• No results found

'Jahre der Entmutigung und des Mutschöpfens'. Het Hoge Commissariaat van André François-Poncet, diplomaat tussen Frankrijk en Duitsland

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "'Jahre der Entmutigung und des Mutschöpfens'. Het Hoge Commissariaat van André François-Poncet, diplomaat tussen Frankrijk en Duitsland"

Copied!
78
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

‘Jahre der Entmutigung und des

Mutschöpfens’

Het Hoge Commissariaat van André François-Poncet,

diplomaat tussen Frankrijk en Duitsland

Ruben Homan 10422544

Masterscriptie Geschiedenis Begeleider: Willem Melching Tweede lezer: Moritz Föllmer 23 augustus 2018

(2)

‘Noch etwas sehr wichtiges gehört für die Jugend aller Länder zur

Allgemeinbildung. Sie muß sich mit Geschichte, vor allem mit Zeitgeschichte

befassen.’ – André François-Poncet

‘It is therefore of paramount importance to tackle

(3)

Inhoudsopgave

Inleiding 1

1. Aantrekking en afstoting: André François-Poncet en Duitsland, 1887-1949 8

2. Geboorte van een ‘Notgebilde’: van capitulatie naar Bondsrepubliek, 1945-1949 24 3. ‘Een taak van controle’: André François-Poncet als Hoge Commissaris, 1949-1955 35 4. ‘Der große alte Mann’: André François-Poncet en Duitsland na 1955 59

Conclusie 67

(4)

1

Inleiding

Een oude Fransman in een nieuw Duitsland

Tussen 1870 en 1945 marcheerden Duitse troepen tot drie keer toe Frankrijk binnen, de laatste twee keer gevolgd door een intocht van Franse militairen in Duitsland. In de tussenliggende jaren wisselden momenten van ontspanning en conflict elkaar af, maar steeds escaleerden de politieke confrontaties opnieuw tot oorlog. Het ‘Duitse probleem’ – de ‘halbe Hegemon’ die veel sterker was dan zijn Europese buren maar te zwak om het continent te domineren – leek in 1945 niet op te lossen zonder Bismarcks staat op te heffen en permanent in een ondergeschikte positie te duwen.1 Maar tien jaar na de laatste, definitieve nederlaag van het Duitse expansionisme was de West-Duitse opvolgerstaat een volwaardig lid van Europa en het bredere Westerse, liberaal-democratische blok. En in het hart hiervan stond de samenwerking met Frankrijk. Het was een ongekende omwenteling.

Het hoe en waarom van de Frans-Duitse verzoening na de Tweede Wereldoorlog behoort tot de best onderzochte onderwerpen in de historiografie van de Europese twintigste eeuw. Dat heeft – naast het bijzondere karakter van deze ontwikkeling – te maken met het feit dat Duitsland en de Frans-Duitse relatie centraal staan in twee grote historische onderzoeksvelden: de Koude Oorlog en de geschiedenis van Europese integratie. Grofweg wordt in de literatuur vanuit het integratieperspectief nadruk gelegd op de agency van de Europese persoonlijkheden en staten – Frankrijk en Duitsland voorop – bij het zetten van de eerste stappen naar economische en politieke samenwerking.2 De Frans-Duitse toenadering is in deze opvatting vooral een functie van economische noodzaak en Frans initiatief om het ‘Duitse probleem’ vreedzaam op te lossen. De literatuur van specialisten in de Koude Oorlog richt zich daarentegen meer op de rol van de

1 Gregor Schöllgen, Deutsche Außenpolitik. Von 1815 bis 1945 (München 2013) 32-35.

2 In deze categorie vallen bijvoorbeeld: John R. Gillingham, Coal, steel, and the rebirth of Europe, 1945-1955. The

Germans and French from Ruhr conflict to economic community (Cambridge 1991); Frank Roy Willis, France, Germany and the new Europe, 1945-1967 (Londen etc. 1968); Rolf Steininger e.a. ed., Die doppelte Eindämmung. Europäische Sicherheit und deutsche Frage in den Fünfzigern (München 1993); Desmond Dinan, Europe recast. A history of the European Union (Basingstoke 2014).

(5)

2

VS en de dreiging van de Sovjet-Unie.3 De verbeterde relatie tussen de oude vijanden was, vanuit dit perspectief gezien, meer het resultaat van externe druk dan interne dynamiek.4

Een nieuwe bijdrage leveren aan deze omvangrijke historiografie is niet eenvoudig. De geschiedschrijving over een bepaald onderwerp is vanzelfsprekend nooit ‘af’, maar als er geen nieuwe bronnen worden aangeboord wordt de wetenschappelijke discussie steeds meer

gedomineerd door verschillen van interpretatie in plaats van door nieuw onderzoek. Daarom wordt in deze scriptie een nieuwe invalshoek belicht in het thema Frans-Duitse betrekkingen, die nog niet eerder object is geweest van een zelfstandig onderzoek: de betekenis van het optreden van André François-Poncet (1887-1978), Frans diplomaat én een van de voornaamste

Duitslandkenners ten westen van de Rijn. Maar voordat we verder in kunnen gaan op deze man en zijn leven en denken, is het eerst nodig uit te leggen hoe het zo kwam dat hij een rol kon spelen in de Frans-Duitse toenadering.

Van wantrouwen naar verzoening

23 mei 1949 was een nieuw begin voor Duitsland. In Bonn werden door Duitse gezagdragers en vertegenwoordigers van de Verenigde Staten, het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk de papieren ondertekend waarmee een West-Duitse staat werd opgericht. Na de totale ineenstorting van het oude systeem in 1945 symboliseerde deze stap het herstel van Duits gezag over Duitsland. Maar voor een deel was dit schijn. Niet alleen was de Bondsrepubliek van Bonn slechts een westelijke rompstaat van het Rijk van Bismarck, maar ook waren de nieuwe democratische instituties van West-Duitsland niet soeverein: de westelijke Geallieerden hielden het laatste woord. In de praktijk betekende dit dat elke beslissing van parlement en regering van de nieuwe

Bondsrepubliek zou moeten worden goedgekeurd door een Hoge Commissie, bestaande uit één vertegenwoordiger van elk van de drie Westerse machten. Deze drie Commissarissen zouden de ondergeschiktheid van het nieuwe Duitsland bovendien zichtbaar maken door hun kantoor in te

3 Zie voor dit perspectief bijvoorbeeld: Marc Trachtenberg, A constructed peace. The making of the European

settlement 1963 (Princeton 1999); Irvin M. Wall, The United States and the making of postwar France, 1945-1954 (New York etc. 1991); David Reynolds ed., The origins of the Cold War in Europe. International perspectives

(New Haven en Londen 1994).

4 Clemens Wurm, ‘Early European integration as a research field. Perspectives, debates, problems’ in Clemens A.

Wurm ed., Western Europe and Germany. The beginnings of European integration, 1945-1960 (Oxford etc. 1995) 9-26, in het bijzonder aldaar 11-16.

(6)

3

richten op de Petersberg, een heuvel die symbolisch uittorent boven Bonn en het Rijndal. Hoge Commissaris namens Frankrijk werd de gerenommeerde diplomaat André François-Poncet.5

Dit alles betekende niet dat de Duitsers politiek onmondig waren, integendeel. Het

hoofddoel van de regering onder de eerste Bundeskanzler Konrad Adenauer was in de beginjaren van haar bestaan de gestage uitbouw van Duitse soevereiniteit om zo snel mogelijk een einde te maken aan de bezetting. Zodoende besteeg Adenauer regelmatig de Petersberg voor

onderhandelingen met de Hoge Commissarissen over de belangrijkste buitenlandse en

economische kwesties. Zonder hun toestemming kon hij immers niets gedaan krijgen. Bovendien was een van de bepalingen van de beperkte soevereiniteit dat de regering officieel geen

diplomatieke betrekkingen mocht aanknopen. Alle diplomatieke contacten moesten verlopen via de Commissie. In de praktijk had Adenauer wel degelijk informele contacten met het buitenland, maar hij moest het in eerste instantie zien te redden zonder minister(ie) van Buitenlandse Zaken.6 Pas in 1955 zou met de verdragen van Parijs en het vertrek van de Hoge Commissie uit Bonn officieel een einde komen aan de bezetting.7

Ondanks deze ingewikkelde en wantrouwige politieke constellatie werden in deze jaren opmerkelijke successen geboekt op het gebied van de Atlantische en Europese samenwerking, en telkens stond de Bondsrepubliek in het centrum van de aandacht. Toen de bezetting in 1955 werd opgeheven was West-Duitsland lid van de Europese Gemeenschap van Kolen en Staal (EGKS), de West-Europese Unie, de Raad van Europa en de NAVO. Als er in 1949 nog twijfel was geweest of de nieuwe Duitse staat zich wel volledig in het Westerse kamp zou voegen, was die in 1955 verdwenen. Twee jaar later zou het land een van de oprichters van de Europese

Economische Gemeenschap (EEG) worden. En in alle boven genoemde organisaties werd

5 Heinrich August Winkler, Der lange Weg nach Westen, zweite Band. Deutsche Geschichte vom “Dritten Reich”

bis zur Wiedervereinigung (München 2000) 131-138; Helmut Vogt, Wächter der Bonner Republik. Die Alliierten Hohen Kommissare 1949-1955 (Paderborn 2004) 243-250.

6 Ibidem, 142-153; Jürgen Weber ed., Aufbau und Neuorientierung. Die Geschichte der Bundesrepublik 1950-1955

(Landsberg am Lech 1998) 20-29 en 249-254.

7 Officieel bereikte Duitsland pas officieel volledige soevereiniteit toen de geallieerde machten (inclusief de

Sovjet-Unie) afstand deden van hun laatste bezettingsrechten. Dit gebeurde bij de afsluiting van de herenigingsgesprekken in 1990. In de praktijk was de Bondsrepubliek vanaf 1955 soeverein, alleen wat betreft mogelijke hereniging met Oost-Duitsland hielden de Geallieerden het laatste woord.

(7)

4

samengewerkt met de oude aartsvijand Frankrijk. In 1963 ondertekenden beide landen zelfs een vriendschapsakkoord: het Élysée-verdrag. De verzoening was compleet.8

André François-Poncet

Ten tijde van het Elysée-verdrag had François-Poncet zijn diplomatenuniform al lang aan de wilgen gehangen. Maar van 1949 tot 1955 had hij als Hoge Commissaris te Bonn een

sleutelpositie in de betrekkingen tussen Frankrijk en de nieuwe Bondsrepubliek, niet in de laatste plaats omdat hij van alle Franse overheidsdienaren verreweg het vaakst contact had met Konrad Adenauer en een goede persoonlijke relatie met hem onderhield. Bovendien vervulde François-Poncet naast zijn politieke functie ook nog de taken van een ambassadeur en was zodoende voor de Duitse bevolking het zichtbaarste en tastbaarste symbool van Frankrijk. En op zijn minst voor dat deel van zijn functie was hij bij uitstek geschikt. Zijn hele leven had François-Poncet zich verdiept in de Duitse cultuur en literatuur en was hij binnen het Franse overheidsapparaat betrokken bij de beleidsvorming met betrekking tot Duitsland. Al voor de Eerste Wereldoorlog had hij een aantal jaren in Duitsland doorgebracht voor studie. In de jaren 1931-1938 was hij diplomaat geweest in Berlijn en had de val van de Weimarrepubliek en de hoogtijdagen van het nazisme van dichtbij meegemaakt. De laatste jaren van de Tweede Wereldoorlog had hij in Duits gevangenschap in de Alpen doorgebracht. Voordat hij Hoge Commissaris werd, was hij al als speciaal adviseur naar de Franse bezettingszone gehaald ter voorbereiding van de oprichting van de Bondsrepubliek. En nu, op 62-jarige leeftijd, werd hij ‘onderkoning’ van Duitsland.9

Er is tot op heden geen complete wetenschappelijke biografie van François-Poncet verschenen en ook zijn periode als Hoge Commissaris is niet specifiek onderzocht. Dat wil echter niet zeggen dat er de afgelopen decennia helemaal geen onderzoek over hem is gepubliceerd. Zo is François-Poncets Berlijnse periode uitgebreid onderzocht en kritisch

behandeld door Claus Schäfer10, die op zijn beurt schatplichtig is aan Annette Messemer, die het

eerste uitgebreide archiefonderzoek naar zijn politieke en diplomatieke activiteiten in het

8 Zie voor een uitputtend detailonderzoek naar de Frans-Duitse betrekkingen in deze periode Ulrich Lappenküper,

Die deutsch-französischen Beziehungen 1949-1963. Von der „Erbfeindschaft“ zur „Entente élementaire“ (München

2001).

9 Vogt, Wächter, 24 en 27-28.

(8)

5

interbellum heeft verricht.11 Er is eveneens historisch onderzoek gedaan naar de Hoge

Commissie, zoals het werk van Helmut Vogt12, dat handelt over de opbouw en bureaucratische werking van de Commissie als geheel, en het grondige onderzoek van Thomas Schwartz13 over de Amerikaanse Hoge Commissaris John J. McCloy, die het toneel in 1952 weer verliet. Hans-Manfred Bock heeft geschreven over de maandelijkse berichten van François-Poncet naar Parijs, maar gaat vooral in op beeldvorming van Duitsland in de Franse diplomatie en vertelt weinig over de concrete activiteit van François-Poncet.14 Een onderzoek als dat van Schäfer of Schwartz

naar François-Poncet als Hoge Commissaris is echter nooit verschenen. En de man zelf heeft niettegenstaande zijn uitgebreide oeuvre, dat in het eerste hoofdstuk aan de orde komt, ook nooit memoires over deze periode gepubliceerd.

Doelen en structuur

Dit onderzoek doet een eerste aanzet tot het vullen van dit hiaat. Centraal in deze studie staat derhalve André François-Poncet: zijn carrière, denkbeelden, haat-liefdeverhouding met

Duitsland en hoe al deze factoren samenkwamen in zijn functie als Hoge Commissaris in Bonn. Wie was André François-Poncet en waarom had hij een sterke band met Duitsland? Hoe zag zijn politiek gedachtegoed eruit? En welke mentale voorstelling van de Duitse staat, cultuur en bevolking – kortom welk Deutschlandbild15 – vormde hij in de loop van zijn leven? Het is daarnaast belangrijk om de positie van de Hoge Commissaris François-Poncet politieke positie te belichten en te analyseren hoe hij deze in daden omzette. Welke kwesties speelden er in het eerste decennium na de Tweede Wereldoorlog tussen Frankrijk en Duitsland? Op welke manier was François-Poncet bij deze vraagstukken betrokken, welke positie nam hij in en welke invloed oefende hij uit bij het uitwerken hiervan? En welke rol speelde zijn persoonlijke relatie met Konrad Adenauer in dit geheel? Welke activiteiten ondernam hij daarnaast, los van de ‘hoge

11 Annette Messemer, ‘André François-Poncet und Deutschland. Die Jahre zwischen den Kriegen’, Vierteljahrshefte

für Zeitgeschichte 39 (1991) 505-534.

12 Vogt, Wächter, zie noot 5.

13 Thomas Alan Schwartz, America’s Germany. John J. McCloy and the Federal Republic of Germany (Cambridge

1991).

14 Hans-Manfred Bock, ‘Zur Perzeption der frühen Bundesrepublik Deutschland in der französischen Diplomatie.

Die Bonner Monatsberichte des Hochkommissars André François-Poncet 1949 bis 1955’, Francia 15 (1987) 579-658.

(9)

6

politiek’, als vertegenwoordiger van Frankrijk in het nieuwe Duitsland? Dit hele complex aan vragen moet worden behandeld om een historisch oordeel te kunnen vellen over de kleine zes jaar dat François-Poncet het ambt van Hoge Commissaris te Bonn bekleedde.

Het werk van Schäfer en Schwartz dient voor dit onderzoek tot voorbeeld, maar daarbij moet meteen worden opgemerkt dat hier niet gepretendeerd wordt even uitgebreid te werk te gaan als deze historici. Daarvoor moet met name veel extensiever onderzoek worden gedaan in de diplomatieke archieven in Frankrijk, waar de papieren van het Franse Hoge Commissariaat liggen opgeslagen. Voor dusdanig onderzoek ontbraken hier simpelweg de tijd en de middelen. Uiteraard is wel gebruik gemaakt van ander primair bronnenmateriaal, zoals het (omvangrijke) gepubliceerde werk van François-Poncet evenals zijn privépapieren, die worden beheerd door de Archives Nationales.16 Daarnaast passeert ook materiaal uit de (Duitse) diplomatieke archieven de revue. Het gaat hierbij echter om uitgegeven documenten en dus niet om nieuw

archiefonderzoek. Er wordt in dit onderzoek bovendien, in tegenstelling tot Schäfer en

Messemer, ook aandacht geschonken aan de inspanningen van François-Poncet die niet direct verband houden met de politieke kant van de diplomatie. Het gaat hierbij om zijn cultureel-maatschappelijke missie in Duitsland, die hij naast zijn officiële taken als Hoge Commissaris uitvoerde.17

Allereerst wordt in het eerste hoofdstuk dieper ingegaan op de persoon André François-Poncet: zijn levensloop tot 1949 evenals zijn oeuvre en (politieke) denkbeelden. Wie was de man die in 1949 Hoge Commissaris werd en welk Deutschlandbild had hij in de loop der jaren

gevormd? Het tweede hoofdstuk geeft vervolgens een kort overzicht van de internationale politieke situatie tussen de capitulatie van het Derde Rijk en de stichting van de Bondsrepubliek, waarin ‘het Duitse probleem’ een centrale positie innam. De positie van Frankrijk krijgt speciale aandacht: welk beleid voerde het ten opzichte van Duitsland en hoe verhield dit zich tot

standpunten van François-Poncet? Verder wordt in dit hoofdstuk de man geïntroduceerd die zonder twijfel de belangrijkste tegenspeler en gesprekspartner van François-Poncet zou worden tijdens zijn termijn als Hoge Commissaris: Konrad Adenauer.

16 Archives Nationales (locatie Pierrefitte-sur-Seine), fonds André François-Poncet, 462 AP/1-57.

17 Akten zur Auswärtigen Politik der Bundesrepublik Deutschland 1949/50. September 1949 bis Dezember 1950

(München 1997); Hans-Manfred Bock, Les rapports mensuels d’André François-Poncet. Haut-Commissaire

(10)

7

Het derde hoofdstuk vormt het hart van dit onderzoek. Ten eerste wordt de structuur en werking van de Hoge Commissie geschetst en de ideologische verwantschap tussen Adenauer en Poncet in kaart gebracht. Vervolgens wordt het Hoge Commissariaat van François-Poncet geanalyseerd. Aan de hand van drie cruciale diplomatieke kwesties – de moeizame aanloop naar het Schumanplan (1950), de Stalin-nota (1952) en het mislukken van de EDG (1950-1954) – wordt eerst zijn politieke optreden onder de loep genomen, met bijzondere aandacht voor de persoonlijke relatie tussen Adenauer en François-Poncet. Daarna wordt ook de cultureel-maatschappelijke kant van zijn missie belicht op basis van zijn publieke optredens. Het vierde hoofdstuk omvat dan een analyse van François-Poncets denken en werk na zijn tijd in Bonn. Op welke manier was zijn Deutschlandbild veranderd? Met welke activiteiten bouwde hij voort op zijn werk als Hoge Commissaris? En welk beeld van zijn relatie met Adenauer komt naar voren uit hetgeen hij schreef na zijn pensioen? In de conclusie wordt vervolgens op basis van deze hoofdstukken een zo goed mogelijk antwoord geformuleerd op de belangrijkste vragen die hierboven zijn gesteld.

De Frans-Duitse betrekkingen in het eerste decennium na de Tweede Wereldoorlog zijn een immens groot en ingewikkeld thema, dat allerlei onderzoeksvelden omvat. Het is onvermijdelijk dat in het volgende enige details en nuance zullen wegvallen en bepaalde perspectieven niet aan bod zullen komen. Maar door dieper in te gaan op een deelaspect van dit grote onderwerp wordt hopelijk desalniettemin een nieuwe bijdrage geleverd aan de historiografie. En zodoende laat deze scriptie misschien ook zijn licht schijnen over een van de oudste historische vragen: maken personen de geschiedenis of de geschiedenis personen?

(11)

8

1. Aantrekking en afstoting: André François-Poncet en Duitsland, 1887-1949

Jahrhundertzeuge is een mooi Duits woord dat uitdrukt dat een persoon niet alleen een lang

leven heeft geleefd maar ook actief heeft deelgenomen aan de belangrijkste gebeurtenissen van zijn eeuw. Het is daarom niet vreemd dat deze term regelmatig is gebruikt voor André François-Poncet.18 Hij speelde in de eerste zestig jaar van zijn leven verschillende rollen in de grote drama’s van de Europese twintigste eeuw en is onlosmakelijk verbonden met het land dat de grootste schokken veroorzaakte en moest incasseren: Duitsland. Niet alleen nam hij zelf deel aan de politieke ontwikkelingen, hij leverde er ook nog eens regelmatig commentaar op in zijn geschriften.

In dit hoofdstuk wordt François-Poncet geïntroduceerd. Er wordt ingegaan op zijn

karakter, zijn geschreven oeuvre en zijn levensloop tot 1949, het moment dat hij in Bonn aan zijn Hoge Commissariaat begon. Vervolgens worden zijn belangrijkste politieke, culturele en

religieuze kernopvattingen kort gekenschetst en verbonden met zijn concept van Duitsland en het Duitse volk. In één woord: zijn Deutschlandbild. Dit gebeurt zoveel mogelijk op basis van primair bronmateriaal, namelijk François-Poncets geschreven werk. Deze bronnen zijn bij uitstek geschikt om zijn politieke gedachtegoed te analyseren, omdat hij direct commentaar levert op belangrijke politieke ontwikkelingen. Zijn oeuvre is minder geschikt voor het schetsen van een objectief levensoverzicht. Maar aangezien een complete wetenschappelijke biografie nog altijd ontbreekt, is het eigen werk van François-Poncet niettemin vaak de beste bron die voorhanden is, waar mogelijk natuurlijk aangevuld met de biografische literatuur die wel verschenen is, zoals het eerder genoemde werk van Schäfer en een biografische schets van Françoise Berger. 19

Centraal staat hier kortom de persoon André François-Poncet. De bedoeling is niet een uitputtende detailbeschrijving te geven van alle activiteiten die hij in de eerste zestig jaar van zijn leven heeft ondernomen. Die taak wordt overgelaten aan een toekomstige biograaf. Het idee is een beeld te geven van de man die in 1949 als ‘l’ancien ambassadeur’ naar Bonn afreisde om de positie van Hoge Commissaris op zich te nemen. De rode draad daarbij is dezelfde die

onmiskenbaar door het leven van François-Poncet loopt: Duitsland. ‘Duitsland trok mij evenzeer

18 Bijvoorbeeld in de ondertitel van de recente Duitse editie van Carnets d’un captif: André François-Poncet,

Tagebuch eines Gefangenen. Erinnerungen eines Jahrhundertzeugen (Berlijn 2015).

19 Schäfer, Botschafter in Berlin, 25-67; Françoise Berger, ‘André François-Poncet, un acteur de l’histoire

(12)

9

aan als het mij afstootte’, zou hij later zeggen.20 Maar hoe vormden zijn levenservaringen zijn politieke opvattingen en zijn conceptie van Duitsland?

A. ‘Un parcours véritablement atypique’

Homme politique

André François-Poncet werd geboren op 13 juni 1887 in Provins, een dorpje niet ver van Parijs waar zijn vader, Henri François-Poncet, als raadsman werkte bij het Hof van Beroep. Henri spoorde zijn zoon aan zich te verdiepen in de Duitse taal en cultuur, in een poging het land te begrijpen dat Frankrijk in 1870 zo smadelijk en onverwacht had vernederd21. In 1901 stuurde hij de tiener André zelfs naar Offenburg, net over de grens in het wilhelminische Duitsland, om een jaar op het lyceum door te brengen. Deze eerste kennismaking met de Duitse samenleving en cultuur was een vormende ervaring voor de conceptie van Duitsland in het denken van François-Poncet.22 Offenburg bevindt zich in het Rijnland, een grotendeels katholieke regio die onder

direct bestuur stond van het protestantse Pruisen, hetgeen door een deel van de lokale bevolking als een soort buitenlandse overheersing werd gezien. Ook François-Poncet zag de situatie zo. Deze tegenstelling tussen de Kultur van het Duitse hartland en de militaire discipline van Pruisen die hij in het Rijnland voor het eerst ervoer, zou steeds weer terugkomen in zijn denken en schrijven over Duitsland. In de tweede helft van dit hoofdstuk zal deze denkwijze verder worden uitgewerkt.23

Na zijn terugkeer naar Frankrijk bleef François-Poncet zich intensief bezighouden met Duitse taal en cultuur. Tijdens zijn studietijd keerde hij verschillende keren terug naar Duitsland en volgde allerlei vakken over Duitse literatuur aan de universiteiten van München en Berlijn.24 Tijdens de Eerste Wereldoorlog trok hij noodgedwongen ten strijde tegen het land dat hij zo goed had leren kennen. Hij diende als tweede luitenant bij een artillerie-eenheid, waarvoor hij in

20 Geciteerd in Hamburger Abendblatt (1-10-1955), privé-archief François-Poncet, AN 462 AP/30. 21 Messemer, ‘André François-Poncet’, 505.

22 Schäfer, Botschafter in Berlin, 25-27.

23 Berger, ‘François-Poncet’, 108; Messemer, ‘François-Poncet’, 508-509; Pierre Benoit, toespraak bij receptie

François-Poncet in de Academie française op 22 januari 1953, website Académie française, http://www.academie-francaise.fr/reponse-au-discours-de-reception-dandre-francois-poncet (8-6-2018).

(13)

10

1916 het Croix de guerre ontving alvorens hij door het Ministerie van Buitenlandse Zaken van het front werd gehaald en naar Bern gestuurd om van daaruit verslag te doen van de

berichtgeving in de Duitse pers. Na de Duitse overgave fungeerde François-Poncet als tolk bij de conferentie van Versailles – hij sprak inmiddels ‘akzentfrei’ Duits25 – en verbleef hij vervolgens weer enige tijd in het Rijnland waar hij verschillende functies vervulde bij de Franse

bezettingsmacht op het gebied van economie, industrie en persdienst.26 In 1920 was hij inmiddels getrouwd met Jacqueline Dillais, afkomstig uit een ondernemersfamilie in de

staalindustrie. Het paar zou vijf kinderen krijgen en het hele gezin verhuisde altijd mee naar de verschillende plekken waar François-Poncets carrière hem heen voerde.

Eenmaal terug in Frankrijk besloot François-Poncet politiek actief te worden en werd zodoende in 1924 verkozen tot parlementslid namens de republikeinse middenpartij Alliance

Démocratique. In 1928 werd hij zelfs opgenomen in de regering als sous-sécretaire voor de

kunsten. Het was echter vooral de (internationale) economie die hem interesseerde en inderdaad bekleedde François-Poncet ook nog verschillende andere functies bij de overheid die hem in staat stelden bij verschillende internationale economische conferenties aanwezig te zijn. Hoewel hij op dit moment dus in principe nog politicus was, kwam François-Poncet meer en meer terecht in de wereld van de internationale diplomatie. In 1931 kwam er zodoende een abrupt en

definitief einde aan zijn politieke loopbaan, toen hij benoemd werd tot Frans ambassadeur in Berlijn, ondanks het feit dat hij nooit eerder een officiële diplomatieke post had bekleed. Gezien de grote conflicten tussen Frankrijk en Duitsland op financieel-economische gebied – met de Duitse betalingsverplichtingen uit Versailles in het middelpunt – was het logisch iemand aan te stellen die ervaring met deze ingewikkelde kwesties had.27 François-Poncet had precies die ervaring.28

De 15 jaar die volgden was zonder twijfel de roerigste periode in het leven van André François-Poncet. Het is daarom niet verwonderlijk dat hij juist over deze periode veel op schrift heeft vastgelegd. Voordat deze jaren van François-Poncets leven aan bod komen, is het

25 Thomas Gayda, ‘Geleitwort’ bij Tagebuch eines Gefangenen (zie noot 18).

26 Op deze episode wordt in het tweede hoofdstuk verder ingegaan, met name vanwege de contacten tussen

François-Poncet en Konrad Adenauer; Berger, ‘André François-Poncet’; Schäfer, Botschafter in Berlin, 20-21 en 47-48; toespraak Benoit.

27 Zie over dit thema bijvoorbeeld Philipp Heyde, Das Ende der Reparationen. Deutschland, Frankreich und der

Young-Plan 1929-1932 (Paderborn 1998).

(14)

11

verstandig eerst stil te staan bij zijn oeuvre. Wat kunnen we te weten komen over deze man aan de hand van zijn eigen woorden?

Homme de lettres

François-Poncet schreef graag en veel. Vanaf zijn studietijd tot het einde van zijn leven schreef hij naast en soms vanwege zijn officiële functies over allerlei onderwerpen, maar bijna altijd was er een verband te vinden met zijn twee grote intellectuele liefdes: de literatuur en de

internationale politiek. In zijn oeuvre, bestaand uit dertien gepubliceerde boeken en talloze artikelen, keerde François-Poncet steeds terug op deze twee thema’s en verbond ze regelmatig met de rode draad van zijn leven: Duitsland. Zijn schrijfstijl was elegant en af en toe van een bijna literaire kwaliteit. Hij schrijft beeldend en levendig en verluchtigt af en toe de vaak zware onderwerpen met zijn kenmerkende lichte ironie. Hans Manfred-Bock stelt daarom dat François-Poncet ondanks zijn deelname aan de prozaïsche politiek in zijn hart altijd een homme de lettres is gebleven.29 Het is niet vreemd dat zijn werk in Frankrijk goed verkocht en veel ervan later in het Duits werd vertaald.30

Het oeuvre van François-Poncet is divers. Het omvat verhandelingen over literatuur, memoires, politieke beschouwingen, dagboeken en nog veel meer. Voor de doeleinden van dit onderzoek is het literatuur-kritische werk minder relevant. Weliswaar kunnen zijn analyses van de Duitse literatuur wellicht inzicht geven in zijn ideeën over Duitsland en het Duitse volk, maar deze worden al duidelijk genoeg verwoord in zijn andere, politiekere werk. Bovendien is

François-Poncets literatuurkritiek precies dat, namelijk ontleding van personages, stijl en plot van romans en toneelstukken. Behandeling hiervan zou in het kader van dit onderzoek daarom te ver gaan. Veel van zijn andere werk is daarentegen wel direct relevant om de persoon André François-Poncet te doorgronden.

Op verschillende punten in dit onderzoek zal François-Poncets politiek geladen werk aan de orde komen. Dit bestaat, naast een aantal boeken, vooral uit artikelen geschreven voor

verschillende publicaties, hoofdzakelijk de rechts-conservatieve krant Le Figaro. Hoewel François-Poncet ongetwijfeld fascinerend had kunnen schrijven over zijn tijd in Duitsland in de

29 Bock, ‘Die Bonner Monatsberichte’, 581; Messemer, ‘François-Poncet’, 519. 30 Berger, 113-114.

(15)

12

jaren dertig en opnieuw als Hoge Commissaris, was die optie natuurlijk uitgesloten vanwege zijn diplomatieke functie. Uit zijn lange periode als diplomaat zijn daarom geen artikelen terug te vinden. Naast dit journalistieke (beter gezegd: becommentariërende) werk valt slechts een van zijn boeken in de categorie van politiek commentaar: De Versailles á Potsdam uit 1948. Dit boek biedt een overzicht van de internationale politiek in het interbellum, maar gaat nauwelijks in op zijn persoonlijke belevenissen.31

Deze persoonlijke ervaringen komen wel uitgebreid aan bod in de verschillende

memoires die François-Poncet heeft gepubliceerd. Souvenirs d’une ambassade á Berlin, dat in 1946 verscheen, gaat over zijn tijd als ambassadeur in Berlijn in de jaren 1931-1938. De opkomst en consolidatie van het Derde Rijk en de nieuwe oorlogsdreiging die ermee gepaard ging, vormen vanzelfsprekend de rode draad van dit boek.32 De memoires over zijn direct daaropvolgende diplomatieke periode in Rome zijn vooral een beschrijving van interacties met leden van het regime van Mussolini en daarom minder interessant voor dit onderzoek.33 Wel weer relevant zijn de dagboeken van François-Poncets gevangenschap in Duitsland tijdens de Tweede Wereldoorlog, in 1952 uitgegeven als Carnets d’un captif. Oorspronkelijk bedoeld als een ‘literair testament’ als hij zijn gevangenschap niet zou overleven, geven deze dagboeken een gedetailleerd beeld van het dagelijks leven van elitegevangenen in oorlogstijd en welke

uitwerking deze ervaring had op zijn denken.34 Wat François-Poncet meemaakte tussen 1931 en 1945 zou immers beslist van invloed zijn op zijn latere functie als Hoge Commissaris en is daarom belangrijk nu te bespreken.

Der Botschafter

In 1931 werd François-Poncet dus monsieur l’Ambassadeur, een aanspreektitel die hij de rest van zijn leven zou houden en zijn reputatie steeds meer zou definiëren. François-Poncet kwam bekend te staan als diplomaat met ‘Allüren’, een niet geheel positief bedoelde aanduiding. Hij was via zijn vrouw Jacqueline ingetrouwd in een familie van staalmagnaten, hetgeen zoveel

31 André François-Poncet, De Versailles à Potsdam. La France et le problème allemand contemporain, 1919-1945

(Parijs 1948).

32 André François-Poncet, Souvenirs d’une ambassade à Berlin. Septembre 1931-Octobre 1938 (Parijs 1946). 33 André François-Poncet, Au palais Farnèse. Souvenirs d’une ambassade à Rome, 1938-1940 (Parijs 1961). 34 André François-Poncet, Carnets d’un captif (Parijs 1952).

(16)

13

betekende dat hij zich zijn leven lang geen zorgen hoefde te maken over zijn persoonlijke financiën. Dit gaf hem een zekere onafhankelijkheid van de Franse staat die veel andere

beroepsdiplomaten niet hadden, omdat ze voor hun levensonderhoud van de diplomatieke dienst afhankelijk waren. Het betekende echter ook dat hij het risico liep zich verheven te voelen boven zijn collega’s of op zijn minst dit imago te krijgen. Bij een oppervlakkige kennismaking werd dit beeld bevestigd: François-Poncet kon soms arrogant overkomen en met zijn gesoigneerde snor en altijd onberispelijke kostuum met karakteristieke vlinderdas was hij een opvallende

verschijning.

Maar mensen die hem langer meemaakten, maakten ook kennis met zijn scherpe gevoel voor humor dat zich uitte in een permanente stroom van grapjes en spitsvondigheden, niet zelden ten koste van zichzelf. Zijn eruditie op allerlei gebieden en uitstekende talenkennis, die hij regelmatig tentoonspreidde, vormden een goede combinatie met zijn zelfspot. Al met al moet François-Poncet ondanks zijn wat hooghartige uitstraling een prettige gesprekspartner zijn geweest.35 Hij had kortom een ‘buitengewoon talent voor communicatie’, dat hem al snel tot een van de beste en bekendste diplomaten in Franse dienst maakte.36

Toen François-Poncet op 21 september 1931 in Berlijn arriveerde, trof hij de

Weimarrepubliek aan in ‘graves difficultés’ van politieke en economische aard.37 De

financieel-economische crisis had Duitsland zwaar getroffen en de onder kanselier Brüning ingezette straffe bezuinigingspolitiek maakte de zaken er niet veel beter op. Onder de bevolking leefde het

gevoel, aangewakkerd door de NSDAP en andere partijen, dat het Verdrag en Versailles en de halsstarrigheid van de Geallieerden – Frankrijk voorop – de oorzaak waren van de malaise. ‘De tegenstander is, opnieuw, de Fransman’, werd François-Poncet snel na aankomst duidelijk.38 Zijn

opdracht (en persoonlijke wens) was om een verzoening na te streven tussen Frankrijk en Duitsland via economische samenwerking.39

In eerste instantie leek er reden voor voorzichtig optimisme. Hoewel Brüning de nieuwe ambassadeur met enig wantrouwen tegemoet trad40, leek er aan Duitse kant enige bereidheid te

zijn om de betrekkingen te verbeteren. Deze hoop werd snel de grond in geboord: door de

35 Vogt, Wächter, 28-30 en 147-148. 36 Bock, ‘Die Bonner Monatsberichte’, 580 37 François-Poncet, Souvenirs, 18.

38 Ibidem, 34.

39 Schäfer, Botschafter in Berlin, 66-67. 40 François-Poncet, Souvenirs, 40-1.

(17)

14

aanhoudende politieke onrust viel de regering van Brüning als snel en werd hij als kanselier vervangen door de zwakke Franz von Papen in 1932. ‘De hele wereld lacht’, stelde François-Poncet vast na de benoeming van Papen. Dit was niet de man die de republiek ging redden.41 De politieke crisis kon niet meer worden bezworen. Het laatste uur van Weimar had geslagen. Het aantreden van Adolf Hitler als kanselier op 30 januari 1933 betekende het abrupte einde van François-Poncets verzoeningsprogramma, in feite voor het goed en wel begonnen was.

Dit moment vertegenwoordigde een ‘Umbruch’ in zijn nog relatief korte verblijf in Berlijn. Hitler begon meteen met het uitvoeren van zijn ‘revolutionaire’ programma, en het Duitse volk was te geschokt om te reageren, ‘als een paard dat plotseling de grip en de sporen van zijn meester voelt’.42 Als François-Poncet eind februari 1933 op de Franse ambassade

dineert met de minister van Financiën Krosigck, komt rond negen uur een verontrustend bericht binnen: de Reichstag staat in brand. De minister slaat tot verbazing van de ambassadeur uit: ‘Gott sei Dank’. François-Poncet vermoedt een provocatie van de nazi’s, maar moet aanzien dat de brand door Hitler wordt aangegrepen om de controle van de partij op de staatsinstellingen in rap tempo uit te breiden. De ambassadeur is diep onder de indruk: de nationaalsocialisten zijn blijkbaar ‘tot alles in staat’ om hun macht uit te breiden.43

Op 8 april van hetzelfde jaar ontmoet François-Poncet de Führer voor het eerst, nadat zijn eerdere audiëntieverzoeken waren afgewezen. De Fransman is niet onder de indruk. De

‘vulgarité de ses traits’ en ‘l’insignifiance de son visage’ verklaren op geen enkele manier zijn ‘magnétisme’ bij de massa. Hitler deed bovendien ‘reservé et plutôt froid’ aan, behalve als hij in woede uitbarstte, wat in een persoonlijk gesprek eerder ‘comique’ dan angstaanjagend werkte.44

De inhoud van hun gesprek was verder onopmerkelijk, een uiteenzetting van de standpunten van beide regeringen op dat moment. De rest van zijn termijn als ambassadeur zou François-Poncet desalniettemin een goede persoonlijke relatie met Hitler proberen te onderhouden. Hij lijkt daarin uitzonderlijk goed geslaagd te zijn. Hij stond er niet alleen om bekend een van de best geïnformeerde diplomaten in Berlijn te zijn, maar ook op goede voet met de Führer te verkeren.45

De vriendschappelijke verhouding tussen de Führer en François-Poncet wekte soms ook argwaan

41 Ibidem 19-23 en 42-43; Schäfer, Botschafter in Berlin, 69-80 en 104-113. 42 François-Poncet, Souvenirs, 89-90.

43 Ibidem, 92-98. 44 Ibidem, 142-143.

(18)

15

bij vertegenwoordigers van bevriende staten.46 In een recente roman laat de auteur Robert Harris een Britse diplomaat zich hardop afvragen of de Franse ambassadeur zich wellicht aangetrokken voelde tot Hitler en het nazisme.47 Dat dit zeer onterecht was, zal later in dit hoofdstuk blijken.

1934 was voor François-Poncet ‘l’année cruciale’. Ondanks zijn relatief vriendelijke ontmoetingen met Hitler, overtuigden de bloedige Nacht van de Lange Messen en het definitieve instorten van de internationale onderhandelingen over ontwapening hem ervan dat Hitler een groot gevaar vormde. Dat wil niet zeggen dat François-Poncet vanaf dit moment een confrontatie met Duitsland als onvermijdelijk beschouwde, maar met wijsheid achteraf stelde hij dat de vrede nu ‘nog slechts uitgestelde oorlog’ was.48 De verhoudingen tussen Frankrijk en Duitsland waren

dusdanig verslechterd dat het ambt van ambassadeur inhoudelijk werd uitgehold. Natuurlijk bleef François-Poncet Parijs berichten over zijn indrukken van de intenties van het NSDAP-regime en ontmoette hij Hitler regelmatig, maar van onderhandelingen over financieel-economische kwesties of ontwapening kwam het niet meer. In zijn memoires luidt de titel van het (korte) hoofdstuk over de jaren 1936-1937 dan ook ‘Jeux, fêtes, visites…’. Er was voor de diplomaat niet veel meer te bereiken.49

Een laatste moment van diplomatieke opwinding – en een van de laatste optredens van François-Poncet als ambassadeur in Duitsland – was de conferentie van München in september 1938. Als Frans ambassadeur ter plekke nam hij vanzelfsprekend deel aan de conferentie, maar was slechts af en toe betrokken bij de gesprekken tussen de regeringsleiders. Na afloop ‘deelde [hij] niet in het optimisme’ van veel andere deelnemers.50 Moegestreden door ‘l’insecurité et

l’inquietude’ van het leven onder het nazi-regime – zelfs als diplomaat – en de ‘tension d’esprit’ die ermee gepaard ging, vertrok François-Poncet uit Berlijn om ambassadeur te Rome te worden. Niet in de laatste plaats omdat hij geloofde dat hij bij Mussolini een grotere kans had gehoord te worden dan bij Hitler en zo een laatste poging kon doen de vrede in Europa te helpen

behouden.51

46 François-Poncet, Souvenirs, 8-9 en 347-349.

47 Robert Harris, Munich (Londen 2017). Harris baseert zich op diplomatieke archieven, maar de Britse diplomaat in

kwestie is fictief.

48 François-Poncet, Souvenirs, 180-181. 49 Ibidem, 262-283.

50 Ibidem, 331-338; Schäfer, Botschafter in Berlin, 309-311. 51 Ibidem, 339-341.

(19)

16

Het liep uit op een mislukking. Ondanks zijn beste diplomatieke inspanningen kreeg François-Poncet geen voet aan de grond bij Mussolini of andere leden van het Italiaanse regime. Toen Frankrijk en Duitsland in oorlog raakten – minder dan een jaar nadat hij vanuit Berlijn was gearriveerd – bleef Italië neutraal tot het zich uiteindelijk bij de Duitsers aansloot toen de Franse nederlaag nabij was. François-Poncet keerde noodgedwongen terug naar Frankrijk waar hij in Grenoble neerstreek, in het vooralsnog door Vichy bestuurde en dus onbezette deel van het land. Zijn tijd in Rome was voor François-Poncet daarom vooral een collectie ‘onaangename

herinneringen’.52

Gevangenschap en terugkeer

Zijn terugkeer naar Duitsland zou onder nog onaangenamer omstandigheden verlopen. Nadat hij in 1940 in eerste instantie – naar eigen zeggen weinig enthousiast – een bescheiden adviesrol had bij de regering van maarschalk Pétain, trok François-Poncet zich al snel zoveel mogelijk terug uit de publieke sfeer. Op 27 augustus 1943 werd hij echter in zijn eigen huis gearresteerd door de Gestapo, nadat het laatste deel van Frankrijk (inclusief Grenoble) door de Duitsers was bezet. Zelf vermoedde François-Poncet dat hij in het vizier van de geheime dienst was gekomen nadat men de diplomatieke archieven in Parijs had doorgespit en zijn anti-nazistische berichten had gevonden. Nu hij zich in bezet gebied bevond, kon hij daadwerkelijk worden opgepakt. De eerste zin die de arresterende SS-officier tegen hem sprak was dan ook: ‘Sind Sie der Botschafter François-Poncet? [cursivering RH]’.53

Na een paar dagen in Frankrijk vastgehouden te zijn, werd ‘der Botschafter’ begin september vervoerd naar Schloss Itter in de Oostenrijkse Alpen. Hier trof hij verschillende andere Franse prominenten aan die eveneens gevangen waren gezet. Onder hen waren de oud-premiers Paul Reynaud en Édouard Daladier evenals de opperbevelhebber ten tijde van de

invasie van 1940, Maurice Gamelin.54 Na een kleine drie maanden kwam er alweer een einde aan

François-Poncets verblijf in Itter. Eind november 1943 werd hij per auto verplaatst naar het

52 André François-Poncet, ‘Achtzehn Monate bei Mussolini’ in: –, Politische Reden und Aufsätze (Mainz en Berlijn

1949) 49-91.

53 François-Poncet, Carnets, 15-18; –, Souvenirs, 12.

54 François-Poncet, Carnets, 29-81, zie voor politieke discussies tussen de deze mannen bijvoorbeeld 38-39 en

(20)

17

Hotel Ifen op de voormalige (en huidige) Duits-Oostenrijkse grens. Hier zou hij de rest van de oorlog doorbrengen, in het gezelschap van allerlei (relatief) prominente figuren uit heel Europa. Deels zijn het gasten van het nazi-regime, deels gevangenen of gijzelaars zoals François-Poncet, hoewel ook zij in het jargon van de SS officieel als ‘eregasten’ werden aangeduid. Geen van hen waren leden van de vooroorlogse Franse elite, zoals in Schloss Itter.

Hoewel hij genoeg interessante gesprekken zou voeren in de anderhalf jaar die hij in Ifen zou doorbrengen, was François-Poncet nu afgesloten van alle discussies over de politieke

toekomst van zijn land. Hij zou zich vooral bezighouden met literatuur en andere intellectuele vingeroefeningen. Ook het dagelijks leven in het hotel nam steeds meer tijd in beslag, zeker naarmate in de loop der tijd een soort gemeenschap ontstond die samen discussieerde, wandelde en feestdagen vierde. Met de niet-gevangenen ging François-Poncet weinig om. De enige beschikbare nieuwsbron was de Duitse radio, waar de gasten uit propagandaberichten moesten zien te destilleren hoe de oorlog verliep. Zo kropen de maanden en jaren langzaam voorbij. Uiteindelijk zou het hotel pas in mei 1945 bevrijd worden door Franse troepen.55

Maar eenmaal teruggekeerd in Frankrijk wachtte François-Poncet geen warm onthaal. Hij werd een aantal jaar ‘kaltgestellt’ door de nieuwe regering. Dit had waarschijnlijk te maken met zijn (zijdelingse) betrokkenheid bij het regime van Pétain, hoewel zijn ambassadeurschap en gevangenschap toch duidelijk hadden gemaakt dat hij geen nazi-sympathisant was. Hoe dan ook, tot december 1948 bekleedde François-Poncet voor het eerst sinds de Eerste Wereldoorlog geen functie in het overheidsapparaat. Dit betekende wel dat hij tijd overhield om te schrijven. Het was in deze jaren dat hij zijn memoires en De Versailles à Potsdam publiceerde en ook weer volop artikelen schreef voor allerlei publicaties, Le Figaro in het bijzonder. Ook nam hij deel aan het Europese Congres in Den Haag, een maatschappelijke initiatief dat de Europese integratie moest bevorderen.56

In 1948 werd hij echter door de regering gevraagd op ‘missie’ te gaan in de Franse bezettingszone om het militaire bestuur te helpen bij de (economische) beleidsvorming. In december werd hij officieel als ‘diplomatiek adviseur’ in dienst genomen. Zo keerde François-Poncet als eminence grise toch weer terug in overheidsdienst en zou hij binnen een aantal

55 Ibidem, passim, zie voor literatuurkritiek bijvoorbeeld 198-203 over Shakespeare en 274-283 over Tocqueville. 56 François-Poncet, ‘Ansprache gelegentlich der Historikertagung in Speyer am 22. März 1949’ in: –, Politische

(21)

18

maanden zelfs de belangrijkste functie van zijn carrière krijgen.57 Maar welke ideeën over politiek, cultuur en Duitsland had hij in de loop van zijn leven gevormd?

B. Op de grens van het Avondland

Politieke opvattingen en het beroep van diplomaat

Als commentator, politicus en diplomaat zag André François-Poncet zichzelf in de eerste plaats als een ‘tegenstander van de mateloosheid’. Politiek gezien was hij een liberaal, religieus een katholiek, maar behoorde bij beide niet tot de extreme of fanatieke vleugel.58 Ook François-Poncets geloof in de massademocratie kan niet absoluut worden genoemd. Het volk was immers ‘onberekenbaar, wispelturig, temperamentvol’ en makkelijk op te hitsen met leuzen en

vooroordelen.59 Het was daarom aan de leidende klasse, de elite, om de ‘opvoeding’ van het volk te verzorgen en diens ‘passies onder de duim te houden’. De taak van de staatsman was het om vanuit een positie van autoriteit het algemeen belang te dienen.60

De opdracht van de diplomaat was volgens François-Poncet vergelijkbaar. Natuurlijk moest hij de kunst verstaan om altijd beleefd te blijven en deel te nemen aan het sociale leven als vertegenwoordiger van zijn land. Maar hij moest meer zijn dan een ‘briefdrager’ van zijn

regering, namelijk een ‘persoonlijke bemiddelaar’ die zijn instructies ruim mag interpreteren als hem dat de juiste beslissing leek. Hij moet principieel ‘een vredesstichter, geen oorlogshitser’ zijn, een eerlijk man die niet ‘de stof snijdt’, maar wel probeert te voorkomen dat die scheurt of, in het uiterste geval, de boel weer ‘aan elkaar naait’. De invloed die hij kan verwerven, zowel bij zijn eigen regering als bij welke hij geposteerd is, is kortom uiteindelijk afhankelijk van zijn eigen ‘intellectuele en morele waarde’, die een zeker natuurlijk talent vereist. ‘De diplomatie is een kunst (…) die zich – zoals elke kunst – niet in receptvorm laat vatten. De een is het gegeven, de ander ontzegd.’61

57 Vogt, Wächter, 28; Privé-papieren AFP, 462 AP/26. 58 François-Poncet, Politisches Tagebuch, 11.

59 Ibidem, 289.

60 Ibidem, 24-27; François-Poncet, Zu Deutschen, 18.

(22)

19

Voor een praktisch ingesteld persoon als een diplomaat was het dus beter niet al te ideologische opvattingen te hebben die een pragmatische houding alleen maar in de weg zouden staan. Het liberalisme dat François-Poncet aanhing, was in zijn definitie ook niet zozeer een politiek programma gebaseerd op maximale individuele vrijheid, maar eerder een levenshouding van vrijdenken en tolerantie ten opzichte van andersdenkenden. In de praktijk beperkte deze tolerantie zich echter wel tot degenen die de maatschappelijke status quo min of meer accepteerden: revolutionaire bewegingen als fascisme en communisme moesten worden bestreden. Bovenal was het zaak ‘in alles maat te houden’.62 Misschien is François-Poncet dus

beter te omschrijven als een gematigd conservatief. In één opzicht was hij echter wel voorvechter van ideeën die radicaal genoemd mogen worden: Europa.

Vanaf het begin van zijn carrière was François-Poncet betrokken bij plannen die Europese samenwerking, en in het bijzonder samenwerking met Duitsland, dichterbij moesten brengen. Zo schreef hij tijdens de Conferentie van Genua (1922) mee aan een plan voor de wederopbouw van Europa, die de economische kracht van Duitsland aan de rest van Europa ten goede zou laten komen.63 Zoals boven beschreven was zijn aanstelling als ambassadeur in

Berlijn ook bedoeld als aanzet tot verbetering van de Frans-Duitse betrekkingen, hetgeen door de opkomst van de nazi’s onmogelijk werd. En in zijn korte periode als ambteloos burger na de Tweede Wereldoorlog zette François-Poncet zich publiekelijk in voor de Europese zaak. Zo zei hij op het Europese Congres in Den Haag: ‘Dit gecompliceerde, ouderwetse en achterhaalde Europa moet vereenvoudigd, aaneengesloten en gefedereerd worden.’64 Veel later, na zijn tijd als

Hoge Commissaris, zou hij de Frans-Duitse verzoening prijzen als iets dat hij uit een ‘diepe, langjarige overtuiging’ ‘altijd gewenst, maar vaak voor onmogelijk gehouden’ had.65

Deutschlandbild

François-Poncets band met Duitsland en zijn streven naar een betere relatie tussen de Rijnburen had zijn oorsprong in de eerste jaren van de twintigste eeuw. Het land dat François-Poncet toen

62 François-Poncet, Politisches Tagebuch, 89-92.

63 Schäfer, Botschafter in Berlin, 40-42; Berger, François-Poncet, 110. 64 François-Poncet, Politische Reden, 158.

65 François-Poncet, Politisches Tagebuch, 12-13; François-Poncet, voorwoord bij Duitse editie De Versailles à

(23)

20

bij zijn eerste bezoeken leerde kennen, had in zijn ogen een gespleten ziel. Het was aan de ene kant het land van Goethe, van Dichter und Denker, aan de andere kant dat van Wilhelm II. Het Westerse culturele hart van Duitsland werd overheerst door het strenge Pruisen, dat zijn wortels in het Oosten had. Hoewel François-Poncets opvattingen door de jaren heen evolueerden, bleef deze fundamentele voorstelling van Duitsland altijd overeind.66 Dit gespleten beeld van

Duitsland was niet ongebruikelijk in de Franse regeringselite, maar François-Poncet kon dit door zijn jarenlange ervaring in en met het land beter onderbouwen dan wie dan ook. Bovendien heeft hij zijn gedachten over dit onderwerp vaak en uitgebreid onder woorden gebracht, zowel

mondeling als op schrift.

Het contrast tussen deze ‘deux Allemagnes’67 in het denken van François-Poncet draait

om twee gerelateerde aspecten. Het eerste en belangrijkste was het verschil in maatschappelijke cultuur. François-Poncet verwierp het idee dat Duitsland of het Duitse volk als geheel een militair karakter zou hebben. De ‘Volksseele’ en ‘Gedankenstaat’ worden juist gevormd door Goethe en Schiller, de Verlichtingsdenkers en de kleine deugden van de gewone man. De

‘Militärgeist’ daarentegen is een product van de Pruisische heersende klasse, voor wie (militaire) macht en discipline voorop staan.68 In deze cultuur was gehoorzaamheid ‘een deugd, of zelfs een plezier’.69 Het Pruisische Duitsland leed bovendien aan twee ziektes: achtervolgings- en

grootheidswaanzin. Het wilde Europa domineren, desnoods met militaire middelen, maar voelde zich ook altijd omcirkeld door vijanden die het niets gunden. Daarom keerde het zich meer en meer verbitterd naar binnen, afgezonderd van de rest van Europa.70 François-Poncet trok uit zijn eerste ervaringen in het keizerlijke Duitsland de treurige conclusie dat de Pruisische geest de overhand had.

Het tweede aspect van de tegenstelling tussen Oost en West binnen Duitsland is verbonden met deze cultuurverschillen, maar is iets neveliger van aard. Het gaat hier om François-Poncets voorstelling van de Europese beschaving en de rol van religie. Het idee van ‘het Avondland’ is een onmisbaar onderdeel van zijn politieke filosofie, waar hij regelmatig op terugkwam in zijn publieke uitingen. In deze middeleeuws getinte beschavingsopvatting stonden

66 Bock, ‘Die Bonner Monatsberichte’, 587-588.

67 Deze term muntte François-Poncet zelf in 1914. Zie Messemer, ‘François-Poncet’, 508. 68 Bock, ‘Die Bonner Monatsberichte’, 587-588; Messemer, ‘François-Poncet’, 508. 69 François-Poncet, De Versailles, 298.

(24)

21

het katholicisme en de erfenis van het Romeinse Rijk centraal en lag de kern van de ‘christelijk-humanistische beschaving’ dus in de ‘Westerse naties’.71 Het protestantse Pruisen, wiens

oorspronkelijke kerngebieden diep in Oost-Europa lagen, was in François-Poncets conceptie geen onderdeel van deze beschaving, maar het grotendeels katholieke culturele hartland van Duitsland wel. Deze Duitsers vormden samen met de Fransen immers ‘de beide twijgen van de stam der Franken’.72 De grens van de Westerse, ‘Avondlandse’ beschaving liep dus door Duitsland. En de oostelijke overheersing van het westelijk deel maakte volledige aansluiting bij het Westen onmogelijk.

Dezelfde afkeer tegen Pruisen komt ook naar voren uit François-Poncets opvattingen over het Derde Rijk. Keer op keer beklemtoonde hij dat grote delen van het nazisme hun

oorsprong hadden in de Pruisische traditie. Zo was het de oude, keizerlijke, Pruisische elite onder aanvoering van Kurt von Schleicher die Hitler aan de macht bracht in 1933. Hitler was

uiteindelijk dus een ‘créature’ van de militaire traditie. 73 En ook de Duitse bevolking was ten

prooi gevallen aan de Pruisische geest: ‘[Hitler] was (…) de belichaming van de eerzucht, de intrige, de haat, de Sehnsucht, de oude dromen, de diepe verlangens, de eeuwenoude

vooroordelen van miljoenen Duitsers.’ Het nazisme was geen oorzaak, maar gevolg, niet de ‘stem’, maar de ‘echo’.74 De Hitleriaanse verleiding was de tragische consequentie van het ‘nooit

voldane’ karakter dat de Duitsers eigen was.75 Nooit gebruikte François-Poncet hardere woorden

over Duitsland dan wanneer hij over het nazisme sprak. Het representeerde de overwinning van de Pruisische ‘boches’ over de beschaafde Duitsers. Waar hij zich over het algemeen gedurende zijn hele leven voor begrip en verzoening inzette, kon hij geen enkel begrip opbrengen voor de periode 1933-1945. Het feit dat François-Poncet het nazisme jarenlang van dichtbij had

meegemaakt zal aan deze onverzoenlijkheid hebben bijgedragen. ‘Zijn’ Duitsers hadden zichzelf en Europa in de afgrond gestort.76

71 François-Poncet, Politische Reden, 130; François-Poncet, Zu Deutschen gesprochen (München 1958) 9-10. 72 François-Poncet, Zu Deutschen, 50-51.

73 François-Poncet, Souvenirs, 44-47 en 87-88. 74 François-Poncet, Politische Reden, 45. 75 François-Poncet, Souvenirs, 237.

(25)

22

François-Poncet en het ‘Duitse probleem’

Zijn leven lang hield François-Poncet zich bezig met het ‘Duitse probleem’, dat vooral voor Frankrijk van existentieel belang was. In De Versailles à Potsdam (ondertitel: La France et le

problème allemand contemporain) stelde hij al dat ‘het Duitse probleem voor Frankrijk al zo oud

is als Frankrijk zelf’.77 Maar het was uiteraard in een stroomversnelling geraakt na 1870, zoals

gezegd een van de redenen waarom François-Poncet ooit door zijn vader op het Duitse pad was gezet. Afgezien van zijn genoemde deelname aan de conferentie van Genua werkte hij in het interbellum regelmatig mee aan plannen om de Frans-Duitse spanningen op vreedzame wijze op te lossen. Kort gezegd kwam het erop neer dat François-Poncet door (economische)

samenwerking een betere relatie tussen Frankrijk en Duitsland tot stand hoopte te brengen. Dat wil niet zeggen dat hij er voorstander van was koste wat het kost compromissen te sluiten. Periodes dat hij harde of zachte politiek bepleitte, wisselden elkaar af.78 Maar samenvattend kan gesteld worden dat François-Poncet nog voor het begin van zijn publieke carrière voor zichzelf had uitgemaakt dat het ‘Widersinn’ was voor Frankrijk en Duitsland om rivalen in plaats van bondgenoten te zijn en hier tijdens zijn carrière in politiek en diplomatie altijd naar gehandeld heeft.79 Ook zijn ervaringen met het nazisme, en zijn verharde opinie over de mentaliteit van de Duitsers die eruit voortkwam, brachten hem niet van dit streven af.

Na de Tweede Wereldoorlog nam François-Poncet in eerste instantie echter wel een scherpere positie in ten opzichte van le problème allemand. Duitsland mocht absoluut geen eenheidsstaat worden, want daarmee ‘bezegelt men het werk van de nazi’s’. De terugkeer van de Bismarckse bondsstaat zou ook niet moeten worden toegestaan: deze staatsvorm had de giftige Duitse ambities immers ook niet kunnen beteugelen. Beter zou het zijn het Duitse grondgebied in ‘drie of vier grote staten’ te verdelen, wellicht op los confederatieve basis. Bovendien zou het noodzakelijk zijn de nieuwe Duitse staat of staten ‘te bewaken, alert te observeren [en] een grondige controle uit te oefenen’ om een nieuwe uitbarsting van nationalisme en geweld te

77 François-Poncet, De Versailles, 8-9.

78 Voor de periode vlak voor en tijdens zijn ambassadeurschap zie Schäfer. Voor François-Poncets werk tussen 1918

en 1931 is zoals gezegd helaas nog geen detailwerk verschenen, afgezien van het beknopte overzicht van Messemer.

(26)

23

voorkomen. François-Poncet zou zijn zin krijgen, tot op zekere hoogte in ieder geval. En hij zou zelfs persoonlijk een grote rol mogen spelen bij deze ‘bewaking’ van de Duitsers.80

Ook François-Poncets ideeën over de bedreigde Europese beschaving kregen na 1945 een nieuwe impuls. De ultieme bedreiging voor het christelijke Avondland kwam nu immers niet meer uit Pruisen, maar nog verder uit het Oosten: de communistische Sovjet-Unie. Als Pruisen net over de grens van de Westerse beschaving lag, lag Rusland ver over de horizon. Het is niet te ontkennen dat deze aversie ook een racistische, of op zijn minst ‘volkenkundige’ ondertoon had. Uit de literatuur van Dostojewski destilleerde François-Poncet het beeld van een volk dat aan een ‘collectieve stoornis’ leidde, een ‘algemene ziekte’, die het vatbaar zou maken voor het

bolsjewisme.81 Ook Marx zou de agressieve ‘volksaard’ van de Russen al in de negentiende eeuw hebben ingezien.82 ‘Ontkomen aan de Germaanse Charybdis, geraken we steeds meer in de val van de Moskovitische Skylla’, schreef hij vertwijfeld in 1944.83 De ‘agressie van de Slaven’ moest nu prioriteit nummer één zijn, aldus François-Poncet. De aaneensluiting van het Westen was nooit noodzakelijker geweest dan dit moment. En het was de Franse plicht die te

bewerkstelligen. François-Poncet nam voorzag op dit moment dus al de confrontatie van de Koude Oorlog en concludeerde dat Frankrijk zich aan de zijde van het Westen zou moeten scharen. Het zou na de oorlog nog een aantal jaar duren voordat de Franse regering hier ook van overtuigd zou raken, zoals uit het volgende hoofdstuk zal blijken.84

François-Poncets kernideeën over politiek en diplomatie, Duitsland en Frankrijk en boven alles de dreiging uit het Oosten zouden een belangrijke rol spelen tijdens zijn periode als Hoge Commissaris in de Bondsrepubliek. Maar voordat het zover was, zou er nog flink wat water door de Rijn stromen. Duitsland was na de capitulatie bezet en verdeeld onder de Geallieerden. Hoe het nu verder moest met Duitsland en Europa en welke rol Frankrijk hierin zou gaan spelen, zou in de volgende jaren moeten blijken. De ontwikkelingen in de

internationale betrekkingen met betrekking tot Duitsland komen in het volgende hoofdstuk aan de orde.

80 François-Poncet, De Versailles, 279-282. 81 François-Poncet, Carnets, 150-153.

82 François-Poncet, Politisches Tagebuch, 208-211. 83 Ibidem, 244-245.

(27)

24

2. Geboorte van een ‘Notgebilde’: van capitulatie naar Bondsrepubliek,

1945-1949

Toen de Geallieerden in 1945 het gezag over Duitsland op zich namen was e oprichting van de Bondsrepubliek vier jaar later verre van een vaststaand gegeven. De onvoorwaardelijke overgave van het nazi-regime betekende dat de vier machten (de VS, Groot-Brittannië, Sovjet-Unie en uiteindelijk ook Frankrijk) volledig beschikten over het lot van Duitsland. Ondanks het aanzienlijke gebiedsverlies omvatte het grondgebied van de latere BRD en DDR nog altijd ongeveer 360.000 vierkante kilometer en 70 miljoen mensen. Het demografische en industriële potentieel van dit gebied in het hart van Europa was voor alle partijen duidelijk. Hoe kon

Duitsland worden herbouwd zonder dat het opnieuw een militaire dreiging zou worden? Dit was de kern van het ‘Duitse probleem’ en daarmee de centrale vraag in de eerste naoorlogse jaren.85

De politieke realiteit van de Koude Oorlog zou een West-Duitse staat uiteindelijk onvermijdelijk maken, maar de weg ernaartoe zat vol kuilen en bochten.

A. De Koude Oorlog en het ‘Duitse probleem’

De grondslag voor alles wat zich in Duitsland zou afspelen in de bezettingsjaren – en technisch gezien tot de hereniging in 1990 – was de conferentie van Potsdam. Hoewel de officiële

overeenkomst de bezette gebieden (minus Oostenrijk) als eenheid leek te behandelen, begrepen de vier machten impliciet dat ze hun gang konden gaan in hun eigen bezettingszone. De facto werd het Duitse grondgebied dus al in 1945 opgedeeld tussen Oost en West, hoewel het westelijk deel uiteraard ook nog in een Amerikaans, Brits en Frans deel uiteenviel. Marc Trachtenberg stelt dat dit voor de Amerikaans regering in principe weliswaar niet de ideale optie, maar niettemin acceptabel was. Een verdeeld Duitsland zou immer zwak zijn en (belangrijker) de Sovjets zouden zich niet kunnen bemoeien met de westelijke zones, terwijl zij zich sowieso niets van Westers commentaar op de Oostzone zouden hebben aangetrokken.86

Frankrijk werd niet uitgenodigd in Potsdam – een vernedering voor een land dat zich tot grootmacht rekende – maar mocht uiteindelijk wel als gelijkberechtigde tot het akkoord

85 Trachtenberg, Constructed peace, vi-xi. 86 Ibidem, 15-33.

(28)

25

toetreden. In de jaren die volgden was het staand beleid van aanvankelijk de interim-regering onder leiding van Charles de Gaulle en vervolgens de eerste regeringen van de nieuwe Vierde Republiek om alle pogingen tot het oprichten van een centraal Duits bestuur te blokkeren. De Gaulle had voorgesteld – zoals oorspronkelijk ook François-Poncet – van Bismarcks federale

Reich weer een losse statenbond te maken, zoals het in de negentiende eeuw was geweest.

Bovendien zou het Rijnland de optie moeten krijgen onafhankelijk te worden, zou de kolen- en ertsrijke Saar (economisch) bij Frankrijk worden aangesloten en zou de Duitse economie onder controle van de bezettingsmachten moeten blijven staan. Ernst Weisenfeld heeft terecht

vastgesteld dat deze plannen het karakter van een ‘Strafaktion’ hadden. De typering van deze jaren door Jacques Bariéty als de ‘tijd van wantrouwen’ tussen de Fransen en Duitsers lijkt daarom gerechtvaardigd.87

De VS en Groot-Brittannië ging dit soort plannen veel te ver, hoewel de Amerikanen tijdens de oorlog in het zogenaamde Morgenthau-plan nog draconischer maatregelen hadden overwogen. De Angelsaksische positie was nu juist dat het economisch herstel van Duitsland van prioriteit moest krijgen. En daarvoor waren geen strafmaatregelen nodig, maar juist liberalisering van de handel en financiële hulp. Van de Franse plannen kwam hoe dan ook weinig terecht en dus bleef de Franse vertegenwoordigers in de Geallieerde Controleraad (in theorie het

bestuursorgaan voor Duitsland als eenheid) weinig anders over dan obstructie van Amerikaanse en Britse voorstellen voor centralisatie. De Fransen namen op deze manier een onafhankelijke positie in tussen de Sovjet-Unie en de VS en het VK. Het standpunt van François-Poncet uit 1944 dat de Sovjet-Unie voor het Westen de grootste en relevantste bedreiging vormde, was dus nog niet doorgedrongen tot de Franse regering. Deze was bereid de Koude Oorlog te negeren omwille van haar eigen koers in de Duitslandpolitiek.

Gefrustreerd door de Franse (en Russische) blokkades van gemeenschappelijk

economisch beleid voor Duitsland, kozen de VS en Groot-Brittannië de vlucht naar voren door hun zones per januari 1947 te fuseren tot de zogenaamde Bizone. De onoprechte belofte van het Verdrag van Potsdam, dat immers theoretisch het viermachtenbestuur regelde en een verenigd Duitsland in het vooruitzicht stelde, kwam nu aan de oppervlakte. De weg vooruit liep nu

87 Ernst Weisenfeld, Welches Deutschland soll es sein? Frankreich und die deutsche Einheit seit 1945 (München

1986) 22-28; Raymond Poidevin en Jacques Bariéty, Frankreich und Deutschland. Die Geschichte ihrer

(29)

26

duidelijk naar een West-Duitse staat, maar alles hing af van de positie van Frankrijk: zou het akkoord kunnen gaan met een centraal Duits bestuur mits het slechts een westelijke rompstaat betrof?88

De Franse bezettingszone

Het was de Fransen na 1945 snel duidelijk geworden dat de Britten en Amerikanen niet akkoord zouden gaan met hun strenge voorstellen voor Duitsland. Dat nam niet weg dat het Frankrijk vrij stond een hard beleid te voeren in zijn eigen

bezettingszone, die ongeveer de huidige

Bundesländer Saarland, Rheinland-Pfalz

en de helft van Baden-Württemberg omvatte. De leiding van de zone werd toegewezen aan Pierre Koenig, een generaal die zich al in 1940 bij De Gaulle had aangesloten en dus – in tegenstelling tot vele anderen binnen het

overheidsapparaat, inclusief André François-Poncet – niet besmet was door

associatie met Vichy. Hoofddoel van de bezetting was van begin af aan economische exploitatie ten behoeve van het moederland. Daarnaast maakte men werk van het ontmantelen van delen van de Duitse industrie. Deze vormde immers ofwel de basis van de oorlogsindustrie of een

concurrent van de Franse industrie. Bruikbare materialen werden naar Frankrijk gestuurd. In tegenstelling tot de jaren na de Eerste Wereldoorlog kon Frankrijk op deze manier dus zijn geëiste herstelbetalingen (réparations) direct uit Duitsland halen.89

88 Ibidem, 41-65; John Lewis Gaddis, We now know. Rethinking Cold War history (Oxford 1997), 114-119;

Gillingham, Rebirth of Europe, 100-120.

89 Willis, New Europe, 32-38.

(30)

27

Maar de economische exploitatie had ook niet-destructieve kanten. De land- en mijnbouw werden zo snel mogelijk weer opgestart en ook de infrastructuur kreeg prioriteit bij de

wederopbouw. De behoeftes van de Franse economie waren in deze gevallen echter ook leidend: er was in Frankrijk een groot tekort aan kolen en de Duitse landbouw was vooral gericht op de export, die harde valuta zou opleveren. De Duitse bevolking leed onder deze politiek en werd bovendien gedwongen de kosten van de bezetting op te hoesten. Ook werd het Saarland

onttrokken aan de zone en een min of meer onafhankelijke positie gegeven. Het idee hierachter was dit kolenrijke gebied van Duitsland af te scheiden en economisch bij Frankrijk aan te sluiten zonder het expliciet te annexeren. Deze politiek zou nog jaren een zware hypotheek leggen op de Frans-Duitse betrekkingen. Koenig werd vanuit Frankrijk bekritiseerd omdat hij ‘onvoldoende’ uit Duitsland zou halen, maar al met al concludeert Roy Willis dat de zone voor Frankrijk tussen 1945 en 1949 ‘an economic boon’ was en zo een wezenlijke bijdrage leverde aan de

wederopbouw van het moederland.90

Frankrijk kiest partij

Intussen was de politieke situatie in Parijs in beweging gekomen. In de directe naoorlogse periode had Frankrijk aanvankelijk niet expliciet partij gekozen in nieuwe tegenstelling tussen Oost en West. Men accepteerde weliswaar (financiële) hulp van de VS, maar de onenigheid over Duitsland en de deelname van de electoraal sterke communisten aan de eerste regering van de Vierde Republiek maakten een ondubbelzinnig bondgenootschap met de Amerikanen moeilijk. Dat veranderde, stelt Irvin Wall, in het ‘année terrible’ 1947. De omslag in het Franse denken had meerdere oorzaken, maar de belangrijkste was zonder twijfel economisch van aard. De Franse economie stond er begin 1947 – ondanks hetgeen er uit de bezettingszone binnenkwam – dramatisch voor. Er dreigde een acuut tekort aan graan en aan dollars om de import (van onder andere tarwe) te financieren.

Frankrijk had bovendien nog veel meer financiële en materiële steun nodig om de snel escalerende koloniale oorlog in Indochina te financieren. De enige bron van zowel grote

hoeveelheden graan als dollars was, vanzelfsprekend, de VS. In juni 1947 lanceerde Minister van Buitenlandse Zaken George Marshall zijn befaamde plan voor het soort grootschalige financiële

90 Ibidem, 38-40.

(31)

28

hulp aan Europa dat Frankrijk voor de ondergang zou kunnen behoeden. Centraal in het plan stond echter de economische wederopbouw van West-Duitsland, die de Amerikanen als onmisbaar zagen voor de herleving van heel (West-)Europa.91

Dit was een dilemma voor het Franse kabinet onder socialist Paul Ramadier, het eerste van de Vierde Republiek. Om aanspraak te maken op de Amerikaanse hulp zou de regering haar bezwaren in Duitsland moeten laten varen en zich expliciet in het westelijke, Amerikaanse kamp moeten scharen. Twee ontwikkelingen maakten deze beslissing – die vanwege de hoge

economische nood waarschijnlijk al onvermijdelijk was – eenvoudiger. In maart deed de Franse regering een laatste poging haar plannen voor Duitsland door te drukken op een

viermachtenconferentie in Moskou. Met steun van de Sovjet-Unie zou Frankrijk de weg naar een centrale West-Duitse staat misschien alsnog kunnen blokkeren.92 Maar de Russen, bij monde van minister Molotov, weigerden de eisen van Georges Bidault, zijn Franse evenknie, te

ondersteunen. Hierop werden de communisten, die de lijn van Moskou trouw volgden, uit de Franse regering gegooid. De Franse regeringselite zag in dat de beste optie nu was de VS bij Europa te betrekken en het Duitslandbeleid zo goed mogelijk te sturen in overleg met de twee andere westelijke machten.93

Het lijkt op basis van het voorgaande eenvoudig te concluderen dat Frankrijk door omstandigheden gedwongen werd zijn bezwaren te laten varen en deel uit te gaan maken van het Amerikaanse blok. En dat de geopolitieke balans voor Parijs van het beleid van de eerste

naoorlogse jaren dus weliswaar ‘zeer mager’, maar niettemin acceptabel was vanwege de slechte economische situatie en het gebrek aan medestanders inzake het Duitslandbeleid.94 Maar in de historiografie duikt ook een andere interpretatie op. Zo stelt John Lewis Gaddis dat de VS eerder ‘meegaand’ waren ten opzichte van hun Europese bondgenoten, Frankrijk voorop. De inbedding van de VS in een Europees veiligheidssysteem is in dit perspectief een overwinning voor

Frankrijk en de oprichting van een West-Duitse staat een acceptabele concessie. Het Franse initiatief in de naoorlogse periode moet dus ook in acht worden genomen.95

91 Gillingham, Rebirth of Europe, 115-120; Wall, Postwar France, 61-64; Trachtenberg, Reconstructed peace,

62-65.

92 Wall, Postwar France, 63-70.

93 Wall, Postwar France, 71-95; Lappenküper, Beziehungen, 41-43; Trachtenberg, Reconstructed peace, 66-78. 94 Lappenküper, Beziehungen, 47-48.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Gebieden met minimaal 1.000 inwoners worden gedefinieerd als kwetsbare wijk binnen la politique de la ville wanneer meer dan de helft van de huishou- dens een inkomen heeft onder

Overig (bv.. binnen 12 maanden na voltooiing zijn uitverkocht. Sommige appartementen worden vervolgens te huur aangeboden, gewoonlijk door particuliere investeerders. Verder worden

In het eerste deel van deze studie geven wij vervolgens cen overzicht van ideeen over drie alomvattende thcma's die het ICT-recht in de breedte doorsnijden: de vraag of voor

In deze studie is om te beginnen het thans bestaande verdragsrechtelijke kader voor de strafrechtelijke rechtshulpverlening tussen Nederland, België, Duitsland en

Op het vlak van de inrichting van de justitiële organisatie met het oog op het ver- lenen van wederzijdse rechtshulp dient enerzijds te worden gewezen op de speci- alisatie binnen

Vier van de zes hypothesen worden aangenomen, zodoende kan er worden gesteld dat er wel degelijk een verband aanwezig is tussen de dimensies van Hofstede, de

Op het vlak van de inrichting van de justitiële organisatie met het oog op het ver- lenen van wederzijdse rechtshulp dient enerzijds te worden gewezen op de speci- alisatie binnen

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of