenover de politiek en de maatschappij. Deze houding zou het meeste terug te vinden zijn in de REP.25

- Traditioneel Duits Nationalisme: Dit zijn partijen en groeperingen die een vorm van volks

nationalisme uiten. Ze staan volgens Pfahl-Traugber in de traditie van de Deutsche Nationale Volkspartei. Zowel de NPD als de ‘Deutsche Volksunion’ (DVU) hebben aspecten van deze nationaal conservatieve stroming, alleen hebben zij daarnaast ook connecties met wat toegeschreven zou kunnen worden aan het Nationaal Socialisme. Zo heeft het Traditioneel Duits Nationalisme een zeer antikapitalistische houding.26

- Die Neue Rechte: Dit is een stroming die in 1972 is gevormd als een intellectuele rechtse tegenhanger tegen de achtenzestigerbeweging. Ze scheiden zich hierin duidelijk af van het nationaalsocialistische verleden en proberen een nieuwe rechts-conservatieve retoriek te creëren. Dit zijn voornamelijk intellectuele kringen die zich van de geordende rechtse politieke partijen afschermen en zich eerder bezighouden met wat men de ´conservatieve revolutie´ noemt uit de Weimarrepubliek. Een goed voorbeeld hiervan was het zogeheten ‘Thüle Seminar’ die in West-Duitsland van de jaren tachtig was opgericht. Met als doel een modernisering en herleving van het rechts-extremisme, terwijl zij afstand deden van het neonazisme en de ideeën daarvan als verouderd zagen.27

25 Pfahl-Traughber, ’Rechtsextreme Subkulturen’, 73-74. 26 Ibidem, 74-75.

27 Botsch, Die extreme Rechte, 69-71; Norbert Frei, ‘College:Die Neue Rechte und die Auschwitz-Lüge‘, Rechtsradikalismus in Deutschland und Europa seit 1945 (9-5-2017 Jena).

(17)

17 - Neonazisme: De groeperingen die zich spiegelen aan de historische nationaalsocialistische ideologie. Met als duidelijk doel, de wederopstanding van de geest van de NSDAP en de creatie van een vierde rijk volgens de ideologie van het nationaalsocialisme.28

1.5 Conclusie.

In deze scriptie zal ik het begrip rechts-extremisme gebruiken voor alles wat zich rechts van het conservatisme van de CDU/CSU afspeelt. Hierin betrek ik dus ook het grijze gebied wat velen eerder zouden kwalificeren onder rechts-radicalisme. Ik doe dit simpelweg om twee redenen, ten eerste voor de leesbaarheid, waarin ik niet elke keer hoef uit te weiden of dit de ene keer als rechts-extremistisch gezien moet worden en de andere keer als rechts-radicaal. Daarbij komt ten tweede, dat zoals ik hierboven al heb geconstateerd, beide begrippen uitermate in elkaar overlopen en dat radicalisme onder omstandigheden snel kan omslaan in extremisme en daarmee als het waren een voorpost is.

In deze scriptie moet de lezer zich rekenschap geven van het feit dat rechts-extremisme gedijt en groeit uit het democratische midden. Een democratisch midden wat relatief vaak al componenten in zich heeft wat wij hierboven toeschrijven aan rechts-extremisme. Hierin moet niet uit het oog verloren worden dat concepten als racisme, chauvinisme en nationalisme niet alleen zijn weggelegd voor de extreme kant van het rechter politieke spectrum, maar al aanwezig zijn in het democratische midden van de Duitse staat. Daarbij wel stellende dat rechts-extremisme, in wat voor een vorm ook, niet gerelativeerd of als slachtoffer van maatschappelijke ontwikkelingen gezien mag worden.

(18)

18

2.0 De DDR als (anti)fascistische staat?

“Die Deutsche Demokratische Republik hat getreu den Interessen des Volkes und den internationalen Verpflichtungen auf ihrem Gebiet den deutschen Militarismus und Nazismus ausgerottet.“29

De oprichting van de ´Deutsche Demokratische Republik´(DDR) op 7 oktober 1949 creëerde voor de Oost-Duitse ´Socialistische Einheitspartei Deutschslands´,(SED) een mogelijkheid in de Duitse geschiedenis, namelijk de vorming van een communistische staat. Hierin werd het nationaalsocialistische verleden niet behandeld als een breuk, maar als een teleologische continuïteit in de Duitse geschiedenis. Als een overwonnen systeem op weg naar een sterkere communistische heilstaat en de vorming van een klasseloze maatschappij. Om deze pure stalinistische staat te bewerkstelligen moest het nazisme zoals de quote hierboven impliceert, door middel van denazificatie, worden uitgeroeid.30

Tussen 1945-1948 werden alle overheidsinstanties gezuiverd van mogelijke partijleden van de NSDAP of andere nationaalsocialistische organen, zoals afgesproken door de geallieerden tijdens de conferentie van Potsdam in 1945. Ondanks de grootschalige zuivering van de bezettingszone van de Sovjetunie kan er gesteld worden dat een consequente denazificatie achterwege bleef. De denazificatiepolitiek bleef voornamelijk een instrument voor de nationalisatie van de grootindustrie, de onteigening van grote landerijen en de herstructurering van de heersende elite, volgens stalinistisch model. Oftewel het naar zich toetrekken van alle macht en productiemogelijkheden door de SED. Het was een fundering en legitimering van haar staatsideologie, en borduurde voort op een mythevorming van de gronding van de Oost-Duitse staat; de antifascistische opstand.31

De antifascistische opstand stelde dat de Oost-Duitse antifascisten zichzelf hadden ontdaan van het nationaalsocialisme. Door het heroïseren van de strijd van het rode leger en het interne verzet der antifascisten namen zij afstand van zowel het nationaalsocialisme als haar erfenis. Door dit standpunt impliceerden zij dat er na de denazificatie geen enkele vorm van nazisme in de staat aanwezig was en stelden zij dat de West-Duitse staat de erfenis van de NSDAP meedroeg. Hierbij nam de SED geen enkele verantwoordelijkheid voor het Joodse leed

29 Gerd Joachim Sieger, Verfassung der DDR. Text, Einführung, Kommentar, Hinweise auf das Grundgesetz (München 1986) 48-51.

30 Ralf Thomas Baus, ‘Die „Antifaschistisch-Demokratische Umwälzung“ in der Sowjetisch besetzten Zone 1945-1949‘, in: Konrad Adenauer Stiftung, Der Antifaschismus als Staatsdoktrin der DDR (Berlin 2009) 18-25.

31 Marcel Boldorf, ’Brüche oder Kontinuitäten? Von der Entnazifizierung zur Stalinisierung in der SBZ/DDR 1945-1952’, Historische Zeitschrift 289(2) (2009) 296-297 en 310-311; Baus, ‘Die „Antifaschistisch-Demokratische Umwälzung“‘, 24-27.

(19)

19 en heeft de Holocaust een ondergeschikte plaats in de geschiedenis van de DDR gekregen. Dit in tegenstelling tot de ‘Vergangenheitsbewältigung’ in het westen.32

Na de vermeende uitroeiing van het nationaalsocialisme in de Oost-Duitse bezettingszone in 1948, probeerde de SED steeds meer oud-NSDAP partijleden en soldaten van de ‘Wehrmacht’ te integreren in de maatschappij. Dit omdat de zuivering van alle ambten een gestructureerde wederopbouw bemoeilijkte en de loyaliteit van de Duitse bevolking in de oplopende koude oorlog voorrang kreeg boven het beladen verleden. Hierom werd in augustus 1948 de ´Nationaldemokratische Partei Deutschlands´, (NDPD) opgericht. Deze partij moest oud NSDAP partijleden en Wehrmacht soldaten integreren in het politieke systeem van de SED en als een brug functioneren om ze wederom in dienst te stellen van de staat, in een vorm van socialistisch patriotisme. De NDPD zou in 1953 op haar hoogtepunt tweehonderddertigduizend leden omvatten.33

Ondanks dat Artikel 6.1 van de grondwet van de DDR hierboven impliceerde dat het nazisme met de wortel en al was uitgeroeid, was dat niet het geval. De antifascistische mythe van de DDR stelde haar in staat een totale zuivering van alle posities van macht te bewerkstelligen en een legitimatie te geven voor haar politiek door middel van haar vermeende identiteit. Daarbij negeerde of bagatelliseerde de SED de aanwezigheid van rechts-extremistisch of neofascistische tendensen, ter rechtvaardiging van hun eigen machtpositie en verbreiding van het socialisme.

2.1 Vervolging en bestraffing van rechts-extremistische uitlatingen.

Waar het in de jaren vijftig en zestig in de BRD mogelijk was rechts-extreme partijen op te richten en er veel meer ruimte werd gegeven aan rechts-extreme uitgeverijen zoals ‘’Plesse Verlag’’ om nationaalsocialistische nostalgie te voeden, was dit in de DDR niet het geval. De totale staatscontrole in Oost-Duitsland hield in dat rechts-extremisme in institutionele of organisatorische vorm op geen enkele manier mogelijk was. Ondanks uitsluiting van organisatie bestond het wel degelijk in de stalinistische staat. Dit kwam in het era Honecker steeds meer naar voren.34

32 Konrad Adenauer Stiftung, ‘Mythos: Die DDR stand für Antifaschismus‘, DDR-Mythos und Wirklichkeit (2017) te vinden op: http://www.kas.de/wf/de/71.6641.

33 Johanna Engelbrecht, Rechtsextremismus bei Ostdeutschen Jugendlichen vor und nach der Wende (Frankfurt Am Main 2008) 36; Gideon Botsch, ´From Skinhead-Subculture to Radical Right Movement: The Development of a ´National Opposition´in East Germany´, Contemporary European History 21.4 (2012) 556-557; Quent, ‘Die Entwickling Der Neonazi-szene‘,8.

(20)

20 De DDR heeft rechts-extreme misdaden in de staat altijd uitgesloten of ontkend. Wettelijk bestond rechts-extremisme niet meer in de DDR tot 1987 en was er in het wetboek van strafrecht van de DDR ook geen bestraffing voor zulke overtredingen. Hierdoor heeft het neofascistische tendensen genegeerd en hun uitingen bestraft als normale criminele overtredingen. Iets wat compleet het tegenovergestelde was van het rechtssysteem in West-Duitsland. De SED stelde dat alle uitlatingen van rechtse aard voortkwamen uit invloed van het westen en dat een ontwikkeling van een autonome rechtse cultuur in de DDR niet mogelijk was. Toegeven aan zulke ontwikkelingen zou de staatsideologie en rechtvaardiging van macht van de SED tegenspreken.35

Ondanks de onverenigbaarheid van rechts-extremisme met de staatsideologie van de DDR, observeerde het ‘Ministerium für Staatssicherheit’, (MfS) in de eerste vier maanden van 1960 140 meldingen met betrekking tot antisemitische of rechts-extremistische propaganda. Zelfs in de ‘Nationale Volksarmee’, (NVA) werden tussen 1960-1985, 2400 gevallen van politiek onaanvaardbare delicten vastgesteld, hiervan werden 730 omschreven als van rechts-extreme aard.36

Overtredingen op zulke gronden werden volgens het wetboek van strafrecht van de DDR afgedaan als ´Rowdytum´. Oftewel, het moedwillig negeren van het socialistische normen en waarden systeem of gewelddadig optreden tegen de staat. Het ´Rowdytum´ werd binnen de Oost-Duitse maatschappij toegeschreven aan asocialen en minderbedeelden die niet functioneerden binnen de samenleving. Voortkomend uit jeugdcriminaliteit, hooliganisme, alcoholmisbruik en westerse propaganda.37

35 Waltraud Arenz, ´Skinheads in der DDR´, in: Dieter Voigt en Lothar Mertens, Minderheiten in und Übersiedler aus der DDR (Berlin 1992) 149-152.

36 Engelbrecht, Rechtsextremismus bei Ostdeutschen, 61; Gordon Charles Ross, The Swastika in Socialism. Right-Wing Extremism in the GDR (Hamburg 2000) 91.

(21)

21 De categorisering van deze rechts georiënteerde misdaden volgens het wetboek van strafrecht van de DDR uit 1986 waren als volgt.

- In het geval van een gewelddadig optreden met racistische, antisemitische of discriminerende aard werd het toegeschreven aan artikel §115 of §116; het opzettelijk verwonden of het toedienen van zwaar letsel.38

- In het geval van het verstoren van de openbare orde of een verstoring van het socialistische gemeenschapsleven, werd dit geschaard onder artikel §215, ´Rowdytum´; Alle vormen van hooliganisme of uitingen niet overeenkomend met de staatsdoctrine, en een vorm van gewelddadig protest en ongehoorzaamheid tonend.39

- In het geval van laster tegen de staat onder artikel §106; het uiten van staatvijandige mening. Of artikel §220; openbare vernedering van de staat.40

- De enige uitzondering om rechts-extremisme in de DDR te bestraffen was volgens artikel §92, ´Faschistische propaganda Völker en Rassenhetze’. Dit artikel stelde dat alle vormen van propaganda van fascistische aard verboden waren. Bij dit artikel werd er door de overheid geïmpliceerd dat de desbetreffende propaganda uit het westen afkomstig was, dan wel door westerse invloeden geïnspireerd was, om de staat intern te ontregelen, dan wel haar imago te schaden. Hierbij het ontstaan van fascisme in eigen land terzijde schuivend.41

Vanuit het wetboek van strafrecht kunnen we concluderen dat er geen maatregelen waren in de DDR om misdrijven vanuit een ideologisch gefundeerd rechts-extremisme tegen te gaan. Of zo, dat het tenminste niet zo genoemd werd. Voor de hereniging met de BRD in 1990 zou het wetboek van strafrecht worden aangepast, om het groeiende rechts-extremistisch geweld en toenemende uitingen van neonazisme tegen te gaan en te bestraffen.42

38 Ministerium der Justiz,Strafgesetzbuch (1986) 48. Artikel 115 en 116 van het wetboek van strafrecht van de DDR volgens een uitgave uit 1986.

39 Ministerium der Justiz, Strafgesetzbuch, 77.Artikel 215 van het wetboek van strafrecht van de DDR. 40Ibidem, 46 en 78. Artikel 106 en 220 van het wetboek van strafrecht van de DDR.

41Ibidem, 44. Artikel 92 van het wetboek van strafrecht van de DDR; Ross, The Swastika,133-136.

42Ibidem, 137;Mike Ulbricht, Volksverhetzung und das Prinzip der Meinungsfreiheit. Strafrechtliche und verfassungsrechtliche Untersuchung des §130 Abs.4 StGB (Dresden 2016) 44-50.

(22)

22

2.2 Skinheads, Faschos en Rowdytum, opkomst van rechts-extremisme in de DDR.

“Wir müssen begreifen, so schmerzlich es auch sein mag: Diese jungen Faschisten sind das Produkt unserer Gesellschaft; es sind unsere Kinder´´43

In de jaren vijftig tot zeventig speelde rechts-extremisme nog geen duidelijke rol in de DDR. Buiten losse incidenten kon er niet gesproken worden van een rechts gefundeerde cultuur of oppositie. Dit veranderde midden jaren zeventig omdat er met het aanstellen van Erich Honecker een liberalisering plaatsvond, gevolgd door toenemende staatsrepressie. Er begonnen nieuwe jeugdculturen te ontstaan die op sommige punten vergeleken zouden kunnen worden met de achtenzestigerbeweging in het westen. Voornamelijk de punkbeweging en in mindere mate de skinheads kwamen op als subculturen in de jaren zeventig van de DDR. De manifestatie van deze jeugdculturen in deze periode was slechts imitatie van het westen. Van een duidelijke oppositiebeweging was er nog geen sprake. Zo werden de skinheads uit deze periode Fashion-Skins genoemd, eerder een statement door kledingdracht, dan oppositie. Van een gestructureerde uniformiteit of ideologische ontwikkeling was nog geen sprake, het gebruik van geweld onderling wel.44

De jaren tachtig vormden de periode waarin de ontwikkelingen van jongerensubculturen een vogelvlucht namen. Door de weigering van de SED onder Honecker om het zelfde pad van liberalisatie van het communisme te volgen, zoals in de Sovjetunie, maar vast te houden aan zijn stalinistische idealen, zorgde dit voor protest vanuit de Oost-Duitse bevolking. Dit protest kwam veelal uit de diverse jeugdgroeperingen die de DDR rijk was. Hierin zouden de skinheads zich ontwikkelen tot een van de gewelddadigste oppositionele groeperingen binnen de DDR en konden er grote groepen geobserveerd worden in Potsdam, Halle, Dresden en Magdeburg.45

In de periode van 1982/1983 disciplineerden de skinheads steeds meer het concept van geweld binnen hun subcultuur. Hiermee gaat het nog niet zozeer om een gefundeerde politieke ideologie maar eerder om het uitoefenen van macht tegenover andere subculturen in de publieke ruimte, voornamelijk tegenover de punkbeweging. Ze creëerden een levensstijl van Rock en Roll, alcohol en hooliganisme. Hierin fungeerden de voetbalclubs van de ‘Oberliga’ als een plek voor samenscholing en boden de mogelijkheid geweld uit te oefenen in een zekere vorm van anonimiteit. Hier waren de eerste vormen van rechts-extremistische manifestaties te horen in de spreekkoren van de clubs FC Union Berlin, BSG Rotation Berlin en de Stasi club BFC

43 Konrad Weiß, ´Die neue alte Gefahr. Junge Faschisten in der DDR´, Samisdat-Zeitschrift Kontext (Berlin 1989) 7.

44 Stöss, Rechtsextremismus im Vereinten, 107; Ross, The Swastika, 71.

(23)

23 Dynamo, die zelfs ‘SS-Totenkopfverbände’ insignis naar wedstrijden droegen. Veel latere grote nazi groeperingen kwamen voort uit de hooliganwereld van de DDR, zoals het Oost-Berlijnse Lichtenberger Front.46

In de periode tussen 1983 en 1987 was het aantal geweldplegingen en misdrijven met een rechts-extreme origine, volgens Oost-Duitse filmregisseur en afgevaardigde voor Bündnis 90 in de ‘’Volkskammer‘‘ Konrad Weiss, vervijfvoudigd. In dit tijdsframe ontwikkelden de skinheads zich als de dominante jeugdsubcultuur in de DDR. Daarbij ontstond er rond 1985 steeds meer de drang om een ideologisch gefundeerde identiteit te creëren. Ten eerste door ritualisering van geweld als voornaamste afzetmechanisme tegen de staat en als dominerende rol ten opzichte van andere subculturen. Ten tweede, ontwikkelden veel skinhead groeperingen een idee van superioriteit van sommigen op basis van biologische afkomst. Ze incorporeren steeds meer een etnopluralistisch wereldbeeld als rechtvaardiging van hun handelen. Deze sterker gepolitiseerde skinheads werden Oi Skins of S.H.A.R.P. Skins genoemd.47

De ontplooiing van een uitgekiende identiteit in 1985-86 zorgde tegelijkertijd voor de vorming van een distinctiever vijandbeeld. Hieronder vielen: verdragsarbeiders, homoseksuelen, punkers, gothic’s en NVA soldaten. Dit ging gepaard met een stijging van skinheadcliques in steden zoals Görlitz, Könings Wusterhausen, Weimar, Gera en Bautzen, waar een toename van rechtse misdrijven geconstateerd kon worden. Lokale formaties van skinheads waren hierin de voorlopers van ‘Freie Kameradschaften’. De toename en groei van geweld onder skinheads en andere groepen was te wijten aan de verslechterde economische situatie in de DDR. Daarbij weigerde de DDR mee te gaan in Gorbatsjovs ‘Glasnost’ en ‘Perestrojka’ en holde de staat economisch verder uit. Hierin is de groei van rechts-extreme groeperingen geen uitzonderlijke ontwikkeling in de jaren tachtig, maar maakte deel uit van een grootschalige groei van diverse bewegingen, zoals de vredesbeweging.48

Vanaf 1986 ontstond er binnen de skinhead subcultuur een grote afsplitsing, ‘Faschos´ genaamd. De ´Faschos´ ontwikkelden zich als eerste georganiseerde neonazistische structuren. Zij bestudeerden fascistische literatuur en hingen een duidelijke neonazistische ideologie aan. Veel leden kregen scholing van oud nazi’s en poogden contacten met West-Duitse groeperingen aan te knopen. De ‘Faschos’ hadden veel meer een gepolitiseerde groepsidentiteit, dan de vele cliques skinheads. Hun geweldplegingen waren ideologisch onderbouwd en gestructureerd.

46 Wagner,Handbuch Rechtsextremismus, 185 en 187; Ross, The Swastika, 74-75; Siegler, Auferstanden aus Ruinen, 68; David Begrich, ‘ Rechtsextremismus in der DDR; Ursachen und Kontinuitäten‘, in: Miteinander e.V. Arbeitsstelle Rechtsextremismus, Vortrag von David Begrich zur Tagung „Umstrittene Kontinuitäten‘‘, 7-9. 47 Wagner, Handbuch Rechtsextremismus, 186-188; Weiß, ’Die neue alte Gefahr’, 2.

(24)

24 Samenwerking met andere neofascistische groepen was voor hen cruciaal. ‘Faschos’ verwierpen zowel het Oost, als het West-Duitse systeem en streefde naar een wederopstanding van het Duitse rijk volgens de grenzen van 1937. Hierin stond het Lichtenberger Front centraal voor de ontplooiing van ‘Fascho’ cultuur in Berlijn.49

Waar er comparatief gesteld kan worden dat veel skinheads nog onder invloed vanuit het westen zijn ontstaan in kledingdracht en cultuur, oorspronkelijk uit Engeland, gaat dit voor de ´Faschos´ niet zozeer op. Zij zijn het resultaat van een ontwikkelde jeugdcultuur die is ontstaan onder toenemende dwang van het DDR regime. De ‘Faschos’ zouden na de hereniging de harde kern vormen van de nieuw ontstane rechtse partijstructuren en ‘Kameradschaften’ in Oost-Duitsland. Daarbij associeerden zij zich met het traditionele nazisme. Zoals een groep ‘Faschos’ uit Potsdam, de Führers genaamd, die bij rechts-extreme aangelegenheden als bruinhemden gekleed kwamen.50

2.3 De Zionskirche en de openbaarheid van rechtsextremisme.

Het MfS en de SED classificeerden voor 1987 de diverse groeperingen skinheads, Faschos en hooligans als jeugd criminele groeperingen, genaamd Rowdys, ontstaan door indoctrinatie van Westerse propaganda. Een notie van groeiend rechts-extremisme voortkomend uit eigen staat werd genegeerd. Dit zou veranderen na een gewelddadige manifestatie van een groep Oost-Duitse rechts-extremisten in de nacht van 17 oktober 1987 in de Noord-Berlijnse evangelische kerk, de Zionskirche.51

In deze nacht vond er in de Zionskirche een concert van de West-Berlijnse band ´Element of crime´ plaats. De Zionskirche stond bekend als een verzamelplaats van punkers en andere alternatieve jongeren. Tijdens het concert van de band werd er een gewelddadige inval gedaan door rond de dertig rechts-extremisten die, onder het uiten van fascistische leuzen, de gasten te lijf gingen. Onder hen waren leden van het Lichtenberger Front, hooligans van Berlijnse voetbalclubs en enkele West-Berlijnse neonazi’s. De massaliteit, gewelddadigheid en openbaarheid van de aanval, was op een dergelijke schaal tot dat moment nog niet voorgekomen.52

49 Ibidem, 74;Norman LaPorte, ´Skinheads and Right Extremism in an Anti-fascist State´, in Mike Dennis en Norman LaPorte, State and Minorities in Communist East Germany (New York 2011) 178-179; Botsch, ´From Skinhead-Subculture´, 562.

50 Wagner, Handbuch Rechtsextremismus, 187.

51 Peter Ulrich Weiß, ‘Civil Society from the Underground: The Alternative Antifa Network in the GDR’,Journal of Urban History 2015 Vol.41.4 (2015) 651; Botsch, ’From Skinhead-Subcuture’, 561-562; Sundermeyer, Rechter Terror, 41-43.

(25)

25 De aanval op de Zionskirche kan als omslagpunt gezien worden in de behandeling van extremisme in de DDR. Ten eerste, liet het de staat en de partij zien dat rechts-extremisme een aanwezig en toenemend probleem was. Iets wat hierna door de media, partij en veiligheidsdiensten werd erkend. Jaren ervoor werd er al geklaagd door de evangelische kerk en antifascistische groepen over het groeiende potentieel jongeren met sympathieën voor een rechtse retoriek. Ten tweede, dat zij doelgericht en wel georganiseerd handelden. De aanval was geen toevallige uiting van macht door geweld, maar een georganiseerde inval tegen een specifieke doelgroep. Daarbij stelde de neonazi Ingo Hasselbach dat de actie gericht was op het overbrengen van een boodschap naar de West-Duitse media en de rechts-extremistische scene, doordat de band de boodschap mee zou nemen naar het westen, mocht het in de DDR gecensureerd worden. Ten derde, laat het een continuïteit zien in groeiende rechts-extremistische geweldplegingen in Oost-Duitsland vóór het herenigingsproces. Ten vierde, dat er toenemende contacten tussen rechtse groeperingen uit beide Duitse staten bestond, zelfs met groepen uit Polen en Tsjechoslowakije, en het als één Duits probleem aanschouwd kon worden voor de hereniging.53

Het incident Zionskirche speelde een belangrijke rol in de benadering van de staat van rechts-extremistische structuren in de DDR. Ondanks dat de overheid de politieke aard van de aanval niet wilden toegeven en ze het in de media afschreven als vormen van ´Rowdytum´, werden vanaf nu rechts-extreme groepen uitbundig onderzocht en harder tegen opgetreden. Het MfS zette de departementen ´Haupabteilung IX en XX´, de ‘Transportpolizei’ en de ‘Kriminalpolizei’ in om de campagne tegen rechts-extreme structuren te openen.54

De voornaamste taak van ´Haupabteilung IX en XX´ werd, zoveel mogelijk rechts-extreme groepen in kaart te brengen, te infiltreren en onschadelijk te maken. Ten eerste, door leiders van groeperingen een hoge celstraf te geven, als voorbeeld voor de rest. Ten tweede, door leden over te halen voor de Stasi te werken. Ten derde, door leden het leger in te sturen. Er werd door het MfS pogingen gedaan om de groepering zoveel mogelijk van binnenuit af te breken. Een techniek die voorheen uiterst succesvol was. Zo zouden er tussen 1984 en 1986, 976 staatsgevaarlijke autonome groeperingen worden ontdekt, waarvan er 932 werden ontmanteld.55

De aanslag op de Zionskirche werd de eerste rechtse misdaad die in de Oost-Duitse

53 Ross, The Swastika, 96; Botsch, ´From Skinhead-Subculture´, 558-559 en 561; Arenz, ´Skinheads in der DDR´, 150-151; Weiß, ’Civil Society’, 657.

54 Ross, The Swastika, 130-131; Arenz, ´Skinheads in der DDR´, 142-143; Begrich, ’Rechtsextremismus in der DDR‘,6-7.

(26)

26 media werd behandeld. Mede hierom werden velen die betrokken waren bij de inval zwaar gestraft, als afschrikmechanisme. Het feit dat dit incident in de kranten kwam, weliswaar verkapt onder ‘Rowdytum’, deed niet af aan het feit dat het SED narratief openlijk werd uitgedaagd. Door de publicatie van het essay ‘Die neue alte Gefahr. Junge Faschisten in der DDR’ door Konrad Weiß,’ in het tijdschrift ‘Kontext’ in 1989, werd het rechts-extreme taboe doorbroken. Weiß stelde in zijn artikel dat deze rechts-extremistische jongeren een product waren van de stalinistische samenleving. Geen voortvloeisel van externe westerse beïnvloeding, maar een product van de autoritaire structuren binnenin. Geen kansarme, asociale jongeren maar veelal voorbeeldburgers uit de DDR.56

Deze aanname werd door cijfers van het MfS ondersteund, en zowel de staat als externe groeperingen voelden de noodzaak zich tegen het groeiende rechts-extreme potentieel te richten. Zo werd in 1987 de eerste Anti-Nazi liga opgericht en werden demonstraties georganiseerd door de evangelische kerk en Antifa groepen tegen de toenemende rechts-extreme geweldbereidheid onder de jeugd. Een problematiek die door een documentaire van de ‘Deutsche Film-Aktiengesellschaft’, (DEFA) onder regisseur Roland Steiner in 1989 op het doek werd vastgelegd. De documentaire, genaamd ‘Unsere Kinder’, moest het groeiende neofascisme en de skinhead cultuur in de DDR tentoonspreiden.57

2.4 De hereniging en de vorming van een rechtse oppositie.

Na de aanval op de Zionskirche groeide het aantal rechts-extreme delicten gestaag. Bijvoorbeeld: in maart 1988, de vernieling van tweehonderd grafstenen op een Joodse begraafplaats in de Schönhauser Allee in Prenzlerberg, Berlijn. In mei 1988, het mishandelen en uit de trein gooien van Afrikaanse verdragsarbeiders in Halle en Elsterwerda. De openbaarheid van de misdaad werkte als een katalysator voor een conjuncturele rechtse golf op zichzelf. Ondanks een vervijfvoudiging van het geweld vergeleken met 1981, moet het fenomeen volgens diverse auteurs niet overdreven worden. Er was in 1988 nog geen gestructureerde oppositie en de Stasi telde in oktober 1988, ‘slechts’ 1067 rechts-extremisten in de DDR. Rechts-extremisme expert Bernd Wagner zag echter rond de 5000 actieve extremisten en 10.000 sympathisanten.58

56 Laporte, ´Skinheads and Right Extremism´, 175-176; Walter Friedrich, ´Ist der Rechtsextremismus im Osten ein Produkt der autoritären DDR?´, Politik und Zeitgeschichte 46 (2001)16; Weiß, ´Die neue alte Gefahr´, 1; Staud, Radke ,Neue Nazis, 43.

57 Arenz, ´Skinheads in der DDR´, 150-151; Ross, The Swastika, 144-145 en 150; Weiss, ’Civil Society’, 652; Roland Steiner, Unsere Kinder(1989).

58 Botsch, ´From Skinhead-Subculture’, 559-560; Ross, The Swastika,78 en 93; Weiß, ´Die neue alte Gefahr´, 1; Arenz, ‘Skinheads in der DDR‘, 146.

(27)

27 De toenemende druk op de partij van binnenuit en buitenaf, de opening van de grenzen tussen Oostenrijk en Hongarije en de vreedzame demonstraties in Leipzig, toonden dat de DDR wankelde. Deze periode van toenemende politieke instabiliteit verschafte oppositionele groepen de mogelijkheid zich te ontplooien en uit hun ‘Nischengesellschaft’ te treden. Dit potentieel werd ook in West-Duitsland onder zowel de rechts-extremistische partijen als militante neonazi ´Wehrsportgruppe´ erkend. Zo werden er tijdens de maandagdemonstraties in Leipzig al pamfletten voor de NPD, DVU en de REP uitgedeeld en reisden neonazi´s, zoals oud NPD partijleider Holger Apfel, door de regio om hun zaak te behartigen. De val van de Berlijnse muur op 9 november 1989 kan hier als het summum worden gezien van het wegvallen van de autoriteiten in de DDR.59

In november 1989 werd er door de laatste SED premier Hans Modrow nog een poging gedaan het MfS om te vormen tot een nieuw systeem om grip op de situatie te krijgen. Het MfS werd tot het ‘Ambt für Nationale Sicherheit’ (AfNS) omgevormd. Het AfNS werd na veel burgerprotesten en een bezetting van een van de kantoren in Thüringen opgeheven. In dit toenemende nationalistische discours werd in december 1989 nog een amnestie voor honderden gevangenen verleend, waarvan een groot deel rechts-extremisten waren, zoals Ingo Hasselbach. Het wegvallen van de staatszekerheid, de financiële uitholling van de staat, de val van de muur en Gorbatsjovs oordeel in januari 1990, dat een verenigd Duitsland onvermijdelijk was, betekende de definitieve ineenstorting van de SED. Dit machtsvacuüm zorgde voor een versterking en het uitbouwen van de rechtse scene in de DDR die voorheen niet mogelijk was. Bijvoorbeeld een grootschalige neonazi demonstratie op het Alexanderplatz op 20 april 1990, Hitler’s verjaardag, waarbij ze een in de buurt gelegen café en trefpunt voor Berlijnse homoseksuelen, met honkbalknuppels bestormden. Een daad die voorheen onmogelijk was.60

Op 1 mei 1990, werd de eerste grootschalige rechts-extreme conferentie gehouden in het Thüringse plaatsje Nordhausen. Hier probeerde de bekende West-Duitse neonazi Michael Kühnen met zijn ´Arbeitsplan Ost´ de Oost-Duitse structuren te verbinden met die van zijn organisatie, het ´Gessinnungsgemeinschaft der Neuen Front´(GdNF). Dit om een nationale rechtse organisatie te creëren en tegelijkertijd de aanwezige groepen te enthousiasmeren voor een vorm van ‘Nationalen Widerstandes’. Het GdNF had grote plannen met het oosten, in hun ‘Arbeitsplan Ost’. Met name het uitbouwen van een kaderorganisatie en het organiseren van

59 Frits Boterman, ‘ Inleiding 1B De Duitse eenwording‘, in: Frits Boterman e.a. ed., Van Bonn naar Berlijn. Deel1: Nationale vraagstukken voor het herenigde Duitsland (Amsterdam 1997) 89-90; Sundermeyer, Rechter Terror, 44; Botsch, ‘From Skinhead-Subculture‘, 563-564.

60 Engelbrecht, Rechtsextremismus bei Ostdeutschen, 70; Begrich, ‘ Rechtsextremismus in der DDR‘, 9-10; Boterman, ‘Inleiding 1B De Duitse eenwording‘, 91-92; Sundermeyer, Rechter Terror, 43-44.

(28)

28 paramilitaire trainingen en revisionistische lezingen. 61

De twee belangrijkste rechts-extreme groeperingen die voortkwamen uit het herenigingsproces waren de Deutsche Alternative (DA), op 5 mei 1989, en de Nationale Alternative (NA) op 31 januari 1990. De DA zou een nieuwe rechtse oppositie vormen in de nieuwe bondslanden. De groepering zou in 1989 op initiatief van Michael Kühnen in Hamburg opgericht worden en wist snel banden aan te knopen met rechts-extreme groeperingen in Cottbus, Dresden en Rostock. De Nationale Alternative was een initiatief uit Oost-Berlijn, voortkomend uit het ‘Lichtenberger Front’ en de beweging ’30 Januar’. De NA zou de eerste rechts-extreme partij worden die in het partijregister van de Volkskammer zou staan en bij de vervroegde Volkskammer verkiezingen in maart 1990 verkiesbaar was. Beide groeperingen waren niet relevant in de verkiezingen, toch zouden ze begin jaren negentig een bron van militante extremen in Oost-Duitsland vormen en een voorbeeld zijn voor de rechts-extreme mogelijkheden in het Duitse herenigingsproces en erna.62

2.5 Xenofobie en antisemitisme in de DDR.

De opkomst van rechts-extremisme in de DDR moet in verschillende contexten benaderd worden. Zo was er los van de rechts-extremistische groeperingen een tendens van xenofobie en een algemeen argwaan ten opzichte van buitenlandse arbeiders en niet blanke inwoners in de DDR. Mensen uit communistische broederlanden hadden de mogelijkheid in de DDR te komen werken, of te studeren. Dit waren verdragsarbeiders of gaststudenten uit Polen, Angola, Mozambique, Vietnam, Algerije en Cuba. De geste van communistische solidariteit tegenover deze arbeiders, werd door de SED als propaganda gebruikt. Er was voor de verdragsarbeiders geen enkele mogelijkheid om te integreren in de Oost-Duitse maatschappij. Ze werden afgeschermd en persoonlijk en sociaal geïsoleerd van de Oost-Duitse bevolking. Iets waardoor er vaak een vertekend beeld in staatspropaganda werd gecreëerd van deze buitenlanders, in 1989 slechts 190.000 mensen tellend. De SED stelde daarin dat veel burgers uit omliggende communistische landen louter naar de DDR kwamen, om misbruik te maken van haar welvaart: Polen en Russen die de supermarkten leegkochten, Afrikanen die de Duitse vrouwen zouden lastigvallen etc. De staat droeg door deze propaganda bij aan het construeren van een negatief beeld van de niet Duitse bevolking, terwijl ze stelde dat hun komst naar de

61 Staud, Radke, Neue Nazis, 36-41 en 47-48; ‘‘Rechtsradikale: Besetzen in Ost-Berlin Häuser‘‘ in Der Spiegel 19/1990, 131.

62 Wagner, Handbuch Rechtsextremismus, 81-87 en 121-124; Stöss, Rechtsextremismus im Wandel, 111; Botsch, ‘From Skinhead-Subculture‘, 566-567.

(29)

29 DDR een geste en een voorbeeld was van socialistische solidariteit en de mogelijkheid de opgedane kennis mee te nemen naar het land van herkomst. Dit gold ook voor de half miljoen Russische soldaten en hun gezinnen die woonachtig waren in de DDR. Procentueel waren vooral jongeren kritischer dan ouderen over buitenlanders in de DDR.63

Antisemitisme in de DDR was ook een component die niet alleen toe te schrijven was aan rechts-extreme krachten maar van een alledaags deel van de samenleving, gesteund door de anti-Israëlische houding van de SED. Zo heeft de DDR zich in zijn autoritaire stalinistische retoriek altijd tegen Israël gekeerd. Dit past volledig in haar antifascistische mythe, waarin zij haar verantwoordelijkheid voor de Holocaust afwees en zelfs wapens en geld leverde aan de vijanden van de nieuw gevormde staat Israël. Zo was de DDR eerder voor een deling van Palestina en stond de staat altijd achter de vrijheidsstrijd van de Palestijnen. Deze houding zorgde in de begin jaren vijftig al voor een exodus van rond de twintigduizend joden uit de DDR.64

Vanaf 1988 kan er gesteld worden dat de socialistische solidariteit omsloeg in competitie drang en existentie angst. Oost-Duitse burgers projecteerden hierin de falende DDR economie met de verdragsarbeiders, die mogelijk hun banen innamen. Hierin kreeg de leus ‘Wir sind das Volk’ een etnisch demarquerende betekenis en een versterkende racistische ondertoon in een door de staat ondersteund segregatiebeleid.65

2.6 Conclusie

Als we terugkijken op de rol die rechtsextremisme en neofascistische structuren hebben gespeeld in de DDR en wat voor een ontwikkeling ze gemaakt hebben in een antifascistische staat, kan daar het volgende uit geconcludeerd worden.

Ten eerste, heeft rechts-extremisme zich in de DDR anders ontwikkeld dan in de BRD. Voortkomend als een jeugdig subcultureel verschijnsel uit de stalinistische gemeenschap, en in de laatste tien jaar in vogelvlucht gepolitiseerd tot een oppositionele groepering. Daarmee heeft het een eigen ontwikkeling gemaakt binnen haar ´Nischengeselschaft´ en kan het beschouwd worden als een product van de DDR samenleving. Een autoritaire samenleving waaruit de

63 Botsch, ´From Skinhead-Subculture´, 557; Peggy Piesche, ’Black and German? East German Adolescents before 1989: A Retrospective view of a ‘’Non-Existent Issue’’ in the GDR’, IAICGS Humanities Volume 13 (2002) 40-44; Friedrich, ’Is der Rechtsextremismus’, 19-20 en 23;Ann-Judith Rabenschlag, ’Arbeiten im Bruderland. Arbeitsmigranten in der DDR und ihr Zusammenleben mit der deutschen Bevölkerung‘, in: Deutschland Archiv, (15.9.2016); “Schon nahe am Progrom“, Der Spiegel 14/1990, 98.

64 Konrad Weiß, ‘Antisemitismus und Israelfeindschaft in der DDR. Über ideologische Indoktrination und die Verdrängung von Schuld‘, Die Politische Meinung Ausgabe 442 (2006) 5-7.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In tenminste één opzicht zijn de Nederlandse christendemocraten in 2010 ‘conservatiever’ dan ze in 1977 waren, toen het eerste gezamenlijke verkiezingsprogramma van

Zo nodig zullen wij ons er hard voor maken dat deze kwestie aan het volk wordt voorgelegd in de vorm van een bindend referendum, in de overtuiging dat de Nederlandse burgers zelf

Our transcendental account explains conscious being not in the internal psychical milieu or its outward embeddedness in the body or in the cultural and physical environment, but more

Deze weg van vertwijfeling op weg naar de ‘vollere’ vorm van de mens is erg zwaar, wat mooi door Katrin Pahl wordt uitgedrukt, die een vergelijkbare

De grafiek van f heeft diverse toppen, alle met een positieve x -coördinaat.. Punt B is de derde van

Als de kandidaat bij het differentiëren de kettingregel niet of niet correct heeft toegepast, voor deze vraag maximaal 3 scorepunten toekennen. Vraag Antwoord

Een links-extremistische groepering is een groep of collectiviteit bestaande uit minimaal twee personen die zichzelf als links identificeert of door anderen als dusdanig

In this study, we evaluated the drug-like properties (in vitro microsomal stability, microsomal/plasma protein binding, kinetic solubility, lipophilicity, and passive permeability)